KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
Artikel 5 Gemengd
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 9 Waarde - Landschap - 1
Artikel 10 Waarde - Landschap - 2
Artikel 11 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 14 Algemene Bouwregels
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
Artikel 16 Algemene Procedureregels
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsregels
Artikel 19 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Geplande Ontwikkeling
2.1 Huidige Situatie
2.2 Nieuwe Situatie
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Provinciaal Beleid Overijssel
3.2 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie
4.2 Bodem
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Wet Geurhinder En Veehouderij
4.5 Geluid
4.6 Ecologie
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Water
4.10 Overstromingsrisico's
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Planregels
5.1 Inleiding
5.2 Agrarisch
5.3 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
5.4 Gemengd
5.5 Verkeer
5.6 Waarde - Archeologie - 1
5.7 Waarde - Archeologie - 2
5.8 Waarde - Landschap - 1 En Waarde - Landschap - 2
5.9 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer
Bijlage 2 Nota Ambtshalve Wijzigingen

Buitengebied, Wechterholt 2 en 5

Bestemmingsplan - gemeente Olst-Wijhe

Vastgesteld op 15-03-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Buitengebied, Wechterholt 2 en 5 met identificatienummer NL.IMRO.1773.BP2016001023-0301 van de gemeente Olst-Wijhe.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 afhankelijke woonruimte:

een voor de huisvesting van een huishouden geschikt gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is en/of een geheel vormt met het hoofdgebouw en blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw.

1.7 agrarisch bedrijf

een ter plaatse functionerend deeltijd, reëel of volwaardig agrarisch bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in de volgende productietakken:

  1. a. akker- en vollegrondtuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en boomkwekerij;
  2. b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder tevens een paardenfokkerij wordt verstaan;
  3. c. intensieve veehouderij: een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m² bedrijfsoppervlakte dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren 'biologisch' en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;
  4. d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  5. e. sierteelt en boomkwekerij: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen in open grond, in potten of in containers al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  6. f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  7. g. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.

1.8 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bed & breakfast

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.10 bedrijf

een onderneming, niet zijnde een agrarisch bedrijf, gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.11 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het als onderneming jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.

1.12 bedrijfsplan

een weergave van de huidige en toekomstige situatie van een bedrijf en haar omgeving waarin de doelstellingen op korte en lange termijn zijn weergegeven en waarin tevens richtlijnen in zijn opgenomen om de doelstellingen te realiseren.

1.13 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.15 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bevoegd gezag:

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.19 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning.

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen, verhuren en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 extensieve dagrecreatie:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.29 kampeermiddelen:

niet als een bouwwerk aan te merken tenten, vouwwagens, kampeerauto's, tenthuisjes caravans, geen stacaravans zijnde of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.30 kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning of bijgebouw door de bewoner wordt uitgeoefend alsmede het in een woning of bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen meldingplicht op grond van het activiteitenbesluit of vergunningplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt, op een oppervlak van niet meer dan 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m² en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.31 kleinschalig kampeerterrein:

een kampeerterrein voor kampeermiddelen en trekkershutten, niet zijnde overige permanente kampeermiddelen, zoals tenthuisjes en stacaravans, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.32 landschapswaarde:

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid van gebiedskenmerken en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.33 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.34 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.35 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.

1.36 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.37 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.38 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.39 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: 10 cm boven de hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter hoogte van de hoofdingang, waarbij, plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

1.40 recreatieruimte

een ruimte met een lichte horecafunctie die bedoeld is voor het organiseren van kleine activiteiten (klein van omvang, relatief weinig tot geen impact op de omgeving, activiteit meestal bijfunctie en ondergeschikt aan de hoofdfunctie). De recreatieruimte heeft zowel een functie voor het kampeerterrein als een dagrecreatiefunctie.

1.41 recreatieverblijf

een gebouw of kampeermiddel, dat uitsluitend bedoeld is voor een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft.

1.42 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen stacaravan of andere constructie op wielen zijnde, dat uitsluitend bedoeld is om door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft.

1.43 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht. onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een erotische-massagesalon en een bordeel.

1.44 Staat van bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.45 stacaravan:

een stacaravan is een recreatief onderkomen met kenmerken van een caravan waarin voorzieningen zijn getroffen voor dag- en/of nachtverblijf, dat, in één geheel en op een eigen as/wielstelsel kan worden aangevoerd en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.46 standplaats voor kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.47 trekkershut

een trekkershut is een gebouw, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor kortstondig recreatief dag- en/of nachtverblijf voor steeds wisselende groepjes recreanten, die hun hoofdverblijf ergens anders hebben.

1.48 verblijfsrecreatieve terreinen

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of landere recreatieverblijven ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.49 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.50 voormalige bedrijfsbebouwing:

bebouwing die niet meer in gebruik is voor de uitoefening van een (agrarisch) bedrijf.

1.51 woning:

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.52 wooneenheid:

een woning.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.7 onder a, b, e, f en g;

alsmede voor:

  1. b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1.7 onder c;
  2. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen, voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. bed & breakfast;
  2. e. evenementen;
  3. f. extensieve dagrecreatie;
  4. g. - en bedrijven-aan-huis;
  5. h. de in onderstaande tabel vermelde toegestane nevenfuncties;
  6. i. met dien verstande dat:
nevenfunctie
maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten - 100
inpandige opslag en stalling - 500
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) - 200
kano-, boot- of fietsenverhuur - 100
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte) gehele bedrijf 100
zorgboerderij (exclusief overnachten) gehele bedrijf 200

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen, veekeringen en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestplaten en mestzakken ook buiten het bouwvlak, maar aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak gerealiseerd mogen worden, met dien verstande dat voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
  4. d. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat lage permanente teeltondersteunende voorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 2 ha ook buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, gerealiseerd mogen worden;
  5. e. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak max. oppervlak max. inhoud max. goothoog-te max. bouw- hoogte dakhelling (min./max)
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen één - 750 m³ 4,5 m 10 m 20/55°**
bijgebouwen en overkappingen - 100 m² - 3 m 6 m 12/55°**
hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen - 500 m² - - 6 m -
rijhal ten behoeve van een paardenfokkerij > 70 Nge - 1.000 m² - 5,5 m 12 m 12°/55°
overige bedrijfsgebouwen - volledig bouwvlak - 5,5 m 12 m 12°/55°**
- sleufsilo's
- voedersilo's
- mestsilo's
- - - - 2 m
15 m
6 m
-
mestopslagplaten - - - - 3 m -
overige bouwwerken behorende bij mestzakken buiten het bouwvlak - - - - 2 m -
luchtwassers - - - - 12 m -
overige lichtmasten ten behoeve van paardenbakken - - - - 6 m -
erf of terreinafscheiding: - voor de voorgevel
- buiten bouwvlakken
- overige plaatsen
- - - -

- 1 m

- 1 m

- 2 m
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - - 3 m -

- = niet van toepassing

* = Zoals aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.

** = Niet van toepassing voor platte ondergeschikte bouwdelen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:

  1. a. indien en voor zover meer dan 1.000 m² aan bebouwing wordt opgericht kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
  2. b. buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  3. c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  4. d. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
  5. e. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 10;
  6. f. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  7. g. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar;
  8. h. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1, lid 1.7, onder a, b, e, f en g;

alsmede voor:

  1. b. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke en/ of natuurwetenschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, beplantingselementen (houtsingels en houtwallen), kwelgebieden, bijzondere graslanden en/ of met deze biotopen samenhangende fauna;
  2. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen, voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. evenementen;
  2. e. extensieve dagrecreatie;

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. er mogen alleen erf- of terreinafscheidingen en veekeringen worden gebouwd;
  2. b. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak max. oppervlak max. inhoud max. goothoogte max. bouwhoogte dakhelling (min./max.)
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel - - - - 1 m -
- buiten bouwvlak - - - - 1 m -
- overige plaatsen - - - - 2 m -

- = niet van toepassing.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
  2. b. buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
  3. c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en er mag niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
  4. d. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar;
  5. e. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. wonen daaronder begrepen kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en paardenbakken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. evenementen;
  2. e. bed & breakfast;
  3. f. de in onderstaande tabel vermelde toegestane nevenfuncties;
nevenfunctie maximum aantal m2
gronden in gebruik voor nevenfunctie bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten 100
inpandige opslag en stalling 500
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) 200
kano-, boot- of fietsenverhuur 100

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. hoofdgebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gerealiseerd;
  2. b. bijgebouwen uitsluitend achter de voorgevel gebouwd mogen worden;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen 'aaneengebouwd' te zijn;
  4. d. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak max. inhoud max. opper- vlak max. goot- hoogte max. bouw- hoogte dakhelling min./ max.
woningen (inclusief aan- en uitbouwen) 3 be- staand* - be- staand* be- staand* be- staand*
overige bijgebouwen en overkappingen - - 50 m² 3 m 6 m 20°/55°*
bedrijfsgebouwen - be- staand* be- staand* be- staand* be- staand* be- staand*
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken - - - - 6 m -
erf- of terreinaf- scheidingen:
- voor de voorgevel
- overige plaatsen
- - - -

1 m
2 m
-
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - - 3 m -

- = Niet van toepassing

* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, verkeers- en informatieborden, parkeervoorzieningen, kunstobjecten , tunnelbakken, tunnels, taluds, viaducten, bruggen, duikers, faunapassages, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, groen en water.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. de inhoud van een gebouw bedraagt ten hoogste 25 m³;
  3. c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 15 m;
  5. e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 7 Waarde - Archeologie - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een hoge archeologische verwachting.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Waarde - Archeologie - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een middelhoge archeologische verwachting.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
  3. c. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  4. d. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  5. e. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
  6. f. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  7. g. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 5.000 m²;
  8. h. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm of dieper dan 120 cm indien de gronden zijn voorzien van de maatvoeringaanduiding 'diepte' en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Waarde - Landschap - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van waarden die samenhangen met de essen, te weten:

  1. a. openheid;
  2. b. reliëf;

met dien verstande dat:

  1. c. omschakeling naar fruit- en sierteelt en boomkwekerij zoals opgenomen in artikel 1.7 op gronden met deze dubbelbestemming niet is toegestaan.

9.2 Bouwregels

Met betrekking tot het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden in afwijking van artikel 3 de volgende regels:

  1. a. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.2 onder b en e op gronden met deze dubbelbestemming zijn niet toegestaan;
  2. b. het overschrijden van het bouwvlak zoals opgenomen in de bevoegdheid tot afwijken in artikel 3 lid 3.4.1 op gronden met deze dubbelbestemming is niet toegestaan;
  3. c. de realisatie van nieuwe bouwvlakken zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3 lid 3.7.1 op gronden met deze dubbelbestemming niet is toegestaan.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Landschap - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van waarden die samenhangen met de kommen, te weten:

  1. a. openheid.

met dien verstande dat:

  1. b. omschakeling naar fruit- en sierteelt en boomkwekerij zoals opgenomen in artikel 1.7 op gronden met deze dubbelbestemming niet is toegestaan.

10.2 Bouwregels

Met betrekking tot het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden in afwijking van artikel 3 de volgende regels:

  1. a. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.2 onder b en e op gronden met deze dubbelbestemming zijn niet toegestaan;
  2. b. het overschrijden van het bouwvlak zoals opgenomen in de bevoegdheid tot afwijken in artikel 3 lid 3.4.1 op gronden met deze dubbelbestemming is niet toegestaan;
  3. c. de realisatie van nieuwe bouwvlakken zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3 lid 3.7.1 op gronden met deze dubbelbestemming niet is toegestaan.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de aanleg, het onderhoud, het beheer en de verbetering van (hoofd)waterkeringen, alsmede voor de afvoer van water, sediment en ijs, de waterhuishouding en/of verkeer te water met de daarbij behorende voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  4. d. het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing op gronden voorzien van een bouwvlak.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 37.2 onder c. Van de bevoegdheid tot afwijken wordt gebruikgemaakt, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens het gebruikmaken van de bevoegdheid tot afwijken wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels

13.1 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt op gronden met de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' het bepaalde in:

  • artikel 3 lid 3.8.2;
  • artikel 4 lid 4.8.2;
  • artikel 5 lid 5.8.1;

van het bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe.

Artikel 14 Algemene Bouwregels

14.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing;
  4. d. Het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing op voormalige agrarische bebouwing.

14.2 Herbouw (bedrijfs)woningen

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt dat algehele herbouw van (bedrijfs)woningen uitsluitend mag plaatsvinden op of binnen de bestaande funderingen.

Artikel 15 Algemene Gebruiksregels

15.1 Algemeen

  1. a. Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
  2. b. Het gebruik van plattelandskamers voor permanente bewoning is niet toegestaan.
  3. c. Seksinrichtingen zijn niet toegestaan.

Artikel 16 Algemene Procedureregels

In de gevallen dat in deze regels toepassing van deze procedureregels is voorgeschreven, is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de termijn, dat het ontwerp-besluit ter inzage ligt en zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht, twee weken bedraagt.

Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels

17.1 Waarde archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie - 1 of Waarde - Archeologie - 2 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

17.2 Herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande funderingen mogelijk te maken met inachtneming van het volgende:

  1. a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
  2. b. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
  3. c. de nieuwe (bedrijfs)woning mag niet worden gerealiseerd op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
  4. d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
  5. e. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  6. f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsregels

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Wechterholt 2 en 5.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op perceel Wechterholt 5 te Wijhe is een voormalige school gevestigd. Deze school, de OBS Elshof, is sinds halverwege 2015 gesloten. De gemeente Olst-Wijhe is voornemens om het pand te verkopen. Om die reden wil zij dat het mogelijk wordt om het pand geheel of gedeeltelijk als woning in gebruik te nemen, zodat de kans op verkoop wordt vergroot. Op dit perceel dienen maximaal 3 woningen mogelijk gemaakt te worden.

Het perceel heeft momenteel de bestemming 'Maatschappelijk' in het geldende bestemmingsplan Buitengebied van Olst-Wijhe. De voorgenomen ontwikkeling is niet mogelijk binnen dit bestemmingsplan.

In het kader van deze ontwikkeling dient tevens het bouwvlak van de agrarische bestemming op het perceel Wechterholt 2, aan de overkant van het perceel Wechterholt 5, aangepast te worden. Deze wijziging is noodzakelijk omdat het agrarische bouwvlak tenminste 50 meter van de gevoelige functie dient te liggen. Het bouwvlak zal aan de zijde van de Wechterholt 5 en aan de noordzijde worden ingekort een aan de oostzijde worden uitgebreid.

Het onderhavige bestemmingsplan maakt de gewenste ontwikkeling planologisch-juridisch mogelijk.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt in buurtschap de Elshof, tussen Wijhe, Heino en Raalte. Elshof is één van de kernen binnen de gemeente Olst-Wijhe, in de Overijsselse regio Salland. Het plangebied is omgeven door weilanden en (voormalige) boerderijen. Het perceel Wechterholt 5 ligt langs de kruising van de wegen Wechterholt, Hagenvoorde, Elshof en Hogeweg. Direct aan de zuidzijde van de school staan twee woningen.

Het perceel Wechterholt 2 ligt net ten noordoosten hiervan, aan de andere zijde van de Wechterholt. In de onderstaande afbeeldingen is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2016001023-0301_0001.jpg"

Afbeelding - Globale ligging van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2016001023-0301_0002.jpg"

Afbeelding - Ligging Wechterholt 5 (groene pijl) en Wechterholt 2 (blauwe pijl)

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe, dat op 21 mei 2012 is vastgesteld en op 8 september 2014 is herzien.

In de onderstaande afbeelding is een uitsnede van het plangebied in het vigerende bestemmingsplan weergegeven. De groene lijnen geven het perceel Wechterholt 5 weer, de blauwe lijnen geven het perceel Wechterholt 2 weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2016001023-0301_0003.jpg"
Afbeelding - Uitsnede plangebied in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied

Ter plaatse van het perceel Wechterholt 5 geldt de enkelbestemming 'Maatschappelijk' en een dubbelbestemming 'Waarde - Landschap - 1'. Daarnaast geldt voor het plangebied een gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'. Voor een deel van het bouwvlak - aan de noordoostzijde - geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'. Voor het overige terrein geldt een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1'. Aan de oostzijde van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

Ter plaatse van het perceel Wechterholt 2 geldt de bestemming 'Agrarisch'. Voor het grootste deel van het bouwvlak geldt tevens een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1', aan de noordzijde en zuidwestzijde geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'. Aan de noordzijde geldt tevens een dubbelbestemming 'Waarde - Landschap - 2'. Een terrein aan de westzijde kent de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Er geldt een functieaanduiding intensieve veehouderij en voor het hele bouwvlak geldt een gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de huidige situatie ter plaatse van het plangebied en op de nieuwe situatie. In hoofdstuk 3 worden de belangrijkste beleidskaders die relevant zijn voor het plangebied toegelicht. Hoofdstuk 4 gaat in op de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de planregels. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van de onderhavige ontwikkeling.

Hoofdstuk 2 Geplande Ontwikkeling

2.1 Huidige Situatie

Wechterholt 5
Op het huidige perceel Wechterholt 5 is een voormalig schoolgebouw gevestigd. Op het erf is het voormalige schoolplein en speelterrein nog aanwezig, net als een aantal parkeerplaatsen. Direct ten zuiden van het pand zijn twee woningen gelegen. In de onderstaande afbeeldingen is het erf van Wechterholt 5 en het pand weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2016001023-0301_0004.jpg"
Afbeelding - Erf perceel Wechterholt 5

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2016001023-0301_0005.jpg"

Afbeelding - Huidige situatie Wechterholt 5

Wechterholt 2
Op het perceel Wechterholt 2 zijn verschillende agrarische gebouwen gelegen. Tussen het erf en de Wechterholt ligt de Nieuwe Wetering. In de onderstaande afbeeldingen is het erf en de boerderijwoning weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2016001023-0301_0006.jpg"

Afbeelding - Huidige erf Wechterholt 2

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2016001023-0301_0007.jpg"

Afbeelding - Boerderijwoning op perceel Wechterholt 2

2.2 Nieuwe Situatie

Er zullen niet direct fysieke wijzigingen worden aangebracht op de percelen Wechterholt 2 en Wechterholt 5. Op het perceel Wechterholt 5 zullen maximaal 3 woningen worden mogelijk gemaakt en tevens blijft de bestemming maatschappelijk gehandhaafd. De precieze ontwikkelingen die hier in de toekomst plaatsvinden, zullen afhangen van een mogelijke koper van dit perceel.

Ook de aanpassing van de ligging van het bouwvlak van het perceel Wechterholt 2 heeft niet direct invloed op de inrichting van dit terrein. De regels die gelden voor het bouwvlak op dit terrein, zullen van toepassing zijn voor een gebied waarvan de contouren zijn gewijzigd, omdat dit beter bij de bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf past.

Hoofdstuk 3 Beleid

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant voor de geplande ontwikkeling, het provinciaal/regionaal en gemeentelijk beleid. Gezien de beperkte onderhavige ontwikkeling wordt niet ingegaan op het rijksbeleid.

Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en door vertaald in de verbeelding en in de regels.

3.1 Provinciaal Beleid Overijssel

3.1.1 Omgevingsvisie Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoersplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie, het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie Overijssel geeft de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen weer voor de provincie en heeft de status van een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie is geconsolideerd tot en met de partiële herziening Kaderrichtlijn Water en Richtlijn Overstromingsrisico's van 21 oktober 2015.

De provincie hanteert twee uitgangspunten die leidend zijn voor alle beleidskeuzes die worden gemaakt: 'duurzaamheid' en 'ruimtelijke kwaliteit'.

  • Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
  • Ruimtelijke kwaliteit is de goede functie op de juiste plek op de goede manier ingepast in de omgeving.

Beide documenten zijn op 1 juli 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. Na die tijd hebben actualisaties van de documenten plaatsgevonden. Deze hebben geen invloed op dit bestemmingsplan.

In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel tot 2030 weergegeven. Het beleid staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. Dit betekent dat ruimte wordt gemaakt voor ontwikkeling van werkgelegenheid en dat hoogwaardige woonmilieus tot stand worden gebracht. Die dynamiek moet benut worden als een kans om de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid te versterken.

De provincie richt zich in de Omgevingsvisie vooral op een duurzame ontwikkeling van het buitengebied. Deze kleinschalige ontwikkeling past in het provinciale beleid.

3.1.2 Omgevingsverordening Overijssel (2009)

Eén van de instrumenten om het beleid uit deze Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening. In de verordening staan regels omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. Daarnaast worden regels gegeven voor grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen, kwantitatief en kwalitatief waterbeheer en verkeer.

Onderhavige ontwikkeling is niet in strijd met de Omgevingsverordening.

3.2 Gemeentelijk Beleid

3.2.1 Toekomstvisie Olst-Wijhe

De gemeente Olst-Wijhe heeft haar ideeën en wensen voor de ruimtelijke inrichting van haar grondgebied vastgelegd in een structuurvisie. Deze visie vormt een belangrijk uitgangspunt en toetsingskader voor ruimtelijke plannen. De structuurvisie van Olst-Wijhe is op 22 juni 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. De visie bestaat uit de Toekomstvisie Olst-Wijhe (d.d. 7 april 2008) en het Realisatiehoofdstuk (d.d. 14 april 2009).

Op 12 december 2011 heeft de gemeenteraad van Olst-Wijhe een actualisatie van de Structuurvisie vastgesteld en de Nota Bovenwijkse Voorzieningen aangepast.

Kernpunten van het profiel voor Olst-Wijhe
De kernpunten van de Toekomstvisie zijn:

  1. 1. Inzetten op de lokale samenleving: overzichtelijk, met betrokkenheid, een bloeiend verenigingsleven en ontplooiingskansen voor iedereen.
  2. 2. Behouden en waar mogelijk versterken van het brede voorzieningenpakket: van detailhandel, scholen, sport, zorg tot cultuur. Extra woningbouw als motor voor dit streven.
  3. 3. Een brede economische structuur met de focus op de lokale economie met voldoende werkgelegenheid en oog voor verbreding, innovatie en ondernemerschap.
  4. 4. Versterken van het landschap, de diversiteit en de grote potentie die het landschap en haar natuurwaarden hebben als vestigingsplaatsfactor (wonen) en voor recreatie en toerisme. Het watersysteem en de natuur vormen de duurzame dragers.
  5. 5. Vitaliteit van het landelijk gebied door in te zetten op een brede, kwalitatieve landbouw en nieuwe economische dragers in het buitengebied.

Wonen als krachtig middel voor een vitale gemeente
In het beleid van de provincie, zoals verwoord in het Streekplan, geldt Olst-Wijhe als een gemeente zonder bijzondere taakstelling. De gemeente Olst-Wijhe dient te bouwen voor de ‘eigen behoefte’ en zich primair te richten op de woonbehoefte van de eigen bevolking. Bouwen voor de eigen behoefte leidt in Olst-Wijhe onvermijdelijk tot een afnemend draagvlak voor de maatschappelijke en commerciële voorzieningen. Daarom wordt gekozen voor een flinke ‘plus’ op de lokale woonopgave. Olst-Wijhe wil ook in de toekomst een bovenlokale rol blijven spelen en kan hiermee inspelen op het regionale woningbouwtekort.

De gemeente wil voortzetting van de ‘tijdelijke’ taakstelling waar tussen 2005 en 2010 wordt voorzien in 250 extra woningen. Dit leidt voor de periode van 2005 tot 2020 tot een plus van 750 woningen. De toedeling van deze woningbouwaantallen naar de kernen en de woningdifferentiatie is tot 2015 vastgelegd in de vigerende Woonvisie en de prestatieafspraken. De toekomstvisie neemt deze toedeling over en extrapoleert deze tot 2020. Op basis van vierjaarlijks onderzoek naar de lokale woningbehoefte (WBO) worden woningbouwaantal en woningdifferentiatie aangepast.

Het landschap vormt het goud van de gemeente. Daarom is het uitgangspunt dat uitbreiding pas aan de orde is als de kansen voor inbreiding zijn benut of onvoldoende uitkomst bieden.

Onderhavige ontwikkeling
Het mogelijk maken van maximaal 3 woningen binnen het bestaande pand op het perceel Wechterholt 5, sluit goed aan bij de uitgangspunten in de Toekomstvisie Olst-Wijhe.

3.2.2 Nota Ruimtelijke Kwaliteit

De Nota Ruimtelijke Kwaliteit, vastgesteld op 24 februari 2014, bevat spelregels voor het welstandsniveau waaraan (ver-)bouwplannen moeten voldoen. Ruimtelijke kwaliteit is één van de pijlers onder het gemeentelijke beleid, met de ambitie om bij planontwikkeling de bestaande waarden en kwaliteiten te eerbiedigen.

De onderhavige locatie ligt in de klasse 'landelijk gebied klasse extra'. Voor hoofdroutes, linten van buurtschappen en delen van het buitengebied rondom (voormalige) landgoederen/omgeving voormalige of bestaande landgoederen zijn alle spelregels voor goede welstand van toepassing, zoals opgenomen in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Voor deze klasse komen er de volgende spelregels bij:

  • het ontwerp is modern en vernieuwend door gebruik van eigentijdse materialen en strakke vormen (zie schuurwoning, stallenboek, referentiebeelden Handboek);
  • indien het ontwerp niet vernieuwend is dan is het ontwerp in combinatie met de erfinrichting zorgvuldig afgestemd op de belendingen en het landschap.

Hoewel er geen nieuwe woningen zullen worden gebouwd, zijn bovengenoemde spelregels relevant indien het uiterlijk van het schoolpand in de toekomst wordt aangepast.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn verschillende planologische en milieuaspecten beoordeeld. In dit hoofdstuk zijn de conclusies van de onderzoeken genoemd en is beschreven of het thema al dan niet gevolgen heeft voor het bouwplan.

4.1 Archeologie

Door de gemeente Olst-Wijhe is de beleidsnota voor archeologie opgesteld. Hiervoor is voor het totale grondgebied van de gemeente een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld.

De archeologische verwachtingskaart maakt duidelijk waar zich (mogelijke) archeologische resten kunnen bevinden. Het grondgebied is hiervoor opgedeeld in drie zones:

  • hoge archeologische verwachting;
  • middelhoge archeologische verwachting;
  • lage archeologische verwachting.

Op basis van de archeologische verwachtingskaart is een beleidsadvieskaart opgesteld. Aan de op de kaart voorkomende verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. De kaart is een visuele vertaling van het gemeentelijk archeologiebeleid. Het doel van de beleidsadvieskaart is dat deze met bijbehorende bestemmingen en regels in de gemeentelijke structuurvisie en bestemmingsplannen wordt overgenomen. Deze nota en de gemeentelijke beleidsadvieskaart vormen samen het beleidskader archeologie. In de onderstaande afbeelding is de ligging van perceel Wechterholt 2 en 5 op deze kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2016001023-0301_0008.jpg"
Afbeelding - Archeologische verwachting ter plaatse van het plangebied (bron: Archeologische verwachtingskaart Olst-Wijhe)

Het plangebied ligt in een gebied met een hoge archeologische verwachting. Voor het buitengebied is het beleidsadvies als volgt:

  • Er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een hoge archeologische verwachting (zie archeologische beleidsadvieskaart gemeente Olst-Wijhe) bij plangebieden groter dan 2500 m2 en bij een verstoring dieper dan 50 cm.
  • Er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting (zie archeologische beleidsadvieskaart gemeente Olst-Wijhe) bij plangebieden groter dan 5000 m2 en bij een verstoring dieper dan 50 cm.
  • Lage verwachting: onderzoeksplicht bij plangebieden groter dan 10 ha.

In het onderhavige bestemmingsplan wordt het mogelijk gemaakt om drie woningen binnen het bestaande pand te realiseren en wordt het bouwvlak verlegd. Om die reden vindt geen verstoring plaats van eventuele archeologische waarden en hoeft geen onderzoek gedaan te worden naar het aspect archeologie.

4.2 Bodem

De onderhavige ontwikkeling heeft in eerste instantie betrekking op het mogelijk maken van maximaal drie woningen binnen het bestaande pand op perceel Wechterholt 5. De bodem zal niet geroerd hoeven te worden om deze ontwikkeling mogelijk te maken. In het kader van deze ontwikkeling is geen onderzoek noodzakelijk naar het aspect bodem. Ook voor het verplaatsen van het bouwvlak op het perceel Wechterholt 2 hoeft geen bodemonderzoek plaats te vinden.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Deze milieuzonering dient aldus twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het bieden van voldoende ruimte en zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam kunnen (blijven) uitoefenen.

Uitgave Bedrijven en milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzonering om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Richtafstandenlijsten
De twee belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee richtafstandenlijsten in bijlage 1 van de VNG-brochure. Voor een scala aan milieubelastende activiteiten (lijst 1) en opslagen en installaties (lijst 2) zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

Bedrijvigheid in de omgeving
In de nabije omgeving van het plangebied zijn de volgende niet-agrarische (milieu-)inrichtingen gelegen:

  • Op het perceel Elshof 19a, op ongeveer 380 meter van het plangebied, ligt het Buurthuis Elshof. Dit is een categorie 1 bedrijf, met richtafstanden van 10 meter voor geluid, geur en gevaar.
  • Op het perceel Hogeweg 12, op ongeveer 900 meter ten oosten van het plangebied, is autobedrijf Rutgers gevestigd. Dit is een categorie 2 bedrijf, met richtafstanden van 30 meter voor geluid en 10 meter voor geur en gevaar.
  • Op het adres Elshof 23, op ruim 500 meter ten zuiden van het plangebied, is meubelzaak Raap Houtwerken gevestigd. Dit is een categorie 1 bedrijf, net richtafstanden van 10 meter voor geluid.
  • Op het adres Elshof 33, op ongeveer 600 meter ten zuiden van het plangebied, is Brouwer Multi Dienstverlening gevestigd. Dit is een bedrijf gespecialiseerd in kozijnen. Het gaat om een categorie 2 bedrijf, met richtafstanden van 30 meter voor geluid en 10 meter voor stof en gevaar.

De niet-agrarische (milieu)inrichtingen in de nabije omgeving liggen op dusdanig ruime afstand van het plangebied, dat zij geen belemmering vormen voor het realiseren van maximaal drie woningen in het schoolpand. In paragraaf 4.4 wordt ingegaan op de intensieve veehouderij die aan Wechterholt 2 is gelegen.

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de onderhavige ontwikkeling.

4.4 Wet Geurhinder En Veehouderij

“Individuele/directe” geurhinder
De meest dicht bij gelegen intensieve veehouderij bij perceel Wechterholt 5 is het agrarische bedrijf aan de Wechterholt 2. Dit is de enige veehouderij waarvoor de nieuwe woningen aan de Wechterholt 5 de meest nabijgelegen woningen zullen worden. De afstand tussen de bestemmingen 'Agrarisch' op perceel Wechterholt 2 en 'Maatschappelijk' op perceel Wechterholt 5 in het geldende bestemmingsplan is ca. 33 meter.

Door het mogelijk maken van woningen aan de Wechterholt 5 komen er geen nieuwe geurgevoelige objecten bij die dichter bij de veehouderij komen te liggen - immers, de school was ook een geurgevoelig object.
Overige veehouderijen liggen op voldoende afstand en hun milieuruimte wordt bepaald door gevoelige objecten die dichterbij die veehouderijen zijn gelegen.

Vaste afstandseis voor dieren zonder geuremissiefactor
Om een woonfunctie toe te kunnen staan op het perceel Wechterholt 5, is het bouwvlak van de intensieve veehouderij in het voorliggende bestemmingsplan gewijzigd en krijgt ook een deel van de bestemming 'Maatschappelijk' een agrarisch bestemming en een deel verkeersbestemming. Daarmee wordt van grens bouwblok tot grens bouwblok een afstand van 51 meter bereikt waarmee voldaan wordt aan de aan de vaste afstandseis van 50 meter voor de melkkoeien, het vrouwelijk jongvee, de paarden en de konijnen die worden gehouden.

Geurberekening voor dieren met geuremissiefactor
Voor de vleesvarkens die worden gehouden op het bedrijf aan de Wechterholt 2 zijn geuremissiefactoren vastgesteld. Voor de geurbelasting die met deze geuremissiefactoren en het rekenprogramma V-stacks wordt vastgesteld geldt een geurnorm van 14 ou/m3 (odour units per kubieke meter).

Worst case benadering RO toetsing kortste afstand hoekpunt bouwblok bedrijf – hoekpunt bouwblok woning
Bij een bestemmingsplan toetsing moeten de bestaande rechten van het bedrijf beschermd worden. Daarbij wordt een worst case benadering toegepast waarbij de geur van het bedrijf wordt neergelegd op de hoekpunt van het bouwblok van het bedrijf die het dichtst bij het te ontwikkelen plan ligt. Deze berekening met het rekenprogramma V-stacks vergunningen geeft op het meest nabijgelegen punt van aangepaste bestemming voor de Wechterholt 5 een geurbelasting die 7,3 ou/m3 is. Aan de geurnorm van 14 ou/m3 voor een concentratiegebied buiten de bebouwde kom wordt voldaan.

Op basis van de huidige emissiepunten
Als in plaats van de worst case benadering de geurbelasting wordt berekend op basis van de werkelijke ligging van de huidige emissiepunten dan volgt uit de geurberekening op het meest nabijgelegen punt van het geplande bouwblok voor de Wechterholt 5 een geurbelasting van 3 ou/m3. Aan de geurnorm van 14 ou/m3 voor een concentratiegebied buiten de bebouwde kom wordt voldaan.

Cumulatieve geurhinder
In het kader van het bestemmingsplan Buitengebied is in 2009 een plan-Mer bestemmingsplannen buitengebied Salland opgesteld. Onderdeel van deze plan-Mer zijn kaarten met de geurbelasting. Uit dit kaartmateriaal dat op basis van de situatie in 2009 is gemaakt blijkt dat het leefklimaat op de locatie van het perceel aan de Wechterholt 5 goed tot zeer goed is. Een uitsnede van de kaart ter hoogte van de planlocatie en de legenda van de kaart zijn als bijlage toegevoegd. De uitsnede geeft alle bedrijven weer die binnen het gebied met een straal van 2 km liggen. Dat is het gebied dat moet worden meegenomen bij het bepalen van de cumulatieve stankhinder.

Uit de uitsnede van de kaart blijkt dat de grootste invloed op het leefklimaat voor de locatie aan de Wechterholt 5 wordt uitgeoefend door het bedrijf aan de Wechterholt 2.

De vergunning van het bedrijf aan de Wechterholt 2 is recent gewijzigd met een melding Activiteitenbesluit. Het aantal vleesvarkens op het bedrijf is hetzelfde gebleven maar het stalsysteem waarop ze worden gehouden is gewijzigd waardoor de geuremissie van het bedrijf, met 1269,9 odour units per seconde, is afgenomen en daarmee ook de bijdrage van dit bedrijf aan de cumulatieve geurhinder.

Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het leefklimaat goed tot zeer goed is gebleven.

Nu er sprake is van een goed tot zeer goed leefklimaat vanwege cumulatieve geurhinder kan aan het plan medewerking worden verleend.

4.5 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt tussen geluidgevoelige functies enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Indien een geluidsgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt en binnen de zone van een weg, spoorweg of een industriegebied ligt, dient onderzocht te worden of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde. De Wet geluidhinder kent het begrip bedrijfswoning niet. Een bedrijfswoning is gewoon een woning, waarvoor het mogelijk is een hogere waarde (als nodig) te verlenen. Dit geldt natuurlijk alleen voor bedrijfswoningen die zijn gelegen in een geluidszone.

Onderhavige planontwikkeling
Naar aanleiding van de voorgenomen ontwikkeling heeft LievenseCSO Milieu B.V. een akoestisch onderzoek wegverkeer uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek is het bieden van inzicht in de effecten van de Wechterholt, Hagenvoorde en Hogeweg op de toekomstige woningen. De geluidsbelasting op de gevel is getoetst aan de normstelling voor wegverkeer uit de Wet geluidhinder.

Navolgend zijn de belangrijkste conclusies van het akoestisch onderzoek toegelicht. In Bijlage 1 is het volledige rapport opgenomen.

Uit het onderzoek is gebleken dat de geluidbelasting op de toekomstige woningen als gevolg van de zoneplichtige wegen lager is dan de voorkeursgrenswaarde in de Wet geluidhinder, zijnde 48 dB. De Wet geluidhinder legt geen beperkingen op aan het plan.

Als gevolg van de niet-zoneplichtige wegen bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 56 dB exclusief aftrek conform art. 110g Wgh, ofwel 51 dB inclusief aftrek conform art. 110g Wgh. De cumulatieve geluidbelasting bedraagt eveneens ten hoogste 56 dB exclusief aftrek conform art. 110g Wgh. De berekende geluidbelastingen (als gevolg van de nietzoneplichtige wegen en cumulatief) worden toelaatbaar geacht op basis van vergelijkbare normen uit de Wet geluidhinder.

Indien de Wet geluidhinder van toepassing zou zijn, zou een hogere grenswaarde vastgesteld moeten worden én zouden aanvullende gevelmaatregelen getroffen moeten worden om te kunnen voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit. In dat geval zou een gevelgeluidwering van 23 dB noodzakelijk zijn, hetgeen goed gerealiseerd kan worden in een reeds bestaand gebouw.

4.6 Ecologie

In Nederland wordt de natuur beschermd op basis van gebiedsbescherming en soortenbescherming.

4.6.1 Gebiedsbescherming

De volgende natuurgebieden kunnen van invloed zijn op het project:

  • Natura 2000;
  • Beschermde natuurmonumenten;
  • Ecologische hoofdstructuur/Natuur Netwerk Nederland.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van één van de bovenstaande beschermde natuurgebieden. De dichtstbijzijnde beschermde gebieden (EHS/NNN) liggen aan de noordoostzijde van het plangebied op circa 1,8 kilometer. Aangezien de EHS geen externe werking kent, vormt de aanwezigheid van dit gebied geen belemmering voor de onderhavige ontwikkeling.

De afstand tot het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, ten westen van het plangebied, is meer dan 4 kilometer. Bovendien heeft het voorgenomen initiatief geen grootschalige ruimtelijke effecten tot gevolg waardoor de verwachting is dat er geen aantasting is van beschermde natuurgebieden.

4.6.2 Soortbescherming

De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt een aantal handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).

Wanneer het plan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.

Het voorgenomen initiatief houdt uitsluitend een gebruikswijziging in binnen bestaande gebouwen. Op basis van het voorgenomen initiatief worden naar verwachting geen handelingen verricht die kunnen leiden tot aantasting van beschermde dieren en/of planten.
Het aanvragen van een ontheffing op grond van artikel 75 Flora- en faunawet is naar verwachting niet noodzakelijk.

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de onderhavige ontwikkeling.

4.7 Luchtkwaliteit

Bij het aspect luchtkwaliteit is het van belang om aan te tonen dat de ontwikkeling in het plangebied niet negatief bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Hiervoor worden, wanneer nodig, berekeningen uitgevoerd.

Voor het plangebied zijn geen berekeningen op het vlak van luchtkwaliteit noodzakelijk. Door het mogelijk maken van maximaal drie woningen ontstaat geen significante verslechtering van de luchtkwaliteit. De ontwikkeling valt onder de regeling 'Niet in betekenende Mate'. Bovendien zijn in de gemeente Olst-Wijhe geen knelpunten bekend met betrekking tot de luchtkwaliteit.

4.8 Externe Veiligheid

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen en moet worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo 1999);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

In het kader van externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden, namelijk inrichtingen, transportroutes en (ondergrondse) buisleidingen.

Het onderhavige bestemmingsplan
In de onderstaande afbeelding zijn locaties van risicovolle inrichtingen nabij het plangebied weergegeven. Ten zuidoosten van het plangebied ligt op ruim 3200 meter een propaantank. Ten westen van het plangebied, op een afstand van ruim 2900 meter, ligt een aardgasleiding van de Gasunie. Het plangebied ligt buiten de risicocontouren van deze risicobronnen. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2016001023-0301_0009.jpg"

Afbeelding - Risicovolle inrichtingen nabij het plangebied (bron: www.risicokaart.nl)

4.9 Water

Relevant beleid
Het beleid van het Waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Water Raakt!, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050, Beleid Beheer en Onderhoud Stedelijk water 2013-2018 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Watertoets
De watertoets houdt in dat vroegtijdig in het planvormingsproces rekening moet worden gehouden met de waterhuishouding. Sinds 2003 bestaat de wettelijke verplichting om de watertoets bij ruimtelijke plannen en besluiten te betrekken. Daarom moet in een vroegtijdig stadium van de planvorming overleg plaatsvinden met de waterbeheerder. In een dergelijk overleg wordt stilgestaan bij de consequenties van het nieuwe ruimtelijke plan ten aanzien van de waterhuishouding en mogelijk te nemen waterhuishoudkundige maatregelen. De watertoets is in de toelichting bij het bestemmingsplan opgenomen in de vorm van de waterparagraaf.

De watertoets voor dit plan heeft op 25 oktober 2016 plaatsgevonden via de Digitale Watertoets. Uit de gegevens die zijn ingevoerd volgt dat er bij dit plan geen waterhuishoudkundige aspecten van belang zijn. Het betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Het Waterschap Drents Delta gaat akkoord met het plan. Hiermee is het watertoetsproces doorlopen.

4.10 Overstromingsrisico's

Op de Risicokaart van de provincie is aangegeven dat het plangebied een kleine kans heeft op overstromingen. Het plangebied ligt ten oosten van de IJssel binnen het dijkringgebied Salland (nummer 53).

Dit dijkringgebied loopt een risico op overstroming als resultaat van haar situering in de lage delen van Overijssel en haar ligging ten opzichte van de primaire waterkering van de IJssel. Als gevolg van klimaatverandering nemen de overstromingsrisico's toe. De dijkringgebieden zijn vastgelegd in de nieuwe waterkaart. Voor dergelijke gebieden is het risico inzichtelijk gemaakt voor overstroming bij een doorbraak van de dijk. De gevolgen van een overstroming zijn bepaald door inzicht te geven in de maximale waterdiepte tijdens een overstroming en de snelheid waarmee een gebied overstroomt. Het plangebied is aangemerkt als liggende in een gebied dat minder snel en ondiep onderloopt. De maximale waterdiepte tijdens een overstroming is voor het plangebied in de huidige situatie ingeschat op 0,8 à 2,0 m (overstromingsdiepte; water boven maaiveld). Dit is weergegeven in onderstaande [Bron: nederland.risicokaart.nl].

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP2016001023-0301_0010.jpg"


De wettelijke norm voor de dijkring is een overschrijdingskans van 1:1.250 per jaar.

Het overstromingswater zal doorgaans de weg van de minste weerstand volgen en derhalve zullen eerst de laaggelegen gebieden onder water lopen. Afhankelijk van hoe snel het water kan worden afgevoerd kan in het plangebied overstroming plaatsvinden.

Voor het plangebied is het van belang dat nagedacht wordt over voorzieningen die de risico's kunnen beperken. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).

Voor nieuwe ontwikkelingen kan bijvoorbeeld worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:

  • aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied;
  • voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, eventueel verhoogde drempels;
  • aansluiting plangebied op dichtstbijzijnde weg, zodat bereikbaarheid gewaarborgd blijft;
  • zodanig inrichten gebouw zodat bij eventuele overstromingen schade zoveel mogelijk wordt beperkt (bijv. materiaalgebruik, minder gevoelige ruimten begane grond);
  • opstellen van evacuatie plan;
  • belangrijke functies dan wel belangrijke apparatuur (bijv. generator e.d.) verhoogd of op eerste verdieping situeren.

Uitwerking en toepasbaarheid van deze mogelijkheden dienen nader te worden uitgewerkt bij bijvoorbeeld het waterhuishoudkundig ontwerp.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Planregels

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. Een actueel bestemmingsplan met een heldere regeling draagt bij aan de handhaafbaarheid van de inrichting van het plangebied en geldt als toetsingskader voor het gebruik en de bouwmogelijkheden.

De regels geven inhoud aan de aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden.

Bij dit bestemmingsplan is zo veel mogelijk aangesloten bij de regels van het bestemmingsplan Buitengebied, dat op 25 september 2013 is vastgesteld en op 8 september 2014 is herzien.

Verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen die in het gebied voorkomen, in beeld gebracht. Ook zijn aanduidingen opgenomen voor specifiek in het gebied voorkomende elementen.

Regels
De opbouw van de regels is gelijk aan die van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. De opbouw van de regels is als volgt:

  • hoofdstuk Inleidende regels van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de 'Begrippen' (artikel 1), waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 'Wijze van meten' wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden;
  • in hoofdstuk Bestemmingsregels zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen (wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden);
  • in hoofdstuk Algemene regels staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
  • hoofdstuk Overgangs- en slotregels van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

Navolgend worden de in dit bestemmingsplan toegepaste bestemmingen toegelicht.

5.2 Agrarisch

Gronden met de bestemming Agrarisch zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, in de productietakken akker- en vollegrondtuinbouw en grondgebonden veehouderij. Daarnaast mogen bij deze bestemming behorende voorzieningen op deze gronden staan, zoals paardenbakken, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden. Ook evenementen en extensieve dagrecreatie zijn toegestaan, maar ondergeschikt aan de eerder genoemde functies.

Binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning mogelijk met een inhoud van maximaal 750 m³. Voor het gehele bouwvlak geldt de aanduiding 'intensieve veehouderij'.

5.3 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden

Het terrein aan de noordzijde van het plangebied krijgt de bestemming Agrarisch metwaarden - Landschapswaarden toegekend. Aangezien op het perceel geen sprake is van een agrarisch bedrijf, zijn in deze bestemming alleen bepalingen opgenomen ten aanzien van het gebruik van de gronden. Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

5.4 Gemengd

Binnen de bestemming Gemengd is gekozen voor een algemene bestemming. Deze gronden zijn bestemd voor maatschappelijke functies en ook zijn er maximaal 3 woningen mogelijk gemaakt binnen de bestaande bebouwing.

Daarnaast is per woning 50 m² aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen toegestaan.

5.5 Verkeer

In het plan is voor de parkeerplaatsen en inrit langs het voormalige schoolpand de bestemming Verkeer opgenomen. Binnen de bestemming Verkeer zijn tevens bijbehorende voorzieningen toegestaan. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 tot 15 m.

5.6 Waarde - Archeologie - 1

Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1 beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat d e waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen is de regeling van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing of uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm met een groter oppervlak dan 2.500 m².

5.7 Waarde - Archeologie - 2

Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen is de regeling van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing of uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm met een groter oppervlak dan 5.000 m².

5.8 Waarde - Landschap - 1 En Waarde - Landschap - 2

De dubbelbestemmingen Waarde - Landschap - 1 en Waarde - Landschap - 2 dient om de waarden die samenhangen met de kommen op deze gronden te versterken. Deze waarden hebben betrekking met openheid. De gronden zijn, behalve voor de andere op deze gronden geldende bestemmingen, bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van deze openheid.

5.9 Waterstaat - Waterkering

Voor waterkeringen is de functie tot uitdrukking gebracht in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Het bebouwen van deze gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming is uitsluitend toegestaan als hiervoor vergunning is verleend door het bevoegd gezag. Vergunning wordt verleend als de functie hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Het bevoegd gezag wint hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, advies in bij de beheerder, voordat ze beslist op het verzoek om af te wijken.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het project betreft een gemeentelijk initiatief. Het opstellen van het bestemmingsplan wordt bekostigd uit gemeentelijke middelen. Eventuele toekomstige kosten die gemoeid zijn bij dit plan zullen via overeenkomsten worden verhaald op de initiatiefnemer.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied, Wechterholt 2 en 5 heeft van 6 april 2017 tot en met 17 mei 2017 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.

Wel is geconstateerd dat er in de planregels enkele onvolkomenheden zijn blijven staan. In de Nota ambtshalve wijzigingen is opgenomen om welke ambtshalve wijzigingen het gaat. Deze ambtshalve correcties van onbedoelde onvolkomenheden zijn in de planregels doorgevoerd.

Op 19 juni 2017 heeft de gemeenteraad van Olst-Wijhe de ambtshalve wijzigingen en het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Het Vaststellingsbesluit is opgenomen als bijlage van dit bestemmingsplan.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek wegverkeer

Bijlage 2 Nota Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 2 Nota ambtshalve wijzigingen