KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Landschap
Artikel 6 Bedrijf
Artikel 7 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde Hoog
Artikel 10 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde Middelhoog
Artikel 11 Waterstaat - Waterbergingsgebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Algemene Procedureregels
Artikel 17 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 19 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 20 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor De Planherziening
1.2 Werkwijze
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Hoofdstuk 2 Uitspraak Raad Van State
2.1 Algemeen
2.2 Locatie Aalpolsweg 36a
2.3 Locatie Lijerweerdsdijk 20
2.4 Locatie Wildweg 107 En 109
2.5 Locatie Keizersdijk 101 En 103
Hoofdstuk 3 Planverbeteringen
3.1 Svbp2012
Hoofdstuk 4 Juridische Opzet
4.1 Herziene Onderdelen
Hoofdstuk 5 De Procedure
5.1 De Te Volgen Procedure
5.2 Zienswijzen

Reparatieplan Buitengebied Rijssen-Holten

Bestemmingsplan - Gemeente Rijssen-Holten

Vastgesteld op 24-04-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van gronden.

1.2 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.3 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde

1.4 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.5 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.6 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.7 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.8 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.9 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de reels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebeouwing is toegelaten.

1.10 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.11 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.12 gebouw

Elk gebouw, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.13 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.14 kweekkas

Elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic, zeil, katoen, glas of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient voor teeltondersteuning voor bijvoorbeeld boom- of sierkweekteelt; dit om ter plekke permanent te functioneren

1.15 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.16 tunnelkas

Elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic, zeil, katoen, glas of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient voor teeltondersteuning voor bijvoorbeeld boom- of sierkweekteelt; dit om ter plekke tijdelijk of seizoensgebonden te functioneren

1.17 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf niet zijnde opslag van veevoer, mest en agrarische producten met dien verstande dat dit niet geldt voor opslag binnen 50 m vanaf het agrarisch bouwvlak;
  2. b. het weiden van vee;
  3. c. akkerbouw en vollegrondstuinbouw;
  4. d. (boom)kwekerijen, hout- en fruitteelt zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
  5. e. het behoud van de landschappelijke waarde;
  6. f. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
  7. g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  8. h. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  9. i. bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf welke op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds legaal aanwezig waren of gebouwd kunnen worden;
  10. j. veldschuren welke op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan reeds aanwezig waren of met vergunning gebouwd kunnen worden;
  11. k. paardrijbakken welk op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren;
  12. l. kleinschalige kampeerterreinen welke op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - bebouwing zijn een hooiberg en kapschuur toegestaan;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding parkeerterrein is tevens een onverhard parkeerterrein toegestaan;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde, met dien verstande dat paardrijbakken niet zijn toegestaan.

3.2 Bouwregels

Op de (plankaart) voor Agrarisch aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat schuren en stallen die met vergunning aanwezig zijn of gebouwd kunnen worden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  3. c. de landschappelijke inpassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. 3.2 ten behoeve van overschrijding van de bestemming 'Ágrsch-Agrarischbedrijf" door bebouwing, met dien verstande dat:
    1. 1. de overschrijding van het bouwvlak alleen toelaatbaar is, voor zover doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
    2. 2. dit uitsluitend is toegestaan in het achtererfgebied;
    3. 3. de overschrijding niet meer dan 25 m bedraagt;
    4. 4. dit uitsluitend is toegestaan aan drie zijden van de bestemming 'Agrarisch-Agrarischbedrijf';
    5. 5. de bebouwing gedeeltelijk gesitueerd is binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarischbedrijf';
    6. 6. dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding intensieve veehouderij die op de verbeelding (plankaart) zijn aangeduid met reconstructiewetzone - extensiveringsgebied (behoudens voor uitbreiding in het kader van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid);
    7. 7. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goe te keuren beplantings/intichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze is opgenomen in Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    8. 8. en het bouwvlak voor ten minste voor 60 % is bebouwd;
    9. 9. omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  2. b. 3.2.2 onder b ten behoeve van het toestaan van teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend bij grondgebonden agrarische bedrijven, met dien verstande dat:
    1. 1. de teeltondersteunende voorzieningen landschappelijk inpasbaar zijn;
    2. 2. de teeltondersteunende voorzieningen zijn gelegen binnen een afstand van 25 m van de bestemming 'Agrarisch- Agrarischbedrijf;
    3. 3. dit uitsluitend is toegestaan in het achtererfgebied;
    4. 4. dit uitsluitend is toegestaan aan één zijde van de bestemming 'Agrarisch-Agrarischbedrijf;
    5. 5. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2, met dien verstande dat voor de oppervlakte de teeltondersteunende voorzieningen in de bestemming Agrarisch-Agrarischbedrijf' worden meegerekend;
    6. 6. voor de duur van maximaal 6 maanden;
  3. c. 3.1ten behoeve van de realisering van een paardrijbak, met dien verstande dat:
    1. 1. de paardrijbak is gesitueerd binnen 25 meter van de bestemming 'Agrarisch-Agrarischbedrijf, 'Bedrijf", 'Recreatie-Dagrecreatie', 'Recreatie-Verblijfsrecreatie', wonen of een veldschuur;
    2. 2. uitsluitend is één paardrijbak per (bedrijfs)woning of veldschuur toegestaan, met dien verstande dat paardrijbakken niet zijn toegestaan ten behoeve van recreatiewoningen;
    3. 3. paardrijbakken zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied;
    4. 4. de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt niet meer dan 1.300 m2;
    5. 5. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
    6. 6. de omheining van paardrijbakken niet meer bedraagt dan 1,8 m;
    7. 7. lichtmasten niet zijn toegestaan.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1:

  1. a. ten behoeve van opslag van veevoer, mest en agrarische producten;
  2. b. ten behoeve van een (boom)kwekerijen, hout- en fruitteelt;
  3. c. ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
    1. 1. de arbeidsbehoefte van het agrarisch bedrijf ten minste 0,25 volwaardige arbeidskracht bedraagt;
    2. 2. het aantal kampeermiddelen niet meer dan 25 mag bedragen;
    3. 3. de gronden grenzen aan de bestemming 'Agrarisch-Agrarischbedrijf';
    4. 4. ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied de afwijking uitsluitend kan plaatsvinden indien de belangen en de ontwikkeling van de agrarische bedrijvigheid hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
    5. 5. het kleinschalig kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast;
    6. 6. het parkeren plaatsvindt binnen de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf';
    7. 7. sanitaire voorzieningen binnen de bestemming 'Agrarisch- Agrarisch bedrijf' worden gerealiseerd;
    8. 8. het kampeerseizoen is van 15 maart tot en met 31 oktober, met dien verstande dat voor de periode van 1 november tot en met 14 maart geldt dat alle kampeermiddelen met toebehoren worden verwijderd uit het landschap;
    9. 9. trekkershutten, stacaravans en chalets niet zijn toegestaan.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;
    2. 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    3. 3. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    4. 4. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
  2. b. in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de wijziging van de situering van het bouwblok van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan het vigerende agrarisch bouwperceel;
    2. 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    3. 3. de wijziging landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    4. 4. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
  3. c. in de bestemming 'Agrarisch-Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van intensieve veehouderijen tot een oppervlakte van 1,5 ha, met dien verstande dat
    1. 1. bij intensieve veehouderijen die zijn gelegen ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied dit uitsluitend is toegestaan wanneer uitbreiding uit het oogpunt van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid wenselijk is;
    2. 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    3. 3. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    4. 4. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
  4. d. in de bestemming 'Agrarisch - Agraisch bedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van intensieve veehouderijen die zijn aangeduid als specifieke vorm van agrarisch - sterlocatie tot een oppervlakte van 2 ha met dien verstande dat
    1. 1. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    2. 2. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
  5. e. ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied in de bestemming 'Ararisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van veehouderijen tot een oppervlakte van 2 ha, met dien verstande dat
    1. 1. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    2. 2. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    3. 3. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit; ;
  6. f. in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf " ten behoeve van de wijziging van de situering van het bouwblok van een intensieve veehouderij met dien verstande dat:
    1. 1. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;
    2. 2. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan het vigerende agrarisch bouwperceel;
    3. 3. het aantal dieren niet toeneemt;
    4. 4. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    5. 5. de wijziging landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    6. 6. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
  7. g. in de bestemming 'Natuur', 'Water' en/of de bestemming 'Bos', met dien verstande dat:
    1. 1. de natuurontwikkeling uitsluitend plaatsvindt ter uitvoering van het provinciaal dan wel nationaal beleid.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Agrarisch bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarische bedrijf met daarbij behorende gebouwen (niet zijnde rijhallen), bouwwerken, geen gebouw zijnde, voorzieningen, beplanting, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven, agrarische gronden en bedrijfswoningen met dien verstande dat:

  1. a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;
  2. b. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedrijfwoning is toegestaan mits anders is aangegeven op de plankaart;
  3. c. kleinschalige kampeerterreinen die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren;
  4. d. boerderijkamers die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren;
  5. e. bed & breakfast is toegestaan in de bedrijfswoning;
  6. f. paardrijbakken die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren;
  7. g. voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, teelondersteunende voorzieningen, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, en voorzieningen te behoeve van de waterhuishouding;
  8. h. bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde, met dien verstande dat paardrijbakken niet zijn toegestaan;
  9. i. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn tevens de algemene aanduidingsregels opgenomen in artikel 14.1 van toepassing;

met dien verstande dat;

  1. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten-afwijking' is overschrijding aan die zijde zoals omschreven in artikel 3 en 5 van het moederplan Buitengebied Rijssen-Holten niet toegestaan;
  2. k. vrijstaande overkappingen ten behoeve van bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan, tenzij deze op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds legaal aanwezig waren of gebouwd kunnen worden middels een omgevingsvergunning.

4.2 Bouwregels

De voor Agrarisch - Agrarisch bedrijf aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. de milieusituatie.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in:

  1. a. 4.1en toestaan dat een rijhal wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
    1. 1. voor wat betreft de paardenhouderij-activiteiten er sprake is van een volwaardig bedrijf, wat blijkt uit een bedrijfsplan;
    2. 2. niet meer dan 1 binnenrijhal per bedrijf aanwezig mag zijn;
    3. 3. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.300 m2;
    4. 4. de bouwhoogte niet meer dan 13 m bedraagt;
    5. 5. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
    6. 6. de rijhal landschappelijk wordt ingepast;
  2. b. 4.1ten behoeve van de realisering van een paardrijbak, met dien verstande dat:
    1. 1. uitsluitend is één paardrijbak per bedrijfswoning toegestaan;
    2. 2. paardrijbakken zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied;
    3. 3. de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt niet meer dan 1.300 m2;
    4. 4. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
    5. 5. de omheining van paardrijbakken niet meer bedraagt dan 1,8 m;
    6. 6. lichtmasten niet zijn toegestaan.
  3. c. 4.2.3 onder b en toestaan dat de hoogte wordt verhoogd tot 14 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  4. d. 4.2.3 onder b ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  5. e. 4.2.2onder a ten behoeve van een tweede bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    1. 1. inwoning of uitbreiding van de bestaande eerste bedrijfswoning niet mogelijk is;
    2. 2. een tweede bedrijfswoning noodzakelijk moet zijn in verband met:
      • constant toezicht en verzorging van vee; of
      • constant toezicht en onderhoud van apparatuur ter preventie van calamiteiten; of
      • onregelmatige werktijden, constante bereikbaarheid en organisatorische efficiency;
    3. 3. de omvang van het bedrijf zodanig moet zijn dat sprake is van een volwaardig tweepersoonsbedrijf, waarvan sprake is als het volledige werkgelegenheid en (binnen afzienbare tijd) een aanvaardbaar inkomen biedt aan ten minste twee arbeidskrachten;
    4. 4. aannemelijk moet zijn gemaakt dat het bedrijf de komende tien jaar als volwaardig tweepersoonsbedrijf blijft bestaan, waarbij wordt gekeken naar de bedrijfsopzet, het uitgezette pad voor bedrijfsovername, de gebouwen en stalcapaciteit, productierechten en leeftijd, opleiding en ervaring van beide arbeidskrachten; wat dient te blijken uit een ondernemersplan dat is opgesteld door een agrarische adviesinstantie;
    5. 5. de tweede bedrijfswoning een duidelijke ruimtelijke relatie moet hebben met het agrarische bedrijf, waarvan geen sprake is bij een afstand van meer dan 25 m tussen de tweede bedrijfswoning en een bedrijfsgebouw;
    6. 6. niet eerder een tweede agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest;
    7. 7. de eerste bedrijfswoning niet reeds is uitgebreid tot 1.000 m3 ten behoeve van de huisvesting van twee huishoudens;
  6. f. 4.2.2 onder c en toestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt verhoogd tot 6 m;
  7. g. 4.2.2 onder e ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een boerderij, te weten de bedrijfswoning met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, met dien verstande dat:
    1. 1. de uitwendige hoofdvorm van de woning gehandhaafd blijft;
    2. 2. de totale inhoud ervan niet wordt vergroot, dan wel met niet meer dan 10% van de inhoud wordt vergroot of verkleind;
    3. 3. geen ander afwijkingen van het bestemmingsplan ontstaan;
    4. 4. bij vergroting, het bouwwerk niet hoger wordt dan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
    5. 5. de woning niet zodanig van karakter verandert, dat het niet of minder in de omgeving past;
    6. 6. vooraf vaststaat dat daardoor het aantal woningen niet toeneemt;
  8. h. 4.2.2 onder e ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoning tot niet meer dan 1.000 m3, met dien verstande dat de gebouwen landschappelijk worden ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan;
  9. i. 4.2.4 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 6 m;
  10. j. 4.2.5 onder b ten behoeve van mestvergistingsinstallaties tot een maximale hoogte van 12 m;
  11. k. 4.2.5 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer mag bedragen dan 6 m;
  12. l. 4.2.5 onder a en toestaan dat lichtmasten tot een bouwhoogte van niet meer dan 8 m worden gebouwd.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in:

  1. a. 4.1 juncto artikel (begripsomschrijving woning) en 4.4.1 onder j voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
    1. 1. er sprake is van alles onder één dak;
    2. 2. het uiterlijk één woning, één bouwmassa dient te zijn;
    3. 3. er sprake is van één centrale toegang tot de woning, van waaruit beide woonvertrekken direct toegankelijk/bereikbaar zijn;
    4. 4. er geen sprake is van een woningscheidende wand;
  2. b. 4.1 ten behoeve van een landschappelijk ingepast, kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
    1. 1. de arbeidsbehoefte van het agrarisch bedrijf ten minste 0,25 volwaardige arbeidskracht dient te bedragen;
    2. 2. het aantal kampeerplaatsen niet meer dan 25 mag bedragen, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke en natuurwaarden;
    3. 3. het kleinschalig kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting, zodat het een passend element vormt in de omgeving en dat aan een doelmatige inrichting wordt bijgedragen;
    4. 4. het kleinschalig kampeerterrein wordt in ruimtelijke samenhang met de gebouwen gerealiseerd;
    5. 5. toilet- en wasvoorzieningen worden binnen bestaande bebouwing gerealiseerd, met dien verstande dat:
      • indien dat niet mogelijk is de haalbaarheid van herbouw op dezelfde plaats onderzocht kan worden;
      • het maximale toegestane percentage aan bebouwing niet wordt overschreden;
    6. 6. parkeren plaatsvindt op het eigen terrein en dat de parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast met gebiedseigen beplanting;
    7. 7. het kampeerseizoen is van 15 maart tot en met 31 oktober, met dien verstande dat voor de periode van 1 november tot en met 14 maart geldt dat alle kampeermiddelen met toebehoren worden verwijderd uit het landschap;
    8. 8. een kleinschalig kampeerterrein is toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied en de gebiedsaanduiding reconstuctiewetzone - verwevingsgebied, met dien verstande dat een kleinschalig kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied uitsluitend is toegestaan indien de belangen en de ontwikkeling van de agrarische bedrijvigheid hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
    9. 9. trekkershutten, stacaravans en chalets niet zijn toegestaan;
  3. c. 4.4.1 onder b ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, met dien verstande dat:
    1. 1. sprake is van een duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf;
    2. 2. de biomassavergisting milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
    3. 3. de capaciteit van de installatie minder dan 100.000 kg per dag bedraagt;
  4. d. 4.4.1 onder f voor het toestaan van boerderijkamers bij agrarische bedrijven, met dien verstande dat:
    1. 1. boerderijkamers uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied en ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;
    2. 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat boerderijkamers ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied uitsluitend zijn toegestaan indien zij de landbouw niet frustreren;
    3. 3. boerderijkamers in bestaande bebouwing worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
      • indien dat niet mogelijk is de haalbaarheid van herbouw op dezelfde plaats onderzocht kan worden;
      • het maximale toegestane percentage aan bebouwing niet wordt overschreden;
    4. 4. de oppervlakte van één boerderijkamer is niet meer dan 50 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van boerderijkamers niet meer dan 300 m2 bedraagt;
    5. 5. verhuur van boerderijkamers het gehele jaar mogelijk is, met dien verstande dat er geen sprake mag zijn van permanente bewoning;
    6. 6. het kamercomplex ruimtelijk, functioneel-technisch één geheel vormt met de overige bebouwing en dat wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand;
    7. 7. de boerderijkamers geen belemmering opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven;
    8. 8. er geen sprake is van aantasting van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of monumentale waarde, en daar waar mogelijk herstel van deze waarden;
    9. 9. de boerderijkamers geen beperkingen opleveren voor ontwikkelingen in de omgeving;
    10. 10. parkeren plaatsvindt op het eigen terrein en dat de parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast met gebiedseigen beplanting;
    11. 11. boerderijkamers worden gerealiseerd conform het gestelde in de Wabo en het Bouwbesluit;
  5. e. 4.4.1 onder h ten behoeve van het gebruik voor afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
    1. 1. de afstand van de afhankelijke woonruimte tot de woning niet meer dan 25 m mag bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer bedraagt dan 75m2;
    3. 3. aantoonbaar aannemelijk is dat sprake is van een tijdelijke situatie (zorgindicatie) die zal worden beëindigd en wordt teruggebracht naar het oorspronkelijke gebruik nadat de mantelzorg is vervallen.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en:

  1. a. aan een agrarisch bouwperceel de aanduiding intensieve veehouderij toevoegen, met dien verstande dat:
    1. 1. het bedrijf niet is gelegen binnen de gronden die op de verbeelding (plankaart) zijn aangeduid als reconstructiewetzone - extensiveringsgebied en reconstructiewetzone-verwevingsgebied;;
  2. b. een agrarisch bouwperceel aanwijzen als specifieke vorm van agrarisch - sterlocatie als bedoeld in artikel (begripsomschrijving sterlocatie intensieve veehouderij), indien:
    1. 1. het agrarisch bouwperceel is aangeduid als intensieve veehouderij op datum van vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten;
    2. 2. het bedrijf niet is gelegen binnen de gronden die op de verbeelding (plankaart) zijn aangeduid als reconstructiewetzone - extensiveringsgebied of reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied;;
  3. c. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming
    Wonen met de aanduiding specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf en de aansluitende gebiedsbestemming(en), met dien verstande dat het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van reële agrarische bedrijfsvoering en er reeds een vergunde bedrijfswoning aanwezig is binnen hetzelfde bestemmingsvlak ;
  4. d. aan de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf de aanduiding verblijfsrecreatie toekennen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van plattelandsappartementen met dien verstande dat:
    1. 1. plattelandskamers uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied en ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;
    2. 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat plattelandskamers ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied uitsluitend is toegestaan indien zij de landbouw niet frustreren; plattelandsappartementen in bestaande bebouwing worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
      • indien dat niet mogelijk is de haalbaarheid van nieuwbouw op dezelfde plaats onderzocht kan worden;
      • het maximale toegestane percentage aan bebouwing niet wordt overschreden;
    3. 3. de oppervlakte van één plattelandsappartement bedraagt meer dan 50 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de kamers niet meer dan 300 m2 bedraagt;
    4. 4. verhuur van plattelandsappartementen het gehele jaar mogelijk is, met dien verstande dat er geen sprake mag zijn van permanente bewoning;
    5. 5. het kamercomplex ruimtelijk, functioneel-technisch één geheel vormt met de overige bebouwing en dat wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand;
    6. 6. het geheel landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
    7. 7. de plattelandsappartementen geen belemmering opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven;
    8. 8. er geen sprake is van aantasting van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of monumentale waarde, en daar waar mogelijk herstel van deze waarden;
    9. 9. de plattelandsappartementen geen beperkingen opleveren voor ontwikkelingen in de omgeving;
    10. 10. parkeren plaatsvindt op het eigen terrein en dat de parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast met gebiedseigen beplanting;
    11. 11. plattelandsappartementen worden gerealiseerd conform het gestelde in de Wabo en het Bouwbesluit.
  5. e. ten behoeve van het gebruik van een deel van de bedrijfsgebouwen als kampeerboerderij/kamphuis als groepsaccommodatie, met dien verstande dat:
    1. 1. de kampeerboerderij wordt gesitueerd in een bedrijfsgebouw dat niet meer van belang is voor de agrarische bedrijfsvoering;
    2. 2. deze functie ondergeschikt is aan het agrarisch bedrijf;
    3. 3. de kampeerboerderij ruimtelijk, functioneel-technisch één geheel vormt met de overige bebouwing en dat wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand;
    4. 4. het geheel landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
    5. 5. de kampeerboerderij geen belemmering opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven;
    6. 6. er geen sprake is van aantasting van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of monumentale waarde, en daar waar mogelijk herstel van deze waarden;
    7. 7. de kampeerboerderij geen beperkingen opleveren voor ontwikkelingen in de omgeving;
    8. 8. parkeren plaatsvindt op het eigen terrein en dat de parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast met gebiedseigen beplanting;
    9. 9. de kampeerboerderij wordt gerealiseerd conform het gestelde in de Wabo en het Bouwbesluit
    10. 10. een kampeerboerderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied en ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Landschap

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Landschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf niet zijnde opslag van veevoer, mest en agrarische producten met dien verstande dat dit niet geldt voor opslag binnen 50 m vanaf het agrarisch bouwvlak;
  2. b. het behoud en het herstel van de landschappelijke waarden, tot uitdrukking komend in de openheid van het landschap of kleinere natuurelementen;
  3. c. het weiden van vee;
  4. d. akkerbouw en vollegrondstuinbouw;
  5. e. (boom)kwekerijen, hout- en fruitteelt zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan
  6. f. infrastructurele voorzieningen, zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  7. g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  8. h. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding sierteelt de teelt van bloemkwekerijgewassen is toegestaan;
  10. j. gebouwen ten dienste van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren;
  11. k. kleinschalige kampeerterreinen die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren;
  12. l. paardrijbakken welk op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren;
  13. m. veldschuren welke op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan reeds aanwezig waren of met vergunning gebouwd kunnen worden

met bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde, met dien verstande dat een paardrijbak niet is toegestaan.

5.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding (plankaart) voor Agrarisch met waarden - Landschap aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat schuren en stallen die met een bouwvergunning of omgevingsvergunning aanwezig zijn of gebouwd kunnen worden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan mogen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  3. c. de landschappelijke inpassing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in:

  1. a. 5.2 ten behoeve van overschrijding van de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf"door bebouwing, met dien verstande dat:
    1. 1. de overschrijding van het bouwvlak alleen toelaatbaar is, voor zover doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
    2. 2. dit uitsluitend is toegestaan in het achtererfgebied;
    3. 3. de overschrijding niet meer dan 25 m bedraagt;
    4. 4. dit uitsluitend is toegestaan aan drie zijden van de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" ;
    5. 5. de bebouwing gedeeltelijk gesitueerd is binnen de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" ;
    6. 6. dit niet geldt ter plaatse van de aanduiding intensieve veehouderij die op de verbeelding (plankaart) zijn aangeduid met reconstructiewetzone - extensiveringsgebied (behoudens voor uitbreiding in het kader van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid);
    7. 7. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantings/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze is opgenomen in Omgevingsvisie van de provincie Overijssel.
    8. 8. omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  2. b. 5.2.1 onder b ten behoeve van het toestaan van teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:
    1. 1. de teeltondersteunende voorzieningen landschappelijk inpasbaar zijn;
    2. 2. de teeltondersteunende voorzieningen zijn gelegen binnen een afstand van 25 m van de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" ;
    3. 3. dit uitsluitend is toegestaan in het achtererfgebied;
    4. 4. dit uitsluitend is toegestaan aan één zijde van de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" ;
    5. 5. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2, met dien verstande dat voor de oppervlakte de teeltondersteunende voorzieningen in de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" worden meegerekend.
  3. c. 5.1ten behoeve van de realisering van een paardrijbak, met dien verstande dat:
    1. 1. de paardrijbak is gesitueerd binnen 25 meter van de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" , Bedrijf, Recreatie-Dagrecreatie', Recreatie-Verblijfsrecreatie', Wonen, of een veldschuur;
    2. 2. uitsluitend is één paardrijbak per (bedrijfs)woning of veldschuur toegestaan, met dien verstande dat paardrijbakken niet zijn toegestaan ten behoeve van recreatiewoningen;
    3. 3. paardrijbakken zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied;
    4. 4. de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt niet meer dan 1.300 m2;
    5. 5. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
    6. 6. de omheining van paardrijbakken niet meer bedraagt dan 1,8 m;
    7. 7. lichtmasten niet zijn toegestaan.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in 5.1:

  1. a. ten behoeve van een (boom)kwekerijen, hout- en fruitteelt;
  2. b. ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
    1. 1. de arbeidsbehoefte van het agrarisch bedrijf ten minste 0,25 volwaardige arbeidskracht bedraagt;
    2. 2. het aantal kampeermiddelen niet meer dan 25 mag bedragen;
    3. 3. de gronden grenzen aan de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" ;
    4. 4. ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied de afwijking uitsluitend kan plaatsvinden indien de belangen en de ontwikkeling van de agrarische bedrijvigheid hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
    5. 5. het kleinschalig kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast;
    6. 6. het parkeren plaatsvindt binnen de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" ;
    7. 7. sanitaire voorzieningen binnen de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" worden gerealiseerd;
    8. 8. het kampeerseizoen is van 15 maart tot en met 31 oktober, met dien verstande dat voor de periode van 1 november tot en met 14 maart geldt dat alle kampeermiddelen met toebehoren worden verwijderd uit het landschap;
    9. 9. trekkershutten, stacaravans en chalets niet zijn toegestaan.

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. in de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" ten behoeve van de uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1,5 ha;
    2. 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    3. 3. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    4. 4. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
  2. b. in de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf"ten behoeve van de wijziging van de situering van het bouwblok van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan het vigerende agrarisch bouwperceel;
    2. 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    3. 3. het aantal dieren niet toeneemt;
    4. 4. de wijziging landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    5. 5. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
  3. c. in de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" ten behoeve van de uitbreiding van intensieve veehouderijen tot een oppervlakte van 1,5 ha, met dien verstande dat
    1. 1. bij intensieve veehouderijen die zijn gelegen ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied dit uitsluitend is toegestaan wanneer uitbreiding uit het oogpunt van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid wenselijk is;
    2. 2. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    3. 3. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    4. 4. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
  4. d. in de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" ten behoeve van de uitbreiding van intensieve veehouderijen die zijn aangeduid als specifieke vorm van agrarisch - sterlocatie tot een oppervlakte van 2 ha met dien verstande dat
    1. 1. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    2. 2. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit; ;
  5. e. ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied in de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" ten behoeve van de uitbreiding van intensieve veehouderijen tot een oppervlakte van 2 ha, met dien verstande dat
    1. 1. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    2. 2. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    3. 3. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit; ;
  6. f. in de bestemming "Agrarisch - Agrarisch bedrijf" ten behoeve van de wijziging van de situering van het bouwblok van een intensieve veehouderij, met dien verstande dat:
    1. 1. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;
    2. 2. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan het vigerende agrarisch bouwperceel;
    3. 3. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
    4. 4. de wijziging landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
    5. 5. uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
  7. g. in de bestemming Natuur, Water en/of de bestemming bos, met dien verstande dat:
    1. 1. de natuurontwikkeling uitsluitend plaatsvindt ter uitvoering van het provinciaal dan wel nationaal beleid.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, werken geen bouwwerken zijnde, tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:

  1. a. op de volgende adressen de volgende bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan:
Adres activiteit oppervlakte
Leijerweerdsdijk 20 opslagloods
kweekkassen
tunnelkassen
1782 m2
737 m2
onbeperkt
  1. b. detailhandel niet is toegestaan, met dien verstande dat verkoopactiviteiten wel zijn toegestaan, mits voortvloeiend uit de in tabel onder a genoemde bedrijfsactiviteiten;
  2. c. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedrijf is toegestaan;
  3. d. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedrijfwoning is toegestaan mits anders is aangegeven op de plankaart;
  4. e. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  5. f. inrichtingen als bedoeld in onderdeel C en D van bijlage 1 van het Bor, zoals dit luidt op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, niet zijn toegestaan;
  6. g. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van die inrichtingen die aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  7. h. buitenopslag is toegestaan met dien verstande dat deze op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig was;
  8. i. vrijstaande overkappingen ten behoeve van bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan, tenzij deze op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds legaal aanwezig waren of gebouwd kunnen worden middels een omgevingsvergunning;
  9. j. bed & breakfast is toegestaan in de bedrijfswoning;
  10. k. bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde, met dien verstande dat paardrijbakken niet zijn toegestaan tenzij deze op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren;
  11. l. ter plaatse van de aanduiding sierteelt de teelt van bloemkwekerijgewassen is toegestaan;

6.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding (plankaart) voorBedrijf aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. de milieusituatie.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. 6.1ten behoeve van de realisering van een paardrijbak, met dien verstande dat:
    1. 1. uitsluitend is één paardrijbak per bedrijfswoning toegestaan;
    2. 2. paardrijbakken zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied;
    3. 3. de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt niet meer dan 1.300 m2;
    4. 4. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
    5. 5. de omheining van paardrijbakken niet meer bedraagt dan 1,8 m;
    6. 6. lichtmasten niet zijn toegestaan.
  2. b. 6.2.1 onder b en toestaan dat de afstand tot de perceelgrens wordt verkleind;
  3. c. 6.2.1 onder d en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot 14 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
  4. d. 6.2.1 onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  5. e. 6.2.2 onder c en toestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt verhoogd tot 6 m;
  6. f. 6.2.2 onder e ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoning tot niet meer dan 1.000 m3, met dien verstande dat de gebouwen landschappelijk worden ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan;
  7. g. 6.2.3 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 6 m;
  8. h. 6.2.4 onder c en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer mag bedragen dan 6 m;
  9. i. 6.2.4 onder a en toestaan dat lichtmasten tot een bouwhoogte van niet meer dan 8 m worden gebouwd.

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in:

  1. a. 6.1 ten behoeve van buitenopslag, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. buitenopslag is noodzakelijk voor een verantwoorde bedrijfsvoering;
    2. 2. er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig;
    3. 3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
    4. 4. buitenopslag leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
  2. b. 6.1 ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten, indien die bedrijfsactiviteiten naar de aard, omvang en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane activiteiten dan wel minder invloed op de omgeving hebben; met dien verstande dat dit geen bedrijven zijn niet geen onderdeel uitmaken van de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. 6.1 juncto begripsbepaling woning ( zie moederplan) en 6.4.1 onder h voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
    1. 1. er sprake is van één dak;
    2. 2. het uiterlijk één woning, één bouwmassa dient te zijn;
    3. 3. er sprake is van één centrale toegang tot de woning, van waaruit beide woonvertrekken direct toegankelijk/bereikbaar zijn;
    4. 4. er geen sprake is van een woningscheidende wand;
  4. d. 6.5.1onder h ten behoeve van het gebruik voor afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
    1. 1. de afstand van de afhankelijke woonruimte tot de woning niet meer dan 25 m mag bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer bedraagt dan 75m2;
    3. 3. aantoonbaar aannemelijk is dat sprake is van een tijdelijke situatie (zorgindicatie) die zal worden beëindigd en wordt teruggebracht naar het oorspronkelijke gebruik nadat de mantelzorg is vervallen.

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. In de bestemming Wonen indien het bedrijf is beëindigd en er reeds een vergunde bedrijfswoning aanwezig is binnen hetzelfde bestemmingsvlak

Artikel 7 Recreatie - Verblijfsrecreatie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voorRecreatie - Verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatief verblijf in recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten en kampeermiddelen met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.2.1;
  2. b. recreatief verblijf in groepsaccommodaties, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie;
  3. c. het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarde;

met daarbij behorende:

  1. d. voorzieningengebouwen, waaronder horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding centrum;
  2. e. sanitaire voorzieningen en bergingen ten behoeve van opslag van onderhoudsmateriaal uitsluitend ten behoeve van recreatieve bedrijven;
  3. f. dagrecreatieve voorzieningen, detailhandel, sport- en spelvoorzieningen, dienstverlening en horeca uitsluitend ten behoeve van een recreatief bedrijf, een en ander uitsluitend of in hoofdzaak ondergeschikt aan de verblijfsrecreatieve voorzieningen en ten dienste van de gebruikers van die voorzieningen;
  4. g. parkeervoorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein;

met dien verstande dat:

  1. h. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedrijf is toegestaan;
  2. i. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedrijfswoning is toegestaan tenzij anders is aangegeven in artikel 7.2.1;
  3. j. ter plaatse van de aanduiding kampeerterrein en de aanduiding specifieke vorm van recreatie uitgesloten - stacaravans de gronden niet mogen worden gebruikt voor stacaravans;
  4. k. ter plaatse van de aanduiding recreatiewoning uitgesloten mogen de gronden niet gebruikt worden voor recreatiewoningen;
  5. l. ter plaatse van de aanduiding park uitsluitend een wandel- en speelbos is toegestaan;
  6. m. vrijstaande overkappingen niet zijn toegestaan, tenzij deze op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds legaal aanwezig waren of gebouwd kunnen worden middels een omgevingsvergunning;
  7. n. bed & breakfast is toegestaan in de bedrijfswoning;
  8. o. paardrijbakken niet zijn toegestaan tenzij deze op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren;

met daarbij behorende:

  1. p. gebouwen;
  2. q. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. r. ontsluiting, paden en wegen;
  4. s. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. t. groenvoorzieningen en/of erfbeplanting.

7.2 Bouwregels

Op de tot Recreatie - Verblijfsrecreatie bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. de milieusituatie.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 7.1ten behoeve van de realisering van een paardrijbak, met dien verstande dat:
    1. 1. uitsluitend is één paardrijbak per bedrijfswoning toegestaan;
    2. 2. paardrijbakken zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied;
    3. 3. de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt niet meer dan 1.300 m2;
    4. 4. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
    5. 5. de omheining van paardrijbakken niet meer bedraagt dan 1,8 m;
    6. 6. lichtmasten niet zijn toegestaan.
  2. b. 7.2.7onder a en toestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt vergroot tot 6 m;
  3. c. 7.2.7 onder d ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoning tot niet meer dan 1.000 m3, met dien verstande dat de gebouwen landschappelijk worden ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan;
  4. d. 7.2.8 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 6 m.

7.5 Specifieke gebruiksregels

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. 7.2 ten behoeve van de realisering van groepshuizen met dien verstande dat:
    1. 1. de inhoud van een groepshuis niet meer bedraagt dan 750 m3;
    2. 2. het aantal groepshuizen niet meer dan 15% van het totaal aantal recreatiewoningen mag bedragen, met dien verstande dat het aantal groepshuizen per park niet meer dan 10 mag bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen;
    4. 4. de groepshuizen bedrijfsmatig geëxploiteerd moeten worden, wat moet blijken uit een bedrijfsplan;
  2. b. 7.1 juncto artikel woning (zie moederplan) (begripsomschrijving woning) en 7.5.1 onder e voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
    1. 1. er sprake is van onder één dak;
    2. 2. het uiterlijk één woning, één bouwmassa dient te zijn;
    3. 3. er sprake is van één centrale toegang tot de woning, van waaruit beide woonvertrekken direct toegankelijk/bereikbaar zijn;
    4. 4. er geen sprake is van een woningscheidende wand;
  3. c. 7.5.1onder g ten behoeve van het gebruik van (bijgebouwen bij) woningen in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
    1. 1. de afstand van de afhankelijke woonruimte tot de woning niet meer dan 25 m mag bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer bedraagt dan 75m2;
    3. 3. aantoonbaar aannemelijk is dat sprake is van een tijdelijke situatie (zorgindicatie) die zal worden beëindigd en wordt teruggebracht naar het oorspronkelijke gebruik nadat de mantelzorg is vervallen.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in woonhuizen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf voor voormalige agrarische bedrijven waarbij het continueren van het gebruik van de bestaande mestopslag is toegestaan;
  3. c. landschappelijke inpassing;
  4. d. bed & breakfast in de woning;
  5. e. paardrijbakken die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren ;
  6. f. op de gronden ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" zijn tevens de algemene aanduidingsregels opgenomen in artikel 14.1 van toepassing ;

met daarbij behorende:

  1. g. gebouwen;
  2. h. voorzieningen;
  3. i. tuinen en erven.

met dien verstande dat

  1. j. paardrijbakken niet zijn toegestaan tenzij deze op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren

8.2 Bouwregels

Op de tot Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. 8.1ten behoeve van de realisering van een paardrijbak, met dien verstande dat:
    1. 1. uitsluitend is één paardrijbak per woning toegestaan;
    2. 2. paardrijbakken zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied;
    3. 3. de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt niet meer dan 1.300 m2;
    4. 4. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
    5. 5. de omheining van paardrijbakken niet meer bedraagt dan 1,8 m;
    6. 6. lichtmasten niet zijn toegestaan.
  2. b. 8.2.2 onder c ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woning met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, vergroten van de inhoud van de woning tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, met dien verstande dat:
    1. 1. de uitwendige hoofdvorm van de woning gehandhaafd blijft;
    2. 2. de totale inhoud ervan niet wordt vergroot, dan wel met niet meer dan 10% van de inhoud wordt vergroot of verkleind;
    3. 3. geen ander afwijkingen van het bestemmingsplan ontstaan;
    4. 4. bij vergroting, het bouwwerk niet hoger wordt dan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
    5. 5. de woning niet zodanig van karakter verandert, dat het niet of minder in de omgeving past;
    6. 6. vooraf vaststaat dat daardoor het aantal woningen niet toeneemt;
  3. c. 8.2.2 onder c ten behoeve van de vergroting van de woning tot niet meer dan 1.000 m3, met dien verstande dat de gebouwen landschappelijk worden ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan;
  4. d. 8.2.2 onder d en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 6 m;
  5. e. 8.2.3 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 6 m;
  6. f. 8.2.3 onder e ten behoeve van een afwijkende dakhelling;
  7. g. 8.2.4 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer mag bedragen dan 6 m.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  1. a. 8.1 juncto artikel wonen (begripsomschrijving woning) en strijdig gebruik onder h voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
    1. 1. er sprake is van onder één dak;
    2. 2. het uiterlijk één woning, één bouwmassa dient te zijn;
    3. 3. er sprake is van één centrale toegang tot de woning, van waaruit beide woonvertrekken direct toegankelijk/bereikbaar zijn;
    4. 4. er geen sprake is van een woningscheidende wand;
  2. b. strijdig gebruik onder h ten behoeve van het gebruik voor afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
    1. 1. de afstand van de afhankelijke woonruimte tot de woning niet meer dan 25 m mag bedragen;
    2. 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer bedraagt dan 75m2;
    3. 3. aantoonbaar aannemelijk is dat sprake is van een tijdelijke situatie (zorgindicatie) die zal worden beëindigd en wordt teruggebracht naar het oorspronkelijke gebruik nadat de mantelzorg is vervallen.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en:

  1. a. de bestemming Wonen met de aanduiding specifieke bouwaanduiding - voormalig agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf ten behoeve van de realisering van een nieuw grondgebonden agrarisch bedrijf met dien verstande dat:
    1. 1. het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming Agrarisch en/of de bestemming Agrarisch met waarden-landschap ;
    2. 2. het een voormalig agrarisch bedrijf betreft;
    3. 3. door middel van een bedrijfsplan is aangetoond dat het een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
    4. 4. de wijziging milieutechnisch uitvoerbaar is;
    5. 5. de locatie niet mag hebben deelgenomen aan een Rood-voor-Rood regeling.
    6. 6. het perceel niet is gelegen ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;
  2. b. aan de bestemming Wonen met de aanduiding specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf, de aanduiding verblijfsrecreatie toekennen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van plattelandskamers, met dien verstande dat:
    1. 1. plattelandskamers uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied en ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;
    2. 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat plattelandskamers ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied uitsluitend is toegestaan indien zij de landbouw niet frustreren;
    3. 3. plattelandskamers in bestaande bebouwing worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
      • indien dat niet mogelijk is de haalbaarheid van herbouw op dezelfde plaats onderzocht kan worden;
      • het maximale toegestane percentage aan bebouwing niet wordt overschreden;
    4. 4. de oppervlakte van één plattelandskamer is niet meer dan 50 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van plattelandskamers niet meer dan 300 m2 bedraagt;
    5. 5. verhuur van plattelandskamers het gehele jaar mogelijk is, met dien verstande dat er geen sprake mag zijn van permanente bewoning;
    6. 6. het kamercomplex ruimtelijk, functioneel-technisch één geheel vormt met de overige bebouwing en dat wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand;
    7. 7. het geheel landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
    8. 8. de plattelandskamers geen belemmering opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven;
    9. 9. er geen sprake is van aantasting van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of monumentale waarde, en daar waar mogelijk herstel van deze waarden;
    10. 10. de plattelandskamers geen beperkingen opleveren voor ontwikkelingen in de omgeving;
    11. 11. parkeren plaatsvindt op het eigen terrein en dat de parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast met gebiedseigen beplanting;
  3. c. aan de bestemming Wonen met de aanduiding specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf, de aanduiding verblijfsrecreatie toekennen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van plattelandsappartementen met dien verstande dat:
    1. 1. plattelandsappartementen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied en ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;
    2. 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat plattelandsappartementen ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied uitsluitend is toegestaan indien zij de landbouw niet frustreren;
    3. 3. plattelandsappartementen in bestaande bebouwing worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
      • indien dat niet mogelijk is de haalbaarheid van herbouw op dezelfde plaats onderzocht kan worden;
      • het maximale toegestane percentage aan bebouwing niet wordt overschreden;
    4. 4. de oppervlakte van één plattelandsappartement bedraagt meer dan 50 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de kamers niet meer dan 300 m2 bedraagt;
    5. 5. verhuur van plattelandsappartementen het gehele jaar mogelijk is, met dien verstande dat er geen sprake mag zijn van permanente bewoning;
    6. 6. het kamercomplex ruimtelijk, functioneel-technisch één geheel vormt met de overige bebouwing en dat wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand;
    7. 7. het geheel landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
    8. 8. de plattelandsappartementen geen belemmering opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven;
    9. 9. er geen sprake is van aantasting van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of monumentale waarde, en daar waar mogelijk herstel van deze waarden;
    10. 10. de plattelandsappartementen geen beperkingen opleveren voor ontwikkelingen in de omgeving;
    11. 11. parkeren plaatsvindt op het eigen terrein en dat de parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast met gebiedseigen beplanting;
  4. d. aan de bestemming Wonen met de aanduiding specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf, de aanduiding verblijfsrecreatie toekennen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerboerderij ten behoeve van een groepsaccommodatie met dien verstande dat:
    1. 1. de kampeerboerderij wordt gesitueerd in een voormalig agrarisch bedrijfsgebouw
    2. 2. een kampeerboerderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied en ter plaatse van de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied;
  5. e. aan de bestemming Wonen de aanduiding bedrijf toekennen, met dien verstande dat:
    1. 1. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    2. 2. er geen sprake mag zijn van buitenopslag;
    3. 3. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    4. 4. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking, wat onder andere tot uitdrukking komt in het feit dat de bestaande infrastructuur moet zijn berekend op de nieuwe activiteit;
    5. 5. aan te leggen parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    6. 6. detailhandel alleen mag plaatsvinden indien dit kleinschalig is, duidelijk ondergeschikt aan de hoofdactiviteit en een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit;
    7. 7. geen sprake is van reclame-uitingen;

Artikel 9 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde Hoog

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden;

met daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken;
  2. c. voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op de voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog aangewezen gronden mag, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet worden gebouwd.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning van het bepaalde in 9.2 en kan worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde Middelhoog

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de (verwachte) archeologische waarden;

met daarbij behorende:

  1. b. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  2. c. voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.2 en kan worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waterstaat - Waterbergingsgebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterbergingsgebied aangewezen gronden zijn, behalve de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de waterberging;
  2. b. de waterhuishouding;

met daarbij behorende:

  1. c. bouwwerken;
  2. d. werken en werkzaamheden;
  3. e. voorzieningen;
  4. f. bergingsvijvers.

11.2 Bouwregels

Op de voor Waterstaat - Waterbergingsgebied aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Algemene Bouwregels

12.1 Bebouwingsgrenzen

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dienen, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan een verkeersbestemming de volgende afstanden uit de as van de meest nabijgelegen rijbaan van de op de kaart nader onderscheiden wegen in acht genomen:

bestemming afstand
Verkeer - 1 100 m
Verkeer - 2 50 m
Verkeer - 3 20 m
Verkeer - Onverhard 10 m

12.2 geluidszones langs wegen

Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:

  1. a. 250 meter ter weerszijden van een weg met een of twee rijstroken;
  2. b. 400 meter ter weerszijde van een weg met drie of vier rijstroken;

mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.

12.3 geluidszones langs spoorwegen

Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van 500 meter van de spoorlijn Deventer-Wierden mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

13.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, te doen of laten gebruiken of in gebruik te geven van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:

  1. a. op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemmingen, tenzij voor dit afwijkende gebruik op grond van de regels in dit plan een omgevingsvergunning is verleend.
  2. b. een paardrijbak, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
  3. c. een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan
  4. d. bewoning van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk;

Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels

14.1 Karakteristieke bebouwing

14.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

14.3 milieuzone - waterwingebied

14.4 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

Ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij:

  1. a. Agrarisch in Afwijken van de bouwregels en Wijzigingsbevoegdheid;
  2. b. Agrarisch - Agrarisch bedrijf in 4.6 en 4.7;
  3. c. Agrarisch met waarden-Landschap in Afwijken van de bouwregels;
  4. d. Wonen in 8.5en 8.6.

14.5 reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij:

  1. a. Agrarisch in Afwijken van de gebruiksregels en Wijzigingsbevoegdheid;
  2. b. Agrarisch - Agrarisch bedrijf in 4.6 en 4.7;
  3. c. Agrarisch met waarden-Landschap in Afwijken van de gebruiksregel en Wijzigingsbevoegdheid;
  4. d. Wonen in 8.5 en 8.6.

14.6 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebiedzijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij:

  1. a. Agrarisch - Agrarisch bedrijf in4.6 en 4.7;
  2. b. Wonen in8.5 en 8.6.

14.7 veiligheidszone

14.8 veiligheidszone - leiding

14.9 veilligheidszone - lpg

14.10 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

14.11 vrijwaringszone - molenbiotoop

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Afwijkingsbevoegdheid

Artikel 16 Algemene Procedureregels

16.1 Nadere eis

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de ondera genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 17 Overige Regels

17.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

17.2 Verwijzing naar adressen

De adressen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen betreffen de adressen, zoals deze op de verbeelding (plankaart) zijn terug te vinden ten tijde van de vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht Bouwwerken

18.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

18.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

18.3 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 19 Overgangsrecht Gebruik

19.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

19.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

19.3 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

19.4 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Reparatieplan Buitengebied Rijssen-Holten.

December 2013

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor De Planherziening

Het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten is door de raad van de gemeente Rijssen-Holten vastgesteld op 1 november 2012. Tegen dit bestemmingsplan is bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: Afdeling) een aantal beroepschriften ingediend. Op 30 oktober 2013 heeft de Afdeling over deze beroepschriften uitspraak gedaan. Daarbij is het bestemmingsplan op enkele onderdelen vernietigd. Naar aanleiding van deze uitspraak dient het bestemmingsplan op een aantal punten aangepast te worden. Voor het overige is het bestemmingsplan Buitengebied met de uitspraak onherroepelijk geworden.

1.2 Werkwijze

De aanpassingen, die onderdeel uitmaken van deze herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten, zijn gerubriceerd naar hun achtergrond. Als eerste is de rubriek ‘Uitspraak Raad van State’ opgenomen, met daarin de wijzigingen naar aanleiding van de (gedeeltelijk) als gegrond beoordeelde beroepen.

Voor de overige bepalingen blijft het bestemmingsplan (moederplan) " Buitengebied Rijssen-Holten" vastgesteld 1 november 2012 van kracht.

1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Reparatieplan Buitengebied Rijssen-Holten" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (plankaart), schaal 1:5.000 (ID plannr. NL.IMRO.1742.BPB2013007-0301,
  • planregels;
  • toelichting.

Hoofdstuk 2 Uitspraak Raad Van State

2.1 Algemeen

Op 30 oktober 2013 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder Afdeling) uitspraak gedaan over de ingediende beroepschriften tegen het bestemmingsplan Buitengebied. De (gedeeltelijk) gegrond bevonden beroepen zijn hierna in volgorde van behandeling door de Afdeling opgenomen. Daarbij is tevens aangegeven hoe hierin wordt voorzien in deze planherziening.

2.2 Locatie Aalpolsweg 36a

Uitspraak Raad van State

De Afdeling heeft voor het perceel Aalpolsweg 36A overwogen dat op grond van het oude en het nieuwe bestemmingsplan één woning was toegestaan. Doordat de Afdeling op dit punt uitspraak heeft gedaan is daarmee duidelijk dat het perceel bij recht slechts één woning bevat(te).
Verder heeft de Afdeling overwogen dat de raad het gebruik van het atelier als woning terecht niet onder het algemene overgangsrecht heeft gebracht.

De Afdeling overweegt verder dat de raad onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom er niet voor een uitsterfconstructie is gekozen, maar voor een persoonsgebonden overgangsrecht. Dit laatste is namelijk beperkender dan een uitsterfconstructie.

Planologische situatie

Het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten is voor dit perceel vernietigd. In dit bestemmingsplan had het perceel de bestemming 'wonen', met een persoonsgebonden overgangsrecht.Daarmee vallen we terug op het bestemmingsplan Buitengebied Holten 1992. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'woondoeleinden', 1 wonig toegestaan.

Feitelijke situatie:

Uit een gehouden controle, GBA-gegevens en een verklaring van de oorspronkelijke bewoners blijkt dat het atelier sinds januari 2013 niet meer bewoont wordt. Het atelier staat tot op 21 november 2013 leeg. De huidige bewoner is in januari 2013 overleden. Zijn partner is in januari 2013 vertrokken naar een verzorgingstehuis in Deventer. Het atelier is sindsdien niet meer bewoont.

Daarmee is op voorhand een discussie over de wijze van bestemmen anders, dan bij vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten. Immers, door het onderbreken van de bewoning, kan van een uitsterfconstructie geen sprake meer zijn. Nu het pand in zijn geheel niet meer bewoont wordt, is een persoonsgebonden overgangsrecht niet mogelijk (en noodzakelijk).

Gelet op een goede ruimtelijke ordening is het onwenselijk een andere regeling te treffen om bewoning van het atelier mogelijk te maken. Gelet op de uitspraak van de Afdeling is en was er op het perceel niet meer dan één woning mogelijk. Het tegengaan van verdere verstening van het buitengebied en het feit dat de woning Aalpolsweg 36 een gemeentelijk monument is, maken dat zowel gebruik als verbouw van het atelier als woning onwenselijk is.

Daarnaast is er een verklaring van de (oorspronkelijke bouwer) van het atelier dat het atelier niet voor bewoning gebruikt zal worden. Dit is dus in de loop der jaren wel gebeurd, waartegen niet is opgetreden. Dit betekent echter niet dat er daarom niet opgetreden kan worden. Juist nu er geen sprake meer is van bewoning doet zich de mogelijkheid voor de planologische situatie en toezicht hierop goed vast te leggen.

Conclusie:

De bestemming in het bestemmingsplan Bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten is vernietigd, daarmee vallen we terug op het bestemmingsplan Buitengebied Holten 1992. Ook in dit bestemmingsplan had dit perceel de bestemming 'woondoeleinden'.

Reparatieplan

Om recht te doen aan de uitspraak van de Raad van State, de huidige situatie en de planologische achtergrond ligt het in de rede dat dit perceel in het "Reparatieplan Buitengebied Rijssen-Holten" de bestemming 'wonen' 1 woning toegestaan krijgt. Het persoonsgebonden overgangsrecht is vervallen.

2.3 Locatie Lijerweerdsdijk 20

Uitspraak Raad van State

De Afdeling oordeelt dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan onvoldoende de bedrijfsbelangen van de heer Borkent betrokken zijn. Met name de lagere hoogte van 2 meter voor tunnelkassen is sterk beperkend voor de bedrijfsvoering van de eigenaar. Ook de beperking van het aantal vierkante meters aan tunnelkassen lager dan 2 meter heeft een sterke beperking op de toekomstige bedrijfsvoering.

Planologische situatie

Het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten is voor deze percelen vernietigd, daarmee vallen we turug op het bestemmingsplan :Partiële herziening Buitengebied 1992-3 en het moederplan Rijssen 1984. In dit bestemmingsplan hebben de de percelen sectie B nummer, 9523, 9524, 9551, 9552, 9650, 9651 de bestemming 'Boomkwekerij'.

Feitelijke situatie

Huidige aantal m2 aan tunnelkassen hoger dan 2 meter en de aanwezige loods bij recht toestaan. Zie daarvoor de feitelijke situatie, de verleende (tijdelijke) vergunningen. Beperking voor tunnelkassen lager dan 2 meter wegnemen.

Conclusie

De bestemming in het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten is vernietigd, daarmee vallen we terug op de Partiële herziening Buitengebied 1992-3.

Reparatieplan

Om recht te doen aan de uitspraak van de Raad van State, de huidige situatie en de planologische achtergrond ligt het in de rede dit perceel in het "Reparatieplan Buitengebied Rijssen-Holten" de bestemming 'bedrijf' op de betreffende percelen te leggen met de toevoeging:

adres activiteit oppervlakte
Leijerweerdsdijk 20 opslagloods
kweekkassen
tunnelkassen
1782 m2
737 m2
onbeperkt

Bij de begrippenlijst is toegevoegd:

Kweekkassen

Elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic, zeil, katoen, glas of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient voor teeltondersteuning voor bijvoorbeeld boom- of sierkweekteelt; dit om ter plekke permanent te functioneren

tunnelkassen

Elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic, zeil, katoen, glas of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient voor teeltondersteuning voor bijvoorbeeld boom- of sierkweekteelt; dit om ter plekke tijdelijk of seizoensgebonden te functioneren

Bij artikel 4.2.1. Gebouwen hebben wij toegevoegd:

  1. a. voor kweekkassen geldt in afwijking van onder d een maximale hoogte van 4 meter.

2.4 Locatie Wildweg 107 En 109

Uitspraak Raad van State

De Afdeling heeft voor het gebied 'de Holterweide' het besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Dit vanwege het feit dat de Afdeling van mening is dat de zienswijze ontvankelijk was, terwijl de raad van mening was dat de zienswijze te laat was ingekomen.

De Holterweide is geen duidelijk bepaald geografisch gebied. Wij zijn er vanuit gegaan dat het gebied met de aanduiding 'sr-2' vernietigd is. Het perceel sectie K nummer 76 maakt geen onderdeel uit van 'de Holterweide' of 'sr-2', hiervoor zal separaat de bestemming weer opgenomen worden.

De Afdeling heeft aangegeven dat zij het inhoudelijke oordeel van de raad over het gebied deelt. Er is daarom geen aanleiding een andere bestemming of andere regels toe te passen op het perceel.

Conclusie

De vigerende bestemmingen uit het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten voor dit gebied is vernietigd de rechtsgevolgen blijven in stand. Dit geldt ook voor het naast gelegen perceel sectie K nummer 76.

Reparatieplan

Om recht te doen aan de uitspraak van de Raad van State, de huidige situatie en de planologische situatie wordt voor het gebied "de Holterweide" de bestemming 'recreatie-verblijfsrecreatie' met de toevoeging 'sr-2' opgenomen in het Reparatieplan. Voor het perceel plaatselijk bekend sectie K nummer 76 wordt de bestemming 'agrarisch met waarden- landschap' conform het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten weer opgenomen.

Inhoudelijk zijn er geen wijzigingen doorgevoerd in de regels ten opzichte van het moederplan Buitengebied Rijssen-Holten.

2.5 Locatie Keizersdijk 101 En 103

Uitspraak Raad van State

Keizersdijk 101

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat de raad onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke rol de melding van 2009 (15 melkkoeien) speelt. De raad heeft alleen de vergunde situatie van 30 vleeskalveren betrokken bij het opstellen van het bestemmingsplan.

Keizersdijk 103

Het college heeft niet vastgesteld wat de situatie was ten tijde van de vaststelling van het Reconstructieplan Salland-Twente. Niet is inzichtelijk gemaakt of er toen sprake was van een intensieve veehouderij.

Planologische situatie

Keizersdijk 101

Het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten is voor dit perceel vernietigd, daarmee vallen we terug op het bestemmingsplan Rijssen 1984. Het betreffende perceel heeft hier de bestemmings agrarisch gebied met een bouwvlak.

Keizersdijk 103

Het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten is voor dit perceel vernietigd, daarmee vallen we terug op het bestemmingsplan Rijssen 1984. Het betreffende perceel heeft hier de bestemmings agrarisch gebied met een bouwvlak.

Feitelijke situatie

Keizersdijk 101

In 2009 is een melding ingediend voor het houden van 15 melkkoeien. Op 12 juli 2012 is revisievergunning verleend voor het oprichten van een inrichting met 30 vleeskalveren. Omdat het ging om een revisievergunning zijn daarmee alle voorgaande rechten zijn komen te vervallen. Ook de melding van 2009 is daarmee ongedaan gemaakt. De melkkoeien zijn immers niet meer opgenomen in de aanvraag en op de plattegrond niet meer ingetekend.Sinds 1 januari 2013 valt de inrichting onder werking van het activiteitenbesluit. Op 28 maart 2013 is een melding geaccepteerd voor het stallen van dieren in bestaande stallen. Het gaat om het huisvesten van 30 vleeskalveren. Ook op die tekening is niets te zien over de melkkoeien. Hier is de Afdeling naar onze mening aan voorbij gegaan. Uitgangspunt is dan ook het huisvesten van 30 vleeskalveren. Dit leidt tot een (oude NGE) van 5,0. Dat is voor het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten geen volwaardig agrarisch bedrijf.

Bij een controle op 11 december 2013 is gebleken dat er 27 (droge) vleeskoeien gestald zijn. Dit wijkt af van de vergunde sitiuatie. Echter leveren 27 vleeskoeien eveneens geen volwaardig agrarisch bedrijf op. Deze vleeskoeien hebben samen 3,8 NGE.
Zowel de vergunde als de feitelijke situatie leiden tot de conclusie dat er geen sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf. De woonbestemming voormalige agrarisch bedrijf was terecht gegeven.

Keizersdijk 103

Vaststelling reconstructieplan Salland-Twente: 15 september 2004.Controlerapport 15 januari 2004: 12 stuks jongvee, 50 stuks melkvee, 1 stier. Varkensstal vervallen.Geaccepteerde melding oktober 2009. 75 melkrundvee, 16 jongvee.

Tussenconclusie: ten tijde van inwerkingtreding van het Reconstrutieplan was er geen intensieve veehouderij aanwezig op het perceel. Er was sprake van een (grondgebonden) melkveebedrijf.

11 mei 2013 oprichtingsvergunning verleend. Daarmee is al het voorgaande komen te vervallen, het betreft immers een oprichtingsvergunning. Het gaat om 326 vleeskalveren.

29 januari 2013 OBM wijziging op verleende vergunning: nieuwbouw vervalt, 326 vleeskalveren in bestaande stallen (280 en 46 in bestaande gebouwen). Sinds 1 januari 2013 onder werking Activiteitenbesluit.

Reconstructieplan en omgevingsverordening verlangen dat wij in verwevingsgebieden nieuwe intensieve veehouderijen tegengaan. Alleen als er ten tijde van inwerkingtreding van het reconstructieplan sprake was van een intensieve veehouderij, moet er voor bestaande bedrijven alsnog een aanduiding worden opgenomen. Nu blijkt dat ten tijde van inwerkingtreding van het Reconstructieplan geen sprake was van een intensieve veehouderij, is dit niet meer noodzakelijk. Het feit dat er een oprichtingsvergunning is verleend, maakt dat niet anders. In de correspondentie hierover is daar al op gewezen.

Conclusie

De vigerende bestemmingen uit het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten voor deze gebieden (Keizersdijk 101 en 103) zijn vernietigd. Hiermee vallen we terug op het bestemmingsplan Rijssen 1984. In dit bestemmingsplan had het perceel Keizersdijk 101 de bestemming agrarisch gebied met eenaangewezen bebouwingsvlak. Het perceel Keizersdijk 103 had in dit bestemmingsplan ook de bestemming agrarisch gebied met aangewezen bebouwingsvlak.

Op basis van de vergunde situatie is Keizersdijk 101 geen volwaardig agrarisch bedrijf. Ook de feitelijke situatie leidt tot deze conclusie.

Op basis van de vergunde situatie is Keizersdijk 103 een volwaardig agrarisch bedrijf. Ten tijde van de inwerkingtreding van het Reconstructieplan Salland Twente was er geen intensieve tak (meer) aanwezig. Daarmee is er geen aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.

Reparatieplan

Om recht te doen aan de uitspraak van de Raad van State, de huidige situatie en de planologische situatie wordt voor het perceel Keizersdijk 101 de bestemming wonen-vab opgenomen. Voor het perceel Keizersdijk 103 wordt de bestemming agrarisch-agrarischbedrijf opgenomen zonder IV aanduiding. Inhoudelijk zijn er geen wijzigingen doorgevoerd in de regels ten opzichte van het moederplan Buitengebied Rijssen-Holten.

Hoofdstuk 3 Planverbeteringen

3.1 Svbp2012

Het reparatieplan Buitengebied wordt vastgesteld na 1 juli 2013. Dit betekent dat dit bestemmingsplan moet voldoen aan de SVBP2012. In de regels en op de verbeelding zijn benamingen van aanduidingen in overeenstemming gebracht met de SVBP2012. Ook enkele begrippen en meetvoorschriften zijn op basis hiervan aangepast. Deze wijzigingen leiden inhoudelijk niet tot grote wijzigingen, maar de wijziging van de omschrijving van het begrip ‘bijbehorend bouwwerk’ leidt wel tot een verruiming van de bouwwerken die onder dit begrip geschaard (kunnen) worden. Was de oorspronkelijke omschrijving: ‘een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw’, op grond van de SVBP2012 dient de volgende omschrijving te worden gehanteerd: ‘uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak’. Om die reden wordt in de regels voor die bestemmingen waar bouwregels worden gegeven voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken in het sublid dat de bouwregels geeft voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde de aanhef als volgt aangepast: ‘Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat niet is aan te merken als een bijbehorend bouwwerk gelden de volgende regels:’. Het betreft de bestemmingen : Bedrijf, Verblijfsrecreatie, Wonen, Agrarisch-Agrarischbedrijf.

Hoofdstuk 4 Juridische Opzet

4.1 Herziene Onderdelen

Zoals uit voorgaande hoofdstukken moge blijken, bestaan geen overwegende bezwaren tegen de genoemde wijzigingen en aanpassingen. Het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten wordt dan ook conform de genoemde, te herziene onderdelen aangepast.Qua regels worden de aanpassingen ten opzichte van het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten vastgelegd. De regels van het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten worden integraal van toepassing verklaard, met dien verstande dat daarop een aantal aanpassingen van toepassing zijn. Deze worden vervolgens opgesomd. Daarnaast worden de aanpassingen ook integraal verwerkt in de bestaande regels bij het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten. Door middel van markeringen wordt duidelijkgemaakt wat de aanpassingen zijn, die thans deel uitmaken van het reparatieplan.Voordeel van deze werkwijze is dat direct een ‘geconsolideerde versie’ van de regels voor het bestemmingsplan Buitengebied beschikbaar is, met daarin de actueel geldende regels. Met betrekking tot de verbeelding is ervoor gekozen slechts die onderdelen, die aanpassing behoeven opnieuw op kaart vast te leggen. Op de schaal van het buitengebied van de gemeente Rijssen-Holten betreffen de aanpassingen slechts ondergeschikte onderdelen. Aldus wordt direct duidelijk op welke percelen/perceelsgedeelten het reparatie en veegbestemmingsplan Buitengebied betrekking heeft. In een later stadium wordt alsnog een geconsolideerde versie van de verbeelding gemaakt.

Hoofdstuk 5 De Procedure

5.1 De Te Volgen Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt als ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijkbestemmingsplan de volgende procedure, te weten:

b. Ontwerp:

1e ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan)

c. Vaststelling:

Vaststelling door de Raad

2e ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan)

d. Beroep:

Beroep bij Raad van State

5.2 Zienswijzen

pm