Buitengebied, Borgstadweg 1 Agelo
Bestemmingsplan - gemeente Dinkelland
Vastgesteld op 28-01-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan "Buitengebied, Borgstadweg 1 Agelo" met identificatienummer NL.IMRO.1774.BUIBPBORGSTADWEG1-VG01 van de gemeente Dinkelland;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aan- en uitbouw:
een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uit maakt van dat (hoofd)gebouw);
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.8 archeologische waarden:
waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.9 bassin:
een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische en glastuinbouwactiviteiten;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bedrijf:
het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, verhandelen, installeren en/of herstellen van goederen;
1.12 bedrijfsgebouw:
een gebouw, geen bedrijfswoning zijnde, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.14 bestaand:
ten aanzien van de vóór 1998 aanwezige bouwwerken, de na 1998 bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken, en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:
- bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijgebouw:
een gebouw, dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 containerteelt:
het niet in de volle grond telen van gewassen, oftewel een niet-grondgebonden teelt;
1.25 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;
1.26 cultuurhistorische waarden:
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van de geschiedenis;
1.27 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.28 evenement:
elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, voorzover de activiteiten een aaneengesloten periode van ten hoogste 14 dagen omvatten;
1.29 extensief dagrecreatief medegebruik:
een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vis- of picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
1.30 fruitteelt:
de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 geomorfologische waarden
de waarden van een gebied die uitdrukking geven aan de vormen van het aardoppervlak in verband met de wijze van hun ontstaan;
1.33 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.34 houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht op grond van de Wet Natuurbescherming, zoals die gold op het moment van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan;
1.35 huishouden:
een zelfstandig dan wel samenwonend persoon of personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals keuken, sanitaire voorzieningen en entree, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;
1.36 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.37 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en prostitutie, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.38 landschappelijke waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;
1.39 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.40 mest- en/of organische (bij)productvergisting:
het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht) afbreken van organische verbindingen door bacteriën waarbij methaangas vrijkomt;
1.41 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Wet Natuurbescherming steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
1.42 normaal onderhoud:
het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.43 ondergeschikte bouwdelen:
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
1.44 ontsluitingsweg:
weg, uitsluitend dienend ten behoeve van het parkeren en om toegang te geven tot woonpercelen, gelegen aan die weg, en welke niet is ontworpen voor doorgaand verkeer.
1.45 overige opgaande teeltvormen:
sierteelt, fruitteelt, en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige gewassen;
1.46 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.47 parkeren:
een geparkeerd voertuig is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen;
1.48 peil:
- a. indien op het land wordt gebouwd:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- b. indien over of in het water wordt gebouwd:
- 1. het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.49 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie en waarvoor geen winkelruimtes worden ingericht;
1.50 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
1.51 prostitutiebedrijf:
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;
1.52 sierteelt:
de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;
1.53 stallen:
in een garage of andere bewaarplaats zetten;
1.54 verblijfsrecreatie:
een vorm van recreatie gericht op ontspanning of vrijetijdsbesteding van recreanten die elders hun hoofdverblijf hebben, en voor een bepaalde periode waarbij ten minste één overnachting plaatsvindt;
1.55 voertuig:
vervoermiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren;
1.56 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.57 werk:
een werk, geen gebouw of bouwwerk zijnde;
1.58 woning:
een complex van ruimten in een gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.59 woonhuis:
een gebouw dat één woning omvat;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 afstand tot de weg
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de rand van de wegberm aan de zijde van de weg;
2.7 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het agrarisch gebruik;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
- c. het uitvoeren van erfinrichtingsplannen en landschapsplannen overeenkomstig het in bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan;
met daaraan ondergeschikt:
- d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
- e. doeleinden van agrarisch natuurbeheer;
- f. cultuurgrond;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. extensief dagrecreatief medegebruik;
- i. wegen en paden;
- j. beken, plassen, poelen, vennen, sloten, en/of andere watergangen en/of -partijen;
met de daarbij behorende:
- k. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid;
- c. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar);
- d. het opslaan van zand, steen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen materialen, langer dan zes maanden per jaar;
- e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik of de bereikbaarheid van bebouwde percelen en veldschuren;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van eigen en streekeigen producten;
- g. het gebruik van de gronden ten behoeve van sierteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande teeltvormen;
- h. het gebruik van de gronden ten behoeve van containerteelt;
- i. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- j. het gebruik van de gronden ten behoeve van de aanleg van een waterbassin;
- k. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- l. het gebruik van gronden en bouwwerken als tuinen en erven behorend bij aangrenzende gronden met de bestemmingen 'Wonen'.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Verkeer - Erf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Erf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ontsluitingswegen;
- b. paden;
- c. beplanting;
- d. parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming is het bouwen van bouwwerken niet toegestaan.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
- b. het behoud van de uitwendige hoofdvorm van gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- c. het uitvoeren van erfinrichtingsplannen en landschapsplannen overeenkomstig het in bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan;
Met daarbij behorende:
- d. tuinen, erven, landschappelijke elementen en terreinen;
- e. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 5.2.2 onder a en de bouw van ondergeschikte aan- en uitbouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw toestaan, met dien verstande dat:
- a. de aan- en uitbouwen of overkappingen een integraal onderdeel vormen van het hoofdgebouw en het hoofdgebouw de uitstraling behoudt van één bouwvolume; en
- b. de aan- en uitbouwen of overkappingen aansluiten op de architectuur van het hoofdgebouw.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in 5.4.1 onder d en toestaan dat een hoofdgebouw wordt gebruikt door meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, mits:
- 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of een derde (huishouden van een) persoon;
- 2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
- 3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
- 4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- b. het bepaalde in lid 5.4.1 onder e en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande hoofdgebouw en er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
- 2. er maximaal twee kamers gerealiseerd worden en er maximaal 5 personen aanwezig mogen zijn;
- 3. er geen keukenblok in de wooneenheden wordt gemaakt;
- 4. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
- 5. er geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging;
- 6. de vestiging alleen is toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
- 7. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 5.4.2 a onder 1 indien in plaats van de landschap- en inrichtingsmaatregelen conform het in bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan andere landschap- en inrichtingsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
- 1. de landschap- en inrichtingsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in het erfinrichtingsplan in bijlage 1 opgenomen landschap- en inrichtingsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor genoemde landschap- en inrichtingsmaatregelen zijn bepaald;
- 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- a. de aanduiding “specifieke vorm van wonen - boerderijkamers” wordt aangebracht, mits:
- 1. de kamers in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden ondergebracht, waarbij gebruik wordt gemaakt van één entree gezamenlijk voor alle kamers;
- 2. het voormalig agrarisch bedrijfsgebouw deel uitmaakt van het bestaande ensemble van gebouwen op het betreffende erf;
- 3. het aantal boerderijkamers per perceel minimaal twee bedraagt. Bij hoge uitzondering kan in kleine, karakteristieke en bijzondere panden worden volstaan met één boerderijkamer indien de oppervlakte niet toereikend is voor twee;
- 4. de oppervlakte van een boerderijkamer ten hoogste 60 m² bedraagt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers per bouwperceel ten hoogste 500 m² bedraagt;
- 6. de kamers bedrijfsmatig geëxploiteerd worden door één van de bewoners van het perceel;
- 7. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik en laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft waar een kampeerterrein voor klein kamperen is toegestaan;
- b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
- c. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- d. het gebruik van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en horecaterreinen en/of standplaatsen voor detailhandel, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 14 dagen omvatten;
- e. het storten van puin en afvalstoffen;
- f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
- g. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 Vrijwaringszone - Erfensemble en landschappelijke waarde
Ter plaatse van de aanduiding “vrijwaringszone - erfensemble en landschappelijke waarde” zijn de gronden mede bestemd voor het behoud van een compact erfensemble en het behoud van de landschappelijke waarden bestaande uit zichtlijnen op en de openheid van het agrarisch gebied en dienen de gronden niet als erf te worden beschouwd als bedoeld in artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht (bor), zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
- b. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen en toestaan dat vóór een voorgevel wordt gebouwd op de wijze van:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de afstand vanuit de voorgevel niet meer dan 1,50 m zal bedragen.
- c. het bepaalde in artikel 9 b onder 3 is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken".
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.
10.2 Parkeren
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
- c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Borgstadweg 1 Agelo van de gemeente Dinkelland.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Borgstadweg 1 in Agelo, in het buitengebied van de gemeente Dinkelland is een boerenerf gelegen. Het betreft één van de nog aanwezige boerenerven gelegen in een (halve) ring rond de voor dit gebied kenmerkende essen. De samenhang van boerenerven, het landschap, de bebouwing langs de wegen en de rijke aanwezige boombeplanting bepalen in hoge mate de karakteristiek en de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit van het gebied.
Op het boerenerf aan de Borgstadweg 1 is een agrarisch bedrijf gevestigd. De agrarische bedrijfsactiviteiten op dit perceel worden op korte termijn volledig beëindigd. Het is gewenst voor dit perceel een passende vervolgbestemming te vinden.
Initiatiefnemer is van plan dit boerenerf te transformeren tot een woonerf met in totaal vijf woningen (toevoeging van vier woningen en herbouw van de bestaande (bedrijfs)woning). Het initiatief is echter in strijd met het bestemmingsplan.
Onder voorwaarden kan medewerking worden verleend aan deze ontwikkeling. Er dient een erftransformatieplan te worden opgesteld waaruit blijkt op welke wijze vorm wordt gegeven aan de transformatie van het erf. Dit erftransformatieplan moet voldoen aan de in de Structuurvisie Dinkelland genoemde randvoorwaarden: 'Transformatie vrijkomende agrarische bebouwing in Dinkelland: ruimtelijke voorwaarden'. Ook dient er rekening te worden gehouden met de bouwvoorwaarden uit de 'ruimtelijke verkenning voor Agelo'.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een passend planologisch kader voor de transformatie van het boerenerf aan de Borgstadweg 1 tot een woonerf bestaande uit een vijftal woningen. In dit plan wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de genoemde voorwaarden en dat de ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
De locatie ligt aan de Borgstadweg 1 in (Groot) Agelo, op circa 1,7 kilometer ten zuidwesten van de kern Ootmarsum. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Denekamp, sectie Q, nummer 239. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied (rode ster) ten opzichte van Ootmarsum en de directe omgeving (rode kader) indicatief weergegeven. Voor de exacte ligging van het plangebied wordt verwezen naar de bij dit plan behorende verbeelding.
![]() |
Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied ten opzichte van Ootmarsum en de directe omgeving (Bron: ArcGIS) |
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "Buitengebied, Borgstadweg 1 Agelo" bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.1774.BUIBPBORGSTADWEG1-VG01) en een renvooi;
- regels (met bijbehorende bijlagen)
Op de verbeelding zijn de bestemmingen binnen het plangebied aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan, maar maakt geen onderdeel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
1.4 Geldend Bestemmingsplan
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van de bestemmingsplannen “Buitengebied 2010” en het “Facetbestemmingsplan parkeren Dinkelland”. Deze plannen zijn vastgesteld op respectievelijk 18 februari 2010 en 29 mei 2018. In afbeelding 1.2 is een uitsnede opgenomen van het geldende bestemmingsplan waarbij het plangebied is aangegeven middels de rode omlijning.
![]() |
Afbeelding 1.2 Uitsnede plankaart bestemmingsplan "Buitengebied 2010" (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) |
Op basis van het bestemmingsplan “Buitengebied 2010” heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch - 1' met bouwvlak en de specifieke functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf. Deze gronden zijn hoofdzakelijk bedoeld voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.
Het realiseren van voorliggend initiatief is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan, omdat het toevoegen van een viertal (reguliere) woningen binnen de bestemming 'Agrarisch - 1' niet is toegestaan. Dit plan voorziet in een aanpassing van de geldende bestemming en schept daarmee het gewenste juridisch-planologisch kader voor het realiseren van het gewenste woonerf en het daarbij behorende gebruik.
1.5 Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie in en rondom het plangebied. Hoofdstuk 3 beschrijft het voorgenomen plan. Vervolgens wordt in de hoofdstukken 4 en 5 ingegaan op respectievelijk het relevante beleid en de relevante milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op de bestemmingsplansystematiek en licht de bestemmingen toe. In hoofdstuk 7 wordt de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan toegelicht, gevolgd door de maatschappelijke uitvoerbaarheid in hoofdstuk 8.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Huidige Situatie Plangebied
Agelo kent een kleinschalige structuur. Er is sprake van een toegenomen bebouwing door de jaren heen, maar er is ook sprake van een evenwicht met eeuwenoude beplantingsvormen. De verdeling van beplanting en bebouwing in een kleinschalig landschapstype met open ruimten zorgen voor een herkenbaar beeld. De planlocatie is altijd een open ruimte geweest in het centrum van Agelo. Daardoor zijn er kenmerkende zichtlijnen. De ruimtelijk- functionele structuur van de omgeving rond het plangebied bestaat voornamelijk uit een woongebied met omliggende agrarische-, bos- en natuurgronden.
Het erf aan de Borgstadweg kent een historische opzet. De bestaande woonboerderij staat hiërarchisch aan de voorzijde van het erf. Het woongedeelte aan de voorzijde steekt daarbij voor de rest van de aangebouwde schuren. De achterzijde van de boerderij staat gelijk met de aangebouwde schuren. Aan de voorzijde van de boerderij is een kleine kenmerkende kippenschuur gebouwd die past binnen de cultuurhistorische opzet. De achterzijde van de boerderij bestaat grotendeels uit verharding met een bijgebouw dat dient als stalling en opslagruimte. Daar weer achter zijn de kuilvoerplaten gelegen. Rondom de boerderij liggen gronden die agrarisch in gebruik zijn. De agrarische bedrijfsactiviteiten die op het perceel plaatsvinden worden op korte termijn volledig beëindigd.
Het erf wordt momenteel aan de zuidzijde met twee in- en uitritten ontsloten op de Borgstadweg. In de afbeeldingen 2.1 en 2.2 is de huidige situatie weergegeven met een luchtfoto en enkele straatbeelden.
![]() |
Afbeelding 2.1 Luchtfoto huidige situatie plangebied (Bron: luchtfoto: Provincie Overijssel) |
![]() |
Afbeelding 2.2 Straatbeeld van de huidige situatie (Bron: Google Streetview)
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
Zoals aangegeven in de aanleiding bestaat de wens van de initiatiefnemer uit het transformeren van het voormalige boerenerf aan de Borgstadweg 1 tot een woonerf bestaande uit een vijftal woningen. In het vervolg van deze paragraaf zal verder worden ingegaan op de gewenste ontwikkeling.
3.1 Achtergrond
De boerderij van Schröder vormde van oorsprong samen met enkele andere boerderijen de kern van Agelo. Agelo bestond toen uit circa 20-25 erven. De ligging nabij het essencomplex was logisch, zeker met de dichtbij gelegen heidegebieden. De wegen in Agelo lagen als een spinnenweb van erf naar erf en er was sprake van een zéér kleinschalig landschap. Door de jaren heen is Agelo zich gaan ontwikkelen tot een klein dorp. Er trad een verdichting op door woningbouw. Door een juiste inpassing zijn er wel veel landschapselementen gespaard gebleven, waardoor Agelo een groen en kleinschalig karakter gehouden heeft.
De boerderij van Schröder werd met name in de tweede helft van de vorige eeuw steeds meer omringd door woningbouw. Het bedrijf raakte opgesloten waardoor elke vorm van uitbreiding onmogelijk is geworden. Het voornemen is daardoor ontstaan om de agrarische activiteiten te staken en de locatie te her ontwikkelen voor woningbouw. Het wegbestemmen van het agrarische bedrijf, op een locatie waar voornamelijk woningbouw aanwezig is, zorgt voor het wegnemen van een milieukundig onwenselijke situatie.
3.2 Agelo
In opdracht van de buurtschapsraad van Agelo is een ruimtelijke verkenning voor Agelo uitgevoerd. Middels deze verkenning is onderzocht waar mogelijk aanvullende woningbouw zou kunnen plaats vinden binnen het buurtschap. Uit deze verkenning zijn een tweetal locaties naar voren gekomen als geschikte bouwlocaties. Het plangebied betreft één van de twee mogelijke locaties voor woningbouwontwikkeling.
In de ruimtelijke verkenning wordt over het plangebied aangegeven:
“Een tweede mogelijke locatie is het boerenerf gelegen aan de Borgstadweg. Deze ontwikkelingslocatie biedt mogelijkheden voor 3 a 4 woningen bij voorkeur in een bouwvorm en volume die aansluit bij een boerenerf, ook dient de situatie meer toevallig dan gestructureerd te worden ontworpen. De bij het boerenerf behorende gronden zouden kunnen worden aangewend voor een dorpsweide en aanvullende beplanting aan de achterkanten van de rondom gelegen woningen.
Ook hier geldt een kappenstructuur met lage gootlijn waaronder zowel traditioneel als modern kan worden gebouwd, ook hier is de gewenste beeldkwaliteit richtinggevend.”
De volledige ruimtelijke verkenning is als bijlage 1 opgenomen bij deze plantoelichting.
3.3 Inrichting Erf & Landschap
Om nieuwe woningbouw toe te kunnen laten en anderzijds ervoor te zorgen dat het karakter van Agelo behouden blijft, kunnen bestaande (deels) bebouwde locaties in aanmerking komen voor woningbouw. De ontwikkeling van bestaande bebouwde locaties hebben immers niet tot gevolg dat het karakter verloren gaat, zeker niet als er nadrukkelijk wordt gekeken hoe woningen worden ingepast. Er moet sprake zijn van een nauwe samenwerking tussen de stedenbouwkundige opzet en de landschappelijke inpassing.
In het kader van voorliggend plan is door Hannink Landschapsvorming een erftransformatieplan opgesteld waarbij is gekeken naar de aard en de omvang van het plan in relatie met het behouden of versterken van de bestaande kwaliteiten van Agelo. Dit heeft uiteindelijk geleidt tot een erfinrichtingsplan dat uitgaat van de landschappelijke inpassing van het erf rekening houdend met de bestaande waarden van Agelo. Het erfinrichtingsplan is hieronder weergegeven en wordt aansluitend kort toegelicht. Voor het volledige erftransformatieplan inclusief erfinrichtingsplan wordt verwezen naar bijlage 2 bij deze plantoelichting.
![]() |
Afbeelding 3.1 Erfinrichtingsplan erftransformatie Borgstadweg 1 (Bron: Hannink Landschapsvormgeving) |
De bestaande karakteristieke woonboerderij is beeldbepalend. De bestaande vorm en de karakteristiek moeten daarom behouden blijven. Het wijzigen van de vorm of de karakteristiek zou een vernietiging voor de cultuurhistorische kenmerken van de locatie betekenen. Naast de boerderij blijft ook de kippenschuur behouden en een oude notenboom. De aangebouwde schuren aan de boerderij worden gesloopt om ruimte te maken voor een nieuwe woning met bijgebouw. Hoewel de bestaande bebouwing voor een karakteristiek beeld zorgt, kunnen deze schuren niet geschikt worden gemaakt voor woningbouw. Zij komen wel in dezelfde lijn te staan om het karakteristieke beeld waar mogelijk te behouden. De stijl zal eenzelfde zijn als het bestaande.
De nieuwe woningen aan de westzijde van het plangebied komen tegenover de woningen aan de oostzijde te staan. Alle woningen zijn vrijstaand waarbij één van deze drie woningen qua materialisatie aansluit op de twee woningen aan de oostzijde. De andere twee woningen aan de westzijde zijn qua materialisatie ondergeschikt en hebben bijvoorbeeld veel hout en glas met een donkere dak bekleding. De woningen zijn bewust iets gedraaid om iets meer kwaliteit in het plan toe te voegen. Er ontstaat daardoor een minder 'stijf' plan. Rondom de woningen dient een verharding aan te worden gebracht die passend is binnen het plan en bij de woningen. Ter plaatse van deze woningen is in dit plan een gebiedsaanduiding opgenomen waaruit volgt dat gronden in het achtererf van deze woningen niet worden aangemerkt als 'erf' als bedoeld in artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Hiermee worden vergunningsvrije bouwmogelijkheden ter plaatse uitgesloten. Deze overweging is gemaakt ten behoeve van het behoud van het cultuurhistorische beeld van het voormalige agrarische bedrijfsperceel. Van belang hierbij is de ordening van gebouwen (aaneenschakeling), beplanting en verharding welke leiden tot een eenheid en samenhang van het woonerf. De drie woningen aan de westzijde van het perceel komen 'achter' de oorspronkelijke voorzijde van de boerderij en refereren hiermee naar de klassieke opbouw van het erf waar schuren altijd achter de boerderij werden gebouwd. Onder andere om de cultuurhistorische opzet van het erf te kunnen behouden en de groene opzet van het woonerf niet te schaden is het noodzakelijk geacht het vergunningvrij bouwen voor de drie woningen aan de westzijde van het perceel uit te sluiten. Deze overweging wordt nader onderbouwd in paragraaf 6.3.
Aan de westzijde van het plangebied wordt een fruitboomgaard aangeplant met 8 tot 10 fruitbomen. De soortkeuze bestaat uit een mix van appel- en perenbomen. De bomen zijn hoogstam en worden voorzien van twee boompalen. De fruitboomgaard is in eerste instantie bedoeld voor de bewoners van de woningen binnen het plangebied. Er wordt een algemene zitmogelijkheid toegevoegd om te kunnen rusten. De toegang van de weide wordt versperd door de plaatsing van een streekeigen landhek. De diverse kavels worden voorzien van beukenhagen (Fagus sylvatica). De hagen zorgen voor een aaneengesloten erfensemble. Schuttingen zijn niet toegestaan binnen het plan. Aan het einde van de weg van het erf wordt een linde aangeplant. Deze solitaire boom moet een beeldbepalende waarde krijgen.
De rest van het erf (met name verkeersfunctie) wordt voorzien van een gebakken klinker. Door de oppervlakte verharding uit één kleurstelling te laten bestaan wordt juist het beeld van het karakteristieke erf benadrukt. Juist aan de achterzijde van een boerderij was de oppervlakte verharding relatief gezien fors door de verschillende functies. Oud beton (zoals nu aanwezig) of oud asfalt kunnen ook voor een karakteristieke sfeer zorgen, maar de ouderdom van de bestaande erfverharding zorgt ervoor dat het niet behouden kan blijven. Nieuw asfalt of beton zorgt niet voor de sfeer die in dit geval gezocht wordt.
3.4 Verkeer En Parkeren
3.4.1 Algemeen
Bij het opstellen van een ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met de verkeersgeneratie en parkeerbehoefte die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Hiertoe kunnen berekeningen worden uitgevoerd op basis van de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381 (december 2018)' van het CROW. Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis onder andere op het gebied van verkeer en parkeren. Specifiek voor verkeersgeneratie en parkeren heeft het CROW de publicatie, 'Toekomstbestendig parkeren' opgesteld. Deze kencijfers zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van onder andere de verkeergeneratie. Hierbij wordt opgemerkt dat bij iedere functie, in de CROW-publicatie, een maximum en minimum wordt genoemd. Dit is de bandbreedte. Veelal wordt bij nieuwe ontwikkelingen het gemiddelde aangehouden.
De gemeente Dinkelland heeft, mede op basis van de bovengenoemde CROW uitgave, een eigen parkeerbeleid in de vorm van de beleidsnotitie 'Bouwen en Parkeren 2018'. Parkeerkencijfers worden in deze beleidsnotitie “vertaald” naar parkeernormen. Daarvoor zijn in Dinkelland de volgende uitgangspunten vastgesteld:
- Parkeernormen zijn gebaseerd op de gemiddelde parkeerkencijfers uit publicatie 317 CROW. Dat geldt voor alle gebruiksfuncties voor het gehele grondgebied van Dinkelland.
- Op Dinkelland is de stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk' van toepassing op basis van adresdichtheid.
- Er wordt voor het gehele grondgebied in de gemeente Dinkelland een onderscheid gemaakt naar drie zones: “centrum”, “rest bebouwde kom” en “buitengebied”.
- De normen zijn niet overal in de gemeente Dinkelland gelijk. Voor gebieden binnen de bebouwde kom is een onderscheid gemaakt tussen “centrum” en “rest bebouwde kom”.
3.4.2 Situatie plangebied
Voorliggend initiatief gaat uit van de realisatie van een vijftal vrijstaande woningen. Op basis van de beleidsnotitie 'Bouwen en Parkeren 2018' van de gemeente Dinkelland is dit type woning aan te merken als 'vrijstaande' woning. Wat betreft de ligging van het projectgebied wordt geconcludeerd dat deze valt onder 'rest bebouwde kom'. De bijbehorende parkeernorm is op basis van het bovenstaande 2,3 parkeerplaats per woning (inclusief bezoekersaandeel).
Omdat de beleidsnotitie 'Bouwen en Parkeren 2018' van de gemeente Dinkelland niet ingaat op de verkeersgeneratie die samenhangt met ruimtelijke ontwikkelingen, is ten aanzien van de verkeersgeneratie dan ook gerekend met de kengetallen op basis van de CROW-publicatie. Voor een vrijstaande woning geldt hierbij een gemiddelde verkeersgeneratie van 8,2 verkeersbewegingen per woning per weekdagetmaal.
Tot slot wordt ten aanzien van de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie nog opgemerkt dat in de bestaande situatie sprake is van een nog functionerend landbouwbedrijf met de daarbij behorende verkeersbewegingen van landbouwverkeer. Voorliggend plan heeft tot gevolg dat deze relatief zware vorm van verkeersbewegingen komt te vervallen. In de nieuwe situatie is er verkeerstechnisch gezien dan ook sprake van een verbeterde situatie.
3.4.3 Conclusie verkeer en parkeren
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de realisatie van dit project.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
4.1.2 Toetsing aan het rijksbeleid
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de structuurvisie. Wat betreft de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' wordt opgemerkt dat deze ladder van toepassing is bij 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' (3.1.6 Bro). Het begrip stedelijke ontwikkeling: (ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen) is niet gewijzigd. Er zijn inmiddels meerdere gerechtelijke uitspraken geweest over deze begripsdefinitie.
Op het realiseren van woningen is onder meer de uitspraak ABRvS 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2921, r.o. 4.3. van toepassing. Uit deze uitspraak blijkt dat het realiseren van 11 woningen niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. In voorliggend geval is sprake van een ontwikkeling waarbij vier nieuwe woningen worden gerealiseerd. Gezien de uitspraak van de ABRvS en de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, is de Ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing op dit plan. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
4.2 Provinciaal Beleid
In deze paragraaf wordt het voor deze ontwikkeling relevante provinciale beleid behandeld. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel de nieuwe Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld. Op 1 mei zijn de nieuwe Omgevingsvisie en Omgevingsverordening in werking getreden.
4.2.1 Omgevingsvisie Overijssel (2017)
De omgevingsvisie is het centrale provinciale beleidsplan voor het fysieke beleidsplan voor het fysieke leefmilieu in Overijssel. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele centrale ambities van de provincie:
- goed en plezierig wonen, nu en in de toekomst door een passend en flexibel aanbod van woonmilieus (typen woningen en woonomgeving) die voorzien in de vraag (kwantitatief en kwalitatief);
- versterken complementariteit van bruisende steden en vitaal platteland als ruimtelijke, cultureel, sociaal en economisch samenhangend geheel. Dit door behoud en versterking van leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied, stedelijke netwerken versterken, behoud en versterken van cultureel erfgoed als drager van identiteit;
- veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen door te zorgen voor waterveiligheid, externe veiligheid en verkeersveiligheid;
- investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan.
4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel (2017)
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.
4.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:
- 1. Of - generieke beleidskeuzes
- 2. Waar - ontwikkelingsperspectieven
- 3. Hoe - gebiedskenmerken
Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.
De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.
Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.
In afbeelding 4.1 is het Uitvoeringsmodel weergegeven.
![]() |
Afbeelding 4.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) |
4.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
4.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid
Geconcludeerd wordt dat de ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
4.3 Regionaal Beleid
Het regionaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan voor voorliggend initiatief betreft het Regionale Woningbouwprogramma uit 2017.
4.3.1 Regionaal woningbouwprogramma
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.4.1 Structuurvisie Dinkelland
4.4.2 Woonvisie 2016+
4.4.3 Uitvoeringsnota woningbouw 2018
4.4.4 Casco-benadering in Noordoost-Twente
4.4.5 Conclusie toetsing aan het gemeentelijk beleid
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling past binnen de gemeentelijke beleidskaders.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bedrijven en milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, Besluit milieueffectrapportage en water.
5.1 Geluid
5.1.1 Wettelijk kader
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.
5.1.2 Situatie plangebied
Het plan voorziet in de realisatie van een vijftal geluidgevoelige objecten, namelijk de transformatie van een agrarisch erf tot woonerf bestaande uit vijf woningen. Er moet dan ook worden getoetst aan de grenswaarden voor geluidsbelasting.
5.1.3 Conclusie
De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
5.2 Bodem
5.2.1 Algemeen
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, is een bodemonderzoek verricht conform de richtlijnen NEN 5740.
5.2.2 Situatie plangebied
Ter plaatse van het plangebied is op 14 december 2018 door Terra Agribusiness een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hieronder worden de belangrijkste conclusies uit dit onderzoek kort weergegeven. Voor het volledige onderzoeksrapport wordt verwezen naar bijlage 5 bij deze plantoelichting.
In bovengrondmengmonsters BM1 en BM3 zijn geen verhogingen aangetroffen. In bovengrondmengmonster BM2 zijn lichte verhogingen Zink (Zn), Cadmium (Cd) en Lood (Pb) aangetroffen.
In de ondergrond zijn geen verhogingen aangetroffen.
In het grondwater is een lichte verhoging Xylenen (som) aangetroffen.
Ter plaatse van de diepe boringen (1,4,5,6, en 7) in de laag van 0,50 - 1,00 m-mv is puin aangetroffen. Omdat er puin in de boringen is aangetroffen, zijn hier de boringen omgezet in gaten en is er een extra monster geanalyseerd op asbest. Uit het analysecertificaat blijkt dat er geen asbest aanwezig is.
Gezien de vastgestelde bodemkwaliteit zijn er geen risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu. Voor geen van de onderzochte stoffen wordt de interventiewaarde overschreden.
Gegeven de in onderhavig rapport beschreven onderzoeksresultaten, wordt de onderzoekslocatie vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het beoogde gebruik.
5.2.3 Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
5.3 Luchtkwaliteit
5.3.1 Beoordelingskader
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer.
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Op grond van de Wet milieubeheer, gelet op artikel 5.16 lid 4 Wet Milieubeheer geldende de volgende regelingen:
- Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
- Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).
5.3.2 Situatie plangebied
Het plan betreft de transformatie van een agrarisch bedrijfsperceel tot een woonerf bestaande uit vijf woningen. In paragraaf 5.3.1.1 zijn voorbeelden van de lijst met categorieën van gevallen opgenomen, die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Gelet op de aard en omvang van dit project in vergelijking met de voorgenoemde categorieën, kan worden aangenomen dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.
Tevens wordt opgemerkt dat de woningen niet worden aangemerkt als gevoelige bestemmingen in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.
5.3.3 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
5.4 Externe Veiligheid
5.4.1 Algemeen
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- de Regeling externe veiligheid (Revi);
- het Registratiebesluit externe veiligheid;
- het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
- het Vuurwerkbesluit;
Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:
- het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
- de Regeling basisnet;
- de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).
Het transporteren van gevaarlijke stoffen per buisleiding is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
5.4.2 Situatie plangebied
Aan de hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 5.1 is een uitsnede van de Risicokaart weergegeven waarbij het plangebied is aangegeven met de rode marker.
![]() |
Afbeelding 5.1 Uitsnede risicokaart (Bron: Risicokaart) |
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
- zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
- zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
- niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
- niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen..
5.4.3 Conclusie
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving inzake externe veiligheid.
5.5 Bedrijven En Milieuzonering
5.5.1 Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Hoewel deze richtafstanden indicatief zijn, volgt uit jurisprudentie dat deze afstanden als harde eis gezien worden door de Raad van State bij de beoordeling of woningen op een passende afstand van bedrijven worden gesitueerd.
Hoewel deze richtafstanden indicatief zijn, volgt uit jurisprudentie dat deze afstanden als harde eis gezien worden door de Raad van State bij de beoordeling of woningen op een passende afstand van bedrijven worden gesitueerd.
5.5.2 Gebiedstypen
Volgens de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een 'rustige woonwijk' of een 'gemengd gebied'.
Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. In de VNG-uitgave wordt het buitengebied gerekend tot een met het omgevingstype 'rustige woonwijk' vergelijkbaar omgevingstype.
Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
Het plangebied aan de Borgstadweg is gelegen in het buitengebied, waar geen sprake is van een matige of sterke functiemenging. Derhalve wordt in dit geval uitgegaan van het omgevingstype “rustige woonwijk”.
![]() |
5.5.3 Situatie plangebied
5.5.4 Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
5.6 Geur
5.6.1 Wet geurhinder en veehouderij & Activiteitenbesluit
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit.
De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
- ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
- ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.
Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.
Daarnaast gelden er in bepaalde gevallen afwijkende regels. Artikel 14, lid 2 van de Wet geurhinder en veehouderij bepaalt dat de afstand tussen een veehouderij en een woning die op of na 19 maart 2000 is gebouwd:
- op een kavel die op dat tijdstip in gebruik was als veehouderij,
- in samenhang met het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van de veehouderij, en
- in samenhang met de sloop van de bedrijfsgebouwen die onderdeel hebben uitgemaakt van de veehouderij,
ten minste 100 meter dient te zijn, indien de woning binnen de bebouwde kom is gelegen en ten minste 50 meter indien de woning buiten de bebouwde kom is gelegen.
5.6.2 Situatie plangebied
Met voorliggend initiatief worden met de woningen vier nieuwe geurgevoelige objecten gerealiseerd. De planlocatie aan de Borgstadweg maakt onderdeel uit van de buurtschap Agelo. De buurtschap Agelo is echter wat anders dan de 'bebouwde kom' zoals bedoeld in de Wgv. Volgens de Memorie van Toelichting bij de Wet geurhinder en veehouderij moet om te spreken van bebouwde kom sprake zijn van op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing, die is geconcentreerd tot een samenhangende structuur. Dit staat in de Memorie van Toelichting bij de Wgv en ook in jurisprudentie wordt hier vaak naar verwezen.
In dit geval is sprake van een nieuw woonerf binnen de kern van Agelo op een locatie te midden van kort op elkaar gelegen bebouwing, die is geconcentreerd tot een samenhangende structuur. Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat de planlocatie onderdeel uitmaakt van de 'bebouwde kom'.
Er moet dan ook worden voldaan aan een vaste afstand van 100 meter. Het meest nabij gelegen agrarische bedrijf betreft het gemengde agrarische bedrijf aan de Weerselosestraat 9 dat op circa 107 meter afstand van het plangebied is gelegen (zie tabel 1 en afbeelding 5.1). Gelet op art. 14 lid 2 Wgv zijn de afstanden voldoende voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse de beoogde woningen.
5.6.3 Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor dit plan.
5.7 Ecologie
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Wet natuurbescherming en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming.
5.7.1 Gebiedsbescherming
5.7.2 Soortenbescherming
Wat betreft de soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
In het kader van voorliggend plan heeft Natuurbank Overijssel een quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd binnen het plangebied. De belangrijkste conclusies uit dit onderzoek worden hieronder beknopt weergegeven. Voor de volledige onderzoeksrapportage wordt verwezen naar bijlage 6 bij deze plantoelichting.
Het plangebied bestaat uit erfverharding, bebouwing en agrarische cultuurgrond (weide). De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied tot een geschikt functioneel leefgebied van sommige algemene en weinig kritische grondgebonden zoogdiersoorten, maar tot een ongeschikte habitat voor zeldzame- en/of kritische diersoorten en een ongeschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten. Mits bezette vogelnesten beschermd worden, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties. Voor de in het plangebied voorkomende diersoorten amfibieën- en grondgebonden zoogdiersoorten geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen "doden en verwonden" en het "beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties" (of de soort is niet beschermd). Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten wordt de functie van het plangebied als foerageergebied voor vogels, amfibieën, vleermuizen en grondgebonden zoogdieren, niet aangetast.
Mits bezette vogelnesten beschermd worden, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van soortbescherming.
5.7.3 Conclusie
Vanwege de ligging buiten beschermd (natuur)gebied en de lokale invloedsfeer, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van gebiedsbescherming. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing of vergunning aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen voeren in overeenstemming met wet- en regelgeving voor beschermde soorten en gebieden. De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor uitvoering van de voorgenomen activiteiten.
5.8 Archeologie En Cultuurhistorie
5.8.1 Archeologie
5.8.2 Cultuurhistorie
5.8.3 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat er geen archeologisch onderzoek benodigd is en er geen sprake is van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden.
5.9 Besluit Milieueffectrapportage
5.9.1 Kader
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
- 1. Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan); Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
- 2. Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3); Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
- 3. Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4); Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r., is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
5.9.2 Situatie plangebied
In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r. en daarmee geen sprake van een directe m.e.r.-plicht.
In onderdeel D 11.2 van het besluit wordt de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen genoemd. Indien geoordeeld wordt dat sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' is een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk. Uit jurisprudentie volgt dat het antwoord op de vraag of sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aan de hand van aspecten als aard en de omvang van de voorziene ontwikkeling moet worden beoordeeld of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Niet relevant is of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.
In dit geval is sprake van de transformatie van een agrarisch erf naar een woonerf in de buurtschap Agelo. Netto worden op het erf 4 woningen toegevoegd. De aard en omvang van dit project is beperkt en de omvang van het erf wordt in vergelijking met de huidige situatie niet vergroot. Daarnaast wordt het project gerealiseerd in een omgeving die zich kenmerkt door (verspreid liggende) woonbebouwing. De inrichting van het bijbehorende terrein wijzigt van een inrichting ten behoeve van het agrarisch bedrijf naar een inrichting ten behoeve van het wonen/ het woonerf. Dit is een herinrichting van ondergeschikte aard. Verder is, voor zover in dit kader relevant, sprake van een nieuwe functie die niet leidt tot een aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen. Gelet op de aard en omvang van de dit plan wordt geconcludeerd dat geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.
5.9.3 Conclusie
Dit plan is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Tevens zijn geen belangrijk nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit plan.
5.10 Water
5.10.1 Vigerend beleid
5.10.2 Waterparagraaf
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording
6.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt bij het maken van de keuzes voor het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels door aan te geven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
6.2 Opbouw Van De Regels
6.2.1 Algemeen
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels;
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels;
- 4. Overgangs- en slotregels.
6.2.2 Inleidende regels
6.2.3 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
- Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
- Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bouwhoogte, goothoogte etc.);
- Afwijken van de bouwregels: onder welke voorwaarde(n) mag afgeweken worden van de aangegeven bouwregels;
- Specifieke gebruiksregels: welk gebruik van gronden en opstallen in ieder geval strijdig zijn of onder welke voorwaarden toegestaan zijn;
- Afwijken van de gebruiksregels: onder welke voorwaarde(n) mag afgeweken worden van de aangegeven bestemming en/of specifieke gebruiksregels.
In paragraaf 6.3 worden de bestemmingen nader toegelicht en wordt aangegeven waarom voor het plangebied voor deze bestemmingen is gekozen.
6.2.4 Algemene regels
- Anti-dubbeltelregel (artikel 6): Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van (bijvoorbeeld) een maximaal bebouwingspercentage.
- Algemene gebruiksregels (artikel 7): in deze regel is aangegeven wat onder verboden gebruik wordt verstaan. Deze regel gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Tevens is in dit artikel het bestaande gebruik geregeld.
- Algemene aanduidingsregels (artikel 8): in deze regel is geregeld dat bepaalde gronden niet kunnen worden beschouwd als erf als bedoeld in artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht (bor). Hiermee is gewaarborgd dat vergunningvrij bouwen tet plaatse niet mogelijk is. Hier wordt nader op ingegaan in paragraaf 6.3.
- Algemene afwijkingsregels (artikel 9): in deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van deze bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
- Overige regels (artikel 10): in deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de mogelijkheid geboden om nadere eisen te stellen. Ook zijn hier regels omtrent parkeren opgenomen.
6.2.5 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel is aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
6.3 Bestemmingen
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Zij zijn het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
Agrarisch - 1 (artikel 3)
De bestemming 'Agrarisch - 1' is toegekend aan de gronden behorend binnen het plangebied waaraan geen woonbestemmingen is toegekend. Hiermee wordt aangesloten bij de bestaande bestemming en wordt tegelijk alle grond waarop landschapsmaatregelen van toepassing zijn meegenomen binnen het plangebied. Het agrarische bouwvlak is hierbij volledig wegbestemd.
De gronden met de bestemming 'Agrarisch - 1 zijn hoofdzakelijk bestemd voor het agrarisch gebruik en het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden.
Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan. Aan deze bestemming is verder een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen.
Verkeer - Erf(artikel 4)
Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor ontsluitingswegen, paden, beplanting en parkeervoorzieningen. Ter plaatse worden de gezamenlijke ontsluitingsweg en parkeervoorzieningen gerealiseerd.
Binnen deze bestemming is het bouwen van bouwwerken niet toegestaan.
Wonen (artikel 5)
Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor woonhuizen al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit.
Ten behoeve van het behoudt van de bestaande hoofdvorm van de karakteristieke (woon)boerderij is in beginsel bepaald dat ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de bestaande uitwendige hoofdvorm van de gebouwen, welke wordt bepaald door de bestaande goot- en bouwhoogte, kapvorm, dakhelling en gevelindeling het uitgangspunt is ingeval van nieuwbouw.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken' zijn geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan. Herbouw en nieuwbouw van vrijstaande bijgebouwen zijn slechts toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ""specifieke bouwaanduiding - bestaand bijgebouw" en "specifieke bouwaanduiding - nieuw bijgebouw". Middels een afwijkingsbevoegdheid kan onder voorwaarden deels van deze regels worden afgeweken. Overige bouwwerken zijn toegestaan waarbij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken" een afwijkende maatvoering is opgenomen ten behoeve van het behoudt van een compact erfensemble.
Ter plaatse van een deel van de bestemming 'Wonen' is de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone -Erfensemble en landschappelijke waarde' opgenomen. Ter plaatse worden gronden niet aangemerkt als erf als bedoeld in artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht (bor). Deze gebiedsaanduiding is mede opgenomen ten behoeve van het behoud van het cultuurhistorische beeld van het voormalige agrarische bedrijfsperceel. Dit wordt hieronder nader onderbouwd.
Agelo kent een kleinschalige structuur. De verdeling van beplanting en bebouwing in een kleinschalig landschapstype met open ruimten zorgen voor een herkenbaar beeld. De planlocatie is altijd een open ruimte geweest in het centrum van Agelo. Daardoor zijn er kenmerkende zichtlijnen. Door de locatie volledig vol te bouwen gaan deze zichtlijnen verloren. Het aantal te bouwen woningen is afgestemd rekening houdend met behoud van de open ruimte en de zichtlijnen. Er moet op deze locatie sprake zijn van een compact erf waarbij nadrukkelijk gelet wordt op de hoeveelheid bebouwing. Aan te brengen beplanting moet bijdragen aan het erfensemble, maar moet niet tot gevolg hebben dat de open ruimte of zichtlijnen worden aangetast.
Het erf bestaat in de nieuwe situatie uit een hoofdgebouw en meerdere bijgebouwen. De hoofdwoning is karakteristiek en blijft in het nieuwe erfensemble de hoofdwoning van het erf. Niet alleen de positionering zorgt daarvoor, maar ook de omvang van het gebouw. In dezelfde lijn als het hoofdgebouw wordt een nieuwe woning gebouwd met een passende uitstraling en materialisatie. De nieuwe woning refereert aan de voormalige stallen waardoor de cultuurhistorische opzet van het erf behouden blijft. Aan de andere zijde komen woningen die in materialisatie afwijken. De woningen vormen het erfensemble zoals vroeger schuren werden gebouwd. De afstand tussen de gebouwen is gering waardoor er sprake blijft van een erfensemble.
Door nadrukkelijk te kijken naar de erfopzet blijft het idee overeind van een agrarisch erf, maar ontstaat er een erfensemble waar gewoond kan worden, waar de kwaliteiten van het landschap behouden blijven, waar de ruimtelijke kwaliteit waar mogelijk wordt versterkt en waar sprake is van een samenhangend geheel die past in haar directe omgeving.
Om de cultuurhistorische opzet van het erf te kunnen behouden en de groene opzet van het woonerf niet te schaden is het noodzakelijk geacht het vergunningvrij bouwen voor de drie woningen aan de westzijde van het perceel uit te sluiten.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
De gemeentelijke kosten zijn beperkt tot de ambtelijke kosten, welke worden verhaald middels de gemeentelijke legesverordening. Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Ten behoeve van deze ontwikkeling is een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer gesloten. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is op grond van artikel 6.12 Wro geen exploitatieplan nodig.
Hoofdstuk 8 Vooroverleg En Inspraak
8.1 Vooroverleg
8.1.1 Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
8.1.2 Provincie Overijssel
Het plan is in het kader van vooroverleg voorgelegd aan de provincie Overijssel. De provincie Overijssel heeft geen bezwaren tegen voorliggend plan.
8.1.3 Waterschap Vechtstromen
De watertoets heeft plaats gevonden op de website www.dewatertoets.nl. Deze toets resulteerde in een ‘korte procedure’. Derhalve is vooroverleg met het waterschap niet noodzakelijk
8.2 Inspraak
Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In dit geval wordt geen voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.
In het kader van inspraak wordt nog opgemerkt dat initiatiefnemer op 10 september 2019 een informele informatieavond heeft georganiseerd voor de buurtschap Agelo. Tijdens deze avond zijn de plannen gepresenteerd en toegelicht door aanvrager en zijn adviseurs en was er gelegenheid om vragen te beantwoorden. De reacties op het plan waren positief.
8.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft in de periode van 27 september 2019 tot en met 7 november 2019 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze inzageperiode zijn er geen zienswijzen tegen het plan ingekomen. Het bestemmingsplan is dan ook ongewijzigd vastgesteld.
Bijlage 1 Erfinrichtingsplan
Bijlage 1 Ruimtelijke Verkenning Agelo
Bijlage 1 Ruimtelijke verkenning Agelo
Bijlage 2 Erftransformatieplan
Bijlage 2 Erftransformatieplan
Bijlage 3 Toetsing Randvoorwaarden Erftransformatie
Bijlage 3 Toetsing randvoorwaarden erftransformatie
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 6 Quickscan Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 6 Quickscan natuurwaardenonderzoek
Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 7 Archeologisch onderzoek