Buitengebied, Breemorsweg 17, Disseroltweg 52 en Langkampweg
Bestemmingsplan - Gemeente Dinkelland
Vastgesteld op 23-04-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan "Buitengebied, Breemorsweg 17, Disseroltweg 52, Langkampweg 6" met identificatienummer NL.IMRO.1774.BUIBPBW17DW52LW6-VG01 van de gemeente Dinkelland.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan-huis-verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aan-huis-verbonden bedrijf
het uitoefenen van kleinschalige bedrijvigheid dat door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aan- en uitbouw
een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uit maakt van dat (hoofd)gebouw);
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 agrarisch bedrijf
een bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.9 archeologische waarden
waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Bij toetsing aan de archeologische waarden zal telkens de archeologische verwachtings- en advieskaart zoals opgenomen in bijlage 9 van de toelichting toetsingskader zijn;
1.10 bebouwing
eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bedrijf
het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, verhandelen, installeren en/of herstellen van goederen;
1.12 bedrijfsgebouw
een gebouw, geen bedrijfswoning zijnde, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.13 bedrijfsoppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.14 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.15 bestaand
ten aanzien van de vóór 1998 aanwezige bouwwerken, de na 1998 bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken, en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:
- bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bijgebouw
een gebouw, dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;
1.19 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.20 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.21 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.25 cultuurhistorische waarden
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van de geschiedenis;
1.26 extensief dagrecreateif medegebruik
een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vis- of picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
1.27 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.28 geluidsbelasting
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.29 geluidsgevoelige objecten
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.30 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, biologische bedrijven, waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;
1.31 hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.32 huishouden
een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;
1.33 kap
een dak met een zekere helling;
1.34 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en prostitutie, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.35 mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.36 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
1.37 normaal agrarisch gebruik
het regulier gebruik dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;
1.38 normaal onderhoud
het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.39 ondergeschikte tweede tak
een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf, zoals een intensieve tak veehouderij of een bedrijfseigen mestvergisting;
1.40 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.41 peil
- a. indien op het land wordt gebouwd: voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- b. indien over of in het water wordt gebouwd:
- het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.42 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie en waarvoor geen winkelruimtes worden ingericht;
1.43 silo
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van opslagdoeleinden;
1.44 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw, als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.45 wonen
het gehuisvest zijn in een woning;
1.46 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.47 woonhuis
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.48 wooneenheid
een tot bewoning bestemd gebouw of onderdeel van een gebouw dat, vanuit bouwtechnisch oogpunt gezien, blijvend is bestemd voor permanente bewoning, voldoet aan alle criteria die van toepassing zijn op woningen, behalve aan het hebben van een keuken en/of een toilet en/of een douche, waarbij de aan de wooneenheid ontbrekende voorzieningen wel als gemeenschappelijke voorzieningen ter compensatie moeten zijn gelegen in hetzelfde gebouw.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de afstand to de (bouw)perceelgrens
tussen de grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst;
2.7 de afstand tot de weg
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de rand van de wegberm aan de zijde van de weg;
2.8 bedrijfsoppervlak
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het agrarisch gebruik;
- b. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf”;
- c. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering al dan niet in combinatie met mantelzorg, dagbesteding en educatie, voorzover de gronden zijn voorzien van een bouwperceel;
- d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
met daaraan ondergeschikt:
- e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
- f. doeleinden van agrarisch natuurbeheer;
- g. cultuurgrond;
- h. openbare nutsvoorzieningen;
- i. extensief dagrecreatief medegebruik;
- j. wegen en paden;
- k. beken, plassen, poelen, vennen, sloten, en/of andere watergangen en/of -partijen;
- l. terreinen voor evenementen;
met de daarbijbehorende:
- m. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
- n. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
- o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
- a. het bepaalde in lid 3.2.1 onder b en toestaan dat gebouwen, waaronder overkappingen, gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- 1. de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 25,00 m zal bedragen en het bebouwde oppervlak niet meer dan 1,5 hectare zal bedragen;
- 2. het verzoek om ontheffing vergezeld gaat van een landschappelijk inpassingsplan;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en archeologische waarden, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 3.2.1 onder f en toestaan dat, daar waar geen sprake is van een bestaande afwijkende situatie of een bedrijfswoning op meer dan 50 m van de weg, een bedrijfsgebouw, een overkapping, een aan- of uitbouw of een bijgebouw op een afstand van minder dan 3,00 m achter de voorgevel dan wel vóór de voorgevel van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan mag worden gebouwd, mits:
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 3.2.1 onder g en toestaan dat, in geval van gehele sloop van het woongedeelte inclusief de deel met een bestaande inhoud van meer dan 2.000 m³, een nieuw woongedeelte wordt gebouwd met een inhoud van ten hoogste 2.000 m³, mits:
- 1. het nieuwe woongedeelte wordt gebouwd overeenkomstig de bestaande karakteristieke hoofdvorm;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, de woonsituatie, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 3.2.1 onder g en toestaan dat de inhoud van een woongedeelte binnen een boerderijpand wordt vergroot, mits:
- 1. de inhoud van het woongedeelte ten hoogste de inhoud van het boerderijpand inclusief de deel zal bedragen;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 3.2.1 onder g en toestaan dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd in de vorm van serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits:
- 1. het bouwperceel niet is gelegen op gronden gelegen binnen de grenzen van de dubbelbestemming ‘Waarde - Ecologie’;
- 2. er ten behoeve van de situering van de stal in verband met het bestaande bebouwingsbeeld en een zorgvuldige landschappelijke inpassing, een erfinrichtingsplan wordt opgesteld;
- 3. voldaan wordt aan de criteria van de notitie “Serrestallen in Noordoost Twente, maatwerk binnen heldere grenzen”, zoals opgenomen in bijlage 2 bij de toelichting van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010', vastgesteld op 18 februari 2010 met indificatienummer NL.IMRO.1774.BUIBPBUITENGEBIED-0402;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke waarden, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. het bepaalde in lid 3.2.2 onder a en toestaan dat kuilvoerplaten en naar de aard daarmee gelijk te stellen platen ten behoeve van opslagdoeleinden tot ten hoogste 50 m buiten het bouwperceel worden gebouwd, mits:
- 1. de oppervlakte van een plaat, inclusief opstaande randen, ten hoogste 300 m² zal bedragen;
- 2. de hoogte van de opstaande randen van een plaat ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
- 3. tevens de in lid 3.4 onder c genoemde ontheffing wordt toegepast dan wel is verleend;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
- a. Het bepaalde in lid 3.1 en 3.4 onder b en j en toestaan dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 2 van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010', vastgesteld op 18 februari 2010 met indificatienummer NL.IMRO.1774.BUIBPBUITENGEBIED-0402 opgenomen bedrijvigheid, mits
- 1. de gronden zijn gelegen binnen de grenzen van een bouwperceel. Bij boerengolf mogen eveneens de bijbehorende landbouwgronden worden gebruikt;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. niet meer dan 500 m² wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie;
- 4. er sprake is van een ligging aan een weg die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
- 5. alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid binnen de bestaande bebouwing wordt ondergebracht;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 3.4 onder c en toestaan dat gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebruikt voor het opslaan van mest en/of kuilvoer en naar de aard daarmee gelijk te stellen opslag, mits;
- 1. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 3.4 onder h en toestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, mits:
- 1. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of een derde (huishouden van een) persoon;
- 2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot (tenzij tevens de ontheffing in lid 3.3 onder d is toegepast) en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
- 3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
- 4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 3.4 onder n en toestaan dat gronden, voorzover gelegen binnen dan wel direct grenzend aan het bouwperceel dan wel direct grenzend aan een bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik, met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
- 2. er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
- 3. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 4. de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5,00 m en 3,00 m bedragen;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden van de historische buitenplaatsen.
- e. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.4.2 onder a indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 2 andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
- 1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 2 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 2 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
- 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van een aannemersbedrijf.
- b. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. water;
met de daarbijbehorende:
- e. tuinen, erven en terreinen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Ontheffing van gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
- a. het bepaalde in lid 4.3.1 onder d en toestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, mits:
- 1. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of een derde (huishouden van een) persoon;
- 2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
- 3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
- 4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 4.3.1 onder g en toestaan dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik, met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
- 2. er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
- 3. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 4. de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5,00 m en 3,00 m bedragen;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden van de historische buitenplaatsen.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.3.3 onder a indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 3 andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
- 1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 3 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 3 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
- 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- a. de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor bedrijven, en die naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de in lid 4.1 onder a genoemde bedrijven, mits:
- 1. het geen detailhandelsbedrijven, geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
- 2. de aanwezige woonfunctie bij het bedrijf wordt gehandhaafd;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de ruimtelijke uitstraling, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
Artikel 5 Bos - Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos - Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos en bebossing, waaronder houtsingels;
- b. natuur;
- c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van cultuurhistorie, de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bos- en natuurgebieden;
- d. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;
met daaraan ondergeschikt:
- e. het extensief agrarisch medegebruik;
- f. het extensief dagrecreatief medegebruik;
- g. paden en wegen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- j. andere bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- b. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
- c. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve vaneen permanent ander gebruik;
- d. het dempen van beken, plassen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. ontsluitingsvoorzieningen;
- c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
met de daarbijbehorende:
- d. verhardingen;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, ten behoeve van de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor:
- 1. een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
- 2. mantelzorg;
- 3. boerderijkamers, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - boerderijkamers”;
met de daarbijbehorende:
- b. tuinen, erven en terreinen;
- c. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen afwijking verlenen van:
- a. het bepaalde in lid 7.2.1 onder c en toestaan dat een hoofdgebouw wordt gebouwd in afwijking van de situering van het bestaande hoofdgebouw, mits:
- 1. de huidige situering van het hoofdgebouw belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd ten gunste van een goed woon- en leefklimaat, al dan niet vanwege stedenbouwkundige redenen;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 7.2.1 onder d en toestaan dat, in geval van gehele sloop van het hoofdgebouw met een bestaande inhoud van meer dan 2.000 m³, een nieuw hoofdgebouw wordt gebouwd met een inhoud van ten hoogste 2.000 m³, mits:
- 1. het nieuwe hoofdgebouw wordt gebouwd overeenkomstig de bestaande karakteristieke hoofdvorm;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, de woonsituatie, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 7.2.1 onder d en toestaan dat de inhoud van een woning wordt vergroot, mits:
- 1. de inhoud van de woning ten hoogste de inhoud van het hoofdgebouw zal bedragen;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 7.2.2 onder c en d en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw meer bedraagt dan 350 m², mits:
- 1. bij vervanging boven de in lid 7.2.2 onder c toegestane 350 m² ten hoogste 50% van de gesaneerde oppervlakte wordt teruggebouwd;
- 2. de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogeijkheden van de aangrenzende 7.2.2 gronden;
- e. het bepaalde in lid 7.2.2 onder g en toestaan dat aan- en uitbouwen tot ten hoogste 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw worden voorzien van een plat dak, mits:
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijking verlenen van:
- a. het bepaalde in lid 7.4 onder i en toestaan dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik, met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
- 2. er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
- 3. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 4. de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5,00 m en 3,00 m bedragen;
- 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden van de historische buitenplaatsen.
- b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.4.3 onder a indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 1 andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
- 1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
- 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- a. de aanduiding “specifieke vorm van wonen - boerderijkamers” wordt verwijderd, mits: de exploitatie van boerderijkamers ter plaatse is beëindigd;
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
- a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels zullen, wanneer op gronden grenzend aan de bestemming “Verkeer” gebouwen en overkappingen worden opgericht, de afstand van de gebouwen en overkappingen tot de as van de weg ten minste 15,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welke geval de afstand tot de as van de weg ten minste de bestaande afstand zal bedragen.
- b. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid a en toestaan dat gebouwen dichter op de weg worden gebouwd, mits:
- 1. instemming is verkregen van de wegbeheerder vanuit een oogpunt van wegbeheer en/of verkeersveiligheid;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik en laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft waar een kampeerterrein voor klein kamperen is toegestaan;
- b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf, tenzij de gronden zijn voorzien van de bestemming “Bedrijf - Prostitutie”;
- c. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- d. het gebruik van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en horecaterreinen en/of standplaatsen voor detailhandel, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 14 dagen omvatten;
- e. het storten van puin en afvalstoffen;
- f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
- g. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.
Artikel 11 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
- a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
- b. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen en toestaan dat vóór een voorgevel wordt gebouwd op de wijze van:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de afstand vanuit de voorgevel niet meer dan 1,50 m zal bedragen.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- a. enige bestemming wordt gewijzigd voor wat betreft de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten voor de telecommunicatie, mits:
- 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand hoog bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een reclamemast, een torensilo, of een daarmee gelijk te stellen hoog bouwwerk;
- 2. de antenne niet geplaatst kan worden op een bedrijventerrein;
- 3. de antenne vervolgens geplaatst moet worden in aansluiting op grote infrastructuurlijnen;
- 4. de mast radiografisch noodzakelijk is;
- 5. de hoogte van een mast ten hoogste 45,00 m zal bedragen;
- 6. het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Parkeren
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 14.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het 14.1 sub a met maximaal 10%.
- c. 14.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 14.2 sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in 14.2 sub a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. 14.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan: Buitengebied, Breemorsweg 17, Disseroltweg 52, Langkampweg 6.
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Langkampweg 6
Bijlage 2 Erfinrichtingsplan Breemorsweg 17
Bijlage 3 Landschappelijk Inpassingsplan Disseroltweg 52
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voor de locaties Langkampweg 6 in Tilligte, de Breemorsweg 17 in Lattrop en de Disseroltweg 52 in Lattrop is een plan ontwikkeld. Hierbij wordt landschapontsierende bebouwing aan de Breemorsweg 17 gesloopt om de uitbreiding van een kapschuur en kantoortje en de legalisatie van een bedrijfsgebouw aan de Disseroltweg 52 mogelijk te maken. De resterende meters worden ingezet voor de locatie aan de Langkampweg 6, waar als onderdeel van de herontwikkeling van het erf, een nieuwe schuur zal worden gebouwd.
Aan de Breemorsweg 17 in Lattrop ligt een agrarisch bedrijf. Een van de bedrijfsopstallen is landschapsontsierend en heeft geen vervolgfunctie. Als gevolg hiervan is het plan opgevat om de schuur met een oppervlakte van 703 m2 te saneren en in te brengen als sloopmeters (401 m2) in het kader van het beleid 'Buitengebied met kwaliteit' van de gemeente Dinkelland. Een deel van de sloopmeters zal worden ingezet voor de locatie aan de Langkampweg 6 in Tilligte (100 m2). Het overige gedeelte wordt ingezet voor de locatie aan de Disseroltweg 52 in Lattrop (301 m2).
De initiatiefnemers willen het erf aan de Langkampweg 6 in Tilligte herontwikkelen. Hierbij wordt het woonrecht van de bedrijfswoning overgezet van de huidige bedrijfswoning naar de naastgelegen boerderijschuur. De boerderijschuur wordt gerenoveerd, waarna de begane grond gebruikt wordt als woonbestemming en de eerste verdieping wordt ingericht met boerderijkamers en kantoorruimte. Ook de inrit wordt verplaatst, zodat deze zuidelijker komt te liggen.
De naastgelegen schuur met een oppervlakte van 285 m2 wordt gesloopt en herbouwd ten behoeve van de realisatie van een schuur met bedrijfsruimte voor het geven van workshops en cursussen. Aangezien de sloopoppervlakte op deze locatie niet afdoende is om de beoogde schuur van (271,15 m2) te mogen realiseren worden extra sloopmeters (100 m2) ingebracht afkomstig van de locatie aan de Breemorsweg 17 in Lattrop.
Het perceel aan de Langkampweg 6 valt binnen de grenzen van het bestemmingplan 'Buitengebied 2010' en kent de enkelbestemming 'Agrarisch-1'. Het perceel kent tevens de functieaanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel niet grondgebonden agrarisch bedrijf'. Er is sprake van strijdigheid met het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'. Er is namelijk geen sprake meer van een agrarische bedrijfsvoering op het perceel. De agrarische activiteiten op het erf zijn gestaakt en initiatiefnemers willen hier blijven wonen zonder de agrarische activiteiten uit te voeren. Omzetting van een agrarische bestemming naar een woonbestemming maakt onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Binnen de bestemming 'Agrarisch-1' ontbreken tevens de gebruiksmogelijkheden voor het bedrijfsmatig houden van meerdaagse trainingen en workshops die hier door het bedrijf Focus Op Mobiliteit (FOM) zullen worden gegeven. Hierbij gaat het om bijscholen van docenten, op- en omscholen van werknemers uit het bedrijfsleven en certificeren van technisch personeel. De workshops en cursussen die worden geven hebben betrekking op het opleiden van mensen in het gebruik en werken met e-voertuigen.
Daarnaast zijn boerderijkamers enkel mogelijk wanneer de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – boerderijkamers'. De huidige bestemming beschikt niet over deze aanduiding.
De overige sloopmeters (301 m2) die worden ingebracht zullen worden gebruikt voor de uitbreiding van een kapschuur, aanbouw van het kantoor en de legalisatie van een schuur op de bedrijfslocatie aan de Disseroltweg 52. Op deze locatie is momenteel 2813 m2 aan bedrijfsbebouwing toegestaan. Dit maximum wordt overschreden. De werkelijke gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt 2969 m2. Dit komt omdat één van de bedrijfsgebouwen niet legaal is gerealiseerd. Een deel van de verkregen sloopmeters zal worden ingezet voor het legaliseren van dit bedrijfsgebouw (156 m2). De overige 145 m2 worden gebruikt voor de uitbreiding van de kapschuur en aanbouw van het bestaande kantoor. Met de verkregen sloopmeters mag er in totaal voor 3114 m2 aan gezamelijke bedrijfsgebouwen gerealiseerd worden.
Om de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing mogelijk te maken dient de gezamelijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen te worden vergroot. Een klein gedeelte van de bedrijfsbebouwing staat net over de bestemmingsgrens, daarnaast wordt een gedeelte van de agrarische grond (circa 1360 m2) ten noorden van de bedrijfsbestemming ten behoeve van bedrijfsactiviteiten gebruikt. Dit is in strijd met het bestemmingsplan. De bedrijfsbestemming zal daarom worden vergroot met circa 2510,55 m2.
Voorgenomen ontwikkelingen passen niet binnen het geldende bestemmingsplan, waardoor een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk is. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om deze ontwikkeling mogelijk te maken.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied bestaat uit 3 verschillende locaties: Langkampweg 6 te Tilligte, Breemorsweg 17 te Lattrop en Disseroltweg 52 te Lattrop.
Ligging Langkampweg 6 Tilligte
Het plangebied bestaat uit het erf aan de Langkampweg 6 in Tilligte. Het plangebied ligt op circa 600meter ten zuidoosten van de kern Tilligte. Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Denekamp, sectie M, perceelsnummers 558 en 1576, 1577. In figuur 1.1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1: Ligging plangebiedLangkampweg 6 (bron: PDOK viewer, bewerkt door Ad Fontem)
Begrenzing Langkampweg 6
De begrenzing van het plangebied is in figuur 1.2 weergegeven (rood omkaderd). In dit figuur is een luchtfoto weergegeven waarop het plangebied aan de Langkampweg 6 te zien is.
Voor de nieuwe bestemming wordt het bestaande bouwvlak aangehouden. Zie de verbeelding voor de exacte begrenzing van het plangebied.
Figuur 1.2: begrenzing plangebied Langkampweg 6 (bron: Kadasterdata, bewerkt door Ad Fontem)
Daarnaast behoren de agrarische bedrijfspercelen aan Breemorsweg 17 en de Disseroltweg 52 tevens tot het plangebied van dit bestemmingsplan. De initiatiefnemer heeft met de eigenaren van deze percelen een akkoordverklaring getekend die de voorgaande ontwikkelingen mogelijk maakt.
Ligging en begrenzing Breemorsweg 17 Lattrop
De locatie aan de Breemorsweg 17 bestaat uit het agrarische erf op deze locatie. Het erf ligt op circa 1 kilometer ten zuidoosten van de kern Lattrop. Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Denekamp L 1437, 1501 en 1502. In figuur 1.3 is de ligging van het plangebied weergegeven. In figuur 1.4 is de ligging en globale begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.3: ligging plangebied Breemorsweg 17 (bron: Kadasterdata, bewerkt door Ad Fontem)
Figuur 1.4: begrenzing plangebied Breemorsweg 17 (bron: Kadasterdata, bewerkt door Ad Fontem)
Ligging en begrenzing Disseroltweg 52 Lattrop
De locatie aan de Disseroltweg 52 bestaat uit een bedrijfslocatie op deze locatie. De bedrijfslocatie ligt op circa 700 meter ten zuidoosten van de kern Lattrop. Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Denekamp L 594, 643, 875,1083, 1084,1352, 1354 1378,1379, 1978 en een gedeelte van 1977. In figuur 1.5 is de ligging van het plangebied weergegeven. In figuur 1.6 is de ligging en globale begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.5: ligging plangebied Disseroltweg 52 (bron: Kadasterdata, bewerkt door Ad Fontem)
Figuur 1.6: begrenzing plangebied Disseroltweg 52 (bron: Kadasterdata, bewerkt door Ad Fontem)
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Langkampweg 6 Tilligte
Voor de Langkampweg 6 in Tilligte geldt het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied 2010'. Het bestemmingplan 'Bestemmingsplan Buitengebied 2010' is door de gemeenteraad van Dinkelland vastgesteld. Op 18 februari 2010 is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden. Daarnaast is ook het 'facetbestemmingsplan parkeren Dinkelland' van toepassing op deze locatie. In figuur 1.7 is een fragment uit de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen.
Figuur 1.7: Uitsnede bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied 2010' (bron: Ruimtelijke Plannen, bewerkt door Ad Fontem)
De bedrijfswoning met de bijbehorende schuren en gronden kent een enkelbestemming 'Agrarisch-1'. De locatie beschikt over een bouwvlak en heeft een functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf'. De voor 'Agrarisch – 1' aangewezen gronden met een functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf' zijn bestemd voor het agrarisch gebruik en de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering al dan niet in combinatie met mantelzorg, dagbesteding en educatie, voor zover de gronden zijn voorzien van een bouwperceel is daarbij toegestaan.
Omdat de nieuwe woning voor initiatiefnemer wordt gerealiseerd in de oude boerderij (de laatste tientallen jaren verworden tot schuur) en hier een bestemming "Agrarisch – 1" op rust, is er echter sprake van een strijdigheid met het geldende bestemmingsplan, aangezien de betreffende gronden voor agrarische doeleinden zijn bestemd. Daarnaast ontbreken de gebruiksmogelijkheden voor het bedrijfsmatig houden van trainingen en workshops.
Een gedeelte van de eerste verdieping wordt zoals gezegd ingericht met boerderijkamers, dit voor de huisvesting van klanten / deelnemers aan de meerdaagse opleidingen die in de nieuwe situatie op de planlocatie worden verzorgd. Boerderijkamers op een bestemming "Wonen" zijn alleen mogelijk indien de gronden zijn voorzien van een aanduiding 'specifieke vorm van wonen – boerderijkamers'. Hier is op dit moment geen sprake van. Middels een wijzigingsbevoegdheid (36.6. b) kan de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – boerderijkamers' worden aangebracht, mits: de kamers in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden ondergebracht, waarbij gebruik wordt gemaakt van één entree gezamenlijk voor alle kamers en het voormalig agrarisch bedrijfsgebouw deel uitmaakt van het bestaande ensemble van gebouwen op het betreffende erf. Het aantal boerderijkamers per perceel dient minimaal twee te bedragen, waarbij de oppervlakte van een boerderijkamer ten hoogste 60 m2 bedraagt en het gezamenlijke oppervlakte niet groter is dan 500 m2. Kortom het planvoornemen past binnen de door de raad vermelde kaders om medewerking te kunnen verlenen met een wijzigingsbevoegdheid. Echter gezien de omvang van de ontwikkeling, waaronder ook de sloop van schuren, herbouw en verplaatsing van de bestaande woning worden de boerderijkamers in dit bestemmingsplan meegenomen.
Binnen het geldende bestemmingsplan ontbreken tevens de gebruiksmogelijkheden voor het bedrijfsmatig houden van trainingen en workshops. Een herziening van het geldende bestemmingsplan is noodzakelijk.
Breemorsweg 17 Lattrop
Voor de Breemorsweg 17 in Lattrop geldt het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied 2010'. Het bestemmingplan 'Bestemmingsplan Buitengebied 2010' is door de gemeenteraad van Dinkelland vastgesteld. Op 18 februari 2010 is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden. Daarnaast is ook het 'facetbestemmingsplan parkeren Dinkelland' van toepassing op deze locatie. In figuur 1.8 is een fragment uit de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen.
De bedrijfswoningen met de bijbehorende opstallen en gronden kent een enkelbestemming 'Agrarisch-1'. De locatie beschikt over een bouwvlak en heeft een functieaanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf' en 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning'. De voor 'Agrarisch – 1' aangewezen gronden met een functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf' zijn bestemd voor het agrarisch gebruik en de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning' is een tweede bedrijfswoning toegestaan.
Figuur 1.8: Uitsnede bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied 2010' (bron: Ruimtelijke Plannen, bewerkt door Ad Fontem)
Disseroltweg 52 Lattrop
Voor de Disseroltweg 52 in Lattrop geldt het bestemmingsplan 'Disseroltweg 52 Lattrop'. Het bestemmingplan 'Disseroltweg 52 Lattrop' is door de gemeenteraad van Dinkelland vastgesteld. Op 28 juni 2011 is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden. Daarnaast is ook het 'facetbestemmingsplan parkeren Dinkelland' van toepassing op deze locatie. In figuur 1.9 is een fragment uit de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn o.a. bestemd voor bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van bedrijven. De gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, zal ten hoogste de gezamenlijke oppervlakte bedragen te weten 2813 m2. Er is geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het toelaat een groter gezamelijk oppervlakte aan bedrijfsgebebouwen te realiseren. Een herziening van het geldende bestemmingsplan is noodzakelijk.
Figuur 1.9: Uitsnede bestemmingsplan 'Disseroltweg 52 Lattrop' (bron: Ruimtelijke Plannen, bewerkt door Ad Fontem)
1.4 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het onderhavige bestemmingsplan 'Buitengebied, Breemorsweg 17, Disseroltweg 52, Langkampweg 6' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.
- Verbeelding (identificatie NL.IMRO.1774.BUIBPBW17DW52LW6-VG01);
- Bijlagen bij de toelichting;
- Regels;
- Bijlagen bij de regels.
1.5 Leeswijzer
De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde omgevingsonderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.
Hoofdstuk 2 Het Plan
2.1 Huidige Situatie
Langkampweg 6 Tilligte
In de huidige situatie bevindt zich op de planlocatie aan de Langkampweg 6 in Tilligte een agrarisch bedrijf bestaande uit een bedrijfswoning en drie schuren. Het agrarisch bedrijf is niet meer actief, waardoor de schuren langzaam in verval beginnen te raken. Het erf wordt onsloten door de inrit die noordelijk tussen twee bomenrijen is gesitueerd.
Figuur 2.1: huidige situatie Langkampweg 6 Tilligte (bron: Google Streetview)
Breemorsweg 17 Lattrop
In de huidige situatie bevindt zich op de planlocatie aan de Breemorsweg 17 een grondgebonden agrarisch bedrijf bestaande uit twee bedrijfswoningen en vier schuren. Op het agrarisch bedrijf word jongvee gefokt. Het erf wordt ontsloten via de Breemorsweg en de Kommiezendijk. Op het erf staat een ligboxstal van 703 m2 die zal worden gesloopt. De agrarische bestemming blijft behouden en de resterende bedrijfsgebouwing zal als maximale hoeveelheid meters vastgelegd worden.
Figuur 2.2: huidige situatie Breemorsweg 17 Lattrop (bron: Google Streetview)
Disseroltweg 52 in Lattrop
In de huidige situatie bevindt zich op de planlocatie aan de Disseroltweg 52 een aannemersbedrijf. De bedrijfslocatie bestaat uit twee bedrijfswoningen en verschillende bedrijfsgebouwen, waaronder drie overkappingen en drie opslaggebouwen. De maximale gezamelijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen die op deze bestemming is toegestaan bedraagt 2813 m2. Het erf wordt ontsloten via de Disseroltweg en de Frensdorferweg.
Figuur 2.3: huidige situatie Disseroltweg 52 Lattrop (bron: Google Streetview)
2.2 Toekomstige Situatie
Breemorsweg 17
De toekomstige situatie bestaat uit het slopen van de ligboxstal die zich noordelijk op erf bevindt. Ten behoeve van het voornemen heeft initiatiefnemer een erfschets laten opstellen de toekomstige situatie. Deze is weergeven in figuur 2.5 en tevens toegevoegd als Bijlage 2. Op de slooplocatie wordt niet teruggebouwd. Door de slooplocatie terug te brengen tot weide wordt een bijdrage geleverd aan de openheid van het landschap ter plaatse en aangesloten bij de kenmerken van het jong ontginnings landschap. Wel zal er een houtsingel worden aangebracht, zodat het erf goed wordt ingepast. De houtsingel neemt hierbij de functie van windvanger over van de gesloopte ligboxstal.
De rest van het erf blijft ongewijzigd, dit geldt ook voor de bestemming van het erf. Er wordt in totaal 703 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesaneerd. In de toekomstige situatie zal er na de sloop sprake zijn van 601 m2 aan bedrijfsgebouwen.
Op basis van tabel 3.2 uit de nota 'Buitengebied met kwaliteit' (zie ook paragraaf 3.3.2, van dit bestemmingsplan) geldt dat in totaal 401 m2 aan sloopmeters beschikbaar wordt gemaakt. Deze sloopmeters worden ingezet op de andere twee deellocaties aan de Disseroltweg 52 in Lattrop en de Langkampweg 6 in Tilligte.
Figuur 2.5: Toekomstige situatie Breemorsweg 17 Lattrop (bron: Ad Fontem)
Op het erf bevinden zich 2 bedrijfswoningen (nummers 1 en 2). De ligboxstal is aangeven met nummer 3. Deze schuur zal worden gesloopt. De overige bedrijfsgebouwen 4,5 en 6, de kuilvoerplaten (7) en de groentetuin (C) zullen behouden blijven. Op de plaats van de te slopen schuur wordt een houtsingel (D) toegevoegd.
Langkampweg 6
De initiatiefnemer is voornemens om de locatie aan de Langkampweg 6 volledig te herontwikkelen.
Ten eerste is het voornemen om op het erf de achterste schuur met een oppervlakte van 285 m2 te slopen. Hierdoor wordt vervangende nieuwbouw van een schuur met bedrijfsruimte mogelijk gemaakt door gebruik te maken van de nota 'Buitengebied met kwaliteit'. De sloopopgave aan de Langkampweg betreft in totaal 285 m2 waarvan 200 m2 asbest is.
Conform de slooptabel uit paragraaf 3.2 uit de nota 'Buitengebied met kwaliteit' mag bij sloop van 285 m², een nieuw bijgebouw van 171,25 m². worden teruggebouwd.
Omdat de schuur 271,15 m2 groot wordt, dient er dus elders circa 100 m2 aan sloopmeters te worden verkregen, waardoor elders in de gemeente Dinkelland of Tubbergen landschap ontsierende gebouwen gesloopt dienen te worden.
Om voorstaande te realiseren wordt gebruik gemaakt van de sloopmeters (401 m2) die afkomstig zijn van de locatie aan de Breemorsweg 17 in Lattrop. Voor de nieuwe schuur wordt 100 m2 aangetrokken, de resterende sloopmeters (301 m2) die afkomstig zijn van deze locatie zullen worden ingezet op de locatie aan de Disseroltweg 52 in Lattrop.
In de toekomstige situatie zal er na de voorgenomen ontwikkeling sprake zijn van drie bijgebouwen, te weten de nieuwe schuur (271,15 m2), de kapschuur (95 m2) en de mantelzorgwoning (100 m2). De totale oppervlakte van de bijgebouwen bedraagt na de voorgenomen ontwikkeling uit 466 m2 aan bijgebouwen.
Ten tweede wordt de inrit van de locatie aan de Langkampweg 6 te Tilligte verplaatst en komt zuidwestelijk van het erf te liggen. De huidige inrit is ingeklemd tussen twee bomenrijen. De weg is door het optillen van de boomwortels dermate slecht dat deze een onveilige situatie oplevert. Om de bomen te sparen en de inrit veilig te maken is verplaatsing van de weg gewenst.
Daarnaast is het voornemen om het woonrecht te verplaatsen van de bestaande bedrijfswoning naar de naastgelegen schuur (c.q. de karakteristieke voormalige boerderij). Deze schuur, qua vormgeving en uitstraling het hoofdgebouw op het erf, zal volledig worden verbouwd om de nieuwe gebruiksfuncties (wonen, kantoorruimte en boerderijkamers) te gaan accommoderen. Hierbij is het uitgangspunt dat de karakteristieke vormgeving gewaarborgd blijft. De woning krijgt een maximale inhoud van 750 m2. Op de bovenverdieping worden 4 boerderijkamers gerealiseerd. De totale ruimte voor het realiseren van de boerderijkamers bedraagt 150 m2.
De boerderijkamers zullen zoals gezegd onder andere worden gebruikt voor het laten overnachten van cursisten van FOM die een meerdaags opleiding traject volgen op de beoogde opleidingslocatie. Om de boerderijkamers te realiseren wordt de woning voorzien van een aanduiding 'specifieke vorm van wonen - boerderijkamers' De huidige bedrijfswoning zal dienst gaan doen als mantelzorgwoning voor de schoonmoeder van initiatiefnemer.
Naast de te renoveren boerderij en de te herbouwen schuur is er nog een derde schuur. Deze schuur blijft behouden en zal om verder verval te voorkomen tevens worden gerenoveerd.
Om dit mogelijk te maken dient het bestemmingsvlak 'Agrarisch-1' te worden gewijzigd naar een woonbestemming, omdat de beoogde bedrijfsactiviteiten niet agrarisch van aard zijn. Daarnaast dient er voor de boerderijkamers een aanduiding te worden opgenomen om de realisatie hiervan mogelijk te maken.
Ten behoeve van het voornemen heeft initiatiefnemer een erfschets laten opstellen van de toekomstige situatie. Deze is weergeven in figuur 2.4 en tevens toegevoegd als Bijlage 1.
Figuur 2.4: Toekomstige situatie Langkampweg 6 Tilligte (bron: Ad Fontem)
De huidige bedrijfswoning wordt omgezet naar mantelzorgwoning (1). De huidige boerderij (2) wordt gerenoveerd. De begane grond zal worden gebruikt als woning en de eerste verdieping zal worden ingericht met boerderijkamers en kantoorruimte. De nieuwe schuur, waarvoor tevens sloopmeters afkomstig van het erf aan de Breemorsweg 17 zullen worden ingezet (3) wordt gebruikt als trainingsruimte. De oude oprit zal in de nieuwe situatie dienst gaan doen als loop/fietspaadje (4). De nieuwe oprit naar het erf komt een stukje zuidelijker te liggen (5). Daarnaast worden op het erf parkeerplaatsen met laadpalen aangelegd om in de verkeersbehoefte op eigen terrein te kunnen voorzien (6). Verder is de initiatiefnemer voornemens om het erf flink te verduurzamen door middel van het installeren van zonnepanelen op de te realiseren schuur ten behoeve van de bedrijfsruimte, het plaatsen van een aantal verticale (maar kleine) windmolens (7) en het aanbrengen van een warmtepomp. Tot slot zal de werktuigenloods (8) worden gerenoveerd om verder verval te voorkomen.
Op deze locatie wordt de bestaande schuur gesloopt en vervangen door een nieuwe schuur. Daarmee is er geen sprake van een uitbreiding van het erf en is de impact van de ontwikkeling op de omgeving zeer gering. Het verleggen van de bestaande inrit zorgt voor een betere instandhouding van de dubbele bomenrij. Het is niet noodzakelijk om de nieuwe inrit landschappelijk in te passen omdat dit voor meer verdichting zorgt. Het erf aan de Langkampweg 6 is gelegen in het oude hoevenlandschap. Hiervoor geldt dat het open karakter van de essen wordt bedreigd door toename aan bebouwing. Om de ontwikkeling landschappelijk nog beter in te passen wordt daarom het tussenstuk tussen de huidige bedrijfswoning (1) en de boerderijschuur (2) volledig verwijderd. Het erf wordt afgewerkt met streekeigen beplanting en de gronden rond het erf kunnen worden ingezaaid met bloemrijk grasland wat ecologisch waardevoller is dan regulier hooiland. Met een erfinrichtinsplan (zie Bijlage 1) zal het de nieuwe landschappelijke inrichting van het erf in dit bestemmingsplan worden geborgd.
Disseroltweg 52
In de toekomstige situatie wordt een gedeelte van de sloopmeters afkomstig van de locatie aan de Breemorsweg 17 ingezet voor het uitbreiden van twee bedrijfsgebouwen en de legalisatie van een bedrijfsgebouw op de bedrijfslocatie aan de Disseroltweg 52. Met de verkregen 301 m2 sloopmeters kunnen twee bedrijfsgebouwen worden uitgebreid en één bedrijfsgebouw worden gelegaliseerd. Aan de Disseroltweg 52 is conform bestemmingsplan 2813 m2. Dit wijkt echter af van de huidige situatie (2969 m2). Dit komt omdat één van de bedrijfsgebouwen niet legaal is gerealiseerd. Een deel van de verkregen sloopmeters zal worden ingezet voor het legaliseren van dit bedrijfsgebouw (156 m2). De overige 145 m2 worden gebruikt voor de uitbreiding van de twee bedrijfsgebouwen.
In de toekomst dient de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen te worden vastgelegd op 3114 m2. Daarnaast staan twee van de schuren gedeeltelijk over de bestemmingsgrens en wordt een gedeelte (1360 m2) van het aangrenzend agrarisch perceel gebruikt ten behoeve van de bedrijfsbestemming. Dit is in strijd met het bestemmingsplan. De bedrijfsbestemming wordt derhalve met 2510,55 m2 uitgebreid, zodat dit gebied binnen de bedrijfsbestemming komt te liggen. Bovenstaand kan mogelijk worden gemaakt op basis van de KGO regeling in het beleid 'Buitengebied met Kwaliteit'. Als compensatie wordt er als onderdeel van de basisinspanning ten noorden van het erf een groenstrook gerealiseerd, waarin een houtsingel wordt aangelegd. Ook aan de westkant van de bedrijfsbestemming zal een houtsingel worden aangelegd. Als onderdeel van de kwaliteitsimpuls zal aan de overkant van de weg op een gedeelte van het perceel dat kadestraal bekend staat als gemeente Denekamp, Sectie L, perceelnummer 1977, agrarische gronden worden omgezet naar de bestemming 'bos-natuur'. Ook hier worden houtsingels aangelegd. De locaties waar de basisinspanning zal plaatsvinden zijn aangegeven met 3 en 4 in figuur 2.7. De locaties waar de kwaliteitsimpuls zal plaatsvinden is weergeven in afbeelding met de nummers 1 en 2. Het landschappelijk inpassingsplan en kgo plan zijn opgenomen in Bijlage 3.
Figuur 2.6: Toekomstige situatie Disseroltweg 52 Lattrop (bron: Ad Fontem)
In figuur 2.6 is de toekomstige situatie op het erf in beeld gebracht. De bedrijfswoningen zijn aangegeven met a en b. Het gebied binnen het rode kader wordt na de uitbreiding van 2510,55 m2 onderdeel van de bedrijfsbestemming. Het bedrijfsgebouw binnen het gele kader wordt gelegaliseerd door gebruik te maken van de verkregen sloopmeters. Voor de legalisatie zullen 156 m2 worden ingezet. De overige sloopmeters (145 m2) zullen worden ingezet voor het uitbreiden van bedrijfsgebouwen. De beoogde locaties voor de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen zijn aangegeven met oranje kaders. Het gedeelte dat blauw is omkaderd maakt nu onderdeel uit van de bedrijfsbestemming, maar zal in de nieuwe situatie worden omgezet naar de bestemming groen. Ook de gedeelten aangegeven met de nummers 1 en 2 worden omgezet naar groenbestemming. Op deze gronden zullen houtsingels worden aangelegd.
Figuur 2.7: Locaties basisinspanning en kwaliteitsimpuls (bron: Ad Fontem)
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
- Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- Duurzaam economisch groeipotentieel;
- Sterke en gezonde steden en regio's;
- Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
- Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
- Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
- Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de herontwikkeling van twee agrarische bedrijfspercelen en een bedrijfslocatie in landelijk gebied. Daarmee is de vierde pijler "toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied" relevant voor de voorgenomen ontwikkeling. In de NOVI wordt voor het landelijk gebied aangegeven dat een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied vraagt om een verantwoorde herinrichting van het landelijk gebied en een verbetering van de milieukwaliteit. Bij ontwikkelingen in het landelijk gebied moet cultureel erfgoed en unieke landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten behouden en versterkt worden. Waar mogelijk en gewenst dienen nieuwe kwaliteiten toegevoegd te worden. Voor een landelijk gebied dat zich toekomstbestendig kan ontwikkelen, is nodig dat de bereikbaarheid, de economische kracht en de beschikbaarheid van voorzieningen ook voldoende worden meegenomen in het Nationaal Programma Landelijk gebied. Vrijkomende agrarische bebouwing kan gebruikt worden voor het ontwikkelen van nieuwe functies en woonconcepten.
Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling wordt een (voormalige) agrarische schuren gesloopt en in het kader van de regeling 'Buitengebied met kwaliteit' wordt één nieuwe schuur met bedrijfsruimte gerealiseerd op de locatie aan de Langkampweg 6 in Tilligte. Daarnaast wordt de uitbreiding van een tweetal bedrijfsgebouwen op de bedrijfslocatie aan de Disseroltweg 52 mogelijk gemaakt. De voorgenomen ontwikkelingen worden landschappelijk ingepast waardoor de ruimtelijke kwaliteit van de erven verbeterd. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontwikkeling binnen de prioriteiten van de NOVI past. Er wordt een bijdrage geleverd aan de toekomst van het landelijk gebied.
3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.
De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.
De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.
Onderhavig plan
Belangrijk uitgangspunt van de Ladder is het aspect zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. In de Nota van toelichting wordt onder het begrip stedelijke ontwikkeling expliciet vermeld dat ontwikkelingen en regelingen die geen extra verstedelijking mogelijk maken, maar bebouwing reduceren of verplaatsen zoals de Ruimte voor ruimteregelingen niet worden gezien als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder.
sloop en bouw schuren
Onderhavig plan heeft betrekking op de sloop van een veelvoud aan m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aan de Breemorsweg 17 in Lattrop en de Langkampweg 6 in Tilligte, waarna in het kader van de regeling 'Buitengebied met kwaliteit één nieuwe schuur met bedrijfsruimte mogelijk gemaakt wordt op de locatie aan de Langkampweg 6 in Tilligte. De overige meters zullen worden ingezet om bedrijfsgebouwen op de locatie aan de Disseroltweg 52 in Lattrop uit te breiden.
omzetten woonrecht
Daarnaast is uit jurisprudentie inmiddels gebleken dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is voor kleinschalige ontwikkelingen. Een project ten behoeve van de bouw van 11 woningen wordt bijvoorbeeld niet aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling, zoals ook in de overzichtsuitspraak voor de ladder van duurzame verstedelijking van 28 juni 2017 is aangegeven (ECLI:NL:RVS:2017:1724).
Met voorliggend plan wordt eveneens het woonrecht van de huidige bedrijfswoning op de locatie aan de Langkampweg 6 verplaatst naar de naastgelegen boerderijschuur. Per saldo wordt er dus geen extra woning toegevoegd.
Uitbreiding bedrijfsperceel
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een stedelijke ontwikkeling gedefinieerd als: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling indien het plan geen of een kleinschalige toename doet op het ruimtebeslag.
Als gevolg van de wijziging van het bestemmingsvlak en de beoogde uitbreiding van de bedrijfsgebouwen is er sprake van toename van het ruimtebeslag. Of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Op basis van jurisprudentie kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van een harde ondergrens ten aanzien van toenames van oppervlakte aan bebouwing/verharding bij de beoordeling of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Uit jurisprudentie kan worden gedestilleeerd dat de bovengrens voor de beoordeling of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel rond een oppervlakte van 500 m2 ligt. Aangezien het plan een uitbreiding van het bedrijfsperceel met 2510,55 m2 beoogd wordt de ontwikkeling getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
concrete behoefte
Ten eerste moet worden beoordeeld of er concreet behoefte bestaat aan de betreffende vorm van verstedelijking van de betreffende kwaliteit. Daarbij moet de regionale ruimtevraag (kwantitatief én kwalitatief) in ogenschouw worden genomen. Het gaat om de ruimtevraag waarin elders in de regio nog niet is voorzien. Bij aanbod elders kan worden gedacht aan al geplande woningbouw- of werklocaties, een binnenstedelijke herstructurering, of bijvoorbeeld leegstand.
Dit bestemmingsplan voorziet in een uitbreiding van het bedrijfsperceel. Het bedrijf is al geruime tijd op deze locatie gevestigd en op deze locatie staan dan ook bestaande bedrijfsgebouwen. Omdat binnen de bestemming geen ruimte is voor buitenopslag bestaat er een concrete behoefte om het perceel uit te breiden.
bestaand stedelijk gebied
Ten tweede moet worden beoordeeld of, indien er een regionale behoefte aan een stedelijke ontwikkeling is, de beoogde ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied in de betreffende regio kan worden gerealiseerd. Onder bestaand stedelijk gebied wordt verstaan: het bestaande stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur;
Zoals reeds uit de toetsing aan concrete behoefte is gebleken, voorziet dit bestemmingsplan in een specifieke behoefte van het aannemersbedrijf dat op deze locatie is gevestigd. Op bestaande bedrijventerreinen in de omliggende plaatsen is weliswaar ruimte voor de realisatie van de uitbreidingswens, maar dit is vanuit meerdere opzichten niet wenselijk.
Verplaatsing van het gehele bedrijf (zowel bestaande bebouwing en voorzieningen als de gewenste uitbreiding) is vanuit financieel oogpunt niet haalbaar, omdat de gewenste voordelen van de uitbreiding dan teniet worden gedaan door de extra kosten die verplaatsing van het bestaande bedrijf met zich meebrengt. Al met al zou gehele verplaatsing leiden tot een onevenredige kapitaalsvernietiging voor het bedrijf.
Ten slotte zou de verplaatsing van het bedrijf naar bestaand stedelijk gebied in de omliggende plaatsen leiden tot leegstand op de locatie aan de Disseroltweg 52. Zoals voorgaand al is aangegeven is het bedrijfsperceel specifiek ingericht op de werkzaamheden van een aannemersbedrijf. Voor de locatie betekent dit dan ook een aanzienlijke leegstand bij gehele verplaatsing. Deze leegstand zal naar verwachting niet op de korte termijn een hernieuwde invulling kunnen krijgen, waardoor verval optreedt en er forse investeringen noodzakelijk zijn om de vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit op deze locatie te waarborgen.
Derhalve wordt geconcludeerd dat de behoefte van het bedrijf niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd. Conform het provinciale en gemeentelijke beleidskader 'Kwaliteitsimpuls groene omgeving' betekent dit wel dat het bedrijf ter compensatie voor de uitbreidingsruimte dient te investeren in de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied (zie hiervoor het gemeentelijke beleid).
3.2 Provinciaal Beleid Overijssel
3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel
De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur aangehaald in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel van de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
- generieke beleidskeuzes;
- ontwikkelingsperspectieven;
- gebiedskenmerken.
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: provincie Overijssel)
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Of een ontwikkeling mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes. In Hierbij is onder andere het principe concentratie (artikel 2.1.2) en het principe van 'zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik' (artikel 2.1.3) van belang die er voor staat dat in eerste instantie bestaande bebouwing en stedelijk gebied wordt benut, voordat er nieuwbouw in de groene omgeving plaatsvindt.
2.1.2 Principe van concentratie
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in woningbouw, aanleg van bedrijventerreinen voor lokaal gewortelde bedrijvigheid en het realiseren van stedelijke voorzieningen, met bijbehorende infrastructuur en groenvoorzieningen om te voldoen aan de lokale behoefte en de behoefte van bijzondere doelgroepen.
Doorwerking voor voorliggend plan:
Het voornemen betreft in deze situatie om de agrarische bestemming aan de locatie Langkampweg 6 om te zetten naar een woonbestemming, waarbij de voormalige boerderij wordt gerenoveerd en o.a. gaat worden gebruikt als woning. De bestaande bedrijfswoning wordt ingezet als mantelzorgwoning. Omdat de voormalige boerderij wordt gerenoveerd vindt er geen vergroting van het aantal vierkante meters plaats. Dit geldt ook voor de nieuwe schuur met bedrijfsruimte die op plek van de oude schuur kleiner wordt teruggebouwd. Het voornemen past binnen het principe van concentratie.
artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
lid 1
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
- dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
- dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.
lid 2
Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving voorzien uitsluitend in ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen anders dan de uitleg van steden en dorpen wanneer aannemelijk is gemaakt:
- dat (her)benutting van bestaande erven en/of bebouwing in de Groene Omgeving in redelijkheid niet mogelijk is;
- dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut.
Doorwerking voor voorliggend plan:
De eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is erop gericht om onnodig nieuw ruimtebeslag – zowel ondergronds als bovengronds – te voorkomen. De provincie wil het onderscheid tussen het bestaande bebouwde gebied en de onbebouwde groene omgeving scherp houden.
Voor ontwikkelingen in de Groene Omgeving gelden de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Bij nieuwvestigingen en uitbreidingswensen in het buitengebied geldt dat de ruimte binnen bestaande erven eerst moet worden benut, voordat beslag mag worden gelegd op de onbebouwde Groene Omgeving. Dit geldt niet alleen voor agrarische bedrijven, maar voor alle functies in de Groene Omgeving. Ook bij/voor hergebruik en transformatie geldt dat zij moet bijdragen aan ruimtelijke kwaliteit.
Wanneer het plan getoetst wordt aan artikel 2.1.3 van de omgevingsverordening Overijssel wordt opgemerkt dat de planlocaties zijn gelegen in het buitengebied en daarmee onderdeel uitmaakt van de Groene Omgeving.
Op de locatie aan de Breemorsweg 17 wordt voormalig agrarische bebouwing gesloopt, zodat met de beschikbare meters ter compensatie twee bedrijfsgebouwen kunnen worden uitbreid binnen de bedrijfslocatie aan de Disseroltweg 52 in Lattrop en een nieuwe schuur met bedrijfsruimte kan worden gerealiseerd aan de Langkampweg 6 in Tilligte.
Voor de locatie aan de Langkampweg 6 geldt bovendien dat de schuur met bedrijfsruimte en de woning in de boerderijschuur met boerderijkamers en kantoor wordt gerealiseerd binnen de gronden die op grond van het geldende bestemmingsplan zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch - 1'. Daarmee wordt een bestaand erf (op grond van de Omgevingsverordening Overijssel gedefinieerd als: bestaande en/of als zodanig bestemde bouwvlakken ten behoeve van woningen, voorzieningen en bedrijven in de Groene Omgeving, daarbij inbegrepen de bouwvlakken voor dergelijke functies die voorzien zijn in voorontwerp-bestemmingsplannen voor zover de provinciale diensten daarover een positief advies hebben uitgebracht in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro) herontwikkeld. Aan de voormalige woonboerderij wordt een nieuwe functie toegekend waarbij de historische en karakteristieke uitstraling behouden blijft.
Hiermee levert het plan een positieve bijdrage aan de algemene beginselen van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Op basis daarvan kan geconcludeerd worden dat het plan geen extra ruimtebeslag legt op de Groene Omgeving. Het plan is derhalve in overeenstemming met de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.
artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit
In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.
Doorwerking voor voorliggend plan:
Met voorliggende ontwikkeling wordt uitbreiding van bedrijfsgebouwen mogelijk en de legalisatie van een bedrijfsgebouw aan de Disseroltweg 52 in Lattrop en de realisatie van een schuur aan de Langkampweg 6 in Tilligte. Ter compensatie wordt landschapontsierende bebouwing op het erf aan Langkampweg 6 en de Breemorsweg 17 in Lattrop gesloopt. De sloop van de landschapsontsierende bebouwing levert een bijdrage aan de ontstening van het buitengebied.
Met de beëindiging van de agrarisch functie van de bestemming aan de Langkampweg 6 in Tilligte, is een woonbestemming een passende vervolgfunctie. De voormalige agrarische schuur wordt gesloopt en op dezelfde plek wordt een kleinere schuur herbouwd. Door de voormalige woonboerderij te renoveren en deze te gebruiken als woning met kantoorfunctie en boerderijkamers wordt er geen extra bebouwing toegevoegd. Hierdoor blijft de voorgenomen ontwikkeling passend in de omgeving. Op deze wijze blijft de ruimtelijke kwaliteit op het erf geborgd. Het verleggen van de bestaande inrit zorgt bovendien voor een betere instandhouding van de dubbele bomenrij.
artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving
Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving kunnen – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3 en artikel 2.1.4 en het bepaalde in artikel 2.1.5 – voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene Omgeving, uitsluitend indien hier sociaal-economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
Doorwerking voor voorliggend plan:
De gemeente Dinkelland geeft invulling aan het provinciale KGO-beleid middels het beleid 'Buitengebied met Kwaliteit' vastgesteld op op 13 juni 2023.De bedrijfslocatie wordt in de beleidregels geschaard onder de functie 'Bedrijf (niet-agrarisch)', is een aanvullende kwaliteitsimpuls vereist. De hoogte van deze kwaliteitsimpuls wordt bepaald door een berekening van de waardevermeerdering uit te voeren op basis van het bepaalde in paragraaf 8.1 van het beleid 'Buitengebied met kwaliteit'.
Met de landschappelijke inpassing (basis inspanning) en een (deel van de) KGO-investering biedt de locatie kansen om de gebiedskenmerken te versterken en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse te verbeteren. Het voorliggend plan voldoet aan de criteria voor het uitbreiden van een bedrijfsperceel doormiddel van een kwaliteitsimpuls zoals staat vermeld in het beleid Buitengebied met kwaliteit.
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de landelijke omgeving van belang. In figuren 3.2, 3.3 en 3.4 is een fragment van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.
Figuur 3.2: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel, locatie: Langkampweg 6 Tilligte (bron: provincie Overijssel)
Figuur 3.3: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel, locatie: Disseroltweg 52 Lattrop (bron: provincie Overijssel)
Figuur 3.4: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel, locatie: Breemorsweg 17 Lattrop (bron: provincie Overijssel)
Alle locaties zijn gelegen in het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. De ontwikkelingsmogelijkheden voor verschillende sectoren worden in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbonden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen.
Toets
De plannen van de initiatiefnemers doen geen afbreuk aan het eigen karakter van het gebied. De ontwikkelingen zijn beoogd op gronden waar ruimte is voor zowel landbouw, wonen en bedrijvigheid. Daarnaast levert de ontwikkeling geen extra belemmeringen op voor aanwezige functies in de omgeving. Het voornemen is zodoende passend binnen het toegekende ontwikkelingsperspectief.
Gebiedskenmerken
Natuurlijke laag
De natuurlijke laag geeft voor de locaties Langkampweg 6 in Tilligte en de Disseroltweg 52 in Lattrop de gebiedskenmerken 'Dekzandvlakte en ruggen' en 'Beekdalen en natte laagtes' (zie figuur 3.5 en 3.6) voor de locatie aan de Breemorsweg 17 in Lattrop geldt alleen het gebiedskenmerk 'Dekzandvlakte en ruggen' (figuur 3.7).
Figuur 3.5: Natuurlijke laag, Omgevingsvisie Overijssel, locatie: Langkampweg 6 Tilligte(bron: provincie Overijssel)
Figuur 3.6: Natuurlijke laag, Omgevingsvisie Overijssel, locatie: Disseroltweg 52 Lattrop(bron: provincie Overijssel)
Figuur 3.7: Natuurlijke laag, Omgevingsvisie Overijssel, locatie: Breemorsweg 17 Lattrop(bron: provincie Overijssel)
Dekzandvlakte en ruggen
De laag 'Dekzandvlakte en ruggen' beslaat een groot deel van de oppervlakte van de provincie Overijssel. De ambitie van deze laag is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beiden zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting.
Beekdalen en natte laagtes
De laag 'Beekdalen en natte laagtes' bestaat uit beekgronden. Het Overijsselse zandlandschap is van oorsprong kletsnat. In de laagtes van het zandgebied verzamelde zich het water. Hier ontwikkelden zich moerassen en broekbossen, waar het water in de loop van het seizoen geleidelijk uit weg sijpelde naar de lager gelegen delen, naar de beken en rivieren. De laagtes werden in de loop van eeuwen doorgegraven, verbonden en steeds sterker ontwaterd, waarbij vanaf de vorige eeuw ook de natuurlijke beken over grote lengte zijn recht getrokken
De ambitie is de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Ruimte voor water, continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens is de ambitie afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen. Tot slot zijn beekdalen belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier.
Als ontwikkelingen plaats vinden in of in de directe nabijheid van beekdalen en natte laagtes, dan dragen deze bij aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water, aan versterking van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en beleefbaarheid van het water.
Toets
De natuurlijke laag is binnen de plangebieden niet meer zichtbaar, omdat de gronden in cultuur zijn gebracht en zodoende gedurende een lange tijd al bewerkt worden. Doordat er per saldo minder wordt teruggebouwd op het erf aan de Lankampweg 6 in Tilligte en de lichtboxstal wordt gesloopt op het erf aan de Breemorsweg 17 neemt de oppervlakte aan bebouwing af. Er hoeft geen beschermingsregeling te worden opgenomen.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
De laag van het agrarisch cultuurlandschap kent het kenmerk 'Oude Hoevenlandschap' toe aan de locatie Langkampweg 6 in Tilligte en de Breemorsweg 17 en Disseroltweg 52 beiden in Lattrop. Voor de locatie Breemorsweg 17 is tevens de het kenmerk Jong heide- en broekontginningslandschap van toepassing. In figuur 3.8, 3.9 en 3.10 zijn fragment van de betreffende kaarten weergegeven.
Figuur 3.8: Laag van het agrarische cultuurlandschap, Omgevingsvisie Overijssel, locatie: Langkampweg 6 Tilligte (bron: provincie Overijssel)
Figuur 3.9: Laag van het agrarische cultuurlandschap, Omgevingsvisie Overijssel, locatie: Disseroltweg 52 Lattrop (bron: provincie Overijssel)
Figuur 3.10: Laag van het agrarische cultuurlandschap, Omgevingsvisie Overijssel, locatie: Breemorsweg 17 Lattrop (bron: provincie Overijssel)
Oude hoevenlandschap
Het oudehoevenlandschap kenmerkt zich door een landschap met verspreide erven. Het werd ontwikkeld nadat de complexen met de grote essen ‘bezet’ waren en een volgende generatie boeren nieuwe ontwikkelingsruimte zocht. Die vonden ze bij kleine dekzandkopjes die individueel werden ontgonnen. Dit leidde tot een landschap dat de zelfde opbouw kent als het essenlandschap, alleen in een meer kleinschalige, meer individuele en jongere variant. Deze kleinere maat en schaal is tevens de reflectie van de natuurlijke ondergrond.
Als ontwikkelingen plaats vinden in het oude hoevenlandschap, dan dragen deze bij aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap, en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen: de erven met erfbeplanting; open es(je); beekdal; voormalige heidevelden, de mate van openheid en kleinschaligheid. Ontwikkelingen vergroten daarnaast de toegankelijkheid van erven en erfroutes.
Jonge heide- en broekontginningslandschap
De 'Jong heide- en broekontginningslandschappen' bestaan uit grote en kleinere landbouwontginningslandschappen en uit landschappen met grote boscomplexen en (nooit ontgonnen) heidevelden, zoals op de Sallandse Heuvelrug. Ten opzichte van het omliggende essen- en hoevenlandschap zijn de landbouwontginningen relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Ook sommige recente heringerichte agrarische landschappen worden tot deze categorie gerekend, omdat van het oorspronkelijke landschap niets meer te zien is. Als ontwikkelingen plaatsvinden in de agrarische ontginngingslandschappen dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.
Toets
Alle locaties binnen het plangebied voldoen aan de kenmerken van het oude hoevenlandshap. De voorgenomen ontwikkeling heeft betrekking op het herontwikkelen van een voormalig agrarisch erf, een bedrijfslocatie en een agrarisch erf, waarbij alle ontwikkelingen landschappelijk worden ingepast. Hierbij wordt rekening gehouden met de kenmerken van het landschap, zodat de maatregelen een versterking van het landschap tot gevolg hebben. Er is geen sprake van afbreuk aan de laag van het agrarisch cultuurlandschap.
Stedelijke laag
De stedelijke laag kent het kenmerk 'Verspreide gebouwen' aan de locaties toe. In figuren 3.11, 3.12 en 3.13 is een fragment van de betreffende kaart weergegeven.
De agrarische erven hebben van oudsher een hele sterke binding met het landschap. Vanuit het erf werden de omliggende gronden in cultuur gebracht en vervolgens eeuwenlang bewerkt. Elke boer deed dit naar eigen inzicht en afgestemd op de plaatselijke omstandigheden, maar wel volgens de wetmatigheden van het toenmalig landbouwsysteem. Door deze 'eenheid in handelen' ontstonden er samenhangende landschappen, die nu nog steeds herkenbaar zijn: essenlandschap, oude hoevenlandschappen, broek- en heideontginningen en veenlandschappen. Bijzonder is dat elk landschap zijn eigen erftype heeft: de opbouw van erf, erfbebouwing, erfbeplantingen en relaties met de omliggende gronden zijn specifiek voor het betreffende landschapstype, alsof in het erf de genen van het landschap besloten liggen. Naast erven kent het buitengebied losliggende 'gewone' burgerwoningen met veelal een eigen, individueel karakter en eigen verhaal van ontstaan.
Als ontwikkelingen plaats vinden op erven, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de kenmerkende erfstructuur en volumematen, blijft er een duidelijk onderscheid voorkant- achterkant en vindt koppeling van het erf aan landschap plaats. Toegankelijkheid wordt erdoor verbeterd.
Figuur 3.11: stedelijke laag, Omgevingsvisie Overijssel, locatie: Langkampweg 6 Tilligte (bron: provincie Overijssel)
Het plangebied voldoet aan de kenmerken van verspreide bebouwing. De voorgenomen ontwikkeling heeft betrekking op de herontwikkeling van een voormalig agrarisch erf. Hierbij krijgt de bestaande bebouwing een andere functie, waardoor het beter kan worden onderhouden en wordt na sloop van een oude vervallen schuur een kleinere schuur op dezelfde locatie teruggebouwd. Bij de herontwikkeling worden alle ontwikkelingen op het erf landschappelijk ingepast. Hierbij wordt uitgegaan van de kenmerkende erfstructuur en volumematen.
Figuur 3.12: stedelijke laag, Omgevingsvisie Overijssel, locatie: Disseroltweg 52 Lattrop (bron: provincie Overijssel)
Het plangebied voldoet aan de kenmerken van verspreide bebouwing. Als ontwikkelingen plaats vinden op erven, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de kenmerkende erfstructuur en volumematen, blijft er een duidelijk onderscheid voorkant- achterkant en vindt koppeling van het erf aan landschap plaats. Door de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen blijft het onderscheid tussen de voorkant-achterkant duidelijk zichtbaar. Ook de erfstructuur blijft behouden.
Figuur 3.13: stedelijke laag, Omgevingsvisie Overijssel, locatie: Breemorsweg 17 Lattrop (bron: provincie Overijssel)
Het plangebied voldoet aan de kenmerken van verspreide bebouwing. Als ontwikkelingen plaats vinden op erven, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de kenmerkende erfstructuur en volumematen, blijft er een duidelijk onderscheid voorkant- achterkant en vindt koppeling van het erf aan landschap plaats. Door de sloop van de ligboxstal blijft het onderscheid tussen de voorkant-achterkant duidelijk zichtbaar. Ook de erfstructuur blijft behouden.
Zodoende kan worden geconcludeerd dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de kenmerken van de stedelijke laag.
Laag van de beleving
De laag van de beleving kent het kenmerk 'Donkerte' aan het gebied toe. In figuur 3.14, 3.15 en 3.16 is een fragment van de betreffende kaart weergegeven.
Figuur 3.14: Laag van de beleving, Omgevingsvisie Overijssel, locatie: Langkampweg 6 Tilligte (bron: provincie Overijssel)
Figuur 3.15: Laag van de beleving, Omgevingsvisie Overijssel, locatie: Disseroltweg 52 Lattrop (bron: provincie Overijssel)
Figuur 3.16: Laag van de beleving, Omgevingsvisie Overijssel, locatie: Breemorsweg 17 Lattrop (bron: provincie Overijssel)
Donkerte is een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige ‘donkere’ gebieden, tenminste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken.
Dit betekent op praktisch niveau terughoudend zijn met verlichting van wegen, bedrijventerreinen e.d. en verkennen waar deze ‘s nachts uit kan of anders lichtbronnen selectiever te richten.
Toets
Omdat het aantal woningen in de voorgenomen ontwikkeling gelijk blijft en er daardoor geen toename zal zijn van licht, wordt het 'donkerte' gebied met voorgenomen ontwikkeling niet verder aangetast. Derhalve kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de gebiedskenmerken van de laag van de beleving.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Dinkelland
De gemeenteraad van de gemeente Dinkelland heeft op 31 maart 2021 'MijnOmgevingsvisie Dinkelland' vastgesteld. Deze visie gaat over de toekomst van de leefomgeving van de gemeente Dinkelland, waarbij wordt ingegaan op diverse thema's (o.a. leefbaarheid, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid). De visie geeft aan hoe de gemeente Dinkelland en samenleving willen sturen. Wat moet er behouden worden, wat moet er versterkt worden en wat moet er worden ontwikkeld.
De omgevingsvisie 'MijnOmgevingsvisie Dinkelland' gaat uit van vier kernprincipes. Dit zijn manieren van werken: werkwijzen die altijd gelden. De vier principes zijn:
- 1. We doen het samen;
- 2. We geven het goed voorbeeld;
- 3. We wentelen niet af op volgende generaties;
- 4. We combineren zoveel mogelijk functies, zodat de beschikbare ruimte optimaal wordt gebruikt.
De gemeente Dinkelland wil een economische sterk buitengebied met veel verschillende functies, waarin alle bewoners en gebruikers aan hun trekken komen. Het Twentse landschap van Dinkelland is een uniek coulisselandschap met houtwallen, singels, essen, ontginningen, natuurgebieden en landgoederen. Dit landschap draagt in grote mate bij aan de identiteit van de streek. De houtwallen en singels vormen verbindingen van natuurgebied naar natuurgebied die voor veel planten en dieren belangrijk zijn. Kortom zowel mensen als dieren voelen zich hier thuis. Het is voor iedereen belangrijk om een sterk en mooi buitengebied te behouden.
In het buitengebied van Dinkelland komen veel verschillende functies voor die allemaal ruimte nodig hebben. Zoals landbouw, natuur, toerisme en bedrijvigheid, recreatie en ook wonen. Daarnaast vragen nieuwe functies om ruimte. Dit zijn bijvoorbeeld de hernieuwbare opwekking van energie en de vraag naar voldoende waterberging.
Al deze functies leggen samen veel druk op het buitengebied. Daarom het uitgangspunt: de goede functies op de goede plek. Combinaties van functies zullen nodig zijn, om alles aan bod te laten komen. De gemeente Dinkelland streeft naar een buitengebied met een mooie balans tussen het landgebruik, de leefbaarheid en de kwaliteit van landschap, bodem, water en lucht. Dat maakt het buitengebied sterker en is gunstig voor de leefbaarheid. Dit wordt gedaan samen met de inwoners, partners en de gebruikers.
De speerpunten voor het buitengebied zijn:
- toekomstgerichte agrarische sector waarbij duurzamere landbouw wordt gestimuleerd;
- goede staat van landschap en biodiversiteit waarbij we samenwerking zoeken met de landbouw;
- kwalitatief toerisme waarbij groei mogelijk is met respect voor landschap en natuur.
Toekomstgerichte agrarische sector
De gemeente Dinkelland acht het belangrijk dat in buitengebied gezonde en toekomstbestendige agrarische bedrijven blijven. De gemeente zet de komende jaren in op gebiedsprocessen waarbij een economisch gezonde bedrijfsvoering uitgangspunt is. Dit kan door landbouw te verbinden met andere functies en opgaven. Hierbij kijkt de gemeente naar de veranderingen in de landbouw, energietransitie, klimaatopgaven en stikstof- en natuuropgaven in samenhang.
Goede staat van natuur en landschap
De gemeente Dinkelland wil de landschapskwaliteiten van Noordoost-Twente behouden en ontwikkelen. De gemeente maakt zich daarom sterk voor: behouden en versterken van veelzijdig cultuurlandschap, versterken van biodiversiteit, behouden en versterken van natuur en landgoederen.
Waardekaart
Daarnaast heeft de gemeente Dinkelland een waardekaart opgesteld voor het buitengebied om aan te geven wat de samenleving en gemeente belangrijk vindt op deze plek. Alle locaties liggen in een lichtgroen gebied. Dit gebied is gericht op ontwikkeling door laage waarde en hoge dynamiek. Dit zijn landschappelijk minder waardevolle landschappen waar in de afgelopen 80 tot 100 jaar veel veranderd is en waar de lagere landschapswaarde ruimte voor ontwikkeling biedt.
Waarden
- open met vergezichten;
- efficiënt agrarisch landschap;
- kavelsloten;
- wegen met bomenrijen;
- moderne erfopzet.
Speel in op
- de schaal van het landschap;
- het agrarische karakter;
- gemengde functies;
- bouwwijze en inrichting die in de directe omgeving gebruikelijk is;
- opgeruimd landschap;
- geclusterde bebouwing;
- heldere structuren;
- verbeteren van de biodiversiteit;
- vasthouden van water.
Toets
De waardekaart geeft voor alle betrokken locaties de kleuren lichtgroen. Zoals aangegeven zijn dit landschappelijk minder waardevolle gebieden waar afgelopen jaren veel is veranderd en waar ruimte is voor ontwikkelingen.
Langkampweg 6, Tilligte
Figuur 3.17: Waardekaart, locatie: Langkampweg 6 Tilligte , Omgevingsvisie gemeente Dinkelland
De voormalige karakteristieke boerderij wordt gerenoveerd en verbouwd tot woning met bedrijfsruimte en boerderijkamers. De karakteristieke historische stijl van het pand blijft hierbij behouden, waardoor het agrarische karakter gewaarborgd blijft. Door de nieuwe gebruiksfuncties te realiseren in het hoofdgebouw blijft het ensemble tussen de mantelzorgwoning, de beoogde nieuwe woning en de overige schuren gewaarborgd en blijft het huidige cluster aan gebouwen intact. Met het treffen van diverse landschapsmaatregelen, zoals het verwijderen van delen van de verharding om ter plaatse van de planlocatie meer water vast te houden en door de aanleg van streekeigen beplanting kan de biodiversiteit worden verbeterd.
Figuur 3.18: Waardekaart, locatie: Disseroltweg 52 Lattrop , Omgevingsvisie gemeente Dinkelland
De vrijgekomen sloopmeters van de ligboxstal op het erf aan de Breemorsweg 17 in Lattrop, maken het mogelijk om twee bedrijfsgebouwen op de bedrijfslocatie aan de Disseroltweg uit te breiden. De uitbreiding vindt plaats binnen de huidige bedrijfsbestemming. Er is sprake van de uitbreiding van geclusterde bebouwing en er wordt gebruik gemaakt van een bouwwijze en inrichting zoals dit binnen de directe omgeving gebruikelijk is. Daarnaast wordt de bedrijfsbestemming uitgebreid, zodat alle bedrijfsgebouwen die nu gedeeltelijk op agrarische gronden zijn gerealiseerd, volledig binnen de bedrijfsbestemming komen te liggen. Ook maakt het bedrijf voor haar bedrijfsvoering gebruik van een deel van de agrarisch gronden ten noorden van de bestemming. Het gebruik van de agrarische grond ten behoeve van bedrijfsactiviteiten is in strijd met het bestemmingsplan. De gemeente zet de komende jaren in op gebiedsprocessen waarbij een economisch gezonde bedrijfsvoering uitgangspunt is. Met de uitbreiding van de bedrijfsbestemming, kunnen deze gronden worden gebruikt ten behoeve van het bedrijf en wordt een bijdrage geleverd aan een economisch gezonde bedrijfsvoering van het bedrijf.
Figuur 3.19: Waardekaart, locatie: Breemorsweg 17 Lattrop , Omgevingsvisie gemeente Dinkelland
Door voorgenomen ontwikkeling wordt er een ligboxstal gesloopt op het erf aan de Breemorsweg 17 in Lattrop. Het agrarisch karakter en de moderne erfopzet van het agrarisch erf blijft behouden. Ook blijft er sprake van geclusterde bebouwing.
Met de voorgenomen ontwikkelingen wordt een bijgedrage geleverd aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. De hoeveelheid landschapsontsierende agrarische bedrijfsgebouwen wordt verminderd. Resumerend wordt geacht dat de in dit plan besproken ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met "MijnOmgevingsvisie Dinkelland" van de gemeente Dinkelland.
3.3.2 "Beleid buitengebied met kwaliteit"
Het buitengebied van Dinkelland kenmerkt zich door een mix van functies als landbouw, natuur, toerisme en bedrijvigheid, recreatie en wonen, al deze functies vragen om ruimte. Daarnaast vragen nieuwe functies om ruimte. Al deze functies leggen samen veel druk op ons buitengebied. Daarom wordt ook voor de toepassing van deze beleidsregel het uitgangspunt gehanteerd: de goede functies op de goede plek. Combinaties van functies zullen nodig zijn, om alles aan bod te laten komen. De gemeente Dinkelland streeft naar een aantrekkelijk en vitaal buitengebied waar een goede balans is tussen landgebruik, ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid en economische activiteiten.
Om dit te kunnen bereiken beschikte de gemeente over diverse beleidsregelingen zoals bijvoorbeeld Rood voor Rood, Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving, Schuur voor Schuur en het VAB+ beleid. Alle beleidsregelingen hebben de afgelopen jaren op hun eigen wijze een bijdrage geleverd aan een aantrekkelijk en vitaal buitengebied en de doelstellingen van deze regelingen sluiten nog prima aan bij de speerpunten voor het buitengebied zoals geformuleerd in MijnOmgevingsvisie Dinkelland.
De afgelopen jaren is echter ook geconstateerd dat het ruimtelijk beleid voor het buitengebied op onderdelen onnodig ingewikkeld is geworden en is zowel vanuit aanvragers en hun adviseurs als gemeente de wens geuit voor eenvoudiger en overzichtelijker beleid voor het buitengebied. In de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit' zijn de eerdergenoemde beleidsregels en de beleidsregels ten aanzien van plattelandswoningen en nieuwe landgoederen vervat in één vereenvoudigde regeling die mede vanwege de opgaven in het buitengebied op onderdelen geactualiseerd en aangevuld is.
Doelstelling
Het doel van deze beleidsregel is meervoudig. Enerzijds is deze beleidsregeling bedoeld om de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied in stand te houden en te verbeteren. Anderzijds is het doel van deze beleidsregeling om (economische) ontwikkelingen in het buitengebied mogelijk te maken om zo een bijdrage te leveren aan een vitaal en leefbaar buitengebied.
Reikwijdte
De beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit' is uitsluitend van toepassing op het buitengebied van de gemeente en de regels en voorwaarden uit deze notitie zijn een nadere gemeentelijke uitwerking van het provinciaal beleid waaronder artikel 2.1.6 (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) van de Omgevingsverordening Overijssel. Deze beleidsregel is niet van toepassing op de planologische mogelijkheden die de geldende bestemmingsplannen/ het omgevingsplan bij recht of met toepassing van een binnenplanse afwijking/ binnenplanse omgevingsplanactiviteit biedt. Ook is deze beleidsregel niet van toepassing op o.a. de uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen en bestaande woningbouwlocaties die binnen of direct grenzend aan de bebouwde kom zijn gelegen en richting het buitengebied worden uitgebreid en op zonne- en windparken.
Afhankelijk van de wijze waarop een ontwikkeling juridisch-planologisch geborgd moet worden, moet voor de toepassing van deze beleidsregel een procedure herziening bestemmingsplan/ omgevingsplan of een buitenplanse afwijking/omgevingsplanactiviteit worden doorlopen.
Voor deze ontwikkeling zijn de volgende paragraven uit dit beleid van belang:
- Functiewijziging 'Agrarisch bedrijf' naar 'Wonen'
- Bedrijfsmatige activiteiten
- Uitbreiden bedrijfsgebouwen
- Uitbreiden bedrijfsperceel
Functiewijziging 'Agrarisch bedrijf' naar 'Wonen'
Voor de functiewijziging van de functie 'Agrarisch bedrijf'naar de functie 'Wonen' is ,voor zover geen sprake is van de bouw van een extra woning, geen aanvullende kwaliteitsinvestering vereist. Het toepassen van deze regeling houdt tevens in dat op de betrokken locatie de bedrijfsmatige agrarische activiteiten gestaakt moeten worden. Dit houdt tevens in dat de hiervoor bedoelde vergunningen en toestemmingen moeten worden ingetrokken.
Bedrijfsmatige activiteiten
Het is mogelijk om binnen de functie 'Wonen' bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen. Niet elk nieuwe functie wordt wenselijk en/of aanvaardbaar gevonden. Dit zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden waarbij onder meer de aard en invloed van de nieuwe functie op de omgeving een rol speelt. Voor het toestaan van bedrijfsmatige activiteiten binnen de functie 'Wonen' gelden de volgende voorwaarden:
- 1. De maximale omvang van de bijbehorende bouwwerken die in gebruik zijn voor de bedrijfsmatige activiteiten bedraagt 500 m²;
- 2. Indien de bestaande bebouwing niet meer functioneel te gebruiken is voor de nieuwe activiteit, is vervangende nieuwbouw mogelijk. Voor de berekening van de terug te bouwen oppervlakte wordt de tabel uit paragraaf 3.2 toegepast;
- 3. Karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle gebouwen kunnen niet worden ingezet voor sloop/vervangende nieuwbouw, maar worden ingepast in de nieuwe erfopzet;
- 4. Buitenopslag van goederen of andere bedrijfsmatige activiteiten buiten de gebouwen zijn niet toegestaan;
- 5. In afwijking van lid 4 zijn activiteiten buiten de gebouwen uitsluitend toegestaan indien het gaat om toeristisch-recreatieve functies, horeca, zorgfuncties of daarmee vergelijkbare functies;
- 6. Indien met de bedrijfsmatige activiteiten sprake is van een verblijfsrecreatieve functie, dient voldaan te worden aan het bepaalde in de Nota verblijfsrecreatie Noordoost Twente of indien deze beleidsnota wijzigt het op dat moment van toepassing zijnde verblijfsrecreatieve beleid;
- 7. Detailhandel in een andere vorm dan productiegebonden detailhandel is niet toegestaan. Maximaal 10% van de totale oppervlakte van de gebouwen tot een maximum van 100 m² mag worden gebruikt voor productiegebonden detailhandel.
Uitbreiden bedrijfsgebouwen
Voor de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen binnen of buiten een bestaand bedrijfsperceel met de functie 'Bedrijf (niet-agrarisch)' gelden de volgende regels:
- 8. Extra m2 bebouwing wordt uitsluitend toegestaan indien elders binnen de gemeente Dinkelland of Tubbergen landschap ontsierende gebouwen worden gesloopt. Hierbij geldt de volgende bouw-/sloopverhouding:
Figuur 3.20: Bouw-/sloopverhouding (bron: Beleid Buitengebied met Kwaliteit)
- 9. Alleen legaal opgerichte gebouwen kunnen worden ingezet, of aangetoond moet worden dat de gebouwen voor 1998 aanwezig waren;
- 10. Landschap ontsierende veldschuren komen ook in aanmerking voor deze regeling;
- 11. Gebouwen moeten in het geheel worden gesloopt, inclusief funderingen en eventuele (mest)kelders;
- 12. Alleen volledige gebouwen kunnen worden ingezet en niet gedeeltes van gebouwen en/of (grotendeels) ingestorte gebouwen. De gemeente bepaalt of een niet-volledig gebouw kan worden ingezet voor deze regeling;
- 13. Karakteristieke en/of cultuurhistorisch waardevolle gebouwen kunnen niet worden ingezet voor sloop;
- 14. De planologische bouwmogelijkheden op alle betrokken locaties worden aangepast aan de nieuwe situatie. Dit betekent onder andere dat de resterende bebouwing na sloop op de slooplocatie(s) beschouwd wordt als de maximaal toegestane oppervlakte aan bebouwing op het betreffende perceel.
Uitbreiden bedrijfsperceel
Voor het uitbreiden van een bestaand bedrijfsperceel met de functie 'Bedrijf (niet-agrarisch)', is een aanvullende kwaliteitsimpuls vereist. De hoogte van deze kwaliteitsimpuls wordt bepaald door een berekening van de waardevermeerdering uit te voeren op basis van het bepaalde in paragraaf 8.1 van het beleid 'Buitengebied met kwaliteit'.
Bij het bepalen van de hoogte van de kwaliteitsimpuls voor de Groene Omgeving wordt uitgegaan van de waardevermeerdering van de gronden die door de planologische verandering zal ontstaan. Hierbij wordt voor het omzetten van agrarisch gebied naar een bedrijf (niet agrarisch) uitgegaan van de in onderstaande tabel genoemde basisbedragen.
Figuur 3.21 Overzichtstabel basisbedragen waardevermeerdering en - vermindering (bron: Beleid Buitengebied met Kwaliteit)
Toets
Alle planlocaties zijn gevestigd in het buitengebied van Dinkelland. Hierdoor kan voor alle locaties gebruik worden gemaakt van de beleidsregel 'Buitengebied met Kwaliteit'. Het gaat in totaal om 3 locaties (Breemorsweg 17 in Lattrop, Disseroltweg 52 in Latrrop en Langkampweg 6 in Tilligte).
Breemorsweg 17, Lattrop
De wens bestaat om in totaal voor een oppervlakte van 401 m2 aan schuren te bouwen op de locatie aan de Disseroltweg 52 en de Langkampweg 6. Op de planlocatie aan de Breemorsweg 17 is een ligboxstal met een oppervlakte van 703 m2 gevestigd die hiervoor gesloopt zal worden.
Voor de eerste 100 m² van het te bouwen oppervlakte wordt de verhouding van de eerste trede toegepast: 1:1 (bij asbest). Voor de volgende 400 m2 wordt de tweede trede toegepast, met een verhouding van 1:2 (bij asbest). Voor de overige m2 asbest wordt de derde trede toegepast. Dan ontstaat het volgende beeld voor de Breemorsweg.
Figuur 3.22 Verhouding te bouwen/te slopen (bron: Ad Fontem)
De totale hoeveelheid terug te bouwen meters die voortkomen uit de slooplocatie aan de Breemorsweg 17 betreft afgerond 401 m². De sloopmeters zullen worden ingezet ten behoeve van extra bebouwing op het adres Disseroltweg 52 te Lattrop (301 m2) en het adres Langkampweg 6 te Tilligte (100 m2).
De agrarische bestemming aan de Breemorsweg wordt behouden waarbij de toekomstige oppervlakte aan bedrijfsgebouwen wordt (601 m²) vastgelegd als maximum. Voor het overige wordt op voorhand voldaan aan de voorwaarden die binnen de regeling gesteld worden.
Daarnaast zorgt dit bestemmingsplan er tevens voor dat op het perceel Breemorsweg 17 te Lattrop-Breklenkamp herbouw van de gesloopte bebouwing planologisch gezien niet meer mogelijk is. Het plangebied Breemorsweg zal landschappelijk ingepast worden conform het erfinrichtingsplan in Bijlage 3.
Langkampweg 6 Tilligte
De agrarische bestemming wordt omgezet naar een woonbestemming, waar tevens bedrijfsmatige activiteiten plaats zullen vinden. Hier zijn de volgende paragrafen van belang: Functiewijziging 'Agrarisch bedrijf' naar 'Wonen' en 'Bedrijfsmatige activiteiten' en 'uitbreiden bedrijfsgebouwen'. Op de locatie wordt geen extra woning gerealiseerd, daarom zijn geen aanvullende kwaliteitsinvestering vereist. Op de betrokken locatie worden alle bedrijfsmatige agrarische activiteiten gestaakt. Daarnaast wordt voldaan aan de voorwaarden om de bedrijfsmatige activiteiten uit te voeren:
- 1. De omvang van de bijbehorende bouwwerken die in gebruik zijn voor de bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ca. 442,45 m².
- 2. De wens is om hier een schuur van 271,15 m2 te realiseren Voor vervangende nieuwbouw van de schuur van 271,15 m2 wordt voldaan aan de voorwaarden conform Tabel paragraaf 3.2. (Hieronder verder toegelicht). Het huidige bijgebouw (schuur) is geschikt om workshops of cursussen te organiseren. Vervangende nieuwbouw is daarom noodzakelijk.
- 3. De karakteristieke waardevolle gebouwen worden niet ingezet voor sloop of vervangende nieuwbouw. De karakteristieke woonboerderij krijgt een nieuwe functie met behoud van de karakteristieke uitstraling.
- 4. Er vindt geen buitenopslag plaats en er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten buiten de gebouwen plaats.
- 5. Er vinden geen activiteiten buiten de gebouwen plaats.
- 6. Met de herontwikkeling wordt in het hoofdgebouw op de eerste verdieping boerderijkamers gerealiseerd. Aan het bepaalde in de Nota Verblijfsrecreatie Noordoost Twente wordt voldaan.
- 7. Er vindt geen detailhandel plaats.
De sloopopgave aan de Langkampweg betreft in totaal 285 m2 waarvan 200 m2 asbest is.
In het onderhavige plan gaat het om twee erven waar één schuur zal worden gesloopt. Voor de eerste 100 m² van het te bouwen oppervlakte wordt de verhouding van de eerste trede toegepast: 1:1 (bij asbest). Voor de volgende 400 m2 wordt de tweede trede toegepast, met een verhouding van 1:2 (bij asbest). Voor de overige m2 asbest wordt de derde trede toegepast. Dan ontstaat het volgende beeld voor de Langkampweg 6
Figuur 3.23 Verhouding te bouwen/te slopen (bron: Ad Fontem)
Dit geeft 150 m2 + 21,25 m2 = 171,25 m2 aan te bouwen oppervlak.
De sloopmeters zullen worden ingezet ten behoeve van extra bebouwing op het adres Langkampweg 6 te Tilligte. De wens is om hier een schuur van 271,15 m2 te realiseren.
Op basis van de sloopverhoudingen mag aan de Langkampweg 6 in Tilligte in totaal 100 m² (slooplocatie Breemorsweg 17) + 171,25 m2 (slooplocatie Langkampweg 6) = 271,25 m2 aan schuren worden teruggebouwd.
Het plangebied Langkampweg 6 zal landschappelijk ingepast worden conform het erfinrichtingsplan in Bijlage 1. Voor het overige wordt op voorhand voldaan aan de voorwaarden die binnen de regeling gesteld worden.
Disseroltweg 52, Lattrop
Op de bedrijfslocatie aan de Disseroltweg 52 worden twee bedrijfsgebouwen uitgebreiden wordt één van de bedrijfsgebouwen gelegaliseerd door gebruik te maken van 301 m2 aan sloopmeters. Op deze locatie is de paragraaf'Uitbreiden bedrijfsgebouwen' van toepassing. Op de locatie zelf wordt niet gesloopt. Om de uitbreidingen van de bedrijfsgebouwen en de legalisatie van één van de bedrijfsgebouwen mogelijk te maken worden sloopmeters (301 m2) aangewend die beschikbaar komen na de sloop van een ligboxstal op de locatie aan de Breemorsweg 17 in Lattrop. De overige (100 m2) worden zoals aangegeven ingezet voor de realisatie van een schuur aan de Langkampweg 6 in Tilligte.
Het vigerend bestemmingsplan laat 2813 m2 aan gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen toe. De werkelijke gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bedraagt 2969 m2. Dit komt omdat één van de bedrijfsgebouwen niet legaal is gerealiseerd. Een deel van de verkregen sloopmeters zal worden ingezet voor het legaliseren van dit bedrijfsgebouw (156 m2). De overige 145 m2 worden gebruikt voor de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen. Met de verkregen sloopmeters mag er in totaal voor 3114 m2 aan gezamelijke bedrijfsgebouwen gerealiseerd worden.
Voor de Disseroltweg zal tevens sprake zijn van uitbreiding van het bedrijfsperceel. Op dit moment wordt circa 1360 m2 aan agrarische gronden gebruikt ten behoeve van buitenopslag voor de bedrijfsbestemming. Dit is in strijd met de regels van het bestemmingsplan en dient daarom te worden omgezet naar een bedrijfsbestemming. Door gebruik te maken van de KGO-regeling zal de bedrijfsbestemming met 2510,55 m2 worden uitgebreid.
In het gemeentelijke beleid is vastgesteld dat afwijking van bestaande regels (bestemmingsplan) mogelijk is ten behoeve van economische ontwikkelingen die naar aard en omvang passend zijn op de locatie, mits passend binnen het provinciaal- en rijksbeleid (zoals zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik), deze passen bij de gebiedskenmerken en bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit.
Qua aard gaat het om de activiteit op zich. Met “aard” wordt bedoeld de soort functie. In voorliggend geval wordt uitgegaan van de functiewijziging van agrarisch gebied naar bedrijf.
Qua omvang gaat het om de verhouding tussen de grootte van de ontwikkeling ten opzichte van de specifieke locatie, te weten de gebiedskenmerken van het type landschap.
In het kader van de 'Beleidsnota Buitengebied met Kwaliteit' is een KGO-plan opgesteld (Bijlage 1). Uit het KGO-plan blijkt dat voorliggend plan aansluit bij de ter plaatse geldende landschappelijke kenmerken en qua omvang aanvaardbaar wordt geacht binnen deze omgeving.
Bij het bepalen van de hoogte van de kwaliteitsimpuls voor de groene omgeving wordt uitgegaan van de waardevermeerdering van de gronden die door de planologische verandering zal ontstaan.Dit geeft een waardevermeerdering van 50 euro per m2, zoals aangegeven in tabel 3.21.
De huidige oppervlakte van de bestemming bedraagt 11572,45 m2. De oppervlakte van de nieuwe bestemming bedraagt 14083,9 m2. Uitgaande van de vereiste investering en het gemeentelijke Kwaliteitskader Gebiedskenmerken (KG) is het ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld. Uit dit plan volgt dat de te plegen investeringen uitkomen op een bedrag van € 82.910,40, waardoor er een balans bestaat tussen de gewenste uitbreiding en de investering in ruimtelijke kwaliteit. De realisatiekosten van het landschapsontwerp exclusief de basisinspanning komen uit op € 15.100,00 (excl. BTW). Een overzicht hiervan is opgenomen in Bijlage 2. De berekening behorende tot het KGO plan is weergeven in figuur 3.24. Het resterende bedrag van € 67.810,40 zal gestort worden in het KGO fonds van de gemeente.
Figuur 3.24 Overzichtstabel KGO-berekening (bron: Ad Fontem)
De bedrijfsbestemming wordt met 2510,55 m2 uitgebreid. Als compensatie wordt er als onderdeel van de basisinspanning ten noorden van het erf een groenstrook gerealiseerd, waarin een houtsingel wordt aangelegd. Ook aan de westkant van het erf zal een houtsingel worden aangelegd. Als onderdeel van de kwaliteitsimpuls zullen aan de overkant van de Disseroltweg op een gedeelte van het perceel dat kadestraal bekend staat als gemeente Denekamp, Sectie L, perceelnummer 1977, agrarische gronden worden omgezet naar de bestemming 'bos-natuur'. Ook hier worden houtsingels aangelegd.
Resumerend wordt geacht dat de in dit plan voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met de Nota Buitengebied met kwaliteit van de gemeente Dinkelland.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggend plan en plangebied van toepassing zijn. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer, water en vormvrije m.e.r-beoordeling.
4.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.
Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.
Toets
Het voorliggend bestemmingsplan maakt ontwikkelingen mogelijk op verschillende locaties.
Breemorsweg 17 Lattrop
Op de locatie aan de Breemorsweg 17 in Lattrop wordt een lichtboxstal gesloopt. De sloopmeters die hierdoor beschikbaar komen, worden gebruikt om bedrijfsgebouwen op de locatie aan de Disseroltweg 52 in Lattrop en de locatie aan de Langkampweg 6 in Tilligte mogelijk te maken. De bebouwde oppervlakte neemt als gevolg van het plan niet toe. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is derhalve niet van toepassing.
Langkampweg 6 Tilligte
Als gevolg van onderstaand plan wordt een schuur van circa 285 m² gesloopt. Met de sloopmeters die vrijkomen wordt een kleinere schuur terug gebouwd met bedrijfsruimte. Omdat er op eigen terrrein niet genoeg sloopmeters beschikbaar zijn wordt een deel van de sloopmeters die vrijkomen aan de Breemorsweg 17 in Lattrop aangewend. Daarnaast wordt het woonrecht van de huidige bedrijfswoning verplaatst naar de nieuwe woning die in de naastgelegen boerderijschuur wordt gevestigd. Het gaat om een (zeer) kleinschalige ontwikkeling waarbij het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de bedrijfsactiviteiten niet onevenredig toeneemt. De cursisten verblijven immers voor een langere periode op de planlocatie. Verder is, voor zover in dit kader relevant, sprake van een ontwikkeling die niet leidt tot een aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen en andere milieugevoelige functies. De bebouwde oppervlakte neemt als gevolg van het plan niet toe. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is derhalve niet van toepassing.
Disseroltweg 52
Als gevolg van onderstaand plan wordt met de verkregen 301 m² aan sloopmeters twee bedrijfsgebouwen uitgebreid en één bedrijfsgebouw gelegaliseerd. Omdat er op eigen terrrein geen sloopmeters beschikbaar zijn wordt een deel van de sloopmeters die vrijkomen aan de Breemorsweg 17 in Lattrop aangewend. De uitbreiding vindt plaast binnen het huidige bestemmingsvlak. Daarnaast wordt het bedrijfsperceel met 2510,55 m2 uitgebreid door gebruik te maken van de KGO-regeling. Het gaat om een ontwikkeling waarbij het aantal verkeersbewegingen niet of nauwlijks zal toenemen. Daarnaast is geen sprake van een functie die leidt tot een aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is derhalve niet van toepassing.
4.2 Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.
Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering
Toets
Bij het realiseren van een nieuwe bestemming dient gekeken te worden of die nieuwe functie past in de omgeving (externe werking) en of de omgeving de nieuwe functie toelaat (interne werking). Dit is nader uitgewerkt voor de locaties: Breemorsweg 17, Disseroltweg 52 en de Langkampweg 6.
Breemorsweg 17
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Dinkelland. In de directe omgeving van het plangebied zijn verschillende functies aanwezig waaronder wonen en agrarische bedrijven, bedrijven en recreatie. De Raad van State heeft in haar uitspraak (ECLI:NL:RVS:2021:1607) overwogen dat het bestaande karakter van de omgeving bepalend is voor de typering van het gebied. Daarbij kijkt de Afdeling naar de feitelijke en planologische situatie. In die uitspraak zijn nabij woningen ook andere bedrijven aanwezig, waardoor de Afdeling tot de conclusie kwam dat er sprake was van een gemengd gebied, waardoor de richtafstanden met één afstandsstap verlaagd mochten worden. Gelet op de ruimtelijke en functionele situatie kan het gebied aan de Breemorsweg 17 aangemerkt worden als ''gemengd gebied''.
Externe werking
Bij de externe werking gaat het om de vraag of de realisatie van onderhavig plan leidt tot hinder of belemmeringen voor de omgeving. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast. Er blijft sprake van een agrarisch bedrijf. Voor een rundveebedrijf (categorie 3.2) geldt een richtafstand van 50 meter in gemengd gebied. In het geval van agrarische bedrijvigheid geldt voor geur het toetsingskader Wet geurhinder en veehouderij. Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij moet de afstand vanuit het dierenverblijf tot aan een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom minimaal 50 meter zijn. Het aspect geur wordt verder toegelicht onder de paragraaf geur (4.3). De dichtsbijzijnde woning (Breemorsweg 16) en het recreatieterrein (Breemorsweg 12) liggen ruim buiten deze richtafstand van 50 meter. Er worden geen gevoelige objecten toegevoegd en het bouwvlak en het bouwperceel worden niet gewijzigd. Voor de omliggende woningen blijft sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Interne werking
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving en belemmering oplevert voor omliggende bedrijven. Er blijft sprake van een agrarisch bedrijf, er is geen sprake van een nieuwe functie. Er worden geen gevoelige objecten toegevoegd en het bouwvlak en het bouwperceel worden niet gewijzigd. Geconcludeerd kan worden dat de omliggende bedrijven niet extra belemmert worden in de bedrijfsvoering.
Langkampweg 6
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Dinkelland. In de directe omgeving van het plangebied zijn overwegend woningen en agrarische gronden aanwezig. Het plangebied is derhalve gelegen in het omgevingstype 'rustig buitengebied'.
Externe werking
Bij de externe werking gaat het om de vraag of de realisatie van onderhavig plan leidt tot hinder of belemmeringen voor de omgeving. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast. De functie 'wonen' betreft geen milieubelastende functie voor de omgeving. Er is derhalve geen sprake van een aantasting van het leefklimaat van omwonenden.
Interne werking
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving en belemmering oplevert voor omliggende bedrijven.
Ten noorden en ten oosten van de planlocatie bevinden zich op circa 370 meter agrarische bedrijven. (Langkampweg 12 en Ahuisweg 10) Voor deze functie geldt de milieucategorie 3.2. en een richtafstand van 100 meter. In het geval van agrarische bedrijvigheid geldt voor geur het toetsingskader Wet geurhinder en veehouderij. Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij moet de afstand vanuit het dierenverblijf tot aan een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom minimaal 50 meter zijn. Het aspect geur wordt verder toegelicht onder de paragraaf geur (4.3).
Disseroltweg 52
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Dinkelland. In de directe omgeving van het plangebied zijn verschillende functies aanwezig waaronder wonen en agrarische bedrijven, bedrijven en recreatie. De Raad van State heeft in haar uitspraak (ECLI:NL:RVS:2021:1607) overwogen dat het bestaande karakter van de omgeving bepalend is voor de typering van het gebied. Daarbij kijkt de Afdeling naar de feitelijke en planologische situatie. In die uitspraak zijn nabij woningen ook andere bedrijven aanwezig, waardoor de Afdeling tot de conclusie kwam dat er sprake was van een gemengd gebied, waardoor de richtafstanden met één afstandsstap verlaagd mochten worden. Gelet op de ruimtelijke en functionele situatie kan het gebied aan de Disseroltweg 52 aangemerkt worden als ''gemengd gebied''.
Externe werking
In het plangebied worden bedrijfsgebouwen uitgebreid. Het huidige bedrijfsoppervlak (bedrijfsperceel, bestemming Bedrijf) bedraagt circa 12.000 m2. Daarmee wordt het op basis van bedrijven en milieuzonering al aangemerkt 'bouwbedrijven algemeen b.o. > dan 2000 m2 'waarvoor een richtafstand geldt van 100 meter. Omdat hier sprake is van gemengd gebied kan de richtafstand worden teruggebracht tot 50 meter. De dichtsbijzijnde woonbestemming bevindt zich binnen 50 meter van de planlocatie. De gevel van de dichtsbijzijnde woning bevindt zich op circa 30 meter afstand van de bedrijfsbestemming. Daarnaast wordt het bedrijfsperceel uitgebreid. Met voorgenomen ontwikkeling blijft de afstand tussen de woning en het bedrijfsgebouw en tot de bedrijfslocatie even groot (ook na de uitbreiding van de bedrijfsbestemming). Bovendien dient het bedrijf in de huidige situatie ook al rekening te houden met de woning. Het betreft een gevestigd recht en derhalve is er geen sprake van een aantasting van het leefklimaat van omwonenden.
Interne werking
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving en belemmering oplevert voor omliggende bedrijven. Er blijft sprake van een bedrijf. Er worden geen gevoelige objecten toegevoegd. Hoewel het bouwperceel wordt gewijzigd vormt dit geen bellemering voor de dichtsbijzijnde bedrijven. Aan de Frensdorferweg 37-39 is een paardenhouderij gevestigd. Dit is een bedrijf uit categorie 3.1 waarbij een afstand van 50 meter hoort voor het aspect 'geur'. De afstand tussen de paardenhouderij en de bedrijfsbestemming bedraagt circa 60 m. De afstand tussen de twee bestemmingen blijft echter ongewijzigd. Daarnaast is er een bedrijf gevestigd op de Disseroltweg 51. Dit bedrijf kan worden geschaard onder de categorie 'electrotechnische installaties n.e.g.' en heeft een richtafstand van 30 meter voor geur en geluid. De afstand tussen de beide bedrijfsbestemmingen bedraagt 125 meter. Geconcludeerd kan worden dat de omliggende bedrijven niet extra belemmert worden in de bedrijfsvoering.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de omliggende bedrijven niet extra belemmert worden in de bedrijfsvoering. Ook is er voor de woningen sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect milieuzonering veroorzaakt geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
4.3 Geur
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningverlening als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
- ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen;
- ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.
Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.
Toets
Breemorsweg 17
De locatie betreft een grondgebonden agrarisch bedrijf. Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij geldt voor een grondgebonden agrarisch bedrijf een afstand van ten minste 50 m ten opzichte van een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom. De afstand voldoet aan de 50 meter norm waarmee er wordt voldaan aan de Wet geurhinder en veehouderij. Door voorgaande ontwikkeling wordt er een dierenverblijf gesloopt. Met het plan wordt dus geen extra milieubelastende activiteiten mogelijk gemaakt. Als gevolg van voorgenomen ontwikkeling wordt de afstand tot de naastgelegen gevoelige bestemmingen bovendien niet kleiner.
Langkampweg 6
De huidige agrarische bestemming wordt omgezet in een bestemming 'wonen'. Een woning is een geurgevoelig object. Het geurgevoelig object is gelegen buiten de bebouwde kom, in het buitengebied van de gemeente Dinkelland. Voor deze locatie geldt dat het dichtsbijzijnde agrarisch bedrijf grondgebonden is. Het betreft de locatie aan de Aahuisweg 10 op circa 370 meter afstand. Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij geldt voor een grondgebonden agrarisch bedrijf een afstand van ten minste 50 m ten opzichte van een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom. Het plangebied ligt ruimschoots buiten de 50 meter norm waarmee er wordt voldaan aan de Wet geurhinder en veehouderij.
Disseroltweg 52
Op de bedrijfslocatie zullen twee bedrijfsgebouwen worden uitgebreid. Er wordt geen geurgevoelig object toegevoegd. Ook wordt er geen extra milieubelastende activiteiten mogelijk gemaakt.
4.4 Bodem
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.
Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.
Toets
verkennend bodemonderzoek
Langkampweg 6
Ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan is gebruik gemaakt van een verkennend bodemonderzoek conform NEN5740 en 5707, uitgevoerd door Kruse Milieu BV op 18-9-2023, (projectnummer 23054216) om ter plaatse het van het plangebied de milieu-hygiënische kwaliteit van de bodem vast te stellen. Het bodemonderzoek is als Bijlage 4 toegevoegd.
Voorafgaande aan het bodemonderzoek heeft een vooronderzoek plaatsgevonden op basis van norm NEN5725. Uit de resultaten van dit vooronderzoek is gebleken dat er één voormalige bovengrondse dieseltanklocatie en één druppelzone aanwezig zijn. Deze worden beschouwd als verdachte deellocaties. Verder wordt de bovengrond, als gevolg van de ligging op een voormalig agrarisch erf, beschouwd als verdacht voor de aanwezigheid van zware metalen, minerale olie, PAK en asbest. De ondergrond en het grondwater zijn onverdacht voor de aanwezigheid van chemische componenten uit het NEN5740- standaardpakket.
Resultaten veldwerk
In totaal zijn er 17 inspectiegaten gegraven en is er 1 boring verricht, waarvan 2 monsterpunten zijn afgewerkt met een peilbuis (PB 1 en PB A1). Er zijn plaatselijk bodemvreemde materialen aangetroffen (puin). Door de veldwerkers zijn visueel geen asbestverdachte materialen waargenomen op het maaiveld of in de opgeboorde bodem. Het freatische grondwater is gemiddeld aangetroffen op 2.10 m-mv.
In de bovengrond (BG I en A - BG) en in het grondwater (PB 1) zijn enkele lichte verhoogde gehalten gemeten. In de bovengrond (BG II en BG III), de ondergrond (OG) en in het grondwater (PB A1) zijn geen verhoogde concentraties gemeten. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, wordt het uitvoeren van nader onderzoek niet noodzakelijk geacht. De voormalige bovengrondse dieseltank heeft een geringe negatieve invloed gehad op de bodemkwaliteit. In de mengmonsters van de fijne fractie MM FF - 01, MM FF - 02, MM FF - 03 en MM FF - B is geen asbest aangetoond.
Conclusie
Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik.
Breemorsweg 17
De locatie waar de lichtboxstal gesloopt zal worden beschikt over een agrarische bestemming. Ook in de toekomstige situatie blijft sprake van een agrarische bestemming. Bodemonderzoek op deze locatie wordt daarom ook niet noodzakelijk geacht.
Disseroltweg 52
De uitbreiding van de bedrijfsgebouwen en de legalisatie van het bedrijfsgebouw vinden plaats binnen de bestemming 'bedrijf'. Geacht wordt dat de gronden reeds geschikt zijn voor het gebruik door het bedrijf. Daarnaast wordt 2510,55 m2 aan agrarische grond omgezet naar bedrijfsbestemming om hier buitenopslag mogelijk te maken. Het betreft hier geen gevoelig object. Bodemonderzoek op deze locatie wordt daarom ook niet noodzakelijk geacht.
Conclusie
Voor het aspect 'bodem' ter plaatse van het plangebied kan gesteld worden dat dat de bodem geschikt is voor het toekomstige gebruik.
4.5 Geluid
In het kader van de Wet geluidhinder moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wro, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.
De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:
- Woningen.
- Onderwijsgebouwen (behoudens voorzieningen zoals een gymnastieklokaal).
- Ziekenhuizen en verpleeghuizen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen zoals verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken, medische kleuterdagverblijven, etc.
Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de nieuwe milieubelastende functies, anderzijds betekent dit eveneens dat beperkingen worden opgelegd aan de nieuwe milieugevoelige functies.
Toets
Wegverkeerslawaai
Op grond van het artikel 74 van de Wet geluidhinder bevindt zich langs een weg een geluidszone, die aan weerszijde een breedte heeft van:
- a. in stedelijk gebied:
- voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken: 350 meter;
- voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken: 200 meter;
- b. in buitenstedelijk gebied:
- voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken: 600 meter;
- voor een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken: 400 meter;
- voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken: 250 meter.
Deze zonering geldt niet:
- c. voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
- d. voor wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt;
- e. wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveau vaststaat dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook 48 dB (A) of minder bedraagt (art. 74, lid 3 Wgh).
Langkampweg 6
Het plangebied is gelegen aan Langkampweg 6. De Langkampweg betreft een rustige ontsluitingsweg in het buitengebied van gemeente Dinkelland (60 km/u). Deze weg wordt vooral gebruikt door bestemmingsverkeer. Hiermee is het aannemelijk dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Mede hierdoor kan geconcludeerd worden dat het aspect 'wegverkeerslawaai' geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Bovendien kan het omzetten van het omzetten van het woonrecht van de bedrijfswoning naar de boerderijschuur waarin de reguliere woning wordt gevestigd niet worden aangemerkt als de realisatie van een nieuw geluidsgevoelig object. Op grond van artikel 76, lid 3 WGH geldt dat bij een vastelling van een bestemmingsplan bestaande geluidsgevoelige bestemmingen gelegen in de zone van bestaande wegen niet getoetst hoeven te worden.
Disseroltweg 52
Voorliggend plan voorziet niet in de realisatie van een nieuw geluidgevoelig object op de locatie aan de Disseroltweg 52 binnen het plangebied. Toetsing aan de Wet geluidhinder kan dan ook achterwege blijven.
Breemorsweg
Voorliggend plan voorziet niet in de realisatie van een nieuw geluidgevoelig object op de locatie aan de Breemorsweg binnen het plangebied. Toetsing aan de Wet geluidhinder kan dan ook achterwege blijven.
Railverkeerslawaai
De planlocaties zijn niet gelegen aan of in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde spoorlijn.
Industrielawaai
De planlocaties zijn niet gelegen in de nabijheid van een op grond van de Wet geluidhindergezoneerd industrieterrein.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect 'geluid' geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
4.6 Luchtkwaliteit
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
- Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
- Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
- woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
- woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
- kantoren: 100.000 m² bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Toets
Breemorsweg 17
Onderhavig plan heeft betrekking op het slopen van een schuur en het vastleggen van de hoeveelheid bebouwing op het erf. Het aantal verkeersbeweging zal als gevolg van het plan niet toenemen.
Disseroltweg 52
Onderhavig plan heeft betrekking op de uitbreiding van de oppervlakte van twee bedrijfsgebouwen (een kapschuur en een kantoortje van 8 m2). Gezien de gebruiksfunctie van de kapschuur en de omvang van het kantoor zal het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het plan niet, of nauwlijks toenemen.
Langkampweg 6
Het voorliggende initiatief maakt de realisatie van een kleine bedrijfsruimte mogelijk in een schuur voor het houden van workshops en geven van cursussen, en het verplaatsen van het woonrecht van de huidige bedrijfswoning naar de naastgelegen boerderijschuur. Er wordt per saldo geen extra woning gerealiseerd en ook te realiseren bruto vloeroppervlakte voor de bedrijfsactiviteiten ligt ver onder de drempelwaarden, waardoor het een project betreft die niet in betekenende mate (NIBM) bedraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Daarnaast is de NIMB rekentool gebruik om de bijdrage van kleinere ruimtelijke plannen aan de luchtverontreiniging te beoordelen. De realisatie van zal leiden tot een lichte toename in verkeersgeneratie.
Omdat voor een opleidingslocatie geen aparte kencijfers zijn opgenomen zijn voor deze berekening de kencijfers gehanteerd voor 'avondonderwijs'. Daarnaast is uitgegaan van de categorieën 'buitengebied' en 'niet stedelijk' Per 10 studenten geldt een verkeersgeneratie van maximaal 16.4 verkeersbewegingen per etmaal. Aan elke cursus nemen naar verwachting maximaal 10 cursisten deel. Voor een weekdag geldt dat de kencijfers vermenigvuldigd dienen te worden met 1.33. Dit leidt afgerond tot 22 extra verkeersbewegingen per dag.
In paragraaf 4.11 verkeer/parkeren is uiteen gezet hoe tot dit aantal is gekomen. Hierbij is uitgegaan van 2% vrachtverkeer, wat uitkomt op ca. 1 vrachtwagen per dag. In figuur 4.3 is de worst-case berekening weergegeven.
Figuur 4.2: Worst-case berekening voor bijdrage van extra verkeer (bron: infomil.nl)
Uit deze berekening volgt dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekende mate is. Er is geen nader onderzoek nodig. Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt bovendien dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is derhalve niet nodig.
4.7 Externe Veiligheid
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- de Regeling externe veiligheid (Revi);
- het Registratiebesluit externe veiligheid;
- het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
- het Vuurwerkbesluit;
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Naast de bovengenoemde wetgeving zijn tevens de volgende AMvB's, Ministeriële Regelingen en/of circulaires van toepassing op de externe veiligheid:
- Activiteitenbesluit milieubeheer. In dit besluit zijn veiligheidsafstanden en risiconormen ten opzichte van (beperkt) kwetsbare objecten opgenomen. Veiligheidsafstanden zijn vastgesteld voor onder andere opslagtanks met propaan/propeen, aardgastankstations, en gasdrukmeet- en regelstations. Voor windturbines geldt het plaatsgebonden risico als risiconorm.
- Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations. De circulaire is van toepassing bij een besluit ten aanzien van een LPG-tankstation onder werking van het Bevi, dat het mogelijk maakt dat er (meer) personen in de omgeving van een LPG-tankstation aanwezig kunnen zijn. De effecten van bepaalde ongevalsscenario's staan centraal.
- Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. In deze circulaire zijn veiligheidszones (A-, B- of C-zone) vastgesteld voor de opslag van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Binnen deze veiligheidszones worden de aanwezigheid van activiteiten en/ of objecten uitgesloten.
- Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten. Deze beleidsregels geven een overzicht van de over de weg vervoerde gevaarlijke stoffen.
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
- Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
- Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.
Risicokaart
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
Toets
Langkampweg 6 Tilligte
Figuur 4.3: Uitsnede risicokaart Langkampweg 6 Tilligte (bron: risicokaart.nl)
Op circa 4 kilometer ten oosten van het plangebied is een opslagtank voor propaan aanwezig. Het plangebied valt ruim buiten de risicocontour van deze opslag.
Disseroltweg 52 Lattrop
Figuur 4.4: Uitsnede risicokaart Disseroltweg 52 Lattrop (bron: risicokaart.nl)
Op circa 1,2 kilometer ten noorden van het plangebied is een mestvergisting aanwezig (Bergvennerweg 11, Lattrop). Het plangebied valt ruim buiten de risicocontour van deze opslag.
Breemorsweg 17 Lattrop
Figuur 4.5: Uitsnede risicokaart Breemorsweg 17 Lattrop (bron: risicokaart.nl)
Op circa 1,3 kilometer ten noorden van het plangebied is een mestvergisting aanwezig(Bergvennerweg 11, Lattrop). Het plangebied valt ruim buiten de risicocontour van deze opslag.
Conclusie
Uit de inventarisatie blijkt dat planlocaties niet zijn gelegenin de nabeiheid van risicobronnen op bais van externe veiligheid, derhalve geldt dat de locaties aan de Langkampweg 6 in Tilligte, de Breemorsweg 17 in Lattrop en de Disseroltweg 52 in Lattrop:
- zich niet bevinden binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen, danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
- zich niet bevinden binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
- niet zijn gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
- niet zijn gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid.
4.8 Water
Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de NOVI en het Nationaal Water Programma 2022-2027 (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. Het staat de komende jaren voor grote uitdagingen en blijft werken aan voldoende water (niet te veel, niet te weinig), omgaan met klimaatverandering, voldoen aan de eisen voor waterkwaliteit, de biodiversiteit versterken en daarnaast wordt gewerkt aan duurzame energie en circulair grondstoffengebruik.
In de Watervisie 2050 heeft het waterschap de opgaven beschreven. Daarin wordt geschetst hoe het watersysteem er in 2050 moet uitzien om goed toegerust te zijn voor alle uitdagingen.
Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 vloeit rechtstreeks voort uit de Watervisie. Het waterbeheerprogramma beschrijft hoe het waterschap de komende zes jaar werkt aan het realiseren van het gewenste waterbeheersysteem.
Hieronder wordt de Watervisie 2050 en het Waterbeheerprogramma 2022-2027 beschreven.
Watervisie 2050
Het Waterschap Vechtstromen heeft op 14 april 2021 de Watervisie 2050 vastgesteld. In deze Watervisie staat de drie belangrijkste opgaven waaraan Vechtstromen volgens zeven hoofdlijnen wil werken met partners en inwoners.
De drie belangrijkste opgaves zijn:
- de toenemende droogte en wateroverlast als gevolg van klimaatverandering;
- de waterkwaliteit die onder druk staat:
- de transitie naar een duurzame ontwikkeling.
De Watervisie zal worden doorvertaald naar een Waterbeheerprogramma waarin wordt bepaald hoe het Waterschap in de periode 2022-2027 gaat werken aan haar opgaves. In het beheerprogramma zal het beleid en de maatregelen worden opgenomen.
Waterbeheerprogramma 2022-2027
Het waterbeheerprogramma 2022-2027 is op 15 december 2021 vastgesteld door het algemeen bestuur van Vechtstromen. Het waterbeheerprogramma gaat in op alle aspecten van het watersysteembeheer (met uitzondering van het rioleringsbeheer en de drinkwaterzorg). Voor partners en ingezetenen verschaft het programma inzicht in de wijze waarop het waterschap omgaat met het water in het beheergebied.
Het waterbeheerprogramma volgt inhoudelijk op de Watervisie 2050, die op 14 april 2021 door het algemeen bestuur is vastgesteld. Het waterbeheerprogramma beschrijft welke maatregelen Vechtstromen wil nemen in de planperiode 2022-2027 om te werken aan de ambities uit de Watervisie. Het waterbeheerprogramma sluit aan bij plannen van andere partijen zoals het Nationale waterplan (Nationaal Water Programma 2022-2027), het Stroomgebiedsbeheerplan Rijndelta en de Omgevingsvisie van de provincies Overijssel en Drenthe.
Belangrijk uitgangspunt van het Waterbeheerprogramma is de verandering van het klimaat. De weersomstandigheden zijn steeds minder vaak gemiddeld. Dat merken we de laatste twee decennia steeds duidelijker. De winters worden natter en in de zomer zijn er langere hete en droge perioden en vallen de buien steeds meer lokaal. Deze zomerbuien hebben vaker een zeer hoge intensiteit, wat leidt tot hoge afvoerpieken en overstromingen. Het watersysteem is nog niet goed toegerust op die verandering. Het is nu nog vooral ingericht op basis van gemiddelden - de normale beheersituatie enerzijds en het voorkomen van wateroverlast anderzijds - en niet op langdurige droge periodes en incidentele hoosbuien. Dit betekent dat het watersysteem aangepast moet worden. Daarbij heeft het waterschap de ambitie om te komen tot een klimaatrobuust watersysteem in 2050: een systeem dat zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht tegen een stootje kan en goed is toegerust op veranderingen en grotere weersextremen. Overeenkomstig de Watervisie 2050 heeft het waterschap de volgende hoofdlijnen aangegeven waar de komende jaren aan gewerkt wordt:
- Als gevolg van de klimaatverandering wil het waterschap zorgen voor meer balans tussen 'droge voeten' en het beperken van wateroverlast. Dat betekent dat water het leidende principe is voor het inrichten van de leefomgeving in plaats van andersom: water volgend aan de inrichting.
- Er wordt meer aandacht gegeven aan het vasthouden van water in de bodem.
- Regenwater wordt niet als afvalwater beschouwd, maar als bouwsteen in de ontwikkeling van een robuust watersysteem.
Watertoetsproces
Op 27 oktober 2023 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht voor de locaties aan de Breemorsweg 17, de Disseroltweg 52 en de Lankampweg 6. De watertoetsen zijn toegevoegd in de bijlage. Bijlage 9 voor de locatie Breemorsweg 17, Bijlage 8 voor de locatie Disseroltweg 52 en Bijlage 7 voor de Langkampweg 6. Voor de locaties Breemorsweg 17 en Disseroltweg 52 geldt de korte procedure. Voor de locatie Langkampweg 6 geldt de normale procedure waarbij contact is gelegd met het waterschap. Het waterschap heeft aangegeven dat de ontwikkeling aan de Langkampweg 6 nagenoeg geen impact heeft op de waterhuishouding. Gelet op de ruimte op het erf, dient de afwatering van daken en verharding opgevangen te worden in een slootje/greppel/vijver of verlaging in groene deel van het erf. Het hemelwater zal in eerste instantie worden afgevoerd op lager gelegen groen delen op het erf. Het hemelwater kan dan infiltreren. Waar nodig kan het water van de daken van de beoogde mantelzorgwoning en naast gelegen boerderijschuur worden afgewaterd op het slootje voor het huis die langs de oude oprit loopt. Eventueel overtollig hemelwater kan dan afgevoerd worden op de nabijgelegen watergang.
4.9 Ecologie
Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).
Toetsing
Voor de locaties Langkampweg 6 en de Breemorsweg 17 zijn quickscans met betrekking tot natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Voor locatie aan de Disseroltweg 52 wordt gezien de aard van de ontwikkeling, en de huidige situatie op deze locatie een natuurwaardenonderzoek niet noodzakelijk geacht.
Quickscan natuurwaarden Langkampweg 6
Bij dit bestemmingsplan wordt hiervoor gebruik gemaakt van een quickscan natuurwaarden (uitgevoerd door Natuurbank Overijssel op 25 september 2023), zie ook Bijlage 5. De resultaten zijn in de volgende alinea's opgenomen.
Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS))
Het plangebied ligt op minimaal 77 meter afstand van Natuurnetwerk Nederland. Omdat het plangebied buiten het Natuurnetwerk Nederland ligt, hoeft voorgenomen initiatief niet getoetst te worden aan provinciaal beleid t.a.v. Natuurnetwerk Nederland.
Figuur 4.6: Afstand plangebied met dichtstbijzijnde Natuurnetwerk Nederland (bron: Atlas
Leefomgeving)
Natura 2000-gebied
Het plangebied ligt niet in of direct grenzend aan beschermd natuurgebied zoals een Natura 2000-gebied of beschermd natuurmonument. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied is Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek en ligt ten noordoosten op 1,8 km afstand. De invloedsfeer van de voorgenomen activiteit is lokaal. Uit vergelijkbare projecten die in de periode 2019 tot en met 2021 zijn uitgevoerd, en beoordeeld door de ODT, is gebleken dat bij veel bouwprojecten of bestemmingsplannen de aanleg- en gebruiksfase geen stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden veroorzaakt. Een voorbeeld hiervan is de bouw van een vrijstaande woning van 750 m3 en een schuur van 200 m2 gegeven op 800 m afstand. Op basis hiervan kan worden aangenomen dat er geen negatief effect op natuurgebied buiten het onderzoeksgebied op treedt. Gelet op de invloedsfeer en de ligging op enige afstand van Natura 2000-gebied, wordt gesteld dat de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied niet negatief beïnvloed wordt. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing van de Wet natuurbescherming aangevraagd te worden.
Figuur 4.7: Afstand plangebied met dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (bron: AERIUS Calculator)
Stikstof
Voorliggend plan heeft betrekking op de realisatie van een bedrijfsruimte, ter vervanging van een oude schuur en het verplaatsen van het woonrecht van de huidige bedrijfswoning naar de naastgelegen boerderijschuur. Daarbij is er per saldo geen sprake van een toename van het aantal woonrechten.
Zoals gezegd is uit vergelijkbare projecten die in de periode 2019 tot en met 2021 zijn uitgevoerd, en beoordeeld door de ODT, gebleken dat bij veel bouwprojecten of bestemmingsplannen de aanleg- en gebruiksfase geen stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden veroorzaakt. Gezien de kleinschaligheid van het project en de afstand van circa 1,8 kilometer tot het dichtbijgelegen Natura 2000-gebieden is het aannemelijk dat voorliggend project geen significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie zal veroorzaken op Natura 2000-gebieden. Een gedetailleerd onderzoek naar stikstofdepositie wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Soortbescherming
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Het plangebied wordt door beschermde diersoorten hoofdzakelijk benut als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- en voortplantingsplaats. Vleermuizen en amfibieën bezetten er geen vaste rust- of verblijfplaats.
Van de in het plangebied nestelende vogels is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet de nestplaats. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Om te voorkomen dat bezette vogelnesten negatief beïnvloed worden, dient gewerkt te worden buiten de voortplantingsperiode of dient een broedvogelscan uitgevoerd te worden zodat de aanwezigheid van een bezet vogelnesten uitgesloten kan worden.
Door het onvoorbereid uitvoeren van de voorgenomen activiteiten kan niet uitgesloten worden dat beschermde grondgebonden zoogdieren gedood worden en dat vaste rust- en/of voortplantingsplaatsen van beschermde grondgebonden zoogdieren beschadigd of vernield worden. Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren, die een vaste rust- of voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepaling `beschadigen/vernielen van vaste rust- en voorplantingsplaats'. Voor het doden van beschermde grondgebonden zoogdieren geldt echter geen vrijstelling. Om te voorkomen dat beschermde grondgebonden opzettelijk gedood worden, dienen ze verjaagd of weggevangen te worden, of dient het werkterrein ongeschikt gemaakt te worden, zodat de dieren op eigen beweging vertrekken.
Conclusie
Het plangebied behoort niet tot Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, hoeft voorgenomen initiatief niet getoetst te worden aan provinciale beleidsregels ten aanzien van de bescherming van het NNN (geen externe werking). Gezien de kleinschaligheid van het project en de afstand van circa 1,8 kilometer tot het dichtbijgelegen Natura 2000-gebieden is het aannemelijk dat voorliggend project geen significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie zal veroorzaken op Natura 2000-gebieden. Een gedetailleerd onderzoek naar stikstofdepositie wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. Overige negatieve effecten op Natura 2000-gebied kunnen worden uitgesloten.
Quickscan natuurwaarden Breemorsweg 17
Bij dit bestemmingsplan wordt hiervoor gebruik gemaakt van een quickscan natuurwaarden (uitgevoerd door Natuurbank Overijssel op 20 oktober 2023), zie ook Bijlage 6. De resultaten zijn in de volgende alinea's opgenomen.
Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS))
Het plangebied ligt op minimaal 353 meter afstand van Natuurnetwerk Nederland. Omdat het plangebied buiten het Natuurnetwerk Nederland ligt, hoeft voorgenomen initiatief niet getoetst te worden aan provinciaal beleid t.a.v. Natuurnetwerk Nederland.
Figuur 4.8: Afstand plangebied met dichtstbijzijnde Natuurnetwerk Nederland (bron: Atlas
Leefomgeving)
Natura 2000-gebied
Het plangebied ligt niet in of direct grenzend aan beschermd natuurgebied zoals een Natura 2000-gebied of beschermd natuurmonument. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied is Bergvennen & Brecklenkampse Veld en ligt ten noordoosten op 648 m afstand. De invloedsfeer van de voorgenomen activiteit is lokaal. Dat wil zeggen dat er geen negatief effect op natuurgebied buiten het onderzoeksgebied op treedt. Gelet op de invloedsfeer en de ligging op enige afstand van Natura 2000-gebied, wordt gesteld dat de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied niet negatief beïnvloed wordt. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing van de Wet natuurbescherming aangevraagd te worden.
Figuur 4.9: Afstand plangebied met dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (bron: AERIUS Calculator)
Stikstof
Voorliggend plan heeft betrekking op de sloop van een oude schuur.
Uit projecten die in de periode 2019 tot en met 2021 zijn uitgevoerd en beoordeeld door de ODT, is gebleken dat bij veel bouwprojecten of bestemmingsplannen de aanleg- en gebruiksfase geen stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden veroorzaakt.
Gezien de kleinschaligheid van het project (alleen sloopwerkzaamheden) en de afstand van circa 648 meter tot het dichtbijgelegen Natura 2000-gebieden is het aannemelijk dat voorliggend project geen significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie zal veroorzaken op Natura 2000-gebieden. Een gedetailleerd onderzoek naar stikstofdepositie wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Soortbescherming
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Er nestelen vogels in het plangebied en grondgebonden zoogdieren en vleermuizen benutten het plangebied als foerageergebied. Het plangebied vormt geen functioneel leefgebied voor amfibieën.
Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Voor het beschadigen/vernielen van een bezet nest (eieren) of het doden van een vogel kan geen ontheffing van de verbodsbepaling verkregen worden omdat de voorgenomen activiteiten niet als een in de wet genoemd belang wordt beschouwd. Het verwijderen/verplaatsen van de nestkasten dient daarom buiten de voortplantingsperiode van vogels uitgevoerd te worden. De meest geschikte periode om dit te doen is augustus-februari. Voorgenomen activiteiten mogen juridisch beschouwd wel plaats vinden tijdens het broedseizoen van vogels, mits geen bezette vogelnesten verstoord, beschadigd of vernield worden. Indien de voorgenomen activiteiten uitgevoerd worden tijdens de voortplantingsperiode, dient een broedvogelscan uitgevoerd te worden om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te sluiten.
Conclusie
Het plangebied behoort niet tot Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, hoeft voorgenomen initiatief niet getoetst te worden aan provinciale beleidsregels ten aanzien van de bescherming van het NNN (geen externe werking). Gezien de kleinschaligheid van het project en de afstand van circa 648 meter tot het dichtbijgelegen Natura 2000-gebieden is het aannemelijk dat voorliggend project geen significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie zal veroorzaken op Natura 2000-gebieden. Een gedetailleerd onderzoek naar stikstofdepositie wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. Overige negatieve effecten op Natura 2000-gebied kunnen worden uitgesloten.
Disseroltweg 52
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Het plangebied ligt op minimaal 967 meter afstand van Natuurnetwerk Nederland. Omdat het plangebied buiten het Natuurnetwerk Nederland ligt, hoeft voorgenomen initiatief niet getoetst te worden aan provinciaal beleid t.a.v. Natuurnetwerk Nederland.
Figuur 4.10: Afstand plangebied met dichtstbijzijnde Natuurnetwerk Nederland (bron: Atlas
Leefomgeving)
Natura 2000-gebied
Het plangebied ligt niet in of direct grenzend aan beschermd natuurgebied zoals een Natura 2000-gebied of beschermd natuurmonument. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied is Bergvennen & Brecklenkampse Veld en ligt ten noordoosten op 1,3 km afstand. De invloedsfeer van de voorgenomen activiteit is lokaal. Dat wil zeggen dat er geen negatief effect op natuurgebied buiten het onderzoeksgebied op treedt. Gelet op de invloedsfeer en de ligging op enige afstand van Natura 2000-gebied, wordt gesteld dat de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied niet negatief beïnvloed wordt. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing van de Wet natuurbescherming aangevraagd te worden.
Figuur 4.11: Afstand plangebied met dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (bron: AERIUS Calculator)
Stikstof
Voorliggend plan heeft betrekking op de realisatie van de uitbreiding van twee bedrijfsgebouwen (een kapschuur en kantoortje) en de legalisatie van een bestaand bedrijfsgebouw. Uit projecten die in de periode 2019 tot en met 2021 zijn uitgevoerd en beoordeeld zijn door de Omgevingsdienst Twente (ODT) en qua omvang groter zijn dat dit project, is gebleken dat bij veel bouwprojecten of bestemmingsplannen de aanleg- en gebruiksfase geen stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden veroorzaakt. Gezien de kleinschaligheid van het project en de afstand van circa 1,3 kilometer tot het dichtbijgelegen Natura 2000-gebieden is het aannemelijk dat voorliggend project geen significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie zal veroorzaken op Natura 2000-gebieden. Een gedetailleerd onderzoek naar stikstofdepositie wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Soortbescherming
De gronden in het plangebied waarop de uitbreiding van de kapschuur is beoogd, zijn bestemd met een agrarische functie. De gronden zijn reeds verhard. Gelet op de terreingesteldheid van de gronden is het locatie ongeschikt voor beschermde flora en/of fauna. Op basis hiervan lijkt van aantasting van leefgebied voor beschermde flora en fauna geen sprake, daarnaast is de invloedsfeer van de voorgenomen ontwikkeling lokaal. Op basis van deze gegevens wordt nader onderzoek op basis van de Wet natuurbescherming niet noodzakelijk geacht.
Conclusie
Het plangebied behoort niet tot Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, hoeft voorgenomen initiatief niet getoetst te worden aan provinciale beleidsregels ten aanzien van de bescherming van het NNN (geen externe werking). Gezien de kleinschaligheid van het project en de afstand van circa 1,3 kilometer tot het dichtbijgelegen Natura 2000-gebieden is het aannemelijk dat voorliggend project geen significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie zal veroorzaken op Natura 2000-gebieden. Een gedetailleerd onderzoek naar stikstofdepositie wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. Overige negatieve effecten op Natura 2000-gebied kunnen worden uitgesloten.
4.10 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.
Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Toets
Figuur 4.12 uitsnede archeologische waardenkaart, Langkampweg 6 Tilligte (bron: cultureelerfgoed.nl)
Figuur 4.13 uitsnede archeologische waardenkaart, Breemorsweg 17 Lattrop (bron: cultureelerfgoed.nl)
Figuur 4.14 uitsnede archeologische waardenkaart, Disseroltweg 52 Lattrop (bron: cultureelerfgoed.nl)
In het vigerend bestemmingsplan zijn voor de planlocaties geen dubbelbestemming voor Archeologie opgenomen. Ook op de archeologische waardenkaart zijn ter hoogte van de planlocaties (gemarkeerd met een rode ster) geen archeologische waarden zichtbaar, daarom wordt geconcludeerd dat voorliggend plan geen negatieve gevolgen heeft voor het aspect 'archeologie'.
Cultuurhistorie
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen en structuren is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.
Toets
Figuur 4.15 uitsnede cultuurhistorische waardenkaart, Langkampweg 6 Tilligte (bron: Provincie Overijssel)
Figuur 4.16 uitsnede cultuurhistorische waardenkaart, Disseroltweg 52 Lattrop (bron: Provincie Overijssel)
Figuur 4.17 uitsnede cultuurhistorische waardenkaart, Breemorsweg 17 Lattrop (bron: Provincie Overijssel)
Uit de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Overijssel kan worden afgeleid dat er in de directe omgeving van de planlocaties (aangegeven met een zwarte circel) geen cutuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig zijn. Derhalve word geconcludeerd dat voorliggend plan geen negatieve gevolgen heeft voor het aspect 'cultuurhistorie'.
4.11 Verkeer / Parkeren
Verkeer
De verkeersgeneratie als gevolg van voorliggend bestemmingsplan wordt getoetst aan de hand van het 'Strategisch Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan Dinkelland 2019' .
Parkeren
Het aantal parkeerplaatsen wordt bepaald conform de beleidsnotitie "Bouwen en parkeren 2018" van de gemeente Dinkelland. Er wordt voor het gehele grondgebied in de gemeente Dinkelland een onderscheid gemaakt naar drie zones: “centrum”, “rest bebouwde kom” en “buitengebied”. Het uitgangspunt is dat het parkeren in voldoende mate op eigen erf plaatsvindt. De parkeerbehoefte van een bouwplan en/of een gebruikswijziging wordt bepaald door het vermenigvuldigen van de parkeernorm met de bruto vloeroppervlakte of met een aantal. Voor de gemeente Dinkelland wordt voor het toepassen van de parkeernomen uitgegaan van het gemiddelde.
Toets
Langkampweg 6, Tilligte
Verkeer
Het plangebied wordt via de nieuwe inrit ontsloten op de Langkampweg. De Langkampweg wordt op basis van het 'Strategisch Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan Dinkelland 2019' (hierna: GGVP) aangemerkt als een “Overige erftoegangsweg buiten de bebouwde kom” waarvoor een wegintensiteit geldt van <4.000- 6.000 motorvoertuigbewegingen per dag met een rijbaanbreedte van 5- 6 meter. De maximumsnelheid bedraagt 60 km per uur.
De huidige inrichting van de Langkampweg bestaat uit asfaltverharding met een breedte van circa 4,5 meter (afgerond 5 meter), waardoor het aangemerkt wordt als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom. De huidige maximumsnelheid bedraagt zoals aangegeven 60 km/h. Het profiel van de Langkampweg past binnen de richtlijnen van Duurzaam Veilig.
Op de planlocatie aan de Langkampweg 6 is sprake van functiewijziging van agrarisch naar wonen, het toestaan van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, waaronder het organiseren van workshops en cursussen, het realiseren van boerderijkamers en het verplaatsen van het woonrecht.
Het verplaatsen van het woonrecht zal naar verwachting niet leiden tot een toename in verkeersgeneratie. Dit geldt ook voor de functiewijziging van agrarisch naar wonen. Omdat het een agrarisch bedrijf in ruste betreft vinden er in de huidige situatie geen agrarische activiteiten plaats en wordt de locatie alleen gebruikt ten behoeve van wonen.
De verkeersgeneratie die voort komt uit de bedrijfsactiviteiten op het erf zal zorgen voor een kleine toename aan verkeersbewegingen. De nieuwe schuur wordt voorzien van een bedrijfsruimte waar meerdaagse cursussen gegeven zullen worden aan 8 tot 10 cursisten per keer. Een deel van de cursisten zal echter voor meerdere dagen op het erf verblijven in de boerderijkamers die hier gerealiseerd zullen worden.
Om de verkeersgeneratie op het erf te bepalen is gebruik gemaakt van de publicatie CROW 381. Omdat voor een opleidingslocatie geen aparte kencijfers zijn opgenomen in de publicatie, zijn voor deze berekening de kencijfers gehanteerd voor avondonderwijs. Daarnaast is uitgegaan van de categorieën 'buitengebied' en 'niet stedelijk' Per 10 studenten geldt een verkeersgeneratie van gemiddeld 15 verkeersbewegingen per etmaal. De verkeersgeneratie van het woonhuis bedraagt gemiddeld 8,2 verkeersbewegingen per dag als wordt uitgegaan van de kencijfers voor 'koop, huis, vrijstaand' De totale verkeersgeneratie zal gemiddeld dus 23,2 verkeersbewegingen per dag bedragen.
Er worden ook boerderijkamers gerealiseerd. Deze worden alleen gebruikt door de cursisten, daarom wordt als gevolg van de ontwikkeling van de boerderijkamers geen extra verkeersgeneratie verwacht.
Een (beperkte) toename van verkeersbewegingen veroorzaakt door de bedrijfsactiviteiten kan eenvoudig via de Langkampweg worden afgewikkeld. Het aspect 'verkeer' levert geen belemmeringen op voor dit plan.
Parkeren
Bij het beoordelen van bouwaanvragen en ruimtelijke ontwikkelingen is het noodzakelijk om objectief inzicht te krijgen in de parkeervraag en het -aanbod. In de beleidsregels 'bouwen en parkeren' opgesteld door de gemeente Dinkelland zijn duidelijke parkeernormen vastgesteld.
Parkeernormen zijn gebaseerd op de gemiddelde parkeerkencijfers uit publicatie 317 CROW. Dat geldt voor alle gebruiksfuncties voor het gehele grondgebied van Dinkelland.
Er wordt voor het gehele grondgebied in de gemeenten Dinkelland en Tubbergen een onderscheid gemaakt naar drie zones: “centrum”, “rest bebouwde kom” en “buitengebied”.
Uitgangspunt is dat het parkeren op het eigen erf plaatsvindt. Als een aanvrager alle parkeergelegenheid voor het bouwplan op eigen erf realiseert, wordt er een positief parkeeradvies gegeven.
Voor een vrijstaande woning in het buitengebied geldt een parkeerbehoefte van gemiddeld 2.4 parkeerplaatsen. Om de parkeerbehoefte op het erf te bepalen is gebruik gemaakt van de publicatie CROW 317. Omdat voor een opleidingslocatie geen aparte kencijfers zijn opgenomen in de publicatie, zijn voor deze berekening de kencijfers gehanteerd voor avondonderwijs. Voor de ruimte waar de workshops en cursussen worden gegeven, wordt uitgegaan van gemiddeld 10.5 parkeerplaatsen. Afgerond zijn er dus 13 parkeerplaatsen benodigd. Op het erf wordt een laadplein met circa 8 parkeerplaatsen gerealiseerd, waar cursisten hun auto kunnen parkeren tijdens het bijwonen van de workshops en cursusen. Voor de overige 3 auto's is op het eigen erf direct naast de nieuwe schuur voldoende ruimte om te parkeren. Voor de woning kan net zoals in de bestaande situatie noordelijk op het terrein worden geparkeerd. Het aspect 'parkeren' levert derhalve geen belemmeringen op voor dit plan. Er worden ook boerderijkamers gerealiseerd. Deze worden alleen gebruikt door de cursisten, daarom wordt als gevolg van de ontwikkeling van de boerderijkamers geen extra parkeerbehoefte verwacht.
Breemorsweg 17, Lattrop
Verkeer
Het plangebied wordt via de bestaande inrit ontsloten op de Breemorsweg. De Breemorsweg wordt op basis van het 'Strategisch Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan Dinkelland 2019' (hierna: GGVP) aangemerkt als een “Overige erftoegangsweg buiten de bebouwde kom” waarvoor een wegintensiteit geldt van <4.000- 6.000 motorvoertuigbewegingen per dag met een rijbaanbreedte van 5- 6 meter. De maximumsnelheid bedraagt 60 km per uur.
De huidige inrichting van de Breemorsweg bestaat uit asfaltverharding met een breedte van circa 5 meter, waardoor het aangemerkt wordt als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom. De huidige maximumsnelheid bedraagt zoals aangegeven 60 km/h. Het profiel van de Breemorsweg past binnen de richtlijnen van Duurzaam Veilig.
Daarnaast beschikt het erf over een inrit die wordt ontsloten op de Kommiezendijk. Deze inrit geeft toegang tot het achtererf van het agrarisch bedrijf. De Kommiezendijk wordt op basis van het GGVP aangemerkt als een “Overige erftoegangsweg buiten de bebouwde kom” waarvoor een wegintensiteit geldt van <4.000- 6.000 motorvoertuigbewegingen per dag met een rijbaanbreedte van 5- 6 meter. De maximumsnelheid bedraagt 60 km per uur.
De huidige inrichting van de Kommiezendijk bestaat uit asfaltverharding met een breedte van circa 5 meter, waardoor het aangemerkt wordt als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom. De huidige maximumsnelheid bedraagt zoals aangegeven 60 km/h. Het profiel van de Kommiezendijk past binnen de richtlijnen van Duurzaam Veilig.
Omdat op de locatie aan de Breemorsweg een grote lichtboxstal wordt gesloopt is het aannemelijk dat het verkeer als gevolg van deze ontwikkeling niet toe zal nemen. Het aspect 'verkeer' levert geen belemmeringen op voor dit plan.
Parkeren
In voorliggend is geen sprake van een bouwplan of functiewijziging. Als gevolg de sloop van de schuur wordt geen toename in verkeersbehoefte verwacht. Het aspect 'parkeren' levert derhalve geen belemmeringen op voor dit plan.
Disseroltweg 52, Lattrop
Verkeer
Het plangebied wordt via de bestaande inrit ontsloten op de Disseroltweg 52 De Disseroltweg wordt op basis van het 'Strategisch Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan Dinkelland 2019' (hierna: GGVP) aangemerkt als een “Overige erftoegangsweg buiten de bebouwde kom” waarvoor een wegintensiteit geldt van <4.000- 6.000 motorvoertuigbewegingen per dag met een rijbaanbreedte van 5- 6 meter. De maximumsnelheid bedraagt 60 km per uur.
De huidige inrichting van de Disseroltweg bestaat uit asfaltverharding met een breedte van circa 5 meter, waardoor het aangemerkt wordt als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom. De huidige maximumsnelheid bedraagt zoals aangegeven 60 km/h. Het profiel van de Disseroltweg past binnen de richtlijnen van Duurzaam Veilig.
Daarnaast beschikt het erf over een inrit die wordt ontsloten op de Frensdorferweg. Deze inrit geeft toegang tot het achtererf van het bedrijf. De Frensdorferweg wordt op basis van het GGVP aangemerkt als een “Overige erftoegangsweg buiten de bebouwde kom” waarvoor een wegintensiteit geldt van <4.000- 6.000 motorvoertuigbewegingen per dag met een rijbaanbreedte van 5- 6 meter. De maximumsnelheid bedraagt 60 km per uur.
De huidige inrichting van de Frensdorferweg bestaat uit asfaltverharding met een breedte van circa 5 meter, waardoor het aangemerkt wordt als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom. De huidige maximumsnelheid bedraagt zoals aangegeven 60 km/h. Het profiel van de Erfdorferweg past binnen de richtlijnen van Duurzaam Veilig.
Op de Disseroltweg zijn enkele snelheidsremmende maatregelen getroffen: ter plaatse van de kruising Disseroltweg/Frensdorferweg is een snelheidsremmer in de vorm van een drempel aangelegd. Doordat het kruispunt is voorzien van een drempel (verhoging) wordt de snelheid van het (doorgaande) verkeer beperkt.
Op de locatie wordt een kapschuur. Dit gebouw heeft geen grote verkeersaantrekkende functie. Daarnaast wordt een kantoortje met 8 m2 uitgebreid. Gezien de omvang zal dit niet leiden tot een grote toename in verkeersbewegingen. De uitbreiding van het bestemmingsvlak zorgt ervoor dat de gebouwen die nu net over de bestemmingsgrens staan binnen de bestemming komen te liggen. Een gedeelte van de aangrezende agrarische grond wordt in de toekomstige situatie gebruikt voor buitenopslag. Beide ontwikkelingen hebben geen verkeersaantrekkende werking. Het is daarom aannemelijk dat de verkeersgeneratie als gevolg van deze ontwikkeling niet of nauwelijks toe zal nemen. Het aspect 'verkeer' levert geen belemmeringen op voor dit plan.
Parkeren
Als gevolg van de uitbreiding van de kapschuur en de geringe uitbreiding van het kantoor wordt geen toename in verkeersbehoefte verwacht. De uitbreiding van het bestemmingsvlak zorgt ervoor dat de gebouwen die nu net over de bestemmingsgrens staan binnen de bestemming komen te liggen. Een gedeelte van de aangrenzende agrarische grond wordt in de toekomstige situatie gebruikt voor buitenopslag. Beide ontwikkelingen hebben geen verkeersaantrekkende werking en zullen niet zorgen voor extra parkeerbehoefte. Het aspect 'parkeren' levert derhalve geen belemmeringen op voor dit plan.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Planopzet En Systematiek
De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
5.2 Toelichting Op De Regels
5.2.1 Opbouw
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, zoals verplicht is sinds 1 juli 2013. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Navolgend wordt de opbouw, indeling en systematiek van de regels kort toegelicht.
Inleidende regels
- Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatievweerschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
- Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Bestemmingsregels
De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
- bestemmingsomschrijving:
De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;
- bouwregels:
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);
- afwijken van de bouwregels:
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels ten aanzien van het oppervlak en de vorm van bijbehorende bouwwerken;
- specifieke gebruiksregels:
In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
- afwijken van de gebruiksregels:
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik van hoofdgebouwen;
- wijzigingsregels
In dit onderdeel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden gekoppeld aan de desbetreffende bestemming. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Algemene regels
- Anti-dubbeltelregel:
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
- Algemene bouwregels:
In dit artikel worden de algemene bouwregels voor het bouwen beschreven, onverminderd het bepaalde in de overige artikelen;
- Algemene gebruiksregels:
Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin;
- Algemene aanduidingsregels:
In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven;
- Algemene afwijkingsregels:
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
- Algemene wijzigingsregels:
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
- Overige regels:
Hier staan regels geformuleerd ten aanzien van bijvoorbeeld welstand en wegverkeerslawaai en er wordt de mogelijkheid geboden om nadere eisen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Overgangs- en slotregels
- Overgangsrecht:
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;
- Slotregel:
Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
5.2.2 Bestemmingen
Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de volgende bestemmingen in dit plan opgenomen:
Bestemmingen
- Agrarisch- 1
De bestemming Agrarisch-1 blijft ook na de sloop van de lichtboxstal gehandhaafd voor de locatie Breemorsweg 17 in Lattrop. Het bouwvlak en de oppervlakte van de bestemming blijven ongewijzigd. De gezamelijke oppervlakte aan bedrijfsbebouwing bedraagt 601 m2.
- Bedrijf
De bestemming Bedrijf ter plaatse van de locatie aan de Disseroltweg 52 blijft ongewijzigd. De gezamelijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, waaronder onverkappingen, zal ten hoogste 3114 m2 bedragen.
- Groen
De gronden binnen de bestemming groen zijn bestemd voor onder andere groenstroken en speelvoorzieningen. Bij recht zijn alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan. De plaatsing van speeltoestellen of kunstwerken is onder voorwaarden mogelijk. Onder deze bestemming vallen ook voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. Tevens is onder voorwaarden medegebruik van de gronden in de vorm van evenementen toegestaan.
- Bos - Natuur
De voor 'Bos - Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor bos en bebossing, waaronder houtsingels, natuur, het behoud, het herstel en de ontwikkeling van cultuurhistorie, de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bos- en natuurgebieden, beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of partijen, als dan niet mede bestemd voor waterberging. Het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden van deze gebieden staan voorop.
- Wonen
De voor wonen aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor de functie wonen. De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor woonhuizen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, mantelzorg en boerderijkamers, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - boerderijkamers”. De gezamelijke oppervlakte van de bijgebouwen (nieuwe schuur, de bestaande (kleine) en de mantelzorgwoning) bedraagt 466 m2.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden
naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
De gemeentelijke kosten, waaronder leges en planschadekosten, komen voor rekening van de aanvrager. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Vooroverleg
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Overijssel
De provincie Overijssel heeft in juli 2016 een uitzonderingslijst opgesteld van categorieën bestemmingsplannen en projectbesluiten van lokale aard waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is. Het plan zal bij de ter inzage van het ontwerp ter kennisgeving aan de provincie worden voorgelegd.
Waterschap Vechtstromen
Op 27 oktober 2023 is het plan via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vechtstromen. De conclusie van die digitale toets is dat het waterschap een positief advies geeft. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.
7.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 29 december 2023 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.