KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer - Verblijf
Artikel 5 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 1
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie En Planbeschrijving
2.1 Beschrijving Van Het Plangebied
2.2 Planbeschrijving
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4 Onderzoek En Uitvoerbaarheidsaspecten
4.1 Geluid
4.2 Bodem
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Milieuzonering
4.6 Geur
4.7 Ecologie
4.8 Archeologie & Cultuurhistorie
4.9 Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 5 Wateraspecten
5.1 Vigerend Beleid
5.2 Waterparagraaf
Hoofdstuk 6 Wijze Van Bestemmen
6.1 Inleiding
6.2 Opzet Van De Regels
6.3 Verantwoording Van De Regels
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Vooroverleg, Inspraak En Zienswijzen
8.1 Vooroverleg
8.2 Inspraak
8.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Beleidsregels Parkeren Olst-wijhe
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 2 Besluit Hogere Waarden Wegverkeerslawaai Het Anem Ong.
Bijlage 3 Bodemonderzoek Het Anem Ong.
Bijlage 4 Bodemonderzoek Hooiberglaan Ong.
Bijlage 5 Quickscan Wet Natuurbescherming
Bijlage 6 Aerius-berekening Het Anem Ong.
Bijlage 7 Aerius-berekening Hooiberglaan Ong.
Bijlage 8 Digitale Watertoets Het Anem Ong.
Bijlage 9 Digitale Watertoets Hooiberglaan Ong.
Bijlage 10 Watertoets Uitgangspuntennotitie Het Anem Ong.
Bijlage 11 Watertoets Uitgangspuntennotitie Hooiberglaan Ong.
Bijlage 12 Nota Van Beantwoording Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Ontwikkeling woonwagenstandplaatsen Olst-Wijhe

Bestemmingsplan - gemeente Olst-Wijhe

Vastgesteld op 13-02-2024 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Ontwikkeling woonwagenstandplaatsen Olst-Wijhe met identificatienummer NL.IMRO.1773.BP202301207-0301 van de gemeente Olst-Wijhe.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

1.3 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie, bestaande uit de kaart NL.IMRO.1773.BP202301207-0301.

1.4 aan- of uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.8 archeologisch onderzoek

een onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.9 archeologische verwachtingswaarde

de kans op het aantreffen van archeologische resten in een bepaald gebied.

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.11 bebouwing

een of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.12 bed & breakfast

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid, of permanente kamerverhuur;

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.16 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.17 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning.

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwvlak

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 geurgevoelig object

Gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt, zoals bedoeld in artikel 3.140 Activiteitenbesluit jo artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij, danwel een gebouw of een gedeelte van een gebouw zoals bedoeld in artikel 5.91. Besluit kwaliteit leefomgeving.

1.25 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.26 huishouden

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree.

1.27 kleinschalige beroepen en bedrijven-aan-huis:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning of bijbehorend bouwwerk door de bewoner wordt uitgeoefend alsmede het in een woning of bijbehorend bouwwerk door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen meldingplicht op grond van het Activiteitenbesluit of vergunningplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt, op een oppervlak van niet meer dan 35% van de maximaal toegestane bebouwing met een maximum van 100 m² en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.28 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.29 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: een horizontaal vlak gelegen op 30 cm boven de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: 10 cm boven de hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter hoogte van de hoofdingang, waarbij, plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

1.30 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.31 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.32 wonen

permanente huisvesting van één of meerdere personen behorende tot één afzonderlijk huishouden in een woning waarbij de personen niet door een instelling zijn geplaatst of er een behandelingstraject plaatsvindt.

1.33 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.34 wooneenheid

een woning.

1.35 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 hoogte van een windturbine

van het peil tot aan de tip (van de wieken) van de windturbine.

2.6 inhoud van een bouwwerk, niet zijnde een recreatiewoning

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 inhoud van een recreatiewoning

tussen de onderzijde van de onderste grondvloer (inclusief ondergrondse gedeelten), de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 diepte van een werk of werkzaamheid

vanaf maaiveld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, ontsluitingswegen, parkeerstroken en waterhuishoudkundige voorzieningen met daarbijbehorende bouwwerken en verhardingen.

3.2 Bouwregels

Op de tot 'Groen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

Artikel 4 Verkeer - Verblijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor straten en paden waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het wijkverkeer, met daarbij behorende andere-bouwwerken, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, groen- en speelvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de tot 'Verkeer - Verblijf' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere-bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 8 m mag bedragen.

Artikel 5 Wonen - Woonwagenstandplaats

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd:

  1. a. voor het wonen in een woonwagen op een woonwagenstandplaats, met daaronder begrepen kleinschalige beroepen en bedrijven-aan-huis;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'geurgevoelige objecten uitgesloten' mag geen geurgevoelig object worden gerealiseerd;
  3. c. verder geldt het volgende:
max. aantal max. oppervlak max. goothoogte max. bouwhoogte
standplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonwagens' mag het aantal standplaatsen niet meer bedragen dan het aangegeven aantal - - -
woonwagen 1 per standplaats 150 m2 3,5 m 5 m
bebouwing ten behoeve van beheer, onderhoud en bergingen - 10 m2 per standplaats 3 m 4 m
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- overige plaatsen
- - -
1 m
2 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - 2 m

- = niet van toepassing

5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. per standplaats is ten hoogste 1 onderkomen of 1 woonwagen toegestaan;
  2. b. buitenopslag is niet toegestaan.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een hoge archeologische verwachting.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk binnen de bebouwde kom met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
    3. 3. een bouwwerk buiten de bebouwde kom met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m2;
    4. 4. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

8.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

8.3 Parkeren

Het bevoegd gezag kan pas een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteit bouwen, met inachtneming van het volgende:

  1. a. in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  2. b. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid, indien:
    1. 1. Voldaan wordt aan de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in de Beleidsregels parkeren Olst-Wijhe (zie Bijlage 1) met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
    2. 2. De parkeerplaatsen voldoen aan de verdere eisen (maatvoering) die zijn opgenomen in de Beleidsregels parkeren Olst-Wijhe (zie Bijlage 1) met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Algemeen

  1. a. Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
  2. b. Het gebruik van plattelandskamers voor permanente bewoning is niet toegestaan.
  3. c. Het gebruik van recreatieverblijven voor permanente bewoning is niet toegestaan.
  4. d. Het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning is niet toegestaan.
  5. e. Prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.

9.2 Parkeren

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 41.1 ten behoeve van het gebruik van een (vrijstaand) bijgebouw/bedrijfsgebouw als afhankelijke woonruimte of nieuw te plaatsen woonunit, met inachtneming van het volgende:

  1. a. een afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  2. b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  3. c. de afhankelijke woonruimte is gesitueerd binnen het bouwvlak en voldoet aan de regels inzake bijgebouwen, met dien verstande dat de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer dan 75 m² bedraagt;
  4. d. een afhankelijke woonruimte heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen;
  5. e. indien er op het perceel geen geschikt bijgebouw aanwezig is, is op grond van doelmatigheidsmotieven het plaatsen van een tijdelijke woonunit toegestaan;
  6. f. tijdelijke woonunits mogen op of aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd worden;
  7. g. de tijdelijke woonunit dient landschappelijk ingepast te worden;
  8. h. een verzoek om afwijking wordt voorgelegd aan een deskundige met de vraag of aan het bepaalde onder a wordt voldaan.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Waarde archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen één of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde -Archeologie - 1 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

12.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Ontwikkeling woonwagenstandplaatsen Olst-Wijhe'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Door de gemeente Olst-Wijhe is een woonbehoefteonderzoek uitgevoerd, mede naar aanleiding van de uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens waarin is aangegeven dat lokale overheden de cultuur van woonwagenbewoners dienen te beschermen. Gemeenten moeten hun woonwagenbewoners binnen redelijke termijn helpen aan een standplaats, als uit onderzoek blijkt dat hieraan behoefte bestaat. Het woonbehoefteonderzoek toonde destijds aan dat die behoefte er is onder de zogenaamde spijtoptanten; woonwagenbewoners die terug willen keren naar een woonwagen in de gemeente Olst-Wijhe, maar waarvoor nu geen standplaats beschikbaar is. In totaal is behoefte aan acht standplaatsen.

Het vigerende bestemmingsplan voorziet niet in de gewenste stadplaatsen. Om deze standplaatsen mogelijk te maken, moet het bestemmingsplan herzien worden.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied betreft de percelen aan Het Anem en de Hooiberglaan in de gemeente Olst-Wijhe. Onderstaand worden beide locaties nader toegelicht.

1.2.1 Het Anem ong. in Wijhe

De locatie Het Anem ongenummerd is gelegen ten noorden van de kern Wijhe. Het perceel staat kadastraal bekend als gemeente Wijhe, sectie G, nummers 2179 en 2314. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de kern Wijhe weergegeven. Het plangebied is indicatief met rode ster en rode omlijning weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0001.png"
Afbeelding 1.1: Ligging van Het Anem ong. ten opzichte van de kern Wijhe en de directe omgeving (Bron: plattekaart.nl)

1.2.2 Hooiberglaan ong. in Olst

De locatie Hooiberglaan ongenummerd is gelegen ten oosten van de kern Olst en ten noordwesten van de kern Boskamp. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Olst, sectie F, nummer 4994. In afbeelding 1.2 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de kernen Olst en Boskamp met rode ster en rode omlijning indicatief weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0002.png"
Afbeelding 1.2: Ligging van de Hooiberglaan ong. ten opzichte van de kern Olst en de directe omgeving (Bron: plattekaart.nl)

1.3 Geldend Bestemmingsplan

1.3.1 Het Anem ong.

Ter plaatse van de gronden aan Het Anem ongenummerd geldt momenteel het bestemmingsplan "Wijhe Noord, herziening omgeving Jan Meesterweg", dat op 20 januari 2014 is vastgesteld. Op basis van dit bestemmingsplan kennen de gronden de enkelbestemmingen 'Bedrijf - Nutsbedrijf' met bouwvlak en 'Groen'. Tevens geldt ook het bestemmingsplan "bestemmingsplan archeologie", dat op 28 april 2014 is vastgesteld. Op basis van dit bestemmingsplan zijn de gronden bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1'.

Onderstaande afbeelding toont een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan, met daarop het plangebied met rode contour indicatief weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0003.png"
Afbeelding 1.3: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "bestemmingsplan Wijhe Noord, herziening omgeving Jan Meesterweg" (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het openbaar nut en tevens ook bestemd voor transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen worden opgericht.

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden in een archeologische verwachtingszone met een hoge archeologische verwachting.

Parapluplan
Naast de genoemde geldende bestemmingsplannen geldt ter plaatse ook het thematische bestemmingsplan "Parapluplan Parkeren". Dit parapluplan voorziet in een regeling voor het onderwerp parkeren. Hierin zijn de parkeernormen vastgelegd.

Strijdigheid
Het voorgenomen plan is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. De beoogde woonwagenstandplaatsen zijn strijdig met de huidige bestemmingen. Daartoe is de voorliggende herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

1.3.2 Hooiberglaan ong.

Ter plaatse van de gronden op de locatie Hooiberglaan ongenummerd geldt het bestemmingsplan "bestemmingsplan Olst", dat op 16 februari 2009 is vastgesteld. Op basis van dit bestemmingsplan zijn de gronden bestemd met de enkelbestemming 'Sport' met bouwvlak. Tevens geldt ook het bestemmingsplan "bestemmingsplan archeologie", dat op 28 april 2014 is vastgesteld. Op basis van dit bestemmingsplan zijn de gronden niet voorzien van een dubbelbestemming archeologische waarde.

Onderstaande afbeelding toont een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan, met daarop het plangebied met rode contour indicatief weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0004.png"
Afbeelding 1.4: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "bestemmingsplan Olst" (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen en de organisatie van evenementen. Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

Parapluplan
Naast de genoemde geldende bestemmingsplannen geldt ter plaatse ook het thematische bestemmingsplan "Parapluplan Parkeren". Dit parapluplan voorziet in een regeling voor het onderwerp parkeren. Hierin zijn de parkeernormen vastgelegd.

Strijdigheid
Het voorgenomen plan is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. De beoogde woonwagenstandplaatsen zijn strijdig met de huidige bestemming. Daartoe is de voorliggende herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Het volgende hoofdstuk (Hoofdstuk 2) beschrijft de bestaande en toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het ruimtelijk beleidskader van de verschillende overheden waaraan het plan wordt getoetst. Hoofdstuk 4 bevat de milieu- en de omgevingsaspecten van het plan. De toelichting besluit met hoofdstukken over de opbouw, verantwoording en uitleg van de planregels (Hoofdstuk 6), de economische uitvoerbaarheid (Hoofdstuk 7) en de resultaten van de gevolgde procedure (Hoofdstuk 8).

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie En Planbeschrijving

2.1 Beschrijving Van Het Plangebied

2.1.1 Het Anem ong.

Het Anem ongenummerd ligt ten noorden van de kern Wijhe. Ten oosten van het plangebied ligt een zonnepark, ten zuiden ligt de bebouwde kom van de kern Wijhe en ten westen van de gronden zijn drie woonwagens gesitueerd. De gronden zijn in de huidige situatie onbebouwd.

In onderstaande afbeelding is het plangebied in de huidige staat weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0005.png"
Afbeelding 2.1: Impressie huidige situatie Het Anem ong. (Bron: Google Maps)

2.1.2 Hooiberglaan ong.

De locatie Hooiberglaan ong. ligt aan de Hooiberglaan, een aftakking van de Kleistraat. De gronden zijn gelegen aan de rand van de kern Olst, in het overgangsgebied naar het buitengebied. De betreffende gronden zijn onbebouwd. Tegenover deze gronden is de sporthal 'De Hooiberg' gevestigd. De omliggende gronden zijn agrarisch bestemd met tevens enkele woonpercelen.

In onderstaande afbeelding is het plangebied in de huidige staat weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0006.png"
Afbeelding 2.2: Impressie huidige situatie Hooiberglaan ong. (Bron: Google Maps)

2.2 Planbeschrijving

2.2.1 Gewenste situatie

De gemeente is voornemens het plangebied, bestaande uit twee locaties, in te richten te behoeve van woonwagenstandplaatsen. Op de locatie Het Anem ong. worden drie woonwagenstandplaatsen gerealiseerd. Aan de Hooiberglaan wordt het perceel ingericht voor vier woonwagenstandplaatsen.

Met het inrichten van het plangebied wordt rekening gehouden met de omgevingskenmerken. De beoogde woonwagenstandplaatsen op de locatie Het Anem ong. worden gesitueerd nabij de bestaande woonwagens.

Rondom de beoogde woonwagenstandplaatsen aan de Hooiberglaan ong. worden de omliggende gronden voorzien van groene beplanting waardoor het plangebied opgenomen wordt in het omliggende landschap. De naastgelegen weg en de gronden aan de overzijde van de Hooiberglaan worden bestemd als 'Verkeer - Verblijf'.

In het kader van voorliggend initiatief is voor beide locaties een inrichtingsschets opgesteld van de gewenste situatie. Deze is onderstaand opgenomen in afbeelding 2.3 en afbeelding 2.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0007.png"
Afbeelding 2.3: Situatieschets gewenste situatie Het Anem ong. (Bron: gemeente Olst-Wijhe)
afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0008.png"
Afbeelding 2.4: Situatieschets gewenste situatie Hooiberglaan ong. (Bron: gemeente Olst-Wijhe)

2.2.2 Verkeer en parkeren

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Met voorliggend plan worden de vigerende bestemmingsplannen herzien. Het plan wordt daarmee tevens geacht in overeenstemming te zijn met het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid, dat in dit hoofdstuk kort wordt behandeld.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 De Nationale Omgevingsvisie

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

3.1.3 Conclusie

Voorliggend plan is niet in strijd met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn verwerkt in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. Deze beleidsthema's worden benaderd vanuit de overkoepelende rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

  • Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
  • Ruimtelijke kwaliteit is datgene wat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit gaan vooral over 'goed': mooi, functioneel en toekomstbestendig.
  • Sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. In de omgevingsvisie gaat het over het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  1. 1. Of - generieke beleidskeuzes;
  2. 2. Waar - ontwikkelingsperspectieven;
  3. 3. Hoe - gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

3.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

3.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Olst-Wijhe 'Ruimte voor initiatief en innovatie'

Op 4 december 2017 heeft de raad de Structuurvisie Olst-Wijhe 'Ruimte voor initiatief en innovatie' vastgesteld. In deze structuurvisie is het beleidskader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente verwoord. De visie schetst het toekomstbeeld voor Olst-Wijhe op weg naar 2025.

Aan de basis van de visie ligt het behoud en versterken van de identiteit (kernkwaliteiten) van het unieke Sallandse landschap aan de IJssel. Met de landgoederen en dorpen tussen de Hanzesteden Deventer en Zwolle. De structuurvisie bevat een aantal strategische doelen voor de gemeente, waaronder:

  • Aantrekkelijk en veilig wonen voor jong en oud met passende toekomstbestendige maatschappelijke voorzieningen;
  • Evenwicht tussen leefkwaliteit, bereikbaarheid en mobiliteit;
  • Vrijetijdsbesteding als impuls voor de lokale economie met het aantrekkelijke 'IJsselfront Olst-Wijhe' als integrale gebiedsontwikkeling;
  • Versterken van toekomstbestendige landbouw en landgoederen en aandacht voor natuur- en landschapskwaliteiten;
  • Inzetten op het duurzaam vormgeven van nieuwe ontwikkelingen, op duurzame energie en energiebesparing in het kader van de energietransitie;
  • Samen werken aan circulaire economie, aan mogelijkheden voor lokale ondernemers om zich te vestigen en daar waar mogelijk innovatie bevorderen.

Hiermee speelt de structuurvisie ook in op ontwikkelingen als vergrijzing, leegstand en veranderende behoeftes van inwoners en ondernemers. Speciale aandacht is in de Structuurvisie Olst-Wijhe uitgegaan naar de verkeerssituatie Olst. Na een verdiepend en verbreed onderzoek is gekozen voor het verbeteren van de veiligheid en de leefbaarheid door het scheiden van langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer. En het spreiden van langzaam verkeer over meerdere spoorkruisingen.

Ten aanzien van de visie op wonen heeft de gemeente de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • Maximaal benutten van de ontwikkelruimte voor woningbouw, voortkomend uit de regionale woningbouwafspraken (circa 500 woningen);
  • Realiseren van woningen voor de lokale behoefte (met name voor ouderen en jongeren);
  • Toekomstbestendig maken van de bestaande woningvoorraad;
  • Inzetten op duurzame woningen om daarmee tevens het duurzaamheidsprofiel te versterken;
  • Beheer en inrichting openbare ruimte uitvoeren met duurzame materialen, kwalitatief hoogwaardig en passend bij de identiteit van het dorp;
  • Kwaliteitsimpuls voor de dorpsentrees en randen;
  • Waarborgen van de waterveiligheid en beperken van wateroverlast.

Toetsing van het initiatief aan de 'Structuurvisie Olst-Wijhe'

Gemeenten moeten hun woonwagenbewoners binnen redelijke termijn helpen aan een standplaats, als uit onderzoek blijkt dat hieraan behoefte bestaat. Door de gemeente is een woonbehoefteonderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat er behoefte is aan de zogenaamde spijtoptanten; woonwagenbewoners die terug willen keren naar de woonwagen in de gemeente Olst-Wijhe, waar nu geen standplaats beschikbaar is. In de beoogde situatie wordt gebouwd voor de behoefte in de gemeente Olst-Wijhe.

3.3.2 Woonvisie Olst-Wijhe 2022-2025

De gemeentelijke woonvisie Olst-Wijhe 2022-2025 is op 14 maart 2022 vastgesteld en heeft een hoofddoelstelling die luidt: “Ontwikkelen van een toekomstbestendige eigenzinnige woongemeente waar we onze inwoners in staat stellen om goed te kunnen wonen”. Daarnaast is de ambitie uitgesproken dat in de komende tien jaar de woning- voorraad toeneemt met 1000-1200 woningen. De doelstellingen en ambities dienen bereikt te worden aan de hand van vier pijlers, te weten:

  1. a. Forse uitbreiding van het woningaanbod: We zetten in op extra woningbouw de komende jaren, vooral rond de kernen Olst en Wijhe. Voor het dorp Wesepe liggen er ook kansen op extra nieuwbouw. Daarnaast passen we in de andere kernen maatwerk toe in afstemming met de betreffende kernen.
  2. b. Goede mix van doelgroepen en woningtypen: Differentiatie in de wijken, buurten en kernen is van groot belang voor de leefbaarheid. Dit willen we bevorderen door gerichte nieuwbouw en vernieuwing om daarmee de sociale samenhang te vergroten.
  3. c. Duurzaam, klimaat adaptief en natuur inclusief: We willen onze woningen en woonomgeving inrichten die past bij de uitdagingen van deze tijd. Daarbij maken we onder andere gebruik van de ervaringen die we in de wijk Olstergaard opdoen.
  4. d. Sociaal en inclusief. Meedoen aan de samenleving, een samen redzame gemeenschap en aanvullende ondersteuning aan iedereen die dat nodig heeft staan centraal. Door aandacht voor leefbaarheid in de kernen en wijken en het bevorderen van ontmoeting in de directe woonomgeving kan inclusie worden versterkt.

De woonvisie richt zich, naast op de eigen inwoners, met name op starters en senioren. Olst-Wijhe wenst een inclusieve gemeente te zijn, met een gevarieerd woningaanbod die daar op aansluit. Dit draagt bij aan het draagvlak voor een divers voorzieningenaanbod. De gemeente Olst-Wijhe richt zich ook op specifieke doelgroepen zoals beschermd wonenn en maatschappelijke opvang, vergunninghouders en woonwagenbewoners. Onderstaand wordt hier nader op ingegaan.

Woonwagenbewoners

De afgelopen jaren is het thema woonwagenbewoners weer actueel geworden, omdat verschillende gemeente de cultuur van de woonwagenbewoners onvoldoende beschermden en faciliteerden (uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens). Bijde gemeente Olst-Wijhe is er in de afgelopen jaren enkele verzoeken voor een woonwagenstandplaats binnen gekomen. De gemeente heeft in samenwerking met SallandWonen onderzoek naar de behoefte aan woonwagenstandplaasten gedaan. Daaruit komt naar voren dat er een aanvullende behoefte in de gemeente Olst-Wijhe is voor enkele standplaatsen. Onderhavig plan voorziet in de realisatie van zeven woonwagenstandplaatsen, daarmee wordt voorzien in de behoefte.

Daarnaast heeft de gemeente ook de ambitie om in te zetten op circulair bouwen, duurzaamheid en klimaatadaptatie. Zowel bij nieuwbouw, bestaande bebouwing en herinrichting van de openbare ruimte.

Toetsing van het initiatief aan de 'Woonvisie Olst-Wijhe 2022-2025'

Onderhavig voornemen voorziet in het toevoegen van woonwagenstandplaatsen binnen de gemeente Olst-Wijhe. Zoals benoemt is door de gemeente een woonbehoefteonderzoek uitgevoerd waaruit blijkt dat behoefte is aan woonwagens. In de beoogde situatie wordt gebouwd voor de behoefte binnen de gemeente Olst-Wijhe. Ten opzichte van de bestaande woningvoorraad resulteert het toevoegen van woonwagens voor een goede mix van woningtypen. De voorgenomen ontwikkeling is in lijn met de visie van de gemeente zoals opgenomen in de 'Woonvisie Olst-Wijhe 2022-2025'.

3.3.3 Conclusie

Dit plan is niet in strijd met het gemeentelijk beleid.

3.4 Conclusie

De gewenste ontwikkeling, zoals beschreven in deze toelichting, past in het beleid op zowel landelijk-, provinciaal-, regionaal als gemeentelijk niveau.

Hoofdstuk 4 Onderzoek En Uitvoerbaarheidsaspecten

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is het verplicht om te bekijken in hoeverre de voorgenomen ontwikkeling gevolgen kan hebben op de aspecten: milieu, ecologie, water, archeologie en cultuurhistorie. In dit hoofdstuk is beschreven wat de gevolgen van dit plan kunnen zijn op die aspecten en is een planologische verantwoording gegeven. Ook is er een watertoets opgenomen.

4.1 Geluid

4.1.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.

4.1.2 Situatie plangebied

In het plangebied worden nieuwe geluidsgevoelige functies (woonwagens) mogelijk gemaakt. Onderstaand wordt nader ingegaan om het wegverkeer-, railverkeer- en industrielawaai.

4.1.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt, mits de hogere waarden worden afgegeven, geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.2 Bodem

4.2.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.

4.2.2 Situatie plangebied

In dit geval is door Kruse Milieu B.V. een vooronderzoek op beide locaties verricht. De volledige rapporten zijn opgenomen in Bijlage 3 en Bijlage 4 bij deze toelichting. Onderstaand wordt ingegaan op de belangrijkste onderzoeksresultaten van beide onderzoeken.

Onderzoeksresultaten vooronderzoek Het Anem ong.

Tijdens het locatiebezoek zijn op het maaiveld geen puin of asbestverdachte materialen waargenomen. Op de locatie is al eens asbesthoudende materialen gesaneerd. Op basis hiervan wordt de bodem als onverdacht beschouwd voor de aanwezig van asbest.

Er is geen informatie waaruit blijkt dat de bodem mogelijk verontreinigd is. Het besluitvormingsgebied kan daarom als onverdacht worden beschouwd. Vanuit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de wijziging van het bestemmingsplan en de voorgenomen aanleg van woonwagenstandplaatsen. De bodem wordt geschikt geacht voor het toekomstige gebruik.

Onderzoeksresultaten vooronderzoek Hooiberglaan ong.

Tijdens het locatiebezoek zijn geen waarnemingen gedaan waardoor de locatie als verdacht dient te worden beschouwd. Op het maaiveld zijn geen puin of asbestverdachtende materialen waargenomen.

Er is geen informatie waaruit blijkt dat de bodem mogelijk verontreinigd is. Het besluitvormingsgebied kan daarom als onverdacht worden beschouwd. Vanuit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de wijziging van het bestemmingsplan en de voorgenomen aanleg van woonwagenstandplaatsen. De bodem wordt geschikt geacht voor het toekomstige gebruik.

4.2.3 Conclusie

Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor onderhavig voornemen.

4.3 Luchtkwaliteit

4.3.1 Algemeen

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer.

In bijlage 2 van de Wet milieubeheer staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Op grond van de Wet milieubeheer, gelet op artikel 5.16 lid 4 Wet Milieubeheer geldende de volgende regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

4.3.2 Situatie plangebied

De onderhavige ontwikkeling is gezien de aard en de omvang van dit project in vergelijking met de in paragraaf 4.3.1.1 genoemde voorbeelden een wijziging die 'niet in betekende mate bijdraagt' aan enige vorm van luchtverontreiniging. De beoogde woonwagens worden niet aangemerkt als een 'gevoelige bestemming' in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.

4.3.3 Conclusie

Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.4 Externe Veiligheid

4.4.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi)
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden).

Het transporteren van gevaarlijke stoffen per buisleiding is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

4.4.2 Situatie plangebied

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 4.1 is een uitsnede van de risicokaart van de locatie Het Anem ong. te Wijhe weergegeven. In afbeelding 4.2 is een uitsnede van de risicokaart van de locatie Hooiberglaan ong. te Olst weergegeven. De ligging van het plangebied is middels een rode ster indicatief aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0014.png"
Afbeelding 4.1: Uitsnede Risicokaart Het Anem ong. te Wijhe (Bron: Atlasleefomgeving)
afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0015.png"
Afbeelding 4.2: Uitsnede Risicokaart Hooiberglaan ong. te Olst (Bron: Atlasleefomgeving)

Vaarweg Corridor Rijn Oost-Nederland
De locatie Het Anem ong. ligt op een afstand van circa 540 meter vanaf de binnenvaartroute 'Corridor Rijn Oost-Nederland'. De locatie Hooiberglaan ong. ligt op circa 1,4 km afstand van de genoemde vaarweg. Volgens het basisnet heeft deze vaarweg geen PR 10-6 contour. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor het plangebied.
Uit de Handleiding Risicoanalyse Transport blijkt dat voor de brandbare vloeistoffen (LF1 en LF2) een afstand van 45 meter geldt. Binnen deze straal geldt bij een calamiteit 1% overlijdenskans. De locatie Het Anem ong. en Hooiberglaan liggen op ruime afstand van de vaarweg, derhalve is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet nodig.

Spoorlijn Zwolle - Deventer
Op circa 480 meter van de locatie Het Anem ong. en op een afstand van circa 540 meter van de Hooiberglaan ong. ligt de spoorlijn Zwolle - Deventer. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor heeft geen plasbrandaandachtsgebied (PAG). Voor deze spoorlijn geldt geen plaatsgebonden risicocontour. Voor de stofcategorie C3 geldt een letaliteitsafstand van 35 meter. Aan de gestelde afstand wordt voldaan. De spoorlijn vormt geen belemmering voor onderhavig voornemen.

Buisleiding Gasunie
Ten oosten van de locatie Het Anem ong. ligt een buisleiding. De buisleiding heeft een uitwendige diameter van 114,00 mm en een maximale werkdruk van 40 bar. Voor een dergelijke leiding geldt bij de 1% letaliteitsgrens een invloedsgebied van 50 meter. Bij de 100% letaliteitsgrens geldt een invloedsgebied van 30 meter. De beoogde woonwagenstandplaatsen worden op een afstand van circa 480 meter vanaf de buisleiding gevestigd. Aan de gestelde afstanden kan worden voldaan, een nadere verantwoording van het groepsrisico is niet benodigd.

Ten oosten van de locatie Hooiberglaan ong. ligt een buisleiding. De buisleiding heeft een uitwendige diameter van 159,00 mm en een maximale werkdruk van 40 bar. Voor een dergelijke leiding geldt bij de 1% letaliteitsgrens een invloedsgebied van 70 meter. Bij de 100% letaliteitsgrens geldt een invloedsgebied van 40 meter. De beoogde woonwagenstandplaatsen worden op een afstand van circa 1,1 kilometer vanaf de buisleiding gevestigd. Aan de gestelde afstanden kan worden voldaan, een nadere verantwoording van het groepsrisico is niet benodigd.

4.4.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.5 Milieuzonering

4.5.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Hoewel deze richtafstanden indicatief zijn, volgt uit jurisprudentie dat deze afstanden als harde eis gezien worden door de Raad van State bij de beoordeling of woningen op een passende afstand van bedrijven worden gesitueerd.

4.5.2 Gebiedstypen

Volgens de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een 'rustige woonwijk' of een 'gemengd gebied'.

Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. In de VNG-uitgave wordt het buitengebied gerekend tot een met het omgevingstype 'rustige woonwijk' vergelijkbaar omgevingstype.

Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.

Het Anem ong.
De locatie Het Anem ong. ligt ten noorden van de kern Wijhe. In de nabije omgeving bevinden zich voornamelijk woningen en tuin. Er is sprake van het gebiedstype 'rustige woonwijk'.

Hooiberglaan ong.
De locatie Hooiberglaan ligt ten oosten van de kern Olst. In de nabije omgevingen zijn enkele woningen gelegen. Er is sprake van het gebiedstype 'rustige woonwijk'.

Onderstaande tabel geeft de richtafstanden voor de verschillende omgevingstypes weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0016.png"

4.5.3 Situatie plangebied

4.5.4 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.6 Geur

4.6.1 Algemeen

4.6.2 Situatie plangebied

Voor de beoogde woonwagens geldt dat deze als geurgevoelig object zijn aan te merken op basis van de Wet geurhinder en veehouderij. Voor een geurgevoelig object gelden vaste afstanden van 100 meter, wanneer deze zijn gelegen in de bebouwde kom. Met de geurverordening kunnen andere afstanden worden gesteld. Voor veehouderijen met dieren waarvoor geuremissie factoren (o.a. voor varkens, pluimvee, schapen, vleeskalveren en stieren) geldt tevens dat geurnormen van toepassing zijn. De gemeente Olst-Wijhe heeft geen geurbeleid.

4.6.3 Conclusie

Het aspect 'geur' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.7 Ecologie

4.7.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

4.7.2 Gebiedsbescherming

4.7.3 Soortenbescherming

4.7.4 Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor onderhavig voornemen.

4.8 Archeologie & Cultuurhistorie

4.8.1 Archeologie

4.8.2 Cultuurhistorie

4.8.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat in het kader van dit plan geen sprake is van negatieve effecten op archeologische en cultuurhistorische waarden.

4.9 Milieueffectrapportage

4.9.1 Artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming

In voorliggend geval is sprake van een kleinschalige ontwikkeling waarbij het aantal verkeersbewegingen slechts in kleine mate toeneemt, zoals beschreven in paragraaf 2.2.2.

Voor beide locaties is een AERIUS-berekening uitgevoerd. Uit beide berekeningen is gebleken dat voor de realisatiefase en gebruiksfase geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol N/ha/jaar op Natura 2000-gebieden. Hiermee is een significant negatief effect uitgesloten.

Het plan is in het kader van de Wet natuurbescherming, ten aanzien van de effecten van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, niet vergunningsplichtig.

4.9.2 Drempelwaarden Besluit m.e.r.

Voor wat betreft het gehele plangebied wordt voorzien in directe eindbestemmingen waardoor het voldoet aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten mogelijk worden gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.

In het voorliggende geval is geen sprake van activiteiten die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn. Wel is sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.

Aangezien hier in dit geval sprake van is dient te worden getoetst of sprake is van m.e.r-beoordelingsplicht. Hier is sprake van indien de activiteiten de volgende drempelwaarden uit onderdeel D overschrijden:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Gezien de drempelwaarden wordt geconcludeerd dat voor dit bestemmingsplan geen sprake is van een m.e.r. beoordelingsplicht. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.

Gelet op de aard- en omvang van de voorgenomen ontwikkeling is het de vraag om er sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' als bedoeld in onderdeel D 11.2 van het milieueffectrapportage. Uit jurisprudentie (ABRvS 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:694) volgt dat het antwoord op deze vraag afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene ontwikkeling moet worden beoordeeld of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Niet relevant is of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.

De in het voorliggende bestemmingsplan besloten ontwikkeling voorziet in de realisatie woonwagenstandplaatsen binnen de gemeente Olst-Wijhe. Het gaat om een kleinschalige ontwikkeling. Verder is, voor zover in dit kader relevant, sprake van een ontwikkeling die niet leidt tot een aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen. Gelet op het vorenstaande en de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.. Eén en ander is tevens bevestigd in de in dit hoofdstuk opgenomen milieu- en omgevingsaspecten en de daarvoor, indien van toepassing, uitgevoerde onderzoeken.

4.9.3 Conclusie

De conclusie van deze vormvrije m.e.r.-beoordeling is dat de milieueffecten als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling niet significant zijn en dat er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die het opstellen van een plan-m.e.r. noodzakelijk maakt.

Hoofdstuk 5 Wateraspecten

5.1 Vigerend Beleid

5.1.1 Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

5.1.2 Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Water Programma 2022-2027 (vastgesteld 18 maart 2022). Dit document geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. Het belangrijkste uitgangspunt is het werken aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009). In relatie tot de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) wordt de doorwerking geregeld in de Omgevingswet.

5.1.3 Provinciaal beleid

Het Regionaal Waterprogramma (RWP) 2022 – 2027 Provincie Overijssel is op 15 december 2021 vastgesteld. In het Provinciaal Waterprogramma 2022-2027 zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Overijssel.

De provincies heeft vier ambities:

  1. 1. Watersysteem met een goede ecologische en chemische kwaliteit: Een schoon en gezond watersysteem zijn belangrijk om een toekomstbestendig beheer te krijgen;
  2. 2. Rekening houden met gevolgen klimaatverandering: de provincie zet zich scherp in op samenwerking met partners om klimaatbestendig en waterrobuust te worden;
  3. 3. Versterking ruimtelijke kwaliteit: De investeringen in vormgeving en landschaps- inpassingen worden op prijs gesteld. De provincie wil de beleefbaarheid van het watersysteem verhogen;
  4. 4. Kosten waterbeheer: De financiering van het waterbeheer voor de oppervlaktewateren, de aanleg en het onderhoud van keringen en de waterhuishouding in algemene zin liggen primair bij de waterschappen.


De nadruk wordt verder gelegd op specifieke gebieden die meer aandacht nodig hebben bij een ruimtelijk project:

  • Drinkwateronttrekking: de provincie wil aan de voorkant van de ruimtelijke ontwik- kelingen staan, zodat drinkwateronttrekking niet als een belemmering worden ervaren. De bescherming van grondwater voor menselijke consumptie is ook een prioriteit;
  • Waterwingebieden: Bij de winputten, is alle andere activiteiten dan ten behoeve van de openbare drinkwatervoorzieningen niet toegestaan;
  • Grondwaterbeschermingsgebieden (met stedelijke functies): (risico)afweging en maatwerk in de ruimtelijke ontwikkelingen zijn voor deze gebieden kaderstellend;
  • Intrekgebieden (met stedelijke functies): In deze gebieden, is het mogelijk om andere functies toe te staan, mits een duurzame functieverweving mogelijk is bijvoorbeeld extensieve recreatie. Daarnaast hecht de provincie veel belang aan (risico) afwegingen in stedelijke gebieden;
  • Innamezone waterwinning: het water in deze gebieden moeten voldoen aan de eisen van oppervlaktewater;
  • Boringsvrije zone drinkwatervoorziening/ industrie/ Sallands Diep: In de boringsvrije zones is het beleid gericht op het behoud van de beschermende bodemlagen. Doorboren van deze bodemlagen is niet toegestaan.


In het plan zijn deze programma's verder uitgewerkt in maatregelen, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit heeft geleid tot een integrale visie op de ontwikkeling van de provincie Overijssel.

In de Omgevingsverordening is ondere andere regelgeving opgenomen voor de drinkwatervoorziening en grondwaterbeschermingsgebieden. Voor bestemmingsplannen c.q. wijzigingsplannen zijn randvoorwaarden opgenomen die een onbelemmerde werking, instandhouding en het onderhoud van de primaire en regionale waterkeringen mogelijk maken. Dit geldt voor de beschermingszone en de kernzone die hoort bij deze gebieden zoals opgenomen in de vastgestelde leggers van de waterschappen.

5.1.4 Waterschap

Op 14 december 2021 is het waterbeheerprogramma (WBP) van waterschap Drents Overijsselse Delta vastgesteld. In dit plan is beschreven welke doelstellingen het waterschap nastreeft in de periode 2022-2027 en hoe zij die doelstellingen wil gaan halen. Het waterbeheerplan is uitgewerkt in de volgende vier programma's:

  • Voldoende water: Dit programma draait om een goed functionerend watersysteem in normale én in extreem droge en natte situaties: klimaatbestendig, robuust, veerkrachtig en stuurbaar. Daarbij let het waterschap op de hoeveelheid : goede waterpeilen, het vasthouden van water en het omgaan met wateroverlast en droogte;
  • Schoon water: In het programma 'Schoon Water' speelt het zuiveren van afvalwater een centrale rol, alsmede de kwaliteit van het water (chemisch en ecologisch).
  • Waterveiligheid: Het programma 'Waterveiligheid' draait om de bescherming tegen overstromingen vanuit het primaire en het regionale watersysteem.
  • Duurzame toekomst: Het waterschap hecht veel aan energietransitie: energieneutraal zijn tegen 2025, circulaire economie en bescherming van de biodiversiteit zijn voorbeelden van beleidstukken voor de komende jaren.

Deze vier thema's zijn uitgewerkt in verschillende deelgebieden, waarmee de doelstellingen vertaald zijn in concrete opgaven en maatregelen. Deze doelstellingen vinden onder andere een doorwerking in de beschikbare instrumenten van het waterschap; verordening, legger, communicatie en stimuleringsmiddelen.

5.2 Waterparagraaf

5.2.1 Algemeen

Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

5.2.2 Watertoetsprocedure

Het waterschap is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Uit de digitale watertoets komt naar voren dat voor beide locaties de 'normale procedure' en 'advies overstroombaar gebied' van toepassing is. De watertoets van Het Anem ong. is opgenomen in Bijlage 8, de watertoets van de locatie Hooiberglaan ong is opgenomen in Bijlage 9 bij deze toelichting.

Als toevoeging is de watertoets met daarin de uitgangspuntennotitie opgenomen in Bijlage 10 en Bijlage 11 bij deze toelichting.

Invloed op de waterhuishouding

Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak is aanmerkelijk minder dan de norm van 1.500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast. Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.

Voorkeursbeleid hemelwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi’s heeft daarbij de voorkeur, indien dit mogelijk is. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een mogelijkheid. Als infiltratie niet mogelijk is dan kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater.

In de beoogde situatie worden de woonwagens aangesloten op het hemelwaterriool. Het water wordt geborgd en afgevoerd. Hiermee wordt wateroverlast voorkomen. Bij beiden locaties is omliggend veel groen aanwezig. Door infiltratie wordt wateroverlast voorkomen.

Advies overstroombaar gebied

Het plangebied ligt in een overstroombaar gebied. Onder overstroombaar gebied wordt verstaan: gebieden die normaal niet onder water staan, maar kunnen overstromen (tijdelijk onder water staan). Het gaat zowel om uiterwaarden die frequent onder water staan (buitendijks) als om beschermde gebieden achter de dijk (binnendijks). Beide vallen onder het toepassingsbereik van de Europese Richtlijn Overstromingsrisico's (ROR). De provincie Overijssel verplicht initiatiefnemers een overstromingsrisicoparagraaf op te stellen ten behoeve van het ruimtelijke plan.

In de overstromingsrisicoparagraaf moet worden aangegeven hoe rekening wordt gehouden met waterveiligheid en voorzieningen voor noodsituaties (vluchtlocaties, aangepast bouwen, evacuatieroutes, bescherming van vitale infrastructuur, geleiding van water naar gebieden waar het minder schade toebrengt). Als er zwaarwegende maatschappelijke belangen zijn om in deze laaggelegen gebieden nieuwe stedelijke functies toe te voegen, dient de waterveiligheid ook op langere termijn gegarandeerd te zijn, bijvoorbeeld door de technische inrichting van het gebied en/of de wijze van bouwen.

Aanvullingen na overleg met het waterschap

Naar aanleiding van het overleg met het waterschap is bij de locatie voor het Anem de geurcirkel opgenomen rondom het gemaal. Binnen deze cirkel worden geurgevoelige voorzieningen uitgesloten.

Daarnaast is er dieper ingegaan op de randvoorwaarden bij de verdere ontwikkeling van de Hooiberglaanlocatie. De locatie heeft nu een waterbergende functie voor omliggende planontwikkelingen (Abersonlocatie en de Hooiberglaan), maar is ruimer opgezet dan voor deze locaties noodzakelijk is. Binnen dat gebied wordt verharding toegevoegd voor de woonwagenstandplaatsen. Deze toegevoegde verharding wordt gecompenseerd door de aanleg van een berging aan de westzijde. Uitgangspunt is daarbij dat die bergingscapaciteit in ieder geval berekend wordt op basis van de opvang die noodzakelijk is voor de eerdere ontwikkelingen en de compensatie die nu noodzakelijk is voor deze woonwagenlocatie.

Bij de verdere uitwerking van de inrichting ook het gesprek met omwonenden willen aangaan, zal dit in een latere fase gedetailleerd worden. Daarbij zullen wij echter wel de opmerkingen die uit het nadere overleg zijn voortgekomen als randvoorwaarden hanteren:

  • Compensatie van de bestaande waterbergende functie die verdwijnt door de toevoeging van de woonwagenstandplaatsen, deze compensatie wordt aan de westzijde gerealiseerd.
  • Daarbij wordt ook voorzien in compensatie van de toevoeging van de verharding voor de woonwagenlocaties indien de bestaande overcapaciteit onvoldoende is om daarin te voorzien.
  • Daarbij wordt het gebied zodanig ingericht dat vanuit het water eerst wordt opgevangen aan de oostzijde, om vervolgens via de verbinding langs de Hooiberglaan naar de westzijde te stromen. Als ook dit gebied volledig benut is, dan pas wordt het overtollig water via een overstort de zuidzijde van het gebied met de woonwagenlocaties afgevoerd naar het oppervlaktewater.
  • Het gebied ligt dicht bij de Zandwetering. Er is sprake van een hoge grondwaterstand. Uitgangspunt is dat het gebied alleen bij regen en overstort water bevat. Daarna moet dit infiltreren of geleidelijk worden afgevoerd.

5.2.3 Overstromingsrisicoparagraaf

Het plangebied is gelegen in een 'overstroombaar gebied' (zie afbeelding 5.1). Op basis van de risicokaart van de Atlas Leefomgeving bedraagt de overstromingsdiepte meer dan 5 meter ter plaatse van Het Anem ong. en de Hooiberglaan ong.

De voorgenomen ontwikkeling leidt tot een toename van het aantal personen in beide gebieden. Op de locatie Het Anem ong. worden drie woonwagenstandplaatsen gerealiseerd. Voor de locatie Hooiberglaan ong. betreft dit vier woonwagenstandplaatsen. Dit betreft een kleinschalige ontwikkeling en een geringe toename in personendichtheid. Er vindt daarmee geen onevenredig grote toename van het groepsrisico plaats. Daarnaast worden geen functies gerealiseerd voor mensen die minder zelfredzaam zijn. De woonwagens worden beoogd voor reguliere bewoning. De toekomstige bewoners van de woonwagens zijn genoeg zelfredzaam om het plangebied te kunnen ontvluchten. Het plangebied grenst daarnaast aan de openbare weg, waarbij er voldoende mogelijkheid is om het plangebied vlot te kunnen ontvluchten ten tijde van een overstroming.

afbeelding "i_NL.IMRO.1773.BP202301207-0301_0018.png"
Afbeelding 5.1: Uitsnede Risicokaart (Bron: Atlasleefomgeving)

Evacuatie en (nood)maatregelen

Bij de ontwikkeling van het plan dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden.

De volgende maatregelen zullen worden genomen:

  • Voldoende hoog aanbrengen vloerpeil;
  • Aansluiting van de standplaatsen op de dichtstbijzijnde wegen (Het Anem en Hooiberglaan) waardoor de bereikbaarheid gewaarborgd blijft.

Daarnaast wordt met de veiligheidsregio afgesproken om bij de risicocommunicatie voor dit gebied burgers te informeren over wat te doen bij een mogelijke overstroming. Vooralsnog wordt voor dit gebied bij een dreigende overstroming ingezet op vroegtijdige evacuatie. Dit wordt bij de risicocommunicatie meegenomen en wordt meegenomen bij het regionaal coördinatieplan. In de toekomst wordt verkend in hoeverre en op welke manier hoge gebouwen in het gebied schuilmogelijkheden kunnen bieden.

Geconcludeerd wordt dat de ligging van het plangebied in een overstroombaar gebied geen belemmeringen met zich meebrengt ten aanzien van de ontwikkeling.

5.2.4 Conclusie

Via de digitale watertoets is de 'normale procedure' aangevraagd voor beide locaties. Het waterschap is hiermee geïnformeerd. Eventuele adviezen van het waterschap worden in de planvorming betrokken. Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor het voornemen.

Hoofdstuk 6 Wijze Van Bestemmen

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

6.1.1 Wat is een bestemmingsplan?

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing en regels voor het verrichten van 'werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden'.

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

  • het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen); en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Erfgoedwet, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en het Bouwbesluit zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.

6.1.2 Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:

  1. 1. Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  2. 2. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.

6.1.3 Hoofdstukindeling van de regels

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt. Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.
  2. 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
  3. 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti- dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en algemene procedureregels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

6.2 Opzet Van De Regels

6.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  2. 2. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  3. 3. Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  4. 4. Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

6.2.2 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  • Begrippen (Artikel 1)

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

  • Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel geeft op een eenduidige manier aan op welke wijze afstanden, dakhellingen en oppervlakten moeten worden gemeten en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

6.2.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bouwhoogte, goothoogte etc.);
  • Afwijken van de bouwregels: onder welke voorwaarde(n) mag afgeweken worden van de aangegeven bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels: welk gebruik van gronden en opstallen in ieder geval strijdig zijn of onder welke voorwaarden toegestaan zijn;
  • Afwijken van de gebruiksregels: onder welke voorwaarde(n) mag afgeweken worden van de aangegeven bestemming en/of specifieke gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

In paragraaf 6.3 worden de bestemmingen nader toegelicht en wordt aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor de desbetreffende bestemming is gekozen.

6.2.4 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

Anti-dubbeltelregel (Artikel 7);

Dit betreft een regel voor gronden die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan.

Algemene bouwregels (Artikel 8);

In dit artikel worden de algemene bouwregels beschreven. Dit artikel bevat onder andere regels over ondergeschikte bouwdelen en meetverschillen. Tevens zijn regels omtrent parkeren opgenomen.

Algemene gebruiksregels (Artikel 9);

In dit artikel wordt aangegeven welk gebruik in ieder geval strijdig is met de geldende bestemmingen. Tevens zijn de regels parkeren opgenomen.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 10);

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

Algemene wijzigingsregels (Artikel 11);

In dit artikel worden de algemene wijzigingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten het bestemmingsplan te wijzigen.

Overige regels (Artikel 12);

In dit artikel worden de overige regels beschreven.

6.2.5 Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In het overgangsrecht is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

6.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

Er is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied Olst-Wijhe", dat is vastgesteld op 12 april 2021. Voor de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - Verblijf' is aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Olst", welke is vastgesteld op 16 februari 2009.

Dit bestemmingsplan kent de enkelbestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Verblijf' en 'Wonen -Woonwagenstandplaats' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1'. Deze bestemmingen worden hierna kort toegelicht.

Artikel 3 Groen

Op de locatie Hooiberglaan ong. wordt het woonperceel omgeven door de bestemming 'Groen'. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen, ontsluitingswegen, parkeerstroken en waterhuishoudkundige voorzieningen met daarbijbehorende bouwwerken en verhardingen.

Artikel 4 Verkeer - Verblijf

Op de locatie Hooiberglaan ong. is de bestaande weg bestemd als 'Verkeer - Verblijf'. Ook is een gedeelte van de huidige sportbestemming bestemd als 'Verkeer - Verblijf'.

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor straten en paden waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het wijkverkeer, met daarbij behorende andere-bouwwerken, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, groen- en speelvoorzieningen.

Artikel 5 Wonen - Woonwagenstandplaats

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd woonwagenstandplaats met daaronder begrepen kleinschalige beroepen en bedrijven-aan-huis en de bijbehorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonwagens' mag het aantal woonwagens niet meer bedragen dan het aangegeven aantal. Ter plaatse van de locatie Het Anem ong. zijn drie woonwagenstandplaatsen toegestaan, voor de locatie Hooiberglaan ong. zijn vier woonwagenstandplaatsen mogelijk gemaakt.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 1

De met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is hiermee aangetoond.

Hoofdstuk 8 Vooroverleg, Inspraak En Zienswijzen

8.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

8.1.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

8.1.2 Provincie Overijssel

Het plan wordt in het kader van vooroverleg naar de provincie Overijssel toegezonden.

8.1.3 Waterschap Drents Overijsselse Delta

In het kader van de watertoets heeft er een digitale watertoets plaatsgevonden via de website www.dewatertoets.nl. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de 'normale procedure' van toepassing is (zie paragraaf 5.2.2 van deze toelichting). Het plan wordt voorgelegd aan het waterschap.

8.2 Inspraak

Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid.

8.3 Zienswijzen

Het bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 22 juni 2023 tot en met 2 augustus 2023. Tijdens de inzagetermijn zijn zeven zienswijzen binnen gekomen. De zienswijzen zijn samengevat en gebundeld in een rapportage welke is opgenomen in Bijlage 12 bij deze toelichting betreffende 'Nota van beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen'. In deze rapportage is tevens een beoordeling van de zienswijzen en ambtshalve wijzigingen opgenomen.

Bijlage 1 Beleidsregels Parkeren Olst-wijhe

Bijlage 1 Beleidsregels parkeren Olst-Wijhe

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 2 Besluit Hogere Waarden Wegverkeerslawaai Het Anem Ong.

Bijlage 2 Besluit hogere waarden wegverkeerslawaai Het Anem ong.

Bijlage 3 Bodemonderzoek Het Anem Ong.

Bijlage 3 Bodemonderzoek Het Anem ong.

Bijlage 4 Bodemonderzoek Hooiberglaan Ong.

Bijlage 4 Bodemonderzoek Hooiberglaan ong.

Bijlage 5 Quickscan Wet Natuurbescherming

Bijlage 5 Quickscan Wet natuurbescherming

Bijlage 6 Aerius-berekening Het Anem Ong.

Bijlage 6 AERIUS-berekening Het Anem ong.

Bijlage 7 Aerius-berekening Hooiberglaan Ong.

Bijlage 7 AERIUS-berekening Hooiberglaan ong.

Bijlage 8 Digitale Watertoets Het Anem Ong.

Bijlage 8 Digitale watertoets Het Anem ong.

Bijlage 9 Digitale Watertoets Hooiberglaan Ong.

Bijlage 9 Digitale watertoets Hooiberglaan ong.

Bijlage 10 Watertoets Uitgangspuntennotitie Het Anem Ong.

Bijlage 10 Watertoets uitgangspuntennotitie Het Anem ong.

Bijlage 11 Watertoets Uitgangspuntennotitie Hooiberglaan Ong.

Bijlage 11 Watertoets uitgangspuntennotitie Hooiberglaan ong.

Bijlage 12 Nota Van Beantwoording Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 12 Nota van beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen