KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
Artikel 4 Bos - Natuur
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing Hengelosestraat 3z Deurningen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Plan
2.1 Ontstaansgeschiedenis En Landschapstypologie
2.2 Huidige Situatie
2.3 Toekomstige Situatie
2.4 Landschappelijke Inpassing Hengelosestraat 3z
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid Overijssel
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
4.2 Milieuzonering
4.3 Geur
4.4 Bodem
4.5 Geluid
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Water
4.9 Ecologie
4.10 Archeologie En Cultuurhistorie
4.11 Verkeer / Parkeren
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Planopzet En Systematiek
5.2 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Vooroverleg
7.2 Zienswijzen
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing Hengelosestraat 3z Deurningen
Bijlage 2 Verkennend (Asbest)bodemonderzoek Hengelosestraat 3z Deurningen
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Hengelosestraat 3z Deurningen
Bijlage 4 Digitale Watertoets Hengelosestraat 3z Deurningen
Bijlage 5 Digitale Watertoets Vliegveldstraat 20 Deurningen
Bijlage 6 Quickscan Natuurwaarden Vliegveldstraat 20, Deurningen
Bijlage 7 Aerius Hengelosestraat 3z En Vliegveldstraat 20 Deurningen
Bijlage 8 Advies Odt Aeriusberekening

Buitengebied, Hengelosestraat 3Z Deurningen

Bestemmingsplan - Gemeente Dinkelland

Vastgesteld op 28-03-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan "Buitengebied, Hengelosestraat 3Z en Vliegveldstraat 20 Deurningen" met identificatienummer NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01 van de gemeente Dinkelland;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aan- en uitbouw

een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uit maakt van dat (hoofd)gebouw);

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestaand

legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijzondere woonvorm

een woonvorm waar bewoners niet nagenoeg zelfstandig wonen, met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding);

1.12 bijgebouw

een gebouw, dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;

1.13 bosbouw

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, dan wel gronden die samen één bestemmingsvlak vormen aangeduid door een relatie, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.20 extensief dagrecreatief medegebruik

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vis- of picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vis- of picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.24 hoofdverblijf

het adres/de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, waarbij betrokkene moet zijn ingeschreven in de Gemeente Basisadministratie Persoonsgegevens op dat adres en/of betrokkene het adres heeft opgegeven bij de Belastingdienst als hoofdadres en/of uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat het adres als hoofdverblijf moet worden aangemerkt;

1.25 huishouden

een zelfstandig dan wel samenwonend persoon of personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals keuken, sanitaire voorzieningen en entree. Bedrijfsmatige kamerverhuur en bijzondere woonvormen wordt daaronder niet begrepen;

1.26 kap

een dak met een zekere helling;

1.27 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en prostitutie, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.28 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.29 normaal onderhoud

het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.30 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.31 overkapping

een bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.32 peil

  1. a. indien op het land wordt gebouwd:
    1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    2. 2. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    3. 3. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    4. 4. de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  2. b. indien over of in het water wordt gebouwd:
    1. 1. het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.33 parkeren

een geparkeerd voertuig is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen;

1.34 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.35 permanente bewoning

bewoning door een of meer personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken;

1.36 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie en waarvoor geen winkelruimtes worden ingericht;

1.37 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.38 prostitutiebedrijf

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;

1.39 relatie

één bestemmingsvlak vormend;

1.40 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.41 stallen

in een garage of andere bewaarplaats zetten;

1.42 voertuig

vervoermiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren;

1.43 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw, als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.44 wonen

het gehuisvest zijn in een woning;

1.45 woning

een complex van ruimten in een gebouw uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.46 wooneenheid

een tot bewoning bestemd gebouw of onderdeel van een gebouw dat, vanuit bouwtechnisch oogpunt gezien, blijvend is bestemd voor permanente bewoning, voldoet aan alle criteria die van toepassing zijn op woningen, behalve aan het hebben van een keuken en/of een toilet en/of een douche, waarbij de aan de wooneenheid ontbrekende voorzieningen wel als gemeenschappelijke voorzieningen ter compensatie moeten zijn gelegen in hetzelfde gebouw;

1.47 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 afstand tot de (bouw)perceelgrens

tussen de grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het agrarisch gebruik;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
  3. c. het uitvoeren van erfinrichtingsplannen en landschapsplannen

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
  2. e. doeleinden van agrarisch natuurbeheer;
  3. f. cultuurgrond;
  4. g. openbare nutsvoorzieningen;
  5. h. extensief dagrecreatief medegebruik;
  6. i. wegen en paden;
  7. j. beken, plassen, poelen, vennen, sloten, en/of andere watergangen en/of -partijen;

met de daarbijbehorende:

  1. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting;
  4. d. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het bouwperceel, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar);
  5. e. het opslaan van zand, steen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen materialen, langer dan zes maanden per jaar;
  6. f. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik of de bereikbaarheid van bebouwde percelen;
  7. g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
  8. h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van eigen en streekeigen producten;
  9. i. het gebruik van de gronden ten behoeve van containerteelt
  10. j. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  11. k. het gebruik van de gronden ten behoeve van de aanleg van een waterbassin;

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.3 onder j en toestaan dat gronden, voorzover gelegen binnen dan wel direct grenzend aan het bouwperceel dan wel direct grenzend aan een bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik, met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:

  1. a. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
  2. b. er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
  3. c. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
  4. d. de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5,00 m en 3,00 m bedragen;
  5. e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden van de historische buitenplaatsen.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

Artikel 4 Bos - Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bos - natuur" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. natuur, bosbouw en houtproductie;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bos- en natuurgebieden;
  3. c. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of –partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. het extensief agrarisch medegebruik;
  2. e. het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  3. f. wegen en paden;
  4. g. openbare nutsvoorzieningen;
  5. h. terreinen voor evenementen;

met de daarbijbehorende:

  1. i. overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  2. b. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  3. c. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
  4. d. het dempen van beken, plassen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (ontsluitings)wegen;
  2. b. paden;
  3. c. bruggen, dammen en/of duikers;
  4. d. sloten, bermen en beplanting;
  5. e. een parkeerterrein, indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding “parkeerterrein”;
  6. f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van onverharde wegen en wegen die op de verbeelding niet zijn voorzien van een dwarsprofiel.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevngsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 5.2.2 en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 15,00 m, mits:
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor:
    1. 1. een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
    2. 2. mantelzorg;

met de daarbij behorende:

  1. b. tuinen, erven en terreinen;
  2. c. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 6.2.1 onder b en toestaan dat een hoofdgebouw wordt gebouwd in afwijking van de situering van het bestaande hoofdgebouw, mits:
    1. 1. de huidige situering van het hoofdgebouw belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd ten gunste van een goed woon- en leefklimaat, al dan niet vanwege stedenbouwkundige redenen;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. het bepaalde in lid 6.2.1 onder d en toestaan dat de inhoud van een woning wordt vergroot, mits:
    1. 1. de inhoud van de woning ten hoogste de inhoud van het hoofdgebouw zal bedragen;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. het bepaalde in lid 6.2.2 onder c en d en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 200 m², mits:
    1. 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van stalruimte voor dieren en/of de opslag van materieel dat gebruikt wordt voor het onderhoud van eigen gronden dan wel in situaties waar al 100 m² aan stalruimte voor dieren en/of de opslag van materieel aanwezig is;
    2. 2. er sprake is van eigendom van gronden buiten het erf met een omvang van ten minste 5.000 m²;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. het bepaalde in lid 6.2.2 onder g en toestaan dat aan- en uitbouwen tot ten hoogste 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw worden voorzien van een plat dak, mits:
    1. 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 6.4.1 onder d en toestaan dat een hoofdgebouw wordt gebruikt door meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, mits:
    1. 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of een derde (huishouden van een) persoon;
    2. 2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
    3. 3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
    4. 4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
    5. 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  2. b. het bepaalde in lid 6.4 onder e en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    1. 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande hoofdgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    2. 2. er maximaal twee kamers gerealiseerd worden en er maximaal 5 personen aanwezig mogen zijn;
    3. 3. er geen keukenblok in de wooneenheden wordt gemaakt;
    4. 4. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    5. 5. er geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging;
    6. 6. de vestiging alleen is toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
    7. 7. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    8. 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. het bepaalde in lid 6.4 onder g en toestaan dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik, met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    1. 1. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de open­bare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
    2. 2. er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
    3. 3. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
    4. 4. de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5,00 m en 3,00 m bedragen;
    5. 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden van de historische buitenplaatsen.

6.6 Afwijken voorwaardelijke verplichting

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4.2 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 1, andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:

  1. a. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  2. b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik en laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft waar een kampeerterrein voor klein kamperen is toegestaan;
  2. b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  3. c. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. d. het gebruik van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en horecaterreinen en/of standplaatsen voor detailhandel, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 14 dagen omvatten;
  5. e. het storten van puin en afvalstoffen;
  6. f. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  7. g. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
  2. b. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen en toestaan dat vóór een voorgevel wordt gebouwd op de wijze van:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. 3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits de afstand vanuit de voorgevel niet meer dan 1,50 m zal bedragen;

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Regels parkeren

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 11.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het 11.1 sub a met maximaal 10%.
  3. c. 11.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 11.2 sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in 11.2 sub a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. 11.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan: Buitengebied, Hengelosestraat 3Z en Vliegveldstraat 20 Deurningen.

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing Hengelosestraat 3z Deurningen

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor de locatie Hengelosestraat 3Z in Deurningen is een plan ontwikkeld. De initiatiefnemers willen van de bestaande recreatiewoning een reguliere woning maken. Daarnaast wordt de bestaande bedrijfswoning op de vrachtwagenparkeerplaats Frans op den Bult aan de Vliegveldstraat 20 in Deurningen gesloopt. Ter plaatse van de bedrijfswoning worden extra parkeerplaatsen mogelijk gemaakt.

Beide locaties maken onderdeel uit van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2010', welke is vastgesteld op 18 februari 2010. De locatie aan de Hengelosestraat 3Z is voorzien van de bestemmingen 'Recreatie - Recreatiewoningen' en 'Bos - Natuur'. Voor gronden van de locatie op het parkeerterrein Frans op den Bult geldt de bestemming 'Bedrijf'. De beoogde ontwikkelingen op de twee locaties passen niet binnen de mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan. Om het plan juridisch-planologisch mogelijk te maken is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld om deze ontwikkeling mogelijk te maken.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Ligging

Het voorliggende bestemmingsplan maakt ontwikkelingen mogelijk op twee locaties. De locatie van de huidige recreatiewoning bevindt zich op het perceel van de Hengelosestraat 3Z in Deurningen. Deze locatie is gelegen tussen Hengelo en Oldenzaal. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Weerselo, sectie N, perceelnummer 1334.

De bestaande bedrijfswoning op het parkeerterrein Frans op den Bult bevindt zich op het perceel van de Vliegveldstraat 20 in Deurningen. Ook deze locatie is gelegen tussen Hengelo en Oldenzaal, direct naast de Rijksweg A1. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Weerselo, sectie M perceelnummers 3647 en 3649. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0001.png"Figuur 1.1: Ligging van de planlocaties (bron: Ruimtelijke plannen)

Begrenzing

De begrenzing van de locatie aan de Hengelosestraat 3Z is in figuur 1.2 weergegeven (rood omkaderd). In dit figuur is een luchtfoto weergegeven waarop de locatie te zien is. Zie de verbeelding voor de exacte begrenzing van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0002.png"Figuur 1.2: begrenzing locatie Hengelosestraat 3Z (bron: Ruimtelijke plannen)

De begrenzing van de locatie aan de Vliegveldstraat 20 is in figuur 1.2 weergegeven (rood omkaderd). In dit figuur is een luchtfoto weergegeven waarop de locatie te zien is. Zie de verbeelding voor de exacte begrenzing van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0003.png"Figuur 1.3: begrenzing locatie Vliegveldstraat 20 bron: Ruimtelijke plannen)

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Voor de beide locaties geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010' van de gemeente Dinkelland. Het bestemmingplan is door de gemeenteraad op 18 februari 2010 vastgesteld en op 20 april 2012 onherroepelijk geworden.

Locatie Hengelosestraat 3Z

In figuur 1.4 is een fragment uit de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen ter plaatse van de locatie Hengelosestraat 3Z.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0004.png"Figuur 1.4: fragment bestemmingsplan 'Buitengebied 2010', locatie Hengelosestraat 3Z (bron: Ruimtelijke plannen)

Voor de locatie Hengelosestraat 3Z zijn de bestemmingen 'Recreatie - Recreatiewoning' en 'Bos - Natuur' opgenomen. De gronden met de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' zijn bestemd voor recreatiewoningen. Binnen het bestemmingsvlak is één recreatiewoning toegestaan. De bestemming 'Bos - Natuur' is opgenomen voor natuur, bosbouw en houtproductie.

Aan het plangebied is de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoningen' en 'Bos - natuur' toegekend zonder aanduidingen. De gronden zijn daarmee in eerste instantie bestemd voor respectievelijk recreatiewoningen en natuur, bosbouw en houtproductie.

Het geldende bestemmingsplan biedt daarmee geen mogelijkheden om de bestaande recreatiewoning te gebruiken als reguliere woning. Een herziening van het geldende bestemmingsplan is noodzakelijk.

Locatie Vliegveldstraat 20

In figuur 1.5 is een fragment uit de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen ter plaatse van de locatie Vliegveldstraat 20.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0005.png"Figuur 1.5: fragment bestemmingsplan 'Buitengebied 2010', locatie Vliegveldstraat 20 (bron: Ruimtelijke plannen)

De gronden ter plaatse van de locatie Vliegveldstraat 20 zijn aangewezen met de bestemming 'Bedrijf'. Deze gronden zijn bestemd voor bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen. Er mogen binnen het bestemmingsvlak uitsluitend gebouwen en overkappingen worden gebouwd voor één bedrijf.

Conclusie

De beoogde ontwikkelingen op beide locatie past niet binnen de mogelijkheden van het geldende bestemmingsplan. Om die reden is er een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin.

1.4 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het onderhavige bestemmingsplan 'Buitengebied, Hengelosestraat 3Z en Vliegveldstraat 20 Deurningen' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.

  • Verbeelding (identificatie NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01);
  • Bijlagen bij de toelichting;
  • Regels;

1.5 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten met bijbehorende onderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.

Hoofdstuk 2 Het Plan

2.1 Ontstaansgeschiedenis En Landschapstypologie

De beide locaties liggen in het landschaptype jong heide- en broekontginningslandschap en dichtbij het Oude hoevenlandschap. Het eerste landschap kenmerkt zich door grote oppervlakte aan – voormalige – natte en droge heidegronden die oorspronkelijk functioneel verbonden waren met het essen- en oude hoevenlandschap; hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal; in de stal bemeste plaggen dienden als structuurverbeteraar en bemesting voor de akkergronden op de essen. Na de uitvinding van kunstmest ging deze functie verloren en werden deze gronden grotendeels in cultuur gebracht. Aanvankelijk kleinschalig en min of meer individueel door keuterboertjes, later werd de ontginning planmatig en grootschalig aangepakt (tot in de jaren 60 van de 20e eeuw).

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0007.png"Figuur 2.1 Historische topografische kaarten omgeving ca. 1925 (boven) en ca. 1975 (onder) (Bron: Topotijdreis)

2.2 Huidige Situatie

Hengelosestraat 3Z

In de huidige situatie is er aan de Hengelosestraat 3Z in Deurningen sprake van een recreatiewoning met daarbij behorend een tuin. Tevens zijn er een garage in de vorm van een overkapping een schuur en twee kleine bijgebouwen aanwezig. De garage heeft een oppervlakte van ca. 30 m². Op het meest westelijke gedeelte van het plangebied staat één van de kleine bijgebouwen. Dit schuurtje is voor de dieren en heeft een oppervlakte van ca. 7,5 m². Het tweede kleine bijgebouw bevindt zich ten oosten van de recreatiewoning en heeft ook een oppervlakte van ca. 7,5 m². Rondom de tuin bij de recreatiewoning bevindt zich een bos. De ontsluiting vindt aan de zuidoostkant van het perceel plaats over het naastgelegen terrein naar de doorgaande weg, de Hengelosestraat. Figuur 2.2 toont een luchtfoto van de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0008.png"Figuur 2.2: luchtfoto huidige situatie Hengelosestraat 3Z (bron: pdok viewer)

Aan de overkant van de Hengelosestraat is het Landgoed op den Bult gelegen met daarnaast de horecagelegenheid Frans op den Bult.

Vliegveldstraat 20

De planlocatie aan de Vliegveldstraat 20 bevindt zich op het parkeerterrein Frans op den Bult. In het midden van dit parkeerterrein is een bedrijfswoning aanwezig, behorende bij Frans op den Bult. Rondom de bedrijfswoning is de grond ingericht als tuin met veel groen. Het parkeerterrein en de bedrijfswoning zijn te bereiken vanaf de Oldenzaalsestraat, ten noorden van het parkeerterrein. De planlocatie wordt hieronder door middel van een luchtfoto weergegeven (figuur 2.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0009.png"Figuur 2.3: luchtfoto huidige situatie Vliegveldstraat 20 (bron: pdok viewer)

2.3 Toekomstige Situatie

Hengelosestraat 3Z

In de toekomstige situatie zal de recreatiewoning op het perceel aan de Hengelosestraat 3Z als reguliere woning gebruikt gaan worden. Daarnaast vindt er een uitbreiding van de woning plaats. De bestaande overkappingen aan weerszijde van de woning zullen worden verwijderd en vervangen door een uitbreiding van het hoofdgebouw. De aanwezige garage (ca. 30 m²), gelegen aan de noordzijde van de woning, blijft behouden. Tevens blijven de twee kleine bijgebouwen (beide ca. 7,5 m²) en het meest zuidelijke bijgebouw (ca. 20 m²) behouden die gebruikt worden voor o.a. een stal voor dieren en het onderhoud van het perceel. Verder wordt er een nieuw bijgebouw van ca. 137 m² gerealiseerd. Dit bijgebouw is ten westen van de woning beoogd. De totale oppervlakte aan bijgebouwen blijft onder de 200 m².

In figuur 2.4 staat de nieuwe situatie ten aanzien van woning en bijbehorende bouwwerken weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0010.png"

Figuur 2.4: impressie nieuwe situatie woning en bijbehorende bouwwerken (bron: bouwkundig bureau Grave)

Figuur 2.5 toont een plattegrond en gevelaanzicht van de woning in de toekomstige situatie. Op figuur 2.6 staat een plattegrond en gevelaanzicht van het nieuw te bouwen vrijstaande bijgebouw weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0012.png"

Figuur 2.5: impressie toekomstige situatie hoofdgebouw (bron: bouwkundig bureau Grave)

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0014.png"Figuur 2.6: impressie toekomstige situatie nieuw te bouwen bijgebouw (bron: bouwkundig bureau Grave)

De inhoud van het hoofdgebouw mag ten hoogste 750 m³ bedragen. De bijgebouwen zullen gezamenlijk een oppervlakte hebben van meer dan 100 m2. Door middel van het afwijken van de bouwregels zal een uitbreiding van bijgebouwen tot 200 m2 mogelijk zijn, omdat er sprake is van eigendom van gronden buiten het erf met een omvang van ten minste 5.000 m². Daarnaast zullen de (bestaande) bijgebouwen gebruikt worden ten behoeve van stalruimte voor dieren, werkplaats en opslag van materieel voor het onderhoud van de percelen. In paragraaf 2.4 wordt nader ingegaan op de landschappelijke inpassing.

Vliegveldstraat 20

Op de locatie Vliegveldstraat 20 wordt de bestaande bebouwing gesloopt. Door de sloop van de bestaande bebouwing ontstaat er ruimte voor extra parkeerplaatsen voor vrachtwagens. Er zal circa 3.500 m² extra parkeerterrein gerealiseerd worden.

Behoefte uitbreiding parkeerterrein
In de provincie Overijssel is al jaren een tekort aan vrachtwagenparkeerplaatsen. De parkeerplaatsen langs de snelwegen staan 's nachts vol met vrachtwagens. Daarnaast wordt er geparkeerd op vluchtstrook, langs het onderliggende wegennet en andere ongewenste locaties. De problemen concentreren zich vaak langs de snelwegen en op diverse bedrijventerreinen. Hierdoor ontstaat overlast en is er sprake van een verkeersonveilige situatie.

De provincie heeft de ambitie om een netwerk te realiseren van veilige en beveiligde truckparkings met passende voorzieningen en de juiste geografische spreiding. Hiermee wil de provincie bereiken dat chauffeurs kunnen rusten (volgens Europese voorschriften), zodat de weg veiliger wordt gebruikt, de parkings optimaal worden benut en overlast elders wordt voorkomen. Ter voorkoming van overlast en verkeersonveiligheid is de realisatie van meer beveiligde vrachtwagenparkeerplaatsen dus van algemeen belang.

2.4 Landschappelijke Inpassing Hengelosestraat 3z

Het landschap dat wij nu typeren als jong heide- en broekontginningslandschap bestond vroeger uit uitgestrekte heide velden en natte laagtes. De hoger gelegen drogere delen van deze woeste gronden werden gebruikt voor de beweiding van schapen en het steken van plaggen voor de bemesting van de essen. De grote oppervlakte aan – voormalige – natte en droge heidegronden was dan ook oorspronkelijk functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap.

De structuur van het landschap is ontstaan ten tijde van technische, medische en chemische uitvindingen (zoals kunstmest) in de 18e en 19de eeuw, die de ontginning van moerige gronden en heidevelden rendabel maakten. De heidevelden, vennen en stuifzanden zijn rond 1900 op grote schaal ontgonnen en vervolgens agrarisch in gebruik genomen. Er ontstond een rationeel boerenland met de lange rechte wegen in een schaakbordachtige structuur, de regelmatige, grote landbouw kavels en de regelmatige verspreide boerderijen. De dragende structuren worden gevormd door groene en blauwe raamwerken. Een rechtlijnig landschap met laanbeplanting langs de wegen, erfbeplanting langs de perceelranden en enkele boscomplexen.

Het perceel van Hengelosestraat 3Z bevindt zich op een open plek in het omliggende boscomplex. Op historische topografische kaarten is de huidige rechtlijnige structuur van het landschap te herkennen. De open plek in het bos is eveneens reeds langere tijd aanwezig geweest als heideperceel/woeste grond. De initiatiefnemers hebben ten noorden van de woning een weide gemaakt voor hobbyvee waarbij op de perceelsgrens gebiedsvreemde beplanting met boomvormers is geplaatst. Deze houtsingel zal worden vervangen door een houtsingel met inheems bosplantsoen. Zodoende wordt de gewenste afscheiding met een lineaire structuur gerealiseerd. Het landschappelijke inpassingsplan is als bijlage bij deze toelichting toegevoegd, zie Bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0015.png"

Figuur 2.6 toont de landschappelijke inpassing van het perceel aan de Hengelosestraat 3Z te Deurningen (bron: Ad Fontem)

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.

De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.

De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.

Onderhavig plan

Op basis van vaste jurisprudentie (ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921 en ABRvS 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953) blijkt dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling, indien er 11 woningen worden gerealiseerd. Wanneer er 12 of meer woningen gerealiseerd worden, dan is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Voor de locatie aan de Hengelosestraat 3Z geldt dat het voorliggende plan slechts één reguliere woning mogelijkmaakt. Om die reden is voor deze locatie de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing.

Volgens de uitspraak (ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921), moet wanneer de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is, gemotiveerd worden dat de ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en uitvoerbaar is.

Voor wat betreft de uitbreiding van het parkeerterrein aan de Vliegveldstraat 20 te Deurningen geldt dat er momenteel een bedrijfswoning aanwezig is. Daarnaast zijn er rondom de locatie verschillende functies te vinden, zoals horeca, bedrijvigheid en wonen. In artikel 1.1.1 onder h van het Bro is de volgende omschrijving van 'bestaand stedelijk gebied' opgenomen: ‘bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’. Gelet op de ligging van de locatie en de verschillende functies in de directe omgeving kan gesteld worden dat de locatie gelegen is in 'bestaand stedelijk gebied'.

De behoefte aan de uitbreiding van het parkeerterrein staat in paragraaf 2.3 aangegeven. Hieruit blijkt dat er sprake is van een behoefte aan nieuwe parkeerplaatsen. De beoogde ontwikkeling voldoet daarmee aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Op voorhand kan worden gesteld dat er vanuit milieutechnische oogpunten geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan. Hier wordt nader op ingegaan in Hoofdstuk 4 van het voorliggende bestemmingsplan.

Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en dat de ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Een verdere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is niet noodzakelijk.

3.2 Provinciaal Beleid Overijssel

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur aangehaald in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.

Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel van de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  • generieke beleidskeuzes;
  • ontwikkelingsperspectieven;
  • gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.

Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.

Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0016.png"Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: provincie Overijssel)

Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

Generieke beleidskeuzes

Of een ontwikkeling mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes. In Hierbij is onder andere het principe van 'zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik' (artikel 2.1.3) van belang die er voor staat dat in eerste instantie bestaande bebouwing en stedelijk gebied wordt benut, voordat er nieuwbouw in de groene omgeving plaatsvindt.

artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

lid 1

Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:

  • dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
  • dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.

Doorwerking voor voorliggend plan:

De beoogde ontwikkeling voorziet in het omzetten van een bestaande recreatiewoning naar een reguliere woning. Daarnaast wordt een bedrijfswoning met de daarbij behorende bebouwing gesloopt. Hiervoor in de plaats worden extra parkeerplaatsen mogelijk gemaakt op het rondom de planlocatie gelegen parkeerterrein. Voor de locatie aan de Hengelosestraat 3Z geldt dat de oppervlakte van de woonbestemming wordt verruimd ten opzichte van de huidige recreatiebestemming. Echter wordt er door middel van een goede landschappelijke inpassing geïnvesteerd in het groen. Door de aanplant van een brede houtsingel wordt er meer groen toegevoegd. Hiermee wordt de ruimere oppevlakte van de woonbestemming gecompenseerde en wordt er voldaan aan artikel 2.1.3 van de omgevingsverordening.

artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit

In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.

Doorwerking voor voorliggend plan:

Met de bestemmingswijziging van de recreatiewoning naar een reguliere woning wordt de ruimtelijke kwaliteit versterkt door het realiseren van een goede landschappelijke inpassing. Het plan voorziet in de aanplant van nieuw groen en een diversiteit aan flora.

De sloop van de bedrijfswoning en het realiseren van parkeerplaatsen heeft geen directe invloed op het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Wel kan gesteld worden dat de locatie geschikt is voor het realiseren van de parkeerplaatsen. Er wordt immers aangesloten op het reeds bestaande parkeerterrein.

Gesteld kan worden dat het voorliggende initiatief voldoet aan artikel 2.1.5 van de omgevingsverordening.

artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

lid 1

Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving kunnen – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3 en artikel 2.1.4 en het bepaalde in artikel 2.1.5 – voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene Omgeving, uitsluitend indien hier sociaal-economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

lid 2

Lid 1 is niet van toepassing op de bedrijfsontwikkeling en nieuwvestiging van agrarische bedrijven en op zelfstandige opstelling van zonnepanelen.

lid 3

In aanvulling op het gestelde onder 1 geldt voor nieuwe ontwikkelingen die plaatsvinden op gronden die vallen binnen het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water en die niet zijn aangeduid als Natuurnetwerk Nederland (NNN), geldt de voorwaarde dat de compensatie door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving gericht dienen te zijn op de versterking van de kwaliteit van natuur, water en landschap.

Doorwerking voor voorliggend plan:

De locatie aan de Hengelosestraat 3Z bevindt zich in de Groene Omgeving. Met de ontwikkeling op deze locatie wordt er relatief weinig bebouwing toegevoegd. Echter wordt ter compensatie hiervan de groenstructuur versterkt. Dit komt ten goede van de ruimtelijke kwaliteit. Om dit te waarborgen is een inrichtingsplan opgesteld, zie Bijlage 1.

artikel 2.8 Bos en natuurgebieden buiten het NNN

Lid 1

Bestemmingsplannen die betrekking hebben op bestaande natuur voorzien in een specifieke, daarop toegesneden bestemming die gericht is op behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.

Lid 2

Bestemmingsplannen als bedoeld in lid 1 voorzien niet in ontwikkelingen waardoor de aanwezige en te ontwikkelen natuur- en landschapswaarden worden aangetast.

Lid 3

In afwijking van het gestelde onder 2 kunnen ontwikkelingen die uit een oogpunt van zwaarwegende maatschappelijke belangen noodzakelijk zijn worden toegestaan als:

  1. a. er geen reële alternatieven zijn,
  2. b. de negatieve effecten van de ontwikkeling zo beperkt mogelijk worden gehouden
  3. c. de overblijvende negatieve effecten in voldoende mate worden gecompenseerd.
  4. d. een heldere onderbouwing wordt aangeleverd van het bepaalde in lid a, b en c.

Lid 4

In afwijking van het gestelde onder 2 kunnen kleinschalige ontwikkelingen worden toegestaan als:

  1. a. daardoor de waarde van een bos- of natuurgebied slechts in beperkte mate wordt aangetast en
  2. b. er per saldo sprake is van een versterking van de waarden van het gebied en/of vergroting van het oppervlakte daarvan en
  3. c. is aangetoond dat er in redelijkheid geen alternatieven voor de ingreep mogelijk zijn.

Doorwerking voor voorliggend plan:

In de huidige situatie zijn de gronden voorzien van een recreatie- en bosbestemming. Een groot gedeelte van de tuin is voorzien van de bestemming 'Bos - Natuur'. Echter betreft dit een open plek in het omliggende bos die al jaren voor recreatieve doeleinden gebruikt wordt. Door de tuin te voorzien van een woonbestemming wordt de oppervlakte aan bos dan ook niet verkleind. Door middel van een goede landschappelijke inpassing blijven de karakteristieken en waarden ter plaatse behouden en wordt de groenstructuur versterkt.

Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de landelijke omgeving van belang. In figuur 3.2 is een fragment van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0017.png"Figuur 3.2: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel, de locaties zijn rood omcirkeld (bron: provincie Overijssel)

Volgens de ontwikkelingsperspectievenkaart geldt voor het plangebied het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. In het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' staat ook de ambitie 'Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen' voorop. Het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.

Daarnaast gelden bij alle ontwikkelingsperspectieven de ruimtelijke kwaliteitsambities:

  • zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;
  • sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel;
  • continu en beleefbaar watersysteem.

De beoogde bestemmingswijziging van een recreatiewoning naar een reguliere woning heeft geen invloed op het landschap en de ruimtelijke identiteiten van de provincie Overijssel. Rondom het restaurant met de bedrijfswoning is een parkeerterrein gelegen. Hier zijn dan ook geen kenmerken van het landschap aanwezig.

De plannen op de twee locaties doen geen afbreuk aan het eigen karakter van het gebied en leveren geen extra belemmeringen op voor functies in de omgeving.

Gebiedskenmerken

Voor het plangebied gelden de volgende gebiedskenmerken:

  • natuurlijke laag: 'Dekzandvlakte en ruggen'
  • laag van het agrarisch cultuurlandschap: 'Jonge heide- en broekontginningslandschap'
  • stedelijke laag: 'Informele trage netwerk'
  • stedelijke laag: 'Verspreide bebouwing'

Natuurlijke laag

De natuurlijke laag geeft aan het gebied het kenmerk 'Dekzandvlakte en ruggen'. In figuur 3.3 is een fragment van de betreffende kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0018.png"Figuur 3.3: Natuurlijke laag, Omgevingsvisie Overijssel, de locaties zijn rood omcirkeld (bron: provincie Overijssel)

De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de provincie. Voor dit gebiedskenmerk geldt de ambitie om de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Indien er ontwikkelingen plaats vinden gelden de volgende uitgangspunten:

  • beter zichtbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem;
  • de (strekkings)-richting van het landschap is bepalend.

Ontwikkelingen dienen bij te dragen aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Ter plaatse van de twee locaties zijn de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat niet meer zichtbaar. Om die reden is het niet noodzakelijk om een beschermende bestemmingsregeling op te nemen die gericht is op de instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf. Wel wordt door een goede landschappelijke inpassing de groenstructuur versterkt. Hiermee wordt aangesloten op de ambitie om meer natuurlijke (planten)soorten toe te voegen.

Geconcludeerd kan worden dat er zoveel als mogelijk rekening gehouden wordt met de kenmerken van de Dekzandvlakte en ruggen.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap

De laag van het agrarisch cultuurlandschap kent het kenmerk 'Jonge heide- en broekontginningsladschap' aan het gebied toe. In figuur 3.4 is een fragment van de betreffende kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0019.png"Figuur 3.4: Laag van het agrarische cultuurlandschap, Omgevingsvisie Overijssel, de locaties zijn rood omcirkeld (bron: provincie Overijssel)

De kenmerken van de Jong heide- en broekontginningslandschap zijn de landbouwontginingen relatief grote open ruimtes, deel omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Vaak zijn het 'inbreidings'landschappen met en rommelige driekhoekstructuur als resultaat. De ambitie is de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden een stevig impuls te geven en soms een transformatie wanneer daar aanleiding toe is. De dragende structuren worden gevormd door landschappelijke raamwerken van lanen, bosstroken en waterlopen, die de rechtlijnige ontginningsstructuren versterken. Binnen deze raamwerken is ruimte voor verdere ontwikkeling van bestaande erven en soms de vestiging van nieuwe erven, mits deze een stevige landschappelijke jas krijgen. Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.

Rond de bestaande recreatiewoning die omgezet wordt naar reguliere woning is bos aanwezig. Met de beoogde ontwikkeling gaat er een deel van de bosbestemming verloren. Echter blijft het bos wel behouden. Tevens wordt er nieuw groen aangeplant, waardoor de groenstructuur juist versterkt wordt. In Bijlage 1 bij de toelichting is de landschappelijke inpassing van de woning te vinden.

Voor beide locatie geldt dat er verder geen agrarische structuren te vinden zijn. Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkelingen die plaatsvinden op de twee locaties geen afbreuk doen aan de kenmerken van de laag van het agrarische cultuurlandschap.

De 'Stedelijke laag' en de 'Laag van de beleving' hebben binnen het plangebied geen specifieke kenmerken en blijven daarom verder buiten beschouwing.

Thematische beleidskeuze Mobiliteit

Voor het parkeerterrein aan de Vliegveldstraat 20 te Deurningen is de thematische beleidskeuze 'Mobiliteit' van belang. Voor het thema Mobiliteit geldt de volgende ambitie: Een veilige, betrouwbare (tijdsduur) en vlotte (keten)reis van personen en goederen van en naar stedelijke netwerken binnen en buiten Overijssel.

In paragraaf 10.5.2 van de omgevingsvisie wordt ingegaan op het mobiliteitsnetwerk voor goederenvervoer. De provincie Overijssel kiest voor een aanpak viad de systematiek van de 'Trias Mobilica':

  • het bevorderen van efficiënt vervoer;
  • het veranderen van de wijze van vervoer; en
  • efficiëntere en schonere vervoermiddelen.

Voor het goederenvervoer over de weg, paragraaf 10.5.2.2 van de omgevingsvisie, geldt dat er optimaal gefaciliteerd moet worden. De provincie zet samen met haar partners in op het optimaal faciliteren van goederenvervoer over de weg en het beter benutten van de hoofdinfrastructuur van en naar logistieke hotspots. Als de provincie investeerd zal dit gericht zijn op knelpunten in de infrastructuur van (inter)nationale en regionale betekenis. Algemeen uitgangspunt is dat de aanleg van nieuwe infrastructuur niet alleen tot groei van goederenstromen door Overijssel mag leiden, maar ook kansen moet bieden voor logistieke bedrijvigheid in Overijssel. Een belangrijk instrument hierbij is het 'Meerjarenprogramma Aanpak vrachtwagenparkeren Overijssel'.

Behoefte uitbreiding parkeerterrein

De provincie Overijssel wil het goederenvervoer faciliteren op de hoofdwegeninfrastructuur in Overijssel om de geluidsoverlast, verkeersonveiligheid en risico's met gevaarlijke stoffen voor de leefomgeving te beperken. Voor een veilig transport over de weg door uitgeruste chauffeurs, en ter voorkoming van overlast als verkeersonveiligheid en sociale overlast door parkeren op ongewenste locaties, zijn voldoende beveiligde parkeerfaciliteiten nodig. In de Visie vrachtwagenparkeren Overijssel heeft de provincie Overijssel samen met haar partners (wegbeheerders, transporteurs, verladers, bedrijvenparkmanagers en handhavers) zich als doel gesteld dat een netwerk wordt gerealiseerd van duurzame en veilige vrachtwagenparkeerterreinen met bijbehorende (beheers)maatregelen zodat chauffeurs kunnen rusten. Door de juiste randvoorwaarden voor het gebruik, blijvende integrale (beheers)maatregelen en de juiste geografische spreiding worden deze parkeerfaciliteiten optimaal benut en sluiten ze aan op het (inter-)nationale netwerk van parkeerfaciliteiten. In het Meerjarenprogramma Aanpak vrachtwagenparkeren Overijssel wordt hier uitvoering aan gegeven.

Meerjarenprogramma Vrachtwagenparkeren Overijssel

Dit programma komt voort uit de Visie vrachtwagenparkeren Overijssel die de provincie samen met haar logistieke stakeholders heeft opgesteld. De aanpak is gericht op een totaalpakket aan maatregelen en activiteiten die de realisatie van een netwerk van truckparkings met haalbare businesscases mogelijk maken en het gebruik hiervan stimuleren. Dit onder andere door de juiste randvoorwaarden voor het gebruik van het netwerk van truckparkings te creëren en blijvende integrale (beheers)maatregelen als handhaving, communicatie en eenduidige regels. Het netwerk ligt langs de A1, aansluitend op het (inter)nationale netwerk van parkeerfaciliteiten, en op de grotere bedrijventerreinen. Eén van de onderdelen is het stimuleren van aanleg van beveiligde parkeerterreinen, waarbij ook op de reeds aanwezige beveiligde truckparkings in Deventer en in Deurningen (Frans op den Bult) samen met de exploitanten de mogelijkheden tot uitbreiding wordt verkend.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijzigingen volledig in overeenstemming zijn met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Dinkelland

De gemeenteraad van de gemeente Dinkelland heeft op 31 maart 2021 'MijnOmgevingsvisie Dinkelland' vastgesteld. Deze visie gaat over de toekomst van de leefomgeving van de gemeente Dinkelland, waarbij wordt ingegaan op diverse thema's (o.a. leefbaarheid, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid). De visie geeft aan hoe de gemeente Dinkelland en samenleving willen sturen. Wat moet er behouden worden, wat moet er versterkt worden en wat moet er worden ontwikkeld.

De omgevingsvisie 'MijnOmgevingsvisie Dinkelland' gaat uit van vier kernprincipes. Dit zijn manieren van werken: werkwijzen die altijd gelden. De vier principes zijn:

  1. 1. We doen het samen;
  2. 2. We geven het goed voorbeeld;
  3. 3. We wentelen niet af op volgende generaties;
  4. 4. We combineren zoveel mogelijk functies, zodat de beschikbare ruimte optimaal wordt gebruikt.

De gemeente Dinkelland wil een economische sterk buitengebied met veel verschillende functies, waarin alle bewoners en gebruikers aan hun trekken komen. Het Twentse landschap van Dinkelland is een uniek coulisselandschap met houtwallen, singels, essen, ontginningen, natuurgebieden en landgoederen. Dit landschap draagt in grote mate bij aan de identiteit van de streek. De houtwallen en singels vormen verbindingen van natuurgebied naar natuurgebied die voor veel planten en dieren belangrijk zijn. Kortom zowel mensen als dieren voelen zich hier thuis. Het is voor iedereen belangrijk om een sterk en mooi buitengebied te behouden.

In het buitengebied van Dinkelland komen veel verschillende functies voor die allemaal ruimte nodig hebben. Zoals landbouw, natuur, toerisme en bedrijvigheid, recreatie en ook wonen. Daarnaast vragen nieuwe functies om ruimte. Dit zijn bijvoorbeeld de hernieuwbare opwekking van energie en de vraag naar voldoende waterberging.

Al deze functies leggen samen veel druk op het buitengebied. Daarom het uitgangspunt: de goede functies op de goede plek. Combinaties van functies zullen nodig zijn, om alles aan bod te laten komen. De gemeente Dinkelland streeft naar een buitengebied met een mooie balans tussen het landgebruik, de leefbaarheid en de kwaliteit van landschap, bodem, water en lucht. Dat maakt het buitengebied sterker en is gunstig voor de leefbaarheid. Dit wordt gedaan samen met de inwoners, partners en de gebruikers.

De speerpunten voor het buitengebied zijn:

  • toekomstgerichte agrarische sector waarbij duurzamere landbouw wordt gestimuleerd;
  • goede staat van landschap en biodiversiteit waarbij we samenwerking zoeken met de landbouw;
  • kwalitatief toerisme waarbij groei mogelijk is met respect voor landschap en natuur.

Voor de kernen wil de gemeente dat er lekker gewoond kan worden. Daarnaast moet er bedrijvigheid te vinden zijn. Maar ook ruimte om elkaar te ontmoeten en samen te komen. Het wordt steeds moeilijker om voorzieningen in stand te houden. Dit geldt voor winkels, horeca, kerken, cultuurhuizen, sportvoorzieningen en scholen. Nieuwe plannen en combinaties van functies kunnen de kernen krachtiger maken.

De speerpunten voor de kernen zijn:

  • voldoende voorzieningen;
  • aantrekkelijk wonen;
  • ruimte voor ondernemen;
  • leefbare openbare ruimte.

Toets

Op figuur 3.5 staat een fragment van de omgevingsvisiekaart van de gemeente Dinkelland weergegeven met de twee locaties in het rood omcirkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0020.png"Figuur 3.5: Fragment omgevingsvisiekaart (bron: Gemeente Dinkelland)

Hengelosestraat 3Z

Volgens de omgevingsvisiekaart ligt de locatie aan de Hengelosestraat 3Z in het lichtgroene gedeelte. De gebieden in het lichtgroen zijn gericht op ontwikkeling door lage waarde en hoge dynamiek. Het betreft minder waardevolle landschappen waar de afgelopen 80 tot 100 jaar veel veranderd is en waar ruimte voor ontwikkeling is. Met ontwikkelingen kan ingespeeld worden op het volgende:

  • de schaal van het landschap;
  • het agrarische karakter;
  • gemengde functies;
  • bouwwijze en inrichting die in de directe omgeving gebruikelijk is;
  • opgeruimd landschap;
  • geclusterde bebouwing;
  • heldere structuren;
  • verbeteren van de biodiversiteit;
  • vasthouden van water.

Met de ontwikkeling aan de Hengelosestraat 3Z blijft de bestaande bebouwing behouden. De huidige recreatiewoning beschikt over een ruime tuin met daaromheen bos. Hierdoor heeft de locatie een groene uitstraling. Van het bestaande groen wordt op deze locatie niks weggehaald. Ter plaatse van de beoogde schuur zijn momenteel al geen bomen aanwezig. Ten noorden van de planlocatie zijn agrarische gronden gelegen. Deze blijven grotendeels volgens de huidige situatie behouden. Enkel aan de noordwestzijde wordt een houtsingel over een lengte van ca. 80 m aangeplant. Voor het plangebied zelf is geen sprake van een agrarisch karakter. Een woonfunctie kan als passend gezien worden op de locatie.

Vliegveldstraat 20

De locatie aan de Vliegveldstraat 20 maakt volgens de omgevingsvisiekaart onderdeel uit van kernen landelijk. In deze gebieden komen kernen met kleinschalige bebouwing die verbonden zijn met het buitengebied voor. Kenmerkend voor deze kernen is de karakteristieke bebouwing. De dropsranden zijn rafelig en afwisselend. De kleine kernen bieden ruimte voor ontmoetingsplekken. Met ontwikkelingen kan ingespeeld worden op het volgende:

  • het kleinschalige bebouwingsbeeld;
  • aanwezigheid van en zicht op groen en bomen in de kern;
  • behoud van (het zicht op) de kerk en de beleefbaarheid van karakteristieke bebouwing;
  • mogelijkheden om te ontmoeten;
  • de verbondenheid met het buitengebied;
  • de afwisselende dorpsrand;
  • de zichtbaarheid en toegankelijkheid van het omringende landschap met waardevolle cultuurhistorische elementen.

Met de ontwikkeling aan de Vleigveldstraat 20 wordt de bestaande bebouwing gesloopt. Hiervoor worden extra parkeerplaatsen gerealiseerd op het bestaande parkeerterrein. De locatie is gelegen tussen de rijksweg A1 en de provinciale weg N737. Hier is geen sprake van een kenmerkend landschap met cultuurhistorische elementen. Gelet op de ligging tussen de A1 en N737 is de locatie geschikt voor het toevoegen van extra parkeerplaatsen.

Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende plan in lijn is met "MijnOmgevingsvisie Dinkelland".

3.3.2 Buitengebied met kwaliteit

Het buitengebied van Dinkelland kenmerkt zich door een mix van functies als landbouw, natuur, toerisme en bedrijvigheid, recreatie en wonen, al deze functies vragen om ruimte. Daarnaast vragen nieuwe functies om ruimte. Al deze functies leggen samen veel druk op ons buitengebied. Daarom wordt ook voor de toepassing van deze beleidsregel het uitgangspunt gehanteerd: de goede functies op de goede plek. Combinaties van functies zullen nodig zijn, om alles aan bod te laten komen. De gemeente Dinkelland streeft naar een aantrekkelijk en vitaal buitengebied waar een goede balans is tussen landgebruik, ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid en economische activiteiten.

Om dit te kunnen bereiken beschikt de gemeente over diverse beleidsregelingen zoals bijvoorbeeld Rood voor Rood, Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving, Schuur voor Schuur en het VAB+ beleid. Alle beleidsregelingen hebben de afgelopen jaren op hun eigen wijze een bijdrage geleverd aan een aantrekkelijk en vitaal buitengebied en de doelstellingen van deze regelingen sluiten nog prima aan bij de speerpunten voor het buitengebied zoals geformuleerd in MijnOmgevingsvisie Dinkelland.

Doelstelling

Het doel van deze beleidsregel is meervoudig. Enerzijds is deze beleidsregeling bedoeld om de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied in stand te houden en te verbeteren. Anderzijds is het doel van deze beleidsregeling om (economische) ontwikkelingen in het buitengebied mogelijk te maken om zo een bijdrage te leveren aan een vitaal en leefbaar buitengebied.

Toets

Voor de locatie aan de Hengelosestraat 3Z is paragraaf 6.7.1 'Functiewijziging Verblijfsrecreatie naar Wonen' van belang. De functiewijziging van een solitair gelegen recreatiewoning in een reguliere woning/ de functie ‘Wonen’ wordt gezien als nieuwvestiging, hierbij is sprake van het toevoegen van een extra woning. Een functiewijziging van een solitair gelegen recreatiewoning naar een reguliere woning/ de functie ‘Wonen’ wordt uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de regels uit paragraaf 3.5.

Met de sloop van de bedrijfswoning aan de Vliegveldstraat 3Z wordt er niet voldaan aan de genoemde regels uit paragraaf 3.5. Echter is in paragraaf 9.2 een afwijkingsbevoegdheid opgenomen:

Er kan worden afgeweken van de beleidsregels indien de specifieke omstandigheden van een concreet geval hiertoe aanleiding geven.

Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat de afwijkingsbevoegdheid in deze beleidsnotitie ruimer is dan de zogeheten inherente afwijkingsbevoegdheid zoals die bepaald is in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht. De inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 ziet namelijk op bijzondere omstandigheden.

De hier aan de orde zijnde afwijkingsbevoegdheid biedt een zelfstandige mogelijkheid om van de beleidsregels af te wijken. Dit kan zowel in positieve als in negatieve zin zijn. Bij een afwijking van de beleidsregels zal uitdrukkelijk gemotiveerd worden waarom er wordt afgeweken. Het voldoen aan de beleidsregels is dan ook geen garantie dat ook daadwerkelijk medewerking wordt verleend aan de gewenste activiteit. Er kunnen bij een specifieke situatie zodanige feiten en omstandigheden spelen dat geen medewerking wordt verleend ondanks dat aan de beleidsregels wordt voldaan. Het spiegelbeeld kan ook het geval zijn indien niet aan de voorwaarden voldaan wordt maar een ontwikkeling wel voldoet aan de doelstelling van het beleid. Er kunnen bij een specifieke situatie zodanige feiten en omstandigheden spelen dat wel medewerking wordt verleend ondanks dat niet aan de beleidsregels wordt voldaan.

Deze ruimere afwijkingsbevoegdheid past binnen het nieuwe omgevingsgericht werken. Er is meer maatwerk mogelijk. Verder past de afwijkingsbevoegdheid in de lijn van de indringendere toetsing van de bestuursrechter.

Vanwege het algemeen belang van de realisatie van de extra parkeerplaatsen op het parkeerterrein aan de Vliegveldstraat 20 kan er door middel van de afwijkingsbevoegdheid afgeweken worden van de beleidsregels. In de paragrafen 2.3 en 3.2.3 is ingegaan op de behoefte en noodzaak van de uitbreiding van het parkeerterrein.

Geconcludeerd kan worden dat het beoogde plan in lijn is met de beleidsregel 'Buitengebied met kwaliteit'.

3.3.3 Nota 'De casco benadering in Noordoost-Twente'

De gemeente Dinkelland heeft de beleidsnota 'De casco-benadering in Noordoost-Twente' vastgesteld. Het Nationaal Landschap Noordoost Twente is een gebied met zeldzame en unieke landschapskwaliteiten. Het is een gebied met stuwwallen, bronnen, beken en fraaie cultuurlandschappen. Kernkwaliteit is het waardevolle cultuurlandschap met een variatie in open en een kleinschalig besloten landschap. Schaalvergroting in de grondgebonden landbouw staat op gespannen voet met deze kleinschaligheid. Het verdwijnen van landschapselementen op perceelsgrenzen tast het kleinschalige groene karakter aan en leidt tot een afname van landschapsdiversiteit. De gemeente Dinkelland heeft samen met de provincie Overijssel en de gemeenten Tubbergen, Losser en Oldenzaal de ambitie uitgesproken om de tendens van schaalvergroting in de grondgebonden landbouw zodanig vorm te geven dat deze niet ten koste gaat van de kwaliteit van het landschap.

Om vorm en inhoud te geven aan deze ambitie is een generieke methode ontwikkeld: de casco benadering. Voor de gemeente is de casco-benadering te gebruiken als beoordelingskader voor ingrepen in het landschap. Aan de hand van de casco-kaart (figuur 3.4) kan bezien worden of landschappelijke structuren deel uitmaken van het casco.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0021.png"Figuur 3.4: Fragment casco-kaart (bron: www.overijssel.nl/cascokaart)

Op basis van de casco-kaart kan vastgesteld worden of het landschapselement tot het casco behoort of niet; daaruit volgen drie mogelijk aanvragen op basis van het casco, dit zijn:

  1. 1. Regulier casco: het te verwijderen element is geen casco en de initiatiefnemer compenseert op een lijn uit de cascokaart.
  2. 2. Afwijking van de compensatie: het te verwijderen element is geen casco, maar de initiatiefnemer wil compenseren op een andere plek dan aangegeven op de cascokaart.
  3. 3. Afwijking van het casco: het te verwijderen element behoort tot het casco en het te compenseren element ligt of op de cascokaart, zo niet dan is de een aanvraag een combinatie met situatie 2 (afwijking compensatie).

Toets

Uit figuur 3.4 blijkt dat de locatie aan de Hegelosestraat 3Z onderdeel is van een bestaand vlak, groter dan 0,5 ha, niet in natuur. De regels van de casco-benadering gelden niet voor:

  • Punt elementen (zoals poelen en solitaire bomen).
  • Lijn elementen (zoals stijlranden en zandwegen).
  • Beplanting binnen bouwblokken/bebouwde kom.
  • Boomgaarden.
  • Bos groter dan 0,5 hectare.

Voor beide locaties geldt dat het aanwezige groen hoort bij de bebouwing op de percelen. Daarnaast maakt het bos bij de Hengelosestraat 3Z onderdeel uit van een bos met een oppervlakte groter dan 0,5 ha. De regels van de casco-benadering zijn in onderhavig geval niet van toepassing. Daarmee is het plan overeenkomstig met de Nota "De casco benadering in noordoost-Twente".

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggend plan en plangebied van toepassing zijn. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer, water en vormvrije m.e.r-beoordeling.

4.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.

Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.

Toets

Er wordt middels dit bestemmingsplan een bestaande recreatiewoning omgezet naar een reguliere woning. Daarnaast wordt een bestaande bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken gesloopt. Hiervoor in de plaats worden er aansluitend op het omliggende parkeerterrein extra parkeerplaatsen gerealiseerd.

Woningbouw wordt in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage aangemerkt als de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject. De m.e.r.- plicht geldt bij projecten van een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.

De genoemde maximum oppervlakken gelden als drempelwaarden. Het ruimtebeslag van het onderhavige project ligt ruimschoots beneden de drempelwaarde. Conclusie die op grond hiervan getrokken kan worden is dat het onderhavige project niet m.e.r.-beoordelingsplichtig is. In de nota van toelichting op het Besluit mer wordt het begrip 'stedelijk ontwikkelingsproject' geduid. Hier wordt het volgende over gezegd:

Bij een stedelijk ontwikkelingsproject kan het gaan om bouwprojecten als woningen, parkeerterreinen, bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan. Van belang is of er per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen zijn. Indien bijvoorbeeld een woonwijk wordt afgebroken en er komt een nieuwe voor in de plaats, zal dit in de regel per saldo geen of weinig milieugevolgen hebben. Bij een uitbreiding zal er eerder sprake kunnen zijn van aanzienlijke gevolgen.

Of sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Onder andere de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling spelen daarbij een rol. Of de ontwikkeling per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kan hebben, is daarbij niet relevant.

Als een project voorziet in een (gedeeltelijke) functiewijziging, maar de bebouwde oppervlakte hetzelfde blijft, lijkt gelet op de uitspraak van de Raad van State van 31 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:348) geen sprake te zijn van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r. Op basis van deze uitspraak lijken de volgende aspecten voor de vraag of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject relevant: (een uitbreiding) van de bebouwde oppervlakte, de opzet en de vormgeving van de ontwikkeling. Ten aanzien van de relevante aspecten kan tevens een verwijzing worden gemaakt naar de uitspraak van de Raad van State van 29 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1832).

Uit voorgaande volgt dat de beoogde ontwikkelingen in algemene zin niet te kwalificeren zijn als stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r. De bebouwde oppervlakte neemt met de ontwikkeling immers af. De kwalificatie is wel afhankelijk van specifieke omstandigheden van een project en de ruimtelijke gevolgen die het project met zich meebrengt. In die gevallen is het Besluit m.e.r. niet van toepassing en hoeft geen aanmeldnotitie te worden opgesteld.

De ontwikkeling wordt daarbij op passende wijze in het landschap opgenomen. De verandering die de ontwikkeling per saldo op de omgeving heeft is daardoor beperkt. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als in de zin van het Besluit m.e.r.

4.2 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0022.png"Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering

Toets

Zoals reeds beschreven heeft onderhavig plan betrekking op het omzetten van een bestaande recreatiewoning naar een reguliere woning en een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, waarvoor in de plaats aansluitend op het bestaande parkeerterrein extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De twee locaties die onderdeel uitmaken van het voorliggende bestemmingsplan worden onderstaand aan de hand van de richtafstanden van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering getoetst.

Hengelosestraat 3Z

De locatie Hengelosestraat 3Z ligt in het buitengebied van de gemeente Dinkelland. Gelet op de functies in de omgeving van de locatie kan voor het bepalen van de richtafstanden uitgegaan worden van 'rustig buitengebied'. Van belang is of de woning binnen het plangebied hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving en andersom of de nieuwe functies de bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende functies aantast.

Op een afstand van circa 270 m ten zuidoosten van de gevel van de beoogde woning bevindt zich een tankstation. Voor een tankstation met LPG geldt een maximale milieucategorie van 4.1 met een richtafstand van 200 m. Met een afstand van 270 m wordt er ruim voldaan aan de richtafstand.

Ten oosten van de beoogde woning is op een afstand van circa 330 m een hoveniersbedrijf/kwekerij aanwezig. Voor een dergelijk bedrijf geldt de milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 50 m. Aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan.

Verder is op een afstand van circa 260 meter ten zuidwesten een horecabestemming met een hotel en wegrestaurant te vinden. Hiervoor geldt de milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 m. Ook aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan.

Gelet op het bovenstaande kan gesteld worden dat er op het gebied van bedrijven en milieuzonering voor de beoogde woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Vliegveldstraat 20

Een parkeerterrein is in het kader van bedrijven en milieuzonering geen gevoelige functie. Wel beschikt een parkeerterrein volgens de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering over de milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 m. Er dient gekeken te worden of de realisatie van het parkeerterrein geen belemmeringen oplevert voor bestaande gevoelige functies in de omgeving. Binnen een straal van 30 m rond het bedrijventerrein zijn geen gevoelige functies (bijv. woningen) aanwezig. Het woon- en leefklimaat van de omliggende gevoelige functies zullen niet worden aangetast.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect 'bedrijven en milieuzonering' geen belemmeringen zijn voor onderhavige ontwikkeling.

4.3 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningverlening als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen;
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.

Toets

De beoogde woning aan de Hengelosestraat 3Z is een geurgevoelig object. De locatie is gelegen in het buitengebied, waardoor er van een afstand van 50 m tot de omliggende veehouderijen moet worden uitgegaan. Het meest nabijgelegen agrarisch bedrijf betreft een melkveehouderij en ligt op een afstand van circa 390 m van de beoogde woning. Van geurhinder is dan ook geen sprake.

Voor het realiseren van de parkeerplaatsen aan de Vliegveldstraat 20 geldt dat er geen sprake is van een nieuwe geurgevoelige functie. Het aspect geur is hier niet van belang.

Geconcludeerd kan worden dat het aspect geur geen belemmeringen veroorzaakt voor de beoogde ontwikkeling.

4.4 Bodem

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.

Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.

Toets

Ten behoeve van onderhavig bestemmingsplan is gebruik gemaakt van een verkennend bodemonderzoek (Kruse Milieu BV, 21055810, 21 oktober 2021) om ter plaatse van de Hengelosestraat 3Z de milieu-hygiënische kwaliteit van de bodem vast te stellen, zie Bijlage 2.

Bij het verkennende bodemonderzoek is de onderzoekslocatie beschouwd als onverdacht. In totaal zijn er, in verband met het aantreffen van puin, 15 inspectiegaten gegraven. In de bovengrond en in het grondwater zijn enkele (zeer) lichte verontreinigingen aangetoond. In de bovengrond en in de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren.

Voor de locatie aan de Vliegveldstraat 20 geldt dat er geen sprake is van een bestemmingswijziging naar een strenger bodemgebruik, namelijk de wijziging van een bedrijfsbestemming naar een verkeersbestemming. Er wordt enkel een bedrijfswoning gesloopt en hiervoor in de plaats worden parkeerplaatsen aangelegd. Het uitvoeren van een bodemonderzoek is voor deze locatie niet noodzakelijk.

Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorliggende bestemmingsplanwijziging. De vastgestelde verontreinigingen leveren geen risico's op voor de volksgezondheid. De bodem is geschikt voor het huidige en toekomstige gebruik. Geconcludeerd kan worden dat het aspect bodem geen belemmeringen veroorzaakt voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wro, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.

De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:

  • Woningen.
  • Onderwijsgebouwen (behoudens voorzieningen zoals een gymnastieklokaal).
  • Ziekenhuizen en verpleeghuizen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen zoals verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken, medische kleuterdagverblijven, etc.

Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de nieuwe milieubelastende functies, anderzijds betekent dit eveneens dat beperkingen worden opgelegd aan de nieuwe milieugevoelige functies.

Toets

Wegverkeerslawaai

Op grond van het artikel 74 van de Wet geluidhinder bevindt zich langs een weg een geluidszone, die aan weerszijde een breedte heeft van:

  1. a. in stedelijk gebied:
      • voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken: 350 meter;
      • voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken: 200 meter;
  2. b. in buitenstedelijk gebied:
      • voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken: 600 meter;
      • voor een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken: 400 meter;
      • voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken: 250 meter.

Deze zonering geldt niet:

  1. c. voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied;
  2. d. voor wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur geldt;
  3. e. wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveau vaststaat dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook 48 dB (A) of minder bedraagt (art. 74, lid 3 Wgh).

De beoogde woning is een geluidgevoelig object in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). De woning is gelegen binnen de onderzoekszone van de N342 en de A1. Derhalve is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd, Bijlage 3.

De geluidbelasting op het bouwplan ten gevolge van het verkeer op de Hengelosestraat (N432) voldoet met een waarde van ten hoogste 51 dB Lden (inclusief 2 dB aftrek art. 110g Wgh) niet aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder en het ambitieniveau uit het gemeentelijk geluidbeleid. Ook de geluidbelasting ten gevolge van het verkeer op de Rijksweg A1 van ten hoogste 53 dB (inclusief 2 dB aftrek art. 110g Wgh) voldoet niet aan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder en het ambitieniveau uit het gemeentelijk geluidbeleid. Wel wordt voldaan aan de maximale grenswaarde uit de Wet geluidhinder van 53 dB. Om deze ontwikkeling mogelijk te kunnen maken, dient een procedure hogere grenswaarden te worden gevolgd.

De gecumuleerde geluidbelasting (zonder aftrek art. 110g Wgh) op de woning bedraagt ten hoogste 57 dB. Uitgegaan van de minimale geluidsweringseis van 20 dB uit het Bouwbesluit wordt niet voldaan aan het maximale binnenniveau van 33 dB. Een aanvullend onderzoek naar de gevelgeluidwering is voorafgaand aan de bouw dan ook nodig.

Ter plaatse van de vliegveldstraat 20 wordt geen geluidgevoelig object (bijv. een woning) mogelijk gemaakt. Voor deze locatie is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek naar wegverkeerlawaai niet noodzakelijk.

Railverkeerslawaai

Op een afstand van ca. 590 m ten zuidoosten van de woning ligt een spoorlijn. Gelet op de ruime afstand tot de spoorlijn is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek naar railverkeerlawaai niet noodzakelijk. Op figuur 4.2 staat een uitsnede van de geluidskaart spoorwegen weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0023.png"Figuur 4.2: kaart geluidbelasting langs spoorwegen (bron: Atlas van Overijssel)

Uit figuur 4.2 blijkt dat de woning niet in een gebied met een hoge geluidsbelasting vanwege railverkeer gelegen is. Ook de locatie aan de Vliegveldstraat 20 ligt buiten het gebied met een hoge geluidsbelasting. Daarnaast wordt aan de Vliegveldstraat 20 geen geluidgevoelig object mogleijk gemaakt. Het aspect railverkeerlawaai veroorzaakt geen belemmeringen voor het beoogde initiatief.

Industrielawaai

De woning ligt niet in de nabijheid van een geluidgezoneerd industrieterrein. Een akoestisch onderzoek naar industrielawaai is niet noodzakelijk. Ook voor de locatie aan de Vliegveldstraat 20 geldt dat een onderzoek naar industrielawaai niet noodzakelijk is. Industrielawaai is verder niet relevant voor het voorliggende plan.

Conclusie

Met verlening van hogere grenswaarden voor de woning Hengelosestraat 3Z vormt het aspect 'geluid' geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.6 Luchtkwaliteit

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m² bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

Toets

Het voorliggende bestemmingsplan maakt het omzetten van een recreatiewoning naar een reguliere woning en de sloop van een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, waarvoor aansluitend op het omliggende vrachtwagenparkeerterrein extra parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Zoals hierboven aangegeven worden projecten/plannen bij een enkele ontsluitingsweg tot 1500 woningen als niet in betekenende mate aangemerkt. Gelet op de aard en omvang van de beoogde ontwikkeling kan er gesteld worden dat er in onderhavig geval sprake is van een plan die niet in betekenende mate bedraagt aan de luchtverontreiniging. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Door de ligging van de woning aan de Hengelosestraat 3Z nabij de N342 en A1 dient aangetoond te worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De grenswaarden zijn als volgt:

  • NO2: 40 µg/m³
  • PM2,5: 25 µg/m³
  • PM10: 40 µg/m³

Uit het raadplegen van de Atlas Leefomgeving blijkt dat de concentraties op de locatie als volgt zijn:

  • NO2: 12 µg/m³
  • PM2,5: 14 µg/m³
  • PM10: 8 µg/m³

Er wordt ruimschoots voldaan aan de gestelde grenswaarden, waardoor gesteld kan worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor onderhavige ontwikkeling.

4.7 Externe Veiligheid

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

  • Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
  • Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.

Risicokaart

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.

Toets

Enkel voor de locatie aan de Hengeloseweg 3Z geldt dat er een gevoelige functie (wonen) wordt gerealiseerd. Om die reden wordt alleen deze locatie beoordeeld op het gebied van externe veiligheid. In figuur 4.2 staat een fragment van de risicokaart met de planlocatie in het zwart omcirkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0024.png"Figuur 4.2: fragment risicokaart, plangebied zwart omcirkeld (bron: risicokaart.nl)

Risicovolle inrichtingen

Op een afstand van circa 270 m ten zuidoosten van de beoogde woning bevindt zich Tenkstation Esso Veelsveld. Het tankstation kent twee PR10-6 contour van 25 m en 40 m. Daarnaast geldt voor het groepsrisico een invloedsgebied van 150 m. De planlocatie is niet gelegen binnen de PR10-6 contouren en ook niet binnen het invloedsgebied. Het tankstation heeft geen invloed op de realisatie van de beoogde woning.

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen

Basisnet weg

Op een afstand van circa 310 m ten zuidoosten van de woning ligt de rijksweg A1. Voor deze weg geldt een PR10-6 contour van 1 m en een plasbrandaandachtsgebied van 30 m. De PR10-7 contour ligt op 70 m. De woning ligt op voldoende afstand van de A1.

Basisnet water

In de omgeving van het plangebied zijn geen vaarwegen aanwezig die vallen onder het Basisnet en waar gevaarlijke stoffen vervoert worden.

Basisnet Spoor

Ten zuidoosten van de woning ligt op een afstand van circa 580 m een spoorlijn die onderdeel uitmaakt van het Basisnet. Er geldt geen PR10-6 contour. De PR10-7 contour bedraagt 15 m en den PR10-8 contour 156 m. De woning bevindt zich op ruim voldoende afstand van de spoorlijn.

Buisleidingen

In de omgeving van de locatie zijn twee buisleidingen aanwezig. Ten noorden ligt op een afstand van circa 620 m een aardgasleiding van I&M Transport en ten zuidoosten ligt een op een afstand van circa 400 m nog een aardgasleiding van I&M Transport. Gelet op de ruime afstand kan gesteld worden dat de buisleidingen geen invloed zullen hebben op de woning.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmeringen veroorzaakt.

4.8 Water

Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de SVIR en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Watervisie 2050

Het Waterschap Vechtstromen heeft op 14 april 2021 de Watervisie 2050 vastgesteld. In deze Watervisie staat de drie belangrijkste opgaven waaraan Vechtstromen volgens zeven hoofdlijnen wil werken met partners en inwoners.

De drie belangrijkste opgaves zijn:

  • de toenemende droogte en wateroverlast als gevolg van klimaatverandering;
  • de waterkwaliteit die onder druk staat:
  • de transitie naar een duurzame ontwikkeling.

De Watervisie zal worden doorvertaald naar een Waterbeheerprogramma waarin wordt bepaald hoe het Waterschap in de periode 2022-2028 gaat werken aan haar opgaves. In het beheerprogramma zal het beleid en de maatregelen worden opgenomen.

Totdat het beheerprogramma is uitgewerkt, gelden nog de beleidskaders van rijk en provincie die nader zijn uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021.

Waterbeheerplan 2016-2021

Watersysteem

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

Afvalwaterketen

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

Watertoetsproces

Op 23 maart is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht, zie bijlagen Bijlage 4 en Bijlage5. Voor de locatie aan de Hengelosestraat 3Z dient de normale procedure doorlopen te worden. Voor de locatie aan de Vliegveldstraat 20 geldt dat de korte procudure doorlopen moeten worden.

4.9 Ecologie

Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).

Toetsing

Ter plaatse van de locatie aan Hengelosestraat 3Z zijn geen dermate ingrijpende werkzaamheden beoogd, waardoor het uitvoeren van een quickscan natuurwaarden voor deze locatie niet noodzakelijk wordt geacht. Er wordt geen bebouwing gesloopt en er worden geen bomen gekapt.

Voor de locatie aan de Vliegveldstraat 20 geldt dat er wel bebouwing gesloopt wordt die mogelijk van waarde is voor beschermde soorten. Derhalve is voor deze locatie een quickscan natuurwaarden uitgevoerd, zie ook Bijlage 6. De resultaten zijn in de volgende alinea's opgenomen.

Soortenbescherming

De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Het plangebied wordt door beschermde diersoorten hoofdzakelijk benut als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- of voortplantingsplaats. Vleermuizen bezetten geen vaste rust- of verblijfplaats in het plangebied maar gebruiken het wel als foerageergebied.

Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Indien de beplanting wordt verwijderd tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.

Als gevolg van de voorgenomen activiteiten worden mogelijk beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën gedood en wordt mogelijk een vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaats van een beschermd grondgebonden zoogdier of amfibie beschadigd of vernield. Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren amfibieënsoorten, die een vaste (winter)rust- en voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepaling 'beschadigen/vernielen van vaste rust- en voortplantingsplaatsen'. Er geldt geen vrijstelling voor het doden van beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Om te voorkomen dat beschermde dieren gedood worden dienen ze weggejaagd te worden of weggevangen te worden (en elders losgelaten). Indien niet voorkomen kan worden dat een beschermd dier gedood wordt, dient een ontheffing aangevraagd te worden of dient gewerkt te worden volgens een goedgekeurde en toepasbare gedragscode.

Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor verschillende diersoorten af. Dit leidt echter niet tot wettelijke consequenties.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Beide locaties zijn niet gelegen binnen het Natuurnetwerk Nederland. Het (NNN) ligt op een afstand van circa 350 m van de Hengelosestraat 3Z en circa 220 m van de Vliegtuigstraat 20. Gelet op de afstand en de aard en omvang van het project kan gesteld worden dat het plan geen invloed heeft op het NNN.

Natura 2000-gebied

In de quickscan natuurwaarden wordt aangegeven dat, gelet op de invloedsfeer en ligging op enige afstand van het Natura 2000-gebied Lonnekermeer, de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden niet negatief worden beïnvloed. Volledigheidshalve is voor de locatie aan de Vliegveldstraat 20 te Deurningen een AERIUS-berekening uitgevoerd om aan te tonen dat er daadwerkelijk geen significante effecten optreden, zie Bijlage 7. De conclusies zijn als volgt:

Aanlegfase
De totale NOx-emissie in de aanlegfase bedraagt in totaal 1,7 NOx kg/j. De totale NH3-emissie bedraagt <0,1 NH3 kg/j. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j.

Gebruiksfase
De totale NOx-emissie in gebruiksfase bedraagt in totaal 11,9 NOx kg/j. De totale NH3-emissie bedraagt 0,3 NH3 kg/j. Er zijn rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. De hoogste bijdrage bedraagt bij het Natura 2000-gebied “Lonnekermeer” 0,02 mol/ha/j.

Referentiesituatie
De totale NOx-emissie in de huidige situatie (referentiesituatie) bedraagt in totaal 5,6 NOx kg/j. De
totale NH3-emissie bedraagt 0,7 NH3 kg/j. Er zijn rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j. De hoogste bijdrage bedraagt bij het Natura 2000-gebied “Lonnekermeer” 0,02 mol/ha/j.

Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling komt er zowel NOx als NH3 vrij. Door uitvoering van de voorliggende AERIUS berekening is aangetoond dat dit alleen in de gebruiksfase van de beoogde situatie tot een meetbare depositie van NOx of NH3 in Natura 2000-gebied dat gevoelig is voor stikstof en ammoniak leidt. De hoogste bijdrage bedraagt in de gebruiksfasefase 0,02 mol/ha/j.

Nader onderzoek (intern salderen)
In paragraaf 3.3.1 van de berekening is de huidige situatie (referentiesituatie) inzichtelijk gemaakt. Hieruit blijkt dat er in de huidige situatie reeds sprake is van een emissie-uitstoot. De bestaande bedrijfswoning en recreatiewoning zijn beide immers op het gasnetwerk aangesloten. Daarnaast leiden beide woningen tot een bepaalde verkeersgeneratie, waarbij een bepaalde emissie-uitstoot bij hoort. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de bedrijfswoning gesloopt, waardoor de gasaansluiting vervalt. De recreatiewoning wordt verbouwd tot een reguliere woning, waarbij de gasaansluiting tevens vervalt. De verkeersbewegingen blijven nagenoeg gelijk. Het wegvallen van de gasaansluitingen hebben een gunstige effect op het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied. Door uitvoering van een verschilberekening blijkt dan ook dat er geen hogere rekenresultaten zijn dan 0,00 mol/ha/j. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat er in ieder geval geen sprake is van een verslechtering van de milieukwaliteit van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ‘Lonnekermeer’.

In onderstaande tabel wordt per habitattype waarop de depositie van de gebruiksfase en de referentiesituatie binnen het Lonnekermeer inslaat nader ingezoomd, om te kijken wat voor effect de voorgenomen ontwikkeling heeft voor dit Natura 2000-gebied:

Zoals uit de tabel hierboven blijkt, is er ter plaatse van de habitattype ‘H3130 Zwakgebufferde vennen’ sprake van een afname van 0,01 mol/ha/j. Dit betekent dat er in het permanente gebruik van het plangebied sprake zal zijn van een verbetering van de milieukwaliteit voor het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ‘Lonnekermeer’.

De Wet natuurbescherming vormt voor het aspect stikstof en ammoniak geen belemmering voor de uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.

Conclusie
Gelet op het vorengaande kan gesteld worden dat het aspect ecologie geen belemmeringen veroorzaakt voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Archeologie En Cultuurhistorie

Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.

Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Archeologie

De gemeente Dinkelland beschikt over een eigen archeologische verwachtings- en advieskaart (RAAP Archeologisch Adviesbureau, 2007). Deze kaart maakt voor het grondgebied van de
gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. In figuur 4.3 is een uitsnede van de archeologische verwachtings- en advieskaart opgenomen. De twee locaties zijn globaal in het zwart omcirkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPHENGELOSTR3Z-VG01_0025.png"Figuur 4.3: fragment archeologische verwachtings- en advieskaart (bron: gemeente Dinkelland)

Toets

Uit het raadplegen van de archeologische verwachtings- en advieskaart van de gemeente Dinkelland blijkt dat de locatie Hengelosestraat 3Z aangewezen is met 'dekzandwelvingen en -vlakten'. Voor deze gronden geldt een middelmatige verwachting voor archeologische resten. Bij bodemingrepen met een oppervlakte van meer dan 5.000 m² en dieper dan 40 cm is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Met wijziging van de recreatiewoning naar een reguliere woning op de locatie aan de Hengelosestraat 3Z vinden er kleinschalige bouwwerkzaamheden plaats. De normen van meer dan 5.000 m² en dieper dan 40 cm worden dan ook niet overschreden.

De locatie aan de Vliegveldstraat 20 is aangewezen met 'beekdalen en overige laagten'. Voor deze locatie geldt een lage verwachting voor archeologische resten. Voor deze gronden geldt een vrijstelling voor archeologisch onderzoek.

Voor beide locaties is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Geconcludeerd kan worden dat het aspect archeologie geen belemmeringen veroorzaakt voor de uitvoerbaarheid van het voorliggende plan.

Cultuurhistorie

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.

Toets

Voor beide locaties geldt dat er binnen het plangebied en in de directe omgeving geen gemeentelijke en/of rijksmonumenten aanwezig zijn. Daarnaast maken de locaties geen deel uit van een beschermd dorps- of stadsgezicht. Ook andere cultuurhistorische elementen zijn niet aanwezig. Derhalve word geconcludeerd dat voorliggend plan geen negatieve gevolgen heeft voor het aspect cultuurhistorie.

4.11 Verkeer / Parkeren

Hengelosestraat 3Z

De locatie Hengelosestraat 3Z wordt ontsloten aan de zuidoostkant van het perceel, over het naastgelegen terrein naar de Hengelosestraat. Voor een vrijstaande woning geldt in het buitengebied een verkeersgeneratie van 8,2 verkeersbewegingen per etmaal. Dit beperkte aantal verkeersbewegingen kan opgevangen worden met de huidige verkeersstructuur.

Afgerond zullen er drie parkeerplaatsen voor de vrijstaande woning gerealiseerd moeten worden. Op het perceel is ruim voldoende ruimte voor het mogelijk maken van de benodigde parkeerplaatsen.

Vliegveldstraat 20

Het parkeerterrein is toegankelijk vanaf de Oldenzaalsestraat. De uitgang van het parkeerterrein bevindt zich aan de westzijde en is ontsloten aan de zijde van het naastgelegen industrieterrein Oosterveld. In de huidige situatie is er sprake van een tekort aan parkeerplaatsen. De vrachtwagens parkeren momenteel in de omgeving waar dit niet is toegestaan. Dit kan onveilige situaties opleveren. Door het toevoegen van extra parkeerplaatsen op het parkeerterrein is er ook voor deze vrachtwagens een (veilige) parkeerplaats. Op het parkeerterrein zal het aantal verkeersbewegingen toenemen, maar dit compenseert de onveilige situaties in de omgeving. Het toe te voegen aantal parkeerplaatsen wordt nader bepaald. Geschat wordt dat er circa 25 vrachtwagenparkeerplaatsen worden toegevoegd. Als elke parkeerplaats dagelijks bezet wordt, dan leidt dit tot 25 vrachtwagens en 50 verkeersbewegingen per etmaal. In werkelijkheid zullen de parkeerplaatsen niet elke dag allemaal bezet zijn. De bezetting zal in het weekend, evenals maandag en dinsdag hoogstwaarschijnlijk lager zijn.

Geconcludeerd kan worden dat de aspecten verkeer en parkeren geen belemmeringen veroorzaken voor dit plan.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Planopzet En Systematiek

De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.

5.2 Toelichting Op De Regels

5.2.1 Opbouw

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, zoals verplicht is sinds 1 juli 2013. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Navolgend wordt de opbouw, indeling en systematiek van de regels kort toegelicht.

Inleidende regels

  • Begrippen

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

  • Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

Bestemmingsregels

De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:

  • bestemmingsomschrijving:

De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;

  • bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);

  • afwijken van de bouwregels:

Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels ten aanzien van het oppervlak en de vorm van bijbehorende bouwwerken;

  • specifieke gebruiksregels:

In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;

  • afwijken van de gebruiksregels:

Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik van hoofdgebouwen;

  • wijzigingsregels

In dit onderdeel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden gekoppeld aan de desbetreffende bestemming. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

Algemene regels

  • Anti-dubbeltelregel:

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;

  • Algemene bouwregels:

In dit artikel worden de algemene bouwregels voor het bouwen beschreven, onverminderd het bepaalde in de overige artikelen;

  • Algemene gebruiksregels:

Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin;

  • Algemene afwijkingsregels:

In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;

Overgangs- en slotregels

  • Overgangsrecht:

Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;

  • Slotregel:

Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

5.2.2 Bestemmingen

Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de volgende bestemmingen in dit plan opgenomen:

Bestemmingen

  • Agrarisch-1
  • "Bos - natuur"
  • "Verkeer"
  • "Wonen"

"Agrarisch-1"
De gronden binnen de bestemming ‘Agrarisch - 1’ hebben als hoofdfunctie de uitoefening van de agrarische functie. Hier worden mogelijkheden geboden voor de voortzetting van de landbouwfunctie op bedrijfseconomische grondslag. De bescherming van het landschap is nevengeschikt aan het agrarisch gebruik.

"Bos - natuur"
De bestemming "Bos - natuur" is opgenomen voor de gronden die bestemd zijn voor natuur, bosbouw en houtproductie. Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bos- en natuurgebieden. Binnen deze bestemming mogen enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

"Verkeer''
Voor de locatie aan de Vleigveldstraat 20 is de bestemming "Verkeer" met de aanduiding "parkeerterrein" opgenomen. Deze gronden zijn bestemd voor een parkeerterrein. Voor de bestemming "Verkeer" geldt dat er enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd.

"Wonen"

De gronden aangewezen voor met de bestemming "Wonen" zijn bestemd voor woonhuizen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen met de daarbij behorende tuinen, erven en terreinen. Daarnaast is er binnen deze bestemming ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en mantelzorg.

Als hoofdgebouw is uitsluitend een woonhuis toegestaan. De woning mag een maximale inhoud van 750 m³ hebben en een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,50 m en 9,00 m. Daarnaast gelden nog andere bouwregels, zoals een minimale dakhelling.

De bestaande recreatiewoning, die wordt omgezet naar woning, voldoet niet geheel aan de bouwregels voor woningen. Gezien de locatie en gezien de huidige goede staat van de recreatiewoning is het echter realistisch dat dit gebouw qua basisvorm behouden blijft en op de voorgestelde wijze uitgebreid wordt. In onderhavig bestemmingsplan is daarom sprake van maatwerk. De bestaande dakhelling van de woning is daarom toegestaan.

Tevens is er sprake van maatwerk ten aanzien van hoogte en dakhelling voor het bijgebouw dat beoogd is ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen-afwijkende maatvoering'.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden
naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

De gemeentelijke kosten, waaronder leges en planschadekosten, komen voor rekening van de aanvrager. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

Het plan is voor vooroverleg aan de Provincie voorgelegd. De Provincie heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben op het plan en dat het conform de afspraken is. Het planologische kader is niet in strijd met het provinciaal belang.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 23 december 2022 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing Hengelosestraat 3z Deurningen

Bijlage 2 Verkennend (Asbest)bodemonderzoek Hengelosestraat 3z Deurningen

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Hengelosestraat 3z Deurningen

Bijlage 4 Digitale Watertoets Hengelosestraat 3z Deurningen

Bijlage 5 Digitale Watertoets Vliegveldstraat 20 Deurningen

Bijlage 6 Quickscan Natuurwaarden Vliegveldstraat 20, Deurningen

Bijlage 7 Aerius Hengelosestraat 3z En Vliegveldstraat 20 Deurningen

Bijlage 8 Advies Odt Aeriusberekening