Buitengebied Holten, Doorlopendedijk 8, wijzigen bouwvlak
Wijzigingsplan - Gemeente Rijssen-Holten
Vastgesteld op 20-05-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1. wijzigingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1742.WPB2020002-0402 met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.2. aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.3 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.4 achtererfgebied erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.5 agrarisch bedrijf een economische eenheid met een minimale omvang van meer dan 11 NGE dat is gericht op het voortbrengen van produkten door het telen van gewassen "kwekerijen en houtteelt, daaronder niet begrepen" en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, een vis- of wormenkwekerij;
1.6 archeologische waarde de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.7 bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bedrijf een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel verkoopactiviteit uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.9 bedrijfsgebouw een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.10 bedrijfswoning/dienstwoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, enkel slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.11 bestaande situatie ten aanzien van bebouwing: legaal aanwezige bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning. Ten aanzien van gebruik: het legaal gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
1.12 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. Indien en voor zover meerdere bestemmingsvlakken middels een aanduiding met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;
1.14 Bevi-inrichting inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.15 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.16 bouwgrens de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.18 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 bouwperceelgrens de grens van een bouwperceel;
1.20 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;
1.21 cultuurhistorische waarde de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.22 dak iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.23 de verbeelding (plankaart) de verbeelding (plankaart) van het wijzigingsplan Doorlopendedijk 8(a) Holten, bestaande uit de kaart met nr. NL.IMRO.1742.WPDoorlopendedijk8-O01;
1.24 eerste bouwlaag de bouwlaag op de begane grond;
1.25 eerste verdieping de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.26 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 het plan het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten van de gemeente Rijssen-Holten;
1.28 hobbymatig houden van dieren het niet bedrijfsmatig houden van vee met een maximale produktieomvang tot 11 Nge;
1.29 hoofdgebouw een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.30 kelder een gedeelte van een gebouw, dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw;
1.31 landschappelijke waarde de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.32 maaiveld het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.33 mantelzorg het bieden van zorg in een woning aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.34 nadere eis een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.35 natuurlijke waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.36 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.37 omgevingsvergunning voor de activiteit aanleggen een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder b onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingrecht;
1.38 overkapping een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak;
1.39 persoonsgebonden overgangsrecht een persoonsgebonden overgangsrecht is een overgangsrecht zoals bedoeld in artikel 3.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betekent dat het strijdige gebruik mag worden voortgezet door die perso(o)n(en) die op de datum van vaststelling van het bestemmingsplan een persoonsgebonden overgangsrecht hebben;
1.40 peil - voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
De scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door één gebruiker worden benut;
1.42 risicovolle inrichting een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.43 sterlocatie intensieve veehouderij een bestaand agrarisch bedrijf binnen het verwevingsgebied, waar een perspectiefvol bedrijf met uitsluitend intensieve veehouderij is gevestigd, dat over voldoende omgevingsruimte beschikt om door te kunnen groeien tot een omvang van minimaal 175 nge, of een perspectiefvol gemengd bedrijf dat kan doorgroeien tot minimaal 175 nge en waarbij de intensieve veehouderijtak kan doorgroeien tot minimaal 140 nge (als bedoeld in het reconstructieplan);
1.44 twee-aaneenwoning een woning van het type twee-aaneen gebouwd;
1.45 uitbouw een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.46 veldschuur een vrijstaand eenvoudig gebouw zonder verdieping die gebruikt wordt als schuilplaats voor vee, opslag van agrarische hulpmaterialen zoals machines of opslag van gewassen zoals stro, hooi en zaagsel.
1.47 verticale diepte van een gebouw de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
1.48 volwaardig agrarisch bedrijf een agrarisch bedrijf dat naar aard en omvang en gelet op de arbeidsbehoefte als zodanig moet worden aangemerkt en waarvan de continuïteit voor een periode van ten minste 10 jaar redelijkerwijs is te verwachten. Het bedrijf dient te voorzien in het hoofdinkomen van het bedrijfshoofd. De arbeidsbehoefte en -omvang dienen ten minste één arbeidskracht te omvatten die qua tijdsbesteding volledig (voltijds) werkzaam is of zal zijn in het bedrijf;
1.49 voorgevel de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.50 weg voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg, bestaande uit één hoofdrijbaan of hoofdrijbanen, daaronder niet begrepen de in-/uitvoegstroken, voorsorteervakken, weefvakken, fietspaden en parallelwegen;
1.51 wijziging een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.52 woning een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.53 woongebouw een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.54 woonhuis een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken 2.1.1 De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens: vanaf de buitenwerkse gevelvlakken tot de kadastrale zijgrens van het perceel.
2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.3 De breedte van een gebouw: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
2.1.4 De dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.1.5 De goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.1.6 De inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.1.7 De oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.1.8 Afstanden: loodrecht.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt.
2.3 Maatvoering Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- voor lengten in meters (m);
- voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- voor verhoudingen in procenten (%);
- voor hoeken/hellingen in graden (º).
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de uitoefening van het agrarisch bedrijf niet zijnde opslag van veevoer, mest en agrarische producten met dien verstande dat dit niet geldt voor opslag binnen 50 m vanaf het agrarisch bouwvlak;
- het weiden van vee;
- akkerbouw en vollegrondstuinbouw;
- (boom)kwekerijen, hout- en fruitteelt zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteldplan;
- het behoud van de landschappelijke waarde;
- infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteldplan;
- voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
- voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden;
Op de (plankaart) voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat schuren en stallen die met vergunning aanwezig zijn of gebouwd kunnen worden op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteldbestemmingsplan mogen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden.
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de volgende hoogtes:
bouwwerk | hoogte |
perceel- en erfafscheidingen | 1, 25 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat overkappingen en paardrijbakken niet zijn toegestaan | 3 m |
- lichtmasten en teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan, met dien verstande dat wijnstokken ten behoeve van druiventeelt wel zijn toegestaan;
- kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestplaten en mestzakken moeten aansluitend aan de agrarische bebouwing en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het agrarisch bouwvlak gerealiseerd worden, met dien verstande dat voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- de landschappelijke inpassing.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- lid 3.2 ten behoeve van overschrijding van de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ door bebouwing, met dien verstande dat:
- de overschrijding van het bouwvlak alleen toelaatbaar is, voor zover doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt; hiervan is in ieder geval sprake, indien de overschrijding van het bouwvlak vanwege de milieuwetgeving of het dierenwelzijn is vereist;
- dit uitsluitend is toegestaan in het achtererfgebied;
- de overschrijding niet meer dan 25 m bedraagt;
- dit uitsluitend is toegestaan aan drie zijden van de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ ;
- de bebouwing gedeeltelijk gesitueerd is binnen de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’;
- dit niet geldt ter plaatse van de aanduidingintensieve veehouderij die op de verbeelding (plankaart) zijn aangeduid met reconstructiewetzone – extensiveringsgebied (behoudens voor uitbreiding in het kader van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid);
- de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantings/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze is opgenomen in Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
- en het bouwvlak voor ten minste voor 60 % is bebouwd;
- omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
- lid 3.1 ten behoeve van de realisering van een paardrijbak, met dien verstande dat:
- de paardrijbak is gesitueerd binnen 25 meter van de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’;
- uitsluitend is één paardrijbak per (bedrijfs)woning of veldschuur toegestaan, met dien verstande dat paardrijbakken niet zijn toegestaan ten behoeve van recreatiewoningen;
- paardrijbakken zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied;
- de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt niet meer dan 1.300 m2;
- de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
- de omheining van paardrijbakken niet meer bedraagt dan 1,8 m;
- lichtmasten niet zijn toegestaan.
Een in 3.4 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- landschappelijke en natuurlijke waarden;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- de externe veiligheid;
en er geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.
3.5 Specifieke gebruiksregels 3.5.1 Strijdig gebruik Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik, laten gebruiken of in gebruik geven van de gronden en bouwwerken voor:
- standplaats voor kampeermiddelen;
- dagrecreatie;
- stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
- doeleinden van handel en/of andere dan agrarische bedrijfsdoeleinden;
- een crossterrein of het beoefenen van de modelvliegsport of ander geluidsoverlastveroorzakende activiteiten;
- permanente bewoning.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1:
- ten behoeve van opslag van veevoer, mest en agrarische producten;
- ten behoeve van een (boom)kwekerijen, hout- en fruitteelt;
- ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
- de arbeidsbehoefte van het agrarisch bedrijf ten minste 0,25 volwaardige arbeidskracht bedraagt;
- het aantal kampeermiddelen niet meer dan 25 mag bedragen;
- de gronden grenzen aan de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’;
- ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’ de afwijking uitsluitend kan plaatsvinden indien de belangen en de ontwikkeling van de agrarische bedrijvigheid hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
- het kleinschalig kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast;
- het parkeren plaatsvindt binnen de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’;
- sanitaire voorzieningen binnen de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ worden gerealiseerd;
- het kampeerseizoen is van 15 maart tot en met 31 oktober, met dien verstande dat voor de periode van 1 november tot en met 14 maart geldt dat alle kampeermiddelen met toebehoren worden verwijderd uit het landschap;
- trekkershutten, stacaravans en chalets niet zijn toegestaan.
Een in 3.6 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- landschappelijke en natuurlijke waarden;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- de externe veiligheid;
en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 3.7.1 Verbod Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het planten van bomen en andere hoogopgaande beplanting ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch met waarden’;
- het kappen, verwijderen of beschadigen van houtwallen, houtsingels met een lengte van 5 m of meer;
Het in 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
- het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
- reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
- krachtens een subsidiestelsel ten behoeve van natuurontwikkeling worden uitgevoerd.
De werken of werkzaamheden, zoals genoemd in 3.7.1, zijn in strijd met de bestemming, indien daardoor de waarden, zoals bedoeld in 5.7.1, onevenredig worden aangetast.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- in de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ ten behoeve van de uitbreiding van intensieve veehouderijen tot een oppervlakte van 1,5 ha, met dien verstande dat:
- bij intensieve veehouderijen die zijn gelegen ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ dit uitsluitend is toegestaan wanneer uitbreiding uit het oogpunt van dierenwelzijn en veterinaire gezondheid wenselijk is;
- de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
- de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
- uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
- in de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ ten behoeve van de uitbreiding van intensieve veehouderijen die zijn aangeduid als specifieke vorm van agrarisch – sterlocatie tot een oppervlakte van 2 ha met dien verstande dat
- de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
- uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
- ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ in de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ ten behoeve van de uitbreiding van veehouderijen tot een oppervlakte van 2 ha, met dien verstande dat:
- de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
- de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
- uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
- in de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ ten behoeve van de wijziging van de situering van het bouwblok van een intensieve veehouderij met dien verstande dat:
- de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’;
- de oppervlakte niet meer mag bedragen dan het vigerende agrarisch bouwperceel;
- het aantal dieren niet toeneemt;
- de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
- de wijziging landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel;
- uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van de provincie Overijssel is aangetoond dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
- in de bestemming ‘Natuur’, ‘Water’ en/of de bestemming ‘Bos’, met dien verstande dat:
- de natuurontwikkeling uitsluitend plaatsvindt ter uitvoering van het provinciaal dan wel nationaal beleid.
De wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- landschappelijke en natuurlijke waarden;15
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- de externe veiligheid;
- woon- en leefklimaat.
en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.3 Nadere eisen
De voor ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarische bedrijf met daarbij behorende gebouwen (niet zijnde rijhallen), bouwwerken, geen gebouw zijnde, voorzieningen, beplanting, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven, agrarische gronden en bedrijfswoningen met dien verstande dat:
- per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;
- per bestemmingsvlak niet meer dan 2 bedrijfwoningen zijn toegestaan, tenzij anders is aangegeven op de plankaart;
- intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding intensieve veehouderij;
- bed & breakfast is toegestaan in de bedrijfswoning;
- voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, teelondersteunende voorzieningen, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, en voorzieningen te behoeve van de waterhuishouding;
- bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde, met dien verstande dat paardrijbakken niet zijn toegestaan;
met dien verstande dat;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten-afwijking' is overschrijding aan die zijde zoals omschreven in artikel 3.4 niet toegestaan.
Op de voor ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
4.2.1 Bouwwerken
Voor alle bouwwerken geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf.
4.2.2 Bedrijfswoningen Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:
- per bestemmingsvlak mag niet meer dan 2 bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij meer bedrijfswoningen worden toegestaan op de plankaart;
- de goothoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
- de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
- de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3, exclusief de inhoud van kelders, voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk zijn, met dien verstande dat:
- indien op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteldplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt, met dien verstande dat dit niet geldt voor vervangende nieuwbouw;
- er geen sprake is van woningen die zijn aangewezen als rijks- dan wel gemeentelijk monument, waarbij sprake is van een afstand tot een andere woning (inclusief bijbehorende bouwwerken) van minder dan 15 m, in welk geval niet meer dan 660 m3 is toegestaan.
Voor gebouwen gelden de volgende regels:
- gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.1 (bebouwingsgrenzen);
- voor de goot- en bouwhoogte en de dakhelling gelden de volgende maten:
maximale goothoogte | 6 m |
maximale bouwhoogte | 13 m |
minimale dakhelling | 15° |
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bedrijfswoning
Voor bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:
- de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen per bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m2, waarvan niet meer dan 75 m2 aangebouwd;
- de bouwhoogte van een bijbehorende bouwwerk mag niet meer dan 5 m bedragen;
- in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 8 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet minder dan 15% lager dient te zijn dan de woning, met een minimum van 1 m;
- de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
- in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteld van dit plan, gehandhaafd mogen worden, met dien verstande dat dit niet geldt voor vervangende nieuwbouw.
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde perceel- en erfafscheidingen, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de volgende hoogtes: bouwwerk hoogte voedersilo's 15 m mestsilo's 8 m luchtwassers niet meer dan 2 meter boven nokhoogte van de bijbehorende stal windmolen 10 m overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat vrijstaande overkappingen en lichtmasten niet zijn toegestaan 3 m
bouwwerk | hoogte |
voedersilo's | 15 m |
mestsilo's | 8 m |
luchtwassers | niet meer dan 2 meter boven nokhoogte van de bijbehorende stal |
windmolen | 10 m |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat vrijstaande overkappingen en lichtmasten niet zijn toegestaan | 3 m |
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de bedrijfswoning
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde perceel- en erfafscheidingen, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de volgende hoogtes:
bouwwerk | hoogte |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | 3 m |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- het beginsel van bebouwingsconcentratie;
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de landschappelijke inpassing;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de milieusituatie.
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik, laten gebruiken of in gebruik geven van de gronden en bouwwerken voor:
- opslag-, stort- of bergplaats, stalling en achterlating van voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
- het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie;
- detailhandel;
- bedrijfsactiviteiten die niet gerelateerd zijn aan de uitoefening van het agrarische bedrijf;
- seksinrichting of prostitutiebedrijf;
- kampeerterrein en/of dagrecreatie;
- boerderijkamers;
- plattelandskamers;
- plattelandsappartementen;
- meer dan één, al dan niet afhankelijk, huishouden;
- bewoning van bedrijfswoningen anders dan ten dienste van de bedrijfsvoering.
Het in artikel 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing met betrekking tot:
- lid a, opslag die geschiedt in het kader van de normale bedrijfsvoering en dit uitsluitend plaatsvindt binnen het bouwvlak
4.4.3 Toegestaan gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend:
- het gebruik van bestaande gebouwen voor de volgende nevenactiviteiten:

De bovengenoemde nevenactiviteiten zijn toegestaan, met dien verstande dat:
- er geen vergunningplichtige, bouwkundige aanpassingen in- dan wel uitpandig aan het gebouw plaatsvinden;
- de activiteiten plaatsvinden op de in de tabel genoemde gronden dan wel in de tabel genoemde maximale oppervlakte van de bestaande bebouwing;
- er geen sprake is van opslag van gevaarlijke stoffen;
- de agrarische bedrijfsfunctie primair is en blijft;
- er geen sprake is van detailhandel met uitzondering van ambachtelijke en agrarische producten;
- er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
- er geen vergunningplichtige activiteiten in het kader van milieu plaatsvinden;
- er geen sprake is van geluidhinder zoals bedoeld in het geldende geluidbeleid van de gemeente;
- de nevenactiviteit wordt uitgevoerd door één van de hoofdbewoners van het agrarische bedrijf;
- parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
- geen sprake is van reclame-uitingen;
- het gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- niet meer dan 75 m2 van de oppervlakte van de woning en bijgebouwen ten behoeve van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt, dan wel, indien de bestaande oppervlakte groter is, de oppervlakte zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteldplan;'
- degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
- de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving;
- detailhandel en horeca-gerelateerde activiteiten niet zijn toegestaan;
- de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit mag niet uitsluitend plaatsvinden in een bijbehorend bouwwerk;
- het gebruik van een deel van de bedrijfsgebouwen tot een kantoor ten behoeve van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20 m2;
- Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend:
- bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
- niet meer dan 4 kamers mogen worden verhuurd;
- bed & breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie.
- bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in:
- lid 4.1 en toestaan dat een rijhal wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
- voor wat betreft de paardenhouderij-activiteiten er sprake is van een volwaardig bedrijf, wat blijkt uit een bedrijfsplan;
- niet meer dan 1 binnenrijhal per bedrijf aanwezig mag zijn;
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.300 m2;
- de bouwhoogte niet meer dan 13 m bedraagt;
- de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
- de rijhal landschappelijk wordt ingepast;
- lid 4.1 ten behoeve van de realisering van een paardrijbak, met dien verstande dat:
- uitsluitend is één paardrijbak per bedrijfswoning toegestaan;
- paardrijbakken zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied;
- de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt niet meer dan 1.300 m2;
- de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
- de omheining van paardrijbakken niet meer bedraagt dan 1,8 m;
- lichtmasten niet zijn toegestaan.
- lid 4.2.3 onder b en toestaan dat de hoogte wordt verhoogd tot 14 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
- lid 4.2.3 onder b ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
- lid 4.2.2 onder c en toestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt verhoogd tot 6 m;
- lid 4.2.2 onder e ten behoeve van het uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een boerderij, te weten de bedrijfswoning met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, vergroten van de inhoud van de bedrijfswoning tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, met dien verstande dat:
- de uitwendige hoofdvorm van de woning gehandhaafd blijft;
- de totale inhoud ervan niet wordt vergroot, dan wel met niet meer dan 10% van de inhoud wordt vergroot of verkleind;
- geen ander afwijkingen van het bestemmingsplan ontstaan;
- bij vergroting, het bouwwerk niet hoger wordt dan op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van het plan;
- de woning niet zodanig van karakter verandert, dat het niet of minder in de omgeving past;
- vooraf vaststaat dat daardoor het aantal woningen niet toeneemt;
- lid 4.2.2 onder e ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoning tot niet meer dan 1.000 m3, met dien verstande dat de gebouwen landschappelijk worden ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan;
- lid 4.2.4 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 6 m;
- lid 4.2.5 onder b ten behoeve van mestvergistingsinstallaties tot een maximale hoogte van 12 m;
- lid 4.2.5 onder a en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer mag bedragen dan 6 m;
- lid 4.2.5 onder a en toestaan dat lichtmasten tot een bouwhoogte van niet meer dan 8 m worden gebouwd.
4.5.1 Afwegingskader
Een in 4.5 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- landschappelijke en natuurlijke waarden;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- de externe veiligheid;
en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in:
- lid 4.1 juncto artikel 1.100 (begripsomschrijving woning) en 4.4.1 onder j voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat:
- er sprake is van alles onder één dak;
- het uiterlijk één woning, één bouwmassa dient te zijn;
- er sprake is van één centrale toegang tot de woning, van waaruit beide woonvertrekken direct toegankelijk/bereikbaar zijn;
- er geen sprake is van een woningscheidende wand;
- lid 4.1 ten behoeve van een landschappelijk ingepast, kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
- de arbeidsbehoefte van het agrarisch bedrijf ten minste 0,25 volwaardige arbeidskracht dient te bedragen;
- het aantal kampeerplaatsen niet meer dan 25 mag bedragen, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke en natuurwaarden;
- het kleinschalig kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting, zodat het een passend element vormt in de omgeving en dat aan een doelmatige inrichting wordt bijgedragen;
- het kleinschalig kampeerterrein wordt in ruimtelijke samenhang met de gebouwen gerealiseerd;
- toilet- en wasvoorzieningen worden binnen bestaande bebouwing gerealiseerd, met dien verstande dat:
- indien dat niet mogelijk is de haalbaarheid van herbouw op dezelfde plaats onderzocht kan worden;
- het maximale toegestane percentage aan bebouwing niet wordt overschreden;
- parkeren plaatsvindt op het eigen terrein en dat de parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast met gebiedseigen beplanting;
- het kampeerseizoen is van 15 maart tot en met 31 oktober, met dien verstande dat voor de periode van 1 november tot en met 14 maart geldt dat alle kampeermiddelen met toebehoren worden verwijderd uit het landschap;
- een kleinschalig kampeerterrein is toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ en de gebiedsaanduiding ‘reconstuctiewetzone – verwevingsgebied’, met dien verstande dat een kleinschalig kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ uitsluitend is toegestaan indien de belangen en de ontwikkeling van de agrarische bedrijvigheid hierdoor niet onevenredig worden geschaad;
- trekkershutten, stacaravans en chalets niet zijn toegestaan;
- lid 4.4.1 onder b ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, met dien verstande dat:
- sprake is van een duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf;
- de biomassavergisting milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
- de capaciteit van de installatie minder dan 100.000 kg per dag bedraagt;
- lid 4.4.1 onder f voor het toestaan van boerderijkamers bij agrarische bedrijven, met dien verstande dat:
- boerderijkamers uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘reconstructiewetzone – verwevingsgebied’ en ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’;
- in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat boerderijkamers ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ uitsluitend zijn toegestaan indien zij de landbouw niet frustreren;
- boerderijkamers in bestaande bebouwing worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
- indien dat niet mogelijk is de haalbaarheid van herbouw op dezelfde plaats onderzocht kan worden;
- het maximale toegestane percentage aan bebouwing niet wordt overschreden;
- de oppervlakte van één boerderijkamer is niet meer dan 50 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van boerderijkamers niet meer dan 300 m2 bedraagt;
- verhuur van boerderijkamers het gehele jaar mogelijk is, met dien verstande dat er geen sprake mag zijn van permanente bewoning;
- het kamercomplex ruimtelijk, functioneel-technisch één geheel vormt met de overige bebouwing en dat wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand;
- de boerderijkamers geen belemmering opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven;
- er geen sprake is van aantasting van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of monumentale waarde, en daar waar mogelijk herstel van deze waarden;
- de boerderijkamers geen beperkingen opleveren voor ontwikkelingen in de omgeving;
- parkeren plaatsvindt op het eigen terrein en dat de parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast met gebiedseigen beplanting;
- boerderijkamers worden gerealiseerd conform het gestelde in de Wabo en het Bouwbesluit;
- lid 4.4.1 onder h ten behoeve van het gebruik voor afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
- de afstand van de afhankelijke woonruimte tot de woning niet meer dan 25 m mag bedragen;
- de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer bedraagt dan 75m2;
- aantoonbaar aannemelijk is dat sprake is van een tijdelijke situatie (zorgindicatie) die zal worden beëindigd en wordt teruggebracht naar het oorspronkelijke gebruik nadat de mantelzorg is vervallen.
Een in 4.6 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- landschappelijke en natuurlijke waarden;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- de externe veiligheid;
en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en:
- een agrarisch bouwperceel aanwijzen als ‘specifieke vorm van agrarisch – sterlocatie’ als bedoeld in artikel1.87 (begripsomschrijving sterlocatie intensieve veehouderij), indien:
- het agrarisch bouwperceel is aangeduid als intensieve veehouderij op datum van vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten;
- het bedrijf niet is gelegen binnen de gronden die op de verbeelding (plankaart) zijn aangeduid als ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ of ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’;
- de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ wijzigen in de bestemming‘ Wonen’ met de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch Bedrijf’ en de aansluitende gebiedsbestemming(en), met dien verstande dat het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van reële agrarische bedrijfsvoering en er reeds een vergunde bedrijfswoning aanwezig is binnen hetzelfde bestemmingsvlak ;
- aan de bestemming ‘Agrarisch - Agrarisch bedrijf’ de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’ toekennen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van plattelandsappartementen met dien verstande dat:
- plattelandskamers uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘reconstructiewetzone – verwevingsgebied’ en ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’;
- in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat plattelandskamers ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ uitsluitend is toegestaan indien zij de landbouw niet frustreren; plattelandsappartementen in bestaande bebouwing worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
- indien dat niet mogelijk is de haalbaarheid van nieuwbouw op dezelfde plaats onderzocht kan worden;
- het maximale toegestane percentage aan bebouwing niet wordt overschreden;
- de oppervlakte van één plattelandsappartement bedraagt meer dan 50 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de kamers niet meer dan 300 m2 bedraagt;
- verhuur van plattelandsappartementen het gehele jaar mogelijk is, met dien verstande dat er geen sprake mag zijn van permanente bewoning;
- het kamercomplex ruimtelijk, functioneel-technisch één geheel vormt met de overige bebouwing en dat wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand;
- het geheel landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
- de plattelandsappartementen geen belemmering opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven;
- er geen sprake is van aantasting van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of monumentale waarde, en daar waar mogelijk herstel van deze waarden;
- de plattelandsappartementen geen beperkingen opleveren voor ontwikkelingen in de omgeving;
- parkeren plaatsvindt op het eigen terrein en dat de parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast met gebiedseigen beplanting;
- plattelandsappartementen worden gerealiseerd conform het gestelde in de Wabo en het Bouwbesluit.
De wijzigingsbevoegdheid kan slechts worden toegepast indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- landschappelijke en natuurlijke waarden;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- de externe veiligheid;
- woon- en leefklimaat.
en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.
Artikel 5 Leiding - Hoogspanningsverbinding
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.3 Afwijken van de bouwregels 5.3.1 Afwijken
De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- de aanleg, instandhouding en bescherming van (een) bovengrondse verbinding(en) ten behoeve van het transport van elektriciteit;
met daarbij behorende:
- belemmeringenstrook;
- veiligheidszone;
- gebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
Op de voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte mag niet meer dan de volgende hoogtes:
bouwwerk | hoogte |
hoogspanningsmast | 40 m |
bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 2,5 m |
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 en kan worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming.
5.3.2 Afwegingskader Een in 5.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding(en) en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 5.4.1 Verbod Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
- het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
- het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
- het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld of weghoogte.
Het in 5.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:
- het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
- reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een vergunning horen burgemeester en wethouders de betreffende leidingbeheerder(s).
Artikel 6 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde Middelhoog
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud, de bescherming en/of het herstel van de (verwachte) archeologische waarden;
met daarbij behorende:
- werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- voorzieningen.
Op de voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd.
6.2.1 Uitzonderingen
Het bepaalde in 6.2 is niet van toepassing op:
- bouwwerken en -projecten met een oppervlakte van niet meer dan 5.000 m2, en waarbij de bodem niet op een grotere diepte dan 0,5 m zal kunnen worden verstoord;
- activiteiten waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist;
- bouwprojecten waarvoor een omgevingsvergunning is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2 en kan worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.
6.3.1 Afwegingskader
Een in 6.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:
- daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden, die blijkens de aanvraag (zullen) worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
- uit hetonder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen worden verstoord, waarbij een of meerdere van de volgende voorwaarden kunnen worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Een in 6.3 genoemde vergunning is niet vereist indien:
- op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
- het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt gebruikt.
Aan een in 6.3 genoemde vergunning kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg de volgende voorwaarden worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Het is in onderstaande gevallen verboden om zonder een omgevingsvergunning een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid op gronden over een oppervlakte van 5.000 m² of meer uit te voeren of te laten uitvoeren die kan leiden tot het verstoren van de bodem tot een diepte van 0,5 m:
- het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) op een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld;
- het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk;
- het aanbrengen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het beplanten van gronden met diepwortelende bomen en struiken.
Het in 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde:
- ten dienste van het onderzoek naar het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden;
- die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
- die reeds legaal in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
- die de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden, die blijkens de aanvraag (zullen) worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
- De werken of werkzaamheden, zoals in6.4.1, zijn in strijd met de bestemming, indien daardoor de waarden, zoals bedoeld in 6.1, onevenredig worden aangetast, hetgeen dient te blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
- Een rapport als bedoeldonder a is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden middels andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan ook als een rapport beschouwd.
3 Algemene Regels
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Bebouwingsgrenzen.
7.1.1 Afwijken bebouwingsgrenzen
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dienen, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan een verkeersbestemming de volgende afstanden uit de as van de meest nabijgelegen rijbaan van de op de kaart nader onderscheiden wegen in acht genomen:
bestemming | afstand |
Verkeer - 1 | 100 m |
Verkeer - 2 | 50 m |
Verkeer - 3 | 20 m |
Verkeer - Onverhard | 10 m |
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.1 ten behoeve van een kleinere afstand tot de as van de weg, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt ter plaatse aanvaardbaar is en uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daar uit oogpunt van het wegbeheer en de verkeersveiligheid geen bezwaar tegen bestaat.
7.2 geluidszones langs wegen
Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:
- 250 meter ter weerszijden van een weg met een of twee rijstroken;
- 400 meter ter weerszijde van een weg met drie of vier rijstroken;
mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.
7.3 geluidszones langs spoorwegen Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van 500 meter van de spoorlijn Deventer-Wierden mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, te doen of laten gebruiken of in gebruik te geven van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:
- op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemmingen, tenzij voor dit afwijkende gebruik op grond van de regels in dit plan een omgevingsvergunning is verleend.
- een paardrijbak, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
- een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan
- bewoning van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk;
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:
- het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, afwijking of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
- de opslag van materiaal en het stallen van caravans in (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen;
- het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
- aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
- transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
- hoogspanningsleidingen;
- buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- De landschappelijke inpassing moet uiterlijk 2 jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn aangelegd overeenkomstig het erfinrichtingsplan uit bijlage 1 en dient vervolgens aldus in stand te worden gehouden;
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij:
- Agrarisch in 3.6 en 3.8;
- Agrarisch - Agrarisch bedrijf in 4.6 en 4.7;
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijkingsbevoegdheid 10.1.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, lifschachten;
- gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
- (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen; mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;
- het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,5 m;
- het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
Een in 10.1.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de sociale veiligheid;
- de externe veiligheid.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
11.1 Nadere eis
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- een vastgesteldbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
- burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht Bouwen
14.1 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
14.2 Strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
14.3 Verbod Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
14.4 Uitzondering Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Overgangsrecht Gebruik
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- Na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevings-vergunning voor het bouwen geschiedt binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
13.3 Uitzondering Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
De regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan
‘Buitengebied Holten, Doorlopendedijk 8, wijzigen bouwvlak’.