BP Kasteelweg 21
Bestemmingsplan - Gemeente Geldrop-Mierlo
Vastgesteld op 16-01-2012 - geheel onherroepelijk in werking
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1
plan:
het bestemmingsplan 'Kasteelweg 21’ van de gemeente Geldrop-Mierlo;
2
bestemmingsplan
:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO 1771.BPKasteelweg21-OP01met de bijbehorende regels en bijlagen;
3
aanbouw:
een aan het hoofdgebouw aangebouwde afzonderlijke, vanuit het hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijke ruimte, die als een uitbreiding van de woning te beschouwen is; de aanbouw is zowel qua afmeting en/of functioneel opzicht ondergeschikt aan het hoofdgebouw;
4
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
5
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
6
aardkundige waarden:
landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;
7
archeologische verwachtingswaarden:
gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen;
8
archeologische waarden:
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
9
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
10
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld ten dienste van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;
11
bestaand/bestaande situatie:
bebouwing en gebruik, zoals naar aard en omvang aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
12
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
13
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming;
14
bijgebouw:
een al dan niet vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
15
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
17 bouwlaag of verdieping(slaag):
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren en balklagen/plafonds is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder/vliering;
18 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
19 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
20 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
22 dagrecreatie:
recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;
23 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
24 eenheden:
een verblijfsruimte binnen een complex of gebouw bedoeld voor recreatief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers;
25 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
26 GBKN (= Grootschalige Basiskaart Nederland):
kaart met de belangrijkste topografische elementen. De belangrijkste gebruikers zijn leidingbeheerders (gas-, water-, telecommunicatie- en elektriciteitsbedrijven, kabelexploitanten), gemeenten, waterschappen en het Kadaster;
27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk door één of meer wanden omsloten ruimte vormt;
28 hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden in hoofdzaak bedoeld is;
29 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
30 ondersteunende horeca:
een horecavoorziening binnen een bestemming, waarvan de hoofdbestemming een andere dan 'horeca' is, maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie en ten behoeve van passerende dagrecreanten,namelijk wandelaars of fietsers, bedrijfsmatig drank en etenswaren aanbiedt tegen betaling voor consumptie ter plekke
31 hydrologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde abiotische waarde in verband met potentieel aanwezige water gerelateerde flora en/of fauna zoals kwelgebieden, poelen en beekdalen;
32 kampeermiddel:
a een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
b enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf gericht op één gezin of groep;
34 kelder:
een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk;
36 landschapselementen:
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes;
37 landschapswaarden:
de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en wisselwerking;
38 natuurwaarden:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen);
39 overkapping:
een dakconstructie vrijstaand met maximaal één wand dan wel aan maximaal één zijde begrensd door de gevel van een belendend gebouw;
40 recreatief nachtverblijf:
verblijf om te overnachten, ten behoeve van recreatieve doeleinden of vakantie, anders dan in de eigen woning;
41 recreatieve voorziening:
voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, hondenoefenterreinen, dierenparken, openluchttheaters en groepsaccommodaties;
42 ruimtelijke eenheid:
complex van bij elkaar behorende bouwwerken;
43 stacaravan:
een wagen (niet uitklapbaar) gebouwd, ingericht en bestemd om te kamperen, welke volgens de bepalingen van de wegenverkeerswetgeving niet over de openbare weg achter een auto mag worden voortbewogen en die bedoeld is voor gebruik op een vaste standplaats
44 uitbouw:
een uitbreiding van het bestaande hoofdgebouw, waarbij geen sprake is van een afzonderlijke ruimte;
45 verblijfsrecreatie:
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning c.q. hoofdverblijf, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;
46 voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;
47 water:
al het oppervlakte water zoals sloten, greppels, (infiltraties)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;
48 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen, die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit;
49 werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;
50 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
de afstand tot de weg:
de afstand van de bebouwing tot de as van de weg;
het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren;
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
peil:
a voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg;
b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
2 Algemene Regels
Artikel 3 Recreatie
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a verblijfsrecreatieve voorzieningen en wel een kampeerterrein;
b één bedrijfswoning;
c ondergeschikte voorzieningen;
d paden en wegen;
e parkeren ter plaatse van de aanduiding ‘sr-p’;
f water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
g groenvoorzieningen
h ter plaatse van de aanduiding 'sr-h' is ondersteunende horeca toegestaan; welk gebruik beperkt is tot verblijfsrecreanten en dagrecreanten, zoals wandelaars en fietsers; onder dit gebruik is uitdrukkelijk niet begrepen feesten, partijen en andere onder reguliere horeca vallende activiteiten.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfswoningen (Hoofdgebouw)
Voor het bouwen van bedrijfswoningen (hoofdgebouwen) gelden de volgende bepalingen:
a. Toegestaan is één bedrijfswoning
b. Voor de bestaande bedrijfswoning geldt de bestaande oppervlakte en inhoud als maximum.
c. Bebouwing is toegestaan binnen het bouwvlak.
d. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan zoals aangegeven op de plankaart.
3.2.2 Aanbouwen En Bijgebouwen Bij Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
b De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 38,75 m²;
c De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
e De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
3.2.3 Overige Gebouwen
Voor overige binnen de bestemming passende bebouwing gelden de volgende bepalingen:
a. overige gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
b. de goothoogte bedraagt maximaal zoals aangegeven op de plankaart;
c. de bouwhoogte bedraagt maxiamaal zoals aangegeven op de plankaart.
3.2.4 Bouwwerken Geen Gebouwen Zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevellijn niet meer mag bedragen dan 1 m .
b De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6,5 m.
c De oppervlakte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 30 m².
3.3 Ontheffing Van Bouwregels
3.3.1 Onoverdekt Zwembad
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.4 voor de bouw van een onoverdekt zwembad waarbij geldt, dat:
a. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder mag bedragen dan 5 meter;
b. de oppervlakte van het zwembad niet meer mag bedragen dan 40 m2;
c. het zwembad uitsluitend achter de achtergevelrooilijn van van de woning mag worden gesitueerd;
d. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
e. de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig mogen worden aangetast;
f. de bouwhoogte van het zwembad niet meer bedraagt dan 0,5 meter;
g. het stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast.
3.4 Specifieke Gebruiksregels
3.4.1 Toegestaan Gebruik
a Slechts ter plaatse van de aanduiding 'sr-h' is uitsluitend ondersteunende horeca toegestaan.
b Onder de bestemming 'Recreatie' zijn maximaal 65 kampeermiddelen toegestaan;
c Het gebruik van het zwembad is slechts toegestaan ten behoeve van verblijfsrecreanten.
3.4.2 Verboden Gebruik
Als verboden gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval aangemerkt:
a. verblijven ter plaatse van de aanduiding 'sr-p'
b. feesten en partijen, alsmede andere activiteiten, die onder volwaardige horeca vallen, ter plaatse van de aanduiding 'sr-h'.
c. de plaatsing van stacaravans op gronden bestemd voor recreatie.
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuur/landschapselementen en de bijbehorende groeiplaats;
b water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
c behoud, herstel en ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden; -
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.
4.2.2 Ondergronds
Op de gronden binnen deze bestemming mag niet ondergronds worden gebouwd.
4.3 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a in het algemeen:
1 het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,40 m diepte wordt gewijzigd;
2 het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,40 m onder maaiveld;
3 het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
4 het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
5 het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage m.u.v. grondwateronttrekkingen;
6 het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;
7 het verwijderen van natuur- en landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
8 het verwijderen van perceelsindelingen;
9 het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel aanbrengen van andere niet omkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m² per perceel.
2 Uitzonderingen
Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3 Toelaatbaarheid
De in lid 4.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
4.4 Gebruiksregels
Als verboden gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval aangemerkt::
a. parkeren;
b. recreatie.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. behoud en instandhouding van natuurwaarde;
c. behoud en instandhouding van cultuurhistorische waarde;
d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
e. extensief recreatief medegebruik;
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd tot een bouwhoogte van 2 meter.
5.2.2 Ondergronds Bouwen
Ondergronds bouwen is niet toegestaan.
Artikel 6 Waarde-archeologie 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 1’ (Waarde – Archeologie hoog) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
6.2 Bouwwregels
Het is niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:
a de verbouw en/of nieuwbouw van bestaande gebouwen, voor zover bij de bouw de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld;
b de bouw van een bijgebouw van of uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een oppervlakte van niet meer dan 100 m²;
c bouwwerken ten dienste van de in deze bestemming genoemde functies en ten dienste van overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld, voor zover de oppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt.
6.3 Ontheffing Bouwregels
a Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 6.2 voor bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen, indien en voor zover:
1 met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
2 in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving.
b In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de ontheffing de volgende verplichtingen worden verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2 de verplichting tot het doen van opgravingen;
3 de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
c Alvorens een ontheffing als bedoeld sub a wordt verleend, wordt archeologisch advies ingewonnen.
d Op de voorbereiding van een besluit omtrent ontheffing als bedoeld sub a, is de in Afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
6.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
6.4.1 Werken En Werkzaamheden
a Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning)
de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren, over een oppervlakte van 100 m² of meer:
1 het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage; 2 het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
3 het ophogen en egaliseren van gronden;
4 het verlagen van het waterpeil;
5 het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
6 het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
7 het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
8 het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
9 het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 m dan maaiveld.
b De in sub a genoemde ontheffing voor werken en werkzaamheden over een oppervlakte van minder dan 500 m² geldt niet
indien voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een ontheffing van aanlegvergunning is verleend voor aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein.
6.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
6.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 6.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
a indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
b indien vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld dat:
1 de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
2 er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
3 de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad;
c indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de aanlegvergunning de voorwaarde verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat een archeologische begeleiding zal plaatsvinden;
d nadat burgemeester en wethouders advies hebben ingewonnen bij een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.
Artikel 7 Waarde-archeologie 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ (Waarde – Archeologie hoog, esdek) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
7.2 Bouwregels
Het is niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:
a de verbouw en/of nieuwbouw van bestaande gebouwen, voor zover bij de bouw de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld;
b de bouw van een bijgebouw van of uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een oppervlakte van niet meer dan 500 m²;
c bouwwerken ten dienste van de in deze bestemming genoemde functies en ten dienste van overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld, voor zover de oppervlakte niet meer dan 500 m² bedraagt.
7.3 Ontheffing Bouwregels
a Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 7.2 voor bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen, indien en voor zover:
1 met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
2 in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving.
b In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de ontheffing de volgende verplichtingen worden verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2 de verplichting tot het doen van opgravingen;
3 de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
c Alvorens een ontheffing als bedoeld sub a wordt verleend, wordt archeologisch advies ingewonnen.
d Op de voorbereiding van een besluit omtrent ontheffing als bedoeld sub a, is de in Afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
7.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
7.4.1 Werken En Werkzaamheden
a Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning)
de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren, over een oppervlakte van 500 m² of meer:
1 het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,5 m onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
2 het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
3 het ophogen en egaliseren van gronden;
4 het verlagen van het waterpeil;
5 het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
6 het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
7 het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
8 het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
9 het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,5 m dan maaiveld.
b De in sub a genoemde ontheffing voor werken en werkzaamheden over een oppervlakte van minder dan 500 m² geldt niet
indien voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een ontheffing van aanlegvergunning is verleend voor aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein.
7.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c het normale onderhoud en/of gebruik betreffen.
7.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 7.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
a indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
b indien vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld dat:
1 de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
2 er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
3 de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad;
c indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de aanlegvergunning de voorwaarde verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat een archeologische begeleiding zal plaatsvinden;
d nadat burgemeester en wethouders advies hebben ingewonnen bij een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.
Artikel 8 Waarde-archeologie 3
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ (Waarde – Archeologie middelhoog) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
8.2 Bouwregels
Het is niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:
a de verbouw en/of nieuwbouw van bestaande gebouwen, voor zover bij de bouw de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd en voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld;
b de bouw van een bijgebouw van of uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een oppervlakte van niet meer dan 2.500 m²;
c bouwwerken ten dienste van de in deze bestemming genoemde functies en ten dienste van overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, voor zover bij de bouw geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,5 m ten opzichte van het maaiveld, voor zover de oppervlakte niet meer dan 2.500 m² bedraagt.
8.3 Ontheffing Bouwregels
a Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 8.2 voor bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen, indien en voor zover:
1 met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
2 in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving.
b In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de ontheffing de volgende verplichtingen worden verbonden:
1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
2 de verplichting tot het doen van opgravingen;
3 de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
c Alvorens een ontheffing als bedoeld sub a wordt verleend, wordt archeologisch advies ingewonnen.
d Op de voorbereiding van een besluit omtrent ontheffing als bedoeld sub a, is de in Afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
8.4 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
8.4.1 Werken En Werkzaamheden
a Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning)
de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren, over een oppervlakte van 2500 m² of meer:
1 het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3m (0,5 m) onder maaiveld, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
2 het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
3 het ophogen en egaliseren van gronden;
4 het verlagen van het waterpeil;
5 het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
6 het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
7 het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
8 het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
9 het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,3 m (0,5 m) dan maaiveld.
b De in sub a genoemde ontheffing voor werken en werkzaamheden over een oppervlakte van minder dan 2500m² geldt niet
indien voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een ontheffing van aanlegvergunning is verleend voor aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein.
8.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en graafwerkzaamheden welke:
a in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een terzake deskundige;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op hwet tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c het normale omderhoud en/of gebruik betreffen.
8.4.3 Toelaatbaarheid
De in lid 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend:
a indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
b indien vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld dat:
1 de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
2 er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
3 de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad;
c indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de aanlegvergunning de voorwaarde verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat een archeologische begeleiding zal plaatsvinden.
d nadat burgemeester en wethouders advies hebben ingewonnen bij een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Bestaande Afwijkende Maatvoering
In die gevallen, dat de goothoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en /of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, van een bouwwerk dat aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor in overeenstemming met het bepaalde in de Woningewet tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan:
- minder bedraagt dan in de bouwregels van hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk is toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minmaal toegestaan;
- meer bedraagt dan in de bouwregels van hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven resp. toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Strijdig Gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een sexinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
b. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige dan wel afhankelijke woonruimte.
11.2 Afwijking Gebruiksverbod
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 1 en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte mits:
a. omgevingsvergunning uitsluitend is toegestaan bij een woning, niet zijnde recreatiewoning, of een bedrijfswoning en een dergelijke tijdelijke bewoning wenselijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg of huisvesting van de rustende boer;
b. er gebruik wordt gemaakt van een en dezelfde uitrit door zowel de hoofdbewoner als de zorgbehoevende(n)/ rustende boer;
c. de bereikbaarheid voor (aanleg van ) algemene voorzieningen en nutsvoorzieningen en voor hulpdiensten gewaarborgd blijft;
d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
e. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende bouwregels wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 100 m²;
f. de afhankelijke woonruimte een tijdelijk karakter heeft en na beëindiging van de tijdelijke bewoning het geheel weer door de hoofdbewoner in gebruik wordt genomen.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredeige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de social veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van :
a. de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de inhoud van burgerwoningen;
b. de bestemmingsregels en voor het bouwen met een gringe mate van afwijking van de plaats en de richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van die gronden een geringe afwijking vergt;
c. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m2 zal bedragen
2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter zal bedragen;
d. de bestemmingsregels ten aanzien vvan de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot:
1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
2. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m;
e. de bestemmingsregels ten aanzien van het slopen van cultuurhistorische waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding çultuurhistorische waarde'en toestaan dat deze bebouwing wordt gesloopt.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:
a. de dubbelbestemmingen " Waarde -archeologie 1", "Waarde -archeologie 2" en "Waarde -archeologie 3" geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming "Waarde -Archeologie 1", "Waarde -archeologie 2", "Waarde -archeologie 3", toe te kennen, indien uit aanvullend of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op de ter plaatse aanwezig waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 14 Overige Regels
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht Bouwwerken
a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd met een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht Gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van het plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Kasteellaan 21".
1 Inleiding
1.1 Inleiding
Mevrouw F. van Moorsel is exploitante van minicamping 'De Sprink", die plaats biedt aan 15 caravans of tenten. De camping is gestart op 1 januari 2005. Mevrouw Van Moorsel wenst uitbreiding van de camping om kwalitatief het voortbestaan te waarborgen en een volwaardig inkomen uit de camping te verkrijgen.
De camping wordt op dit moment vooral bezocht door de groep 40+, die graag een wandel- of fietsvakantie wenst. De gelegenheden in de omgeving daarvoor zijn talrijk. De camping ligt in de omgeving van bossen en het natuurgebied de Strabrechtse Heide; terwijl de dorpskernen van de omliggende dorpen zich in de nabijheid bevinden. Naar de gevolgen van de uitbreiding voor de diverse belangen is uitvoerig onderzoek gedaan.
De camping is immers gesitueerd nabij een natuurgebied.
Een klein deel van het terrein waar de uitbreiding van de camping is beoogd, ligt in de Groene Hoofdstructuur (GHS) die de provincie heeft vastgesteld. Voorts dient de uitbreiding te passen in het beleid van de gemeente, het waterschap en de provincie op het gebied van archeologie, recreatie, waterbeleid en Flora en Fauna. Aan de toegangsweg tot de camping ligt een aantal woningen.
De bestemmingswijziging kon niet meer worden meegenomen in het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied omdat een aantal onderzoeken nog niet was uitgevoerd ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied.

1.2 Aanleiding En Doel
Het doel van het bestemmingsplan "De Sprink"is het juridisch planologisch mogelijk maken van de uitbreiding van minicamping 'De Sprink' aan de Kasteelweg 21 te Mierlo. Met het voorliggende plan zal het huidige aantal van 15 staanplaatsen voor caravans uitgebreid worden tot een volwaardige camping met 65 staanplaatsen en een doorlopende openstelling, waaruit ook, in tegenstelling tot nu, een volwaardig inkomen zal worden kunnen gegenereerd. De exploitante heeft hiertoe op 9 november 2007 een verzoek ingediend.
De huidige minicamping is gerealiseerd doormiddel van een vrijstelling (ex artikel 19, lid 1, WRO) van het bestemmingsplan 'Buitengebied' (1980). De verklaring van geen bezwaar hiertoe is op 15 maart 2004 door Gedeputeerde Staten verleend. Het terrein voor de huidige minicamping heeft een oppervlakte van ca 1,1 ha, waarvan ca. tweederde daadwerkelijk voor de camping in gebruik is. Met de uitbreiding zal het terrein een oppervlakte hebben van 1,8 ha. Het project betreft de percelen gemeente Mierlo kadastraal sectie K nummer 319 (deels). Naast de uitbreiding van het aantal staanplaatsen zal ook een parkeerterrein worden aangelegd en een nieuw sanitair gebouw worden opgericht met een oppervlakte van ca.124 m2.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo heeft op 22 april 2008 besloten dat zij in principe bereid is medewerking te verlenen aan het verzoek.

1.3 Bestemmingsplan Buitengebied
De raad heeft op 8 november 2010 het bestemmingsplan "Buitengebied" vastgesteld.
Binnen dit nieuwe plan hebben de gronden, die op het project betrekking hebben, de volgende bestemming; - "Wonen" (artikel 25) op het voorste deel van de het perceel, waar de bedrijfswoning staat, met de aanduiding: specifieke vorm van wonen-voormalig agrarisch bedrijf.
- "Agrarisch" (artikel 3) met de aanduiding "kampeerterrein "(kt), die de huidige minicamping mogelijk maakt;
- "Agrarisch met waarden-3 (artikel 7), ter plaatse van het beoogde parkeerterrein en groene strook.
Op het projectgebied zijn ook de volgende waarden van toepassing:
- "Waarde-Archeologie 2" (artikel 28) ter plaatse van de bestaande bedrijfsbebouwing
- "Waarde-Archeologie 3"(artikel 29)
-"Waarde-Archeologie 4" (artikel 30).
De aanduiding "kt"maakt echter niet meer dan de huidige kleinschalige camping ('minicamping') mogelijk, tot maximaal 15 standplaatsen. De gewenste uitbreiding valt echter buiten het daarvoor aangewezen vlak en is derhalve in strijd met de bestemmingsplanvoorschriften. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk is om het gewenste project te kunnen realiseren.

1.4 Bestaande Situatie
De camping bevindt zich net buiten het centrum van Mierlo in een zeer rustige en landelijke omgeving aan de bosrand.
Het projectgebied ligt aan de zuidzijde van de Kasteelweg, die tegenwoordig de afscheiding vormt tussen het buitengebied en de bebouwde kom van Mierlo. De camping grenst in de zuidzijde aan het terrein van de scouting. Aan de zuidkant ligt ook het buurtschap Aardborst met daarbij de recreatieve Pooort: de Aardborsthoeve.
Er bevindt zich één woning naast de camping; en tegenover de camping bevinden zich enkele vrijstaande woningen.
Aan de westkant komt de straat uit in het Molenbos gelegen tussen Geldrop en Mierlo.


Aan de oostzijde van het perceel bevindt zich landbouwgrond; westelijk en ten zuiden van het perceel liggen akkerbouwvelden, waarop snijmais wordt verbouwd.

1.5 Historisch
Het projectgebied ligt aan de zuidzijde van de Kasteelweg. Deze smalle landbouwweg vormt de afscheiding tussen de bebouwde kom van Mierlo en het buitengebied. Deze Kasteelweg was omstreeks 1700 de toegangsweg naar het kasteel van Mierlo. Het kasteel bestaat tegenwoordig niet meer, maar de weg ligt er nog steeds. Het enige dat nog herinnert aan het kasteel is de kasteelboerderij, die gebouwd is aan het begin van de 18e eeuw. Deze pachtboerderij behoorde bij het kasteel, dat hiertegenover lag.
Het perceel maakt deel uit van een oude zandontginning met als kenmerk een vrijwel vlak relief met verspreide bebouwing, regelmatige blokvormige percelen met weinig begroeiing. De toelichting op het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' karakteriseert het als een 'individuele dekzandontginning'; een landschapstype waarvbij het oorspronkelijke landschapstype door ontginning vrijwel geheel verloren is gegaan.
Op de grond was een vollegronds tuinbouwbedrijf gevestigd, waarop aardbeien werden geteeld. Een deel van de grond wordt thans nog verhuurd.
2 Beleid
2.1 Nationaal Beleid
2.1.1 Nota Ruimte
De Nota ruimte bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat.
Hierbij richt men zich op vier doelen:
versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
borging van de veiligheid.
De Nota Ruimte geeft voor deze doelen aan welke waarden tenminste gegarandeerd worden en voor welke ruimtelijke structuren het rijk een grotere verantwoordelijkheid heeft. Het Rijk is hiervoor verantwoordelijk op nationaal niveau, de decentrale overheden op hun schaalniveau. Enkele belangrijke koerswijzigingen in de Nota Ruimte zijn de extra aandacht voor de eigen verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten, verbrede plattelandsontwikkeling en een minder streng contourenbeleid.
De Nota Ruimte biedt meer kansen voor het buitengebied om het economisch draagvlak en de vitaliteit van het landelijk gebied te vergroten.
Bij benadering van de ruimtelijke ordening wordt uitgegaan van drie lagen:
ondergrond (water, bodem en het zich daarin bevindende leven);
netwerken (alle vormen van zichtbare en onzichtbare infrastructuur);
occupatie (ruimtelijke patronen tengevolge van menselijk gebruik).
Elke laag is van invloed op de ruimtelijke afwegingen en keuzen met betrekking tot de andere lagen. Plannen die oog hebben voor deze drie lagen en de voorwaarden die zij aan het ruimtegebruik stellen, kunnen daarmee toekomstgericht, duurzaam en bruikbaar zijn. De lagenbenadering gaat dan ook samen met de verschillende aspecten van ruimtelijke kwaliteit: gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.
Op het niveau van de gemeente Geldrop-Mierlo verdienen de volgende punten aandacht:
bundeling van verstedelijking en economische activiteiten;
locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen;
balans tussen rood en groen/blauw;
water en verstedelijking;
bundeling van infrastructuur;
milieu en veiligheid;
benutting van bestaand bebouwd gebied kan voor een deel aan de ruimtevraag van burgers tegemoet komen.
Aan deze punten wordt op decentraal niveau (streekplan en bestemmingsplan) nader invulling gegeven.
De locatie ligt niet in de EHS, de Ecologische Hoofdstructuur.
De vestiging van de camping draagt bij aan een vitaal platteland.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Algemeen
De hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid worden vastgelegd in de Structuurvisie Ruimtelijke ordening (SVRO). De visie is inmiddels vastgesteld op 1 oktober 2010 en geeft de hoofdlijnen voor het ruimtelijk beleid voor de periode tot en met 2025.
Voor de uitvoering van het vastgestelde beleid kan de provincie gebruik maken van de bevoegdheid tot het stellen van o.a. instructieregels (provinciale verordening) die grenzen stellen aan de besluitvorming van gemeenten. Zo heeft Provinciale Staten op 23 april 2010 de Verordening Ruimte fase 1 vastgesteld- in werking getreden op 1 juni 2010,welke verordening in hoofdzaak betrekking heeft op het stedelijk gebied.
Daarnaast hebben Provinciale Staten op 1 juni 2010 de Ontwerp-Verordening Ruimte fase 2 (VR2) vastgesteld.
Deze Verordening draagt bij aan de realisering van de provinciale belangen en doelen en heeft vooral betrekking op ontwikkelingen in het buitengebied.
Provinciale Staten hebben op 17 december 2010 de Verordening Ruimte vastgesteld. Deze Verordening Ruimte is op 1 maart 2011 in werking getreden.
Vooruitlopend hierop hebben Gedeputeerde Staten de Hoofdlijnennotitie voor Fase 2 van de Verordening vastgesteld; aan de hand van deze Notitie kunnen projectbesluiten of bestemmingsplanherzieningen worden getoetst aan de provinciale belangen in het buitengebied.
2.2.2 Verordening Ruimte
Gedurende de voorbereiding van het bestemmingsplan hebben GS van Noord-Brabant nieuw beleid opgesteld.
Gaandeweg het traject is steeds geanticipeerd hierop, omdat de Verordening Ruimte 2011 vanaf de inwerkingtreding het juridisch kader voor nieuwe bestemmingsplannen zou zijn.
Zorg en plicht
De Verordening kent een
algemene
zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, waarover in de toelichting van het bestemmingsplan verantwoording dient te worden afgelegd. Deze plicht valt te onderscheiden in:- een bijdrage aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied alsmede de naaste omgeving;
- het principe van zuinig ruimtegebruik.
Algemene verantwoording
In het algemeen moet worden verantwoord op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van de ruimtelijke ontwikkeling voor de gronden, de naaste gronden, bodemkwaliteit, waterhuishouding, monumenten, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en landschappelijke waarden. Ook moet de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling- in het bijzonder de voorgenomen omvang van de bebouwing- passen in de omgeving, terwijl de afwikkeling op het personen- en goederenvervoer moet zijn afgestemd op de beoogde voorziening. Tenslotte moet- in het kader van deze algemene zorgplicht- worden ingegaan op kwaliteitsverbetering van het landschap.
Bijzondere eisen
Naast het voldoen aan de algemene verplichting, stelt de Verordening ook
bijzondere
vereisten, die gerelateerd zijn aan de ligging van het betrokken gebied. Blijkens het kaartmateriaal ligt het terrein (zowel bestaand als de uitbreiding) van Camping De Sprink in Natuur en Landschap, groenblauwe mantel. Het doel van de groen-blauwe mantel is om het robuust maken van water en natuur, het verbinden van water en natuur en het versterken van de landschappelijke en recreatieve kwaliteit. De groenblauwe mantel ligt als een mantel om de groenblauwe kernen en is er op gericht om de waarden van die kernen te versterken en te verbinden. Feitelijk wordt de mantel gevormd door grondgebonden agrarisch gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur, water en (niet-intensieve) recreatie.
De Verordening Ruimte houdt regels voor een bestemmingsplan in de groenblauwe mantel in, die betrekking hebben op de bescherming en ontwikkeling van de groenblauwe mantel.
Artikel 6.3 bepaalt: Een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel:
- a. strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheidene gebieden;
- b. stelt regels ter bescherming van de ecologische en landschappelijke waarden en hydrologische kenmerken van de onderscheiden gebieden.
De toelichting moet een verantwoording bevatten over de wijze van onderzoek naar het voorkomen van deze waarden en kenmerken.
Regels voor niet-agrarische ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied
Hoofdstuk 11 gaat in op de regels voor niet-agrarische ontwikkelingen. De Verordening Ruimte voorziet niet specifiek in de mogelijkheid van een (uitbreiding van een ) camping. Dit betekent dat de algemene regel van artikel 11.6 sub 1 van toepassing is: regels voor niet-agrarische ruimtelijke ontwikkelingen.
Wij zijn van mening dat de camping gerubriceerd moet worden onder de regeling van artikel 11.6.lid 1 ondanks het feit dat de beoogde camping groter is dan de genoemde 5000 m2.
Deze maatvoering moet immers ten aanzien van (deze) campings niet te rigide worden uitgelegd.
In de eerste plaats ontbreekt namelijk een regeling die is toegespitst op campings, terwijl voor afzonderlijke andere categorieën daarentegen wel regels zijn opgesteld, zoals voor horeca, vrije-tijds-voorziieningen, recreatiewoningen en dagrecreatie.
In de tweede plaats is dit artikel- en de daarmee verbonden oppervlakte- toegespitst op echte bedrijvigheid en de daarbij behorende verstening en intensiever gebruik. Dit brengt met zich mee dat de maatvoering voor een camping niet te rigide moet worden toegepast.
Dit betekent dat in de verantwoording zal worden ingegaan op de eisen, die lid 1 stelt.
Blijkens dit artikel is uitbreiding van een niet-agrarische ruimtelijke ontwikkeling mogelijk in de groen-blauwe mantel.
Hiervoor moet aan de beoogde ontwikkeling voldoen aan de volgende eisen:
a. niet leidend tot een bestemmingsvlak van meer dan 5000m2;
b. is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
c. niet leidend tot een bedrijf, behorend tot milieucategrorie 3 of hoger;
d. niet leidend tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
e. niet leidend tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie;
f. niet leidend tot een al of niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vvo van meer dan 200 m2
g. de inrichting van het bestemmingsvlak een gunstige verhouding oplevert tussen bruto en netto ruimtebeslag;
h. een bij de aard van de omgeving passend bebouwingspercentage en bouwhoogte.
Het bestemmingsplan moet blijkens lid 2 een verantwoording bevatten van de wijze waaruit blijkt dat: - ingeval de beoogde ontwikkeling plaats vindt in de groen-blauwe mantel, deze ontwikkeling onder toepassing van artikel 6.3 lid 1 onder a. en b. gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
- ingeval de beoogde ontwikkeling plaats vindt in een agrarisch gebied, deze ontwikkeling bijdraagt aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie.
Nu de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een grootschalige voorziening als bedoeld onder 11.6.3 onder f lid 3 wordt hier niet meer ingegaan op de vereisten die lid 3 stelt.
De Verordening staat de vestiging van deze camping toe, mits aan de hierboven opgenoemde voorwaarden wordt voldaan.
2.2.3 Adviescommissie Toerisme En Recreatie
De Adviescommissie Toerisme en Recreatie is ingesteld door de provincie Noord-Brababant. De commissie toetst bedrijfsplannen voor uitbreiding van bestaande en locaties voor nieuwe toeristische bedrijven aan criteria uit de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Paraplunota Ruimtelijke Ordening van de provincie. Ten tijde van de voorbereiding van het bestemmingsplan was de Verordening Fase 1 en 2 nog niet van kracht.
De commissie is om advies gevraagd vanwege de ligging van een klein deel van de uitbreiding (n.l. de beoogde parkeerplaats) in de GHS Landbouw, subzone leefgebied kwetsbare soorten.
De adviescommissie heeft een positief advies uitgebracht, waarop hieronder nader wordt ingegaan. 2.2.4 Reconstructieplan De Peel
Het projectgebied ligt in Reconstructieplan De Peel. In het plan wordt het gebied aangeduid als een kansrijk gebied voor extensieve recreatie met toegang tot de Strabrechts Heide. In deze omgeving is omschakeling van intensieve veehouderijen naar paardenhouderijen zeer goed mogelijk. Naast een grote milieuwinst kan dit ook een economische drager worden voor het buitengebied. In het uitgangspunt van dit plan kan ook de ontwikkeling van een camping passen.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Nota Recreatie
In de Nota Recreatie in het Buitengebied van de gemeente Geldrop-Mierlo van 2007 wordt de minicamping specifiek genoemd:
"De minicamping op de Kasteelweg in Mierlo kan binnen de bestaande grenzen eventueel nog uitgroeien tot een reguliere camping.
De gemeente Geldrop-Mierlo gaat meer inzetten op recreatie & toersime. Hiervoor is in 2010 een beleidsnota opgesteld. De uitbreiding van de Spink sluit aan bij het doel van de gemeente Geldrop-Mierlo om meer mensen naar de gemeente te trekken.
Er is in Geldrop-Mierlo ruimte voor extra verblijfsrecreatie, de locatie van de Sprink is zodanig dat het een geschikte locatie is voor uitbreiding van de recreatieve functie. Hij is gelegen nabij de Strabrechtse heide en in een gebied waar de landbouw zich steeds verder terugtrekt en de natuur en recreatieve functies de overhand gaan krijgen. De camping is gelegen in een gebied waarbij de omgving uitbreiding van de toeristische functie toestaat. Nabij de minicamping liggen ook al de Aardborsthoeve en de Scouting.
De camping onderscheidt zich van het grotere bungalowpark /camping Bospark ’t Wolfsven door de kleinschaligheid. Ook de doelgroep waar men zich op richt is anders. Het bungalowpark richt zich op gezinnen, terwijl de Spink zich richt op de fietsende ouderen. Deze camping ligt bovendien aan de andere zijde van het dorp, in een ander type natuurgebied dan bungolowpark 't Wolfsven, waarmee de geografische spreiding en diversiteit is gewaarborgd.
Het platteland moet leefbaar gehouden worden. Dat kan wanneer bestaande agrarische ondernemers naast de steeds minder wordende agrarische functie andere activiteiten gaan ontplooien. De minicamping bestaat naast de vollegrondtuinderij.
Door de uitbreiding kan de ondernemer zich volledig gaan focussen op het toeristische product. Bij de verdere ontwikkeling van de Recreatieve Poort zal de gemeente de interactie met de omgeving, waaronder De Sprink, meenemen.
2.3.2 Horecabeleid
De Raad van de gemeente Geldrop-Mierlo heeft in 2008 het horecabeleid vastgesteld.
De hoofdlijn daarin is, dat volwaardige horeca geconcentreerd moet worden in het centrum. Ondersteunende horeca is slechts toegelaten onder een aantal strikte voorwaarden.
Deze vorm moet ondergeschikt zijn, namelijk naast een andere hoofddfunctie en bovendien in grootte ondergeschikt.
De openingstijden zijn gerelateerd aan de openingstijden van de hoofdactiviteit en de toegang is slechts bereikbaar via de hoofdactiviteit. Wat betreft ondersteunende horeca wordt de Sprink als voorbeeld genoemd.
In dit bestemmingsplan wordt ondersteunende horeca gezien als horeca aan verblijfsrecreanten en passerende wandelaars en fietsers.
De Sprink is namelijk een unieke locatie in de gemeente, waar vanwege de grootte en de al aanwezige voorzieningen deze specifieke vorm van horeca kan worden toegestaan.
Op het terrein is ten behoeve van de gasten van een reguliere (kleine) camping al een gebouw van enige omvang met voorzieningen aanwezig dat voor deze specifieke vorm van horeca is ingericht. Dit gegeven maakt, dat ook passerende wandelaars en fietsers onder de ondersteunende horeca worden meegenomen.
Precedentwerking is gezien deze feitelijke situatie uitgesloten.
Als er al sprake is van concurrentie met de overige reguliere horecavoorzieningen, dan blijft deze zeer beperkt.
De combinatie met de uitdrukkelijke uitsluiting van andere activiteiten voorkomt dat er andere activiteiten plaats vinden, die op het terrein van de reguliere horeca liggen.
2.3.3 Strategische Visie
In 2007 heeft de raad in de Strategische Visie onder meer de ambities op het gebied van recreatief beleid verwoord. Daarbij heeft de raad bepaald dat de gemeente wil inzetten op het aanbieden, het uitbouwen en het beter benutten van de toeristisch recreatieve voorzieningen van onze gemeente.
3 Onderzoek
3.1 Geluid
Activiteitenbesluit
Op grond van artikel 1.11 van het Activiteitenbesluit hoeft er - gezien de aard van de activiteiten van de camping- geen akoestisch onderzoek te worden verricht. Ook overigens hebben wij geen redenen om een akoestisch onderzoek te eisen.
Met aanvraagster is de zorg van omwonenden besproken wegens de vrees voor overlast door geluid, bij realisering van de gewenste uitbreiding van de camping. In verband met de planologische afweging heeft aanvraagster een akoestisch rapport laten opstellen.
De conclusies van dit onderzoek luiden dat er aan de voorschriften van het Besluit Algemene regels voor Inrichtingen (Barim) wordt voldaan. Zowel in de avond- als nachtperiode wordt aan de norm voldaan.
Overigens was ook de commissie Recreatie en Toerisme van mening, dat er door de uitbreiding van de camping geen onaanvaardbare toename van geluid te verwachten is.
3.2 Geur
In de directe omgeving (350 m) van het projectgebied liggen geen agrarische bedrijven. Binnen een straal van 600 m liggen enkele grondgebondenveehouderijen met vleesvarkens als (beperkte) neventak. Ook staan er reeds burgerwoningen in de directe omgeving van veehouderijen, waardoor deze bedrijven reeds in hun mogelijkheden worden beperkt.
Er kan worden geconcludeerd dat geurhinder geen belemmering vormt voor het project.3.3 Bodem
Er hoeft geen bodemonderzoek te worden verricht.
3.4 Archeologie
Volgens de bijgaande archeologische beleidsadvieskaart is de locatie Kasteelweg 21 gelegen in gebied van
- archeologische waarde (roze); catagorie 2
- hoge verwachting met esdek (oranje); catagorie 3 (waar het parkeerterrein is voorzien)
- middelhoge verwachting met esdek (creme); categorie 4 (de rest van het terrein).
Het terrein is in het beleidsplan archeolgische monumentenzorg van de gemeente Geldrop-Mierlo opgenomen in categorie2, (de bedrijfswoning ca.), categorie 3 (de noordwesthoek van het terrein, waar een parkeerterrein is voorzien) en 4 (de rest van het terrein).

Categorie 2:
Gebied of terrein van archeologische waarde
In deze gebieden is bij eerdere onderzoeken reeds aangetoond dat er concentraties archeologische resten voorkomen die als behoudenswaardig gekarakteriseerd kunnen worden. In deze gebieden is dus sprake van vastgestelde archeologische waarden. De archeologische resten op deze terreinen zijn echter minder geconcentreerd dan bij de vorige categorie en bovendien is vaak niet exact bekend waar de resten zich bevinden. Om die reden is een vergunning vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan 100 m2 en dieper gaan dan 0,3 m (0,5 m bij esdek)-mv.
Onder categorie 3 wordt verstaan:
Gebied met een hoge archeologische verwachting.
In deze gebieden geldt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Om die reden is een vergunning vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan 500 m² en dieper gaan dan 0,3 m –mv.
Onder categorie 4 wordt verstaan:Gebied met een middelhoge archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geomorfologische en bodemkundige opbouw, en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een middelhoge archeologische verwachting. Deze zones en gebieden waren net als de gebieden met een hoge verwachting in principe geschikt voor bewoning. De kans op het aantreffen van vondsten is hier echter kleiner, doordat de dichtheid aan vindplaatsen beduidend lager is dan in de gebieden met een hoge verwachting.
De uitbreiding richt zich op het gebied waarvoor geldt 'middelhoge verwachting met esdek' en er worden enkel sleuven gegraven voor bedrading etc.
Bij middelhoge verwachting met esdek is een archeologisch onderzoek vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van projectgebieden die groter zijn dan 2.500 m2 en dieper gaan dan 0,5 meter onder maaiveld.
Omdat de werkzaamheden zich beperken tot graven van een fundering voor een oppervlakte van 124 m2 alsmede tot het graven van enkele sleuven tbv bedrading op het terrein met de aanduiding categorie 3 en 4 is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Gezien de ligging van het terrein (nabij het kasteel) is wel het advies om de Heemkundekring bij de graafwerkzaamheden aanwezig te laten zijn.
3.5 Flora En Fauna
De camping ligt in de AHS en het voorgenomen parkeerterrein ligt in de GHS-landbouw, subzone 'leefgebied kwetsbare soorten'; op de plankaart van het bestemmingsplan "Buitengebied" aangeduid met AW-3.
Natuurbeschermingswet.
De locatie ligt weliswaar binnen de 1500 meterzone vanaf de Strabrechtse Heide, maar niet in een gebied waarop de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet van toepassing is.Natuurwaardenkaart
Er is een Natuurwaardenkaart voor de gemeente Geldrop- Mierlo aanwezig. Uit deze kaart blijkt niet dat rode-lijst-soorten op deze locatie zijn waargenomen. De locatie ligt niet in een gebied dat vermoedelijk een vrij hoge natuurwaarde heeft. Relevant hierbij is, dat het terrein vrij groot is en dat het gedeelte dat binnen de GHS ligt, thans in gebruik is als een weiland en dientengevolge regelmatig wordt bewerkt. In de nabije omgeving bevindt zich bos -en natuurgebied, hetgeen met zich meebrengt dat eventueel aanwezige vogels daarin hun toevlucht kunnen zoeken.
Flora en Fauna-onderzoek
In november 2010 is een quick-scan voor de locatie opgesteld.
De conclusie van dit onderzoek luidt, dat het onderhavige perceel geen leefgebied is voor beschermde planten en dieren. Na de herinrichting zal er zelfs sprake zijn van een betere leefomgeving voor diverse planten en dieren. Er is geen diersoort met de hoogste bescherming waargenomen. Een ontheffingsaanvraag is niet nodig.
De gegevens van het Natuurloket zijn geanalyseerd; binnen het kilometerhok van de aanduiding zijn 2 soorten vaatplanten en één mossoort waargenomen, die niet verstoord mogen worden. Aangezien het kilometerhok veel ruimer is dan onderhavige percelen en deze percelen bovendien voornamelijk uit intensief beteelde landbouwgrond en gazon bestaat, is het zeer onwaarschijnlijk dat deze rode-lijst-soort op het onderhavige terrein voorkomt.
Er zijn geen beschermde soorten aangetroffen, zodat de Flora -en Faunawet niet van toepassing is. Voor de algemene soorten- in dit geval de mol en konijn- geldt de lichtste soort van bescherming; voor werkzaamheden in relatie tot deze soorten geldt een vrijstelling van de Flora- en Faunawet.
Tijdens veldonderzoek zijn geen soorten waargenomen die genoemd worden in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage I van de AMvB. Vogels zijn in Nederland gelijk beschermd. Voor de voorgestelde werkzaamheden is echter geen ontheffing nodig, nu deze niet plaatsvinden daar waar vogels broeden of verblijven. Voor vogels geldt overigens dat vooral in het broedseizoen sprake zal zijn van verontrusting, doden of verstoren van nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen.
Voor alle aanwezige Flora en Fauna geldt de zorgplicht van art. 2 Flora en Faunawet.
Daarom zullen werkzaamheden zodanig worden uitgevoerd dat nadelige gevolgen voor flora en fauna worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt.
Omdat er op het te bebouwen terrein geen broedvogels aanwezig zijn, hoeft de aanvrager niet te wachten tot na het broedseizoen.
3.6 Externe Veiligheid
Externe veiligheid vormt geen beperking voor dit plan. In de omgeving van het bouwplan liggen geen risicovolle bedrijven.
3.7 Advies Adviescommissie Toerisme En Recreatie
De Adviescommissie Toerisme en Recreatie adviseert positief over het ingediende plan voor de uitbreiding van camping De Sprink op het adres Kasteelweg 21 te Mierlo.
De beoogde uitbreiding in oppervlakte en eenheden wordt noodzakelijk geacht om te komen tot een bedrijfsexploitatie die voldoende ruimte biedt voor een volwaardig ondernemersinkomen. De kwaliteitsverbetering in de vorm van een uitbreiding en in de vorm van investeringen per standplaats, parkeerplaatsen en een extra sanitairgebouw zijn noodzakelijk voor de continuïteit van het bedrijf. De voorziene uitbreiding van de huidige minicamping kan op zich niet als een kwaliteitsverbetering worden gekwalificeerd. De huidige inrichting van de camping en de voortzetting daarvan in het uitbreidingsdeel zijn geen kwaliteitsverbetering. De uitbreiding van de minicamping resulteert niet in een meer gedifferentieerd product. Het feit echter dat het beoogde eindproduct voldoet aan een vraag vanuit de markt kan als een beperkte bijdrage aan het toeristische product worden gewaardeerd. De commissie adviseert om een productdifferentiatie te overwegen in de vorm van de realisatie van een aantal trekkershutten.
De commissie adviseert om een deskundige een inrichtings- en landschapsplan te laten ontwerpen, bv. door het Brabants Landschap.
De locatie ligt voor een klein deel (de locatie waar de parkeerplaatsen zijn voorzien) in het gebied met de aanduiding GHS Landbouw, subzone leefgebied kwetsbare soorten. Voor de aan te leggen parkeerplaatsen is het noodzakelijk dat de inrichting met respect voor de ondergrond moet gebeuren. De commissie zou verder graag zien dat in het aangrenzende landbouwgebied een landschappelijke inrichting plaats vindt die ondersteunend werkt voor voormeld leefgebied kwetsbare soorten, temeer nu compensatie nodig is voor de parkeervoorziening in de GHS. Dit zou opgenomen kunnen worden in een door een deskundige te ontwerpen inrichtings- en landschapsplan. De draagkracht van het gebied wordt dan niet overschreden.
De commissie nodigt de gemeente verder uit om bij het realiseren van dit project een koppeling te overwegen met de nabijgelegen recreatieve poort. De commissie heeft kennis genomen van de vrees voor geluid- en verkeersproblemen. De commissie is van mening dat er door de toevoeging van 50 staanplaatsen er geen onaanvaardbare toename van deze problemen.
Ten aanzien van eventuele geluidoverlast van de aanwezige horecavoorziening adviseert de commissie om alleen ondersteunende horeca toe te laten. Ook kan een regulering van de openingstijden gedurende de avonduren overwogen worden.
Voor wat betreft de suggestie van de koppeling met de nabijgelegen Recreatieve Poort, zal de gemeente bij de verdere ontwikkelingen van de Recreatieve Poort de interactie met de omgeving, waaronder De Sprink, meenemen.
De grootte van het parkeergedeelte aan de westzijde is gehandhaafd overeenkomstig het eerste verzoek aan de Commissie, waarover zij zich hierboven heeft uitgelaten.
Op dit moment is de bouw van trekkershutten economisch niet haalbaar. Daarom zijn zij niet in het bestemmingsplan opgenomen. Voorzover die mogelijkheid in de toekomst wenselijk is, dan kan deze ontwikkeling worden meegenomen bij de actualisering van het bestemmingsplan "Buitengebied".
3.8 Kwaliteitsverbetering
Kwaliteitsverbetering van het landschap
De Verordening (hierna: Vr)van de provincie stelt voorwaarden ten aanzien van ontwikkelingen, die toename van het ruimtebeslag in het buitengebied met zich meebrengen. Artikel 2.2. Vr verplicht tot kwaliteitsverbetering van het landschap.
Nu deze ontwikkeling plaats vindt in de zg. groen-blauwe mantel dient ook het beleid met betrekking tot ontwikkelingen in deze mantel in aanmerking te worden genomen.
Het beleid in de groen-blauwe mantel is gericht op bescherming en ontwikkeling van natuur- en waterzones; juist de waarden – en de beleving daarvan- die dit gebied tot de blauw-groene zone maken. Ook de toename van de recreatieve waarde- het vergroten van de recreatieve ontsluiting van het gebied- behoort daartoe. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk, mits ook een bijdrage wordt geleverd aan de versterking van natuur, landschap en water.
De Handreiking biedt informatie om uitvoering te geven aan de kwaliteitsverbetering van het landschap uit de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Verordening Ruimte.
De ontwikkelruimte moet bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit; dit gebeurt door:
- zuinig ruimtegebruik
- rekening te houden met de omgeving
- de ontwikkeling moet bijdragen aan het behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
Methode voor kwaliteitsverbetering
Maatwerk is hier de aangewezen methode voor kwaliteitsverbetering. De impact op de omgeving is immers niet groot; terwijl er met maatwerk gezorgd kan worden dat de effecten daarvan ter plaatse worden geminimaliseerd.
Dit betekent dat de tegenprestatie wordt bepaald door de impact op de omgeving.
De provinciale adviescommissie recreatie en toerisme adviseert positief over de voorgestane ontwikkeling en geeft aan dat de uitbreiding en kwaliteitsverbetering noodzakelijk wordt geacht om te komen tot een volwaardige bedrijfsexploitatie (voor één ondernemersinkomen). Wel geeft de commissie nog een aantal adviezen c.q. gewenste aanvullingen om het plan kwalitatief te verbeteren. De uitbreiding zou landschappelijk beter kunnen worden ingepast. Ook zou gezocht moeten worden naar een vorm compensatie, gelet op de situering van het nieuwe parkeerterrein in het leefgebied kwetsbare soorten. Ook wijst de commissie op de mogelijkheden voor productdifferentiatie en een koppeling te leggen met de nabijgelegen recreatieve poort.
De impact op de omgeving
De uitbreiding van de camping blijft een kleinschalig initiatief, dat naar haar maat en schaal binnen het gebied passend is. In feite kan de uitbreiding worden gezien als een vervolgfunctie op de locatie nabij een voormalig agrarisch bedrijf.
Er wordt praktisch geen bebouwing toegevoegd aan de omgeving (wel één sanitair gebouw met een oppervlakte van 125 m2). De tijdelijke plaatsing van kampeermiddelen (veelal met een maximale hoogte van 2.00 meter tot 2.50 meter
)
vormt, gezien de groene omheining, geen grote inbreuk op het landschap.Daarnaast zijn er geen hoge gebouwen toegelaten; voor bouwwerken die geen gebouw zijn- vlaggenmasten e.d.- is een hoogte van 10 meter het maximum.
De impact die het ruimtelijk beslag vormt is dus klein.
De locatie en haar omgeving
Gebiedspaspoort
Uit het gebiedspaspoort blijkt niet van een ontwikkelingsstrategie voor dit gebied, omdat het buiten de betreffende aangewezen landschappen is gelegen.
Quickscan
De quickscan Flora en Fauna, die in november 2010, is verricht, luidt dat het onderhavige perceel geen leefgebied vormt voor beschermde planten en dieren. Na herinrichting zal er zelfs sprake zijn van een betere leefomgeving voor diverse planten en dieren. Er is geen diersoort met de hoogste bescherming waargenomen.
Uit analyse van het Natuurloket blijkt dat binnen het kilometerhok 2 soorten vaatplanten en één mossoort voorkomen die niet verstoord mogen worden. De onderhavige percelen, die een klein onderdeel van het betreffende kilometerhok vormen, zijn intensief bebouwde landbouwgrond en gazon, zodat het zeer onwaarschijnlijk is, dat deze soorten precies op deze gronden voorkomen.
Nota recreatie en toerisme
Maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van het landschap
De maatregelen moeten in evenredigheid zijn met de hierboven weergegeven impact, die de camping op de omgeving heeft.
De kwaliteitsverbetering is op de volgende punten:
1. Vergroting van de recreatieve ontsluiting van het gebied.
In dit geval is een onderdeel van de kwaliteitsverbetering van het landschap ook de vergroting vande recreatieve ontsluiting van het bestaande gebied. De camping breidt het bestaande product uit; dit eindproduct voldoet aan een vraag uit de markt naar rust en privacy, ofschoon de uitbreiding op zich zelf niet in een meer gedifferentieerd product resulteert.
De mogelijkheden voor productdifferentiatie zijn beperkt. Er wordt vastgehouden aan de huidige gecompartimenteerde indeling van het terrein, waardoor elke bezoeker van zoveel mogelijk privacy en rust kan genieten. Wel worden de meest intensieve standplaatsen vergroot, zodat er ruimte is de groenstructuur te versterken.
De situering is logisch gezien de aansluiting op de toeristisch recreatieve omgeving. De ligging is immers nabij de Aardborsthoeve, een recreatieve poort. Ook past de situering op deze locatie, gezien de voornemens van de gemeente om de cultuurhistorie rondom de Kasteelseloop en de Molenheide meer beleefbaar te maken. Zorgpunt hierbij is wel dat de beleving van de camping, zijnde rust en ruimte, niet teveel moet worden verstoord
2. Op basis van bovenstaande is er een inrichtingsplan opgesteld, waarin wordt toegelicht dat de camping een vriendelijke indruk wil maken, waarbij de gast rust en ruimte wordt gegund. Hierdoor is er voor gekozen om vast te houden aan de singelbeplanting om het terrein van de camping heen. De groene setting en het besloten karakter van de camping wordt hierdoor versterkt en daarbij wordt aangesloten op de wensen van de bezoekers van de camping. Het stelsel van hagen vormen het beeldmerk van groene deel van de camping. Planologisch is de groene setting verankerd. In de haagbeplanting worden bij de uitbreiding bijzondere doorkijkjes gerealiseerd, waardoor de camping aan ruimtelijkheid wint.
De aantasting van het leefgebied kwetsbare soorten is beperkt, omdat het parkeerterrein als grasparkeerplaats (grasbetonstenen) zal worden ingericht. Ook wordt om het parkeerterrein 5m brede singelbeplanting aangelegd, wat ook ten gunste komst van de in deze omgeving voorkomende flora en fauna. Planologisch is deze gewaarborgd door de bestemming "natuur", waar verblijven verboden is.
3. Daarnaast wordt door de aanvragers toegezegd dat zij in het aangrenzende bosgebied (kadastraal bekend gemeente Mierlo sectie F, nummer 325) een drinkplaats / poel realiseren, waar dieren en amfibieën van profiteren. Ook het beheer van het bosgebied zal worden aangepast door op termijn (binnen drie jaar na vertrekken vergunning) zorg te dragen voor meer variatie in het bosgebied.
Resumerend zijn wij van oordeel dat voor een aanzienlijk deel tegemoet gekomen is aan de adviezen van de adviescommissie recreatie en toerisme. Wel zorgt de bestaande besloten uitstraling ervoor dat er niet direct sprake is van een kwalitatieve meerwaarde voor de omliggende omgeving. Het karakter van de camping, de rust en privacy, die door de bezoekers als duidelijk pluspunt wordt ervaren, zorgt er echter voor dat hiermee kan worden ingestemd.
De onder 2 en 3 genoemde maatregelen, vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst met boetebeding, waarborgen dat het ruimtebeslag op voldoende wijze gecompenseerd. De draagkracht van het gebied wordt door deze ruimtelijke ontwikkeling niet overschreden. Voor de toekomst wordt de mogelijkheid van trekkershutten overwogenFanny?)
3.9 Verkeer
De afwikkeling van het verkeer vindt plaats via de Kasteelweg, een landelijke weg. Hierover gaat ook landbouwverkeer.
De Kasteelweg wordt op dit moment gereconstrueerd; daarmee kan deze straat de toename aan.
De Kasteelweg wordt verbreed door de aanleg van grasbetonstenen, die enerzijds de berm verstevigen en anderzijds de doosnede van de weg verbreden
De verkeerstoename door de uitbreiding is acceptabel.
De piekdrukte zal naar verwachting in de zomermaanden zijn.
Op een gemiddelde camping vinden er volgens de normen van het CROW 3,6 verkeersbewegingen per standplaats per dag plaats. Dit betekent –bij een volledige bezetting van de camping- en uitgaande van een toename van 50 standplaatsen: een toename van 180 verkeersbewegingen per dag extra ten opzichte van de huidige situatie. Deze toename van 180 moet verdeeld worden over 12 uren (niet over de latere avond en de nacht) dan betekent dit gemiddeld 15 extra verkeersbewegingen per uur over de Kasteelweg. Dit aantal achten wij acceptabel.
Het parkeren vindt geheel plaats op eigen terrein; de camping heeft 95 parkeerplaatsen.
Het aantal plaatsen is voldoende voor de camping en haar eventuele gasten.
4 Watertoets
4.1 Algemeen
Voor ruimtelijke plannen is de watertoets verplicht. In deze paragraaf wordt aangegeven op welke wijze in het plan rekening wordt gehouden met ruimte en water, mede in relatie tot de waterhuishouding en het waterbeleid. Deze paragraag is in overleg met het waterschap opgesteld.
4.2 Waterbeleid
Het project ligt in het stroomgebied van waterschap Aa en Maas. Aan de zuidwestgrens van het project loopt een secundaire watergang. Dit is een leggerwaterloop waaraan het waterschap het onderhoud uitvoert. In een zone van 5 meter naast deze waterlopen, gemeten vanaf de boveninsteek, is de Keur Oppervlaktewwateren van toepassing. Slechts met een ontheffing van het waterschap (middels een watervergunning) is het hier mogelijk te graven en obstakels te plaatsen.
4.3 Watertoets
Als uitgangpunten voor het duurzaam omgaan met water hanteert het waterschap de volgende principes:
- gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
- doorlopen van de afwegingsstappen: hergebruik- infiltratie-buffering- afvoer;
- hydrologisch neutraal bouwen;
- water als kans (meerwaarde van water);
- meervoudig ruimtegebruik;
- voorkomen van vervuiling;
- aan waterschapsbelangen met een ruimtelijk component moet aandacht besteed worden in de toelichting, de voorschriften, de kaart van het bestemmingsplan.
Aanvraagster voldoet aan deze uitgangspunten.
Het bestemmingsplan maakt als enige verharding 125 m2 voor een sanitair gebouw mogelijk. De parkeerplaats zal niet worden verhard.
Het hemelwater op het gehele terrein wordt geinfiltreerd.
5 Planbeschrijving
5.1 Toelichting En Verantwoording
Met het bestemmingsplan wordt beoogd om de vestiging (uitbreiding) van de camping aan de Kasteelweg 21 mogelijk te maken.
De bepalingen van het bestemmingsplan zijn -nevenschikkend- eveneens gericht op het behoud, bescherming en ontwikkeling van de aanwezige natuur- en landschapswaarden.
Recreatieve en toeristische ontwikkelingen zijn mogelijk mits tevens een bijdrage wordt geleverd aan
wezenlijke en uitvoerbare verbetering van de bestaande of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van die omgeving.
Het streven is er op gericht om met de integratie van deze twee doelen een sprong in kwaliteit, aantrekkelijkheid en gebruik van het plangebied te maken.
Afwegingen
De uitbreiding van de camping past in het rijksbeleid, dat gericht is op vitaliteit van het platteland. Met de uitbreiding van de camping kan het platteland leefbaar gehouden worden, wanneer bestaande agrarische ondernemers naast de steeds minder wordende agrarische functie andere activiteiten gaan ontplooien.
Het voornemen kan worden gezien als een uitbreiding van de feitelijk al bestaande minicamping. De provincie gaf aan dat dit initiatief toch moet worden gezien als een nieuwvestiging omdat een minicamping eerder als een uitvloeisel van een agrarische bestemming moet worden gezien. INmiddels is de Verordening Ruimte in werking getreden en is de vestiging te toetsen aan deze Verordening.
Bij de afwegingen zal eerst worden ingegaan uit welk oogpunt de uitbreiding noodzakelijk is.Vervolgens komt het principe van zuinig ruimtegebruik aan de orde, alsmede de wijze waarop met de overige waarden van het gebied rekening is gehouden. Op welke wijze aanvraagster nevenschikkend wil bijdragen aan behoud, bescherming en ontwikkeling van de aanwezige natuur- en landschapswaarden is het volgende aspect in de afweging.
Vervolgens wordt ingegaan op de bijdrage aan het toerischtisch product, overige voorwaarden en onderzoeken.
Bedrijfseconomische noodzaak
De vestiging/uitbreiding van de camping is uit bedrijfseconomische motieven een noodzaak.
De kwaliteitsverbetering in de vorm van een uitbreiding en in de vorm van investeringen per standplaats, parkeerplaatsen en een extra sanitairgebouw zijn noodzakelijk voor de continuïteit van het bedrijf, zo heeft de Adviescommissie voor Toerisme en Recreatie geoordeeld. Door de uitbreiding kan de ondernemer zich volledig gaan focussen op het toeristische product.
Zorgplicht voor de ruimtelijke kwaliteit
De bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit wordt als volgt ingevuld.
Er is voor gekozen om vast te houden aan de singelbeplantingom het terrein van de camping heen met het oog op de rust en de ruimte die de bezoekers graag wensen.. De groene setting en het besloten karakter van de camping wordt hierdoor versterkt en daarbij wordt aangesloten op de wensen van de bezoekers van de camping. Het stelsel van hagen vormen het beeldmerk van groene deel van de camping. In de haagbeplantingworden bij de uitbreiding bijzondere doorkijkjes gerealiseerd, waardoor de camping aan ruimtelijkheid wint. De aantasting van het leefgebied kwetsbare soorten is beperkt, omdat het parkeerterreinals grasparkeerplaats( grasbetonstenen) zal worden ingericht. Hiermee is de waterdoorlaatbaarheidoptimaal. Ook wordt om het parkeerterrein 5m brede singelbeplanting aangelegd, wat ook ten gunste komst van de in deze omgeving voorkomende flora en fauna.
Daarnaast wordt door de aanvragers toegezegd dat zij in het aangrenzende bosgebied (kadastraal bekend gemeente Mierlo sectie F, nummer 325) een drinkplaats / poel realiseren, waar dieren en amfibieën van profiteren. Ook het beheer van het bosgebied zal worden aangepast door op termijn (binnen drie jaar na vertrekken vergunning) zorg te dragen voor meer variatie in het bosgebied. Met deze aanvullende maatregelen, vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst, wordt de aantasting van het leefgebied kwetsbare soorten, door de aanleg van het parkeerterrein, op voldoende wijze gecompenseerd. De draagkracht van het gebied wordt niet overschreden. Dit leidt niet slechts tot behoud en bescherming maar tevens tot ontwikkeling van de waarden van het gebied.De camping wordt aan het zicht onttrokken door een groene wal, die bestemmingsplanmatig is verankerd. Daarnaast zal het parkeerterreinworden omgeven met een groene singel van 5 meter breed met inheemse soorten als; dit maakt de ontwikkeling van het gebied verder mogelijk. Uit het Flora en Fauna-onderzoek blijkt dat het perceel op dit moment geen leefgebied is voor beschermde planten en dieren.
Zorgvuldig ruimtegebruik
Uit zorgvuldig ruimtegebruik is bezien of de voorgenomen verbeteringen en vergroting kunnen worden gerealiseerd op het thans voor de mini-camping in gebruik zijnde terrein danwel of verplaatsing een reële mogelijkheid is. Geen van beide opties zijn echter reëel; in het eerste geval zouden de standplaatsen veel te klein worden, hetgeen ook visueel geen aantrekkelijke beleving van het gebied met zich mee zou brengen. Daarnaast beschikt de eigenaar niet over andere gronden.
Overige waarden
De vestiging/ uitbreiding heeft geen gevolgen voor de bodemkwaliteit en de waterhuishouding van het betreffende gebied.
Met de archeologische waarde van het terrein wordt rekening gehouden op de volgende wijze. Omdat de werkzaamheden zich beperken tot het graven van enkele sleuven op het terrein met de aanduiding categorie 3 en 4 tbv bedrading is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Gezien de ligging van het terrein (nabij het kasteel) is wel het advies om de Heemkundekring bij de graafwerkzaamheden aanwezig te laten zijn. Planmatig is de archeologische waarde beschermd.
De ecologische en aardkundige waarden worden door de uitbreiding van de camping niet aangetast.
In november 2010 is een quick-scan Flora en Fauna voor de locatie opgesteld.
De conclusie van dit onderzoek luidt, dat het onderhavige perceel geen leefgebied is voor beschermde planten en dieren. Na de herinrichting zal er zelfs sprake zijn van een betere leefomgeving voor diverse planten en dieren. Er is geen diersoort met de hoogste bescherming waargenomen.
Bij de omvang van de uitbreiding moet in aanmerking worden genomen dat de permanente bebouwing op het gehele perceel slechts met 125 m2 toeneemt. De omvang van de camping zelf past in de omgeving, terwijl de afwikkeling van het verkeer mogelijk is op de Kasteelweg, die inmiddels met grasbetonstroken wordt verbreed.
Vestiging van een verblijfsrecreatieve camping brengt met zich mee dat de agrarische bestemming van de gronden verdwijnt.
Toeristisch product, vraag en Recreatieve Poort
De voorziene uitbreiding van de huidige minicamping voldoet aan een vraag uit de markt en levert een bijdrage aan het toeristisch product, ofschoon de huidige inrichting van de camping en de voortzetting daarvan in het uitbreidingsdeel op zichzelf geen kwaliteitsverbetering van het toeristisch product vormen. Ofschoon de Adviescommissie Tourisme kwaliteitsverbetering van het toeristisch product meegeeft in de vorm van trekkershutten, zal aanvraagster hier nog niet toe overgaan uit economische gronden..
De bestaande besloten uitstraling brengt met zich mee, dat er niet direct sprake is van een kwalitatieve meerwaarde voor de omliggende omgeving. Daarentegen wordt het karakter van de camping, de rust en privacy, door de bezoekers als duidelijk pluspunt ervaren.Bij de verdere ontwikkeling van de Recreatieve Poort zal de gemeente de interactie met de omgeving, waaronder De Sprink, meenemen.
De vestiging is voorts in overeenstemming met de Nota Recreatie.
Er is in Geldrop-Mierlo ruimte voor extra verblijfsrecreatie, de camping voorziet in zijn vorm in de vraag naar kleinschalige voorzieningen voor de doelgroep van de fietsende oudere. Toerischtisch gezien is de locatie van de Sprink geschikt voor uitbreiding van de recreatieve functie vanwege de ligging nabij de Strabrechtse heide en in een gebied waar de landbouw zich steeds verder terugtrekt en de natuur en recreatieve functies de overhand gaan krijgen. Nabij de minicamping liggen al de Aardborsthoeve en de Scouting.
De horecafunctie is beperkt tot ondersteunende horeca: namelijk voor mensen die verblijven op de camping alsmede voor passerende dagrecreanten, namelijk wandelaars en fietsers. In de doeleindenomschrijving is dit gebruik opgenomen en eveneens het niet toegestane gebruik opgenomen.
Aan de overige randvoorwaarden van de provincie wordt eveneens voldaan.
Er is geen sprake van overtollige bedrijfsbebouwing. De feitelijke uitbreiding van de camping leidt niet tot vergroting van het aantal zelfstandige bedrijven en evenmin tot een bedrijf in de milieucategorie3 of hoger. Daarnaast is er geen kantoorvoorziening noch een
detailhandelsvoorziening met een vvo van meer dan 200 m².
De inrichting van het bestemmingsvlak is zodanig dat het ruimtebeslag, dat gebouwen innemen zeer gering is; terwijl de
groenvoorzieningen bestemmingsplanmatig worden vastgelegd. Uitvoering van het inrichtingsplan zal worden afgesproken in een overeenkomst. Daarnaast past de nog te realiseren bebouwing, met een oppervlakte van 124 m² en een bouwhoogte van van 4,5 m, bij de aard van de omgeving.
Overige onderzoeken
Ook overige onderzoeken leveren geen belemmeringen op voor de uitbreiding/vestiging van de camping.
Ofschoon het Activiteitenbesluit niet van toepassing is op de camping, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd.
De conclusies van dit onderzoek luiden dat er aan de voorschriften van het Besluit Algemene regels voor Inrichtingen (Barim) wordt voldaan. Zowel in de avond- als nachtperiode wordt aan de norm voldaan.
De afwikkeling van het verkeer zal plaatsvinden op de Kasteelweg die met grasbetonstenen is verbreed.
Omwonenden
Buurtbewoners hebben zich bezorgd getoond over de uitbreiding van de camping. In een (eerdere) reactie hebben zij nader aangegeven dat zij overlast vrezen door geluid, honden en wegverkeer. Daarnaast vrezen zij opschaling van de camping: op het aspect van het voorzieningenniveau, grootte in de toekomst en openstelling gedurende het gehele jaar. Zij achten een volwaardige camping niet wenselijk; zij zien hierin verandering van het landelijk karakter van het gebied.
Met onderzoeken is aangetoond, dat overlast door geluid binnen de grenzen blijft. Daarnaast is bestemmingsplanmatig groen en natuur vastgelegd; de realisering hiervan is in een overeenkomst afgesproken. In het formaat van de camping zal enige verandering in het gebied optreden; de bebouwing zal met slechts 125 m2 toenemen; deze verandering is echter passend in het streven naar een vitaal platteland. Bovendien verdwijnt een voormalige agrarische locatie.
Alle belangen afwegend is het redelijk om aan de vestiging/ uitbreiding van de camping medewerking te verlenen.
De ruimtelijk-functionele vertaling wordt uiteen gezet in de verantwoording van de bestemmingskeuze.
5.2 Verantwoording Bestemmingskeuze
Ruimtelijk-functioneel
Bij de bestemmingen en voorschriften zijn de begrippen en de artikelen uit het bestemmingsplan Buitengebied als leidraad gehanteerd. Ruimtelijk functioneel is dit vertaald in de bestemmingen en gebruiksbepalingen:
-Recreatie
-Natuur.
-Groen
-Waarden archeologie 2,3 en 4.
-Water
-Parkeren
-Ondersteunende horeca.
Recreatie
Deze bestemming is toegekend aan grond die een recreatieve functie heeft en wel verblijfsrecreatie. Ook de hier aanwezige voorzieningen vallen binnen de bestemming "recreatie".
Regeling
Binnen de bestemming zijn ondergeschikte watervoorzieningen toegestaan alsmede parkeervoorzieningen. in de bebouwingsregeling is aangegeven in hoeverre de gronden verder nog mogen worden bebouwd.
Het is niet toegestaan om te verblijven op de parkeerterreinen.
Het bestemmingsplan geeft ruimte om nog één gebouw ten behoeve van sanitaire voorzieningen op te richten.
Goot- en dakhoogte zijn aan de omgeving aangepast.
Binnen de doeleindeomschrijving is opgenomen dat de horecafuncite beperkt is tot ondersteunende horeca: ten behoeve van verblijfsrecreanten op de camping alsmede ten behove van passerende wandelaars en fietsers; uitdrukkelijk is daarbij opgenomen dat feesten, partijen en andere activiteiten, die onder reguliere horeca vallen, niet zijn toeegstaan.
Natuur
Deze bestemming betreft grond, die deel uitmaakt van een groter bos- en natuurcomplex, onderdeel van een EHS, bestaand uit grasland, heide-en moerasvegetaties.Primair ligt hier het primaire doel op natuurbeheer.
Regeling
Binnen deze bestemming worden de volgende doeleinden toegestaan:
behoud, herstel- en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
Het is niet toegestaan om te recreëren en te parkeren binnen deze bestemming.
Groen
Deze bestemming betreft de bestaande, voldoende grote groenelementen, die geen natuur betreffen. Zij vormen de reeds bestaande erfafscheiding van de camping.
Regeling
De gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, landschapselementen, water en waterhuishoudkundige doeleinden.
er wordt gestreefd naar instandhouding van natuurwaarden.
Thema archeologie
Voor het plangebied is het gemeentelijk archeologisch beleid doorvertaald. in dit beleid is een beleidskaart archeologie opgenomen. Deze beleidskaart geeft voor het plangebied weer, waar acheologische waarden en archeologische verwachtingswaarden aanwezig zijn, onderverdeeld in een 3 categorieën.
in het plan resulteert dit in 3 soorten gebieden:
- categorie 2: gebied met archeologische waarde (waarde archeologie 1)
- categorie 3: gebied met een hoge verwachting, al dan niet met esdek (waarde archeologie 2);
- categorie 4: gebied met middelhoge verwachting, al dan niet met esdek (waarde archeologie 3).
Voor gebieden met één van bovengenoemde dubbelbestemmingen is een omgevingsvergunningenstelsel voor het aanleggen opgenomen ter bescherming van verwachte aanwezige waarden.
Water in het plan.
Regelgeving van provincie en waterschappen vormen een separaat toetsingskader. De keur van waterschappen bevat onder andere bepalingen ten behoeve van de bescherming, het beheer en onderhoud van oppervlaktewater. Het gaat hier om activiteiten (b.v. obstakels en graafwerkzaamheden) binnen 5 meter van de insteek van watergangen. In het plan zijn geen bepalingen opgenomen, die dubbelop zijn; deze verplichtingen moeten immers op grond van de wet al in acht worden genomen.
Functie ondersteunende horeca
Met de functie ondersteunende horeca is bedoeld om de horecafunctie mogelijk te maken voor verblijfsrecreanten op de camping; daarnaast voor passanten, namelijk passerende wandelaars en fietsers. In de omschrijving wordt dit begrip als zodanig gedefinieerd.
Het is uitdrukkelijk uitgesloten om feesten en partijen te geven, alsmede zijn activiteiten die gerekend kunnen worden tot volwaardige horeca uitgesloten. Onder de doeleindenomschrijving zal dit gebruik worden genoemd respectievelijk uitdrukkelijk uitgesloten.
6 Economische En Financiële Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De beoogde ontwikkeling zal volledig onder beheer en op eigen risico van initiatiefnemer worden gerealiseerd. Voor mogelijke planschadegevallen wordt het risico middels een planschade-overeenkomst op initiatiefnemers afgewenteld. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid voor de gemeente Geldrop-Mierlo gegarandeerd.
6.1.1 Ondernemingsplan
De aanvraagster heeft een ondernemingsplan opgesteld. het voornemen bestaat om de uitbreiding te realiseren in 3 jaar. Zodra het begrote exploitatieresultaat is gerealiseerd, zal aanvraagster haar reguliere werk stoppen en de camping als hoofdactiviteit exploiteren.
De kosten van noodzakelijke investeringen is gering, omdat een belangrijk deel van de camping al "bouwrijpe"grond is.
in het bijzonder dient nog geinvesteerd te worden in voorzienigen per standplaats, de parkeerplaatsen en een extra sanitairgebouw. De investering wordet gefinancierd met 30% Eigen en 70% Vreemd Vermogen.
Gezien de begroting en de huidige marktvraag kan, naar verwachting, binnen 3 jaar sprake zijn van een zelfstandige bedrijfsexploitatie met voldoende ondernemersinkomen.
6.2 Verantwoording Over Inzet Van Een Exploitatieplan
De Wro verplicht in artikel 6.12 tot het opstellen van een exploitatieplan wanneer een bouwplan als bedoeld in de wet zich voordoet. Daarvan is sprake in de gevallen als genoemd in artikel 6.2.1. van het Bro.
De functiewijziging van gronden, zonder dat daarbij bouwactiviteiten, zoals genoemd in het besluit, aan de orde zijn, noopt niet tot vaststelling van een exploitatieplan, noch tot het opstellen van een anterieure overeenkomst.
7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak En Overleg
Er is geen voorontwerp van het bestemmingsplan aan GS is toegezonden; er is ook geen voorontwerp van het bestemmingsplan geweest.
Over het ontwerp bestemmingsplan heeft vooroverleg met de provincie plaats gevonden. Hierbij wijzen wij naar de memo, die op 9 februari 2010 vanuit GS is toegezonden aan ons en naar de daaropvolgende mailwisseling.Bovendien is in het kader van de inmiddels gewijzigde wetgeving (de Verordening Ruimte, fase 2) opnieuw overleg met de provincie geweest. Daarbij hebben GS ambtelijk aangegeven, dat gemeentes in gemengd gebied in staat zijn om zelf de afwegingen te maken, mits daarbij voldaan wordt aan de uitgangspunten van de provincie. Indien deze voorziening het regionale niveau ontstijgt, dan raakt dat het belang van de provincie weer.
In het kader van de ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan heeft de provincie een zienswijze ingediend.
Naar aanleiding van deze zienswijze is het ontwerp bestemmingsplan in de toelichting aangepast op de wijze zoals door GS aangegeven. Hiervoor is de paragraaf "Kwaliteitsverbetering" (3.8) opgenomen.
Daarnaast zijn nog 6 zienswijzen ontvangen. naar aanleiding van deze zienswijzen is het ontwerp nader aangepast.
Wij hebben de zienswijzen beantwoord in de NOta van zienswijzen.
7.2 Reacties Op Voorbereidingsbesluit
Op 30 juni 2008 heeft de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo een voorbereidingsbesluit genomen (voor onder meer deze locatie) met als doel een vrijstelling voor de uitbreiding van de camping De Sprink mogelijk te maken.
Tegen dit voorbereidingsbesluit zijn 6 bezwaarschriften ingediend.
In verband echter met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 was het voorbereidingsbesluit niet meer noodzakelijk voor het nemen van een projectbesluit. Bezwaarmakers zouden bij voortzetting van de behandeling van de bezwaarschriften geen belang meer hebben.
Niettemin is met de indieners op 2 oktober 2008 een informeel overleg geweest. Bij dit overleg gaven zij aan, dat zij bevreesd waren voor overlast door geluid, honden en wegverkeer. Daarnaast vrezen zij opschaling van de camping: op het aspect van het voorzieningenniveau, grootte in de toekomst en openstelling gedurende het gehele jaar.
Zij achten een volwaardige camping niet wenselijk; zij zien hierin verandering van het landelijk karakter van het gebied.
Daarnaast menen zij dat hun woningen, bij realisering van de uitbreiding, in waarde zullen dalen.