bestemmingsplan archeologie
Bestemmingsplan - gemeente Olst-Wijhe
Vastgesteld op 28-04-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1773.BP2013012002-0301, met de bijbehorende regels.
1.2 bebouwde kom
gebied niet zijnde het buitengebied van de gemeente.
1.3 buitengebied
gebied waarop van toepassing is het bestemmingsplan Buitengebied of het bestemmingsplan Uiterwaarden van de gemeente Olst-Wijhe.
1.4 maaiveld
- a. bij een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. bij een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse;
- c. indien geen bouwwerk aanwezig is: het grensvlak tussen de ondergrond en de lucht.
1.5 moederplan
het bestemmingsplan dat geldt op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan, bedoeld in 1.1 en is gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan, bedoeld in 1.1, te weten:
- het bestemmingsplan Wesepe, vastgesteld op 2 juli 2007;
- het bestemmingsplan Boskamp, vastgesteld op 25 september 2006;
- het bestemmingsplan Olst, vastgesteld op 16 februari 2009;
- het bestemmingsplan Wijhe, vastgesteld op 16 februari 2009;
- het bestemmingsplan Uiterwaarden, vastgesteld op 18 april 2005;
- het bestemmingsplan Olst-West (De Lange), vastgesteld op 26 september 2005;
zoals deze plannen sindsdien zijn herzien, gewijzigd en uitgewerkt, waaronder de artikel 30-herziening bestemmingsplan Uiterwaarden, vastgesteld op 25 januari 2007 en de partiële herziening bestemmingsplan Uiterwaarden, vastgesteld op 21 januari 2013.
1.6 rapport
schriftelijke uitwerking van onderzoek.
1.7 verbeelding
- a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Parapluplan archeologie;
- b. de verbeelding op papier van het bestemmingsplan Parapluplan archeologie, bestaande uit de kaart met tekeningnummer NL.IMRO.1773.BP2013012002-0301.
Artikel 2 Wijze Van Meten
De wijze van meten van het moederplan is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat bij de toepassing van deze regels als volgt wordt gemeten:
2.1 diepte van een werk of werkzaamheid
vanaf maaiveld.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Waarde - Archeologie - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een hoge archeologische verwachting.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk binnen de bebouwde kom met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
- 3. een bouwwerk buiten de bebouwde kom met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m2;
- 4. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een middelhoge archeologische verwachting.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk binnen de bebouwde kom met een oppervlakte van ten hoogste 250 m2;
- 3. een bouwwerk buiten de bebouwde kom met een oppervlakte van ten hoogste 5.000 m2;
- 4. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden op terreinen van de Archeologische Monumenten Kaart die aangewezen zijn als terrein van hoge tot zeer hoge archeologische waarde.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk dat kan worden geplaatst zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde -Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 8 Overige Regels
De bestemmingen en de regels van het moederplan blijven van toepassing, met dien verstande dat in het plan Boskamp zowel op de plankaart als in de regels (artikel 17) de dubbelbestemming 'Archeologisch waardevol gebied' komt te vervallen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht Bouwwerken
9.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
9.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
9.3 Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 10 Overgangsrecht Gebruik
10.1 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
10.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
10.3 Verbod
Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
10.4 Uitzondering
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Parapluplan archeologie.
april 2014.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Olst-Wijhe werkt aan een actualisering van haar bestemmingsplannen. Met de actualisatie wordt het mogelijk de planologische regels af te stemmen op de huidige en toekomstige situatie en te uniformeren door middel van standaardisatie. Dit laatste komt de inzichtelijkheid en rechtsgelijkheid ten goede: een gelijke planregeling en -methodiek voor alle inwoners binnen de gemeente.
Gedurende dit actualiseringsproces is gebleken dat voor een aantal nieuwe beleidsonderwerpen aanpassing van de geactualiseerde plannen alsmede de oudere geldende plannen noodzakelijk is. Het voorliggende plan betreft het onderwerp archeologie. Op basis van de Wet op de archeologische monumentenzorg moet de bescherming van archeologisch erfgoed vorm krijgen in bestemmingsplannen. Voor de gemeente Olst-Wijhe is het archeologiebeleid op 4 oktober 2010 vastgesteld. In de Beleidsnota Archeologie is beschreven hoe de gemeente omgaat met de bekende en de mogelijke archeologische waarden in de gemeente. De archeologische verwachtingskaart maakt voor het grondgebied van de gemeente Olst-Wijhe duidelijk waar zich (mogelijke) archeologische resten kunnen bevinden
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een 'parapluplan'. Een 'parapluplan' is een bestemmingsplan waarbij in één keer een aantal bestemmingsplannen gedeeltelijk wordt herzien. Een parapluplan biedt dus de mogelijkheid om in meerdere plannen een regeling op te nemen over een specifiek onderwerp, in dit geval ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden.
1.2 Ligging Plangebied
Het voorliggend bestemmingsplan heeft met name betrekking op de voor de kernen en de uiterwaarden van de gemeente Olst-Wijhe geldende bestemmingsplannen. De exacte begrenzing van deze gebieden is opgenomen op de verbeelding.
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Het bestemmingsplan behelst de aanpassing van de regels van de onderstaande bestemmingsplannen.
- het bestemmingsplan Wesepe, vastgesteld op 2 juli 2007;
- het bestemmingsplan Boskamp, vastgesteld op 25 september 2006;
- het bestemmingsplan Olst, vastgesteld op 16 februari 2009;
- het bestemmingsplan Wijhe, vastgesteld op 16 februari 2009;
- het bestemmingsplan Uiterwaarden, vastgesteld op 18 april 2005;
- het bestemmingsplan Olst-West (De Lange), vastgesteld op 25 september 2005;
zoals deze plannen sindsdien zijn herzien, gewijzigd en uitgewerkt, waaronder de artikel 30-herziening bestemmingsplan 'Uiterwaarden', vastgesteld op 25 januari 2007 en de partiële herziening bestemmingsplan 'Uiterwaarden', vastgesteld op 21 januari 2013.
1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan 'Parapluplan archeologie' bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding, 1:1.000 (ID plannummer NL.IMRO.1773.BP2013012002-0301);
- regels;
- toelichting.
Het bestemmingsplan wordt vergezeld door een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen 'gelezen' worden.
Op de verbeelding (plankaart) zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden en opstallen weergegeven. De regels geven de ingevolge het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening 2008 vereiste regels en bepalingen weer. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. In de toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en een beschrijving van de planopzet vermeld.
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Algemeen
Zowel het rijks- als provinciaal beleid wordt in dit bestemmingsplan niet aan de orde gesteld. Reden hiervoor is gelegen in het feit dat, indien aan de orde, het lokale beleid een doorvertaling betreft van dit bovenlokale beleid en er derhalve geen sprake is van strijdigheid.
2.2 Gemeentelijk Beleid
In deze paragraaf wordt enkel het beleid dat aanleiding gegeven heeft tot dit parapluplan behandeld. Overig gemeentelijk beleid wordt in dit bestemmingsplan niet aan de orde gesteld.
2.2.1 Beleidsnota Archeologie gemeente Olst-Wijhe
Door de gemeente Olst-Wijhe is de beleidsnota voor archeologie opgesteld. Deze nota dient middels dit bestemmingsplan zijn doorvertaling te krijgen in de geldende bestemmingsplannen binnen de gemeente.
Voor de gemeente is inzichtelijk gemaakt waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. Hiervoor is voor het totale grondgebied van de gemeente een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld.
De archeologische verwachtingskaart maakt duidelijk waar zich (mogelijke) archeologische resten kunnen bevinden. Het grondgebied is hiervoor opgedeeld in drie zones:
- hoge archeologische verwachting;
- middelhoge archeologische verwachting;
- lage archeologische verwachting.
Op basis van de archeologische verwachtingskaart is een beleidsadvieskaart opgesteld. Aan de op de kaart voorkomende verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. De kaart is een visuele vertaling van het gemeentelijk archeologiebeleid. Het doel van de beleidsadvieskaart is dat deze met bijbehorende bestemmingen en regels in de gemeentelijke structuurvisie en bestemmingsplannen wordt overgenomen. Deze nota en de gemeentelijke beleidsadvieskaart vormen samen het beleidskader archeologie.
Het beleidsadvies is als volgt:
- Buitengebied:
- 1. Er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een hoge archeologische verwachting (zie archeologische beleidsadvieskaart gemeente Olst-Wijhe) bij plangebieden groter dan 2500 m2 en bij een verstoring dieper dan 50 cm. Het plangebied is het gebied waar de bodem wordt verstoord.
- 2. Er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting (zie archeologische beleidsadvieskaart gemeente Olst-Wijhe) bij plangebieden groter dan 5000 m2 en bij een verstoring dieper dan 50 cm.
- 3. Lage verwachting: onderzoeksplicht bij plangebieden groter dan 10 ha.
- Bebouwde kom:
- 1. Er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een hoge archeologische verwachting (zie archeologische beleidsadvieskaart gemeente Olst-Wijhe) bij plangebieden groter dan 100 m2 en bij een verstoring dieper dan 50 cm.
- 2. Er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting (zie archeologische beleidsadvieskaart gemeente Olst-Wijhe) bij plangebieden groter dan 250 m2 en bij een verstoring dieper dan 50 cm.
- 3. Lage verwachting: onderzoeksplicht bij plangebieden groter dan 5 ha.
- Archeologische waarde (AMK-terreinen):
- 1. Bij terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, is het beleid behoud in situ en geldt altijd een onderzoeksplicht. Vooraf wordt advies gevraagd aan de regioarcheoloog. De gemeente Olst-Wijhe telt terreinen van hoge tot zeer hoge waarde (niet wettelijk beschermd).
Het hiervoor genoemde is schematisch samengevat in de volgende afbeelding.
Afbeelding: Schematische samenvatting (bron: Beleidsnota Archeologie gemeente Olst-Wijhe)
Het bestemmingsplan is het instrument om de bestemming, de inrichting en het beheer van gronden te regelen. Bij bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de (mogelijk) aanwezige archeologie.
Op de verbeelding van het bestemmingsplan moeten terreinen met een archeologische waarde of met een middelhoge en hoge verwachtingswaarde expliciet worden opgenomen met een koppeling naar de regels, waarin onder meer is aangegeven tot welke gebruiksbeperkingen deze regelingen leiden.
De juridische bescherming wordt geregeld in de bestemmingsplanregels. Er zijn drie verschillende categorieën:
- 1. Beschermd archeologisch monument: Deze terreinen zijn op grond van de Monumentenwet 1988 aangewezen als beschermd archeologisch monument. Het beschermingsregime voor deze terreinen staat geheel los van het bestemmingsplan. Wel moeten deze terreinen opgenomen worden op de verbeelding. De gemeente Olst-Wijhe heeft één terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd als rijksmonument. Dit is het terrein Weseperenkweg te Wesepe. Dit terrein valt buiten het plangebied.
- 2. Archeologisch waardevol gebied: Dit zijn de terreinen die staan op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) van Overijssel. In deze terreinen zijn archeologische waarden vastgesteld. Voor deze terreinen geldt een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' (voorheen: aanlegvergunning). In Olst-Wijhe zijn 21 van dergelijke terreinen aanwezig. Deze terreinen hebben allemaal een hoge archeologische waarde.
- 3. Archeologisch onderzoeksgebied: Voor deze gebieden met een archeologische verwachting geldt een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' (voorheen: aanlegvergunning). Ontheffing voor ontwikkelingen in het buitengebied ligt voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde op 10 ha, voor gebieden met een middelhoge verwachting op 5.000 m2 en hoge verwachting op 2.500 m2. Binnen de bebouwde kom geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een hoge archeologische verwachting (zie archeologische beleidsadvieskaart gemeente Olst-Wijhe) bij plangebieden groter dan 100 m2 en bij een verstoring dieper dan 50 cm. Deze ontheffingen gelden niet wanneer het plangebied gelegen is binnen een straal van 50 meter van een AMK-terrein of archeologische waarneming.
Bij een negatief selectieadvies adviseert de gemeente tijdens (bouw)werkzaamheden (amateur)archeologen in de gelegenheid te stellen om waarnemingen te verrichten.
Ook bij ontheffingsprocedures, omgevingsvergunningen en planvormingsprocessen voor ruimtelijke projecten moet in een zo vroeg mogelijk stadium rekening worden gehouden met in de grond (mogelijk) aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Door in een zo vroeg mogelijk stadium archeologie mee te nemen zijn de eventuele kosten voor archeologie in de grondexploitatie te verwerken. Tevens kan op deze wijze vertraging en late planaanpassing worden voorkomen. Dit brengt zowel tijdwinst als kostenbesparing met zich mee.
Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die het bodemarchief kunnen aantasten.
In het voorliggende bestemmingsplan is het archeologiebeleid planologisch-juridisch geregeld. Voor een nadere toelichting op de wijze waarop dit archeologiebeleid is uitgewerkt in dit bestemmingsplan wordt verwezen naar Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 5.
Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten
3.1 Archeologie
Per 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.
Op basis van het gemeentelijke beleidsnota voor archeologie gelden er voor de gemeente drie archeologische verwachtingszones:
- 1. laag;
- 2. middelhoog;
- 3. hoog.
Voor elke zone geldt een eigen beleid. Dit vastgestelde archeologiebeleid wordt met dubbelbestemmingen vertaald in het voorliggende bestemmingsplan. De zone met een lage archeologische verwachting wordt niet overgenomen in het bestemmingsplan. In deze zone geldt een onderzoeksplicht bij ontwikkelingen in het buitengebied groter dan 10 ha en in de bebouwde kom groter 5 ha. Ontwikkelingen van deze omvang worden in de betreffende bestemmingsplannen niet mogelijk gemaakt. Deze lage categorie verliest daardoor zijn waarde in dit bestemmingsplan.
Hiernaast bestaan er archeologische monumenten (AMK-terreinen). Archeologische monumenten zijn terreinen met een vastgestelde archeologische waarde die staan aangegeven op de archeologische monumentenkaart (AMK). Deze archeologische monumenten of AMK-terreinen zijn onder te verdelen in twee groepen:
- 1. Rijksmonumenten (wettelijk beschermd); binnen de gemeente is één wettelijk beschermde archeologisch Rijksmonument aanwezig, deze ligt buiten het plangebied.
- 2. AMK-terreinen; binnen de gemeente zijn een aantal AMK-terreinen aanwezig waarvan op basis van (archeologisch) onderzoek is vastgesteld dat in deze terreinen archeologische waarden aanwezig zijn.
De onderstaande tabel geeft voor de drie categorieën (middelhoog, hoog en AMK-terrein) aan wanneer archeologisch onderzoek verplicht is.
Archeologische verwachting/waarde | Betreft | Onderzoek/vergunningplicht indien |
middelhoog (Waarde - Archeologie - 2) | Binnen plangebied: gebieden met middelhoge verwachtingswaarde | verstoring van de bodem dieper dan 50 cm en plangebied groter dan 5.000 m2 (in buitengebied) of groter dan 250 m2 (in bebouwde kom) |
hoog (Waarde - Archeologie - 1) | Binnen plangebied: gebieden met hoge verwachtingswaarde (waaronder dorpskern, havezate en historisch element) | verstoring van de bodem dieper dan 50 cm en plangebied groter dan 2.500 m2 (in buitengebied) of groter dan 100 m2 (in bebouwde kom) |
AMK-terrein (Waarde - Archeologie - 3) | Binnen plangebied: drie locaties (namelijk aan oostkant van Wijhe, aan oostkant van Olst en in Boskamp) | voorafgaand aan ontwikkeling advies vragen aan archeoloog regio/gemeente |
Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die het bodemarchief kunnen aantasten. Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld ter bescherming van archeologische waarden.
3.2 Water
Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
Het parapluplan betreft een conserverend plan ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden. De wijziging van de regels kan tot gevolg hebben dat de bouwmogelijkheden beperkt worden ten opzichte van de, tot inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, geldende planologisch-juridische regeling. Het voorliggende plan leidt niet tot een toename van verharding ten opzichte van de geldende planologisch-juridische situatie.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Algemeen
Het bestemmingsplan heeft betrekking op een wijziging van de planregels van alle in paragraaf 1.3 genoemde bestemmingsplannen. De te wijzigen onderdelen betreffen het onderwerp archeologie. In het voorliggende plan wordt het beleid ten aanzien van het onderwerp archeologie doorvertaald in de betreffende bestemmingsplannen.
De begripsbepalingen in de bovengenoemde bestemmingsplannen zijn voor zover noodzakelijk uitgebreid met enkele aanvullende begrippen die verband houden met het voorliggende bestemmingsplan. Deze definities gelden uitsluitend voor onderhavige planherziening. Tevens zijn ten behoeve van dit paraplubestemmingsplan algemene regels en overgangs- en slotregels opgenomen.
Hierna wordt voor het onderwerp archeologie een toelichting gegeven op de juridische regeling.
4.2 Archeologie
De gemeentelijke Beleidsnota Archeologie gemeente Olst-Wijhe krijgt in dit voorliggende bestemmingsplan zijn doorvertaling in de in hoofdstuk 1.3 genoemde geldende bestemmingsplannen binnen de gemeente. De in het voorliggende plan opgenomen regeling vormt een waarborg voor de instandhouding en bescherming van het archeologisch erfgoed binnen de gemeente.
De regeling voor archeologie is opgenomen in alle bestemmingsplannen die van dit parapluplan onderdeel uitmaken. De regeling is gebaseerd op de beleidskaart die bij de beleidsnota behoort.
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. In de planopzet is aansluiting gezocht bij de recente uitgave 'Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen', kortweg SVBP. De van het bestemmingsplan deeluitmakende planregels worden - voor zo ver nodig geacht - van een nadere toelichting voorzien.
De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De regels geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er mag worden gebouwd. Bij de opzet van de planregels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels.
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels.
- Hoofdstuk 3 Algemene regels.
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden de in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Voor de wijze van meten wordt verwezen naar het moederplan. Alleen voor maaiveld is een definitie opgenomen, zodat de regeling in het hele plan gelijk wordt toegepast. Voor de definitie van maaiveld is aangesloten bij de in de gemeente gebruikelijke definitie van peil, om de hoogte en diepte van een bouwwerk op hetzelfde punt te laten beginnen. Voor de terreinen zonder gebouwen is als definitie opgenomen het grensvlak tussen ondergrond en lucht.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bevat de bestemmingsregels. De dubbelbestemmingen archeologie bestaan uit een bestemmingsomschrijving, bouwregels en een aanlegvergunningenstelsel (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden).
De bestemmingsomschrijving geeft aan waarvoor de gronden mede zijn bestemd. In de bestemmingsomschrijving is geen voorrangsregeling opgenomen, maar uit de bouwregels en het aanlegvergunningenstelsel volgt dat de archeologische dubbelbestemming vóór andere bestemmingen gaat, ook voor andere dubbelbestemmingen. Gelet op het onderwerp is dit ook logisch: archeologie kan maar één keer worden onderzocht.
Bouwen ten behoeve van archeologie is zelden aan de orde. De bouwregels zijn dan ook vooral bedoeld om de bouwmogelijkheden ten behoeve van andere daar voorkomende (dubbel)bestemmingen te reguleren. Voordat mag worden gebouwd, moet archeologie zijn onderzocht. Dat geldt niet voor kleinere oppervlaktes, waarbij het begrip 'klein' relatief is, al naar gelang de vastgestelde of aanwezige verwachtingswaarden. Uiteraard hoeft ook geen onderzoek plaats te vinden als de grond niet dieper dan 50 cm wordt geroerd.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
De anti-dubbeltelbepaling is opgenomen, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. De algemene wijzigingsregel maakt het mogelijk om op basis van de uitkomsten van archeologisch onderzoek de bestemming 'Waarde - Archeologie -1', 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen te wijzigen. Onder 'overige regels' staat een uitermate belangrijke bepaling. Normaal overruled een nieuw bestemmingsplan een ouder bestemmingsplan. Dat is bij een parapluplan natuurlijk alleen beoogd voor het daarin geregelde onderwerp; alle andere onderdelen van een geldend bestemmingsplan dienen gewoon van toepassing te blijven. Onder 'overige regels' is dit expliciet bepaald.
In beginsel kunnen er op één perceel meerdere moederplannen gelden, bijvoorbeeld één met een enkelbestemming en één met een dubbelbestemming.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 geeft regels over hoe om te gaan met bouwwerken en het gebruik vallend onder het overgangsrecht en de benaming van het plan, conform het Besluit ruimtelijke ordening.
5.2 Nadere Toelichting
Met dit parapluplan zijn de regels gewijzigd van alle in paragraaf 1.3 genoemde bestemmingsplannen. De wijzigingen hebben betrekking op het toevoegen van dubbelbestemmingen in de regels van deze bestemmingsplannen.
Afhankelijk van de archeologische waarde of verwachtingswaarde van de gronden gaat het daarbij om de hierna genoemde dubbelbestemmingen.
Voor zover nodig worden regels en bestemmingen van een toelichting voorzien.
Dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 2' en 'Waarde - Archeologie - 3'
De dubbelbestemmingen zijn als volgt opgenomen:
- 'Waarde - Archeologie - 1' is opgenomen voor terreinen met een hoge archeologische verwachtingswaarde.
- 'Waarde - Archeologie - 2' is opgenomen voor terreinen met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
- 'Waarde - Archeologie - 3' is opgenomen voor terreinen van hoge archeologische waarde.
Om de archeologisch waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op de gronden met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 1', 'Waarde - Archeologie - 2' en 'Waarde - Archeologie - 3' beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen.
Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' (voorheen: aanlegvergunning).
De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen is de regeling van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing of uitvoeren van grondbewerkingen.
Hierbij is een onderscheid gemaakt voor de dubbelbestemmingen:
- 'Waarde - Archeologie - 1': bij nieuwe bebouwing of het uitvoeren van werkzaamheden dieper dan 50 cm met in het buitengebied een groter oppervlak dan 2.500 m2 of in de bebouwde kom een groter oppervlak dan 100 m2;
- 'Waarde - Archeologie - 2': bij nieuwe bebouwing of het uitvoeren van werkzaamheden dieper dan 50 cm met in het buitengebied een groter oppervlak dan 5.000 m2 of in de bebouwde kom een groter oppervlak dan 250 m2;
- 'Waarde - Archeologie - 3': bij nieuwe bebouwing of het uitvoeren van werkzaamheden dieper dan 50 cm met groter oppervlak dan 30 m2.
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Aan het bestemmingsplan 'Parapluplan archeologie' zijn, behoudens de kosten voor het opstellen van het plan en het begeleiden van de procedure, voor de gemeente geen kosten verbonden.
Het plan is financieel uitvoerbaar.
De wijzigingen in de planregels die met het onderhavige bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden, kunnen niet leiden tot een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Derhalve bestaat er geen verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan in gevolge de Wet ruimtelijke ordening.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan 'Parapluplan archeologie' is een uitwerking van het archeologiebeleid van de gemeente Olst-Wijhe, dat op 4 oktober 2010 is vastgesteld. Het beleid heeft destijds reeds ter inzage gelegen, waaruit blijkt dat er voldoende draagvlak was.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 19 december 2013 tot en met 29 januari 2014 voor een ieder ter visie gelegen. Tijdens deze periode is één zienswijze ingediend door Vitens. De zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om het bestemmingsplan aan te passen.
april 2014.