Buitengebied, Heuvelweg 2, Gammelkerstraat 6 en Goudkampsweg 14
Bestemmingsplan - gemeente Dinkelland
Vastgesteld op 31-05-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 het plan:
Het bestemmingsplan "Buitengebied, Heuvelweg 2, Gammelkerstraat 6 en Goudkampsweg 14", met identificatienummer NL.IMRO.1774.BUIBPHEU2GAM6GOU14-VG01 van de gemeente Dinkelland.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1774.BUIBPHEU2GAM6GOU14-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 "Bestemmingsplan Buitengebied 2010"
het "Bestemmingsplan Buitengebied 2010" met identificatienummer NL.IMRO.1774.BUIBPBUITENGEBIED-0402 van de gemeente Dinkelland, zoals is vastgesteld door de gemeenteraad van Dinkelland op 18 februari 2010;
1.4 aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan particulieren, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aan- en uitbouw:
een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uit maakt van dat (hoofd)gebouw);
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 archeologische waarden:
waarden die aan een bepaald gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Bij toetsing aan de archeologische waarden zal telkens de archeologische verwachtings- en advieskaart van de gemeente toetsingskader zijn;
1.9 bassin:
een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische en glastuinbouwactiviteiten;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.11 bedrijf:
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
1.12 bedrijfsgebouw:
een gebouw, geen bedrijfswoning zijnde, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.14 bestaand:
legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.15 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
- agrarische bedrijfswoning: een bedrijfswoning waarin tevens (naast de agrariër) de rustende boer en familieleden tot de 2e graad woonachtig mogen zijn;
1.16 bestaand gebouw:
een gebouw dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzondering van (het deel van) de gebouwen die niet legaal gebouwd zijn;
1.17 bestaand gebruik:
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling(en) van dat plan;
1.18 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 bijgebouw:
een gebouw, dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;
1.21 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, dan wel de gronden die samen één bestemmingsvlak of bouwvlak vormen door te zijn aangeduid door het figuur 'relatie', waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;
1.28 cultuurhistorische waarden:
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van de geschiedenis;
1.29 dak:
iedere vorm van bovenbeëindiging van een gebouw;
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.31 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.32 evenement:
elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, voor zover de activiteiten een aaneengesloten periode van ten hoogste 14 dagen omvatten;
1.33 extensief dagrecreatief medegebruik
een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vis- of picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
1.34 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.36 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.37 geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
1.38 geomorfologische waarden:
de waarden van een gebied die uitdrukking geven aan de vormen van het aardoppervlak in verband met de wijze van hun ontstaan;
1.39 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.40 huishouden:
een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;
1.41 inwoning:
wonen in een (ondergeschikt) deel van een woning als medegebruiker van het pand;
1.42 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;
1.43 kap:
een dak met een zekere helling;
1.44 kas:
een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen, bomen, struiken of planten;
1.45 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel zijnde en prostitutie, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.46 landschappelijke waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;
1.47 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.48 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Wet natuurbescherming steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
1.49 normaal onderhoud:
het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.50 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.51 parkeren:
een geparkeerd voertuig is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen.
1.52 peil:
- a. indien op het land wordt gebouwd:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst
- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- b. indien over of in het water wordt gebouwd:
- 1. het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.53 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie en waarvoor geen winkelruimtes worden ingericht;
1.54 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.55 prostitutiebedrijf:
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;
1.56 relatie:
een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van een bouwperceel of een bouwvlak met elkaar verbindt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één bouwperceel;
1.57 silo:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van opslagdoeleinden;
1.58 ruimtelijk kwaliteitsplan:
een plan waarin inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze een ontwikkeling wordt ingepast op het betreffende perceel en in relatie tot de omgeving;
1.59 veldschuur:
een vrij in het open veld staande schuur, die wordt of werd gebruikt voor het stallen of het melken van vee, dan wel de opslag van agrarische producten of agrarische werktuigen;
1.60 voertuig:
vervoermiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren;
1.61 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw, als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.62 voorkeurgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder;
1.63 woning:
een complex van ruimten in een gebouw uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.64 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de afstand tot de (bouw)perceelsgrens
tussen de grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst;
2.7 de afstand tot de weg
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de rand van de wegberm aan de zijde van de weg;
2.8 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het agrarisch gebruik;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
- c. het uitvoeren en instandhouden van landschapsmaatregelen zoals opgenomen in ruimtelijke kwaliteitsplannen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
- e. doeleinden van agrarisch natuurbeheer;
- f. cultuurgrond;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. extensief dagrecreatief medegebruik;
- i. (ontsluitings)wegen en paden;
- j. beken, plassen, poelen, vennen, sloten, en/of andere watergangen en/of -partijen;
- k. terreinen voor evenementen;
met de daarbijbehorende:
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid;
- c. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar);
- d. het opslaan van zand, steen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen materialen, langer dan zes maanden per jaar;
- e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik of de bereikbaarheid van bebouwde percelen;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
- g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van eigen en streekeigen producten;
- h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- i. het gebruik van de gronden ten behoeve van containerteelt;
- j. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
- k. het gebruik van de gronden ten behoeve van de aanleg van een waterbassin.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 3.3 onder j en toestaan dat gronden, voor zover gelegen binnen dan wel direct grenzend aan een bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik, met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
- 2. er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
- 3. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 4. de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5,00 m en 3,00 m bedragen.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Bedrijf - Voormalig Agrarisch
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Voormalig agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van een montage- en klussenbedrijf, niet zijnde geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
- b. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
- c. het uitvoeren en instandhouden van landschapsmaatregelen zoals opgenomen in ruimtelijke kwaliteitsplannen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. wegen en paden;
- e. water;
met de daarbijbehorende:
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 4.2.1 onder onder e en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot, mits:
- 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast in relatie tot het verwijderen van een bestaande veldschuur uit het agrarisch gebied, waarbij de veldschuur wordt verplaatst binnen de grenzen van het bestemmingsvlak;
- 2. voor de bestaande veldschuur de wijzigingsbevoegdheid van 3.7 onder j of 4.7 onder g uit het "Bestemmingsplan Buitengebied 2010" is toegepast;
- 3. de oppervlakte van het bijgebouw ten hoogste 50 m² zal bedragen, tenzij de bestaande, te verplaatsen veldschuur groter is dan 50 m², in welk geval het bijgebouw 50 m² zal bedragen, vermeerderd met een kwart van het aantal m² dat de te verplaatsen veldschuur groter is dan 50 m²;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van:
- a. het bepaalde in sublid 4.4.1 onder d en toestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één huishouden ten behoeve van inwoning, mits:
- 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede of een derde (huishouden van een) persoon;
- 2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van splitsing in meerdere woningen;
- 3. er sprake blijft van één hoofdtoegang, die toegang verschaft tot een gemeenschappelijke hal van waaruit rechtstreekse toegang tot de beide woonruimtes wordt verschaft;
- 4. er sprake blijft van één aansluiting op de verschillende nutsvoorzieningen en er geen toename van het aantal inritten naar het perceel plaatsvindt;
- 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in sublid 4.4.1 onder g en toestaan dat gronden, voorzover gelegen binnen het bouwperceel, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik, met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
- 1. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
- 2. er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens);
- 3. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
- 4. de hoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5,00 m en 3,00 m bedragen.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- a. de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor bedrijven, die passen binnen het beleid voor vrijkomende agrarische bedrijven zoals beschreven in paragraaf 6.4. van de toelichting van het "Bestemmingsplan Buitengebied 2010", en die naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de in lid 4.1 onder a genoemde bedrijven, mits:
- 1. het geen detailhandelsbedrijven, geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
- 2. de aanwezige woonfunctie bij het bedrijf wordt gehandhaafd;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de ruimtelijke uitstraling, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. de bestemming 'Bedrijf - Voormalig agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' en/of 'Agrarisch - 1' of 'Agrarisch - 2', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 36 en/of artikel 3 of 4 van het "Bestemmingsplan Buitengebied 2010", van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
- 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor:
- 1. een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
- 2. mantelzorg;
- b. het uitvoeren en instandhouden van landschapsmatregelen zoals opgenomen in ruimtelijke kwaliteitsplannen;
met de daarbijbehorende:
- c. (ontsluitings)wegen en paden;
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 5.2.1 onder c in die zin dat een hoofdgebouw wordt gebouwd in afwijking van de situering van het bestaande hoofdgebouw, mits:
- 1. de huidige situering van het hoofdgebouw belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd ten gunste van een goed woon- en leefklimaat, al dan niet vanwege stedenbouwkundige redenen;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. het bepaalde in lid 5.2.1 onder d in die zin dat, in geval van gehele sloop van het hoofdgebouw met een bestaande inhoud groter dan 2.000 m³, een nieuw hoofdgebouw wordt gebouwd met een inhoud gelijk aan de bestaande inhoud met een maximum van 2.000 m³, mits:
- 1. het nieuwe hoofdgebouw wordt gebouwd overeenkomstig de bestaande karakteristieke hoofdvorm;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, de woonsituatie, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. het bepaalde in lid 5.2.1 onder e in die zin dat de inhoud van een woning wordt vergroot, mits:
- 1. de inhoud van de woning ten hoogste de inhoud van het hoofdgebouw zal bedragen;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. het bepaalde in lid 5.2.2 onder c en d en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 200 m², mits:
- 1. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van stalruimte voor dieren en/of de opslag van materieel dat gebruikt wordt voor het onderhoud van eigen gronden dan wel in situaties waar al 100 m² aan stalruimte voor dieren en/of de opslag van materieel aanwezig is;
- 2. er sprake is van eigendom van gronden buiten het erf met een omvang van ten minste 5.000 m²;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. het bepaalde in lid 5.2.2 onder c en d en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 350 m², mits:
- 1. bij vervanging boven de in lid 5.2.2 onder c toegestane 350 m² ten hoogste 50% van de gesaneerde oppervlakte wordt teruggebouwd;
- 2. de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. het bepaalde in lid 5.2.2 onder g in die zin dat aan- en uitbouwen tot ten hoogste 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw worden voorzien van een plat dak, mits:
- 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- a. de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - boerderijkamers' wordt aangebracht, mits:
- 1. de kamers in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden ondergebracht, waarbij gebruik wordt gemaakt van één entree gezamenlijk voor alle kamers;
- 2. het voormalig agrarische bedrijfsgebouw deel uitmaakt van het bestaande ensemble van gebouwen op het betreffende erf;
- 3. het aantal boerderijkamers per perceel minimaal twee bedraagt. Bij hoge uitzondering kan in kleine, karakteristieke en bijzondere panden worden volstaan met één boerderijkamer indien de oppervlakte niet toereikend is voor twee;
- 4. de oppervlakte van een boerderijkamer ten hoogste 60 m² bedraagt;
- 5. de gezamenlijke oppervlakte van de boerderijkamers per bouwperceel ten hoogste 500 m² bedraagt;
- 6. de kamers bedrijfsmatig geëxploiteerd worden door één van de bewoners van het perceel;
- 7. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. de bestemming Wonen wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Voormalig agrarisch', mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 16 uit het "Bestemmingsplan Buitengebied 2010" van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalig agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaren ten behoeve van het agrarische gebruik in gebruik zijn geweest;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- c. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' de ligging van het bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 5 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Waarde - Ecologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de gronden ten behoeve van de instandhouding en realisatie van het Natuurnetwerk Nederland.
Artikel 7 Waarde - Landschap
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van waardevolle landschapselementen.
7.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, behalve voor zover bestaand, worden gebouwd.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het verwijderen, vernielen en/of aantasten van waardevolle landschapselementen anders dan ten behoeve van het normale onderhoud.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de dubbelbestemming 'Waarde -Landschap' deels wordt verwijderd, mits:
- 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter realisering van een doorbraak van perceel naar perceel en die noodzakelijk is voor een goed landbouwkundig gebruik van de gronden, met een maximale breedte van 10,00 m;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het waardevolle landschapselement.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Algemene bouwregels
- a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels zullen, wanneer op gronden grenzend aan de bestemming 'Verkeer' gebouwen en overkappingen worden opgericht, de afstand van de gebouwen en overkappingen tot de as van de weg ten minste 15,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welke geval de afstand tot de as van de weg ten minste de bestaande afstand zal bedragen.
- b. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid a in die zin dat gebouwen dichter op de weg worden gebouwd, mits:
- 1. instemming is verkregen van de wegbeheerder vanuit een oogpunt van wegbeheer en/of verkeersveiligheid;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.2 Bestaande afmetingen
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
9.3 Bestaande afstanden
In die gevallen dat de bestaande afstand van een bouwwerk tot enige op de verbeelding of in de regels aangegeven lijn dan wel tot een ander bouwwerk, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
9.4 Bestaande percentages
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Algemene gebruiksregels:
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik en laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft waar een kampeerterrein voor klein kamperen is toegestaan;
- b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
- c. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- d. het gebruik van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en horecaterreinen en/of standplaatsen voor detailhandel, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 14 dagen omvatten;
- e. het storten van puin en afvalstoffen;
- f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
- g. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
- b. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen in die zin dat vóór een voorgevel wordt gebouwd op de wijze van:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de afstand vanuit de voorgevel niet meer dan 1,50 m zal bedragen;
- c. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen, waaronder overkappingen, en toestaan dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen, gebouwtjes, waaronder overkappingen, ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, per kampeerterrein ten hoogste 50 m² zal bedragen;
- 2. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
- 3. de dakhelling van een gebouw of een overkapping ten minste 18º zal bedragen;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
- a. enige bestemming wordt gewijzigd voor wat betreft de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten voor de telecommunicatie, mits:
- 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand hoog bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een reclamemast, een torensilo, of een daarmee gelijk te stellen hoog bouwwerk;
- 2. de antenne niet geplaatst kan worden op een bedrijventerrein;
- 3. de antenne vervolgens geplaatst moet worden in aansluiting op grote infrastructuurlijnen;
- 4. de mast radiografisch noodzakelijk is;
- 5. de hoogte van een mast ten hoogste 45,00 m zal bedragen;
- 6. het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Verkeer’ mits:
- 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van wegen en paden;
- 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 uit het "Bestemmingsplan Buitengebied 2010" van overeenkomstige toepassing zijn;
- c. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Verkeer - Fiets- en voetpaden’, mits:
- 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de aanleg van nieuwe fiets- en voetpaden, incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van paden;
- 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 33 uit het "Bestemmingsplan Buitengebied 2010" van overeenkomstige toepassing zijn;
- d. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Water - 1’ dan wel de bestemming ‘Water - 1’ wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
- 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van opvaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a.;
- 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 6 uit het "BestemmingsplanBuitengebied 2010" van overeenkomstige toepassing zijn;
- e. de dubbelbestemming ‘Waarde - Landschap’ wordt verwijderd, mits:
- 1. een waardevol landschapselement vanwege natuurlijke omstandigheden, dan wel vanwege een noodzakelijke landbouwkundige ingreep niet is te handhaven. Indien er sprake is van een landbouwkundige ingreep of landinrichtingswerkzaamheden, dient het te verwijderen waardevol landschapselement in de directe omgeving te worden gecompenseerd door middel van de aanleg van een nieuw waardevol landschapselement, waarbij de structuur van het landschap niet wordt aangetast en tevens de wijziging van lid e. wordt toegepast;
- 2. indien sprake is van een houtwal, deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter realisering van een doorgang van perceel naar perceel ten behoeve van het landbouwkundig gebruik, met een maximale breedte van 10,00 m;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het waardevol landschapselement;
- f. de dubbelbestemming ‘Waarde - Landschap’ wordt aangebracht, mits:
- 1. door herstel- en/of ontwikkelingswerkzaamheden of door middel van natuurlijke aanwas, de waarde van een landschapselement in omvang en natuurlijke en/of landschappelijke waarden toeneemt, dan wel de wijziging wordt toegepast als gevolg van verplaatsing van een bestaand waardevol landschapselement;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende agrarische bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het waardevol landschapselement;
- g. de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 2’ wordt aangebracht, mits door aanvullend historisch en/of archeologisch onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen, waarbij de aanwezigheid van archeologische resten is aangetoond.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Aanvullende werking welstandscriteria
De op de verbeelding en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in de Woningwet bedoelde welstandscriteria.
13.2 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.
13.3 Bebouwingsgrenzen wegverkeerslawaai
13.4 Parkeren
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
- c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
Regels deel uitmakende van het bestemmingsplan Buitengebied, Heuvelweg 2, Gammelkerstraat 6 en Goudkampsweg 14 van de gemeente Dinkelland.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Dit bestemmingsplan ziet toe op de realisatie van woningen op de percelen aan de Gammelkerstraat 6 te Deurningen en de Heuvelweg 2 te Oud Ootmarsum. De bouwrechten voor deze twee extra woningen worden verkregen door het toepassen van de Rood voor Rood regeling. Op de hiervoor genoemde percelen ontbreekt het aan voldoende sloopmeters om deze woningen mogelijk te maken. Daarom wordt het perceel aan de Goudkampsweg 14 te Oud Ootmarsum/Hezingen bij de ontwikkeling betrokken.
Aan de Goudkampsweg 14 is sprake van een agrarisch bedrijf met een ondergeschikt montage- en klussenbedrijf. De agrarische tak is reeds gestaakt en de wens bestaat om ter plaatse uitsluitend het montage- en klussenbedrijf voort te zetten. Om die reden wordt alle landschapontsierende bebouwing die geen vervolgfunctie heeft voor het montage- en klussenbedrijf gesloopt. De sloopmeters kunnen worden ingezet voor de Rood voor Rood regeling. Een klein gedeelte van de sloopmeters wordt behouden om een klein opstal terug te kunnen bouwen voor wat stalmogelijkheid van materialen.
Een gedeelte van de sloopmeters van het agrarische perceel aan de Goudkampsweg 14 ligt in de gemeente Tubbergen (Hezingen) en het andere gedeelte van de sloopmeters is gelegen in de gemeente Dinkelland (Oud Ootmarsum). De totale sloopmeters gezamenlijk op deze locatie bedragen 2.043 m2. Door de wens voor het terugbouwen van een opstal van 300 m2 blijven er 1.743 m2 beschikbaar voor de Rood voor Rood regeling.
De voorgenomen ontwikkeling is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Een bestemmingsplanherziening is noodzakelijk om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een passend juridisch-planologisch kader om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken. Daarbij wordt aangetoond dat het gewenste plan vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is en in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Voorliggend bestemmingsplan ziet toe op het deel van de voorgenomen ontwikkeling binnen de gemeente Dinkelland. Om een compleet nieuw juridisch-planologisch kader te realiseren wordt separaat een bestemmingsplanprocedure doorlopen voor het deel van de voorgenomen ontwikkeling binnen de gemeente Tubbergen.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied bestaat uit drie deelgebieden in het buitengebied van de gemeente Dinkelland. Zoals in de aanleiding reeds is genoemd ligt de slooplocatie Goudkampsweg 14 voor een deel in de gemeente Tubbergen (Hezingen). In afbeelding 1.1 is de ligging van de deelgebieden weergegeven met de rode sterren. Voor de exacte ligging en begrenzing van de deelgebieden wordt verwezen naar de verbeelding van dit bestemmingsplan.
![]() |
Afbeelding 1.1: Ligging van de deelgebieden (Bron: PDOK) |
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "Buitengebied, Heuvelweg 2, Gammelkerstraat 6 en Goudkampsweg 14" bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding (NL.IMRO.1774.BUIBPHEU2GAM6GOU14-VG01) en een renvooi;
- regels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
1.4 Huidig Planologisch Regime
1.4.1 Algemeen
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van de bestemmingsplannen "Bestemmingsplan Buitengebied 2010" en "Facetbestemmingsplan parkeren Dinkelland" van de gemeente Dinkelland, die op respectievelijk 18 februari 2010 en 29 mei 2018 zijn vastgesteld door de gemeenteraad. Het deelgebied Goudkampsweg 14 ligt zoals bekend daarnaast voor deel in de gemeente Tubbergen.
1.4.2 Beschrijving bestemmingen en aanduidingen
1.4.3 Strijdigheid
Het voornemen is op een aantal punten in strijd met geldende planologische regime:
- 1. Het realiseren van een (compensatie)woning en het in gebruik nemen van de bestaande bedrijfswoning (en bijbehorende gronden) ten behoeve reguliere bewoning ter plaatse van het deelgebied aan de Gammelkerstraat 6 is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan, aangezien deze gronden zijn voorzien van een agrarische bestemming waarbinnen reguliere woningbouw- en gebruik niet is toegestaan. Bovendien moet het agrarische bouwvlak/bouwperceel worden verwijderd.
- 2. Ter plaatse van het deelgebied aan Heuvelweg 2 is per bestemmingsvlak van de woonbestemming slechts één woning toegestaan. Om de bouw en het gebruik van de compensatiewoning mogelijk te maken dient het bestemmingsplan herzien te worden.
- 3. Tot slotte dient de sloop van de schuren op de locatie Goudkampsweg 14 te worden geborgd alsmede de maximale oppervlakte aan bijgebouwen na de sloop te worden vastgelegd.
Hiervoor dient het bestemmingsplan te worden herzien. Met voorliggend bestemmingsplan wordt een passend juridisch-planologisch kader vastgelegd en wordt aangetoond dat de ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
1.5 Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat een omschrijving van de gewenste ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het relevante beleid van het Rijk, provincie Overijssel en de gemeente Dinkelland beschreven. In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieu- en omgevingsthema's de revue en hoofdstuk 6 gaat in op de wateraspecten.
In de hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording. In hoofdstuk 8 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid. Tot slot gaat hoofdstuk 9 in op het vooroverleg.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Algemeen
Hierna wordt per locatie op de huidige situatie ingegaan.
2.2 Goudkampsweg 14-16, Oud Ootmarsum
Het deelgebied aan de Goudkampsweg 14-16 ligt ten noordoosten van de kern (Oud) Ootmarsum, in het buitengebied en op de grens tussen de gemeente Dinkelland en de gemeente Tubbergen. Het noordelijke deel van het agrarische erf met enkele bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning valt binnen het grondgebied van de gemeente Tubbergen en valt buiten de scope van voorliggend bestemmingsplan. De omgeving van het deelgebied wordt hoofdzakelijk gekenmerkt door agrarische bedrijven, agrarische (cultuur)gronden en verspreid liggende woonpercelen.
Het deelgebied zelf betreft een agrarisch bedrijfsperceel met een intensieve veehouderij. Het gaat om de gronden die in de huidige situatie zijn voorzien van een functieaanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet grondgebonden agrarisch bedrijf' (o.b.v. bestemmingsplan "Buitengebied 2010" van de gemeente Dinkelland). Hierbinnen zijn agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van stallen, schuren en twee bedrijfswoningen aanwezig (één op het agrarisch erf, en één ter plaatse van Goudkampsweg 16). Tussen de bedrijfsbebouwing is erfverharding aanwezig. Verder liggen er enkele kuilvoerplaten. De overige gronden zijn ingericht als tuin bij de bedrijfswoningen. Het deelgebied wordt omsloten door agrarische cultuur en landbouwgrond. Het erf wordt ontsloten op de middels een in- en uitrit op de Goudkampsweg.
Het agrarische bedrijf is reeds gestaakt. Een deel van de schuren/stallen op het agrarische erf heeft daarom geen vervolgfunctie meer. De agrarische bedrijfsgebouwen - die geen vervolgfunctie meer hebben voor de intensieve tak- worden gesloopt. De sloopmeters worden ingezet in het kader van de Rood voor Rood regeling.
In afbeelding 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie ter plaatse van dit deelgebied opgenomen.
![]() |
Afbeelding 2.1: Luchtfoto deelgebied Goudkampsweg 14 (Bron: PDOK) |
2.3 Gammelkerstraat 6, Deurningen
Het deelgebied aan de Gammelkerstraat 6 te Deurningen ligt ten westen van Oldenzaal, in het buitengebied van de gemeente Dinkelland. De omgeving van het deelgebied wordt hoofdzakelijk gekenmerkt door agrarische bedrijven, agrarische (cultuur)gronden en bospercelen.
De deellocatie zelf betreft het voormalige agrarisch erf. Het gaat om de gronden die in de huidige situatie zijn voorzien van een functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf'. Hierbinnen is voormalige agrarische bedrijfsbebouwing in de vorm van een voormalige boerderij en een bedrijfswoning aanwezig. De agrarische bedrijfsactiviteiten op het perceel zijn al enige tijd beëindigd.
Er is sprake van een klassieke (logische) indeling waarbij de boerderij aan de voorzijde van het erf is gesitueerd. Het erf is altijd kleinschalig van opzet gebleven met het centrum van het erf direct achter de boerderij.
In afbeelding 2.2 is een luchtfoto van het deelgebied aan de Gammelkerstraat 6 opgenomen. De begrenzing van deze deellocatie is aangeduid met een rode omlijning.
![]() |
Afbeelding 2.2: Luchtfoto deelgebied Gammelkerstraat 6 (Bron: PDOK) |
2.4 Heuvelweg 2, Oud Ootmarsum
Het deelgebied aan de Heuvelweg 2 te Oud Ootmarsum ligt ten noorden van (Oud) Ootmarsum, in het buitengebied van de gemeente Dinkelland. De omgeving van het deelgebied wordt hoofdzakelijk gekenmerkt door agrarische bedrijven, agrarische (cultuur)gronden en woon- en bospercelen.
Het deelgebied zelf betreft een woonperceel waarbinnen in de huidige situatie één woning aanwezig is. Er is sprake van een bestaand (woon)erf met een woning, een tweetal schuren en een aantal houthokken. Het betreft een kleinschalig erf dat aan alle zijden is omsloten door bos. Het deelgebied wordt ontsloten middels een in- en uitrit op de Heuvelweg.
In afbeelding 2.3 is een luchtfoto van het deelgebied aan de Heuvelweg 2 opgenomen. De begrenzing van deze deellocatie is aangeduid met een rode omlijning.
![]() |
Afbeelding 2.3: Luchtfoto deelgebied Heuvelweg 2 (Bron: PDOK) |
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Inleiding
Zoals reeds in 1.1 is aangegeven, ziet dit bestemmingsplan toe op de realisatie van woningen op de percelen aan de Gammelkerstraat 6 te Deurningen en de Heuvelweg 2 te Oud Ootmarsum. De bouwrechten voor deze twee extra woningen worden verkregen door het toepassen van de Rood voor Rood regeling. Op de hiervoor genoemde percelen ontbreekt het aan voldoende sloopmeters om deze woningen mogelijk te maken. Daarom wordt het perceel Goudkampsweg 14 te Oud Ootmarsum/Hezingen bij de ontwikkeling betrokken.
Aan de Goudkampsweg 14 in Oud Ootmarsum/Hezingen is sprake van een intensieve veehouderij met een ondergeschikt montage- en klussenbedrijf. De agrarische bedrijfsvoering is reeds gestaakt en de wens bestaat om ter plaatse uitsluitend het montage- en klussenbedrijf voor te zetten. Om die reden wordt voorgesteld om alle landschapsontsierende bebouwing, die geen vervolgfunctie heeft voor het montage- en klussenbedrijf, te slopen. De sloopmeters worden ingezet voor de Rood voor Rood regeling. Een klein gedeelte van de sloopmeters wordt behouden om een kleine opstal terug te kunnen bouwen voor de stalling van materialen. De agrarische bestemming wordt omgezet naar een passend bedrijfsbestemming.
Het deelgebied aan de Goudkampsweg 14 ligt op de grens van tussen de gemeente Dinkelland en de gemeente Tubbergen. Daarom staat een gedeelte van de sloopmeters in de gemeente Tubbergen en een deel in de gemeente Dinkelland. De totale sloopmeters gezamenlijk op deze locatie bedragen 2.043 m2. Door de wens voor het terugbouwen van een opstal van 300 m2 blijven er 1.743 m2 beschikbaar voor de Rood voor Rood regeling.
Op basis daarvan ontstaan twee bouwrechten voor woningen. Omdat de sloopmeters van één locatie uit twee verschillende gemeentes worden gegenereerd moet onderscheid gemaakt worden in de sloopopgave per gemeente. In de gemeente Dinkelland is de sloopopgave voor een compensatiewoning 850 m2, waarbij minimaal 600 m2 uit de eigen gemeente afkomstig moet zijn. Het restant mag (eventueel) uit de gemeente Tubbergen komen. In totaal moeten in dit geval daarom 1.200 m2 sloopmeters uit de gemeente Dinkelland komen. Dat is hier het geval. Van de 1.743 m2 ligt namelijk ruim 1.400 m2 in de gemeente Dinkelland. Hiermee wordt voldaan aan de vereiste sloopopgave.
Zoals hiervoor reeds in aangegeven worden deze bouwrechten ingezet op de locaties aan de Gammelkerstraat 6 te Deurningen en de Heuvelweg 2 te Oud Ootmarsum. Aan de Heuvelweg 2 wordt op de plaats van een bestaande schuur een woning gerealiseerd en aan de Gammelkerstraat 6 wordt de voormalige woonboerderij gesloopt en herbouwd. Deze te slopen boerderij maakt geen onderdeel uit van de vereiste sloopmeters in het kader van de Rood voor Rood regeling. In beide gevallen is op dit moment sprake van een bestaand erf met één woonrecht en in beide gevallen na de voorgenomen ontwikkeling sprake van een erf met twee wooneenheden.
Hierna wordt per deellocatie ingegaan op de gewenste situatie.
3.2 Goudkampsweg 14-16, Oud Ootmarsum
3.2.1 Gewenste ontwikkeling
Zoals in paragraaf 2.2 reeds is weergegeven is ter plaatse van de Goudkampsweg 14 sprake van een agrarisch bedrijf met een intensieve veehouderij met een ondergeschikt montage- en klussenbedrijf. De agrarische bedrijfsvoering is reeds gestaakt. Om leegstand en verval van de schuren, die geen vervolgfunctie hebben voor het montage- en klussenbedrijf, te voorkomen, bestaat de wens om deze bebouwing te slopen. De sloopmeters worden ingezet voor de Rood voor Rood regeling. Een klein gedeelte van de sloopmeters wordt behouden om een schuur van circa 300 m2 terug te kunnen bouwen. Deze schuur is noodzakelijk voor de voortzetting van het montage- en klussenbedrijf (opslag/stalling materialen). Vanuit ruimtelijk oogpunt is het bovendien wenselijk een extra schuur te plaatsen in relatie tot het open landschap.
De zuidelijke bedrijfswoning (nr. 16) maakt na de staking van het agrarische bedrijf geen onderdeel meer uit van het bedrijf. Daarom worden de gronden ter plaatse van deze voormalige agrarische bedrijfswoning omgezet naar een reguliere woonbestemming.
3.2.2 Landschappelijke inpassing
In dit geval is door N+L Landschapsontwerpers een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld met de landschappelijke inpassing van de bij deze ontwikkeling betrokken percelen. In deze subparagraaf wordt nader op de landschappelijke inpassing ingegaan. Het volledige ruimtelijk kwaliteitsplan is als Bijlage 1 bijgevoegd. In afbeelding 3.1 is een uitsnede van het bijbehorende erfinrichtingsplan weergegeven.
Van oorsprong ligt het deelgebied in het kampenlandschap, maar de herkenning sluit meer aan bij een ontginningslandschap. Het huidige erf ligt in een zeer open landschap terwijl het erf voorheen verbonden is geweest met onder meer de Goudkampsweg door landschapselementen. Door de sloop van het overgrote gedeelte van de opstallen komt het dan nog compacte en veel kleinere erf ongewenst in de openheid te liggen. Om die reden wordt de aansluiting gezocht met de Goudkampsweg door de bestaande bomenrij te versterken met enkele zomerlinden en zomereiken. Daarnaast wordt een hakhoutsingel rondom het nieuwe erf gelegd. Daarmee ontstaat er een connectie met de Goudkampsweg, maar de houtsingel zorgt er ook voor dat het erf goed wordt ingepast. Daarnaast neemt de houtsingel de functie van windvanger over van de dan gesloopte bebouwing.
Concreet ziet de landschappelijke inpassing toe op:
- sloop van landschapsontsierende bebouwing;
- aanplant van 6 bomen te versterken van de bestaande bomen(rij);
- aanplant van een houtsingel.
![]() |
Afbeelding 3.1: Uitsnede ruimtelijk kwaliteitsplan Goudkampsweg (Bron: N+L Landschapsontwerpers) |
3.3 Gammelkerstraat 6, Deurningen
3.3.1 Gewenste ontwikkeling
Aan de Gammelkerstraat 6 is sprake van een bestaande woning en een oude woonboerderij die op dit moment in gebruik is als bijgebouw c.q. stalmogelijkheid. De voormalige woonboerderij is authentiek en karakteristiek, maar in vervallen staat. Dit gebouw heeft vanwege de slechte bouwkundige staat geen mogelijke vervolgfunctie.
Het voornemen de oude woonboerderij (die dus niet in gebruik is als woning) te slopen en daarvoor op basis van de Rood voor Rood regeling een nieuwe woning terug te bouwen. De sloopmeters zijn gevonden op de locatie aan de Goudkampsweg 14 (zie hiervoor ook paragraaf 2.2). Hierbij wordt opgemerkt dat de sloopmeters van deze woonboerderij niet kunnen worden ingezet in het kader van de Rood voor Rood regeling. Deze bebouwing kan immers niet als landschapsontsierend worden aangemerkt.
3.3.2 Landschappelijke inpassing
In dit geval is ook voor dit deelgebied door N+L Landschapsontwerpers een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld met de landschappelijke inpassing. In deze subparagraaf wordt nader op de landschappelijke inpassing ingegaan. Het volledige ruimtelijk kwaliteitsplan is als Bijlage 1 bijgevoegd. In afbeelding 3.2 is een uitsnede van het bijbehorende erfinrichtingsplan weergegeven.
Op het erf worden twee opstallen gerealiseerd, waardoor beide woningen de beschikking hebben over een bijgebouw. Het erf wordt eenvoudig ontsloten op de bestaande in- en uitrit op de Gammelkerstraat en verschilt daarom niet veel van de huidige situatie. De bestaande beplanting blijft behouden waardoor de landschappelijke inpassing grotendeels volstaat. Wel worden aan de noordwestzijde enkele bomen aangeplant en wordt een fragment haag voorgesteld nabij de nieuwe woning. Een karrenspoor aan de oostzijde is richting de veldschuur gelegen en laat daardoor de connectie tussen dit gebouw en het erf zien.
Concreet ziet de landschappelijke inpassing toe op:
- Aanplant solitaire bomengroep;
- Aanplant gemengde haag.
- Aanleg karrenspoor richting nabij gelegen veldschuur.
![]() |
Afbeelding 3.2 Uitsnede ruimtelijk kwaliteitsplan Gammelkerstraat (Bron: N+L Landschapsontwerpers) |
3.4 Heuvelweg 2, Oud Ootmarsum
Via de Rood voor Rood regeling bestaat de mogelijkheid om een (extra) woonrecht toe te voegen op het erf aan de Heuvelweg 2 in Oud Ootmarsum. Er is sprake van een bestaand (woon)erf met één woning, een tweetal schuren en een aantal clandestiene houthokken. Het betreft een kleinschalig erf dat aan alle zijden is omsloten door bos.
Op deze locatie wordt de bestaande schuur gesloopt en vervangen voor een reguliere burgerwoning. Daarmee is er geen sprake van een uitbreiding van het woonerf en wordt het omliggende bos en natuur niet aangetast. Bovendien worden clandestien gebouwde houthokken gesloopt.
Aanvankelijk maakte het deelgebied onderdeel uit van het heidecomplex op de stuwwal. Na de ontginningsperiode in de jaren '30 worden veel heidegebieden ingeplant met naaldhout, zo ook het deelgebied zelf. Rond de jaren '50 ontstaat het erf en in de laatste 30 tot 40 jaar vormt het naaldbos langzaam om naar een gemengd bos. Feitelijk verandert het landschap rondom nauwelijks. Het erf is robuust ingepast en met de voorgenomen ontwikkeling zijn er geen wijzigingen vooraanstaande. Met de huidige, te behouden inpassing wordt voldaan aan het gestelde beleid.
In afbeelding 3.3 is weergegeven welke gebouwen worden gesloopt en welke blijven behouden. Afbeelding 3.4 geeft een indicatie van de gewenste situatie weer.
![]() |
Afbeelding 3.3:Te slopen en behouden bebouwing Heuvelweg 2 (Bron: N+L Landschapsontwerpers) |
![]() |
Afbeelding 3.4: Indicatie gewenste situatie (Bron: Borgerink Groendesign) |
3.5 Verkeer En Parkeren
3.5.1 Algemeen
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling, evenals een eventuele toename van de verkeersgeneratie. Hiervoor wordt de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381 (december 2018)' van het CROW aangehouden.
Met dit initiatief wordt de agrarische bedrijfsvoering aan de Goudkampsweg 14 beëindigd. Hierdoor zal er ter plaatse van de Goudkampsweg 14 naar verwachting sprake zijn van een afname aan verkeersbewegingen door het planologisch vervallen van de agrarische bedrijfsvoering gerelateerde verkeersbewegingen. In dit geval blijft er wel sprake van een montage- en klussenbedrijf.
Ter plaatse van de deelgebieden aan de Gammelkerstraat 6 en de Heuvelweg 2 wordt per deelgebied één woning toegevoegd. Dit heeft invloed op het parkeren en de verkeersgeneratie.
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
- Stedelijke zone: buitengebied;
- Verstedelijkingsgraad: niet stedelijk;
- functie: koop, woning, vrijstaand.
3.5.2 Verkeersgeneratie
Gelet op de vorenstaande uitgangspunten geldt voor een vrijstaande woningen ter plaatse van deelgebieden Gammelkerstraat 6 en Heuvelweg 2, in het buitengebied, een verkeersgeneratie van 8,2 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. De deelgebieden worden op een verkeersveilige en overzichtelijke wijze ontsloten middels de bestaande in- en uitrit op respectievelijk de Gammelkerstraat en de Heuvelweg. Het omliggende wegennet van de locaties is daarnaast van voldoende omvang en beschikt over voldoende capaciteit om deze beperkte toename van verkeersbewegingen eenvoudig te kunnen afwikkelen. De zuidelijke bedrijfswoning (nr. 16) ter plaatse van het deelgebied Goudkampsweg 14-16 wordt omgezet naar een reguliere woonbestemming. Dit heeft geen invloed op de verkeersgeneratie.
Opgemerkt wordt dat op deze locatie aan de Goudkampsweg 14 op basis van het huidige planologische regime hoofdzakelijk niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering is toegestaan. Voor wat betreft het montage- en klussenbedrijf wordt uitgegaan van de functie 'bedrijf arbeidsintensief/bezoekers extensief'. Voor een dergelijk bedrijf geldt een verkeersgeneratie van 10 verkeersbewegingen per 100 m2 bvo per weekdagetmaal. In dit geval is in de gewenste situatie sprake van 70 verkeersbewegingen. Naar verwachting is met de het omzetten van de bestemming naar 'Bedrijf - Voormalig agrarisch', gelet op het huidig toegestane gebruik in dit deelgebied, geen sprake van een onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen.
Het omliggende wegennetwerk is van voldoende omvang om deze verkeersbewegingen eenvoudig af te wikkelen.
3.5.3 Parkeren
Het parkeren ten behoeve van de (nieuwe) woningen vindt plaats op eigen terrein. Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten geldt voor een vrijstaande woning in het buitengebied een parkeerbehoefte 2,4 parkeerplaatsen. Gelet op de omvang van de percelen aan de Gammelkerstraat 6 en de Heuvelweg 2 en gezien de beoogde inrichting zoals weergegeven in paragraaf 3.3 en paragraaf 3.4 wordt gesteld dat in deze behoefte wordt voorzien. Het parkeren ten behoeve van het montage- en klussenbedrijf ter plaatse van deelgebied Goudkampsweg 14 vindt eveneens plaats op eigen terrein. De zuidelijke bedrijfswoning (nr. 16) ter plaatse van het deelgebied Goudkampsweg 14-16 wordt omgezet naar een reguliere woonbestemming. Dit heeft geen invloed op de parkeerbehoefte. Die parkeerbehoefte van deze woning wordt op het eigen perceel opgevangen.
3.5.4 Conclusie
Het aspect 'verkeer en parkeren' vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkelingen.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald in de verbeelding en in de regels.
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)
4.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
4.1.3 Conclusie toetsing van het initiatief aan het rijksbeleid
Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
4.2 Provinciaal Beleid
In deze paragraaf wordt het voor deze ontwikkeling relevante provinciale beleid behandeld. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel de Omgevingsvisie Overijssel 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening Overijssel vastgesteld.
4.2.1 Omgevingsvisie Overijssel
De omgevingsvisie is het centrale provinciale beleidsplan voor het fysieke beleidsplan voor het fysieke leefmilieu in Overijssel. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele centrale ambities van de provincie:
- goed en plezierig wonen, nu en in de toekomst door een passend en flexibel aanbod van woonmilieus (typen woningen en woonomgeving) die voorzien in de vraag (kwantitatief en kwalitatief);
- versterken complementariteit van bruisende steden en vitaal platteland als ruimtelijke, cultureel, sociaal en economisch samenhangend geheel. Dit door behoud en versterking van leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied, stedelijke netwerken versterken, behoud en versterken van cultureel erfgoed als drager van identiteit;
- veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen door te zorgen voor waterveiligheid, externe veiligheid en verkeersveiligheid;
- investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan.
4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.
4.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:
- 1. Of – generieke beleidskeuzes
- 2. Waar – ontwikkelingsperspectieven
- 3. Hoe – gebiedskenmerken
Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.
De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.
Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.
In afbeelding 4.1 is het Uitvoeringsmodel weergegeven.
![]() |
Afbeelding 4.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) |
4.2.4 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid
Geconcludeerd wordt dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal ruimtelijk beleid.
4.3 Gemeentelijk Beleid
In dit geval wordt het initiatief, gelet op de ligging van het een deel van (een klein deel van) de sloopmeters die worden ingezet in de gemeente Tubbergen, naast de reguliere toetsing aan het gemeentelijke beleid van Dinkelland ook getoetst aan het specifieke Rood voor Rood beleid van de gemeente Tubbergen. Omdat er verder op het grondgebied geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen (uitsluitend sloop) wordt nadere toetsing aan het gemeentelijke beleid van Tubbergen achterwege gelaten.
Het gemeentelijk beleid van Dinkelland is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste beleidsdocumenten die van toepassing zijn op de voorgenomen ontwikkeling worden hieronder in willekeurige volgorde behandeld.
4.3.1 MijnOmgevingsvisie Dinkelland
4.3.2 Woonvisie Dinkelland 2021+
4.3.3 Rood voor Rood Dinkelland 2015
4.3.4 VAB+ beleid
4.3.5 Casco-benadering in Noordoost-Twente
4.3.6 Beeldkwaliteit
De Nota omgevingskwaliteit is in dit geval niet van toepassing, omdat voor Rood voor Rood-projecten een algemeen beeldkwaliteitsplan geldt. Toetsing op welstand vindt uiteindelijk plaats bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de extra woningen. Voor de compensatiewoningen geldt het algemeen beeldkwaliteitsplan Rood voor Rood zoals opgenomen in Bijlage 2. Op voorhand worden geen belemmeringen verwacht voor wat betreft de uitvoering van voorliggend plan.
4.3.7 Conclusie toetsing aan het gemeentelijk beleid
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling past binnen de gemeentelijke beleidskaders.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid, voor beide percelen, beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie en besluit milieueffectrapportage.
5.1 Geluid
5.1.1 Wettelijk kader
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.
5.1.2 Situatie plangebied
In voorliggend geval worden uitsluitend met de compensatiewoningen aan de Heuvelweg 2 en de Gammelkerstraat 6 twee geluidsgevoelige objecten (woningen) mogelijk gemaakt. De bestaande woningen hoeven niet te worden meegenomen in de toetsing aan de Wgh.
De compensatiewoning aan de Heuvelweg 2 ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Heuvelweg, de Uelserdijk en de Laagsestraat. Kijkend naar het omliggende wegennet, wordt gesteld dat de Heuvelweg en de Uelserdijk voornamelijk door bestemmingsverkeer gebruikt worden en daarmee een lage verkeersintensiteit kennen. Tussen de woning en de Laagsestraat is verder tussenliggende bebouwing aanwezig.
Ten aanzien van de compensatiewoning aan de Gammelkerstraat is de geluidskaart voor het wegverkeer geraadpleegd via de Atlas voor de Leefomgeving (zie afbeelding 5.1). Hieruit blijkt dat de woning is beoogd in een gebied waarvoor <45 dB wordt verwacht. Er wordt dan ook verwacht dat de geluidsbelasting op de gevels van beide compensatiewoningen onder de voorkeurswaarde van 48 dB zal blijven. Een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai wordt hiermee niet noodzakelijk geacht.
![]() |
Afbeelding 5.1: Uitsnede geluidkaart (Bron: atlasleefomgeving.nl) |
De te realiseren woningen liggen verder niet nabij een spoorlijn of een gezoneerd industrieterrein. De aspecten 'railverkeerslawaai' en 'industrielawaai' vormen van ook geen belemmering voor dit planvoornemen. Voor de invloed van individuele bedrijvigheid op dit plan wordt verwezen naar paragraaf 5.5 van deze toelichting.
5.1.3 Conclusie
De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
5.2 Bodemkwaliteit
5.2.1 Algemeen
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan of wijzigingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.
5.2.2 Situatie plangebied
5.2.3 Conclusie
Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat een nader bodemonderzoek niet noodzakelijk is. De onderzoekslocaties worden vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het beoogde gebruik.
5.3 Luchtkwaliteit
5.3.1 Beoordelingskader
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer.
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Op grond van de Wet milieubeheer, gelet op artikel 5.16 lid 4 Wet Milieubeheer geldende de volgende regelingen:
- Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
- Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);
5.3.2 Situatie plangebied
In paragraaf 5.3.1.1 is een lijst met categorieën van gevallen beschreven, die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Gelet op de aard en omvang van voorliggende ontwikkeling in vergelijking met voorgenoemde voorbeelden van categorieën, kan worden aangenomen dat voorliggende ontwikkeling 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.
Bovendien wordt ter plaatse van de Goudkampsweg 14 het agrarische bedrijf met onder meer een intensieve tak permanent beëindigd. Hierdoor is er per saldo sprake van een verbetering van de luchtkwaliteit in en rondom dit deelgebied.
Verder wordt opgemerkt dat ten aanzien van de ontwikkeling geen sprake is van de realisatie van een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.
5.3.3 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
5.4 Externe Veiligheid
5.4.1 Algemeen
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
- het Registratiebesluit externe veiligheid;
- het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
- het Vuurwerkbesluit.
Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:
- het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
- de Regeling basisnet;
- de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).
Het vervoer van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden- en het groepsrisico.
5.4.2 Beoordeling
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond de plangebieden. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
In afbeelding 5.2 is een uitsnede van de Risicokaart opgenomen. In dit geval wordt het deelgebied aan de Goudkampsweg 14 buiten beschouwing gelaten. Op deze locatie worden namelijk geen (beperkt) kwetsbare objecten toegevoegd en nieuwe functies toegestaan waarbij sprake is van gebruik van gevaarlijke stoffen. De deelgebieden Gammelkerstraat 6 en Heuvelweg 2 zijn afzonderlijk bekeken en zijn indicatief met de blauwe sterren weergeven.
![]() |
Afbeelding 5.2 Uitsnede Risicokaart - Gammelkerstraat 6 (links) en Heuvelweg 2 (rechts) (Bron: Risicokaart Overijssel) |
Buisleidingen Nederlandse Gasunie B.V.
Zoals in afbeelding 5.2 is weergegeven, ligt het deelgebied Gammelkerstraat 6 nabij gasleidingen van de Nederlandse Gasunie B.V. Deze buisleidingen hebben een maximale uitwendige diameter van 219,08 mm en een werkdruk van maximaal 80,00 bar. Bij dergelijke gasleidingen ligt de 1% letaliteitsgrens op 130 meter. Het deelgebied ligt op circa 220 meter afstand van deze buisleidingen. Een nadere verantwoording van het groepsrisico kan achterwege blijven.
Uit de inventarisatie blijkt verder dat de deelgebieden:
- zich niet bevinden binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
- zich niet bevinden binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
- niet liggen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
- niet liggen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
5.4.3 Conclusie
Een en ander brengt met zich mee dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.
5.5 Milieuzonering
5.5.1 Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
5.5.2 Gebiedstypen
5.5.3 Beoordeling
Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Hierbij spelen twee vragen een rol:
- 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
- 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).
5.5.4 Conclusie
Het aspect 'milieuzonering' vormt geen belemmeringen voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
5.6 Geur
5.6.1 Wet geurhinder en veehouderij & Activiteitenbesluit
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit.
De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object.
Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden. Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odeur units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odeur units per kubieke meter lucht.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
- ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
- ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.
Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.
5.6.2 Situatie plangebied
Voorgenomen ontwikkeling gaat uit van het toevoegen van twee nieuwe geurgevoelige objecten in de vorm van de te realiseren compensatiewoningen aan de Gammelkerstraat 6 en de Heuvelweg 2 in het buitengebied van de gemeente Dinkelland. In de omgeving van deze locaties komen uitsluitend grondgebonden agrarische bedrijven voor. In dit geval geldt in beginsel dan ook de vaste afstand van 50 meter.
Zoals blijkt uit paragraaf 5.5 liggen rondom de deelgebieden Gammelkerstraat 6 en Heuvelweg 2 grondgebonden agrarische bedrijven (veehouderijen) op (veel meer) dan 50 meter afstand van de deelgebieden. Hiermee wordt ruimschoots aan de vaste afstand van 50 meter voldaan ten opzichte van de bedoelde veehouderij en overige veehouderijen in de omgeving. Er is daarmee sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de te realiseren woningen. Omgekeerd wordt het agrarische bedrijf niet in haar bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden beperkt.
Tenslotte wordt opgemerkt dat ter plaatse van de Goudkampsweg 14 de intensieve veehouderij permanent beëindigd. Hierdoor is er per saldo sprake van een verbetering van de situatie voor wat betreft 'geur' in en rondom dit deelgebied.
5.6.3 Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
5.7 Ecologie
5.7.1 Algemeen
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland. Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.
5.7.2 Gebiedsbescherming
5.7.3 Soortenbescherming
5.7.4 Conclusie
Het aspect 'ecologie' vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
5.8 Archeologie & Cultuurhistorie
5.8.1 Archeologie
5.8.2 Cultuurhistorie
5.8.3 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat geen archeologisch onderzoek benodigd is en geen sprake is van negatieve effecten op cultuurhistorische waarden.
5.9 Besluit Milieueffectrapportage
5.9.1 Kader
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
- Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan);
Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
- Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3);
Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
- Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4);
Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r. Beoordeling gehanteerd.
5.9.2 Beoordeling
5.9.3 Conclusie
De in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling is niet m.e.r.-plichtig.
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
6.1 Vigerend Beleid
6.1.1 Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
6.1.2 Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Met de vaststelling van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is het NWP 2016-2021 op enkele onderdelen gewijzigd. Tezamen geven beide documenten op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009). In relatie tot de NOVI wordt de doorwerking geregeld in de Omgevingswet.
6.1.3 Provinciaal beleid
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.
6.1.4 Waterschap Vechtstromen
Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld.
Het algemeen bestuur van waterschap Vechtstromen heeft in de vergadering van 7 oktober het 'Waterbeheerplan 2016-2021' vastgesteld.
In het Waterbeheerplan is aangegeven hoe het waterschap zijn taken de komende jaren (2016 tot 2021) wil uitvoeren. In het plan zijn doelen en maatregelen gesteld voor de thema's waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater. Deze zijn gericht op:
- voorkomen of beperken van overstromingen, wateroverlast en droogte;
- beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater en het zorgen voor een goed functionerend regionaal watersysteem;
- het effectief en efficiënt behandelen van afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties.
6.2 Waterparagraaf
6.2.1 Algemeen
Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).
Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
6.2.2 Watertoetsprocedure
Het waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (http://www.dewatertoets.nl). Voor elk deelgebied een aparte watertoets uitgevoerd. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de zogenoemde 'korte procedure' van de watertoets van toepassing is voor de deelgebieden Gammelkerstraat 6 en Heuvelweg 2. De standaard waterparagraaf behorend bij de korte procedure is opgenomen in Bijlage 7 bij deze toelichting. Voor het deelgebied Goudkampsweg 14 is er sprake van de 'normale procedure'. Voor het verdere proces wordt het waterschap bij het plan betrokken. Hiertoe is het waterschap geïnformeerd door het voornemen per mail voor te leggen. In het vervolg van de planvorming worden adviezen van het waterschap betrokken.
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten En Planverantwoording
7.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
7.2 Opzet Van De Regels
7.2.1 Algemeen
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels;
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels;
- 4. Overgangs- en slotregels.
7.2.2 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
- Begrippen (Artikel 1)
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
- Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
7.2.3 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
- Bestemmingsomschrijving: de omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
- Bouwregels: in de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage, etc.);
- Afwijken van de bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bouwregels.
- Specifieke gebruiksregels: in dit artikel is het strijdig gebruik geregeld en de voorwaardelijke verplichting opgenomen;
- Afwijken van de gebruiksregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven gebruiksmogelijkheden;
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: omgevingsvergunningenstelsel;
- Wijzigingsbevoegdheden: onder welke voorwaarden mag de bestemming worden gewijzigd.
In paragraaf 7.3 worden de bestemmingen nader toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen.
7.2.4 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
- Anti-dubbeltelregel (Artikel 8)
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
- Algemene bouwregels (Artikel 9)
Deze regel is opgenomen om ten aanzien van geluidsgevoelige objecten een bepaalde afstand tot wegen te garanderen.
- Algemene gebruiksregels (Artikel 10)
In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de te onderscheiden bestemming helder en duidelijk moet zijn.
- Algemene afwijkingsregels (Artikel 11)
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.
- Algemene wijzigingsregels (Artikel 12)
In dit artikel worden de algemene wijzigingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om onderdelen van het bestemmingsplan te wijzigen.
- Overige regels (Artikel 13)
In dit artikel worden de overige regels beschreven. Deze regels gaan in op de mogelijkheid tot het stellen van nadere eisen en de geldende parkeerregels.
7.2.5 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
7.3 Verantwoording Van De Regels
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.
'Agrarisch - 1' (Artikel 3)
Ter plaatse van het deelgebied Goudkampsweg 14 is de bestemming 'Agrarisch - 1' toegekend aan de gronden die niet meer deel uitmaken van de bedrijfsinrichting. Deze gronden zijn in beginsel bestemd voor het agrarisch gebruik, het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden en het uitvoeren en instandhouden van landschapsmaatregelen zoals opgenomen in ruimtelijke kwaliteitsplannen. Op deze gronden mag in beginsel niet worden gebouwd.
'Bedrijf - Voormalig agrarisch' (Artikel 4)
Ter plaatse van het deelgebied Goudkampsweg 14 is de bestemming 'Bedrijf - Voormalig agrarisch' toegekend. Deze gronden zijn bestemd voor bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van een montage- en klussenbedrijf, niet zijnde geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit,
De gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waaronder een overkapping mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' genoemde oppervlakte, namelijk 700 m2. Dit om het aantal m2 aan bedrijfsgebouwen te maximaliseren. Binnen dit oppervlak zijn de bestaande te behouden schuur van circa 400 m2 en de nieuwe te bouwen schuur van 300 m2 mogelijk.
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaardelijke verplichting'zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen.
'Wonen' (Artikel 5)
Gronden met deze bestemming zijn hoofdzakelijk bestemd voor woonhuizen en bijbehorende bouwwerken en het uitvoeren van de landschapsmaatregelen gekoppeld aan ruimtelijke kwaliteitsplannen.
De sloop van de schuren en landschappelijke inpassingen in het kader van de Rood-voor-Rood regeling zijn gewaarborgd door bij de specifieke gebruiksregels specifieke voorwaardelijke verplichtingen op te nemen.
'Waarde - Ecologie' (Artikel 6)
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de gronden ten behoeve van de instandhouding en realisatie van het Natuurnetwerk Nederland.
'Waarde - Landschap' (Artikel 7)
De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van waardevolle landschapselementen.
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, behalve voor zover bestaand, worden gebouwd.
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval wordt een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemers en de gemeente Dinkelland. Hierin wordt onder meer opgenomen dat het risico van planschade bij de initiatiefnemers ligt zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
Hoofdstuk 9 Vooroverleg
9.1 Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
9.1.1 Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat de gewenste ontwikkelingen geen nationale belangen schaden. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
9.1.2 Provincie Overijssel
Het plan is in het kader van vooroverleg aan de provincie Overijssel voorgelegd.
9.1.3 Waterschap Vechtstromen
In het kader van de watertoets heeft er een digitale watertoets plaatsgevonden via de website www.dewatertoets.nl. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de zogenoemde 'korte procedure' van de watertoets van toepassing is voor de deelgebieden Gammelkerstraat 6 en Heuvelweg 2. De standaard waterparagraaf behorend bij de korte procedure is opgenomen in Bijlage 7 bij deze toelichting. Voor het deelgebied Goudkampsweg 14 is er sprake van de 'normale procedure'. Voor het verdere proces het waterschap bij het plan betrokken. Hiertoe is het waterschap geïnformeerd door het voornemen per mail voor te leggen. In het vervolg van de planvorming zijn adviezen van het waterschap betrokken.
9.1.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 4 februari 2022 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon eenieder zienswijzen ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Wel is er in het vastgestelde bestemmingsplan sprake van een ambtshalve wijziging. Ter plaatse van het deelgebied Heuvelweg 2 is de mogelijkheid toegevoegd om het bouwvlak te verplaatsen. Dat is gedaan omdat er vanwege bouwtechnische redenen beperkte mogelijkheden zijn om een volwaardige woning te realiseren binnen het huidige bouwvlak. Hiertoe is in lid 5.6 in de regels een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Op de verbeelding is aan het deelgebied Heuvelweg 2 de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' toegekend.
Bijlage 1 Sloopgave Goudkampsweg 14
Bijlage 1 Sloopgave Goudkampsweg 14
Bijlage 2 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Goudkampsweg 14
Bijlage 2 Ruimtelijk kwaliteitsplan Goudkampsweg 14
Bijlage 3 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Gammelkerstraat 6
Bijlage 3 Ruimtelijk kwaliteitsplan Gammelkerstraat 6
Bijlage 4 Ruimtelijk Kwaliteitsplan Heuvelweg 2
Bijlage 4 Ruimtelijk kwaliteitsplan Heuvelweg 2
Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitsplan
Bijlage 1 Ruimtelijk kwaliteitsplan
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Rood Voor Rood
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Rood voor Rood
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek Goudkampsweg 14
Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek Goudkampsweg 14
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Gammelkerstraat 6
Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek Gammelkerstraat 6
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek Heuvelweg 2
Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek Heuvelweg 2
Bijlage 6 Quickscan Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 6 Quickscan natuurwaardenonderzoek