Wijhe, Tuurweide 1
Bestemmingsplan - gemeente Olst-Wijhe
Vastgesteld op 10-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan:
het bestemmingsplan Wijhe, Tuurweide 1 van de gemeente Olst-Wijhe;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1773.BP2012004015-0301 met de bijbehorende regels;
1.3 aan huis verbonden beroep of bedrijf:
een dienstverlenend beroep/bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Een voorbeeldlijst is opgenomen in Bijlage 1;
1.4 aan- of uitbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.8 antennedrager:
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.9 antenne-installatie:
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.10 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
1.11 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van gebouwen binnen een nader aangegeven vlak van gronden, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;
1.12 bed & breakfast:
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid, of permanente kamerverhuur;
1.13 bestaand:
de bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik, die bestaan ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.14 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door een verschil in bouwhoogte (bij een bouwhoogte van een hoofdgebouw vanaf 5,00 meter een verschil van minimaal 2,00 meter) en vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwng is toegestaan;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.25 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.26 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.27 erf:
het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;
1.28 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.29 gebruiksmogelijkheden:
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.30 hoofdgebouw:
een gebouw dat, zowel functioneel als qua vorm bepalend is voor de materiële inhoud van de bestemming;
1.31 inwoning:
inwoning is het verblijven in een huishouden waarbij sprake is van:
- a. de uitstraling van 1 woning;
- b. een complex van ruimten die allen met elkaar in verbinding staan;
1.32 kap:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw met een zekere helling;
1.33 mantelzorg:
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
1.34 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de onderzijde op minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;
1.35 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.36 overkapping:
elk ander bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één tot de constructie behorende wand;
1.37 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst;
- de bouwhoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.38 praktijkruimte:
ruimte binnen een woning en daarbij behorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, die dient voor de uitoefening van een beroep of het verlenen van diensten op adminstratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied, waarbij de woonfunctie behouden blijft en de ruimtelijke uitwerking en uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.39 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.40 seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een erotische-massagesalon, een parenclub of een bordeel;
1.41 voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;
1.42 voorgevelrooilijn:
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.
1.43 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden c.q. een groep van personen, die gebruik maken van voor bewoning gemeenschappelijke voorzieningen, zoals keuken, toilet en douche;
1.44 woonhuis:
een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 de goothoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de inhoud van een gebouw:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);
2.7 de bouwhoogte van een antenne-installatie:
- a. in geval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie:
- 1. tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. in geval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie:
- 1. tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede ter plaatse van de aanduiding te bebouwen gronden, voor bebouwing ten dienste van de aangrenzende bestemming Wonen, met daarbijbehorende bouwwerken, erven en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de tot Tuin bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
- a. voor erkers, ingangspartijen en luifels ten dienste van de aangrenzende bestemming Wonen de volgende bepalingen gelden:
- 1. deze (van een woonhuis deeluitmakende) bebouwing mag de bouwvlakgrens alleen aan de voorzijde van de woning over maximaal de halve gevelbreedte met niet meer dan 2 m overschrijden;
- b. voor bijgebouwen ten dienste van de aangrenzende bestemming Wonen de volgende bepalingen gelden:
- 1. een bijgebouw mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatste van de aanduiding te bebouwen gronden;
- 2. de oppervlakte van een bijgebouw mag per woning niet meer dan 10 m² bedragen;
- 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
- c. voor andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor straten en paden waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het wijkverkeer, alsmede ter plaatse van de aanduiding onderdoorgang, voor een onderdoorgang, met daarbijbehorende andere-bouwwerken, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, groen- en speelvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de tot Verkeer - Verblijfsgebied bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 8 m mag bedragen.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen in woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen, erven en parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden en bouwwerken met de bestemming 'Wonen' is aan een aantal beperkingen gebonden.
De gronden en bouwwerken mogen niet:
- a. worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, als:
- 1. het bedrijfsvloeroppervlak voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan 35% van het vloeroppervlak van de maximaal toegestane bebouwing op een bouwperceel;
- 2. het bedrijfsvloeroppervlak voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan 80 m²;
- 3. er horeca of detailhandel plaatsvindt, behalve als die verkoop beperkt en ondergeschikt is aan de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteiten;
- 4. niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- 5. het gebruik een nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer;
- 6. één van de bewoners van de woning niet de eigenaar / bedrijfsleider is van het bedrijf;
- b. worden gebruikt voor bewoning als het een vrijstaand bijgebouw betreft.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Wonen - Woongebouw
6.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Wonen - Woongebouw aangewezen gronden zijn bestemd voor;
- a. het wonen in woongebouwen;
- b. gebouwde parkeervoorzieningen;
met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen, erven, speel- en parkeervoorzieningen en voorzieningen voor de waterhuishouding.
6.2 Bouwregels
Het bouwen op de gronden met de bestemming 'Wonen - Woongebouw' is aan een aantal regels gebonden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de oppervlakte en inhoud van een bouwwerk worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits deze bouwdelen niet meer dan 1,00 meter buiten het gevel- of dakvlak uitsteken.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de goot- en bouwhoogte van een bouwwerk worden wolfseinden buiten beschouwing gelaten.
8.2 Meetverschil
Bij toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten (bouw)werken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis kan worden aangemerkt.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Algemeen
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
- b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- c. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
9.2 Voorwaardelijke verplichting
De maatregelen conform het in Bijlage 2 van de regels opgenomen Inrichtingsplan moeten binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan ten uitvoer worden gebracht en moet vervolgens aldus in stand worden gehouden.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Bevoegdheid
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
- b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van de andere bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 12,00 m;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie op of aan een bouwwerk, wordt vergroot tot ten hoogste 5,00 m gemeten vanaf de voet van de antenne-installatie;
- f. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien:
- 1. dit wenselijk of noodzakelijk is in verband met een doelmatige verkaveling van de gronden dan wel een rationele uitvoering van het plan betreft en de afwijking niet meer bedraagt dan 3,00 m, voor zover het nieuwbouwplannen betreft;
- 2. een meetverschil daartoe aanleiding geeft in andere gevallen;
- g. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak in die zin dat de grenzen van het bouwvlak, bestemmingsvlak c.q. maatvoeringsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. erkers over maximaal 80% van de breedte van de gevel van het woonhuis waaraan wordt gebouwd;
- 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.
10.2 Toetsingscriteria
De in lid 10.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeerssituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsregels bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
- a. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsregels gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Wijhe, Tuurweide 1.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Wijhe ligt in het westen van de gemeente Olst-Wijhe. Het dorp ligt direct ten oosten van de IJssel en wordt, behalve door het water van de IJssel, 'omsloten' door het agrarisch buitengebied. Het dorp ligt halverwege de steden Zwolle en Deventer en is goed bereikbaar via zowel het provinciale als het rijkswegennet als via het spoor.
Dit bestemmingsplan beschrijft de ontwikkeling aan de Tuurweide 1 te Wijhe. De huidige voormalige ontmoetingskerk is verhuisd naar een andere locatie en hiervoor in de plaats is woningbouw voorzien. In totaal worden 15 woningen mogelijk gemaakt, bestaande uit 9 aaneengebouwde woningen en 6 appartementen. Deze ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan en daarom wordt er een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt ten zuidwesten van het centrum van Wijhe, tussen de Raalterweg aan de zuidzijde en de Tuurweide aan de noordzijde. Aan de westzijde staan eengezinswoningen en aan de oostzijde van het plangebied staat een school.
In het plangebied staat momenteel de (leegstaande) ontmoetingskerk. De begrenzing wordt weergegeven in onderstaande afbeelding.
Afbeelding: Ligging van het plangebied (bron: Google maps)
1.3 Huidige Planologische Regeling
Het gebied wordt momenteel planologisch geregeld in het bestemmingsplan "Wijhe" van de gemeente, dat is vastgesteld op 16 februari 2009 door de raad van de gemeente Olst-Wijhe. In dit geldende bestemmingsplan heeft het gebied de bestemming "Maatschappelijk". Binnen deze bestemmingen is het voorgenomen plan niet mogelijk.
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Provinciaal Beleid Overijssel
2.1.1 Omgevingsvisie Overijssel
De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoersplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Hèt provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Eén van de instrumenten om het beleid uit deze Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening. Beide documenten zijn op 1 juli 2009 door Provinciale Staten vastgesteld.
In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel tot 2030 weergegeven. Het beleid staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. Dit betekent dat ruimte wordt gemaakt voor ontwikkeling van werkgelegenheid en dat hoogwaardige woonmilieus tot stand worden gebracht. Die dynamiek moet benut worden als een kans om de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid te versterken.
De provincie richt zich in de Omgevingsvisie vooral op een duurzame ontwikkeling van het buitengebied. Binnenstedelijke plannen vallen meestal binnen de vrijstellingenlijst van de provincie. Dit houdt in dat geen sprake is van een provinciaal belang. Dit is tijdens het overleg met de provincie d.d. 17 april 2012 bevestigd.
2.1.2 Omgevingsverordening
Voor onderhavig plan is sprake van het vervangen van de bestemming "Maatschappelijk" voor een bestemming "Wonen". Er wordt daardoor geen extra beslag gelegd op de groene omgeving. De ontwikkeling draagt daarnaast bij aan versterken van de ruimtelijke kwaliteit. De ontwikkeling past daarnaast ook binnen het ontwikkelingsperspectief "woonwijk".
2.2 Gemeentelijk Beleid
2.2.1 Centrumvisie Wijhe
Op 2 juli 2007 is de Centrumvisie Wijhe vastgesteld door de gemeenteraad op het functioneren van Wijhe. De Centrumvisie sluit aan bij de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van 1999. In de visie is de locatie reeds aangegeven als locatie waarvoor een ontwikkeling is voorzien.
Afbeelding 2: Kaart centrumvisie Wijhe (met daarop het plangebied als meest zuidelijk omlijnde locatie)
2.2.2 Visie Raalterwegzone
De ruimtelijke kwaliteit van de Raalterwegzone wordt ingrijpend versterkt. Het inmiddels gerealiseerde, nieuwe gemeentehuis 'op de kop van de zone' dient als aanjager van de verdere kwaliteitsverbetering. In de door de gemeenteraad in 2009 vastgestelde visie voor de Raalterwegzone (BVR-visie) wordt dit gerealiseerd door een algehele herstructurering van de openbare ruimte en de nieuwe bouwprojecten aan weerszijden van de zone. Eén van deze projecten is het in dit rapport beschreven plan voor de Tuurweide aan de noordzijde van de zone. Aan de zuidzijde wordt inmiddels het medisch centrum ontwikkeld dat ook een bouwsteen is van de verbetering. De stedenbouwkundige samenhang van alle nieuwe complexen is gegarandeerd doordat de plaats en de hoogte van de bebouwing strookt met de in de BVR-visie opgenomen massa's. Het in dit rapport beschreven kleine appartementengebouw is hoger dan de in de BVR-visie genoemde hoogte, maar dat is een bewuste keus om dit plan een markante uitstraling te geven.
2.2.3 Wonen
Geldend beleid kan, aanvullend op de gewenste ontwikkeling, uitgangspunten bieden voor wonen. De Centrumvisie Wijhe (2007) en de Toekomstvisie Olst-Wijhe (2008) vormen een belangrijke basis voor de ontwikkeling in het plangebied. Deze beleidsstukken geven geen extra uitgangspunten voor de functie wonen in het plangebied. De stukken zijn al vertaald in het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitsplan (zie hoofdstuk 4) dat de basis vormt voor dit bestemmingsplan.
De woningbouwprogramma's uit de Woonvisie Olst-Wijhe 2006-2015 zijn de basis voor de eerder genoemde Toekomstvisie Olst-Wijhe. In de Woonvisie worden algemene beleidsuitspraken gedaan op het vlak van wonen. De algemene lijnen zijn nader uitgewerkt in een koers om de situatie voor bepaalde doelgroepen en de woonruimteverdeling te verbeteren.
Daarnaast is in de visie de woningbehoefte per kern opgenomen. Voor Wijhe is de kwantitatieve behoefte (autonome groei) aangegeven van 210-220 woningen in de periode 2005 - 2015. De behoefte is nader uitgewerkt in een planning voor de woningbouw en een werkprogramma Wonen. Hierin is voor de periode 2011 t/m 2015 in Wijhe een toevoeging van 130 woningen opgenomen.
De Woningmarktanalyse Olst-Wijhe (2005) vormt een basis voor de Woonvisie. De analyse noemt opgaven voor de toekomst, waarbij aandacht wordt besteed aan opgaven voor wonen en zorg. Het gaat daarbij om beschermd wonen, verzorgd wonen en wonen met thuiszorg. Bij de ontwikkeling van het plangebied is rekening gehouden met de behoefte van wonen en zorg. Onder meer uit dit zich in de realisatie van betaalbare appartementen nabij de vele voorzieningen.
In verband met de veranderende economische en demografische omstandigheden, is de Woningmarktanalyse 2010 opgesteld. De uitgangspunten voor de zorg, zoals genoemd in de Woningmarktanalyse, zijn overgenomen in het Masterplan wonen, welzijn en zorg (2011). Hierin worden voor de kernen van de gemeente, waaronder Wijhe, uitgangspunten genoemd voor de toekomstvisie op het gebied van wonen, welzijn en zorg. Wijhe is daarin een kern waar een breed aanbod aan voorzieningen aanwezig is. De uitgangspunten zijn vertaald in ambities op het gebied van de fysieke, sociale en organisatorische infrastructuur. Fysiek zijn bijvoorbeeld de realisatie van nultredenwoningen. Tussen SallandWonen en de gemeente zijn prestatieafspraken gemaakt, waar het gaat om het behalen van de ambitie.
Het woningbouwplan aan de Tuurweide staat niet in het uitvoeringsplan woningmarkt. In dit plan is namelijk vastgelegd dat geen nieuwe woningbouwplannen kunnen worden toegestaan, ook geen individuele verzoeken van één of twee woningen. Alleen aanvragen in het kader van VAB, Rood voor Rood en het buurtschappenbeleid worden uitgevoerd. Overige aanvragen worden alleen in overweging genomen indien de ruimtelijke kwaliteit hierom vraagt of er een volkshuisvestelijke noodzaak is. In de stedenbouwkundige visie "Raalterwegzone" is het leegstaande kerkgebouw aangegeven als detonerend. Woningbouw op deze locatie past bij de wens van de provincie om zo veel mogelijk binnenstedelijk te bouwen. In het vigerend bestemmingsplan Wijhe 2009 is voor de locatie reeds een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om op het terrein van de voormalige ontmoetingskerk woningbouw te realiseren. Deze wijzigingsbevoegdheid is echter niet goedgekeurd door de provincie in verband met een geluidsaspect.
Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten
3.1 Algemeen
Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn voor verschillende onderwerpen onderzoeken uitgevoerd. De onderzoeken zijn bijgevoegd in de Bijlagen. In dit hoofdstuk zijn de conclusies van de onderzoeken genoemd dan wel is beschreven of het thema al dan niet gevolgen heeft voor het bouwplan.
3.2 Cultuurhistorie En Archeologie
De bestaande archeologische en cultuurhistorische waarden in het plangebied kunnen een uitwerking hebben op de ontwikkeling van het plangebied. Deze aspecten kunnen daarom ook invloed hebben op de uitgangspunten van dit bestemmingsplan.
Archeologie
Uit een analyse van de gemeentelijke archeologische kaart blijkt dat voor de ontwikkeling in het plangebied een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Voor een ontwikkelingsgebied groter dan 100 m2 en grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter is een onderzoek verplicht. Dit geldt voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde, zoals het plangebied.
Cultuurhistorie
In het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Het plangebied is op circa 280 meter gelegen van de Wijhense Korenmolen en ligt daarmee dus binnen de molenbiotoop. Volgens de brief d.d. 8 maart 2012 van "De Hollandsche Molen" is geconcludeerd dat het bouwplan geen hinder met zich mee brengt voor de molen.
Onderzoek
Voor het plangebied zijn in 2012 een archeologisch bureauonderzoek en een archeologisch karterend booronderzoek uitgevoerd. Beide onderzoeken zijn bijgevoegd in respectievelijk bijlage 1 en 2.
Bureauonderzoek
Op grond van het bureauonderzoek is een archeologische verwachtingsmodel opgesteld. In het plangebied komen oeverwallen voor. Op deze oeverwalafzettingen en oever nabije rivierkleiafzettingen kunnen resten aangetroffen worden vanaf de Middeleeuwen tot de Nieuwe Tijd. Op grond van de hoge archeologische verwachtingswaarde schrijft gemeente Olst Wijhe voor dat bij bodemingrepen groter dan 100 m2 archeologisch onderzoek dient te worden verricht. Het veldonderzoek bestaat uit een verkennende fase, waarbij 6 boringen per ha dienen te worden gezet om de intactheid van de bodem te bepalen. Bij een intacte bodemopbouw dienen karterende boringen te worden gezet. Voor een betrouwbare steekproef achten wij het noodzakelijk dat er minimaal 5 karterende boringen in het plangebied worden gezet (1 boring 480 per m2).
De boringen worden uitgevoerd met een zogeheten megaboor (Ø 15 cm). De boorkernen dienen bij los gepakt zand te worden gezeefd op een metalen zeef met een maaswijdte van 4 mm en bij klei te worden versneden om archeologische indicatoren te traceren. Alle boringen worden gezet in de onverharde delen van het plangebied volgens een verspringend driehoeksgrid en gerelateerd aan maaiveld. De boringen worden beschreven conform de NEN 5740. Het eerste archeologische niveau kan direct onder het maaiveld verwacht worden. Een tweede archeologische niveau kan op circa 2 meter min maaiveld verwacht worden op de oeverwalafzettingen.
Karterend booronderzoek
Het bureauonderzoek toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. Daarom is aansluitend een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in de vorm van een karterend booronderzoek.
De aangetroffen bodemopbouw bestaat uit oevernabije afzettingen, waarop recentelijk (20e eeuw) nog een ophogingspakket is aangebracht. Het ophogingspakket bestaat uit diverse gemengde zanden kleilagen met recent puin, waarbij waarschijnlijk de oorspronkelijke top van de oevernabije afzettingen is meegeroerd. Ook het huidige bovenste deel van de onderliggende oevernabije afzettingen is verstoord tot bodemingrepen. Het verstoringsniveau reikt tot een diepte van gemiddeld 120 cm -mv.
Er zijn in de versneden kleilagen en gezeefde zandige lagen resten puin en baksteen aangetroffen van recente ouderdom, waarschijnlijk gekoppeld aan de bouw van de kerk in de 20e eeuw. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van een vindplaats uit de periode van de 14e eeuw tot en met de 19e eeuw.
Op basis van de onderzoeksinspanning, waarbij geen archeologische relevante indicatoren zijn aangetroffen, is er geen reden om archeologische waarden aan te kunnen treffen binnen het plangebied.
Er zijn voor de archeologie geen gevolgen vanuit de voorgenomen bodemingrepen. Wat betreft landschappelijke ligging en verwacht oorspronkelijk bodemtype geeft het booronderzoek een overeenstemmend beeld met dat wat verwacht werd op basis van het bureauonderzoek. De aanwezige bodemopbouw is wel verstoord door bodemingrepen. De hoge verwachting op het voorkomen van archeologische resten uit de Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd wordt door het veldonderzoek niet bevestigd.
Selectieadvies
Op grond van het ontbreken van archeologisch relevante indicatoren, adviseert Econsultancy om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden.
Bovenstaand advies vormt een selectieadvies. Econsultancy wil de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat de bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen eerst moeten worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Olst-Wijhe), die vervolgens een selectiebesluit neemt.
Wel dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen.
3.3 Ecologie
Voor de herontwikkeling van het plangebied is het nodig het voorgenomen initiatief te toetsen aan de Flora- en faunawet en de natuurbeschermingswet. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een Quickscan Natuurwaarden uitgevoerd. Het rapport is bijgevoegd in bijlage 3.
Er is in het plangebied gekeken naar de aanwezigheid van beschermde planten en dieren, evenals nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten, die door de uitvoering van de voorgenomen activiteiten vernield of verstoord worden en of de voorgenomen activiteit een negatief effect heeft op beschermde leefgebieden van dieren. Daarnaast is onderzocht in hoeverre de voorgenomen activiteit negatief effect heeft op beschermde natuurgebieden.
Het plangebied is eenmaal onderzocht op 11 oktober 2012 om vast te stellen of er beschermde planten en dieren aanwezig zijn in het plangebied en of er beschermde nesten, holen of vaste rust- en verblijfplaatsen aanwezig zijn. Voorliggend rapport beschrijft het plangebied, de onderzoeksopzet en de resultaten van het onderzoek.
Voorgenomen activiteit wordt gezien als ‘ruimtelijke ontwikkeling’. Voor het verstoren van soorten van tabel 1 van de Ff-wet geldt een algemene vrijstelling, idem voor soorten van tabel 2 mits er gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Alle soorten van tabel 3 zijn strikt beschermd, evenals bezette vogelnesten en jaarrond beschermde nesten en nestlocaties.
Er zijn geen soorten van tabel 2-3 van de Ff-wet in het plangebied vastgesteld. Mogelijk broeden er vogels in de beplanting in het plangebied. Dit zijn soorten waarvan de nesten en/of nestplaatsen niet jaarrond beschermd zijn; uitsluitend de bezette nesten. De beste periode om de beplanting te rooien is buiten de broedtijd. Dat is de periode 1 september – 1 maart. Er hoeven geen compenserende en/of mitigerende maatregelen genomen te worden. Vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. Er hoeft geen ontheffing of verklaring van geen bedenking aangevraagd te worden.
Het plangebied ligt niet in, of in de invloedssfeer van de EHS of een beschermd natuurgebied. Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteit wordt geconcludeerd dat de voorgenomen activiteit geen aantoonbaar significant negatief effect heeft op de kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS en andere beschermde natuurgebieden. Er hoeft geen natuurbeschermingsvergunning aangevraagd te worden. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden voor het onderdeel ‘gebiedsbescherming’.
Vanuit de Flora- en Faunawet is er geen belemmering voor het uitvoeren van de voorgenomen activiteit.
3.4 Geluid
Ten behoeve van de woningbouwontwikkeling is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is bijgevoegd in bijlage 4.
Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de N 337 op de nieuwbouwwoningen maximaal 47 dB bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden. Het bouwplan is voor het aspect wegverkeerslawaai uitvoerbaar.
3.5 Bedrijven En Milieuzonering
Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
Deze milieuzonering dient aldus twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
- het bieden van voldoende ruimte en zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam kunnen (blijven) uitoefenen.
Uitgave Bedrijven en milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzonering om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Richtafstandenlijsten
De twee belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee richtafstandenlijsten in bijlage 1 van de VNG-brochure. Voor een scala aan milieubelastende activiteiten (lijst 1) en opslagen en installaties (lijst 2) zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
Het plangebied is vanwege de ligging langs een drukke weg aan te merken als een gemengd gebied. Gevolg hiervan is dat de richtafstand van omliggende bedrijven met één stap kan worden verlaagd.
Bedrijvigheid in de omgeving
De volgende bedrijven bevinden zich in de omgeving van van het plangebied:
- Aan de Molenstraat/ van Nahuijsstraat bevindt zich een onderwijsinstelling. Deze kent vanwege het aspect 'geluid' een richtafstand van 30 meter. Vanwege de ligging in een gemengd gebied kan deze afstand verlaagd worden naar 10 meter.
- aan de andere zijde van de Raalterweg ligt het bedrijventerrein De Enk. De eerstelijns bebouwing van dit bedrijventerrein komt voor herstructurering in aanmerking waarbij sprake zal zijn van maximaal milieucategorie 2. Hierbij hoort een richtafstand tot een gemengd gebied van 10 meter.
De woningbouwlocatie ligt op een voldoende afstand van bovengenoemde bedrijven. De woningbouwlocatie levert geen extra belemmeringen op voor de bestaande bedrijvigheid in de omgeving.
3.6 Bodem
Ten behoeve van de woningbouw is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is bijgevoegd in bijlage 5.
De onderzoekslocatie is momenteel deels bebouwd en deels verhard met beton, asfalt, klinkers en onverharde terreindelen. Aanleiding voor het bodemonderzoek is de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en de nieuwbouw van een woningen en een appartementengebouw.
Het terrein is beschouwd als niet verdacht. In totaal zijn er 12 boringen verricht, waarvan één tot 4.0 meter diepte. Er is één boring afgewerkt tot peilbuis. Gebleken is dat de bodem voornamelijk bestaat uit matig tot zeer fijn zand en klei. Zintuiglijk zijn plaatselijk bodemvreemde materialen waargenomen. Het freatische grondwater is in peilbuis 1 aangetroffen op 2.07 meter min maaiveld.
Resultaten chemische analyses
Op basis van de resultaten van de chemische analyses kan het volgende worden geconcludeerd:
- de bovengrond BG I is licht verontreinigd met PAK;
- de bovengrond BG II is licht verontreinigd met PAK;
- de ondergrond is niet verontreinigd;
- het grondwater is licht verontreinigd met barium.
Hypothese
De hypothese "onverdachte locatie" dient te worden verworpen, aangezien enkele overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarden zijn aangetoond.
Conclusies en aanbevelingen
In de bovengrond (BG I en BG II) en in het grondwater zijn enkele lichte verontreinigingen aangetoond. Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar de paragrafen 4.3 en 4.4 van het onderzoeksrapport. De ondergrond is niet verontreinigd. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren.
Door de veldwerker zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen. Bij de geplande nieuwbouw komt in de toekomst mogelijk grond vrij. Afvoer van de grond dient te voldoen aan het Besluit Bodemkwaliteit en de voorschriften van het bevoegd gezag (de ontvangende gemeente). Op basis van de huidige onderzoeksresultaten kan een indicatieve toetsing in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit worden uitgevoerd.
De onderzochte bovengrond is als gevolg van de licht verhoogde PAK-gehalten niet vrij toepasbaar, maar dient op basis van de indicatieve toetsing in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit te worden verwerkt in gebieden met de functieklasse wonen (BG I) en industrie (BG II). Aanbevolen wordt de grond na ontgraving her te gebruiken op de locatie (bijvoorbeeld om een lager gelegen terreindeel op te hogen).
Opgemerkt dient te worden dat voorliggend bodemonderzoek is uitgevoerd in verband met de bestemmingsplanwijziging en de de aanvraag van een omgevingsvergunning en dat de bemonstering derhalve niet geheel voldoet aan het Besluit Bodemkwaliteit. De resultaten van dit bodemonderzoek kunnen in het licht van het Besluit Bodemkwaliteit door het bevoegd gezag als ‘overig bewijsmateriaal’ worden geaccepteerd. Het is echter niet uitgesloten dat het bevoegd gezag bij grondafvoer eist dat de grond nogmaals wordt bemonsterd en geanalyseerd volgens de richtlijnen van het Besluit Bodemkwaliteit.
Slotconclusie
Uit milieukundig oogpunt is volgens het onderzoek geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).
Standaard slotopmerkingen
Het volgende dient opgemerkt te worden: gezien het verkennende karakter van dit onderzoek is het, ondanks de zorgvuldigheid waarmee het is uitgevoerd, altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt. Hoewel voldaan wordt aan de geldende wet- en regelgeving, wordt tijdens een verkennend bodemonderzoek een beperkt aantal boringen verricht.
Vermeld dient tevens te worden dat op basis van voorliggend onderzoek geen conclusies kunnen worden getrokken omtrent de bodemkwaliteit van andere terreindelen of aangrenzende percelen.
Tenslotte dient in acht genomen te worden dat elk bodemonderzoek een momentopname is. Eventuele toekomstige calamiteiten (bijvoorbeeld brand of morsing van bodemvreemde vloeistoffen), sloopwerkzaamheden of bouwrijp maken en aanvoer van grond van elders kunnen de bodemkwaliteit (sterk) beïnvloeden.
3.7 Water
Watertoets
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.
Relevant beleid
Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl . Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.
Invloed op de waterhuishouding
Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan 10 wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.
Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.
Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies.
Het rioleringssysteem grenzend aan het plangebied bestaat uit een drukrioleringssysteem met een beperkte capaciteit waarop alleen huishoudelijk afvalwater mag worden aangesloten. Op het drukrioleringssysteem mag geen drainage of regenwater worden aangesloten, omdat het rioleringssysteem daar niet op is berekend.
Het plan bevat een rioleringscomponent, want door het plan neemt het afvalwaterdebiet in het bestaande gemengde- of vuilwaterstelsel toe. Door de uitvoering van het bestemmingsplan neemt de belasting van het bestaande rioleringsstelsel toe. Dit levert geen problemen op ten aanzien van de capaciteit van het rioleringsstelsel en de capaciteit van de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater
Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie in de bodem het uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.
Watertoetsproces
Op 19 november 2012 is het plan via www.dewatertoets.nl. Het resultaat hiervan is dat de normale procedure doorlopen moet worden. De reden hiervoor is dat de toename van het woning meer dan 10 zal worden. Hierdoor komt u automatisch in de normale procedure terecht. Aangezien het toch een relatief klein plan betreft kan worden volstaan met een standaard-waterparagraaf (zoals in de korte procedure).
Een samenvatting van de watertoets is bijgevoegd in bijlage 6.
3.8 Luchtkwaliteit
Bij het aspect luchtkwaliteit is het van belang om aan te tonen dat de ontwikkeling in het plangebied niet negatief bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Hiervoor worden, wanneer nodig, berekeningen uitgevoerd.
Voor het plangebied zijn deze berekeningen niet noodzakelijk, door de nieuwbouw ontstaat geen significante verslechtering van de luchtkwaliteit. In de gemeente Olst-Wijhe zijn geen knelpunten bekend met betrekking tot de luchtkwaliteit. Bovendien valt de ontwikkeling onder de regeling Niet in betekenende mate. Deze regeling geeft aan dat nieuwe woonwijken tot 1.500 woningen, met een toegang, niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. In het plangebied is sprake van de ontwikkeling van 15 woningen.
3.9 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen en overstromingsrisico's. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen.
Het plangebied is voor het aspect 'externe veiligheid' onderzocht op:
- de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen;
- de aanwezigheid van een route gevaarlijke stoffen;
- de aanwezigheid van hoofdgastransportleidingen;
- mogelijke overstromingsrisico's.
Risicovolle inrichtingen
Een risicovolle inrichting in Wijhe is de vleesconservenfabriek aan de Jan Meesterweg 2. Dit is een bedrijf dat werkt met ammoniak en dit ook op het bedrijfsperceel opslaat. Buiten het bedrijfsperceel zijn geen risicocontouren voor het plaatsgebonden risico, deze blijven binnen de grenzen van de inrichting. Ook het groepsrisico wordt niet overschreden. Dit blijkt uit het veiligheidsrapport voor het bedrijf.
Routes gevaarlijke stoffen
In de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van routes voor gevaarlijke stoffen en hoofdgastransportleidingen. Dit levert voor het plangebied geen belemmeringen op. Wel worden gevaarlijke stoffen over de IJssel vervoerd. Het plangebied ligt echter buiten de gevarenzones van die route. Deze zones zijn 200 meter rond de vaarroute op de IJssel.
Overstromingsrisico's
Het hele plangebied is aangewezen als 'overstromingsgebied'. Dit betekent dat in de planvorming rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid van overstroming. Een overstroming kan plaatsvinden door de doorbraak van de IJsseldijk. De kans op overstromingen is klein; 1: 1.250 per jaar. De overstromingsdiepte is daarbij 0,80 - 2,00 meter. Vanwege het overstromingsrisico moet in een vroeg stadium van de planvorming worden nagedacht over maatregelen. Deze maatregelen beperken de eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming. Voorbeelden van mogelijke maatregelen zijn:
- aanvullend ophogen van het plangebied (voorzover mogelijk);
- voldoende hoog aanbrengen van het vloerpeil, eventueel met verhoogde drempels;
- zodanig inrichten gebouw zodat schade bij overstromingen wordt beperkt.
Dergelijke maatregelen komen bij de uitvoer van het plan aan bod en hebben als dusdanig geen invloed op dit bestemmingsplan.
3.10 Kabels En Leidingen
In en in de omgeving van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en leidingen.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Toekomstige Situatie
Het eerste plan voor 2 rijen van zes woningen sluit weliswaar goed aan bij de bestaande rijen, maar bood een te beperkte bijdrage aan de ambitie voor de Raalterwegzone. Immers, deze zone vormt DE entree van Wijhe. Om deze reden is het plan aagepast: er wordt één appartementengebouw gerealiseerd en in totaal negen rijwoningen.
Huidige situatie
Gelet hierop is voorgesteld om een invulling te creëren met meer variatie en vooral meer pit. Daarvoor is een suggestie dat bestaat uit een rij van zes en een rij van drie grondgebonden woningen en zes driekamerappartementen met onderliggende garagelaag. Het kleinschalige appartementengebouwtje is voorzien van een lift en heeft vier bouwlagen, waardoor het een boeiende blikvanger kan worden tussen de bestaande laagbouw aan deze kant van de Raalterweg. Elk appartement krijgt een ruim balkon op het zuiden met uitzicht op de IJssel of het oude dorpshart met de Wijhese molen. Het gemeentehuis is met de nokhoogte van tegen de 20 meter aanmerkelijk hoger.
Inrichtingsplan toekomstige situatie
Het appartementengebouw krijgt een hoogte van maximaal 14 meter die hier, gezien de grote open ruimte langs de Raalterwegzone goed past en het beeld juist verbijzondert. Het gebouw blijft onder de molenbiotoop. Om met name dit blokje wat meer ruimte te geven en juist wat te laten 'uitspringen' is voorgesteld om het enkele meters naar het zuiden op te schuiven.
Het naar voren springen van het appartementengebouwtje verhoogt het markante karakter en verlevendigt het stedenbouwkundige weefsel. De grondgebonden woningen zijn goed ingepast, met een goede plattegrond voor starters of jonge gezinnen. Elke woning heeft een eigen parkeerplaats. Hetzelfde geldt voor de appartementen. Daarnaast zijn er wat extra parkeerplaatsen gepland. Aan de andere zijde van de Raalterweg is voldoende mogelijkheid om een tweede auto of die van gasten te parkeren. Het aantal parkeerplaatsen voldoet aan de gemeentelijke norm van 1,5 parkeerplaats per woning.
Aanzicht appartementen
Aanzicht drie woningen
Aanzicht zes woningen
Hoewel het appartementenontwerp al wel meer karakter geeft aan de Raalterwegzone, is het ontwerp enigszins traditioneel. Inmiddels is met de architect overeengekomen om het gebouw 'spannender' te maken, met een uitspringender architectuur. Het wordt een baksteenarchitectuur met een zwart-antraciete en zilver-grijze kleurstelling en vooral in glas uitgevoerde balkons. Kozijnen, ramen en deuren hebben een witte en zilver-grijze kleurstelling. De kleurstelling van de dakbedekking is naturel.
De woningen hebben (zand)gele en mangaan/ bruine bakstenen als gevelbekleding en de kozijnen, ramen en deuren worden uitgevoerd in wit en zilver-grijs. De dakbedekking is blauw-grijs.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In de Centrumvisie Wijhe en in de stedenbouwkundige visie Raalterwegzone is aangegeven dat de zone aan weerszijden van de Raalterweg een impuls kan gebruiken. Dit kan o.a. worden bereikt door de herontwikkeling van een aantal vrijkomende locaties zoals die van de voormalige Ontmoetingskerk. De herontwikkeling van deze locatie heeft een toegevoegde waarde voor de hele Raalterwegzone en voor het centrum van Wijhe.
Omwonenden zijn op 17 september 2012 over de herontwikkeling en de procedure hiervan geïnformeerd.
Het ontwerpbestemmingsplan zal voor een periode van zes weken ter inzage worden gelegd, waarop een ieder een zienswijze kan indienen. Daarnaast zal het worden toegestuurd aan belanghebbende bestuursorganen en andere belanghebbenden.
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bij een bestemmingsplan moet aangetoond worden of het plan economisch uitvoerbaar is. Dit is enerzijds afhankelijk van de financiële haalbaarheid van de ontwikkeling en anderszins van de grondexploitatie van het gebied. Beide aspecten hangen nauw met elkaar samen.
Het bouwplan betreft een initiatief van een particulier waarmee geen gemeentelijke investeringen zijn gemoeid. Met de initiatiefnemer zal een anterieure overeenkomst worden gesloten waarin o.a. grondruil/-verkoop, kosten bovenwijkse voorzieningen, infrastructurele zaken (o.a. gedeeltelijke demping sloot, verplaatsen boom) en planschadevergoeding is geregeld. Het precieze aantal vierkante meters grondruil/-verkoop kan, in verband met de definitieve inrichting van het terrein, op dit moment nog niet worden bepaald.
Hoofdstuk 6 De Bestemmingen
6.1 Tuin
De bestemming "Tuin" is bedoeld voor het openhouden van voor- en zijtuinen. In het plangebied gaat het om tuinen bij de bestemming "Wonen".
De bestemming is bedoeld voor tuinen. Daarnaast zijn ondergeschikt onder meer groenvoorzieningen en wegen toegestaan. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Binnen deze bestemming zijn alleen andere bouwwerken mogelijk. In dit geval zijn dit erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken.
Daarbij mogen erf- en terreinafscheidingen een maximale bouwhoogte van 1,00 meter hebben en overige andere bouwwerken een maximale bouwhoogte van 3,00 meter. Door de hoogte te beperken kan een open beeld behouden blijven en worden negatieve effecten op de omgeving beperkt.
6.2 Verkeer- Verblijfsgebied
Het doel van de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" is het behoud van de verkeersfunctie naast de verblijfsfunctie in het openbare gebied van het plangebied.
De functies binnen deze bestemming zijn gericht op zowel de verkeers- als de verblijfsfunctie in het plangebied. Daarom zijn wegen en straten, voet- en rijwielpaden, parkeervoorzieningen en ondergrondse afvalinzameling overal in de bestemming mogelijk. Daarnaast zijn nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, paden, tuinen en erven mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Gebouwen en overkappingen zijn in deze bestemming niet toegestaan. Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. Daarbij is aangesloten bij een algemene regeling voor bouwmogelijkheden van andere bouwwerken. Ook is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht.
Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen, speelvoorzieningen en overige andere bouwwerken.
De erf- en terreinafscheidingen mogen maximaal 2,00 meter hoog zijn. Hierdoor kan een mogelijk nodige afrastering, voor bijvoorbeeld de veiligheid, worden gebouwd.
De bouwhoogte van de speelvoorzieningen is beperkt tot maximaal 5,00 meter. Door deze beperking worden negatieve effecten op de omgeving beperkt.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 10,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als verlichtingsmast.
6.3 Wonen
Het doel van de bestemming "Wonen" is de bestaande woonfunctie van het gebied te behouden en nieuwe woonfuncties mogelijk te maken. De bestemming maakt ook de aan de woonfunctie verbonden functies mogelijk.
De hoofdfunctie van de bestemming is wonen. Daarnaast worden aan-huis-verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt. Deze moeten echter voldoen aan de in de specifieke gebruiksregels opgenomen voorwaarden. Deze voorwaarden zijn opgenomen om ervoor te zorgen dat de woonfunctie de hoofdfunctie blijft. De aan-huis-verbonden beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten blijven op die manier ondergeschikt aan de hoofdfunctie. Functies als detailhandel en horeca zijn in deze bestemming uitgesloten.
Daarnaast zijn tuinen en erven mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Hoofdgebouwen
De bouwregels van deze bestemming zijn gebaseerd op de gewenste nieuwbouw. Op de verbeelding van het plan zijn bouwvlakken aangegeven waarbinnen de hoofdgebouwen gerealiseerd moeten worden.
De bestemming maakt aaneengebouwde woningen mogelijk. Het toegestane aantal aaneengebouwde woningen en appartementen is in de bouwvlakken aangeduid. De hoofdgebouwen moeten in het bouwvlak worden gebouwd. Voor de maximale goot- en bouwhoogte is gewerkt met hoogteaanduidingen op de verbeelding.
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
De aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd, behalve wanneer de gronden zijn aangeduid met 'bijgebouwen uitgesloten'.
Om te voorkomen dat een te dicht bebouwingsbeeld ontstaat, is de maatvoering van dit type bebouwing beperkt in de regels van de bestemming. Bij rijwoningen mag maximaal 50 m2 en bij (half)vrijstaande woningen mag maximaal 70 m2 bij een hoofdgebouw worden gebouwd. Daarbij geldt bovendien een maximaal bebouwingspercentage van 50% van de oppervlakte van het achtererf. Ook de goothoogte en bouwhoogte zijn beperkt. Hierdoor blijft deze bebouwing ruimtelijk ondergeschikt aan de hoofdgebouwen.
Andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. De mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht zijn meegenomen in de regeling. Daarnaast is met deze regeling aangesloten bij de standaard van de gemeente Olst-Wijhe.
De erf- en terreinafscheidingen mogen (buiten het bouwvlak) voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw niet hoger zijn dan 1,00 meter. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel. Overkappingen (maximaal 30 m2) mogen achter de voorgevel worden gebouwd.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 6,00 meter hoog zijn. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een kleinschalig bouwwerk als een vlaggenmast. Wanneer een dergelijk bouwwerk 6,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.
6.4 Wonen - Woongebouw
De bestemming "Wonen - Woongebouw" heeft tot doel woningen in gestapelde vorm (appartementengebouwen) mogelijk te maken.
Functionele mogelijkheden
De hoofdfunctie van de bestemming is wonen in de vorm van gestapelde woningen (appartementengebouwen / meergezinswoningen). Het aantal woningen is in de verbeelding aangeduid, omdat dit per gebouw verschilt. Daarnaast zijn tuinen, erven en parkeervoorzieningen mogelijk. Door het toestaan van deze functies is flexibiliteit in het gebruik van de gronden met deze bestemming mogelijk.
Bouwmogelijkheden
Hoofdgebouwen
Op de verbeelding van het plan zijn het bouwvlak en de maximale bouwhoogte aangeduid. De gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd en mogen niet groter dan de aangeduide maximale bouwhoogte. Hier geldt dus geen maximale goothoogte en is een plat dak toegestaan.
Andere bouwwerken
Voor de andere bouwwerken is bij deze bestemming een algemene regeling opgenomen. De mogelijkheden met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zoals dit opgenomen is in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Besluit omgevingsrecht zijn meegenomen in de regeling. Daarnaast is met deze regeling aangesloten bij de standaard van de gemeente Olst-Wijhe. Het gaat bij andere bouwwerken in dit geval om erf- en terreinafscheidingen en overige andere bouwwerken. Overkappingen zijn daarbij uitgesloten.
De erf- en terreinafscheidingen mogen voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw niet groter zijn dan 1,00 meter. In andere gevallen mag het maximaal 2,00 meter hoog zijn. Dit heeft te maken met het ruimtelijk beeld van het perceel.
Overige andere bouwwerken mogen ten hoogste 6,00 meter hoog zijn. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om lichtmasten. Wanneer een dergelijk bouwwerk 6,00 meter hoog wordt, is de impact op de omgeving klein.
Bijlage 1 Voorbeeldlijst Aan-huis-verbonden Beroepen En Bedrijven
Bijlage 1 Voorbeeldlijst aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven
Bijlage 2 Inrichtingsplan
Bijlage 1 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 1 Archeologisch bureauonderzoek
Bijlage 2 Archeologisch Karterend Booronderzoek
Bijlage 2 Archeologisch karterend booronderzoek
Bijlage 3 Quickscan Natuurwaarden
Bijlage 3 Quickscan natuurwaarden
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek