Buitengebied, herstel Kuiperberg 2013
Bestemmingsplan - gemeente Dinkelland
Vastgesteld op 26-05-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Het herstel van de Kuiperberg en omgeving is één van de projecten om de kwaliteiten van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente te versterken. Binnen dit project zijn diverse deelprojecten onderscheiden. Enkele deelprojecten passen niet binnen de ter plaatse geldende bestemmingen. Dit bestemmingsplan is opgesteld om de uitvoering van de volgende drie deelprojecten mogelijk te maken:
- De omlegging van een deel van de zandweg Tichelwerk direct grenzend aan Erve Geerdink (Tichelwerk 6).
- Het verbeteren van de parkeervoorziening bij het oriëntatiepunt, waarbij het aantal parkeerplaatsen wordt uitgebreid en de bouw van een informatiepunt mogelijk wordt gemaakt.
- De realisatie van een schuilhut ten behoeve van recreatieve doeleinden en opslag voor de klootschietbaan.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied ligt in het buitengebied ten westen van Ootmarsum. De genoemde projecten liggen op enkele honderden meters afstand van elkaar. Zie afbeelding 1.1 voor de globale ligging van de projecten. Op de verbeelding bij dit bestemmingsplan staat de exacte begrenzing van het plangebied weergegeven.
Afbeelding 1.1: ligging plangebied t.o.v. Ootmarsum
1.3 Vigerende Bestemmingen
Alle deelgebieden liggen binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010' van de gemeente Dinkelland. Het bestemmingplan 'Buitengebied 2010' is door de gemeenteraad op 18 februari 2010 gewijzigd vastgesteld en is op 26 juli 2010 in werking getreden. Op 20 april 2012 is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden. Hieronder worden per deelgebied de bestemmingen benoemd.
Deelgebied 1: zandweg Tichelwerk
De gronden waar de aangepaste zandweg wordt gerealiseerd hebben de bestemming 'Agrarisch - 2'. Deze gronden zijn nu bestemd voor het agrarisch gebruik; het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden; doeleinden van agrarisch natuurbeheer en extensief dagrecreatief medegebruik. Ondergeschikt hieraan zijn ook wegen en paden toegestaan. Het aanbrengen van oppervlakte verhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik (buiten het bouwvlak) of de bereikbaarheid van bebouwde percelen en veldschuren is in strijd met de bestemming. De te verleggen weg is een doorgaande weg en niet enkel ter ontsluiting van aanliggende percelen. De aanleg van deze weg is daardoor in strijd met de vigerende bestemming.
Aan de bestaande zandweg zijn de bestemming 'Verkeer' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Ecologie' en 'Leiding - Water' toegekend. Na verlegging van de zandweg wil men de voormalige zandweg gebruiken voor agrarische doeleinden. Het gebruik van deze gronden voor agrarische doeleinden past echter niet binnen de geldende bestemming. Bovendien kan de aanduiding 'Waarde - Ecologie' worden verwijderd, omdat de zandweg geen deel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur. De bestemming 'Leiding - Water' wordt gehandhaafd.
Afbeelding 1.2: uitsnede zandweg bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'
Deelgebied 2: verbeteren parkeervoorziening
Ter plaatse van de huidige en toekomstige parkeervoorziening gelden de bestemmingen 'Agrarisch - 2' en 'Bos en Natuur'. Daarnaast zijn gedeeltelijk de dubbel bestemmingen 'Waarde - Ecologie' en 'Leiding - Water' van toepassing. De gronden zijn daarmee ten eerste bestemd voor het agrarisch gebruik en natuur, bosbouw en houtproductie. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de gronden ten behoeve van de instandhouding en realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur. Tot slot zijn de gronden mede bestemd voor een watertransport leiding. De herinrichting en uitbreiding van het parkeerterrein past niet binnen deze vigerende bestemmingen.
Afbeelding 1.3: uitsnede parkeervoorziening (rood omlijnd) bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'
Deelgebied 3: schuilhut
De gronden ter plaatse van de toekomstige schuilhut zijn voorzien van de bestemming 'Verkeer'. Deze locatie is daarmee onder meer bestemd voor wegen, paden en parkeervoorzieningen. De realisatie van een schuilhut ten behoeve van recreatieve doeleinden en de opslag voor de naastgelegen klootschietbaan past niet binnen deze bestemming.
Afbeelding 1.4: uitsnede schuilhut (rood omlijnd) bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'
1.4 Opzet Van De Toelichting
In deze toelichting op het bestemmingsplan wordt na deze inleiding eerst in Hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt zowel ingegaan op de huidige situaties ter plaatse van de deelgebieden, als op de ontwikkelingen die voorliggend bestemmingsplan mogelijk maakt. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 3 het van toepassing zijnde nationale, provinciale en gemeentelijke beleid beschreven. Hoofdstuk 4 bevat de toets van het bestemmingsplan aan de omgevingsaspecten als bodem, geluid, luchtkwaliteit, etc. In Hoofdstuk 5 wordt een nadere toelichting gegeven op de wijze waarop de regels zijn vormgegeven. Tot slot bevat Hoofdstuk 6 informatie over de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
1.5 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "Buitengebied, herstel Kuiperberg 2013" bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding;
- regels;
- bijlage bij regels;
- toelichting;
- bijlagen bij toelichting.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de plannen voor de deelgebieden. Daartoe wordt eerst de huidige situatie beschreven, waarna wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.
2.1 Verleggen Zandweg Tichelwerk
Huidige situatie
In de huidige situatie is er aan de Tichelwerk 6 in Ootmarsum een agrarisch bedrijf met minicamping gevestigd. Ten zuiden en westen van het bedrijf ligt op zeer korte afstand, soms wel minder dan 2 meter van de kuilvoerplaten, een zandweg. Dit beperkt de bedrijfsvoering van- en de bewegingsruimte rondom het agrarische bedrijf. Daarnaast is er door deze krappe situering geen mogelijkheid om het perceel aan de westzijde te voorzien van een goede landschappelijke inpassing. Daarom is het wenselijk om de zandweg plaatselijk net anders te leggen, zodat de beperkingen worden opgeheven.
Nieuwe situatie
In de nieuwe situatie wordt de zandweg over een lengte van circa 110 meter ongeveer 50 meter naar het westen verplaatst. Ook de kruising ten zuidwesten van Erve Geerdink komt circa 10 meter zuidelijker te liggen, zodat de nieuwe zandweg aan de zuidkant van de bestaande houtwal komt te liggen. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing wordt aan de zuidzijde van Erve Geerdink de bestaande houtwal versterkt en onderhouden. Aan de westzijde van het erf komen grenzend aan weerszijden van de nieuwe zandweg verspreid solitaire bomen, een bomenrij en een nieuwe singel te staan. Qua soorten gaat het bij de bomen om eik, linde en lijsterbes. Bij de singel gaat het daarnaast om gemengde soorten (meidoorn, sleedoorn, vuilboom, vogelkers en hulst). Zowel de nieuwe zandweg als het agrarische bedrijfsperceel worden hierdoor landschappelijk ingepast. Zie onderstaande afbeelding voor de inrichtingsschets.
Afbeelding 2.1: Inrichtingsschets (Eelerwoude, december 2013)
2.2 Herinrichten Parkeerterrein Kuiperberg
Huidige situatie
Het bestaande parkeerterrein bovenop de Kuiperberg bestaat al geruime tijd en wordt gebruikt door recreanten om te parkeren. Er zijn momenteel 12 parkeerplaatsen aanwezig. Het terrein wordt ontsloten via de Almelosestraat. De gronden waarop de herinrichting en uitbreiding van het parkeerterrein plaatsvindt zijn nu ingericht als grasveld. In de directe omgeving bevinden zich de watertoren, de Joodse begraafplaats en de oriëntatie tafel. Op circa 30 meter ten oosten van de parkeervoorziening heeft onlangs woningbouw plaatsgevonden.
Nieuwe situatie
Bij de vormgeving van het parkeerterrein wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Hiertoe is een eerste inrichtingsschets opgesteld, zie onderstaande afbeelding. Om te kunnen voorzien in voldoende parkeergelegenheid wordt het aantal parkeerplaatsen uitgebreid tot 20 stuks. Deze parkeerplaatsen worden gerealiseerd met half verharding. Dit geldt ook voor eventuele paden. Om het zicht op de parkeerplaatsen en auto's te ontnemen wordt mogelijk een afscheiding aangebracht in de vorm van een muur, waarop de geschiedenis van het landschap kan worden verteld. Rondom de parkeervoorziening worden twee banken geplaatst. Tot slot wordt bij de parkeervoorziening een overdekte informatievoorziening gerealiseerd in een schuilhut, zodat deze tevens de gelegenheid biedt om te schuilen bij slechte weersomstandigheden. Opgemerkt wordt dat het hier een voorlopig ontwerp betreft, waarop wijzigingen mogelijk zijn.
Afbeelding 2.2: (Voorlopige) inrichtingsschets parkeervoorziening (Bijkerk c.s., oktober 2013)
2.3 Schuilhut
Huidige situatie
De locatie waar de schuilhut wordt gerealiseerd bestaat momenteel uit grasland met daarop meerdere, relatief jonge eikenbomen. Het terrein wordt aan drie zijden omsloten door de Tubbergerdijk en de Binnenes. In het midden van het terrein bevindt zich een laagte (sloot) met water. Aan de noordzijde van het terrein staat een picknicktafel.
Nieuwe situatie
In de nieuwe situatie wordt er een schuilhut in de vorm van een kleine kapschuur aan de westkant van het terrein gebouwd (zie ook afbeelding 2.3). De schuilhut wordt met de opening naar het noorden gesitueerd. De schuilhut heeft een oppervlakte van ca. 35 m² en is bedoeld als schuilgelegenheid voor recreanten op de Kuiperberg. Daarnaast wordt een gedeelte van ca. 11 m² afsluitbaar, zodat dit kan worden gebruikt ten behoeve van het onderhoud van de klootschietbaan.
Afbeelding 2.3: Schets schuilhut
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld, waarmee het huidige ruimtelijke en mobiliteitsbeleid in werking is getreden. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Naast de ambities met betrekking tot de ruimtelijke ordening wordt ook ingegaan op de bijbehorende bestuurlijke verantwoordelijkheden. Iedere bestuurslaag, het Rijk, de provincies en gemeenten, kent haar eigen verantwoordelijkheden. Vanuit nationaal perspectief betekent dit dat er een aantal belangen zijn benoemd die van nationaal belang worden geacht. Daarbij kan in algemene zin worden gedacht aan belangen met betrekking tot mainports, de rivieren of de kustbescherming. Voor Oost-Nederland (Overijssel, Gelderland) gaat het om de volgende nationale belangen:
- Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (wegen, spoorwegen en vaarwegen) die door Oost-Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de Mainports Rotterdam en Schiphol. Hiervoor wordt onder meer een MIRT-onderzoek naar het goederenvervoer over spoor op de lange termijn uitgevoerd, evenals het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer;
- Versterking van de primaire waterkeringen (hoogwaterbeschermingsprogramma) en het samen met decentrale overheden uitvoeren van het gebiedsgerichte deelprogramma Rivieren van het Deltaprogramma ten behoeve van het formuleren van een integrale strategie voor het rivierengebied. In Oost-Nederland gaat het deelprogramma Rivieren over de Waal, Neder-Rijn, Lek, IJssel en IJssel-Vechtdelta;
- Het samenwerken met decentrale overheden in de generieke deelprogramma’s Veiligheid, Zoet water en Nieuwbouw en Herstructurering van het Deltaprogramma;
- Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden (zoals de Veluwe);
- Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet en het buisleidingennetwerk.
Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de structuurvisie heeft het Rijk op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), verschillende besluiten waarmee dat mogelijk is. Om een directe doorwerking van nationale belangen te behalen zijn deze veelal opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerende ruimtelijk beleid te borgen.
Dit bestemmingsplan biedt de mogelijkheid een zandweg gedeeltelijk te verplaatsen en een parkeerterrein uit te breiden en opnieuw in te richten. Daarnaast wordt als recreatieve voorziening en ten behoeve van de klootschietbaan een schuilhut gerealiseerd. De betreffende gronden hebben geen betekenis voor de genoemde infrastructurele-, waterkundige- en energie netwerken. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de EHS.
Geconcludeerd wordt dat dit bestemmingsplan niet in strijd is met het nationale beleid.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie & -verordening Overijssel (2013)
Op 1 juli 2009 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Overijssel vastgesteld. In deze beleidsnota presenteert de provincie het provinciale beleid, de provinciale belangen en de wijze waarop uitvoering wordt nagestreefd. De provinciale verordening wordt daarbij ingezet om provinciale belangen juridisch te borgen. De verordening bevat daarom dan ook geen nieuwe beleidskaders. Op 3 juli 2013 hebben Provinciale Staten de actualisatie van de Omgevingsvisie Overijssel vastgesteld. Deze actualisatie richt zich alleen op de volgende onderwerpen:
- Begrenzing Ecologische Hoofdstructuur (EHS/Natura2000/PAS);
- Streefbeeld Wegencategorisering;
- Windenergie (rol provincie);
- Nieuwvestiging van intensieve veehouderijen in landbouwontwikkelingsgebieden (LOG's);
- Kantorenbeleid;
- Definitie van lokaal gewortelde bedrijvigheid;
- Ruimtelijke reserverings gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o.;
- Aanpassing verordening op basis van eerder uitgevoerde evaluatie.
De beleidsnota bevat de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Overijssel tot 2030. Daarbij wordt aangegeven welke ambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn en op welke wijze deze gerealiseerd zullen worden. De provincie heeft daarbij een uitvoeringsmodel vastgesteld, waarmee kan worden bekeken of een plan in lijn is met het provinciale beleid. Daarvoor wordt het plan getoetst aan de generieke beleidskeuzes, het ter plaatse geldende ontwikkelingsperspectief en de lokale gebiedskenmerken. Zie onderstaande afbeelding.
Afbeelding 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Provincie Overijssel)
Generieke beleidskeuzes
Bij de generieke beleidskeuzes gaat het om keuzes van de Europese Unie, het Rijk of de provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn voor het wel of niet toelaten van ontwikkelingen. Hierbij kan worden gedacht aan het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, maar ook aan reserveringen voor waterveiligheid, waterkwaliteit, natuurontwikkeling, externe veiligheid, etc.
Op het verleggen van de zandweg, het herinrichten van de parkeervoorziening of het plaatsen van de schuilhut is geen van deze reserveringen van toepassing. In verband met de realisatie van 2 schuilhutten van maximaal 40 m² moet het bestemmingsplan wel voldoen aan de 'principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik' (artikel 2.1.4.). Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in andere dan stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
- dat (her)benutting van bestaande bebouwing in de groene omgeving in redelijkheid niet mogelijk is;
- dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut.
De schuilhutten zijn specifiek op de in dit plan aangegeven locaties gewenst. Bovendien gaat het om een beperkte oppervlakte (40 m²) en passend in het buitengebied (kapschuurvorm). Bij het parkeerterrein kan deze dienen als informatiepunt voor de recreanten. Bij de klootschietbaan is er een gezamenlijk gebruik ten behoeve van recreanten en de klootschietvereniging. Op deze locaties is geen bebouwing aanwezig die hiervoor herbenut kan worden. Daarnaast vallen deze functies niet te combineren met andere functies op bestaande erven. Geconcludeerd wordt dat met dit plan is voldaan aan het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.
Daarnaast maken deze projecten deel uit van het programma voor het Nationaal Landschap Noordoost-Twente. Nationale Landschappen worden in de provinciale verordening gedefinieerd als de "door het Rijk aangewezen en globaal begrensde gebieden met (inter)-nationaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee cultuurhistorische en natuurlijke kenmerken". De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente zijn:
- het samenhangende complex van beken, essen, kampen en moderne ontginningen;
- de grote mate van kleinschaligheid;
- het groene karakter
Conform de verordening mogen bestemmingsplannen binnen het Nationaal Landschap Noordoost-Twente alleen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken als die bijdragen aan het behoud of de ontwikkeling van de kernkwaliteiten.
Het plangebied ligt op een stuwwal en maakt onderdeel uit van het essenlandschap. Zowel het verleggen van de zandweg als het herinrichten van de parkeervoorziening dragen bij aan de ter plaatse geldende kernkwaliteiten. Het verleggen van de zandweg biedt meer ruimte aan het agrarische bedrijf op Erve Geerdink. Door deze extra ruimte kan het erf vanuit landschappelijk perspectief beter worden ingepast. Dit alles draagt bij aan de in de verordening beschreven kernkwaliteit 'nederzettingsvorm: grote erven, met grote volumes en zware beplanting'. Het opnieuw inrichten van de parkeervoorziening betekent vanuit zowel landschappelijk, cultuurhistorisch als toeristisch oogpunt een impuls voor de omgeving. Landschappelijk wordt bij de inrichting van de parkeervoorziening aansluiting gezocht bij de ter plaatse aanwezige structuur en kwaliteiten. Bij de inrichting van de parkeervoorziening dient de cultuurhistorische betekenis van de Kuiperberg als uitgangspunt. Dit zal onder meer terugkomen in de vormgeving van het terrein, de afscheiding waarop het verhaal van de stuwwal wordt verteld en de keuze voor half verharding en bestrating. Toeristisch gezien zal er sprake zijn van informatievoorziening en staat de beleving van de stuwwal centraal. In dat kader wordt ook de schuilhut geplaatst welke mede gebruikt zal worden ten behoeve van de aanwezige klootschietbaan. De conclusie luidt dan ook dat dit plan in overeenstemming is met de generieke beleidskaders en op een positieve wijze bijdraagt aan het Nationaal Landschap Noordoost-Twente.
Ontwikkelingsperspectieven
Zowel de zandweg, de parkeervoorziening als de schuilhut liggen binnen het ontwikkelingsperspectief 'Zone Ondernemen met Natuur en Water' (zie onderstaande afbeelding). Dit perspectief wordt beschreven als "het samenhangend netwerk van gebieden met natuurkwaliteit, water en landschappelijke kwaliteit. Deze zone bestaat uit de EHS, de gebieden waar water de bepalende functie is (het watersysteem van brongebieden tot hoofdsysteem) en (landbouw)gebieden waar ruimte is voor ontwikkeling van economische dragers".Met het perspectief wordt getracht om via private initiatieven en de realisering van de EHS, gebieden met hoge natuurwaarden in een onderling verband te brengen en gelijktijdig de regionale economie te versterken. In dit ontwikkelingsperspectief zijn er buiten de EHS afgezien van regels die overal gelden (zoals milieubeleid, natuurwetgeving en Reconstructiebeleid) geen beperkingen voor de bedrijfsontwikkeling van bestaande bedrijven. De provincie ziet juist goede kansen voor landbouwbedrijven, ondernemers en burgers om een grote rol te spelen bij het (agrarische) natuurbeheer en de natuurontwikkeling in dit ontwikkelingsperspectief. Het verleggen van de zandweg biedt mogelijkheden zowel de bedrijfsvoering van het naastgelegen bedrijf te verbeteren als het erf beter landschappelijk in te passen. Dit past dan ook binnen dit ontwikkelingsperspectief. Ook het herinrichten van de parkeervoorziening en de realisatie van de schuilhut dragen bij aan de landschappelijke kwaliteit en beleefbaarheid van het landschap. De parkeervoorziening ligt deels ook binnen het ontwikkelingsperspectief 'mixlandschap' waarbinnen een mix van functies mogelijk is (landbouw, wonen, werken en recreëren). Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkelingen bijdragen aan het ter plaatse geldende ontwikkelingsperspectieven.
Afbeelding 3.2: Ligging deelgebieden t.o.v. ontwikkelingsperspectieven (Atlas Overijssel)
Gebiedskenmerken
Voor de deelgebieden zijn de volgende gebiedskenmerken van toepassing:
- Natuurlijke laag: stuwwwallen en ruggen
- Laag van het agrarisch cultuurlandschap: essenlandschap en oude hoevenlandschap
Voor stuwwallen hanteert de provincie de ambitie om het eigen karakter van de afzonderlijke stuwwallen te behouden en versterken. De inzet is het reliëf daarbij ruimtelijk beeldbepalend te laten zijn. Door bijvoorbeeld de overgangen naar andere landschappen te accentueren en door zichten er op én er vanaf te versterken. Als er ontwikkelingen plaatsvinden dan is het wenselijk dat deze hieraan bijdragen. Ook voor het essenlandschap geldt een beschermende regeling. Voor de verplaatsing van de zandweg en de herinrichting van de parkeerplaats geldt dat deze rond de top van de stuwwal liggen. Er is daarbij geen sprake van een overgang naar een ander landschapstype. Wel dragen zowel het verleggen van de zandweg als de verbetering van de parkeergelegenheid bij aan de beeldkwaliteit en beleefbaarheid van de stuwwal. De schuilhut bevindt zich wel op de overgang van het essenlandschap en het oude hoevenlandschap. Voor de situering van de schuilhut is specifiek gekozen voor een locatie tussen bestaande eikenbomen. Deze plek zorgt ervoor dat de schuilhut direct landschappelijk is ingepast en er geen afbreuk wordt gedaan aan de openheid en beleefbaarheid van de es en de stuwwal. Het plan sluit hierdoor aan bij de ter plaatse aanwezige gebiedskenmerken.
Conclusie
Dit bestemmingsplan draagt op positieve wijze bij aan de uitvoering van het provinciale beleid.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Dinkelland (2013)
De gemeenteraad van Dinkelland heeft in de vergadering van 10 september 2013 besloten de structuurvisie Dinkelland gewijzigd vast te stellen. Een kennisgeving hiervan is geplaatst in de Staatscourant van dinsdag 17 september 2013. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het gemeentelijke ruimtelijk beleid. De nota vormt daarmee een integrale ruimtelijke en functionele toekomstvisie voor de gemeente Dinkelland voor de periode tot 2020. In algemene zin wil de gemeente zich profileren als een toeristisch agrarische gemeente. De daarbij behorende kenmerken zijn:
- Kleinschaligheid;
- Twents landschap;
- Ruimte voor de boer;
- Versterken toeristische sector;
- Wonen en (be)leven.
Het plangebied ligt in het buitengebied ten westen van Ootmarsum. Op de kaart behorende bij de structuurvisie ligt het plangebied in 'Buitengebied, deelgebied 1 Midden'. Voor dit deelgebied zijn de volgende hoofdlijnen opgenomen:
- Accent op natuur en landschap in verband met ligging EHS, Natura 2000 gebieden, de stuwwallen en natuurlijke bronnen;
- Ontplooiingsmogelijkheden agrarische sector in kleinschalig landschap;
- Herstel beekdalenstructuur;
- Aanwijzing Natura 2000 gebieden in procedure ‘Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek’ (324 hectare), Springendal & Dal van de Mosbeek;
- Ontwikkeling van aaneengesloten natuurgebieden in de brongebieden op de stuwwallen van Oldenzaal en Ootmarsum met een afwisseling van bossen, half natuurlijke graslanden, heide en half natuurlijke beekdalen;
- Versterken recreatieve trekker Ootmarsum;
- Versterken toeristische trekker natuur en cultuur (Tilligte en Denekamp).
Het verplaatsen van de zandweg biedt meer ruimte en mogelijkheden voor het naastgelegen agrarische bedrijf. Dit draagt bij aan het streven naar meer ontplooiingsmogelijkheden voor de agrarische sector in een kleinschalig landschap. Tegelijkertijd kan het erf landschappelijk beter worden ingepast, wat bijdraagt aan de kwaliteit van het landschap op de stuwwal. De herstructurering en uitbreiding van de parkeervoorziening bij de watertoren en oriëntatie tafel op de top van de Kuiperberg betekent een toename in de parkeermogelijkheden en een kwalitatieve verbetering van de uitstraling van het geheel. De cultuurhistorische elementen die worden toegepast bij de vormgeving van de parkeervoorziening (in zowel materiaal, vormgeving als informatievoorziening) dragen bij aan de beleefbaarheid van de stuwwal. Dit geldt ook voor de realisatie van de schuilhut. Dit is een positieve ontwikkeling voor het toeristische en recreatieve sector in- en rondom Ootmarsum.
Conclusie
De conclusie luidt dat dit bestemmingsplan op een positieve wijze uitvoering geeft aan het het beleid uit de structuurvisie Dinkelland.
3.3.2 Casco-benadering in Noordoost-Twente (2012)
De gemeenteraad van Dinkelland heeft in zijn vergadering van 10 juli 2012 de beleidsnota 'Casco-benadering in Noordoost-Twente' vastgesteld. Deze nota bevat een generieke methode om vorm te geven aan het behoud en de ontwikkeling van het Nationaal-Landschap in Noordoost-Twente. Hiertoe is in het beleid een instrument opgenomen waarmee gemeenten en initiatiefnemers op voorhand duidelijkheid kunnen verkrijgen over het verwijderen, verplaatsen of ontwikkelen van landschapselementen bij toekomstige ontwikkelingen. Daartoe is per landschapstype bepaald of een daarin voorkomend landschapselement onderdeel is van de kenmerkende structuur van dat landschap, het casco, of niet. Daarnaast zijn richtlijnen geformuleerd voor de versterking van het landschap. In de beleidsnota wordt de Kuiperberg als pilotproject uitgelicht.
"Eén van de drie kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente bestaat uit het samenhangende complex van essen, kampen en beekdalen en jonge ontginningen. Het stuwwallandschap ten westen van de kern van Ootmarsum, omvat deze kernkwaliteit en is één van de ‘toppers’ van het Nationaal landschap Noordoost-Twente". Deze verscheidenheid aan landschapstypen is ook terug te vinden bij de verschilende deelgebieden binnen dit bestemmingsplan. Zowel de bestaande- als de nieuwe locatie van de zandweg liggen binnen het landschapstype 'essen'. Dit geldt ook voor de locatie van de schuilhut. Kenmerkend hiervoor zijn onder meer de grote open escomplexen, de onregelmatige blokverkaveling, beplanting in de vorm van houtwallen, singels, lanen en hakhoutbosjes. Dit is ook terug te vinden rondom de zandweg. De parkeervoorziening ligt binnen het landschapstype 'heideontginning'. Dit wordt onder meer gekenmerkerkd door een halfopen tot open landschap, een rationele regelmatige blokverkaveling en zandige, vochtige en droge terreincondities. Ter plaatse van de parkeervoorziening is dit landschapstype niet te herkennen, door de ligging nabij de provinciale weg, de bestaande verharding en bebouwing. Op onderstaande afbeelding staat de ligging van de drie deelgebieden op de Casco-kaart aangegeven.
Afbeelding 3.3: Ligging deelgebieden op Casco-kaart
Ter plaatse van de nieuwe zandweg bevindt zich één lijnvormig landschapselement dat onderdeel uitmaakt van het vastgestelde casco. De nieuwe zandweg wordt ten zuiden van deze houtwal aangelegd, zodat het landschapselement behouden blijft en er geen afbreuk wordt gedaan aan het casco. Als onderdeel van de nieuwe landschappelijke inpassing van het agrarische erf wordt deze houtwal bovendien versterkt, zodat het erf stevig wordt ingepast. Zie paragraaf 2.1 voor een indicatie van de nieuwe zandweg en de aanleg van nieuwe beplanting. De jonge eikebomen ter plaatse van de schuilhut maakt deel uit van het vastgestelde casco. Voor de plaatsing van de schuilhut worden mogelijk enkele jonge eikenbomen verwijderd, het merendeel aan beplanting blijft behouden. Bij de uitvoering hiervan zal t.z.t. een kapvergunning worden aangevraagd. Door de geringe omvang doet de realisatie van de schuilhut overigens geen afbreuk aan het landschapselement.
Zowel de huidige parkeervoorziening, als de gewenste uitbreiding hiervan zijn opgenomen in de Casco als element groter dan 0,5 hectare. Wanneer echter wordt gekeken op luchtfoto's van eerdere jaren dan blijkt dat deze gronden in 2012 ten onrechte zijn opgenomen in het casco. Zowel op het huidige parkeerterrein als de naastgelegen gronden waarop de herinrichting plaatsvindt is op enkele solitairen na geen opgaande beplanting aanwezig. Er worden geen grootschalige landschapselementen verwijderd om de parkeervoorzieningen mogelijk te maken. Bij de actualisering van de beleidsnota 'Casco-benadering in Noordoost-Twente' zal de kaart hierop worden aangepast.
Conclusie
Uitvoering van de plannen betekent een versterking van het landschap. Onderhavig plan is niet in strijd met het beleid uit de beleidsnota 'Casco-benadering in Noordoost-Twente'.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt bij een bestemmingsplan een toelichting gegeven op de relatie tussen de voorgenomen ontwikkeling en relevante milieuaspecten. Voor het merendeel van de diverse milieuaspecten is specifieke regelgeving opgesteld (bodem, geluid, water, flora- en fauna, etc.). Toch is er bij de vaststelling van een bestemmingsplan sprake van een aanvullende werking, omdat met het bestemmen van gronden ook richting gegeven kan worden aan de uitvoering van het milieubeleid. Uiteraard geldt ook hier het uitgangspunt dat er sprake dient te zijn van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zal daarom per milieuaspect de relatie tot de voorgenomen ontwikkeling worden beschreven.
4.2 Bodem
Vanuit het milieuaspect bodem moet bekeken worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor het beoogde gebruik. In deze paragraaf wordt voor zowel de zandweg als de parkeervoorziening bekeken of hiervan sprake is.
In de huidige situatie is er ter plaatse van de nieuwe zandweg sprake van een agrarisch gebruik van de bodem. Daarbij is er geen geval van verontreiniging bekend op of in de directe nabijheid van deze gronden. In de nieuwe situatie worden de gronden gebruikt voor verkeersdoeleinden, er is geen sprake van een verblijfsgebied. De bodemkwaliteit is geschikt voor het beoogde gebruik.
Ter plaatse van de uitbreiding van de parkeervoorziening is een grasveld. Wel werden er voorheen ook andere functies op deze locatie en de directe omgeving uitgeoefend. In de nieuwe situatie wordt de parkeervoorziening hoofdzakelijk gebruikt voor verkeersdoeleinden, maar worden er ook recreatieve voorzieningen en groenvoorzieningen aangelegd. Voor voor de nieuwe parkeervoorziening is een indicatief bodemonderzoek uitgevoerd, zie bijlage 1 (Geofox - Lexmond, 22 april 2013). Uit het onderzoek blijkt dat er stortmateriaal is aangetroffen onder het maaiveld. Daarbij is in een deel van de grondmonsters asbestverdacht materiaal aangetroffen en is een verhoogd PAK gehalte gemeten. Voor asbest wordt de concentratie 100 mg/kg niet overschreden. Voor PAK is een matig verhoogd gehalte gemeten. Daarmee is er geen sprake van een ernstige bodemverontreiniging en heeft dit geen consequenties voor het gebruik van het perceel voor verkeersdoeleinden. Naar aanleiding van de resultaten wordt wel aanbevolen om tijdens de werkzaamheden een milieukundig begeleider in te schakelen en het materiaal apart af te voeren naar een erkend verwerker. Hierdoor zullen de kosten voor de uitvoering van de werkzaamheden en afvoer van het materiaal wel hoger zijn.
De gronden ter plaatse van de te realiseren schuilhut zijn momenteel in gebruik ten behoeve van bomen en beplanting. Daarbij is er geen geval van verontreiniging bekend op of in de directe nabijheid van deze gronden. In de nieuwe situatie worden de gronden gebruikt voor de schuilhut, een functie waar mensen niet langer dan 2 uur achtereen verblijven. De bodemkwaliteit is geschikt voor het beoogde gebruik.
De conclusie luidt dat de bodemkwaliteit op de deellocaties geschikt is voor het gebruik voor verkeersdoeleinden. Wel dient bij het uitvoeren van werkzaamheden aan de parkeervoorziening te worden voldaan aan de gestelde voorwaarden met betrekking tot de afvoer van de grond. Daarmee is er voor het aspect bodem sprake van een goede ruimtelijke ordening.
4.3 Geluid
De Wet geluidhinder biedt geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai, spoorweglawaai en industrielawaai. Deze bescherming komt tot stand door middel van zonering. Bij de vaststelling van bestemmingsplannen moet bekeken worden of er een geluidsgevoelige bestemming wordt ontwikkeld en er sprake is van een acceptabel geluidsniveau. De gemeente Dinkelland heeft hiervoor ook geluidbeleid opgesteld met de nota 'Gebiedsgericht geluidbeleid gemeente Dinkelland'. Daarin staan per gebiedstype nadere ambitiewaarden- en bovengrenzen opgenomen. Bij het vaststellen van een bestemmingsplan dienen deze grenswaarden in acht te worden genomen.
In het gemeentelijke geluidbeleid liggen alle onderhavige deelprojecten in het gebiedstype 'Buitengebied'. Hiervoor geldt voor geluidsgevoelige objecten voor het aspect verkeerslawaai de ambitiewaarde 'redelijk rustig, 43-48 dB' en de bovengrens 'onrustig, 48-53 dB'. In de directe omgeving van de zandweg bevinden zich geen geluidsgevoelige bestemmingen. De meest nabijgelegen gevoelige bestemming is de woning aan de Almelosestraat 72 in Ootmarsum. De huidige zandweg ligt op ca. 155 meter van deze woning, na het verleggen komt de nieuwe zandweg op ca. 140 meter van de woning te liggen. Er wordt geen toename van het aantal verkeersbewegingen verwacht. Gezien de verkeersintensiteit van de zandweg en het feit dat er 30 meter westelijk van de woning al een bestaande zandweg ligt en 35 meter zuidelijk de provinciale weg N349 (Almelosestraat) wordt geconstateerd dat de geringe verplaatsing van de zandweg geen nadelige consequenties heeft voor het woon- en leefklimaat van deze woning. Met het verplaatsen van de zandweg wordt voldaan aan de ambitiewaarden uit het gemeentelijke beleid.
Ook de parkeervooorziening ligt in het gemeentelijke geluidbeleid in het gebiedstype 'Buitengebied'. De parkeerplaatsen grenzen direct aan de provinciale weg N349. Hiervoor geldt voor geluidsgevoelige objecten voor het aspect verkeerslawaai de ambitiewaarde 'redelijk rustig, 43-48 dB' en de bovengrens 'onrustig, 48-53 dB'.De meest nabij gelegen woonbestemming (woning moet nog worden gerealiseerd) ligt op ca. 32 meter afstand aan de oostzijde van de bestaande parkeerplaatsen. Het aantal parkeerplaatsen wordt met ca. 15 uitgebreid in westelijke richting. Er wordt geen toename van het aantal verkeersbewegingen verwacht. De uitbreiding en herinrichting van de parkeervoorziening leidt niet tot een toename in geluidhinder voor de meest nabijgelegen woning. De nieuwe parkeervoorziening voldoet aan de ambitiewaarden uit het gemeentelijke geluidbeleid.
De te realiseren schuilhut is geen geluidsgevoelige functie en geen functie die leidt tot geluidhinder (wegverkeerlawaai, spoorweglawaai of industrielawaai). Derhalve vormt het aspect geluid hier geen belemmering voor een goede ruimtelijke ordening.
De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan faciliteert leiden niet tot een toename in geluidhinder voor geluidsgevoelige bestemmingen. Daarmee is er voor het aspect geluid sprake van een goede ruimtelijke ordening.
4.4 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn kaders opgenomen om een goede luchtkwaliteit te bevorderen en ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken. In de algemene maatregelen van bestuur: en de bijbehorende ministeriële regeling 'Niet in betekenende mate' is een lijst van gevallen opgenomen die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de luchtverontreiniging. Het gaat om plannen die zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd kunnen worden. Daarbij gaat het onder meer om woningbouwlocaties waar minder dan 1500 woningen worden gerealiseerd. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil een rekentool ontwikkeld waarmee voor kleinere ruimtelijke planen getoetst kunnen worden. "Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van een stof in de buitenlucht" (Kenniscentrum Infomil). Zie onderstaande afbeelding voor de uitkomst van de rekentool.
Afbeelding 4.1: Rekentool NIBM
Bij voorliggend plan worden er geen extra voertuigbewegingen verwacht. Een bestaande zandweg wordt verlegd en een parkeerterrein wordt uitgebreid en opnieuw ingericht om de bestaande parkeerdruk beter te kunnen faciliteren. Dit plan is aan te merken als een plan dat 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan luchtverontreiniging. Daarmee is er voor het aspect luchtkwaliteit sprake van een goede ruimtelijke ordening.
4.5 Externe Veiligheid
Voor zowel de zandweg, de parkeervoorziening als de schuilhut geldt dat deze vanuit het aspect 'externe veiligheid' niet worden gezien als een (beperkt) kwetsbaar object, bovendien veroorzaken deze functies geen risico's voor aanwezige kwetsbare functies. Daarnaast geldt, wanneer op de Risicokaart Overijssel wordt gekeken, dat er in de omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen of buisleidingen aanwezig zijn. Vanuit het aspect 'externe veiligheid' zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.6 Water
Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijke verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Voor dit bestemmingsplan is op 29 oktober 2013 de digitale watertoets ingevuld (www.dewatertoets.nl). Daaruit volgt dat er bij dit plan geen sprake is van een waterschapsbelang. Het plan betreft het verleggen van een zandweg, de herinrichting van een parkeervoorziening en de realisatie van een kleine schuilhut. Daarbij is sprake van geen- of halfverharding en is er slechts beperkt invloed op de waterhuishouding. Met de voorgenomen ontwikkeling zijn geen waterbelangen gemoeid. De ontwikkeling heeft geen nieuwe lozingen op oppervlaktewater tot gevolg. In het gebied is geen sprake van (grond)wateroverlast. Het waterschap Vechtstromen heeft dan ook geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling. Het aspect water leidt daarmee niet tot belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.7 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
Archeologie
Gemeenten dienen bij de vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) rekening te houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Ten behoeve hiervan heeft de gemeente Dinkelland de 'Archeologische verwachtings- en advieskaart' laten opstellen. Om de gevolgen van voorliggend plan met betrekking tot eventuele archeologische waarden in beeld te brengen is voorliggend plan hieraan getoetst. Op onderstaande afbeelding is de ligging van de deelgebieden op de archeologische verwachtings- en advieskaart weergegeven.
Afbeelding 4.2: Ligging deelgebieden op archeologische verwachtingskaart
De te verplaatsen zandweg wordt geomorfologisch gezien omschreven als 'stuwwalhellingen met plaggendek'. Hiervoor geldt een hoge archeologische verwachtingswaarde voor resten uit alle perioden. Het bijbehorende beleidsadvies luidt als volgt: archeologisch onderzoek is noodzakelijk in plangebieden groter dan 2500 m² en bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor plangebieden kleiner dan 2500 m² geldt een vrijstelling van archeologisch onderzoek.Voor de te verleggen zandweg wordt uitgegaan van een maximale lengte van ca. 150 meter en maximale breedte van ca. 6 meter, wat neerkomt op een oppervlakte van ca. 900 m². Dit is ruim onder de drempel van de onderzoeksplicht van 2500 m². Conform het gemeentelijke beleid hoeft er geen archeologisch onderzoek te worden verricht.
Ter plaatse van de parkeervoorziening is er sprake van een verstoring van de bodem. Hieruit volgt de archeologische verwachtingswaarde dat er geen archeologische resten meer aanwezig zijn. Het bijbehorende beleidsadvies luidt dat er geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
De schuilhut is gesitueerd op een locatie die geomorfologisch bekend staat als diepe erosiedalen met natte, zandige bodems. Hiervoor geldt een lage archeologische verwachtingswaarde voor resten uit alle perioden. Het beleidsadvies luidt 'vrijstelling voor archeologisch onderzoek bij bodemingrepen dieper dan 40 cm'. De archeologische verwachtingswaarden zijn hiermee in beeld gebracht. Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect 'archeologie' geen belemmeringen zijn voor dit bestemmingsplan.
Cultuurhistorie
Uit een toets van voorliggend plan aan de 'Cultuurhistorische waardenkaart' van de provincie Overijssel blijkt dat binnen het plangebied zelf geen bijzondere cultuurhistorische waarden aanwezig zijn. Direct ten zuiden van de parkeervoorziening op de Kuiperberg ligt wel de watertoren. Dit is een rijksmonument (nummer 513204). Deze ligt echter buiten het plangebied. Met voorliggend plan wordt een ruimtelijke kwaliteitsslag mogelijk gemaakt, waardoor de kwaliteit ter plaatse en ook de beleving van de watertoren beter tot zijn recht komt. Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect 'cultuurhistorie' geen belemmeringen zijn voor dit bestemmingsplan.
4.8 Ecologie
Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Natuurbeschermingswet 1998, Flora- en faunawet, Barro) en provinciale regelgeving (EHS in provinciale verordening).
Voor dit bestemmingsplan is een quickscan flora en fauna uitgevoerd (Eelerwoude, 19-11-2013). Dit rapport is als Bijlage 1 opgenomen bij deze toelichting. De resultaten worden hieronder kort beschreven.
Beschermde gebieden
Op ongeveer 1500 meter van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Springendal en Dal van de Mosbeek. Gezien de afstand tot de Natura 2000-gebieden, de invulling van de tussenliggende gebieden en de voorgenomen werkzaamheden wordt niet verwacht dat de werkzaamheden een invloed hebben op aangewezen habitattypen en -soorten.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
De deelgebieden worden omringd door de Ecologische Hoofdstructuur. Het plangebied zelf maakt geen onderdeel uit van de EHS. Met de voorgenomen werkzaamheden worden geen negatieve effecten verwacht op de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS. Van afname van areaal is geen sprake, tevens worden geen effecten verwacht die de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS significant aantasten.
Beschermde soorten
Op basis van de in de bijlage opgenomen quickscan wordt geconstateerd dat het onderzoeksgebied potentieel habitat biedt voor een aantal (algemene) beschermde soorten; tabel 1-soorten, broedvogels, steenmarter en vleermuizen. Indien rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels worden geen negatieve effecten verwacht op beschermde soorten vanuit de Flora- en faunawet. Nader onderzoek of ontheffing is dan ook niet noodzakelijk. Wel dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de zorgplicht. Tijdens de uitvoering dient men bijvoorbeeld alert te zijn op aanwezigheid van fauna en deze, indien noodzakelijk, te verplaatsen. Bij onvoorziene situaties dient daarnaast contact opgenomen te worden met een ter zake kundige.
Conclusie
In het kader van het bestemmingsplan moet duidelijk zijn dat de plannen uitvoerbaar zijn. Mits rekening gehouden wordt met de voorgenoemde maatregelen en werkwijze wordt voldaan aan de natuurwetgeving. Vanuit de eisen van de natuurbescherming is het plan derhalve uitvoerbaar.
4.9 Verkeer En Parkeren
Verkeer
Dit bestemmingsplan leidt niet tot een toename aan verkeersbewegingen. Het parkeerterrein wordt opnieuw ingericht en uitgebreid om de bestaande incidentele parkeeroverlast te verminderen. Er is geen sprake van een toevoeging van een nieuwe functie met een verkeersaantrekkende werking. Hetzelfde geldt voor het gedeeltelijk verplaatsen van de zandweg en de realisatie van de schuilhut. Ook deze activiteiten leiden niet tot een toename aan verkeersbewegingen. Vanuit verkeer worden dan ook geen belemmeringen verwacht voor de uitvoering van dit plan.
Parkeren
Het aspect parkeren is enkel relavant voor het parkeerterrein bij de oriëntatietafel. Bij het parkeerterrein wordt het aantal parkeerplaatsen uitgebreid tot 20 stuks om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Incidentele bestaande parkeeroverlast wordt daarmee verminderd. Vanuit parkeren is er geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Hoofdstuk 5 Juridische Plantoelichting
Bij het wijzigen van de bestemming is aangesloten bij het beleid en de regels zoals dat is verwoord in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'. Hieronder staan deze bestemmingen benoemd:
Agrarisch - 2
De bestemming Agrarisch-2 is primair bestemd voor het agrarisch gebruik en daarnaast voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden, doeleinden van agrarisch natuurbeheer en extensief dagrecreatief medegebruik.
In verband met het ontbreken van een bouwvlak is het bouwen van gebouwen en overkappingen (inclusief kassen, tunnelkassen, blaastunnels en torensilo’s) niet toegestaan. De realisatie van overige bouwwerken is, onder voorwaarden, wel mogelijk.
Natuur
De bestemming Natuur is primair bestemd voor natuur, bosbouw en houtproductie en daarnaast voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bos- en natuurgebieden, beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of –partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging.
Het bouwen van gebouwen en overkappingen is niet toegestaan. De realisatie van overige bouwwerken is, onder voorwaarden, wel mogelijk.
Verkeer
De bestemming Verkeer is primair bestemd voor (ontsluitings)wegen, paden, bruggen, dammen en/of duikers, sloten, bermen en beplanting, parkeervoorzieningen en het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van onverharde wegen.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schuilhut' mag onder voorwaarden een schuilhut worden gebouwd. Voor het overige geldt dat er op of in deze gronden geen gebouwen en/of overkappingen mogen worden gebouwd. De realisatie van overige bouwwerken is, onder voorwaarden, wel mogelijk.
Leiding - Water
De gronden binnen de bestemming Leiding - Water zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een watertransportleiding. In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van een watertransportleiding. Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen bovendien geen bouwwerken worden gebouwd.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Conform artikel 6.12 eerste lid van de Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Dit bestemmingsplan voorziet niet in de realisatie van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan. Daarom hoeft er voor dit bestemmingsplan geen exploitatieplan te worden vastgesteld.
Financiering van de deelprojecten geschiedt uit de gebiedsontwikkeling Noordoost-Twente met cofinanciering vanuit de gemeente Dinkelland. Het plan is daarmee economisch uitvoerbaar.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 3.1.1 van het Bro zal het bestemmingsplan worden toegezonden aan het Rijk, de provincie Overijssel en het waterschap Vechtstromen. Het waterschap is via de digitale watertoets geïnifomeerd over en betrokken belangen bij het plan. Het Rijk en de provincie Overijssel heeft ten behoeve van het artikel 3.1.1 overleg een lijst opgesteld van categoriën van gevallen waarvoor het voeren van vooroverleg niet noodzakelijk is. Het initiatief valt binnen de aangegeven categoriën, waardoor vooroverleg met de provincie achterwege kan blijven.
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 19 december 2014 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Een kennisgeving hiervan is eveneens aan het waterschap Vechtstromen en de provincie Overijssel verzonden. Gedurende de inspraaktermijn zijn geen inspraakreacties binnengekomen.
Het ontwerpbestemmingsplan zal, conform artikel 3.4 Awb, gedurende een periode van zes weken ter inzage worden gelegd. Iedereen heeft dan de mogelijkheid zijn of haar zienswijze in te dienen. Er zijn vooralsnog geen redenen om aan te nemen dat het plan maatschappelijk niet uitvoerbaar is.
Na voorafgaande publicatie op 19 februari 2015 in de Staatscourant en het huis-aan-huis blad is in overeenstemming met artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening met ingang van 20 februari 2015 het ontwerpbestemmingsplan voor een ieder ter inzage gelegd. Een kennisgeving van de ter inzage legging is eveneens verzonden aan de provincie Overijssel en het waterschap Vechtstromen. Binnen de termijn zijn geen zienswijzen ingediend.
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Quickscan Flora- En Fauna
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Buitengebied, herstel Kuiperberg 2013 met identificatienummers NL.IMRO.1774.BUIBPKUIPERBERG013-0401 van de gemeente Dinkelland;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan particulieren;
1.4 aan-huis-verbonden kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
het uitoefenen van kleinschalige bedrijvigheid dat door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bed-and-breakfast:
het bieden van, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.10 bedrijf:
een onderneming gericht op het bedrijfsmatige voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
1.11 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.12 beperkt kwetsbaar object:
een object waar ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.13 bestaand:
- ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
- bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan;
- aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende bouwvergunning;
- ten aanzien van het overige gebruik:
- bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder, zolder en vliering;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 cultuurhistorische waarden:
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van de geschiedenis;
1.25 dak:
iedere vorm van bovenbeëindiging van een gebouw;
1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatige te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.27 erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van de hoofdgebouw;
1.28 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomaat;
1.29 evenement:
elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak zoals beschreven in de Algemene Plaatselijke Verordening;
Onder een evenement wordt mede verstaan: een herdenkingsplechtigheid;
1.30 geaccidenteerd terrein:
een perceel of een gedeelte van een perceel met een helling van tenminste 1:10 gemeten over een afstand van minimaal 5 m (glooiend landschap);
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt:
1.32 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf:
1.33 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.34 huishouding:
een zelfstandig dan wel samenwonende persoon of personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals keuken, sanitaire voorzieningen en entree;
1.35 inwoning:
wonen in een (ondergeschikt) deel van een woning als medegebruiker van het pand;
1.36 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.37 kap :
een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 15 o en ten hoogste 75 o ;
1.38 kas:
een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen of planten;
1.39 kelder:
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, niet te gebruiken als woonruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen; bij 'bebouwing in geaccidenteerd terrein' gelegen beneden peil;
1.40 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen vergunningplicht op grond van milieuwetgeving geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning uitgeoefend kunnen worden;
1.41 kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.42 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.43 landschappelijke waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;
1.44 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
1.45 niet - grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zondanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief kwekerijbedrijf of een intensief veehouderijbedrijf;
1.46 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.47 peil:
a. voor bebouwing in geaccidenteerd terrein voor zover de bebouwing met de gevel is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt (de dijk) en is gesitueerd op of binnen een afstand van 3 m uit de grens met het openbare gebied: 35 cm boven de kruin van de dijk;
b. voor overige bebouwing in geaccidenteerd terrein: de bestaande gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar deze direct grenst aan de gevel welke is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
c. voor gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
d. in andere gevallen bij gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein: de gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar dit direct grenst aan de gevel die is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
e. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitende terrein;
1.48 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.49 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.50 prostitutiebedrijf:
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;
1.51 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij ook bedrijfsmatige was, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.52 standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.53 veldschuur:
een vrij in het open veld staande schuur, die wordt of werd gebruikt voor het stallen of het melken van vee, dan wel de opslag van agrarische producten of agrarische werktuigen;
1.54 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.55 woonhuis:
een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.56 woonzorgcentrum:
een wooncentrum bestemd voor de huisvesting, verpleging en verzorging van senioren, waaronder begrepen een verpleeg- en verzorgingshuis, zorgwoningen en een medisch dienstencentrum.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
de afstand tussen de zijdelingse perceelgrenzen en het punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 2
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het agrarisch gebruik;
- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
- doeleinden van agrarisch natuurbeheer;
- extensief dagrecreatief medegebruik;
met daaraan ondergeschikt:
- cultuurgrond;
- openbare nutsvoorzieningen;
- wegen en paden;
- beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
- terreinen voor evenementen;
met de daarbijbehorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
- het bepaalde in lid 3.2.1 en toestaan dat gebouwen, waaronder overkappingen, gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- deze ontheffing niet wordt toegepast op gronden die zijn voorzien van de dubbelbestemming ‘Waarde - Ecologie' en/of ‘Waarde - Essen’;
- de overschrijding van de bouwgrens ten hoogste 25,00 m zal bedragen en het bebouwde oppervlak niet meer dan 1,50 hectare zal bedragen;
- het verzoek om ontheffing vergezeld gaat van een landschappelijk inpassingsplan;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en archeologische waarden, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- het bepaalde in lid 3.2.1 en toestaan dat kuilvoerplaten en naar de aard daarmee gelijk te stellen platen ten behoeve van opslagdoeleinden tot ten hoogste 50 m buiten het bouwperceel worden gebouwd, mits:
- de oppervlakte van een plaat, inclusief opstaande randen, ten hoogste 300 m² zal bedragen;
- de hoogte van de opstaande randen van een plaat ten hoogste 2,00 m zal bedragen.
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
- Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.2 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 1, andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
- de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:
Vergroten bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf
- aan een bouwperceel voor grondgebonden agrarische bedrijven grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf” of "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel sierteelt- en/of boomkwekerijbedrijf”, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:
- de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 1,50 hectare, waarbij de vergroting niet plaats mag vinden op gronden die zijn voorzien van de dubbelbestemming ‘Waarde - Ecologie’;
- er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
- er binnen het bestaande bouwperceel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
- er ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpassing een erfbeplantingsplan is opgesteld;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
Wijziging situering bouwperceel
- een aangegeven bouwperceel, bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering wordt gewijzigd, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:
- er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, de situering van het bouwperceel/-vlak te wijzigen;
- er ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpassing een erfbeplantingsplan is opgesteld;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- natuur, bosbouw en houtproductie;
- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bos- en natuurgebieden;
- beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of –partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;
met daaraan ondergeschikt:
- het extensief agrarisch medegebruik;
- het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
- wegen en paden;
- openbare nutsvoorzieningen;
- terreinen voor evenementen;
met de daarbijbehorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
- het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
- het dempen van beken, plassen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- (ontsluitings)wegen;
- paden;
- bruggen, dammen en/of duikers;
- sloten, bermen en beplanting;
- parkeervoorzieningen;
- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van onverharde wegen;
met de daarbijbehorende:
- gebouwen, waaronder overkappingen ten behoeve van:
- een schuilhut indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schuilhut'.
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in lid 5.2.2 en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 15,00 m, mits:
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
- het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het in Bijlage 1 aangegeven dwarsprofiel;
- Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een afleverzuil voor lpg, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg”;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de opslag van lpg, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg”;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een vulpunt voor lpg, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “vulpunt lpg”.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in lid 5.4 onder a. en toestaan dat wordt afgeweken van het voorgeschreven dwarsprofiel, mits:
- hierdoor geen wezenlijke verandering in de geluidssituatie optreedt;
- de verkeersveiligheid hierdoor niet onevenredig wordt aangetast;
- tevens getoetst wordt aan de gevolgen voor de afwikkeling van het openbaar vervoer.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Leiding - Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Water’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een watertransportleiding.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in lid 6.2.2 en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
- vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
- er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van leidingen.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
- Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels zullen, wanneer op gronden grenzend aan de bestemming “Verkeer” gebouwen en overkappingen worden opgericht, de afstand van de gebouwen en overkappingen tot de as van de weg ten minste 15,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welke geval de afstand tot de as van de weg ten minste de bestaande afstand zal bedragen.
- Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid a en toestaan dat gebouwen dichter op de weg worden gebouwd, mits:
- instemming is verkregen van de wegbeheerder vanuit een oogpunt van wegbeheer en/of verkeersveiligheid;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik en laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft waar een kampeerterrein voor klein kamperen is toegestaan;
- het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf, tenzij de gronden zijn voorzien van de bestemming “Bedrijf - Prostitutie”;
- het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- het gebruik van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en horecaterreinen en/of standplaatsen voor detailhandel, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 14 dagen omvatten;
- het storten van puin en afvalstoffen;
- de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
- het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
- de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
- het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen en toestaan dat vóór een voorgevel wordt gebouwd op de wijze van:
- plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de afstand vanuit de voorgevel niet meer dan 1,50 m zal bedragen;
- de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen, waaronder overkappingen, en toestaan dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen, gebouwtjes, waaronder overkappingen, ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits:
- de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, per kampeerterrein ten hoogste 50 m² zal bedragen;
- de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
- de dakhelling van een gebouw of een overkapping ten minste 18º zal bedragen;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gedaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Bestemmingsplan Buitengebied, herstel Kuiperberg 2013.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van: 26 mei 2015