Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe
Bestemmingsplan - gemeente Olst-Wijhe
Vastgesteld op 12-04-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe met identificatienummer NL.IMRO.1773.BP2020001001-0301 van de gemeente Olst-Wijhe.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
1.3 verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie, bestaande uit de kaart NL.IMRO.1773.BP2020001001-0301.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aaneengebouwd
twee of meer aan elkaar gebouwde woningen of bestaande woningen die door middel van splitsing als twee afzonderlijke wooneenheden aangemerkt zijn.
1.7 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.8 afhankelijke woonruimte
een voor de huisvesting van een huishouden geschikt gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is en/of een geheel vormt met het hoofdgebouw en blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw.
1.9 agrarisch aanverwant bedrijf
een bedrijf dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen, al dan niet in combinatie met het verlenen van diensten aan derden.
1.10 agrarisch aanverwante nevenfunctie
een nevenfunctie die betrekking heeft op activiteiten, naast een volwaardig agrarisch bedrijf, die nauw verwant zijn met of direct voortkomen uit de agrarische bedrijfsvoering, zoals verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten, zorgboerderij, ambachtelijke verwerking van agrarische producten, inpandige opslag en stalling van agrarische producten.
1.11 agrarisch bedrijf
een ter plaatse functionerend deeltijd, reëel of volwaardig agrarisch bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in de volgende productietakken:
- a. akker- en vollegrondtuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en boomkwekerij;
- b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder tevens een paardenfokkerij wordt verstaan;
- c. intensieve veehouderij: een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m² bedrijfsoppervlakte dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren 'biologisch' en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;
- d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- e. sierteelt en boomkwekerij: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen in open grond, in potten of in containers al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
- f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- g. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.
1.12 agrarisch loonbedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden op het gebied van grondverzet en cultuurtechniek, voor zover deze werkzaamheden in het buitengebied plaatsvinden.
1.13 ambachtelijke be- of verwerking van agrarische producten
het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn van het eigen bedrijf of het be- of verwerken van agrarische producten die afkomstig zijn uit de eigen regio.
1.14 archeologisch onderzoek
een onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.15 archeologische verwachtingswaarde
de kans op het aantreffen van archeologische resten in een bepaald gebied.
1.16 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.17 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.18 bed & breakfast
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
1.19 bedrijf
een onderneming, niet zijnde een agrarisch bedrijf, gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.20 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het als onderneming jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.
1.21 bedrijfsplan
een weergave van de huidige en toekomstige situatie van een bedrijf en haar omgeving waarin de doelstellingen op korte en lange termijn zijn weergegeven en waarin tevens richtlijnen in zijn opgenomen om de doelstellingen te realiseren.
1.22 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.23 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.24 begraafplaats
een terrein in gebruik voor begraven en cremeren.
1.25 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.
1.26 bestaande bedrijven
bedrijven zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan; een bedrijf dat via nieuwvestiging in een landbouwontwikkelingsgebied is gerealiseerd, wordt na 5 jaar onder bestaand bedrijf gerekend.
1.27 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.28 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.29 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.30 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.31 bio-energie installatie
een afgesloten systeem van tanken/silo's dat gebruikt wordt voor de productie van energie uit biomassa (mest, bermafval, GFT en dergelijke).
1.32 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.33 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.34 bouwmarkt
een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.
1.35 bouwvlak
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.36 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.37 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning.
1.38 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.39 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.40 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.41 deel
een bedrijfsgedeelte in de stal of schuur dat aangebouwd is aan de bedrijfswoning.
1.42 deeltijd agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf in klasse 1 Standaardverdiencapaciteit (SVC).
1.43 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen, verhuren en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.44 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.45 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.46 duurzaamheid
duurzame ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien;
1.47 evenementen
gebeurtenissen die ten hoogste 5 dagen duren, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.
1.48 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.49 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.50 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.51 gevoelige functies
woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen.
1.52 groepsaccommodatie
een (deel van een) gebouw, bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen met overnachting in slaapzalen en/of -kamers en dagverblijf.
1.53 grote en grootschalige risicovolle functies
functies die gelet op de risico’s voor de grondwaterkwaliteit én als zodanig, ongewenst zijn in grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden.
1.54 hakhout
een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.
1.55 harmoniërende functies
functies die goed samengaan met de drinkwaterwinning;
1.56 hellend dak
een afdekking van een gebouw of bouwwerk, die geen horizontale of gebogen vlakken bevat, met uitzondering van dakkapellen of vergelijkbare onderdelen.
1.57 hobbykas
een gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 100 m², dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.
1.58 hobbymatige activiteiten
het uitoefenen van agrarische of natuurgerichte activiteiten die bijdragen aan het beheer van het landschap maar niet als volwaardig, reëel of deeltijd agrarisch bedrijf aangemerkt kunnen worden.
1.59 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.60 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.61 houtopstand
hakhout, een houtwal of een of meer bomen;
1.62 hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.
1.63 huishouden
een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree.
1.64 inrichtingsplan
een inrichtingsplan is de grafische beschrijving van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling waarin de situering van bouwwerken ten opzichte van elkaar en van de omgeving en het al dan niet aanbrengen van beplanting op een goede manier is weergegeven.
1.65 kampeermiddelen
niet als een bouwwerk aan te merken tenten, vouwwagens, kampeerauto's, tenthuisjes caravans, geen stacaravans zijnde of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.66 kampeerseizoen
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
1.67 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.68 karakteristiek
panden die op basis van de volgende criteria gewaardeerd zijn als karakteristiek:
- relatie met het landschap;
- erfstructuur en erfinrichting;
- streekeigen verschijningsvorm;
- herkenbaarheid en mate van gaafheid;
- architectuur en cultuurhistorische waarde;
- de waardering van de karakteristieke eigenschappen hebben betrekking op hoofdgebouwen tenzij anders in bijlage 3, 4, 5 of 6 van deze regels is aangegeven.
1.69 kassen
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.
1.70 kinderboerderij
een recreatieve voorziening waarop, al dan niet in combinatie met andere recreatieve voorzieningen, dieren worden gehouden.
1.71 kleinschalige beroepen en bedrijven-aan-huis
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning of bijgebouw door de bewoner wordt uitgeoefend alsmede het in een woning of bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen meldingplicht op grond van het activiteitenbesluit of vergunningplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt, op een oppervlak van niet meer dan 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m² en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.72 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.73 kleinschalig kamperen
een kampeerterrein voor kampeermiddelen en trekkershutten, niet zijnde overige permanente kampeermiddelen, zoals tenthuisjes en stacaravans, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
1.74 kunstobject
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van culturele aard en bedoeld ter expositie al dan niet in de buitenlucht.
1.75 landhuis
landhuis al of niet met gebouwde aanhorigheden, tuin, park, lanen en wateren.
1.76 Landschapsontwikkelingsplan
het Landschapsontwikkelingsplan zoals vastgesteld op 24 november 2008 of indien het plan is gewijzigd of herzien; het recentere vastgestelde Landschapsontwikkelingsplan;
1.77 landschappelijke inpassing
de situering van de ontwikkeling waarbij rekening gehouden wordt met de landschappelijke kenmerken van de nabije omgeving en waarbij de ontwikkeling wordt ingepast middels bijvoorbeeld erfbeplanting.
1.78 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid van gebiedskenmerken en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.79 landwinkel
een beperkte ruimte die is ingericht voor de verkoop van levensmiddelen en streekgebonden producten.
1.80 langdurig
ten minste 14 tot 18 uur per dag gedurende minimaal 1 jaar.
1.81 manege
een onderneming die gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
1.82 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.83 mantelzorg
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
1.84 mestvergistingsinstallatie
een installatie ten behoeve van het (co)vergisten van mest, al dan niet met andere producten (co-substraten) om energie op te wekken.
1.85 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.86 niet-permanente verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen voor kampeermiddelen gebruik wordt gemaakt.
1.87 niet-risicovolle functies
alle functies behalve harmoniërende functies en grotere of grootschalige risicovolle functies.
1.88 nevenfunctie
een of meer bedrijfsmatige activiteiten in combinatie met en ondergeschikt aan de uitoefening van het ter plaatse en bij wijze van hoofdfunctie uitgeoefende (agrarische) bedrijf of wonen, waarbij de hoofdbewoner/hoofdgebruiker de betreffende activiteit uitoefent.
1.89 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.
1.90 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.91 opvangen één ouder gezin
Woonruimte en gezinsbegeleiding/behandeling bieden aan een één ouder gezin dat op straat zal worden gezet door omstandigheden (zoals baanverlies, schulden, scheiding etc). Het gaat hierbij om één- ouder- gezinnen waar in principe voorheen wel sprake was van opvoedingskwaliteiten, maar waar de dreiging bestaat dat de kinderen elders geplaatst moeten worden als de ouder dakloos zou worden. De opvang is voor maximaal anderhalf jaar waarna het gezin weer terug kan naar een normale woonsituatie.
1.92 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.93 paardenbak
een rijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten in de open lucht met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen, al dan niet voorzien van een omheining.
1.94 paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.
1.95 paardenhouderij
een gebruiksgericht bedrijf dat is gericht op het houden, stallen en/of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden met daaraan ondergeschikte functies behorende bij een paardenhouderij.
1.96 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: een horizontaal vlak gelegen op 30 cm boven de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
- b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: 10 cm boven de hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter hoogte van de hoofdingang, waarbij, plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
1.97 permanente standplaats kampeermiddel
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende het gehele jaar.
1.98 plattelandskamer
een min of meer zelfstandig appartement dat aangeboden wordt ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.99 plattelandswoning
een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf.
1.100 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.101 recreatieruimte
een ruimte met een lichte horecafunctie die bedoeld is voor het organiseren van kleine activiteiten (klein van omvang, relatief weinig tot geen impact op de omgeving, activiteit meestal bijfunctie en ondergeschikt aan de hoofdfunctie). De recreatieruimte heeft zowel een functie voor het kampeerterrein als een dagrecreatiefunctie.
1.102 recreatieverblijf
een gebouw of kampeermiddel, dat uitsluitend bedoeld is voor een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft.
1.103 recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen stacaravan of andere constructie op wielen zijnde, dat uitsluitend bedoeld is om door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft.
1.104 reëel agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf in klasse 2 Standaardverdiencapaciteit (SVC).
1.105 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.106 ruimtelijke kwaliteit
het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.
1.107 rustpunt
een pleisterplaats langs een wandel en/of fietsroute die voldoet aan de volgende voorwaarden:
- ligging aan een bewegwijzerde fiets- of wandelroute of het knooppunt netwerk;
- minimaal 2 kilometer afstand tot een horecavoorziening;
- aanwezigheid van een toiletvoorziening;
- geen bedienend buitenterras;
- geen alcohol verkoop op verstrekking van maaltijden.
1.108 Sallandse boerderijvorm
een Sallandse boerderij die zich kenmerkt door een typische hoofdvorm, te onderscheiden in:
- hallenhuisboerderij: woning en bedrijf in een hoofdvolume, zowel grote als kleine oppervlakken;
- dwarshuisboerderij/krukhuisboerderij: woning en bedrijf wel in één gebouw, maar in de architectuur duidelijk van elkaar onderscheiden, T-vormige (dwarshuis) of L-vormige plattegrond (krukhuis).
1.109 seizoensgebonden standplaats kampeermiddel
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen.
1.110 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.111 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.112 stacaravan
een stacaravan is een recreatief onderkomen met kenmerken van een caravan waarin voorzieningen zijn getroffen voor dag- en/of nachtverblijf, dat, in één geheel en op een eigen as/wielstelsel kan worden aangevoerd en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.113 Standaardverdiencapaciteit (SVC)
een maat voor de economische omvang van agrarische bedrijven. Er zijn vijf klassen gedefinieerd op basis van het bedrag aan SVC:
- 1. < 25.000 euro: zeer kleine bedrijven
Deze bedrijven vragen voor de agrarische activiteit volgens de in gebruik zijnde standaarden een
arbeidsinzet van maximaal 0,75 arbeidsjaareenheden (aje), tenzij de arbeid duidelijk minder
efficiënt of tegen een lagere vergoeding dan gemiddeld wordt ingezet. - 2. 25.000-60.000 euro: kleine bedrijven
Deze bedrijven vragen voor de agrarische activiteit volgens de in gebruik zijnde standaarden een
arbeidsinzet van 0,75 tot maximaal 1,5 aje, afhankelijk van de mate van automatisering en de
efficiëntie waarmee de arbeid kan worden ingezet. - 3. 60.000-100.000 euro: middelgrote bedrijven
Deze bedrijven zijn van dusdanige omvang dat voor ongeveer 1,5 tot 2,5 aje een gemiddelde
toegevoegde waarde kan worden gerealiseerd. - 4. 100.000-250.000 euro: grote bedrijven
Deze bedrijven zijn van dusdanige omvang dat voor ongeveer 2,5 tot 5 aje een gemiddelde toegevoegde waarde kan worden gerealiseerd. - 5. >= 250.000 euro: zeer grote bedrijven
Deze bedrijven kunnen aan meer dan 5 aje arbeid bieden tegen een gemiddelde vergoeding.
De SVC kan worden berekend via de rekenmodule van de Wageningen University & Research.
1.114 standplaats voor kampeermiddel
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.
1.115 stand still-principe
beginsel dat erop gericht is verslechtering van de grondwaterkwaliteit tegen te gaan en het vergroten van risico's op verontreiniging van het grondwater te voorkomen.
1.116 stap vooruit-principe
beginsel dat erop gericht is de risico's op verontreiniging van het grondwater te verminderen en de grondwaterkwaliteit te verbeteren.
1.117 sociale kwaliteit
het welzijn van de mens voor zover het gaat om het voldoen aan menselijke behoeften die samenhangen met de inrichting of vormgeving van de leefomgeving;
1.118 teeltondersteunende voorzieningen
- a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:
- teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m (niet zijnde teeltondersteunende kassen of boomteelthekken) die maximaal 6 maanden op dezelfde locatie gebruikt mogen worden waaronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, vraatnetten, boogkassen tot 0,5 m, hagelnetten, wandelkappen en schaduwhallen.
- b. permanente teeltondersteunende voorzieningen:
- laag: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van niet meer dan 1,5 m die langer dan 6 maanden worden gebruikt, zoals bakken op stellingen en containervelden; hieronder worden niet verstaan teeltondersteunende kassen en boomteelthekken;
- hoog: teeltondersteunende kassen met een bouwhoogte van meer dan 1,5 m die langer dan 6 maanden worden gebruikt zoals regenkappen.
1.119 trekkershut
een trekkershut is een gebouw, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor kortstondig recreatief dag- en/of nachtverblijf voor steeds wisselende groepjes recreanten, die hun hoofdverblijf ergens anders hebben.
1.120 tuincentrum
een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.
1.121 vellen
vellen, rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
1.122 verblijfsrecreatieve terreinen
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of landere recreatieverblijven ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.123 verkoop agrarische producten
het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, voor zover deze producten op het eigen bedrijf zijn geteeld of het resultaat zijn van ambachtelijke be- of verwerking van agrarische producten.
1.124 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.125 vervolgfunctie
een of meer functies of een of meer activiteiten als alternatief voor de agrarische bedrijfsvoering die ter plaatse is beëindigd.
1.126 volkstuinen
gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.
1.127 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf in klasse 3, 4 of 5Standaardverdiencapaciteit (SVC).
1.128 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.129 voormalige bedrijfsbebouwing
bebouwing die niet meer in gebruik is voor de uitoefening van een (agrarisch) bedrijf.
1.130 waterbergingsgebied
een gebied waar, in tijden van overvloedige neerslag, water tijdelijk vastgehouden kan worden.
1.131 Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.132 windturbine
een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
1.133 wonen
permanente huisvesting van één of meerdere personen behorende tot één afzonderlijk huishouden in een woning waarbij de personen niet door een instelling zijn geplaatst of er een behandelingstraject plaatsvindt.
1.134 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.135 wooneenheid
een woning.
1.136 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.137 zonneweide
een veld met zonnepanelen en bijbehorende voorzieningen.
1.138 zorgappartement/-woning
een woning of wooneenheid, bestemd voor verzorgd wonen door cliënten, waarbij door zowel de bewoners van het erf als door professionele zorgverlenende organisaties de volgende diensten kunnen worden geboden:
- a. extramurale verzorging;
- b. verpleging;
- c. begeleiding en hotel- en welzijnsdiensten;
- d. psychische ondersteuning met begeleid wonen;
- e. dagbesteding;
- f. Opvangen en begeleiding van één- ouder- gezinnen.
1.139 zorgboerderij als nevenfunctie
een (voormalig) agrarisch bedrijf waar ouderen en/of mensen met een lichamelijke beperking of een verstandelijke handicap begeleid werkzaamheden kunnen verrichten en waar geen sprake is van nachtverblijf.
1.140 zorgboerderij als vervolgfunctie
een maatschappelijke functie waar ouderen en/of mensen met een lichamelijke beperking of een verstandelijke handicap begeleid werkzaamheden kunnen verrichten en waar tevens sprake kan zijn van nachtverblijf.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 hoogte van een windturbine
van het peil tot aan de tip (van de wieken) van de windturbine.
2.6 inhoud van een bouwwerk, niet zijnde een recreatiewoning
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 inhoud van een recreatiewoning
tussen de onderzijde van de onderste grondvloer (inclusief ondergrondse gedeelten), de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 diepte van een werk of werkzaamheid
vanaf maaiveld.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder a, b, e, f en g;
alsmede voor:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': een glastuinbouwbedrijf zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.11 onder d;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.11 onder c;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': een paardenhouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.95;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning': een plattelandswoning zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.99;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': tevens een onoverdekte natuurijsbaan;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'kas': tevens kassen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': tevens caravanstalling;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - modelvliegterrein': tevens een modelvliegterrein waar het vliegen met ongemotoriseerde en gemotoriseerde modelvliegtuigen en helikopters toegestaan is.
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - plattelandskamer': tevens een plattelandskamer met dien verstande dat maximaal 1 plattelandkamer is toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - twee plattelandskamers' maximaal 2 plattelandkamer zijn toegestaan;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershutten': tevens een trekkershut;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkersveld': tevens een mini-trekkersveld met dien verstande dat maximaal 3 tenten zijn toegestaan;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - reparatie- en verkoop landbouwwerktuigen': tevens de reparatie en verkoop van landbouwwerktuigen tot een maximum van 45 m²;
- n. de instandhouding van de ter plaatse, bovengronds en ondergronds, aanwezige historische objecten, zoals opgenomen in bijlage 7;
- o. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen, voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;
met daaraan ondergeschikt:
- p. bed & breakfast;
- q. evenementen;
- r. extensieve dagrecreatie;
- s. kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
- t. kleinschalig kamperen ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in bijlage 8;
- u. een rustpunt;
- v. de in tabel 3.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
met dien verstande dat:
- w. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan.
Tabel 3.1 Niet-agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten | - | 100 |
inpandige opslag en stalling | - | 500 |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | - | 200 |
kano-, boot- of fietsenverhuur | - | 100 |
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte) | gehele bedrijf | 100 |
zorgboerderij (exclusief overnachten)* | gehele bedrijf | 200 |
verkoop-aan-huis van agrarische producten en aanverwante artikelen (uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - verkoop aan huis') | - | 100 |
- = niet van toepassing
* = uitsluitend bestaande zorgboerderijen zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat;
- 1. erf- of terreinafscheidingen;
- 2. veekeringen en lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
- 3. paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak';
ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
- c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestplaten en mestzakken ook buiten het bouwvlak, maar aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak gerealiseerd mogen worden, met dien verstande dat voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht wordt genomen;
- d. in afwijking op het bepaalde onder a en c geldt dat kuilvoerplaten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kuilvoerplaat' tevens buiten het bouwvlak en niet aangrenzend aan het bouwvlak zijn toegestaan;
- e. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat lage permanente teeltondersteunende voorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 2 ha ook buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, gerealiseerd mogen worden;
- f. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - teelt ondersteunende voorzieningen' tevens hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen met een maximum hoogte van 4 m buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
- g. in afwijking van het bepaalde onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - regenkappen' tevens regenkappen met een maximum hoogte van 4,5 m ten behoeve van de agrarische functie buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de bedrijfs-/plattelandswoningen aaneengebouwd te zijn;
- i. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. oppervlak | max. inhoud | max. goothoogte | max. bouwhoogte | dakhelling (min./max.) | |
bedrijfs-/plattelandswoning (inclusief aan- en uitbouwen | één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven | - | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20/55°** |
bijgebouwen en overkappingen | - | 100 m² | - | 3 m | 6 m | 12/55°** |
kassen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' | - | 2 ha | - | 4,5 m | 6 m | - |
'kassen en hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'kas' | - | 10.000 m² | 4,5 m | 6 m | - | |
bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' | - | bestaand* | - | bestaand* | bestaand* | - |
hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen op bouwvlakken zonder de aanduiding 'kas' | - | 500 m² | - | 6 m | - | |
rijhal ten behoeve van een paardenfokkerij, mits klasse 3,4 of 5 SVC | - | 1.000 m² | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55° |
bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' | - | bestaand* | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
overige bedrijfsgebouwen | - | volledig bouwvlak | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
- sleufsilo's - voedersilo's - mestsilo's | - | - | - | - | 2 m 15 m 6 m | - |
mestopslagplaten | - | - | - | - | 3 m | - |
overige bouwwerken behorende bij mestzakken buiten het bouwvlak | - | - | - | - | 2 m | - |
luchtwassers | - | - | - | - | 12 m | - |
lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' | - | - | - | - | 10 m | - |
overige lichtmasten ten behoeve van paardenbakken | - | - | - | - | 6 m | - |
afrastering ten behoeve van paardenbakken | - | - | - | - | 1,5 m | - |
erf of terreinafscheiding: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 1 m 2 m | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- = niet van toepassing
* = Zoals aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
** = Niet van toepassing voor platte ondergeschikte bouwdelen.
- j. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met i geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershutten' de volgende regels:
- 1. maximaal 2 trekkershutten zijn toegestaan;
- 2. de bouwhoogte van een trekkershut bedraagt ten hoogste 3 m;
- 3. de oppervlakte van een trekkershut bedraagt ten hoogste 20 m².
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:
- a. indien en voor zover meer dan 1.000 m² aan bebouwing wordt opgericht kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' aan de situering en/of de lengte-breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
- b. buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
- c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
- d. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
- e. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 10;
- f. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
- g. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar;
- h. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.9 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder a, b, e, f en g;
alsmede voor:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.11 onder c;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': een paardenhouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.95;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning': een plattelandswoning zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.99;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - windmolen': tevens een windmolen met bijbehorende voorzieningen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - draaibare zonnepanelen': tevens draaibare zonnepanelen met bijbehorende voorzieningen;
- g. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid en de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen);
- h. de instandhouding van de ter plaatse, bovengronds en ondergronds, aanwezige historische objecten zoals opgenomen in bijlage 7;
- i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen, voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;
met daaraan ondergeschikt:
- j. bed & breakfast;
- k. evenementen;
- l. extensieve dagrecreatie;
- m. kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dierenweide': tevens een dierenweide;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'pad': tevens een calamiteitenpad;
- p. kleinschalig kamperen ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in bijlage 8;
- q. een rustpunt;
- r. de in tabel 4.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
met dien verstande dat:
- s. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan.
Tabel 4.1 Niet-agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten | - | 100 |
inpandige opslag en stalling | - | 500 |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | - | 200 |
kano-, boot- of fietsenverhuur | - | 100 |
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte) | gehele bedrijf | 100 |
zorgboerderij (exclusief overnachten)* | gehele bedrijf | 200 |
- = niet van toepassing
* = uitsluitend bestaande zorgboerderijen zijn toegestaan
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat:
- 1. erf- of terreinafscheidingen en veekeringen;
- 2. een windmolen zoals genoemd in lid 4.1 onder e;
- 3. (draaibare) zonnepanelen zoals genoemd in lid 4.1 onder f ;
- 4. paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak';
ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de bedrijfs-/plattelandswoningen aaneengebouwd te zijn;
- d. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. oppervlak | max. inhoud | max. goot- hoogte | max. bouw- hoogte | dakhelling (min./max.) | |
bedrijfswoning/plattelandswoning (inclusief aan- en uitbouwen | één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven | - | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20/55°** |
bijgebouwen en overkappingen | - | 100 m² | - | 3 m | 6 m | 12°/55°** |
hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen | - | 500 m² | - | - | 6 m | - |
rijhal ten behoeve van een paardenfokkerij, mits klasse 3,4 of 5 SVC | - | 1.000 m² | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' | - | bestaand* | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
overige bedrijfsgebouwen | - | volledig bouwvlak | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°** |
- sleufsilo's - voedersilo's - mestsilo's | - | - | - | - | 2 m 15 m 6 m | - |
luchtwassers | - | - | - | - | 12 m | - |
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken | - | - | - | - | 6 m | - |
afrastering ten behoeve van paardenbakken | - | - | - | - | 1,5 m | - |
erf- of terreinaf- scheiding: - voor de voorgevel - buiten bouwvlaken - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 1 m 2 m | - |
windmolen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - windmolen' | 25 m | |||||
draaibare zonnepanelen ter plaatse van de aanduiding' specifieke vorm van agrarisch met waarden - draaibare zonnepanelen' | 7 m | |||||
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- = niet van toepassing.
* = Zoals aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
** = Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:
- a. indien en voor zover meer dan 1.000 m² aan bebouwing wordt opgericht kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' aan de situering en/of de lengte-breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
- b. buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
- c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en er mag niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
- d. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
- e. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 10;
- f. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
- g. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar;
- h. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²; in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.9 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Natuur En Landschapswaarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.11 onder a, b en g;
alsmede voor:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.11 onder c;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch met waarden - zonneweide': een zonneweide met bijbehorende voorzieningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - mini-camping': tevens een mini-camping met dien verstande dat ter plaatse van het perceel Molenweg 7 te Olst in totaal maximaal 25 plaatsen zijn toegestaan;
- e. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in het reliëf, de kleinschaligheid, de openheid, de beplantingselementen (houtsingels en houtwallen), kwelgebieden, bijzondere graslanden en/of met deze biotopen samenhangende fauna;
- f. de instandhouding van de ter plaatse, bovengronds en ondergronds, aanwezige historische objecten zoals opgenomen in bijlage 7;
- g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, voedersilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, (erf)ontsluitingen, voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk bergen van water;
met daaraan ondergeschikt:
- h. bed & breakfast;
- i. evenementen;
- j. extensieve dagrecreatie;
- k. kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - folly': uitsluitend een folly;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens een parkeerterrein;
- n. een rustpunt;
- o. de in tabel 5.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
met dien verstande dat:
- p. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan.
Tabel 5.1 Niet-agrarische nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten | - | 100 |
inpandige opslag en stalling | - | 500 |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | - | 200 |
kano-, boot- of fietsenverhuur | - | 100 |
rondleidingen op het agrarische bedrijf (voorzieningen hiertoe als ontvangstruimte) | gehele bedrijf | 100 |
zorgboerderij (exclusief overnachten)* | gehele bedrijf | 200 |
- = niet van toepassing.
* = uitsluitend bestaande zorgboerderijen zijn toegestaan
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat:
- 1. erf- of terreinafscheidingen en veekeringen;
- 2. voorzieningen ten behoeve van een zonneweide;
ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
- c. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouw- vlak | max. oppervlak | max. inhoud | max. goot- hoogte | max. bouw- hoogte | dakhelling (min./ max.) | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen | één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven | - | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20/55°* |
bijgebouwen en overkappingen | - | 100 m² | - | 3 m | 6 m | 12°/55°* |
hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen | - | 500 m² | - | - | 6 m | - |
rijhal ten behoeve van een paardenfokkerij, mits klasse 3,4 of 5 SVC | - | 1.000 m² | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°* |
gebouwen ten behoeve van een zonneweide | - | 15 m² | - | - | 2,5 m | - |
overige bedrijfsgebouwen | - | volledig bouwvlak | - | 5,5 m | 12 m | 12°/55°* |
- sleufsilo's - voedersilo's - mestsilo's | - | - | - | - | 2 m 15 m 6 m | - |
mestopslagplaten | - | - | - | - | 3 m | - |
luchtwassers | - | - | - | - | 12 m | - |
Lichtmasten ten behoeve van paardenbakken | - | - | - | - | 6 m | - |
Afrastering ten behoeve van paardenbakken | - | - | - | - | 1,5 m | - |
erf- of terreinaf- scheiding: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 1 m 2 m | - |
zonnepanelen en erfafscheidingen ten behoeve van een zonneweide | - | - | - | - | 2 m | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- = niet van toepassing.
* = Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen.
- d. in afwijking van het bepaalde onder a, b en c geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - folly' de bestaande maatvoering.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen:
- a. indien en voor zover meer dan 1.000 m² aan bebouwing wordt opgericht kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en de afmeting van de bebouwing alsmede aan de terreininrichting teneinde een verantwoorde landschappelijke inpassing van het agrarisch bedrijf te verzekeren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' aan de situering en/of de lengte-breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;
- b. buitenopslag is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat de totale stapelhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
- c. buitenopslag ten behoeve van nevenfuncties is niet toegestaan;
- d. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
- e. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
- f. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 10;
- g. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
- h. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar;
- i. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²;
in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.9 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven vallende in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
alsmede voor:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf': tevens een agrarisch loonbedrijf uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast': uitsluitend een antennemast;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': uitsluitend een gemaal;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend een nutsvoorziening;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf': tevens een aannemersbedrijf uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling': tevens een bedrijf voor caravanstalling;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf ': tevens een autobedrijf uit categorie 3 van de Staat van bedrijfsactiviteiten met inbegrip van een werkplaats, een showroom en ondersteunende functies zoals een wasplaats en kantoren;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - composteerbedrijf': tevens een composteerbedrijf uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf': tevens een garagebedrijf uit categorie 3 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf en kantoor': tevens een garagebedrijf uit categorie 3 van de Staat van bedrijfsactiviteiten annex kantoor;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – klussenbedrijf': tevens een klussenbedrijf;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtwarenindustrie': tevens een houtwarenindustrie uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rietdekkersbedrijf': tevens een rietdekkersbedrijf uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - tuin- en parkmechanisatie': tevens een bedrijf gericht op tuin- en parkmechanisatie uit categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - trailerbouw': tevens een bedrijf gericht op trailerbouw uit categorie 3 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
- r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf': tevens een transportbedrijf;
- s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf annex agrarisch loonbedrijf': tevens een transportbedrijf annex agrarisch loonbedrijf;
- t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uv - desinfectiebedrijf': tevens een uv - desinfectiebedrijf;
- u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalige bedrijfsbebouwing': voormalige bedrijfsbebouwing;
- v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterwinbedrijf': tevens een waterwinbedrijf;
- w. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- x. het verhandelen van ter plaatse vervaardigde goederen;
met dien verstande dat:
- y. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning niet is toegestaan.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de bedrijfswoningen aaneengebouwd te zijn;
- c. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. oppervlak | max. inhoud | max. goot- hoogte | max. bouw- hoogte | dakhelling min./max. | ||||
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven + | - | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20°/55° | |||
bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' en 'nutsvoorziening' | 0 | - | - | - | - | - | |||
bijgebouwen en overkappingen | - | 100 m² | - | 3 m | 6 m | 20°/55° | |||
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalig bedrijfsbebouwing' | - | bestaand* | bestaand* | bestaand* | bestaand* | bestaand* | |||
overige bedrijfsgebouwen | - | bestaand* | - | 5,5 m** | 10 m** | 12°/55° | |||
erf- of terreinaf- scheidingen: - voor de voorgevel - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 2 m | - | |||
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- = Niet van toepassing.
+ = Indien de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - eerste bedrijfswoning' en 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning' is opgenomen geldt dat in elk aanduidingsvlak één bedrijfswoning is toegestaan.
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
** = Indien de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is opgenomen geldt de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
met dien verstande dat:
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt:
- 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing, niet zijnde de bedrijfswoning, is in geen geval toegestaan;
- 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
- 3. het gebruik van kassen, anders dan hobbykassen is in geen geval toegestaan;
- 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende:
- indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;
- indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
- van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m².
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. nieuwe Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. nieuwe Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- c. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
- e. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
- f. per bedrijf mag de oppervlakte van het kantoor niet meer bedragen dan 50% van het totale vloeroppervlak met een maximum van 400 m² per bedrijf;
- g. overige detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de hoofdfunctie;
- h. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de hoofdfunctie;
- i. buitenopslag met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalige bedrijfsbebouwing' buitenopslag niet is toegestaan.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.6 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 7 Bedrijf - Energiemolen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Energiemolen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een molen ten behoeve van de opwekking van energie;
- b. één bijgebouw voor de opslag en opstelling van apparatuur ten dienste van de energiemolen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bijgebouw';
- c. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. het verhandelen van ter plaatse vervaardigde goederen;
- f. uitsluitend als nevenfunctie het gebruik als kantoor.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. oppervlak | max. inhoud | max. goot- hoogte | max. bouw- hoogte | dakhelling min./max. | ||||
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' | - | - | - | - | - | |||
bedrijfsgebouwen, tevens aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bijgebouw' | - | bouwvlak | - | 5 m | 10 m, dan wel de hoogte zoals aangegeven door de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'(inclusief belt) | - | |||
bijgebouwen en overkappingen | - | binnen bouwvlak | - | 3 m | 6 m | - | |||
erf- of terreinaf- scheidingen: - voor de voorgevel - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 2 m | - | |||
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- = Niet van toepassing.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
- b. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
- c. buitenopslag is niet toegestaan.
7.5 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 8 Cultuur En Ontspanning
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een molen;
- b. één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;
met daaraan ondergeschikt:
- d. evenementen.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. inhoud/ oppervlak | max. goot- hoogte | max. bouw- hoogte | dakhelling min./max. | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | één, tenzij middels een maatvoering- aanduiding anders is aangegeven | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20°/55° |
bijgebouwen en overkappingen | - | 100 m² | 3 m | 6 m | 20°/55° |
bedrijfsgebouwen | - | bestaand* | - | 8 m | 12°/55° |
erf- of terrein- afscheidingen: - voor de voorgevel - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 2 m | - - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | 2,5 m | - |
- = Niet van toepassing.
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:
- het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar.
Artikel 9 Cultuur En Ontspanning - 1
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. militaire doeleinden;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van masten bedraagt ten hoogste 12 m;
- c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,5 m.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Detailhandel
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel in kampeermiddelen;
- b. reparatie van kampeermiddelen;
- c. tapijtenhandel;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, tuinen, erven, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;
met dien verstande dat:
- e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. inhoud | max. goot- hoogte | max. bouw- hoogte | dakhelling min./max. | ||
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20°/55° | |
bedrijfsgebouwen | - | bestaand* | - | 8 m | 12°/55° | |
vlaggenmast | - | - | - | 8 m | - | |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | 2,5 m | - |
- = Niet van toepassing.
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Artikel 11 Detailhandel - Tuincentrum
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een tuincentrum annex kwekerij;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. oppervlak | max. inhoud | max. goot- hoogte | max. bouw- hoogte | dakhelling min./max. | ||
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven | - | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20°/55° | |
bijgebouwen en overkappingen | - | 100 m² | - | 3 m | 6 m | 20°/55° | |
bedrijfsgebouwen | - | bestaand* | 5,5 m | 10 m | 12°/55° | ||
kassen | - | bestaand* | - | bestaand* | bestaand* | - | |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 2 m | - | |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- = Niet van toepassing.
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 12 Gemengd
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven uit categorie 1a, 1b en 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. dagrecreatieve voorzieningen;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;
met daaraan ondergeschikt:
- d. evenementen.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. oppervlak | max. inhoud | max. goot- hoogte | max. bouw- hoogte | dakhelling min./max. | |
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen) | één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven | - | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20°/55° |
bijgebouwen en overkappingen | - | 100 m² | - | 3 m | 6 m | 20°/55° |
bedrijfsgebouwen | - | bestaand* | - | 5,5 m | 10 m | 12°/55° |
erf- of terrein- afscheidingen: - voor de voorgevel - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 2 m | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | 3 m | - |
- = Niet van toepassing
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:
- het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 13 Horeca
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven uit categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - café': tevens een café;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;
met daaraan ondergeschikt:
- d. evenementen.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. inhoud/ oppervlak | max. goot- hoogte | max. bouw- hoogte | dakhelling | |
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen) | één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20°/55° |
bijgebouwen en overkappingen | - | 100 m² | 3 m | 6 m | 20°/55° |
bedrijfsgebouwen | - | bestaand* | 5,5 m | 10 m | 12°/55° |
erf- of terrein- afscheidingen: - voor de voorgevel - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 2 m | - - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | 3 m | - |
- = Niet van toepassing.
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:
- het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 14 Landhuis
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de instandhouding van landgoederen met landhuizen;
alsmede voor:
- b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens het wonen daaronder begrepen kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd': tevens educatieve en culturele activiteiten met daaraan ondergeschikt kantoor en ondergeschikte horeca ten dienste van de activiteiten;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning': tevens horeca en museumactiviteiten;
- e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden in de vorm van landschapselementen, buitenplaatsen en parkinrichting, vijver en waterpartijen en het lanenstelsel;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water;
met daaraan ondergeschikt:
- g. de in tabel 13.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
met dien verstande dat:
- h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan.
Tabel 13.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
evenementen | gehele bestemming | - |
bed&breakfast | - | - |
natuur- en milieueducatie, rondleidingen | - | 100 |
tentoonstellingsruimte, museum | - | 500 |
verkoop-aan-huis van streekeigen agrarische producten | - | 100 |
inpandige opslag en stalling | - | 500 |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | - | 200 |
kano-, boot- of fietsenverhuur | - | 100 |
- = niet van toepassing.
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de bedrijfswoningen aaneengebouwd te zijn;
- c. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. oppervlak | max. goot- hoogte | max. bouw- hoogte | dakhelling min./ max. | |
woningen (inclusief aan- en uitbouwen) | één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven | bestaand* | bestaand* | bestaand* | bestaand* |
bijgebouwen en overkappingen | - | bestaand* | bestaand* | bestaand* | bestaand* |
overige bebouwing | - | bestaand* | bestaand* | bestaand* | bestaand* |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | 4 m | - |
- niet van toepassing.
* Zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
14.3 Nadere eis
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en/of de lengte-breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. buitenopslag is niet toegestaan;
- b. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 5 per jaar;
- c. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
- d. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 10;
- e. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaande bebouwing;
- f. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²;
in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.1 sub g ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties, anders dan bij recht toegestane nevenfuncties, met inachtneming van het volgende:
- a. de nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing;
- b. in afwijking op het bepaalde onder a geldt dat (het gedeelte van) nevenfuncties waarvoor geen bebouwing nodig is, tevens zijn toegestaan op gronden buiten het bouwvlak, mits grenzend aan een bouwvlak;
- c. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- d. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
- e. de bestaande waarden zoals genoemd in lid 14.1 onder e worden niet onevenredig aangetast;
- f. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
- g. het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten mag niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 250 m²;
- h. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
- i. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
- j. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
- k. de cultuurhistorische waarde van de gebouwen en het erf dient behouden te worden en waar mogelijk te worden versterkt;
- l. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
- m. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
- n. ten behoeve van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
- 1. de nevenfunctie is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- 2. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 25;
- 3. uitsluitend mobiele kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans en trekkershutten, zijn toegestaan;
- 4. de afstand tot het bouwvlak van derden bedraagt ten minste 50 m;
- 5. er dient te worden voorzien in een adequate landschappelijke inpassing.
14.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
14.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 15 Maatschappelijk
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gezondheidszorg, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - voormalige bedrijfsbebouwing': voormalige bedrijfsbebouwing;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens één bedrijfswoning;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - tweede bedrijfswoning': tevens één bedrijfswoning ten behoeve van de maatschappelijke instelling;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgwoningen': uitsluitend 5 zorgwoningen toegestaan;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;
met daaraan ondergeschikt:
- g. evenementen;
met dien verstande dat:
- h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de gebouwen aaneengebouwd te zijn;
met dien verstande dat:
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt:
- 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing, niet zijnde de bedrijfswoning is in geen geval toegestaan;
- 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
- 3. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;
- 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende:
- indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;
- indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
- van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m².
- d. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. inhoud/ oppervlak | max. goot- hoogte | max. bouw- hoogte | dakhelling | |
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen) | één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 20°/55°** |
bijgebouwen en overkappingen | - | 100 m² | 3 m | 6 m | 20°/55°** |
bedrijfsgebouwen en gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - voormalig bedrijfsbebouwing', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgwoningen' de volgende afwijkende maten gelden | - - | bestaand* bestaand* | bestaand* 3 m | bestaand* 6 m | bestaand* 20°/55°** |
erf- of terrein- afscheidingen: - voor de voorgevel - buiten bouwvlakken - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 1 m 2 m | - |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | 3 m | - |
- = Niet van toepassing.
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
** = Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen.
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en/of de lengte-breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar;
- b. onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt tevens begrepen het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de tweede bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - tweede bedrijfswoning' overeenkomstig de bestemming, op het moment dat dit vanuit de continuïteit van de maatschappelijke instelling niet meer noodzakelijk is.
15.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 16 Maatschappelijk - Begraafplaats
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een begraafplaats;
- b. een urnenveld en/of urnenmuur;
- c. een berging;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
- c. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. opper- vlakte | max. inhoud | max. goot- hoogte | max. bouw- hoogte | |
berging | 1 | bestaand* | - | 2,5 m | 5 m |
bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m |
- = Niet van toepassing.
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Artikel 17 Natuur
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden en bos;
- b. extensieve dagrecreatie;
- c. houtoogst;
- d. water;
- e. de instandhouding van de ter plaatse, bovengronds en ondergronds, aanwezige historische objecten zoals opgenomen in bijlage 7;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'windturbine': tevens een windturbine;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestplaat': tevens een mestplaat;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vlaggenmast': tevens een vlaggenmast;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - bezoekerscentrum': tevens een bezoekerscentrum inclusief ondergeschikte horeca;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein': tevens een natuurkampeerterrein voor mobiele kampeermiddelen;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens een parkeerterrein;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theehuisje': tevens een theehuisje;
- m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, bruggen, paden, recreatieve voorzieningen en trafohuisjes.
17.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - bezoekerscentrum', 'specifieke vorm van horeca - theehuisje' en 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - natuurkampeerterrein' uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - bezoekerscentrum' bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogten;
- c. het bebouwd oppervlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - bezoekerscentrum' bedraagt ten hoogste 100 m²;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - natuurkampeerterrein' is 1 gebouw toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;
- e. de hoogte van de vlaggenmast ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vlaggenmast' bedraagt ten hoogste 5 m;
- f. de oppervlakte van de mestplaat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestplaat' bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
- g. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' bedraagt ten hoogste 15 m;
- h. de bouwhoogte van een hoogzit bedraagt ten hoogste 8 m;
- i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van het beheer en het onderhoud, een schuilhut of informatievoorziening van de terreinen, met inachtneming van het volgende:
- a. het gebouw dient noodzakelijk te zijn voor het beheer en onderhoud, een schuilhut of informatievoorziening;
- b. de oppervlakte per gebouw bedraagt ten hoogste 50 m²;
- c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 m;
- d. de bestaande natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Recreatie - Dagrecreatie
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. lig-, speel- en groenvoorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': uitsluitend een volkstuincomplex;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;
met daaraan ondergeschikt:
- d. evenementen;
- e. een rustpunt;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'pad': tevens een calamiteitenpad.
18.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' tevens gebouwen mogen worden gebouwd met dien verstande dat per volkstuincomplex met een oppervlakte van ten minste 1 ha ten hoogste 1 niet voor bewoning bestemd gebouw met een oppervlak van 25 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m is toegestaan;
- c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 onder a ten behoeve van de bouw van een beheergebouw en een tweede toiletgebouw met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m en een gezamenlijk oppervlak van ten hoogste 20 m².
18.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. de kavelgrootte per volkstuintje bedraagt ten hoogste 300 m²
- b. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 2 per jaar.
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Recreatie - Verblijfsrecreatie
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kta': een kampeerterrein voor niet permanent te bewonen recreatiewoningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktb': een kampeerboerderij alsmede voor een kampeerterrein voor kampeermiddelen met bijbehorende sanitaire voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer en horeca als ondergeschikte functie;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktc': een vakantiepark met zomerhuizen, kampeermiddelen en bijbehorende voorzieningen zoals een receptiegebouw, sanitaire voorzieningen, een restaurant, een disco, sport- en spelvoorzieningen en een zwembad;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktd': een natuurkampeerterrein voor uitsluitend mobiele kampeermiddelen en bijbehorende sport- en speelvoorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kte': een natuurkampeerterrein met ten hoogste 25 standplaatsen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktf': een kampeerterrein voor ten hoogste 70 kampeerplaatsen, 6 chalets en 2 trekkershutten met de bij het kampeerterrein behorende voorzieningen ten dienste van het kampeerterrein zoals een recreatieruimte, landwinkel, sanitairruimte, een onderhoudsruimte en horeca uit categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten alsmede een bistro en restaurant (zonder bezorg- en of afhaalservice), met dien verstande dat de trekkershutten en chalets uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershutten en chalets';
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kamphuis': een kamphuis;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoning 1': een recreatiewoning;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershutten': tevens een trekkershut met dien verstande dat in totaal 2 trekkershutten zijn toegestaan;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij': een kampeerboerderij;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': uitsluitend een solitaire recreatiewoning;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voormalige bedrijfsbebouwing': voormalige bedrijfsbebouwing;
- n. een rustpunt;
- o. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, verhardingen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en water.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag ten dienste van de bestemming worden gebouwd en gelden de volgende regels.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.4 Specifieke gebruiksregels
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kte' en 'specifieke vorm van recreatie - ktf' zijn stacaravans en woonwagens niet toegestaan;
- b. kampeerterreinen dienen bedrijfsmatig geëxploiteerd te worden;
- c. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ktf' uitsluitend geparkeerd mag worden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.
19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Sport
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld': uitsluitend sportvoorzieningen in de vorm van een samenhangend complex van voorzieningen voor veldsporten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'manege': uitsluitend een manege met daarbij behorende voorzieningen zoals tredmolens en buitenrijbanen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondendressuurterrein': uitsluitend een hondendressuurterrein met bijbehorende voorzieningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - voormalige bedrijfsbebouwing': voormalige bedrijfsbebouwing;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;
met daaraan ondergeschikt:
- f. evenementen;
- g. horeca;
met dien verstande dat:
- h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan.
20.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. bouwwerken, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en lichtmasten, dienen binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming te worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt:
- 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing, niet zijnde de bedrijfswoning is in geen geval toegestaan;
- 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
- 3. het gebruik van kassen, anders dan hobbykassen is in geen geval toegestaan;
- 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien en voor zover sloop van legaal opgerichte landschapsontsierende gebouwen heeft plaatsgevonden; hierbij geldt het volgende:
- indien er sprake is van sloop tot 250 m² mag het gesloopte oppervlak teruggebouwd worden;
- indien er sprake is van sloop van meer dan 250 m² mag te allen tijde 250 m² teruggebouwd worden;
- van het gesloopte oppervlak boven 250 m² mag ten hoogste 1/3 worden teruggebouwd met dien verstande dat het maximum oppervlak dat wordt teruggebouwd nooit meer bedraagt dan 850 m².
- c. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. inhoud/ oppervlak | max. goot- hoogte | max. bouw- hoogte | dakhelling min./ max. | ||
bedrijfswoningen (inclusief aan- en uitbouwen) | één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven | 750 m³ | 4,5 m | 10 m | 30/- | |
bijgebouwen en overkappingen | - | 100 m² | 3 m | 6 m | 20°/55° | |
bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'manege' | - | bestaand* | bestaand* | bestaand* | 12°/55° | |
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - voormalig bedrijfsbebouwing' | - | bestaand* | bestaand* | bestaand* | bestaand* | |
overige bedrijfsgebouwen | - | bestaand* | bestaand* | bestaand* | bestaand* | |
lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'manege' | - | - | - | 6 m | ||
overige lichtmasten | - | - | - | 16 m | - | |
ballenvangers | - | - | - | 7 m | - | |
erf- of terreinaf- scheidingen: - voor de voorgevel - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 2 m | - | |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | 3 m | - |
- = Niet van toepassing.
* = Zoals legaal aanwezig op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. concoursen of andere sterk verkeersaantrekkende activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'manege' zijn ten hoogste 2 maal per jaar toegestaan;
- b. het aantal evenementen bedraagt ten hoogste 5 per jaar.
Artikel 21 Verkeer
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein;
- c. de instandhouding van de ter plaatse, bovengronds en ondergronds, aanwezige historische objecten zoals opgenomen in bijlage 7;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, verkeers- en informatieborden, parkeervoorzieningen, kunstobjecten , tunnelbakken, tunnels, taluds, viaducten, bruggen, duikers, faunapassages, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, groen en water.
21.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. de inhoud van een gebouw bedraagt ten hoogste 25 m³;
- c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 15 m;
- e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 22 Verkeer - Railverkeer
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, bruggen, taluds en spoorwegovergangen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, nutsvoorzieningen, (ontsluitings)wegen en water.
22.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend seinhuisjes, transformatorstations, onderstations, schakelstations, relaishuisjes, wachtruimtes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. de oppervlakte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 150 m² per gebouw;
- c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 4,5 m;
- d. de bouwhoogte van masten en portalen bedraagt ten hoogste 10 m;
- e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 23 Water
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. verkeer te water;
- c. oeverstroken;
- d. schouwpaden;
- e. extensieve dagrecreatie;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water ten behoeve van waterberging en waterhuishouding en bruggen.
23.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 24 Wonen
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen, daaronder begrepen kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuis': een landgoed met een landhuis en bijbehorende gebouwen en terreinen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - tentenverhuur, tentenwas- en tentenreparatiebedrijf': tevens een tentenverhuur, tentenwas- en tentenreparatiebedrijf;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – klussenbedrijf': tevens een dienstverlenend bedrijf voor akker- en/of tuinbouw met een bedrijfsoppervlak van max 500 m2, stratenmaken en algemene burgerlijke en utiliteitsbouw;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing': voormalige bedrijfsbebouwing;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak': uitsluitend een paardenbak;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': tevens een hobbymatige paardenhouderij;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - mini-camping': tevens een mini-camping met dien verstande dat ter plaatse van het perceel Molenweg 7 te Olst in totaal maximaal 25 plaatsen zijn toegestaan;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logies': tevens logies tot een maximum van 14 personen;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - logeerhuis': tevens een logeerhuis met bijbehorende dag- en logeeropvangactiviteiten;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens maatschappelijke voorzieningen;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom': behoud en bescherming van monumentale bomen;
- m. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en paardenbakken;
- n. kleinschalig kamperen ter plaatse van het adres Lierderholthuisweg 9 te Wijhe, tot maximaal 15 kampeermiddelen;
met daaraan ondergeschikt:
- o. de in tabel 23.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
- p. kleinschalig kamperen ter plaatse van de adressen zoals opgenomen in bijlage 8;
- q. bed & breakfast;
- r. een rustpunt;
- s. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor;
- t. ter plaatse van de aanduiding 'atelier': tevens een atelier;
- u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - re-integratiebureau': tevens een re-integratiebureau;
- v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - plattelandskamer': tevens een plattelandskamer met dien verstande dat maximaal 1 plattelandkamer is toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - twee plattelandskamers' maximaal 2 plattelandkamer zijn toegestaan;
- w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - reclame- en interieurdesignbureau': tevens een bureau op het gebied van reclame, belettering en interieurdesign tot een omvang van 173 m²;
- x. ter plaatse van de aanduiding 'museum': tevens een museum;
- y. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - schoonheidssalon': tevens een schoonheidssalon;
met dien verstande dat:
- z. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten – woning' is een woning niet toegestaan.
Tabel 23.1 Nevenfuncties die bij recht zijn toegestaan
nevenfunctie | maximaal aantal m² | |
gronden in gebruik voor nevenfunctie | bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie | |
verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten | - | 100 |
inpandige opslag en stalling | - | 500 |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) | - | 200 |
kano-, boot- of fietsenverhuur | - | 100 |
- = niet van toepassing.
24.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat paardenbakken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
- c. bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevel gebouwd worden, met uitzondering van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' en met dien verstande dat:
- 1. ter plaatse van het perceel G.J. Kappertweg 2 in Wesepe bijgebouwen ook gelijk met de voorgevel gebouwd mogen worden;
- 2. ter plaatse van de percelen Kappeweg 12 in Wijhe, Bremmelerstraat 13 in Wijhe en De Wellenberg 2 in Wijhe bijgebouwen ook gelijk of voor de voorgevel gebouwd mogen worden;
- d. de afstand tussen de woning en het bijgebouw bedraagt ten hoogste 20 m, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 3';
- e. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aaneengebouwd te zijn;
- f. verder geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak | max. inhoud | max. oppervlak | min./max. goothoogte | max. bouw- hoogte | dakhelling min./max. | ||
woningen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuis' | één | 2.018 m³ | - | -/4,5 m | 10 m | 20°/55°* | |
woningen (inclusief bijgebouwen, overkappingen en aan- en uitbouwen) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – achtererf' | 4 | in totaal 5.500 m³ | - | 2,5 /5 m | 10 m | 25º/30º* | |
overige woningen | één, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven | 750 m³, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven | - | -/4,5 m | 10 m | 20º/55º* | |
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig bedrijfsbebouwing' | - | bestaand* | bestaand* | -/bestaand* | bestaand* | bestaand* | |
aan- en uitbouwen bij woningen | - | max. inhoud woning ** | nvt, tenzij middels een aanduiding anders is aangegeven | -/3 m | 6 m | 20º/55º* | |
overige bijgebouwen en overkappingen | - | - | 100 m² | -/3 m | 6 m | 20º/55º* | |
lichtmasten ten behoeve van paardenbakken | - | - | - | - | 6 m | - | |
paardenbakken en lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' | - | - | bestaand* | - | bestaand* | - | |
erf- of terreinaf- scheidingen: - voor de voorgevel - overige plaatsen | - | - | - | - | 1 m 2 m | - | |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | - | 3 m | - |
- Niet van toepassing
* Niet van toepassing voor platte, ondergeschikte bouwdelen
** Inhoud van aan- en uitbouwen bij woningen dient te worden meegerekend bij het bepalen van de inhoud van de woning, waarvoor de onder f genoemde maximale inhoudsmaten gelden.
met dien verstande dat:
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 1' in afwijking van bovenstaand schema de inhoud van de woning ten hoogste 1.420 m³ bedraagt, de goothoogte ten hoogste 3,00 m bedraagt en de bouwhoogte ten hoogste 6,00 m bedraagt;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 2' in afwijking van bovenstaand schema de inhoud van de woning ten hoogste 1.510 m³ bedraagt, de goothoogte ten hoogste 3,00 m bedraagt en de bouwhoogte ten hoogste 6,20 m bedraagt;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 1' en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 2' in afwijking van 24.2 c en d bijgebouwen en overkappingen uitsluitend binnen het bouwvlak zijn toegestaan;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 3' in afwijking van bovenstaand schema dat:
- 1. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal 250 m2 mag bedragen;
- k. voor de reeds bestaande bijgebouwen boven de 100 m² het volgende geldt:
- 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
- 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
- 3. het gebruik van kassen, anders dan hobbykassen is in geen geval toegestaan;
- 4. van het bepaalde onder 2 kan eenmalig worden afgeweken indien bebouwing boven de 100 m², niet zijnde de woning, wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlak van de nieuw op te richten bebouwing ten hoogste 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 250 m²;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt:
- 1. het uitbreiden van bestaande bebouwing, niet zijnde de voormalige bedrijfswoning is in geen geval toegestaan;
- 2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
- 3. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan.
- m. de tweede woning ter plaatse van het perceel Leugenshorst 3, Wijhe is uitsluitend toegestaan in de karakteristieke bebouwing zoals opgenomen in bijlage 4;
- n. in afwijking van het bepaalde in a tot en met c gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – achtererf' de volgende regels:
- 1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en/of terreinafscheidingen, dienen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming te worden gebouwd;
- 2. de gevels van de op te richten gebouwen aan de noordzijde van het bouwvlak dienen uitsluitend in de gevellijn te worden gebouwd;
- 3. de goothoogte van de naar buiten gekeerde rand van de gebouwen, richting het landschap, dient ten minste 2,5 m en ten hoogste 3,0 m te bedragen;
- 4. de goothoogte van de op het erf georiënteerde rand van de gebouwen dient ten minste 3,0 m en ten hoogste 5,0 m te bedragen;
- o. in afwijking van het bepaalde in a tot en met c gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – voorerf' de volgende regels:
- 1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van bijgebouwen en erf- en/of terreinafscheidingen, dienen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming te worden gebouwd;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – voorerf' dienen bijgebouwen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van de woning te worden gebouwd;
- p. in afwijking van bovenstaand schema geldt ter plaatse van het perceel Dingshof 7-7a, Olst dat ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de bestaande goot- en bouwhoogten alsmede de bestaande kapvorm dienen te worden gehandhaafd;
- q. in aanvulling op bovenstaand schema geldt ter plaatse van het perceel Boerlestraat 15-15a, Wijhe dat maximaal vier vrijstaande woningen zijn toegestaan;
- r. in aanvulling op het bepaalde onder a en in afwijking van bovenstaand schema geldt ter plaatse van het perceel IJsseldijk 95, Welsum dat:
- 1. woningen binnen een bouwvlak met de aanduiding 'karakteristiek' uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mogen worden gebouwd;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', in afwijking van bovenstaand schema, de bestaande goot- en bouwhoogten alsmede de bestaande kapvorm dienen te worden gehandhaafd;
- s. in afwijking van en aanvullend op bovenstaand schema geldt ter plaatse van het perceel Hamelweg 16, Wijhe dat het aanwezig bijgebouw dat in bijlage 57 Inrichtingsplan is aangeduid als 'Schuur + Bijgebouw inpandig in schuur' naar aard en afmeting aanwezig blijven binnen de woonbestemming;
- t. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' zijn bijgebouwen niet toegestaan;
- u. in afwijking van bovenstaand schema geldt dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij een woning ten hoogste:
- 1. 265 m² mag bedragen ter plaatse van het perceel Wechterholt 35, Wijhe;
- 2. 250 m² mag bedragen ter plaatse van het perceel Hamelweg 20, Wijhe;
- 3. 115 m² mag bedragen ter plaatse van het perceel Oude Deventerweg 2a, Olst;
- 4. de bestaande oppervlakte mag bedragen ter plaatse van het perceel Dingshofweg 7-7a.
- v. in afwijking van bovenstaand schema geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Bremmelerstraat 13' voor de voormalige agrarische bedrijfswoning en de kapschuur de volgende regels;
max. aantal per bouwvlak | max. inhoud | max. oppervlak | min./max. goothoogte | max. bouw- hoogte | dakhelling min./max. | |
de voormalige agrarische bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Bremmelerstraat 13', conform bijlage 59 inrichtings- en beplantingsplan | - | bestaand * | bestaand * | -/ bestaand* | bestaand * | bestaand * |
de kapschuur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Bremmelerstraat 13', conform bijlage 59 inrichtings- en beplantingsplan | één, binnen de woonbestem-ming van de voormalige bedrijfswoning | - | bestaand* als extra m2 boven de toegestane 100 m2 | -/ bestaand* | bestaand * | bestaand * |
24.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' kunnen nadere eisen gesteld worden aan de situering en/of de lengte-breedteverhouding van nieuw te bouwen bebouwing en de nokrichting van de kappen van gebouwen, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situatie van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het karakteristieke pand te verzekeren.
24.4 Afwijken van de bouwregels
24.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 50% van de totale oppervlakte aan gebouwen met een maximum van 850 m² en mag er niet meer dan 5.000 m² aan onbebouwde gronden in gebruik worden genomen;
- b. bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning;
- c. het aantal slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast bedraagt ten hoogste 10;
- d. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaande bebouwing;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tentenverhuur, tentenwas- en tentenreparatiebedrijf' bedraagt de maximale oppervlakte in gebruik voor de opslag van tenten ten hoogste 700 m²;
- f. de vloeroppervlakte ten behoeve van kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis bedraagt ten hoogste 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m²;
in het kader van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en detailhandel toegestaan.
24.6 Afwijken van de gebruiksregels
24.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
24.8 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 25 Wonen - Woonwagenstandplaats
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonwagenstandplaats voor 1 woonwagen daaronder begrepen kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
25.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. verder geldt het volgende:
max. aantal | max. oppervlak | max. goothoogte | max. bouwhoogte | |
standplaatsen | 4 per bouwvlak | - | - | |
woonwagen | 1 per standplaats | 100 m² | 3,5 m | 5 m |
bebouwing ten behoeve van sanitaire voorzieningen, beheer, onderhoud en bergingen | - | 30 m² per standplaats | 3 m | 4 m |
erf- of terreinafscheidingen: - voor de voorgevel - overige plaatsen | - | - | - | 1 m 2 m |
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | - | - | 2 m |
- = Niet van toepassing
25.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. per standplaats is ten hoogste 1 onderkomen of 1 woonwagen toegestaan;
- b. buitenopslag is niet toegestaan.
Artikel 26 Leiding - Gas - 1
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas - 1' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en
instandhouding van ondergrondse hogedruk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
26.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in lid 26.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
26.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
- b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.
26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 27 Leiding - Hoogspanningsverbinding
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 110 kV.
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
27.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 27.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 50 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 27.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 28 Leiding - Riool
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een rioolwatertransportleiding.
28.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 28.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 28.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 29 Leiding - Water
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een waterleiding.
29.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 29.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
29.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 29.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 30 Waarde - Archeologie - 1
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een hoge archeologische verwachting.
30.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 30.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 31 Waarde - Archeologie - 2
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een middelhoge archeologische verwachting.
31.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 31.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 5.000 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm of dieper dan 120 cm indien de gronden zijn voorzien van de maatvoeringaanduiding 'diepte' en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 32 Waarde - Archeologie - 3
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden op terreinen van de Archeologische Monumenten Kaart die aangewezen zijn als terrein van hoge tot zeer hoge archeologische waarde.
32.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 32.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk dat kan worden geplaatst zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm of dieper dan 120 cm of dieper indien de gronden zijn voorzien van de maatvoeringaanduiding 'diepte' (zoals diepploegen) en ontginnen.
32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 33 Waarde - Archeologie - 4
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor het behoud en de bescherming van beschermde archeologische monumenten.
33.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 33.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
Artikel 34 Waarde - Landschap - 1
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van waarden die samenhangen met de essen, te weten:
- a. openheid;
- b. reliëf;
met dien verstande dat:
- c. omschakeling naar fruit- en sierteelt en boomkwekerij zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.1, artikel 4 lid 4.1 en artikel 5 lid 5.1 op gronden met deze dubbelbestemming niet is toegestaan.
34.2 Bouwregels
Met betrekking tot het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden in afwijking van artikel 3, 4 en 5 de volgende regels:
- a. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.2 onder b en e op gronden met deze dubbelbestemming zijn niet toegestaan;
- b. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zoals opgenomen in de bevoegdheid tot afwijken in artikel 4 lid 4.4.4 en artikel 5 lid 5.4.4 op gronden met deze dubbelbestemming zijn niet toegestaan;
- c. de realisatie van nieuwe bouwvlakken zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3 lid 3.9.1 en artikel 4 lid 4.9.1 op gronden met deze dubbelbestemming zijn niet toegestaan;
- d. bouwvlakvergroting zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.9.2, artikel 4 lid 4.9.2 en artikel 5 lid 5.9.1 is op gronden met deze dubbelbestemming niet toegestaan;
- e. omschakeling naar de bestemming Agrarisch zoals opgenomen in artikel 6 lid 6.6.2 en artikel 24 lid 24.8.1 is op gronden met deze dubbelbestemming niet toegestaan.
34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 35 Waarde - Landschap - 2
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - bestemd voor behoud, versterking en ontwikkeling van waarden die samenhangen met de kommen, te weten:
- a. openheid;
met dien verstande dat:
- b. omschakeling naar fruit- en sierteelt en boomkwekerij zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.1, artikel 4 lid 4.1 en artikel 5 lid 5.1 op gronden met deze dubbelbestemming niet is toegestaan, met uitzondering van omschakeling op de gronden met de aanduiding 'kas' of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - regenkappen'.
35.2 Bouwregels
Met betrekking tot het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden in afwijking van artikel 3 , 4 en 5 de volgende regels:
- a. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.2 onder b en e op gronden met deze dubbelbestemming niet zijn toegestaan; deze bepaling is niet van toepassing op de gronden met de aanduiding 'kas' of de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - regenkappen' ;
- b. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zoals opgenomen in de bevoegdheid tot afwijken in artikel 4 lid 4.4.4 en artikel 5 lid 5.4.4 op gronden met deze dubbelbestemming niet zijn toegestaan;
- c. de realisatie van nieuwe bouwvlakken voor fruit-, sierteelt- en boomkwekerij, zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3, lid 3.9.1 en artikel 4, lid 4.9.1 op gronden met deze dubbelbestemming niet is toegestaan;
- d. omschakeling naar de bestemming Agrarisch zoals opgenomen in artikel 6 lid 6.6.2 en artikel 24 lid 24.8.1 op gronden met deze dubbelbestemming is niet toegestaan.
35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 36 Waterstaat - Intrekgebied
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Intrekgebied aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor functies die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening.
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
36.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van ten hoogste 2 m;
- 2. bebouwing ten behoeve van de waterleidingmaatschappij;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- c. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op gronden voorzien van een bouwvlak.
36.3 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 36.1 teneinde in intrekgebieden ook nieuwe niet-risicovolle en grote risicovolle functies toe te staan, mits daarbij wordt voldaan aan het stand still-principe.
- b. In afwijking van het bepaalde onder a kunnen nieuwe grote of grootschalige risicovolle functies in grondwaterbeschermingsgebieden en nieuwe grootschalige risicovolle functies in intrekgebieden alleen worden toegestaan als dit noodzakelijk is vanuit een zwaarwegend maatschappelijk belang, waarvoor redelijke alternatieven ontbreken en mits voldaan wordt aan het stap vooruit-principe.
Artikel 37 Waterstaat - Waterbergingsgebied
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de instandhouding van primaire watergebieden.
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
37.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 37.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- d. het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing op gronden voorzien van een bouwvlak.
37.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 37.2 onder c. Van de bevoegdheid tot afwijken wordt gebruikgemaakt, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen, het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en de wateropvang niet belemmerd wordt. Alvorens het gebruikmaken van de bevoegdheid tot afwijken wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij het waterschap omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van het waterbergingsgebied niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 38 Waterstaat - Waterkering
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de aanleg, het onderhoud, het beheer en de verbetering van (hoofd)waterkeringen, alsmede voor de afvoer van water, sediment en ijs, de waterhuishouding en/of verkeer te water met de daarbij behorende voorzieningen.
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
38.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 38.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- d. het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing op gronden voorzien van een bouwvlak.
38.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 38.2 onder c. Van de bevoegdheid tot afwijken wordt gebruikgemaakt, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens het gebruikmaken van de bevoegdheid tot afwijken wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 39 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 40 Algemene Bouwregels
40.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing;
- d. het bepaalde onder a, b en c is niet van toepassing indien gebruikgemaakt wordt van de saneringsregeling zoals opgenomen in:
- 1. artikel 6, lid 6.2 sub d4;
- 2. artikel 20, lid 20.2 sub b4;
- 3. artikel 24, lid 24.2 sub l4.
- e. Het bepaalde onder a, b en c geldt niet voor de te slopen bebouwing, zoals opgenomen in de in bijlagen 12, 13 en 14 opgenomen sloopopgave.
40.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
40.3 Herbouw (bedrijfs)woningen
In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt dat algehele herbouw van (bedrijfs)woningen uitsluitend mag plaatsvinden op of binnen de bestaande funderingen.
40.4 Parkeren
40.5 Voorwaarde voor omgevingsvergunning
Artikel 41 Algemene Gebruiksregels
41.1 Algemeen
- a. Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
- b. Het gebruik van plattelandskamers voor permanente bewoning is niet toegestaan.
- c. Het gebruik van recreatieverblijven voor permanente bewoning is niet toegestaan.
- d. Het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning is niet toegestaan.
- e. Prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.
41.2 Parkeren
41.3 Voorwaardelijke verplichtingen
Artikel 42 Algemene Aanduidingsregels
42.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' de volgende regels:
- a. de gronden zijn bestemd voor functies die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening en de bescherming van de bodem- en de (grond)waterkwaliteit ten behoeve van drinkwatervoorziening;
- b. op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van ten hoogste 2 m;
- 2. bebouwing ten behoeve van de waterleidingmaatschappij;
- c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b teneinde in grondwaterbeschermingsgebieden:
- 1. ook nieuwe niet-risicovolle functies toe te staan, mits daarbij wordt voldaan aan het stand still-principe;
- 2. nieuwe grote of grootschalige risicovolle functies in grondwaterbeschermingsgebieden worden toegestaan als dit noodzakelijk is vanuit een zwaarwegend maatschappelijk belang, waarvoor redelijke alternatieven ontbreken en mits voldaan wordt aan het stap-vooruit-principe.
- d. omschakeling naar fruit- en sierteelt en boomkwekerij zoals opgenomen in artikel 3 lid 3.1 en artikel 4 lid 4.1 op gronden met deze aanduiding is niet toegestaan;
- e. de realisatie van nieuwe bouwvlakken voor fruit-, sierteelt- en boomkwekerij zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3 lid 3.9.1 en artikel 4 lid 4.9.1 op gronden met deze aanduiding is niet toegestaan.
42.2 milieuzone - waterwingebied
In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' de volgende regels:
- a. de gronden zijn bestemd voor puttenvelden ten dienste van de openbare drinkwaterwinning met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en openbare terreinen;
- b. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming;
- c. het oppervlak van ieder gebouw bedraagt ten hoogste 50 m²;
- d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
- e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m;
- f. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder b tot en met e indien strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik en niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
42.3 vrijwaringszone- molenbiotoop
Artikel 43 Algemene Afwijkingsregels
43.1 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 41.1 ten behoeve van het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw/bedrijfsgebouw als afhankelijke woonruimte of nieuw te plaatsen woonunit, met inachtneming van het volgende:
- a. een afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
- b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- c. de afhankelijke woonruimte is gesitueerd binnen het bouwvlak en voldoet aan de regels inzake bijgebouwen, met dien verstande dat de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer dan 75 m² bedraagt;
- d. een afhankelijke woonruimte heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen;
- e. indien er op het perceel geen geschikt bijgebouw aanwezig is, is op grond van doelmatigheidsmotieven het plaatsen van een tijdelijke woonunit toegestaan;
- f. tijdelijke woonunits mogen op of aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd worden;
- g. de tijdelijke woonunit dient landschappelijk ingepast te worden;
- h. een verzoek om afwijking wordt voorgelegd aan een deskundige met de vraag of aan het bepaalde onder a wordt voldaan.
43.2 Vergroten inhoudsmaat Sallandse boerderijvorm en karakteristieke panden
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 ten behoeve van de vergroting van de inhoudsmaat van Sallandse boerderijen en karakteristieke panden met inachtneming van het volgende:
- a. de maximum inhoud van 750 m³ overschreden mag worden indien er sprake is van het betrekken van een deel bij de woning;
- b. de bestaande afmetingen van dat gebouw mogen niet worden vergroot;
- c. in geval van een Sallandse boerderij dient de Sallandse boerderijvorm in stand te worden gehouden;
- d. in geval van een karakteristiek pand dient de karakteristieke hoofdvorm in stand te worden gehouden.
43.3 Afwijkingsregels voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 40.3 ten behoeve van de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande funderingen met inachtneming van het volgende:
- a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
- b. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
- c. de nieuwe (bedrijfs)woning mag niet worden gerealiseerd op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
- d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
- e. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
- f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
- g. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
- h. de nieuwe situatie dient stedenbouwkundig aanvaardbaar zijn, wat aangetoond dient te worden middels een inrichtingsplan.
43.4 Kleinschalige windenergie
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 ten einde de realisatie van windenergie mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende:
- a. bouwwerken ten behoeve van de realisatie van windenergie is uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak;
- b. per bouwvlak is ten hoogste 1 bouwwerk voor de realisatie van windenergie toegestaan;
- c. de hoogte van een bouwwerk voor de realisatie van windenergie bedraagt ten hoogste 25 m.
43.5 Andere landschapsmaatregelen IJsseldijk 95, Welsum
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 41.3.51, indien in plaats van de landschapsmaatregelen, zoals opgenomen in het 'Inrichtingsplan' in bijlage 64, andere landschapsmaatregelen wordt getroffen, met dien verstande dat:
- a. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in het 'Inrichtingsplan' in bijlage 64 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het 'Inrichtingsplan' in bijlage 64 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
- b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
- c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
Artikel 44 Algemene Wijzigingsregels
44.1 Woningsplitsing karakteristieke panden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde het toestaan van extra woningen in monumenten en karakteristieke panden die hoofdgebouwen zijn, met inachtneming van het volgende:
- a. woningsplitsing is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' en ter plaatse van een monumentaal hoofdgebouw;
- b. de aanduiding 'karakteristiek' dient opgenomen te zijn omdat het blijkens bijlage 3, 4, 5 of 6 een karakteristiek hoofdgebouw betreft of er dient sprake te zijn van een gemeentelijk monument of rijksmonument;
- c. woningsplitsing is niet toegestaan op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
- d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
- e. er wordt daadwerkelijk bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden;
- f. de karakteristieke en cultuurhistorische waarde van deze panden wordt niet aangetast;
- g. woningsplitsing in twee woningen is uitsluitend toegestaan als de inhoud van het te splitsen pand meer dan 1.000 m³ bedraagt;
- h. woningsplitsing in 3 woningen is uitsluitend toegestaan als de inhoud van het te splitsen pand meer dan 1.500 m³ bedraagt;
- i. ter plaatse van de gesplitste woning dient de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat de woning aaneengebouwd is en dient te blijven;
- j. het gebruik vindt plaats binnen het bestaande bouwvolume, uitbreiding van bebouwing of het vergroten van de inhoud is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het hoofdgebouw – zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting – behouden blijft;
- k. in afwijking van het bepaalde onder j mag de bestaande inhoudsmaat met maximaal 5% worden vergroot ten behoeve van dakkapellen en soortgelijke voorzieningen;
- l. bij het wijzigingsplan kunnen beperkingen worden gesteld aan de oppervlakte van bijgebouwen bij de nieuwe woning;
- m. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
- n. woningsplitsing is uitsluitend mogelijk indien het erf op een adequate wijze landschappelijk ingepast wordt.
44.2 Realisatie woning in een karakteristiek bijgebouw
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde het toestaan van een extra woningen in een karakteristiek gebouw of monument dat niet is aangebouwd aan de (voormalige) bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:
- a. het realiseren van een woning in een bijgebouw is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' en ter plaatse van een monumentaal pand;
- b. de aanduiding 'karakteristiek' dient opgenomen te zijn omdat het blijkens bijlage 3, 4, 5 of 6 een karakteristiek bijgebouw betreft of er dient sprake te zijn van een gemeentelijk monument of rijksmonument;
- c. de realisatie van een woning in een bijgebouw, gelegen op gronden binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding is niet toegestaan;
- d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
- e. er wordt daadwerkelijk bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze gebouwen;
- f. de karakteristieke en cultuurhistorische waarde van deze gebouwen wordt niet aangetast;
- g. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
- h. extra woningen in een karakteristiek gebouw of monument dat niet is aangebouwd aan de (voormalige) bedrijfswoning uitsluitend mogelijk indien het erf op een adequate wijze landschappelijk ingepast wordt;
met dien verstande dat:
- i. het gebruik plaatsvindt binnen het bestaande bouwvolume; uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan waardoor het uitwendige karakter van het bijgebouw – zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting – behouden blijft;
- j. bij het wijzigingsplan beperkingen kunnen worden gesteld aan de oppervlakte van bijgebouwen bij deze nieuwe woning.
44.3 Waarde archeologie
Burgemeester en wethouders kunnen één of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde -Archeologie - 1, Waarde - Archeologie - 2 , Waarde - Archeologie - 3 of Waarde - Archeologie - 4 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
44.4 Herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande funderingen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten de bestaande funderingen mogelijk te maken met inachtneming van het volgende:
- a. de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;
- b. de nieuwe situering van de (bedrijfs)woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
- c. de nieuwe (bedrijfs)woning mag niet worden gerealiseerd op gronden gelegen binnen 50 m ten opzichte van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
- d. het bepaalde onder c is niet van toepassing indien uit berekeningen blijkt dat het jaargemiddelde magneetveld voldoet aan de normen;
- e. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
- f. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.
Artikel 45 Overige Regels
45.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
45.2 Relatie
Ter plaatse van de aanduiding 'relatie' zijn 2 of meer bouwvlakken gekoppeld en gelden de volgende regels:
- a. voor de toepassing van:
- 1. gebruiksregels;
- 2. bouwregels;
- 3. afwijkingsbevoegdheden;
- 4. wijzigingsbevoegdheden;
worden de gekoppelde bouwvlakken als één bouwvlak aangemerkt;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing indien de betreffende regel voortvloeit uit de op het bouwvlak opgenomen aanduiding.
45.3 Verwijzing naar adressen
De adressen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen betreffen de adressen, zoals deze op de verbeelding zijn terug te vinden ten tijde van de vaststelling van het plan.
45.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 46 Overgangsregels
46.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
46.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 47 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voor het buitengebied van de gemeente Olst-Wijhe is door de raad op 21 mei 2012 het bestemmingsplan 'Buitengebied Olst-Wijhe' vastgesteld. Sindsdien zijn er enkele wijzigingen en herzieningen doorgevoerd, zijn er enkele omissies geconstateerd en is er sprake van gewijzigde wetgeving en nieuw ruimtelijk beleid. De gemeente Olst-Wijhe is daarom voornemens om opnieuw het gehele buitengebied in één bestemmingsplan te vervatten waarin de omissies worden hersteld, gewijzigde wetgeving en geldend ruimtelijk beleid zijn verwerkt en de tussentijdse wijzigingen, verleende omgevingsvergunningen met afwijkingen en herzieningen zijn verwerkt. Met voorliggend plan gaat voor het gehele buitengebied hetzelfde juridisch toetsingskader gelden, waarbij wordt opgemerkt dat enkele kleinschalige aanpassingen (bijv. omzetten voormalige agrarische bedrijfspercelen naar het feitelijke gebruik wonen) tevens zijn meegenomen.
Het bestemmingsplan maakt, met uitzondering van de hiervoor genoemde kleinschalige aanpassingen, geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk die in de bestaande situatie nog niet aanwezig zijn of waarvoor anderszins een planologische procedure is doorlopen. Wijzigingen die tussentijds hebben plaatsgevonden, bijvoorbeeld doordat hiervoor van het geldende bestemmingsplan is afgeweken, zijn wel meegenomen in het plan. Het bestemmingsplan heeft dan ook een overwegend conserverend karakter.
Overigens betekent dit niet dat het bestemmingsplan geen enkele ontwikkeling mogelijk maakt. Kleinschalige ontwikkelingen blijven op basis van het bestemmingsplan wel mogelijk. Het zal dan bijvoorbeeld gaan om het bieden van mogelijkheden om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de bouw- en gebruiksregels en wijzigingsbevoegdheden.
1.2 Begrenzing Plangebied
De gemeente Olst-Wijhe ligt in Salland. De gemeente heeft een oppervlakte van circa 11.838 hectare en grenst aan de gemeenten Zwolle, Heerde, Epe, Voorst, Deventer en Raalte.
Het plangebied beslaat het totale buitengebied van de gemeente Olst-Wijhe. De verschillende kernen (Olst, Wijhe, Boskamp, Wesepe, Den Nul en Boerhaar) en de uiterwaarden in de gemeente zijn buiten het plangebied gehouden. Hiervoor zijn afzonderlijke bestemmingsplannen opgesteld. Op figuur 1.1 is de situering van het plangebied weergegeven.
![]() |
Figuur 1.1 Situering van het plangebied |
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het 'Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe' bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding (tek.nr NL.IMRO.1773.BP2020001001-0301) en een renvooi;
- regels (met bijbehorende bijlagen).
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
1.4 Huidig Planologisch Regime
Binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is sprake van een groot aantal geldende bestemmings-/wijzigingsplannen en verleende vergunningen. Het voert te ver om alle geldende plannen en de daarin opgenomen bestemmingen toe te lichten. In onderstaand tabel zijn de meest van belangzijnde bestemmingsplannen en parapluplannen opgenomen. Voor een overzicht van alle partiële herzieningen en projectbesluiten (uitgebreide omgevingsvergunningen) die in voorliggend bestemmingsplan zijn verwerkt wordt verwezen naar bijlage 1 bij deze toelichting.
bestemmingsplan | vaststelling | |
Buitengebied Olst-Wijhe | 21 mei 2012 | |
Parapluplan archeologie | 28 april 2014 | |
Buitengebied eerste herziening | 8 september 2014 | |
Buitengebied tweede herziening | 16 oktober 2017 | |
Parapluplan Parkeren | 10 september 2018 |
Na inwerkingtreding van het voorliggend bestemmingsplan zullen alle geldende plannen, voor zover onderdeel uitmakend van het plangebied, en de daarin opgenomen bestemmingen komen te vervallen en worden vervangen door nieuwe bestemmingen.
1.5 Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op de planbeschrijving. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, de provincie Overijssel en de gemeente Olst-Wijhe beschreven. In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieuthema's de revue. In de hoofdstukken 6 en 7 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 gaat in op het vooroverleg en de inspraak.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Landschap
Het landschap van Salland is grofweg in tweeën te delen: het rivierenlandschap en het dekzandlandschap. Binnen deze tweedeling zijn vervolgens zeven deelgebieden onderscheiden. In deze paragraaf wordt de landschappelijke karakteristiek kort beschreven.
Het rivierengebied
Het rivierengebied bestaat uit een buitendijks en binnendijks gebied. Bij het buitendijks gebied horen de rivier de IJssel en uiterwaarden.
Binnen het rivierengebied zijn de volgende deelgebieden te onderscheiden:
- rivier en uiterwaarden;
- oeverwal;
- kommenlandschap.
Rivier en uiterwaarden
De rivieruiterwaarden van de IJssel vormen een aaneengesloten landschappelijk lint met een zeer uitgesproken aan de rivier gerelateerde karakteristiek. Zoals bij de meeste rivieruiterwaarden wijken de verkaveling, de openheid en de landschappelijke vormen sterk af van de aangrenzende oeverwal. Slechts op een paar plaatsen in de uiterwaarden is bebouwing aanwezig. De begrenzing door de rivierdijken versterkt de eenheid en herkenbaarheid van het deelgebied. De uiterwaarden zijn zeer gevarieerd. Over het algemeen zijn de uiterwaarden zeer open. De uiterwaarden zijn echter ruimtelijk meer verdicht waar deze worden beheerd als natuurreservaat, zoals bij de Duursche waarden, en op plekken waar rivierduinen aanwezig zijn, zoals bij Fortmond. De afgelopen jaren is met name gericht op het vergroten van de bergingscapaciteit van de uiterwaarden, het versnellen van de afvoer en het realiseren van nieuwe natuur. Het landschapsbeleid is gericht op het behouden en versterken van de landschappelijke karakteristiek.
Oeverwallen
De oostelijke en westelijke oever van de IJssel worden begeleid door oeverwallen van wisselende breedte. Het landschapspatroon van de oeverwallen wijkt vrij sterk af van dat van de uiterwaarden, met de dijk als vrij scherpe overgang. De oeverwallen vormen een 'oud' landschap met een kenmerkende onregelmatige verkaveling waar al heel lang bebouwing aanwezig is. De kernen Wijhe, Den Nul en Olst liggen op de oeverwal. Buiten de kernen is op veel plaatsen karakteristieke bebouwing aanwezig. Ten zuiden van Olst is het landschap vrij gesloten door de aanwezigheid van landgoederen. Ten noorden van Den Nul heeft de oeverwal een meer open karakter. Van oudsher kwamen op de oeverwal hoogstamboomgaarden voor, hiervan zijn er nog maar enkele overgebleven.
Het landschapsbeleid is gericht op het versterken van de ruimtelijke structuur en de eigen identiteit van de oeverwallen. Het gewenste landschapsbeeld bestaat uit een ruimtelijk verdicht 'mozaïek' met een relatief kleinschalige opbouw. Hierdoor zal het verschil in karakter tussen de meer verdichte oeverwallen en de open komgronden en uiterwaarden vergroot worden.
Komgebieden
Het komgebied van Salland ligt op de overgang van het rivierengebied naar het dekzandlandschap. Het gebied wordt gekarakteriseerd door een afwisseling tussen open lagere delen tegenover de beslotenheid van bochtige beplante wegen en boerderijen op de hogere oost-westgerichte ruggen (mengelgronden).
Het grootste gedeelte van de gemeente ligt binnen het kommenlandschap. Het betreft onder meer de Lierder- en Molenbroek en het gebied rondom de Soestwetering. Het landschap in de kommen is vlak, grootschalig en open. De verkavelingsstructuur in de komgebieden is rechtlijnig. De Soestwetering vormt een herkenbare landschappelijke drager die beide komgebieden met elkaar verbindt.
Het landschap van Salland wordt afwisselender en beter leesbaar wanneer de verschillen tussen de laaggelegen open gebieden en verdichte ruggen wordt versterkt. Het landschapsbeleid is gericht op behouden en versterken van deze karakteristiek.
Het zandgebied
Het zandgebied in Salland bestaat uit een afwisseling van oost-westgeoriënteerde dekzandruggen en -laagten met weteringen.
In het zandgebied in Salland zijn de volgende deelgebieden te onderscheiden:
- dekzandruggen;
- weteringenlandschap;
- dekzandvlaktes;
- dekzandlaagtes.
Dekzandruggen
De dekzandruggen binnen Salland zijn duidelijk te herkennen door de hoogteligging en ruimtelijke verdichting. Binnen de gemeente Olst-Wijhe komen dekzandruggen voor rondom Wesepe en bij Landgoed 't Nijenhuis. De agrarische delen van de dekzandruggen behoren tot het kampenlandschap. Deze delen hebben een halfopen tot besloten karakter. De gebieden kennen een sterke verwevenheid van diverse ruimtelijke elementen zoals bosjes, bebouwing, houtwallen en singels. Samen met de reliëfverschillen (essen) en open ruimtes is een gevarieerd gebied ontstaan van een besloten tot half open landschap, ook wel kampen- of hoevenlandschap genoemd.
Het landschapsbeleid is gericht op het versterken van de karakteristiek door de hoger gelegen ruggen ruimtelijk te verdichten. Nieuwe rode functies in het buitengebied (passend binnen bestaand beleid) zijn landschappelijk gezien het meest wenselijk op de ruggen onder de voorwaarde dat landschapselementen worden aangelegd. De wegen op de ruggen zijn beplant. Doorgaande structuren en de doorgaande wegen passen zich aan deze karakteristiek aan en zijn ter hoogte van de ruggen beplant.
Weteringenlandschap
Het weteringenlandschap ligt tussen de dekzandruggen in. De (gegraven) weteringen zijn de structuurdragers binnen dit landschapstype. Het betreft lager gelegen gebieden die voornamelijk open zijn.
De waterlopen worden waar mogelijk ontwikkeld tot brede moeras- en broeklandschappen met ruimte voor water en natte natuur. Het rationele karakter van de gegraven weteringen blijft behouden. Het landschapsbeleid is gericht op het behouden en versterken van de karakteristieken.
Dekzandvlaktes
De dekzandvlaktes vormen de oorspronkelijke overgang van het oude naar jonge dekzandlandschap. Het is oud dekzandlandschap dat onder sterke invloed stond van kwel uit de Sallandse heuvelrug. Het gebied is in de 20e eeuw ontgonnen, dit heeft geresulteerd in een uitgesproken ontginningslandschap. Het gebied ten (noord)oosten van Olst behoort tot dit landschapstype. Het ruimtelijk beeld van het gebied wordt voornamelijk bepaald door de karakteristieke lanen langs de wegen en de aanwezigheid van de landbouw. Het landschapsbeleid is gericht op het behouden en versterken van de karakteristieken.
Dekzandlaagtes
Dit deelgebied lijkt sterk op het deelgebied 'dekzandvlaktes', maar heeft een natter karakter: het betreft hier broekontginningen. Het verschil tussen dit deelgebied en 'dekzandvlaktes' is gelegen in de lagere ligging van de gronden langs de weteringen. De rechte lanen met de erven en de open ruimtes daartussen bepalen de hoofdstructuur van het landschap. Ten opzichte van de oudere ontginningen is het maaiveld relatief vlak. Bebouwing komt in dit deelgebied relatief weinig voor en ligt veelal op de randen van het gebied. De dekzandlaagtes zijn op dit moment waardevol landbouwgebied.
Bij ontwikkelingen op de erven is het wenselijk in te spelen op het nattere karakter van dit deelgebied door in de beplantingskeuze hierbij aan te sluiten. De opgaven vanuit natuur en water richten zich op het ontwikkelen van natuurlijke oevers direct langs de weteringen. Dit sluit aan bij het sterke functionele en agrarische karakter van het deelgebied.
2.2 Cultuurhistorie
De ligging ten opzichte van de IJssel is bepalend voor de cultuurhistorie in de gemeente Olst-Wijhe. Zo werd in de jaren '50 van de vorige eeuw de IJssellinie opgericht als verdedigingslinie tegen de dreiging vanuit het oostblok.
De IJssellinie in Olst-Wijhe maakt deel uit van een 120 kilometer lang en maximaal 10 kilometer breed obstakel in de vorm van onderwater gezet land (inundatie). Het plan bestond om de IJssel bij Olst af te sluiten met caissons die tot zinken zouden worden gebracht. Het gebied daarachter viel droog en door sluizen in de dijk zou het wassende water over de naastgelegen landerijen en dorpen stromen zodat een brede strook land onder water kwam te staan. Bij Olst werd een stuw gebouwd en werden zestig bunkers en kazematten opgetrokken en ingebetonneerde Shermantanks uit de Tweede Wereldoorlog in de IJsseldijken en in de op het land opgeworpen terpen geplaatst. In 1953 was de IJssellinie gereed. In 1965 werd begonnen met het afbreken van de inlaatsluizen in de dijk bij Olst en in 1968 werd de IJssellinie definitief opgeheven. In Olst bleven 32 bunkers over waarvan er enkele zijn gerenoveerd en opengesteld. Ook enkele kazematten zijn gerestaureerd. De Stichting De IJssellinie beheert het bunkercomplex en stelt zich ten doel het complex als toeristische attractie met een militair aspect te behouden.
Daarnaast vormen de landgoederen (zoals 't Nijenhuis, Spijkerbosch, Hoenlo, de Haere, Wijnbergen, Zorgvliet, Ossebosch en Boxbergen) een belangrijk onderdeel van de cultuurhistorie van het landschap. In het zandgebied bevinden zich daarnaast veel verspreide cultuurhistorisch waardevolle elementen in de vorm van hoeven, enken, lanen, houtwallen, zandpaden etc. In het rivierengebied staan diverse karakteristieke IJsselhoeven.
2.3 Waterhuishouding
Algemeen
Het plangebied omvat het gehele buitengebied van de gemeente Olst-Wijhe, uitgezonderd de bedding van de IJssel.
Bodem en grondwater
Het gebied rondom Olst en Wijhe kan geologisch en geohydrologisch gezien worden opgedeeld in afzettingen van rivierzand (waterdoorlatend). Het aanwezige rivierzand vormt het eerste en tweede watervoerend pakket, die aan de onderzijde wordt begrensd door kleiige en venige afzettingen van de formatie van Drente (vanaf circa 30 m-mv). Het eerste watervoerende pakket (formatie van Twente, tot circa 10 m-mv) is opgebouwd uit fijne tot grove zanden en het tweede watervoerende pakket (formatie van Kreftenheye, tot circa 30 m-mv) uit grofzandige afzettingen. Beide watervoerende pakketten vormen ter hoogte van het plangebied één geheel. Afstroming van grondwater vindt plaats vanuit het westen en oosten naar de IJssel toe, die een drainerende functie heeft. Onder de formatie van Drente bevindt zich het derde watervoerende pakket, tussen NAP –70 m en NAP –200 m, dat gevoed wordt vanuit de Veluwe en de Sallandse Heuvelrug. Zowel uit het tweede als uit het derde pakket wordt grondwater gewonnen voor drinkwater en industriële doeleinden.
Langs de IJssel komt een smalle strook voor met afzettingen van holocene IJsselklei. De afzetting bevindt zich direct onder het maaiveld en heeft een dikte die varieert van een halve meter tot enkele meters.
Het gebied kent veel regionale kwel, afkomstig van de Veluwe en de Sallandse heuvelrug. De regionale kwel van de Veluwe stroomt onder de IJssel door en komt ten oosten van de IJssel omhoog. Ook is er lokale kwel, afkomstig van water dat infiltreert op de dekzandruggen, langs de beekdalen en op de oeverwallen en dat weer aan de oppervlakte komt in de aangrenzende laagten.
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied zijn tal van waterlopen aanwezig. De belangrijkste zijn de Zandwetering en de Soestwetering. De IJssel maakt geen deel uit van het plangebied, maar doorsnijd dit. Wel is de IJssel verbonden met het plangebied. Zo zijn hoge waterstanden van de IJssel direct merkbaar in het grondwatersysteem en de watergangen in de omgeving.
De Zandwetering en Soestwetering lopen vrijwel geheel door agrarisch gebied. De waterlopen lopen van oost naar west en buigen vlak voor de IJssel naar het noorden af. Zij monden niet uit in de IJssel, maar via het Zwarte Water in het IJsselmeer. Het watergangenstelsel snijdt diep in het maaiveld, waardoor de watergangen een grote drainerende werking hebben op de omgeving en waardoor in tijden van neerslagoverschotten het teveel aan water zeer snel wordt afgevoerd.
In de gemeente liggen drie 'primaire watergebieden' welke zijn aangewezen door het Waterschap, één ten zuiden van de Omloop in Wijhe, één relatief groot gebied ten noordoosten van Olst en één ten noorden van Boskamp. Een primair watergebied houdt in dat daar de waterfunctie primair is en zwaarder weegt dan andere, daarmee strijdige belangen. Dit dient in samenspraak met het Waterschap te worden bekeken.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Het water in de Soestwetering is over het algemeen van goede kwaliteit. Toch vormt ook hier de emissie van de landbouw een bron van verontreiniging. Voor grasland geldt een spuit- en mestvrije zone van 25 cm. Dit is geregeld via de Algemene Maatregel Van Bestuur (AMVB) 'open teelt'.
Het water van de Zandwetering is ondanks verschillende overstorten en de invloed van landbouw van redelijke kwaliteit.
De emissie van de aanwezige landbouw blijft een bron van vervuiling voor de watergangen. De laatste jaren zijn maatregelen genomen om de kwaliteit te verbeteren, zoals het realiseren van ecologische oevers en het saneren van overstorten.
Veiligheid en waterkeringen
Voor een groot deel van het plangebied geldt dat het ligt in een gebied dat is aangemerkt als overstromingsrisicogebied. De waterkeringen langs de IJssel zijn aangemerkt als primaire kering. Het plangebied ligt voor een deel in de keurzone van deze kering. De kering langs de Soestwetering is ten noorden van Wijhe als regionale kering aangemerkt, voor het overige deel als 'overige waterkering'.
2.4 Functies
2.4.1 Agrarische bedrijvigheid
Type agrarische bedrijven
Het overgrote deel van de agrarische bedrijven in de gemeente bestaat uit melkrundveehouderijen. De intensieve veehouderij en de paardenhouderij vertegenwoordigen beide rond de 10% van de bedrijven. De overige bedrijven zijn een aantal akkerbouwbedrijven, schapen- en/of geitenhouderijen, tuinbouwbedrijven en boomkwekerijen. Daarnaast komen veel kleine afbouwende of juist opstartende bedrijven voor. Opvallend is de toename van het aantal paarden en kleine (vaak hobbymatige) paardenhouderijen. Bijna de helft van de agrarische bedrijven heeft een zodanige omvang dat deze ook op de langere termijn kunnen blijven voortbestaan. De intensieve veehouderijen zijn over het algemeen allemaal grote bedrijven.
Nevenactiviteiten
Een landelijke trend is dat agrariërs in toenemende mate andere (niet-agrarische) activiteiten gaan ontplooien; mede als gevolg van marktontwikkelingen en milieuregelgeving. De mogelijkheden een aanvullend inkomen te verwerven, liggen enerzijds binnen de landbouw zelf zoals het zelf bereiden en verkopen van kaas en andere zuivelproducten. Daarnaast kunnen agrariërs bijvoorbeeld recreatie en toerisme combineren met hun bedrijf, bijvoorbeeld door het realiseren van boerderijkamers of een kleinschalig kampeerterrein.
2.4.2 Recreatie
Door de ligging nabij stedelijke gebieden, het karakteristieke rivierenlandschap bij de IJssel en het afwisselende landschap met open weidegebieden en kleinschalige gebieden met onder meer de landgoederen en karakteristieke bebouwing, wordt er veel gerecreëerd in het buitengebied van Olst-Wijhe. Onderscheid kan worden gemaakt in verblijfsrecreatieve en dagrecreatieve voorzieningen.
Verblijfsrecreatie
In de gemeente Olst-Wijhe is een groot verblijfsrecreatief park aanwezig: Summercamp Heino (net binnen de gemeentegrens). Daarnaast zijn er in het buitengebied diverse (mini)campings aanwezig. Ook wordt er op diverse plaatsen 'bed & breakfast' en 'boerderij-/plattelandskamers' aangeboden.
Dagrecreatie
In het buitengebied van de gemeente Olst-Wijhe bevinden zich geen grote dagrecreatieve attracties. De gemeente Olst-Wijhe kent enkel een aantal kleinere dagrecreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van sport- en spelactiviteiten.
Door het plangebied loopt verder een aantal wandel-, kano- en fietsroutes en ruiterpaden. De wegen en paden lenen zich verder prima voor 'spontane' routes en rondjes.
Voor beide vormen van recreatie geldt dat het aantrekkelijke landschap het belangrijkste 'kapitaal' van de recreatieondernemer is. Als dat wordt aangetast, verliest het gebied een belangrijk deel van haar aantrekkelijkheid voor de recreant.
2.4.3 Wonen
In het buitengebied zijn diverse woningen aanwezig. Woningen in het buitengebied verschillen in omvang en uitstraling. Langs de doorgaande (uitvals)wegen zoals de Rijksstraatweg, Herxen, Raalterweg, Hogeweg en Boxbergerweg komt op enkele plaatsen lintbebouwing voor. Daarnaast staan er verschillende burgerwoningen verspreid in het buitengebied. In een aantal gevallen betreft het voormalige agrarische bedrijfswoningen al dan niet met daarbij behorende voormalige bedrijfsgebouwen. Verwacht mag worden dat het aantal burgerwoningen in de toekomst verder toeneemt, gezien het aantal bedrijfsbeëindigingen.
In het plangebied komen enkele woningen voor waar bedrijfsmatige of beroepsmatige (neven)activiteiten plaatsvinden.
Veel mensen wonen in het buitengebied, omdat zij zelf daar binding mee hebben. Vaak uit zich dit in hobbymatig gebruik in de vorm van het houden van (klein)vee, paarden en dergelijke. Vaak hebben bewoners grond en opstallen in gebruik ten behoeve van dit hobbymatig gebruik.
2.4.4 Niet-agrarische bedrijven
In het buitengebied komt een beperkt aantal niet-agrarische bedrijven voor. Het soort bedrijven is divers en betreft onder meer loonbedrijven, aannemers- en bouwbedrijven, transportbedrijven, autobedrijven, dierenpensions, nutsbedrijven en dergelijke. Ook de omvang varieert sterk. Daarnaast komen ook bedrijven aan huis voor of bedrijven als nevenfunctie bij (voormalige) agrarische bedrijven.
2.4.5 Horeca en detailhandel
Als zelfstandige bedrijven, komt er nauwelijks horeca of detailhandel voor in het buitengebied van Olst-Wijhe. Wel komt horeca en detailhandel voor, gekoppeld aan andere hoofdfuncties, bijvoorbeeld in het kader van verbrede landbouw, vrijkomende agrarische bebouwing en landgoederen. De schaal waarop dat plaatsvindt, is echter klein.
2.4.6 Bijzondere maatschappelijke functies
In het buitengebied van Olst-Wijhe komen gebouwen voor diverse maatschappelijke functies voor. Het gaat met name om gezondheidszorg, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven en een begraafplaats.
2.4.7 Verkeer en infrastructuur
Het plangebied wordt doorsneden door enkele doorgaande wegen. De N756 (Raalterweg) is de belangrijkste oost-westverbinding. De noord-zuidverbinding wordt gevormd door de N337 (Rijksstraatweg) die loopt van Zwolle naar Deventer, grotendeels evenwijdig en over de IJsseldijk.
Eveneens zijn er diverse lokale wegen, ontsluitingswegen en zandpaden in het buitengebied van Olst-Wijhe aanwezig. Daarnaast liggen er enkele voet- en fietspaden in het buitengebied. Door de gemeente loopt de spoorlijn Zwolle-Deventer. Binnen de gemeente hebben de kernen Olst en Wijhe beiden een intercitystation.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
Dit bestemmingsplan omvat alle gronden die gerekend worden tot het buitengebied van de gemeente Olst-Wijhe, met uitzondering van de uiterwaarden.
Dit bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Inhoudende dat het plan ten aanzien van de bestaande 'stedelijke functies' (agrarische bedrijfspercelen, woonpercelen etc.) is gericht op het 'conserveren' of 'beheren' van de bestaande situatie in het plangebied, oftewel de bestaande functies en bebouwing(smogelijkheden) zijn in dit plan in beginsel overgenomen. Nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan dan ook niet mogelijk gemaakt.
Kleinschalige ontwikkelingen, bijv. het herbestemmen van een voormalig agrarisch bedrijfsperceel naar wonen overeenkomstig het feitelijk gebruik, zijn wel meegenomen in voorliggend bestemmingsplan. Dit vanwege het feit dat voor dergelijke locaties een passende vervolgbestemming noodzakelijk is, er beleidsmatig geen belemmeringen zijn en de ontwikkelingen geen negatieve invloed hebben op milieu- en omgevingaspecten (zie ook hoofdstuk 5).
Wijzigingen die tussentijds hebben plaatsgevonden, bijvoorbeeld doordat hiervoor van het geldend bestemmingsplan is afgeweken of wijzigingen in de gemeentelijke systematiek, zijn tevens meegenomen in voorliggend bestemmingsplan.
Overigens betekent dit niet dat voorliggend bestemmingsplan geen enkele ontwikkeling mogelijk maakt. Kleinschalige ontwikkelingen blijven op basis van het bestemmingsplan wel mogelijk. Het gaat bijvoorbeeld om het bieden van mogelijkheden om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de bouw- en gebruiksregels en wijzigingsbevoegdheden.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
4.1.2 Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten van het rijksbeleid
NOVI
Binnen het buitengebied liggen gebieden aangewezen als Natura 2000 en NNN. Ten gevolge van dit plan worden deze gebieden niet aangetast. De betreffende gebieden hebben in voorliggend bestemmingsplan een passende bestemming gekregen (overwegend de bestemming Natuur). Voor het overige zijn er geen nationale belangen gemoeid zoals verwoord in de NOVI. Van strijd met het rijksbeleid zoals verwoordt in de NOVI is dan ook geen sprake.
Barro
Dit bestemmingsplan raakt geen nationale belangen zoals vastgelegd in het Barro. Wel behoort de IJssel tot het gebied 'Grote rivieren'. Het uitgangspunt van de Beleidslijn grote rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Tevens geldt dat het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, binnen de randvoorwaarden die de veiligheid stelt, van belang is voor het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed. Voor de Beleidslijn grote rivieren gelden twee concrete doelstellingen:
- de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden;
- ontwikkelingen tegen gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.
Voorliggend bestemmingsplan heeft geen nadelige invloed op bovenstaande doelstellingen.
Rarro
Dit bestemmingsplan raakt geen reserveringszones zoals opgenomen in het Rarro. Het bestemmingsplan is wel gelegen in een radarverstoringsgebied. Voor nagenoeg de gehele gemeente Olst-Wijhe geldt dat geen bouwwerken mogen worden opgericht met een hoogte groter dan 136 meter, teneinde het functioneren van radarstations veilig te stellen. Dit bestemmingsplan staat geen bouwwerken met een dergelijke hoogte toe. De ligging van het plangebied in het radarverstoringsgebied vormt dan ook geen belemmering.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Zoals meermaals aangegeven is dit bestemmingsplan voor het overgrote deel conserverend en beheersgericht van aard.
Uit diverse uitspraken van de Raad van State volgt dat het voor de uitleg van het begrip 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' met name relevant is of een bepaalde functie voor het eerst planologisch mogelijk wordt gemaakt dan wel sprake is van een continuering van de bestaande planologische situatie. Uit een uitspraak van de Raad van State volgt - samengevat- dat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder van duurzame verstedelijking niet wordt verstaan een bestemmingsplan dat voorziet in een conservering van geheel onbenutte bouw- en gebruiksmogelijkheden die realiseerbaar waren op grond van een bestemmingsplan dat is vastgesteld vóór inwerkingtreding van de Ladder voor duurzame verstedelijking (zie AbRvS, 6 augustus 2014, nr. 201206568/1/R1).
Voor wat betreft voorliggend bestemmingsplan is enkel sprake van het opnieuw vastleggen van de huidige (planologische) situatie. Hierbij worden ook de onbenutte bouw- en gebruiksmogelijkheden, zoals vastgelegd in het geldende planologische regime, opnieuw vastgelegd. De kleinschalige aanpassingen en ontwikkelmogelijkheden (o.a. afwijkingsbevoegdheden) waarin dit bestemmingsplan wel voorziet betreft een verruiming van de gebruiksmogelijkheden die, gezien de aard en beperkte omvang hiervan, niet kan worden aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Gelet op het vorenstaande, wordt geconcludeerd dat op dit bestemmingsplan de Ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is.
4.1.3 Conclusie toetsing aan het rijksbeleid
Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met het van toepassing zijnde rijksbeleid.
4.2 Provinciaal Beleid
In deze paragraaf wordt het voor deze ontwikkeling relevante provinciale beleid behandeld. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel de Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld. Op 1 mei 2017 zijn de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening in werking getreden. Nadien zijn de visie en verordening partieel herzien.
4.2.1 Omgevingsvisie Overijssel
De omgevingsvisie is het centrale provinciale beleidsplan voor het fysieke beleidsplan voor het fysieke leefmilieu in Overijssel. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele centrale ambities van de provincie:
- goed en plezierig wonen, nu en in de toekomst door een passend en flexibel aanbod van woonmilieus (typen woningen en woonomgeving) die voorzien in de vraag (kwantitatief en kwalitatief);
- versterken complementariteit van bruisende steden en vitaal platteland als ruimtelijke, cultureel, sociaal en economisch samenhangend geheel. Dit door behoud en versterking van leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied, stedelijke netwerken versterken, behoud en versterken van cultureel erfgoed als drager van identiteit;
- veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen door te zorgen voor waterveiligheid, externe veiligheid en verkeersveiligheid;
- investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan.
4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.
4.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:
- 1. Of – generieke beleidskeuzes
- 2. Waar – ontwikkelingsperspectieven
- 3. Hoe – gebiedskenmerken
Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, et cetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.
De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.
Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.
In figuur 4.1 is het Uitvoeringsmodel weergegeven.
![]() |
Figuur 4.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) |
4.2.4 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal ruimtelijk beleid.
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 Structuurvisie Olst-Wijhe
4.3.2 Landschapsontwikkelingsplan Salland gemeenten Deventer Raalte Olst-Wijhe
Met het landschapsontwikkelingsplan wordt een gedragen visie op het landschap uitgewerkt in zowel wensen als concrete en uitvoerbare projecten. Het landschapsontwikkelingsplan biedt een kader om ruimtelijke ingrepen in het landschap te toetsen. Het buitengebied van de gemeenten Deventer, Olst -Wijhe en Raalte is een prachtig en gevarieerd gebied dat qua landschap, cultuurhistorie, natuur, rust en ruimte veel te bieden heeft. Gemeenten willen zich met een mooi en verzorgd landschap profileren. De bewoners moeten zich er thuis voelen en trots zijn op hun landschap. Ook de economische waarde van het landschap is van belang voor toerisme, recreatie en onroerend goed. Het landschapsontwikkelingsplan is een belangrijk hulpmiddel voor het garanderen en verbeteren van de kwaliteit van het landschap. In 2016 is dit plan geëvalueerd en is vastgesteld dat de beschreven waarden en ontwikkelingen nog steeds van toepassing zijn.
Voor wat betreft de beschrijving van de landschapskenmerken wordt verwezen naar hoofdstuk 2.
4.3.3 Toetsing aan het gemeentelijk beleid
Voor wat betreft de gronden binnen het plangebied wordt, met uitzondering de in hoofdstuk 3 genoemde gevallen, niet voorzien in nieuwe ontwikkelingen. Het bestemmingsplan heeft overwegend een beheersgericht karakter, waarbij hoofdzakelijk de huidige (planologische) situatie opnieuw wordt vastgelegd. Enkele wijzigingen die tussentijds hebben plaatsgevonden evenals kleinschalige aanpassingen (bijv. herbestemmen voormalig agrarisch bedrijfsperceel naar wonen) worden meegenomen in dit bestemmingsplan. Gelet op het vorenstaande geldt dat in beginsel het hiervoor genoemde ruimtelijk beleid niet direct relevant is. Wel kan in algemeenheid worden geconcludeerd dat de systematiek van het juridisch bindende gedeelte zodanig is dat belangrijke kwaliteiten worden gerespecteerd en dat belangrijke ambities worden gestimuleerd. Daarnaast worden waardevolle elementen waar nodig beschermd, zoals karakteristieke bouwwerken, landschappelijke en archeologische waarden en groenvoorzieningen (bomen/bossen).
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met het geldende gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, overstromingsrisico, milieuzonering, geurhinder, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, water en Besluit milieueffectrapportage.
5.1 Geluid
5.1.1 Algemeen
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.
5.1.2 Situatie plangebied
Dit bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard en legt de bestaande (planologische) situatie opnieuw vast. In hoeverre in de diverse gebieden voldaan wordt aan het voorkeurswaarde of welke maatregelen genomen moeten worden om aan het voorkeurswaarde te kunnen voldoen is in het kader van dit conserverende plan niet van belang. De kleinschalige aanpassingen die in voorliggend plan tevens zijn doorgevoerd leiden niet tot nieuwe geluidsgevoelige objecten danwel andere toetsingsnormen. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
5.1.3 Conclusie
De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
5.2 Bodemkwaliteit
5.2.1 Algemeen
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.
5.2.2 Situatie plangebied
Dit bestemmingsplan heeft grotendeels een conserverend en beheersgericht karakter waarvoor het uitvoeren van een bodemonderzoek niet noodzakelijk is. Wel zijn bodemonderzoeken uitgevoerd ter plaatse van de voormalige agrarische bedrijfspercelen aan de Raalterweg 47 te Wijhe, Velsdijk 10 te Wesepe, Scherpenzeelseweg 9 te Wijhe en Hagenvoorde 7-7a te Wijhe, aangezien ter plaatse de agrarische bedrijfsbestemming wordt omgezet naar een reguliere woonbestemming. Hierna zijn beknopt de conclusies uit de betreffende onderzoeken opgenomen. Voor de volledige onderzoeksrapportages wordt verwezen naar bijlage 2 bij deze toelichting, waarin de betreffende rapportages gebundeld zijn.
Verkennend bodemonderzoek en asbestonderzoek Raalterweg 47, Wijhe
Uit de resultaten kan het volgende geconcludeerd worden:
- de bodem op de locatie bevat plaatselijk puin;
- in de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan PAK en/of kwik aangetoond;
- in de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aangetroffen;
- in het grondwater zijn lichte verhoogde concentraties cadmium en zink aangetoond.;
- in de grond zijn geen gehalten aan asbest aangetoond boven de interventiewaarde;
- de gestelde hypothese “onverdacht” dient te worden verworpen, echter de onderzoeksinspanning hoeft niet aangepast te worden.
Het terrein is op basis van de milieuhygiënische kwaliteit naar mening van het onderzoeksbureau geschikt voor het voorgenomen gebruik.
Verkennend bodemonderzoek Velsdijk 10, Wesepe
De opzet van het uitgevoerde onderzoek heeft geleid tot een goed beeld van de bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie. Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek kan naar mening van het onderzoeksbureau worden geconcludeerd dat er milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen zijn voor de bestemmingsplanwijziging.
De gestelde hypothese dat de locatie als "onverdacht" beschouwd kan worden ten aanzien van chemische parameters is niet juist gebleken op basis van de aangetoonde licht verhoogde gehalten aan PAK in grond en de licht verhoogde concentratie aan koper in het grondwater. De gevolgde onderzoeksstrategie geeft echter een representatief beeld van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. Bovendien vormen de gemeten gehalten (grond) en concentraties (grondwater) geen belemmering voor het toekomstige gebruik van de onderzoekslocatie.
Verkennend bodem- en aanvullend asbest in bodem onderzoek Scherpenzeelseweg 9, Wijhe
Over het algemeen zijn in de grond ten hoogste lichte verontreinigingen aangetoond, waardoor geen aanleiding bestaat tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. In het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetoond. Indicatief kan de boven- en ondergrond ter plaatse van deellocatie A en B als een klasse AW worden beschouwd. De boven- en ondergrond ter plaatse van deellocatie D kan indicatief deels als een klasse AW worden beschouwd. Ter plaatse van de opritten wordt de bovengrond, op basis van de verhoogde gehalten aan minerale olie, indicatief als Niet toepasbaar be-oordeeld. In het kader van de voorgenomen bestemmingsplanwijziging voldoet een beperkt deel van de onderzoekslocatie, namelijk de opritten aan de voorzijde van de woonboerderij, formeel gezien niet aan het beoogde gebruik (klasse Wonen). Geadviseerd wordt om op termijn een aanvullend onderzoek uit te voeren ter plaatse van deellocatie D.
Tevens wordt geadviseerd om op termijn het asbestonderzoek conform de NEN 5707, ter plaatse van deellocatie C, alsnog uit te laten voeren. Bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden zijn ter plaatse van deellocatie D tevens aanwijzingen gevonden, namelijk het plaatselijk aantreffen van puin (resten beton) in de bodem, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten, waardoor geadviseerd wordt een onderzoek asbest in bodem conform de NEN 5707 uit te laten voeren.
Bij het aanvullend onderzoek (NEN5707) is aandacht besteed aan:
- Aanwezigheid asbest ter plaatse van druppelzones en erf;
- Extra analyses boringen ter plaatse van deel locatie buiten erf.
Binnen de onderzoekslocatie zijn maximaal licht verhoogde gehalten aangetoond in grond en/of grondwater. De resultaten vormen geen belemmering voor het toekomstige gebruik van de locatie.
Verkennend bodemonderzoek en asbestonderzoek Hagenvoorde 7a, Wijhe
Uit het uitgevoerde bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:
- In geen van de geanalyseerde parameters in zowel grond als grondwater is de waarde voor nader onderzoek (tussenwaarde) en/of de interventiewaarde overschreden.
- In de grond(meng)monsters is geen van de onderzochte stoffen aangetroffen in een concentratie boven de achtergrondwaarde of de detectiegrens van de desbetreffende stof.
- De aangetroffen licht verhoogde gehalten in het grondwater vormen geen belemmering voor het toekomstige gebruik.
- De hypothese voor het bodemonderzoek "De gehele onderzoekslocatie kan op basis van het vooronderzoek als niet-verdacht worden beschouwd" wordt aangenomen. Het aangetroffen barium gehalte wordt toegeschreven aan een natuurlijke oorsprong.
- Bij het asbestonderzoek zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. In de grove fractie van de bodem is over de gehele locatie geen asbest aangetroffen. In mengmonster ASMM01 van de fijne fractie is een gehalte van <0,2 mg/kg d.s. aangetoond. In mengmonster ASMM02 van de fijne fractie is een gehalte van <0,1 mg/kg d.s. aangetoond. Beide mengmonsters bevinden zich onder het criterium voor nader onderzoek (50 mg/kg d.s.) en een nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
- De hypothese voor het asbestonderzoek “De gehele onderzoekslocatie kan op basis van het vooronderzoek als heterogeen verdacht worden beschouwd” wordt verworpen.
- Uit milieukundig oogpunt is er naar mening van het onderzoeksbureau geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).
Indien de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk maken, dient voorafgaand aan het gewijzigd gebruik en/of verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen/ gewijzigd gebruik te worden aangetoond dat de kwaliteit van bodem in overeenstemming is met en geen milieuhygiënische belemmering vormt voor het nieuwe gebruik of het bouwen.
5.2.3 Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
5.3 Luchtkwaliteit
5.3.1 Algemeen
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
- Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
- Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).
5.3.2 Situatie plangebied
Dit bestemmingsplan voorziet overwegend in een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande (planologische) situatie in het plangebied. In dit plan worden, met uitzondering van enkele kleinschalige aanpassingen, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die nog niet vervat zijn in een onherroepelijk bestemmingsplan of waarvoor anderszins een planologische procedure is afgerond of een vergunning is verleend. De kleinschalige aanpassingen en de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden leiden niet tot een onevenredige verslechtering van de luchtkwaliteit.
Vaststelling van dit bestemmingsplan leidt dan ook niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit in het plangebied.
5.3.3 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
5.4 Externe Veiligheid
5.4.1 Algemeen
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- de Regeling externe veiligheid (Revi);
- het Registratiebesluit externe veiligheid;
- het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
- het Vuurwerkbesluit.
Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:
- de Regeling basisnet;
- Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
- de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).
Regelgeving ten aanzien van transport van gevaarlijke stoffen per buisleiding is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
5.4.2 Situatie in en bij het plangebied
Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard en voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande (planologische) situatie in het plangebied. Ter plaatse wordt, afgezien van kleinschalige aanpassingen, niet in nieuwe ontwikkelingen voorzien. Mochten er in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden dan zal bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het bouwen worden beoordeeld of er in de omgeving van belang zijnde inrichtingen/buisleidingen zijn gelegen die onderzocht moeten worden.
5.4.3 Conclusie
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.
5.5 Overstromingsrisico
5.5.1 Algemeen
Door klimaatveranderingen moeten we meer rekening houden met de gevolgen van een overstroming. Inzet is het voorkomen van slachtoffers (rampenbeheersing) en van economische schade (gevolgenbeperking). In deze overstromingsrisicoparagraaf wordt ingegaan op de risico's bij overstroming en de stand van zaken van maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen of te beperken.
Een dijkring betreft een gebied met een risico op overstroming (minder snel en ondiep onderlopende gebieden) en heeft volgens de Waterwet een gemiddeld overschrijdingskans. Alle primaire waterkeringen in Nederland hebben een signaleringsnorm gekregen tussen de 1:300 en de 1:1.000.000. De dijktrajecten zijn vastgelegd in het Nationaal Basisbestand Primaire Waterkeringen (WMS). De primaire keringen worden op veiligheid beoordeeld door de beheerders. De Europese richtlijn overstromingsrisico's (2007) verplicht tot het inzetten van drie instrumenten voor een betere bescherming tegen overstromingen: een voorlopige risicobeoordeling (gereed in 2011), kaarten (gereed 2014) en risicobeheersplannen (in werking per 22 december 2015). De richtlijn geldt voor de binnendijkse (dijkringen) en buitendijkse gebieden van de IJssel. Voor woon- en werkgebieden dienen rampenplannen opgesteld te worden.
5.5.2 Situatie plangebied
Het plangebied ligt ten oosten van de IJssel binnen het dijktraject 53-2. Dit traject loopt van ten zuiden van Olst tot aan Zwolle. Dit dijktraject loopt een risico op overstroming als resultaat van haar situering in de lage delen van Overijssel en haar ligging ten opzichte van de primaire waterkering van de IJssel. Als gevolg van klimaatverandering nemen de overstromingsrisico's toe. In het Nationaal Basisbestand Primaire Waterkeringen (WMS) zijn de dijktrajecten weergegeven met de daaraan gekoppelde normen. De waarde betreft een overstromingskans. Het dijktraject 53-2 heeft een signaleringswaarde van 1:10000.
De ondergrens geeft de maximaal toelaatbare faalkans voor een waterkering weer, die hoort bij de betreffende signaleringswaarde van de kering. Voor iedere kering is de kans van de ondergrens drie maal groter dan de kans van de signaleringswaarde. In dit geval gaat het om een ondergrens van 1:3000.
Het overstromingswater zal doorgaans de weg van de minste weerstand volgen en daarom zullen eerst de laaggelegen gebieden onder water lopen. Afhankelijk van hoe snel het water kan worden afgevoerd, kan in het plangebied overstroming plaatsvinden.
Voor dit bestemmingsplan is het van belang dat het overwegend conserverend van aard is. Voorliggend bestemmingsplan brengt dan ook geen toename van overstromingsrisico's met zich mee.
5.5.3 Conclusie
Het overstromingsrisico vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
5.6 Milieuzonering
5.6.1 Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
5.6.2 Gebiedstypen
In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' is een tweetal gebiedstypen te onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. Op basis van de VNG-uitgave wordt het buitengebied gerekend tot een met het omgevingstype 'rustige woonwijk' vergelijkbaar omgevingstype.
Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als volgt omschreven: 'Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.'
De richtafstanden (met uitzondering van het aspect gevaar) uit het omgevingstype rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd indien sprake is van gemengd gebied. Daarbij wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' opgemerkt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik de voorkeur verdient functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een aanvaard woon- en leefklimaat noodzakelijk is.
De richtafstanden behorende bij de te onderscheiden omgevingstypen worden in de navolgende tabel inzichtelijk gemaakt.
Milieucategorie | Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk | Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
5.6.3 Situatie plangebied
In het plangebied komt diverse bedrijvigheid voor. Hierbij gaat het in alle situaties om bestaande bedrijvigheid die op basis van de geldende bestemmingsplannen mag worden uitgeoefend. Wel voorziet voorliggend bestemmingsplan in het herbestemmen van voormalige agrarische bedrijfspercelen naar reguliere woonbestemmingen. Het gaat om de volgende percelen; Hagenvoorde 7-7a te Wijhe, Velsdijk 10 te Wesepe, Scherpenzeelseweg 9 te Wijhe en Raalterweg 47 te Wijhe. Omgevingsdienst IJsselland heeft beoordeeld of de herbestemmingen mogelijk zijn vanuit het aspect milieuzondering. Hierna zijn beknopt de conclusies uit de betreffende beoordelingen opgenomen. Voor de volledige beoordelingen wordt verwezen naar bijlage 3 bij deze toelichting, waarin de betreffende beoordelingen gebundeld zijn.
Raalterweg 47 te Wijhe
- 1. Op de locatie Raalterweg 47 te Wijhe rusten nog milieurechten: Op 22 juni 1999 is een melding gedaan in het kader van het Besluit melkrundveehouderijen vanwege het toepassing worden van het Besluit voor het bedrijf (het houden van 10 zoogkoeien (A2.100) en 7 stuks jongvee < 2 jaar (A 3.100). Bij het wijzigen van de agrarische bedrijfsbestemming is in het kader van het Activiteitenbesluit nog een melding van de beëindiging van de bedrijfsactiviteiten vereist;
- 2. Voor de voormalige agrarische woning op locatie Raalterweg 47 Wijhe geldt dat die voor aspect geurhinder veehouderijen minimaal op 50 meter moet zijn gelegen van andere veehouderijen. Aan die afstand wordt voldaan. Ook voor aspecten geluid en fijnstof wordt voldaan. Omliggende bedrijven worden door de wijziging van perceel Raalterweg 47 naar woonbestemming niet belemmerd in hun bedrijfsvoering;
- 3. Aanvullend op de adviesvraag is in dit advies voor de volledigheid ook een beoordeling gemaakt van woon en leefklimaat voor aspecten weg verkeerslawaai en externe veiligheid. Ook deze aspecten vormen geen belemmering voor de woonbestemming op perceel Raalterweg 47 te Wijhe
- 4. Mogelijk is voor de beëindiging van het agrarisch bedrijf nog een eindsituatieonderzoek bodem vereist.
Inmiddels is voor deze locatie een eindsituatieonderzoek bodem uitgevoerd. Verwezen wordt naar paragraaf 5.2.2.
Velsdijk 10 te Wesepe
De in dit advies beoordeelde milieuaspecten geluid, luchtkwaliteit, geurhinder en veehouderij, bedrijven en milieuzonering en externe veiligheid vormen geen belemmering voor toekenning van de woning in het plan. Wanneer sloop van bijgebouwen is voorzien is een verkennend bodemonderzoek NEN 5740 en asbest NEN 5707 nodig vanwege de aanwezigheid van gebouwen met asbest dak.
Inmiddels is voor deze locatie een verkennend bodem- en asbestbodemonderzoek uitgevoerd. Verwezen wordt naar paragraaf 5.2.2.
Scherpenzeelseweg 9 te Wijhe
Op de locatie aan de Scherpenzeelseweg 9 te Wijhe is niet na te gaan of er nog milieu-rechten rusten op het perceel. De omzetting naar de woonbestemming heeft geen na-delige gevolgen voor eventuele ontwikkelingen van bedrijven in de omgeving. Ook het aspect fijn stof is geen belemmering voor de gevraagde ontwikkeling.
Hagenvoorde 7-7a te Wijhe
Op de locatie aan de Hagenvoorde 7 en 7a rusten nog milieurechten. De omzetting naar de woonbestemming heeft geen nadelige gevolgen voor eventuele ontwikkelingen van bedrijven in de omgeving. Ook het aspect fijn stof is geen belemmering voor de gevraagde ontwikkeling.
Nader onderzoek in het kader van milieuzonering wordt ten aanzien van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk geacht.
5.6.4 Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
5.7 Geurhinder
5.7.1 Algemeen
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit.
De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.
Op grond van de Wgv dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
- ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
- ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.
Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.
5.7.2 Situatie plangebied
Binnen het plangebied komen diverse agrarische bedrijven voor. Het voorliggende bestemmingsplan legt overwegend de bestaande planologische situatie opnieuw vast. Het opnieuw vastleggen van de huidige planologische situatie leidt niet tot extra beperkingen voor omliggende agrarische bedrijven of een verslechtering van het woon- en leefklimaat ter plaatse van bestaande geurgevoelige objecten. Tot slot wordt opgemerkt dat de bestemmingswijzigingen van voormalige agrararische bedrijfspercelen naar reguliere woonbestemmingen niet leiden tot nieuwe geurgevoelige objecten danwel andere toetsingsnormen (zie ook paragraaf 5.6.3).
5.7.3 Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
5.8 Ecologie
5.8.1 Algemeen
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en het Nederlands Natuurnetwerk (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming.
5.8.2 Gebiedsbescherming
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van de NNN geldt het 'nee, tenzij' - principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten
Situatie plangebied
Van negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden of een aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN is geen sprake. De vaststelling van het plan niet tot gevolg heeft dat aanwezige groenstructuren binnen het plangebied minder geschikt worden voor flora en/of fauna. De opgenomen afwijking- en wijzigingsbevoegdheden evenals de kleinschalige aanpassingen die in voorliggend plan zijn doorgevoerd leiden eveneens niet tot directe aantasting van Natura 2000 of NNN-gebieden. In geval toepassing wordt gegeven aan een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden of een omgevingsvergunning wordt aangevraagd wordt per geval bekeken of het uitvoeren van een stikstofonderzoek al dan niet noodzakelijk is. Onderzoek in verband met beschermde natuurgebieden wordt in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk geacht.
Aan de grotere bestaande groenstructuren en natuurgebieden wordt conform het ter plaatse geldende bestemmingsplan een passende bestemming toegekend.
5.8.3 Soortenbescherming
Wat betreft de soortbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
Situatie plangebied
Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard en legt uitsluitend de huidige bestaande situatie opnieuw vast. In eerste aanleg wordt niet voorzien in nieuwe ontwikkelingen die het uitvoeren van een ecologisch onderzoek noodzakelijk maken.
De beperkte ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan mogelijk maakt, hebben, gezien de geringe omvang ervan, geen onaanvaardbare nadelige gevolgen op ecologische waarden. Gezien het feit dat wetgeving zoals de Wet natuurbescherming, bijvoorbeeld bij de sloop van gebouwen, ook buiten de regels van het bestemmingsplan van kracht is, wordt het opnemen van specifieke regels niet noodzakelijk geacht.
5.8.4 Conclusie
De ecologische aspecten vormen geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
5.9 Archeologie & Cultuurhistorie
5.9.1 Archeologie
5.9.2 Cultuurhistorie
5.9.3 Conclusie
De aspecten 'Archeologie' en 'Cultuurhistorie' vormen geen belemmering voor de ontwikkeling.
5.10 Water
5.10.1 Algemeen
Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012), het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009).
Provinciaal beleid
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.
Waterschap Drents Overijsselse Delta
Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Drents Overijsselse Delta (voorheen Reest en Wieden & Groot Salland), Vechtstromen en Rijn en IJssel. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen de afgelopen jaren intensief samengewerkt met elkaar en met andere partners. Het nieuwe Waterbeheerplan is één van de resultaten van deze samenwerking. De opzet en grote delen van dit Waterbeheerplan zijn inhoudelijk hetzelfde als dat van de andere waterschappen in Rijn-Oost.
Waterschap Drents Overijsselse Delta heeft de taken vastgelegd in het Waterbeheerplan 2016-2021. Hieronder volgt een toelichting op de doelen in het waterbeheerplan.
- Overstromingen, wateroverlast of droogte te voorkomen of beperken. Inwoners kunnen hierdoor op een goede manier wonen en werken. Boeren en natuurbeheerders kunnen goed gebruik maken van de grond;
- Beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het water in de volle breedte. Een goede ecologische en chemische kwaliteit van het (oppervlakte)water is belangrijk. Het water is schoon en gezond en inwoners kunnen hiervan genieten. Ook de doelen voor waterkwaliteit die voortvloeien uit Europese wetgeving; de Kaderrichtlijn Water (KRW) maken onderdeel uit van het plan.
- Afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties effectief en efficiënt behandelen. We proberen niet alleen schadelijke stoffen uit het water te halen. Ook willen we van deze stoffen nieuwe producten maken en nieuwe toepassingen zoeken.
5.10.2 Situatie plangebied
Ten opzichte van het geldend planologisch regime voorziet dit bestemmingsplan niet in nieuwe ontwikkelingen die een negatieve invloed zouden kunnen hebben op de waterhuishouding.
Het plan wordt in het kader van vooroverleg naar het waterschap Drents Overijsselse Delta en het waterschap Vallei en Veluwe toegestuurd.
5.10.3 Conclusie
Het aspect waterhuishouding vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
5.11 Besluit Milieueffectrapportage
5.11.1 Algemeen
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
- Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan); Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
- Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3); Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
- Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4); Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r.. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
5.11.2 Situatie plangebied
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Wel zijn binnen de diverse bestemmingen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen en kleinschalige aanpassingen doorgevoerd.
De hiervoor genoemde bevoegdheden en aanpassingen maar ook de nog niet benutte bouwtitels zijn van kleinschalige omvang en leiden niet tot een wezenlijk ander plan. Van een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied zal dan ook geen sprake zijn. Een passende beoordeling op basis van artikel 2.8, lid 1 van de Wet natuurbescherming is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk. Derhalve is geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.
5.11.3 Conclusie
Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording
6.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
6.2 Opzet Van De Regels En Verbeelding
6.2.1 Algemeen
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels;
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
6.2.2 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
- Artikel 1 Begrippen: In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
- Artikel 2 Wijze van meten: Om op een eenduidig manier afstanden, oppervlaktes en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan.
6.2.3 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied op de verbeelding voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
- Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
- Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bouwhoogte, goothoogte etc.);
- Nadere eisen: regels omtrent voorwaarden die het college van burgemeester en wethouders kan stellen aan bebouwing;
- Afwijken van de bouwregels/gebruiksregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bouw- en/of gebruiksregels;
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: in de archeologische dubbelbestemming is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen ter bescherming van mogelijke archeologische waarden.
In paragraaf 6.3 worden de bestemmingen nader toegelicht en wordt aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen.
6.2.4 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
- Artikel 39 Anti-dubbeltelregel: Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
- Artikel 40 Algemene bouwregels: In de algemene bouwregels wordt ingegaan op de overschrijding van bouwgrenzen, herbouw van (bedrijfs)woningen, de te hanteren parkeernorm en op welke wijze omgegaan moet worden met bestaande afwijkende maten en afstanden.
In het kader van het bestemmingsplan is geen akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit betekent dat de afstandsmaten van woningen tot wegen niet bekend zijn. Om deze reden is de herbouw van (bedrijfs) woningen buiten de bestaande fundamenten uitgesloten. Middels een algemene afwijkingsregel of een algemene wijzigingsbevoegdheid wordt herbouw mogelijk gemaakt. - Artikel 41 Algemene gebruiksregels: In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Aangeven wordt welke vormen van gebruik in ieder geval strijd met dit bestemmingsplan zijn zoals een prostitutiebedrijf. Daarnaast zijn in dit artikel de parkeernormen en voorwaardelijke verplichtingen opgenomen.
- Artikel 42 Algemene aanduidingsregels: Dit artikel is opgenomen voor de aanwezige grondwaterbeschermingsgebieden en waterwingebieden. Voor de regelgeving is aangesloten bij de vigerende plannen en de Omgevingsverordening Overijssel. Voor het waterwingebied betekent dit dat er uitsluitend gebouwen ten dienste van de waterwinning gebouwd mogen worden. Middels een afwijkingsbevoegdheid kan hiervan worden afgeweken.
- Artikel 43 Algemene afwijkingsregels: Algemene afwijkingsregels zijn opgenomen voor zaken die niet voor 1 specifieke bestemming gelden, maar in meerdere bestemmingen voorkomen en bijvoorbeeld gekoppeld zijn aan een aanduiding. In dit bestemmingsplan zijn algemene afwijkingsregels opgenomen voor het gebruik van bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg en voor het vergroten van de inhoudsmaat van Sallandse boerderijvormen (>750 m³). Bij de laatste afwijkingsregel is het niet toegestaan een ligboxenstal en dergelijke te gebruiken om de inhoud van de woning te vergroten. Het gaat hier expliciet om de Sallandse boerderijvorm of karakteristieke bebouwing. Tevens is er een afwijkingsregel opgenomen voor de herbouw van (bedrijfs)woningen buiten bestaande fundamenten. Indien aangetoond kan worden dat aan de voorkeurswaarde en de overige voorwaarden wordt voldaan, is herbouw buiten de bestaande fundamenten toegestaan. Ten slotte is er een afwijkingsregel opgenomen voor het realiseren van kleinschalige windturbines met een tiphoogte van 25 m.
- Artikel 44 Algemene wijzigingsregels: Naast de algemene afwijkingsregels zijn er ook een aantal algemene wijzigingsregels. Concreet gaat het om:
- 1. woningsplitsing van een karakteristieke woning;
- 2. het realiseren van een woning in een karakteristiek bijgebouw;
- 3. verwijderen bestemming Waarde - Archeologie - 1, 2, 3 of 4 als uit nader onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- 4. herbouw (bedrijfs) woningen.
Woningsplitsing van karakteristieke panden en de realisatie van een woning in een karakteristiek bijgebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'. Deze aanduiding is opgenomen voor het gehele bouwvlak. Om de bepalen of de aanduiding karakteristiek is opgenomen vanwege een karakteristiek hoofdgebouw of een karakteristiek bijgebouw dienen bijlagen 3, 4 en 6 van de regels geraadpleegd te worden. Hierin staat per adres omschreven waarom het betreffende bouwvlak is aangewezen als karakteristiek.
De herbouw van (bedrijfs)woningen wordt, naast een algemene afwijkingsregel, ook via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Indien aangetoond kan worden dat aan de uiterste grenswaarde en de overige voorwaarden wordt voldaan, is herbouw buiten de bestaande fundamenten toegestaan. Hiervoor dient wel een Verzoek hogere waarde aangevraagd te worden. Omdat dit uitsluitend mogelijk is in het kader van een bestemmingsplan of wijzigingsbevoegdheid is deze wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
- Artikel 45 Overige regels: In dit artikel worden de overige regels beschreven en bepalen dat de wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op moment van ter inzage legging van het ontwerp. Daarnaast zijn bepalingen opgenomen omtrent het relatieteken, verwijzing naar adressen en is er een omgevingsvergunningstelsel opgenomen met betrekking tot het aanleggen en vellen van houtopstanden en het planten en kappen van bomen.
6.2.5 Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
6.3 Artikelsgewijze Toelichting Op De Planregels
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
In voorliggend bestemmingsplan zijn partiële herzieningen en projectbesluiten verwerkt. Daarnaast zijn er aanpassingen in de regels en op de verbeeldingen doorgevoerd. Voor het volledig overzicht aan wijzigingen wordt verwezen naar bijlage 4 bij deze toelichting.
Hierna wordt per bestemming een beknopte en algemene beschrijving gegeven.
Artikel 3 Agrarisch, Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden en Artikel 5 Agrarisch metwaarden - Natuur en Landschapswaarden
Dit bestemmingsplan kent drie verschillende agrarische bestemmingen. Deze bestemmingen zijn gebaseerd op zonering. Door voor deze systematiek te kiezen, is het mogelijk voor alle zones aparte regelingen op te nemen waardoor aanwezige waarden worden beschermd. Om dit te bewerkstelligen, wordt onderscheid gemaakt in bijvoorbeeld het toegestane grondgebruik en de bouwmogelijkheden. Alleen bestaande agrarische bedrijven zijn voorzien van één van deze bestemmingen. Dit betekent dat hobbyboeren niet onder deze bestemming vallen.
Binnen de bestemmingsomschrijving wordt aangegeven welke productietakken rechtstreeks zijn toegestaan. In de huidige situatie komt het echter voor dat bedrijven een andere (semi-) agrarische functie uitoefenen dan datgene wat in de betreffende zone is toegestaan. Deze bedrijven zijn voorzien van een specifieke functieaanduiding.
Voor de aanwezige agrarische bedrijven zijn bouwvlakken opgenomen. Binnen het toegekende bouwvlak dienen de bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning, de bijgebouwen en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, veekeringen en andere specifiek genoemde functies), te worden gesitueerd. Dit betekent dat ook mestopslag, paardenbakken, sleufsilo's, kuilvoerplaten en teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak worden gesitueerd. Gezien de beperkte natuur- en landschapswaarden zijn in de zone Agrarisch kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestplaten en mestzakken ook buiten het bouwvlak, maar aansluitend en binnen een zone van 50 meter vanaf de grens van het bouwvlak, rechtstreeks toegestaan. Kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestplaten en mestzakken grenzend aan het bouwvlak, maar gescheiden door een weg vallen hier niet onder en zijn niet toegestaan. Bestaande kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestplaten en mestzakken grenzend aan een bouwvlak, maar gescheiden door een weg zijn wel toegestaan en zijn derhalve voorzien van een aanduiding.
Binnen de bestemmingen Agrarisch met waarden - Landschapswaarden en Agrarisch met waarden - Natuur enLandschapswaarden, zijn kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestopslag via afwijking ook buiten het bouwvlak toegestaan indien deze bouwwerken aansluitend aan het bouwvlak en binnen een zone van 50 meter van de grens van het bouwvlak worden gerealiseerd. Via afwijking zijn ook teeltondersteunende voorzieningen onder voorwaarden toegestaan buiten, maar aansluitend aan, bouwvlakken.
Agrarische bouwvlakken mogen, met inachtneming van de van toepassing zijnde bouwregels, volledig worden bebouwd. Voor paardenhouderijen is dit niet van toepassing. Hier geldt het bestaande oppervlak. Ten behoeve van de realisatie van de bebouwing kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen.
Bij nagenoeg alle agrarische bedrijven is één bedrijfswoning aanwezig. Indien reeds een tweede agrarische bedrijfswoning aanwezig is, is dit middels een maatvoeringaanduiding aangegeven. De maximum inhoudsmaat voor agrarische bedrijfswoningen bedraagt 750 m³, inclusief aan- en uitbouwen. Per bedrijfswoning is tevens 100 m² aan bijgebouwen en overkappingen toegestaan.
Binnen de agrarische bestemming is ook de mogelijkheid opgenomen voor tijdelijke waterberging. Omdat voor dit tijdelijk (mede)gebruik de bestemming niet hoeft te worden gewijzigd, is dit in de bestemmingsomschrijving opgenomen. Indien sprake is van permanente waterberging, kan dit via een wijzigingsbevoegdheid worden gerealiseerd. De bestemming wordt gewijzigd indien er van agrarisch gebruik geen sprake meer is.
Afwijkingsregels
In de planregels zijn in de drie agrarische artikelen de volgende afwijkingsregels opgenomen:
- ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak voor kleine overschrijdingen tot 25 m, met een maximum van 250 m²;
- ten behoeve van de bouw van afwijkende stalsystemen in de vorm van serrestallen en boogstallen;
- ten behoeve van regenkappen (in artikel 3 en 4);
- ten behoeve van kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestopslag (in artikel 4 en 5);
- ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen (in artikel 4 en 5);
- ten behoeve van extra woonruimte voor een tweede arbeidskracht of een rustende boer;
- ten behoeve van bebouwingsoppervlak paardenhouderijen (in artikel 3 en 4);
- ten behoeve van paardenbakken buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak (zowel een agrarisch bouwvlak als een bouwvlak met de bestemming Wonen);
- ten behoeve van biomassavergistingsinstallaties;
- ten behoeve van zorgboerderijen;
- ten behoeve van mestvergistingsinstallaties;
- overschrijding van het bouwvlak tot 1,5 ha;
- ten behoeve van nevenfuncties. De verschillende toegestane nevenfuncties worden bepaald aan de hand van genoemde criteria. Dit betekent dat er geen gelimiteerde lijst is opgenomen.
Zoals eerder genoemd mogen binnen de bestemming Agrarisch kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestplaten en mestzakken, lage permanente en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen ook buiten het bouwvlak (eventueel mits aansluitend aan het bouwvlak) gesitueerd worden. Voor de bestemmingen Agrarisch metwaarden - Landschapswaarden en Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden wordt dit middels afwijkingsbevoegdheden mogelijk gemaakt. Op deze manier is een afweging ten opzichte van de natuur en/of landschapkenmerken nog mogelijk.
De mogelijkheid voor afwijken ten aanzien van een tweede bedrijfswoning is opgenomen als wijzigingsbevoegdheid. Dit als gevolg van de Wet geluidhinder. Als aan de voorkeurswaarde wordt voldaan kan men met een wijzigingsbevoegdheid afwijken. Als niet aan de voorkeurswaarde wordt voldaan, dient in het kader van het wijzigingsplan een Verzoek hogere waarden aangevraagd te worden. Dit is alleen mogelijk in het kader van een bestemmingsplan of wijzigingsbevoegdheid.
Milieuhygiënische inpasbaarheid In verschillende flexibiliteitsbepalingen wordt als voorwaarde gesteld dat de ontwikkeling 'milieuhygiënisch inpasbaar' is. Milieuhygiënisch inpasbaar is een verzamelbegrip voor verschillende aspecten. Hieronder is weergegeven waar tijdens de toetsing rekening mee gehouden dient te worden: - toetsing aan de eisen uit de Wet natuurbescherming; - toetsing van de geurhinder ter plaatse van omliggende geurgevoelige objecten (waarbij ook wordt gekeken naar mogelijke cumulatie van geurhinder); - toetsing aan de eisen uit de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen; - aantonen dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie en geen onevenredige negatieve gevolgen voor het waterbeheer optreden; - beoordeling van de inpasbaarheid voor de thema's verkeer, externe veiligheid en geluid. |
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Op de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden en Agrarisch met waarden -Natuur en Landschapswaarden is een vergunningenstelsel van kracht met het oog op de te beschermen waarden. Middels regels wordt het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bepaalde werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die een aantasting van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden dan wel de cultuurhistorische waarde betekenen. Dit vergunningenstelsel is niet van toepassing voor werken en werkzaamheden binnen het bouwvlak.
Wijzigingsbevoegdheid
Naast afwijkingsregels zijn er ook wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen voor ontwikkelingen waarvoor een zwaarder afwegingskader geldt dan bij afwijken. Daarnaast gaat een wijzigingsbevoegdheid gepaard met een aanpassing van de verbeelding. Dit bestemmingsplan kent de volgende wijzigingsbevoegdheden:
- ten behoeve van realisatie van agrarische bouwvlakken ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf. Dit is alleen mogelijk indien er elders in de provincie Overijssel een ander agrarisch bedrijf opgeheven wordt (saldering) (artikel 3 en 4);
- ten behoeve van het vergroten van agrarische bouwvlakken;
- ten behoeve van de omschakeling naar een paardenhouderij;
- ten behoeve van vervolgfuncties. Net als bij nevenfuncties is hier geen gelimiteerde lijst opgenomen. Iedere gewenste vervolgfunctie is mogelijk, mits voldaan wordt aan de opgenomen voorwaarden. Algemeen uitgangspunt bij het toestaan van een vervolgfunctie is dat er geen extra gebouwen mogen worden gebouwd. Om die reden zijn deze voormalige (agrarische) bedrijven op de verbeelding aangegeven met een functieaanduiding. In de regels is bepaald dat het oppervlak aan bedrijfsgebouwen op gronden met deze bestemming niet mag worden vergroot, tenzij sanering plaats vindt. Daarbij geldt dat:
- 1. na sanering tot 250 m² het gesloopte oppervlak mag worden teruggebouwd;
- 2. indien meer dan 250 m² wordt gesloopt, in ieder geval 250 m² mag worden teruggebouwd;
- 3. van het gesloopte boven de 250 m² mag 1/3 worden teruggebouwd tot een maximum van 850 m².
In tabel 6.1 zijn voorbeelden van deze rekenregel gegeven.
Tabel 6.1 Rekenvoorbeeld saneringsregeling
te slopen bestaande bebouwing (m2) | rekenregel | maximaal oppervlak te realiseren nieuwbouw (m²) |
100 | < 250 m2 | 100 |
200 | < 250 m2 | 200 |
250 | 250 | |
400 | 250 + 1/3 x (400-250) | 300 |
1.000 | 250 + 1/3 x (1.000-250) | 500 |
1.600 | 250 + 1/3 x (1.600-250) | 700 |
2.050 | 250 + 1/3 x (2.050 - 250) | 850 |
2.500 | > 850 m2 dus geldt het maximum | 850 |
3.000 | > 850 m2 dus geldt het maximum | 850 |
- ten behoeve van een tweede bedrijfswoning;
- ten behoeve van nieuwe natuur;
- ten behoeve van waterberging.
Gezien de aanwezige waarden, worden er in de zone Agrarisch met waarden - Natuur en Landschapswaarden geen nieuwe bouwvlakken toegestaan. De eerstgenoemde wijzigingsbevoegdheid is daarom ook niet opgenomen in artikel 5.
Artikel 6 Bedrijf
De bestemming Bedrijf is toegekend aan alle niet-agrarische bedrijven. Voor de bestemming Bedrijf is gebruikgemaakt van een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten (milieucategorieën) (SvB). Verwezen wordt naar bijlage 1 van de regels.
In zijn algemeenheid worden bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 van de SvB ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf' toegestaan. Bestaande bedrijfsactiviteiten uit een hogere categorie worden specifiek bestemd. Dit betekent dat na bedrijfsbeëindiging uitsluitend een soortgelijk bedrijf is toegestaan of een bedrijf in de categorie 1 of 2 van de SvB.
Het kan voorkomen dat er bedrijven zijn die niet in de SvB zijn opgenomen. Om deze reden is een afwijkingsregel opgenomen. Indien aangetoond is dat het betreffende bedrijf naar aard en omvang gelijk te stellen is met een bedrijf uit categorie 1 of 2 van de SvB dan is dit bedrijf ook toegestaan. Omdat vanwege visuele aspecten of de sterke verkeersaantrekkende werking het niet gewenst is bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 met een indice 2 of hoger toe te staan, zijn deze bedrijven niet in de Staat opgenomen. Wijziging naar deze bedrijven is daarom niet mogelijk.
De uitbreidingsmogelijkheden van bedrijven zijn afhankelijk van de uitbreidingen die in het verleden hebben plaatsgevonden. Om deze reden is uitbreiding uitsluitend mogelijk via een afwijkingsbevoegdheid waarbij de uitbreiding maximaal 15% bedraagt, die binnen het bouwvlak moet plaatsvinden. Voor agrarisch aanverwante bedrijven geldt een uitbreidingsmogelijkheid van maximaal 25%. Indien de uitbreiding niet passend is binnen het bestaande bouwvlak dan is het via afwijking toegestaan het bouwvlak (niet zijnde een bestemmingsgrens) eenmalig te overschrijden. Voor bedrijven voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voormalige bedrijfsbebouwing' is uitbreiding van het bestaande oppervlak niet toegestaan.
Voor bedrijven die de bedrijfsvoering beëindigen is middels een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid opgenomen voor een vervolgfunctie. Hierbij gelden dezelfde voorwaarden als voor vervolgfuncties bij agrarische bedrijven.
Artikel 7 Bedrijf - Energiemolen
Deze bestemming is toegekend aan de energiemolen aan de Bokkelerweg ong. te Wesepe. Voor de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden is grotendeels aangesloten bij de regeling zoals opgenomen in de bestemming Bedrijf.
Artikel 8 Cultuur en ontspanning
Deze bestemming is toegekend aan de molen aan de Marledijk 17. Voor de uitbreidingsmogelijkheden wordt aangesloten bij de regeling zoals opgenomen in de bestemming Bedrijf.
Artikel 9 Cultuur en ontspanning - 1
Deze bestemming is toegekend aan de bestaande militaire gronden en objecten. Voor de regeling is aangesloten bij het vigerende plan. Tevens is een omgevingsvergunning opgenomen om onder andere het aantasten van de ter plaatse, bovengronds en ondergronds, aanwezige historische objecten te beschermen.
Artikel 10 Detailhandel en Artikel 11 Detailhandel - Tuincentrum
Deze bestemming is toegekend aan bestaande detailhandelsvestiging. Hierbij is aangesloten bij de vigerende regeling. Voor de uitbreidingsmogelijkheden geldt hetzelfde als bij de regeling zoals opgenomen in de bestemming Bedrijf. De specifieke detailhandelsfuncties, die vanwege de geldende regels niet onder de algemene detailhandelsbestemming behoren te vallen, zijn voorzien van een aparte bestemming. In dit geval gaat dit op voor een tuincentrum.
Artikel 12 Gemengd
In het plangebied komen enkele horecavestigingen voor die als grote neventak en soms zelfs als hoofdtak dagrecreatieve voorzieningen hebben. Om beide activiteiten op een juiste manier te bestemmen, is gekozen voor de bestemming Gemengd. Voor de bouwmogelijkheden binnen deze bestemming is aangesloten bij de bestemming Horeca.
Artikel 13 Horeca
De bestemming Horeca is toegekend aan de bestaande horecabedrijven. Voor wat betreft de toegestane horeca-activiteiten, is gebruikgemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten. In deze Staat zijn de horeca-activiteiten gecategoriseerd (zie bijlage 2 van de regels). Horecabedrijven in de categorieën 1a en 1b zijn algemeen toelaatbaar en uitwisselbaar. Horecabedrijven uit een hogere categorie zijn voorzien van een specifieke aanduiding. Voor de uitbreidingsmogelijkheden wordt eveneens aangesloten bij de regeling zoals opgenomen in de bestemming Bedrijf.
Artikel 14 Landhuis
Historische landgoederen zijn apart bestemd met de bestemming Landhuis. Hier speelt enerzijds de bescherming van cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden. Deze waarden worden beschermd door de bestaande bebouwing en functies vast te leggen en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden te eisen voor het onbebouwde gebied.
Tegelijkertijd worden ontwikkelingsmogelijkheden geboden in de vorm van nevenfuncties die rechtstreeks of via een afwijkingsbevoegdheid worden toegestaan (mits de kwaliteiten van het landhuis niet worden geschaad) en zijn functies via een wijzigingsbevoegdheid uitwisselbaar gemaakt.
Door deze regeling is een optimale balans gevonden tussen behoud en ontwikkeling.
Artikel 15 Maatschappelijk en Artikel 16 Maatschappelijk - Begraafplaats
Binnen de bestemming Maatschappelijk is gekozen voor een algemene bestemming. De specifieke maatschappelijke functies, die vanwege de geldende regels niet onder de algemene maatschappelijke bestemming behoren te vallen, zijn voorzien van een aparte bestemming. In dit geval gaat dit op voor begraafplaatsen.
Artikel 17 Natuur
De bestemming Natuur is toegekend aan bestaande natuurgebieden. Ook bestaande bossen zijn voorzien van de bestemming Natuur. Binnen deze bestemming is het oprichten van gebouwen ten behoeve van de bestemming uitsluitend via afwijking toegestaan. Het bestaande informatiecentrum Den Nul valt ook binnen de bestemming Natuur , maar past niet binnen de afwijkingsbevoegdheid. Om deze reden is hiervoor een specifieke aanduiding opgenomen. Dit geldt tevens voor de bijbehorende parkeerplaatsen en de windturbine en een aantal andere functies op locaties elders (o.a. theehuisje).
Artikel 18 Recreatie - Dagrecreatie
Recreatieve activiteiten waarbij geen sprake is van nachtverblijf zijn bestemd als Recreatie - Dagrecreatie. Hieronder vallen lig-, speel- en groenvoorzieningen. Voor de bestaande volkstuinen wordt een functieaanduiding opgenomen. Hierdoor is het niet mogelijk om ter plaatse van de bestemming Recreatie -Dagrecreatie zonder aanduiding een volkstuin te realiseren.
Artikel 19 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Binnen deze bestemming is er in tegenstelling tot dagrecreatie wel sprake van nachtverblijf. De in het plangebied aanwezige kampeerterreinen alsmede de recreatiewoningen vallen binnen deze bestemming. Omdat alleen het huidige gebruik gewenst is, wordt gebruikgemaakt van de vigerende regeling en specifieke aanduidingen voor elk kampeerterrein. De solitaire recreatiewoningen zijn allen voorzien van de aanduiding 'recreatiewoning'.
Artikel 20 Sport
Voor de bestemming Sport wordt uitsluitend gebruikgemaakt van specifieke aanduidingen. Dit betekent dat op de betreffende percelen alleen de huidige functie is toegestaan. Uitwisseling van functies is niet mogelijk. Voor de bouwmogelijkheden wordt aangesloten bij de bestaande situatie. Voor uitbreiding is net als bij de bestemming Bedrijf een afwijkingsregel opgenomen.
Artikel 21 Verkeer en Artikel 22 Verkeer - Railverkeer
In het plan is voor de wegen, alsmede opstelstroken, busstroken en voet- en fietspaden, de bestemming Verkeer opgenomen. Binnen de bestemming Verkeer zijn tevens bijbehorende voorzieningen toegestaan. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 tot 15 m. Voor de bestaande spoorweg is de bestemming Verkeer - Railverkeer opgenomen.
Artikel 23 Water
De bestemming Water is toegekend aan alle hoofdwatergangen in het plangebied. Andere in het plangebied aanwezige watergangen zijn niet apart bestemd.
Artikel 24 Wonen en Artikel 25 Wonen - Woonwagenstandplaats
Alle burgerwoningen en bijbehorende bijgebouwen en tuinen zijn voorzien van de bestemming Wonen. Indien er meer dan 1 woning op een bouwvlak is toegestaan, is dit aangegeven middels een maatvoeringaanduiding. De inhoudsmaat bedraagt in het algemeen maximaal 750 m³, inclusief aan- en uitbouwen. Daarnaast is per woning 100 m² aan bijgebouwen en overkappingen toegestaan (indien er middels een maatvoeringaanduiding een aantal woningen is aangegeven, dan geldt dat voor elke woning 100 m² aan bijgebouwen gerealiseerd mag worden). Percelen in gebruik door hobbyboeren hebben ook de bestemming Wonen gekregen. Omdat hobbyboeren vaak behoefte hebben aan ruimere mogelijkheden voor bijgebouwen, is hier een afwijkingsbevoegdheid voor opgenomen. Middels deze afwijkingsbevoegdheid is uitbreiding van de bijgebouwen tot 250 m² onder voorwaarden mogelijk.
Indien bij een woonbestemming reeds meer dan 100 m² aan bijgebouwen aanwezig is, kan via een saneringsregeling 50% van de bebouwing worden vernieuwd tot een maximum van 250 m². Tabel 6.2 geeft enkele rekenvoorbeelden.
Tabel 6.2 Rekenvoorbeeld saneringsregeling wonen
voorbeelden | ||
bestaand | rekenregel | vervangende nieuwbouw |
40 m² | 100 m² | |
75 m² | 100 m² | |
100 m² | 100 m² | |
150 m² | 150-100 = 50:2 = 25 + 100 = 125 m² | 125 m² |
200 m² | 200-100 = 100:2 = 50 + 100 =150 m² | 150 m² |
250 m² | 250-100 = 150:2 = 75 + 100 = 175 m² | 175 m² |
300 m² | 300-100 = 200:2 = 100 + 100 = 200 m² | 200 m² |
350 m² | 350-100 = 250:2 = 125 + 100 = 225 m² | 225 m² |
400 m² | 400-100 = 300:2 = 150 + 100 = 250 m² | 250 m² |
meer dan 400 m² | 250 m² |
Voormalige (agrarische) bedrijven hebben een functieaanduiding gekregen. Vanwege het vaak grote oppervlak aan voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen, is ervoor gekozen voor deze percelen ruimere gebruiksmogelijkheden, in de vorm van nevenfuncties, op te nemen. Voorwaarde is wel dat de bestaande bebouwing niet mag worden uitgebreid en nieuwe gebouwen niet mogen worden opgericht, tenzij bebouwing wordt gesaneerd. Daarbij geldt dat:
- na sanering tot 250 m² het gesloopte oppervlak mag worden teruggebouwd;
- indien meer dan 250 m² wordt gesloopt, in ieder geval 250 m² mag worden teruggebouwd;
- van het gesloopte boven de 250 m² mag 1/3 worden teruggebouwd tot een maximum van 850 m².
Voor een rekenvoorbeeld wordt verwezen naar tabel 6.1 bij de beschrijving van de agrarische bestemmingen.
Voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen kunnen via een wijzigingsbevoegdheid worden gewijzigd in een andere vervolgfunctie. Hiervoor gelden dezelfde criteria als voor vervolgfuncties bij agrarische bedrijven.
Vanwege de afwijkende regelingen zijn woonwagenstandplaatsen voorzien van een aparte bestemming.
Artikel 26 t/m 29 Leidingen
De planologisch relevante leidingen zijn in deze dubbelbestemmingen als zodanig bestemd. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen na afwijken toegestaan. Alvorens het bevoegd gezag over een verzoek om afwijken beslissen, wint zij schriftelijk advies in bij de desbetreffende leidingbeheerder. Ter bescherming van aanwezige leidingen is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
Artikel 30 t/m 33 Waarde - Archeologie (1, 2, 3 en 4)
Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
De regeling is niet van toepassing op bestaande bouwwerken voor zover ingeval van herbouw gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundamenten. In alle overige gevallen is de regeling van toepassing op het oprichten van nieuwe bebouwing of uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50 cm met een groter oppervlak dan 2.500 m² (Waarde - Archeologie - 1), 5.000 m² (Waarde - Archeologie - 2) en 30 m² (Waarde - Archeologie - 3). Waarde - Archeologie - 4 is opgenomen voor een archeologisch monument. Wanneer sprake is van het oprichten van nieuwe bebouwing dient te allen tijde onderzoek gedaan te worden.
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.
Omdat op 1 perceel is aangetoond dat er graafwerkzaamheden tot 120 cm diepte zijn uitgevoerd is voor deze gronden de aanduiding 'diepte' opgenomen. Dit betekent dat voor de gronden ter plaatse van deze aanduiding de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 of 3 pas van toepassing is voor werken en werkzaamheden dieper dan 120 cm.
Artikel 34 Waarde - Landschap - 1 en Artikel 35 Waarde - Landschap - 2
Deze dubbelbestemming zijn opgenomen voor respectievelijk de essen en de kommen. Indien er in de agrarische bestemmingen mogelijkheden worden geboden die niet van toepassing zijn op de essen of de kommen is dat in dit artikel aangegeven.
Artikel 36 Waterstaat - Intrekgebied
Voor intrekgebieden ten behoeve van (potentieel) waterwinning is de functie tot uitdrukking gebracht in de dubbelbestemming Waterstaat - Intrekgebied. Het bebouwen van deze gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming is uitsluitend toegestaan als hiervoor vergunning is verleend door het bevoegd gezag. Vergunning wordt verleend als de functie hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Het bevoegd gezag wint hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, advies in bij de beheerder, voordat ze beslist op het verzoek om af te wijken.
Artikel 37 Waterstaat - Waterbergingsgebied
Gebieden voor de instandhouding van de waterhuishoudkundige werken zijn tot uitdrukking gebracht in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterbergingsgebied. Omdat in de gemeente geen waterbergingsgebieden op grond van de verordening dienen te worden bestemd, is deze dubbelbestemming opgenomen voor de primaire watergebieden. Het bebouwen van deze gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming is uitsluitend toegestaan als hiervoor vergunning is verleend door het bevoegd gezag. Vergunning wordt verleend als de functie hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Het bevoegd gezag wint hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, advies in bij de beheerder, voordat ze beslist op het verzoek om af te wijken.
Artikel 38 Waterstaat - Waterkering
Voor waterkeringen is de functie tot uitdrukking gebracht in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Het bebouwen van deze gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming is uitsluitend toegestaan als hiervoor vergunning is verleend door het bevoegd gezag. Vergunning wordt verleend als de functie hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Het bevoegd gezag wint hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, advies in bij de beheerder, voordat ze beslist op het verzoek om af te wijken.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk.
De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan en de met de procedure gemoeide kosten komen voor rekening van de gemeente.
Het bestemmingsplan biedt diverse mogelijkheden om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan of het bestemmingsplan te wijzigen. Hierbij zal per geval worden bezien of de kosten op een initiatiefnemer van een plan worden verhaald op basis van de gemeentelijke legesverordening of door het sluiten van een overeenkomst. Tevens zal, indien noodzakelijk, een planschadeovereenkomst worden gesloten met een initiatiefnemer van een plan. Op vorenstaande wijze is het verhaal van de kosten voor de gemeente anderszins verzekerd, zodat geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld.
Hoofdstuk 8 Vooroverleg, Inspraak En Zienswijzen
8.1 Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
8.1.1 Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
8.1.2 Provincie Overijssel
Het conceptbestemmingsplan is voor vooroverleg naar de provincie gestuurd. De provincie heeft aangegeven dat het plan past binnen het provinciaal ruimtelijk beleid en dan ook geen aanleiding ziet om een zienswijze in te dienen.
8.1.3 Regionale afstemming buurgemeenten
Het conceptbestemmingsplan is voor vooroverleg naar de buurgemeenten gestuurd. Uitsluitend de gemeente Deventer heeft gereageerd en aangegeven geen aanleiding te zien om een zienswijze in te dienen tegen het ontwerpbestemmingsplan.
8.1.4 Waterschap Drents Overijsselse Delta
Het conceptbestemmingsplan is voor vooroverleg naar het waterschap gestuurd. Het waterschap heeft aangegeven geen reden te zien om een reactie in te dienen, omdat het plan de waterschapsbelangen niet raakt.
8.1.5 Waterschap Vallei en Veluwe
Het conceptbestemmingsplan is voor vooroverleg naar het waterschap gestuurd. Het waterschap heeft geen aanleiding gezien om een reactie in te dienen.
8.1.6 Overige partijen
Naast bovenstaande overlegpartners is het conceptbestemmingsplan naar diverse partijen en stichtingen gestuurd. Geen van deze partijen hebben aanleiding gezien om een reactie in te dienen.
8.2 Inspraak
Een bestuursorgaan kan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Voor het 'Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe' zal geen inspraak in de vorm van een voorontwerpbestemmingsplan worden verleend.
8.3 Zienswijzen
Het plan heeft ter inzage gelegen van 17 december 2020 tot en met 27 januari 2021. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn in totaal 29 zienswijzen ingediend. De zienswijzen hebben aanleiding gegeven tot wijziging van het bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe. Daarnaast zijn er ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Als bijlage bij het vaststellingsbesluit is de 'Nota beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe' opgenomen. In de nota is een samenvatting van de zienswijzen gegeven met bijbehorend standpunt van het college van burgemeester en wethouders. Kortheidshalve wordt naar de betreffende nota verwezen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Karakteristieke Panden - Deel 1
Bijlage 3 Karakteristieke panden - deel 1
Bijlage 4 Karakteristieke Panden - Deel 2
Bijlage 4 Karakteristieke panden - deel 2
Bijlage 5 Monumentenlijst
Bijlage 6 Karakteristieke Panden - Deel 3
Bijlage 6 Karakteristieke panden - deel 3
Bijlage 7 Overzicht Objecten
Bijlage 8 Nevenfunctie - Minicamping
Bijlage 8 Nevenfunctie - minicamping
Bijlage 9 Rapport Oversticht Dingshofweg 7-7a, Olst
Bijlage 9 Rapport Oversticht Dingshofweg 7-7a, Olst
Bijlage 10 Rapport Oversticht Ijsseldijk 95, Welsum
Bijlage 10 Rapport Oversticht IJsseldijk 95, Welsum
Bijlage 11 Rapport Oversticht Raalterweg 25, Wijhe
Bijlage 11 Rapport Oversticht Raalterweg 25, Wijhe
Bijlage 12 Sloopopgave Raalterweg 25, Wijhe En Lierderholthuisweg 9 In Wijhe
Bijlage 12 Sloopopgave Raalterweg 25, Wijhe en Lierderholthuisweg 9 in Wijhe
Bijlage 13 Sloopopgave Boerlestraat 15-15a, Wijhe
Bijlage 13 Sloopopgave Boerlestraat 15-15a, Wijhe
Bijlage 14 Sloopopgave Kappeweg 12, Wijhe
Bijlage 14 Sloopopgave Kappeweg 12, Wijhe
Bijlage 15 Beleidsregels Parkeren Olst-wijhe
Bijlage 15 Beleidsregels parkeren Olst-Wijhe
Bijlage 16 Voorwaardelijke Verplichting Wechterholt 35, Wijhe
Bijlage 16 Voorwaardelijke verplichting Wechterholt 35, Wijhe
Bijlage 17 Voorwaardelijke Verplichting Eikelhofweg 18b, Olst
Bijlage 17 Voorwaardelijke verplichting Eikelhofweg 18b, Olst
Bijlage 18 Voorwaardelijke Verplichting Mengerweg 4, Wesepe
Bijlage 18 Voorwaardelijke verplichting Mengerweg 4, Wesepe
Bijlage 19 Voorwaardelijke Verplichting Rietbergweg 2a, Wijhe
Bijlage 19 Voorwaardelijke verplichting Rietbergweg 2a, Wijhe
Bijlage 20 Voorwaardelijke Verplichting Hengforderweg 4, Olst
Bijlage 20 Voorwaardelijke verplichting Hengforderweg 4, Olst
Bijlage 21 Voorwaardelijke Verplichting Bokkelerweg Ong, Wesepe
Bijlage 21 Voorwaardelijke verplichting Bokkelerweg ong, Wesepe
Bijlage 22 Voorwaardelijke Verplichting Oude Deventerweg 2, Olst
Bijlage 22 Voorwaardelijke verplichting Oude Deventerweg 2, Olst
Bijlage 23 Voorwaardelijke Verplichting Weth. M. Van Doorninckweg 22a, Olst
Bijlage 23 Voorwaardelijke verplichting Weth. M. van Doorninckweg 22a, Olst
Bijlage 24 Voorwaardelijke Verplichting Erveweg 3, Welsum
Bijlage 24 Voorwaardelijke verplichting Erveweg 3, Welsum
Bijlage 25 Voorwaardelijke Verplichting Boxbergerweg 12, Olst
Bijlage 25 Voorwaardelijke verplichting Boxbergerweg 12, Olst
Bijlage 26 Voorwaardelijke Verplichting Boxbergerweg 49, Olst
Bijlage 26 Voorwaardelijke verplichting Boxbergerweg 49, Olst
Bijlage 27 Voorwaardelijke Verplichting Zandweteringpad 2 En 6, Olst
Bijlage 27 Voorwaardelijke verplichting Zandweteringpad 2 en 6, Olst
Bijlage 28 Voorwaardelijke Verplichting Vossenweg 5, Welsum
Bijlage 28 Voorwaardelijke verplichting Vossenweg 5, Welsum
Bijlage 29 Voorwaardelijke Verplichting Zonnenbergerweg 10, Wesepe
Bijlage 29 Voorwaardelijke verplichting Zonnenbergerweg 10, Wesepe
Bijlage 30 Voorwaardelijke Verplichting Boxbergerweg 23, Olst
Bijlage 30 Voorwaardelijke verplichting Boxbergerweg 23, Olst
Bijlage 31 Voorwaardelijke Verplichting Waterstraat 9, Wijhe
Bijlage 31 Voorwaardelijke verplichting Waterstraat 9, Wijhe
Bijlage 32 Voorwaardelijke Verplichting Bremmelerstraat 16, Wijhe
Bijlage 32 Voorwaardelijke verplichting Bremmelerstraat 16, Wijhe
Bijlage 33 Voorwaardelijke Verplichting Lierderholthuisweg 11, Wijhe
Bijlage 33 Voorwaardelijke verplichting Lierderholthuisweg 11, Wijhe
Bijlage 34 Voorwaardelijke Verplichting Raalterweg 27, Wijhe
Bijlage 34 Voorwaardelijke verplichting Raalterweg 27, Wijhe
Bijlage 35 Voorwaardelijke Verplichting Holstweg 44a, Olst
Bijlage 35 Voorwaardelijke verplichting Holstweg 44a, Olst
Bijlage 36 Voorwaardelijke Verplichting Middelerstraat 4, Olst
Bijlage 36 Voorwaardelijke verplichting Middelerstraat 4, Olst
Bijlage 37 Voorwaardelijke Verplichting Waterstraat 16, Wijhe
Bijlage 37 Voorwaardelijke verplichting Waterstraat 16, Wijhe
Bijlage 38 Voorwaardelijke Verplichting Erveweg 26, Welsum
Bijlage 38 Voorwaardelijke verplichting Erveweg 26, Welsum
Bijlage 39 Voorwaardelijke Verplichting Marsweg 3-5, Wesepe
Bijlage 39 Voorwaardelijke verplichting Marsweg 3-5, Wesepe
Bijlage 40 Voorwaardelijke Verplichting Steunenbergerweg 6, Olst
Bijlage 40 Voorwaardelijke verplichting Steunenbergerweg 6, Olst
Bijlage 41 Voorwaardelijke Verplichting Oude Deventerweg 22, Olst
Bijlage 41 Voorwaardelijke verplichting Oude Deventerweg 22, Olst
Bijlage 42 Voorwaardelijke Verplichting Rietbergweg 7, Wijhe
Bijlage 42 Voorwaardelijke verplichting Rietbergweg 7, Wijhe
Bijlage 43 Voorwaardelijke Verplichting Boxbergerweg 25-25a, Olst
Bijlage 43 Voorwaardelijke verplichting Boxbergerweg 25-25a, Olst
Bijlage 44 Voorwaardelijke Verplichting Hooglandweg 3a, Wijhe
Bijlage 44 Voorwaardelijke verplichting Hooglandweg 3a, Wijhe
Bijlage 45 Voorwaardelijke Verplichting Wechterholt 4, Wijhe
Bijlage 45 Voorwaardelijke verplichting Wechterholt 4, Wijhe
Bijlage 46 Voorwaardelijke Verplichting Randerstraat 3, Olst
Bijlage 46 Voorwaardelijke verplichting Randerstraat 3, Olst
Bijlage 47 Voorwaardelijke Verplichting Schuilenbergerweg 4, Olst
Bijlage 47 Voorwaardelijke verplichting Schuilenbergerweg 4, Olst
Bijlage 48 Voorwaardelijke Verplichting Het Anem 26, Wijhe
Bijlage 48 Voorwaardelijke verplichting Het Anem 26, Wijhe
Bijlage 49 Voorwaardelijke Verplichting Velsdijk 4, Wesepe
Bijlage 49 Voorwaardelijke verplichting Velsdijk 4, Wesepe
Bijlage 50 Voorwaardelijke Verplichting Bremmelerstraat 2, Wijhe
Bijlage 50 Voorwaardelijke verplichting Bremmelerstraat 2, Wijhe
Bijlage 51 Voorwaardelijke Verplichting Daslever 3, Wijhe
Bijlage 51 Voorwaardelijke verplichting Daslever 3, Wijhe
Bijlage 52 Voorwaardelijke Verplichting Zonneweide Overkamp
Bijlage 52 Voorwaardelijke verplichting Zonneweide Overkamp
Bijlage 53 Voorwaardelijke Verplichting Stapelhaarspad 1 Wesepe
Bijlage 53 Voorwaardelijke verplichting Stapelhaarspad 1 Wesepe
Bijlage 54 Voorwaardelijke Verplichting Raalterweg 25, Wijhe En Lierderholthuisweg 9 In Wijhe
Bijlage 54 Voorwaardelijke verplichting Raalterweg 25, Wijhe en Lierderholthuisweg 9 in Wijhe
Bijlage 55 Voorwaardelijke Verplichting Gj Kappertweg 2, Wesepe
Bijlage 55 Voorwaardelijke verplichting GJ Kappertweg 2, Wesepe
Bijlage 56 Voorwaardelijke Verplichting Boerlestraat 15-15a, Wijhe
Bijlage 56 Voorwaardelijke verplichting Boerlestraat 15-15a, Wijhe
Bijlage 57 Voorwaardelijke Verplichting Hamelweg 16, Wijhe
Bijlage 57 Voorwaardelijke verplichting Hamelweg 16, Wijhe
Bijlage 58 Voorwaardelijke Verplichting Kappeweg 12, Wijhe
Bijlage 58 Voorwaardelijke verplichting Kappeweg 12, Wijhe
Bijlage 59 Voorwaardelijke Verplichting Bremmelerstraat 13, Wijhe
Bijlage 59 Voorwaardelijke verplichting Bremmelerstraat 13, Wijhe
Bijlage 60 Voorwaardelijke Verplichting De Wellenberg 2, Wijhe
Bijlage 60 Voorwaardelijke verplichting De Wellenberg 2, Wijhe
Bijlage 61 Voorwaardelijke Verplichting Landschappelijke Inpassing Middelerpad Ongenummerd, Olst En Middelerstraat 11, Olst
Bijlage 62 Voorwaardelijke Verplichting Natuurwetgeving Middelerstraat 11, Olst
Bijlage 62 Voorwaardelijke verplichting natuurwetgeving Middelerstraat 11, Olst
Bijlage 63 Voorwaardelijke Verplichting Rietbergweg 6, Wijhe, Boerhaar 3, Wijhe En Middelerstraat 2, Olst
Bijlage 64 Voorwaardelijke Verplichting Landschappelijke Inpassing Ijsseldijk 95, Welsum
Bijlage 64 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing IJsseldijk 95, Welsum
Bijlage 65 Voorwaardelijke Verplichting Bodemonderzoek Ijsseldijk 95, Welsum
Bijlage 65 Voorwaardelijke verplichting bodemonderzoek IJsseldijk 95, Welsum
Bijlage 66 Voorwaardelijke Verplichting Ijsseldijk 27, Welsum
Bijlage 66 Voorwaardelijke verplichting IJsseldijk 27, Welsum
Bijlage 1 Overzicht Partiele Herzieningen En Projectbesluiten
Bijlage 1 Overzicht partiele herzieningen en projectbesluiten
Bijlage 2 Bodemonderzoeken (Gebundeld)
Bijlage 2 Bodemonderzoeken (gebundeld)
Bijlage 3 Beoordelingen Milieuzoneringen En Geur (Gebundeld)
Bijlage 3 Beoordelingen milieuzoneringen en geur (gebundeld)