KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos - Natuur
Artikel 4 Waarde - Ecologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Astron En Lofar
2.1 Astron
2.2 Lofar
2.3 Vormgeving Stations
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Huidige Situatie
3.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 4 Beleid
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Onderzoek
5.1 Algemeen
5.2 Flora En Fauna
5.3 Archeologie
5.4 Wateradvies
5.5 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting
6.1 Gekozen Systematiek
6.2 Bestemmingen En Aanduidingen
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Zienswijzen
8.1 Zienswijzen
8.2 Overleg
Bijlagen Behorende Bij De Toelichting
Bijlage 1 Uitsnede Risicokaart
Bijlage 2 Samenvatting Watertoets
Bijlage 3 Uitgangspuntennotitie Waterschap
Bijlage 4 Ecologisch Onderzoek

Bestemmingsplan LOFAR-station Weesrselo

Bestemmingsplan - Dinkelland

Vastgesteld op 19-06-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan LOFAR-station Weerselo van de gemeente Dinkelland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1774.BUIBPLOFAR-0401, met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;

1.5 bassin:

een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische en glastuinbouwactiviteiten;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bestaand:

de bebouwing zoals die aanwezig was ten tijde van de eerste ter visielegging van het bestemmingsplan;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

1.12 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.13 Ecologische Hoofdstructuur

een samenhangend netwerk van natuur- en landbouwgebieden met bestaande en potentiële natuurwaarden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van soorten en ecosystemen;

1.14 evenement:

elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, voor zover de activiteiten een aaneengesloten periode van ten hoogste 14 dagen omvatten;

1.15 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.16 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet, zoals die gold op het moment van onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan;

1.17 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning is vereist;

1.18 landschappelijke waarde:

waarde in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.19 LOFAR-radiotelescoop

radiotelescoop hoofdzakelijk gericht op ontvangst van signalen uit het heelal en daarnaast te gebruiken voor ander wetenschappelijk onderzoek met behulp van geofoons, infrageluidskast en infrasoundsensoren, welke ook via een glasvezelnetwerk zijn verbonden met een centrale computer in Groningen;

1.20 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

1.21 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.22 openbare nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;

1.23 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.24 peil:

a. indien op land wordt gebouwd:

  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst;
  • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

b. indien over of in het water wordt gebouwd:

het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;

1.25 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.26 prostitutiebedrijf:

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;

1.27 werk:

een werk, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos - Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'bos - natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. natuur, bosbouw en houtproductie;

b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bos- en natuurgebieden;

c. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of –partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;

d. LOFAR-radiotelescoop;

en mede bestemd voor:

e. het beschermen van de drinkwaterwinning, de drinkwaterproductie, de drinkwaterdistributie en de grondwaterkwaliteit van een grondwaterbeschermingsgebied, ter plaatse van de algemene aanduidingsregel 'milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied';

met daaraan ondergeschikt:

f. het extensief agrarisch medegebruik;

g. het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;

h. wegen en paden;

i. openbare nutsvoorzieningen;

j. terreinen voor evenementen

met de daarbij behorende:

k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;

b. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;

c. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;

d. het dempen van beken, plassen, sloten en/of andere watergangen en/of –partijen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

3.4.1 Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a. het af- en/of vergraven en/of ophogen van gronden;

b. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;

c. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;

d. het dempen, graven, baggeren en/of verbreden van beken, plassen, sloten en/of andere watergangen en/of –partijen;

e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

f. het aanleggen van fiets- en voetpaden;

g. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;

h. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of –leidingen.

3.4.2 Het in lid 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

a. het normale onderhoud betreffen;

b. betrekking hebben op de LOFAR-radiotelescoop;

c. door of namens de Uitvoeringscommissie Inrichting Landelijk Gebied Saasveld-Gammelke worden uitgevoerd in het kader van het project 'Landinrichting Saasveld-Gammelke;

d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

e. dienen ter uitvoering en realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur, ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde – Ecologie.

Artikel 4 Waarde - Ecologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'waarde - ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de gronden ten behoeve van de instandhouding en realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik en laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;

b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;

c. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;

d. het gebruik van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, fesitiviteiten, manifestaties en horecaterreinen en/of standplaatsen voor detailhandel, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 14 dagen omvatten;

e. het storten van puin en afvalstoffen;

f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;

g. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideeële doeleinden of overtuigingen.

Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels

7.1 Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin dat:

a. enige bestemming wordt gewijzigd voor wat betreft de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten voor de telecommunicatie, mits:

1. de antenne niet kan worden geplaatst op een bestaand hoog bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een reclamemast, een torensilo, of een daarmee gelijk te stellen hoog bouwwerk;

2. de antenne niet kan worden geplaatst op een bedrijventerrein;

3. de antenne vervolgens moet worden geplaatst in aansluiting op grote infrastructuurlijnen;

4. de mast radiografisch noodzakelijk is;

5. de hoogte van een mast ten hoogste 45 m zal bedragen;

6. het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;

7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

b. enige bestemming wordt gewijzigd in een waterbestemming, mits deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van opvaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, en dergelijke van vaarwegen c.a.;

c. een archeologische dubbelbestemming wordt aangebracht, mits door aanvullend historisch en/of archeologisch onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen, waarbij de aanwezigheid van archeologische resten is aangetoond;

d. de dubbelbestemming Waarde – Landschap wordt aangebracht, mits:

1. door herstel- en/of ontwikkelingswerkzaamheden of door middel van natuurlijke aanwas, de waarde van een landschapselement in omvang en natuurlijke en/of landschappelijke waarden toeneemt, dan wel de wijziging wordt toegepast als gevolg van verplaatsing van een bestaand waardevol landschapselement;

2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende agrarische bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het waardevol landschapselement.

Artikel 10 Algemene Procedureregels

Bij toepassing van de nadere eisen-regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

2. Het bevoegde gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan LOFAR-station Weerselo'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 19 juni 2012

De voorzitter, de griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

Aanleiding

ASTRON (Nederlands Instituut voor Radio Astronomie) ontwikkelt en bouwt al meer dan 50 jaar meetinstrumenten voor sterrenkundig onderzoek. De telescoop in Westerbork is het meest bekende instrument en is een van de meest gevoelige telescopen ter wereld. Toch kan hiermee niet het gehele heelal worden onderzocht, hiervoor is de telescoop een factor 100 te klein. Om geavanceerder onderzoek te kunnen uitvoeren, is een hypermoderne nieuwe radiotelescoop ontwikkeld, genaamd LOFAR (Low Frequency Array).

LOFAR is opgebouwd uit enkele duizenden kleine stilstaande antennetjes die in clusters staan opgesteld in het centrale LOFAR-gebied van 400 ha tussen Exloo en Buinen en op circa 18 antennevelden verspreid over Friesland, Groningen, Drenthe en enkele in Overijssel.

De antennestations zijn door middel van een supersnel glasvezelnetwerk verbonden met een supercomputer (IBM Blue Gene) in het rekencentrum van de Rijksuniversiteit Groningen die de data van de duizenden antennes combineert. Op die manier wordt een virtuele schotel gemaakt met een diameter van 100 km en meer. Het bijzondere van LOFAR is dat het ontwerp kan worden opgeschaald naar een steeds groter aantal antennestations. Ook de diameter van LOFAR kan verder worden uitgebreid, waardoor astronomen steeds scherpere details kunnen waarnemen. Daarom worden er ook in Duitsland, Engeland, Frankrijk en Zweden LOFAR-antennestations gebouwd.

De LOFAR-technologie betekent een enorme sprong in de radioastronomie en maakt geheel nieuwe ontdekkingen mogelijk.

Planologische situatie

Op 8 maart 2005 zijn de eerste bestemmingsplannen voor het LOFAR-project, LOFAR-radiotelescoop (binnenste ellips) en het facetbestemmingsplan (buitenste ellips) door Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe goedgekeurd.

Voor het realiseren van de overige buitenstations op de verschillende locaties binnen verschillende gemeenten en provincies dienen in sommige gevallen kleine bestemmingsplannen (zogenaamde 'postzegelplannen') te worden opgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld voor het LOFAR-station aan de Smeijersweg tussen Weerselo en Oldenzaal. Het perceel valt in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010' vastgesteld door de gemeenteraad van Dinkelland bij besluit van 18 februari 2010, nr. D7/B2. Het perceel heeft hierin de bestemmingen Agrarisch–1 en Water-1, de dubbelbestemming Waarde-Ecologie en de gebiedsaanduidingen 'milieuzone-grondwaterbeschermings-gebied' en 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten boom en sierteelt'. De realisatie van een LOFAR-station is op basis van het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk. Daarom is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.

Plangebied

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Dinkelland, aan de Smeijersweg. Op het overzichtskaartje voor in dit plan is de ligging op een topografisch kaartje weergegeven.

Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt gestructureerd. In het volgende hoofdstuk is ten behoeve van enige achtergrondinformatie een beschrijving gegeven van ASTRON en het project LOFAR. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de planbeschrijving waarin de huidige situatie van de locatie en het project worden beschreven. In hoofdstuk 4 wordt aandacht besteed aan het relevante beleid. De resultaten van diverse milieukundige onderzoeken komen in hoofdstuk 5 aan bod. In hoofdstuk 6 wordt de juridische vertaling van het plan beschreven. De laatste twee hoofdstukken beschrijven de economische uitvoerbaarheid en de resultaten van inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 Astron En Lofar

2.1 Astron

De bedenker en trekker van het project LOFAR is de feitelijke initiatiefnemer ASTRON (Stichting Astronomisch Onderzoek in Nederland). ASTRON bevordert het wetenschappelijk onderzoek in de sterrenkunde. De stichting beschikt daartoe over een instituut met twee hoofdactiviteiten. De ene hoofdactiviteit is de exploitatie van een van de meest geavanceerde radiotelescopen ter wereld (De Westerbork Synthese Radio Telescoop). De andere is het technisch ontwikkelingswerk, waarbij innovatieve instrumenten worden ontwikkeld, gebouwd en gebruikt voor astrofysisch en astronomisch onderzoek.

Het ASTRON-Instituut is een dochter van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en kent twee vestigingen. De ene vestiging ligt nabij het Drentse dorp Dwingeloo en de andere nabij het dorp Westerbork. Het ASTRON-Instituut heeft 160 medewerkers en is tevens gastheerinstituut voor het internationale JIVE. JIVE staat voor Joint Institute for Very Long Baseline Interferometry (VLBI) in Europe. De belangrijkste taak is het werken met de EVN MkIV VLBI Data Processor (computer die waarnemingsgegevens verwerkt). JIVE is onderdeel van het EVN, het European VLBI Network en zoals gezegd, is ASTRON gastheerinstituut. Het EVN is een samenwerking van de radio-astronomische instituten in Europa, Azië en Zuid-Afrika en staat open voor alle astronomen van Europa en de rest van de wereld.

ASTRON is opgericht in 1949 als Stichting voor de Radiostraling van Zon en Melkweg en ontwikkelde en bediende radiotelescopen. De antenne in Dwingeloo werd in 1956 in gebruik genomen en was destijds de grootste astronomische radioantenne in de wereld. Dankzij deze telescoop is veel nieuwe informatie verkregen over onder andere de hoeveelheid waterstof in, en de omvang van ons eigen melkwegstelsel.

In de jaren zestig van de vorige eeuw is de Westerbork Synthese Radio Telescoop ontworpen en gebouwd. De telescoop werd operationeel in 1970 en meer dan tien jaar was het de meest krachtige radiotelescoop in de wereld. Andere sterrenstelsels en zwarte gaten werden ontdekt. In het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw heeft de organisatie geholpen infrastructurele faciliteiten te ontwikkelen voor onder andere observatoria op de eilanden La Palma en Hawaï. Ook hier werden de kennis en de breedte van de activiteiten van de organisatie vergroot.

Naast radiotelescopen maakt ASTRON ook apparatuur voor optische telescopen. Dit zijn telescopen die gebruikmaken van het licht. In het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw verhuisde het Kapteyn Observatorium in Roden, waar dit type apparatuur werd ontwikkeld, naar Dwingeloo om daar samen te werken aan de Europese Very Large Telescoop op de Atacama hoogvlakte in Chili. Dit is de grootste optische telescoop op aarde. Deze telescoop beschikt over meerdere instrumenten die door ASTRON zijn gebouwd. Ook werd destijds de radiotelescoop in Westerbork gemoderniseerd tot opnieuw de meest krachtige radiotelescoop ter wereld. Door deze krachtige radiotelescoop werd het mogelijk verder terug in de tijd te kijken.

In de tussentijd werd besloten om ten behoeve van onderzoek naar het heelal een Low Frequency Array (LOFAR) te ontwikkelen en indien mogelijk te bouwen. Voor de lange termijn is besloten een zogenaamde Square Kilometer Array te ontwikkelen en te bouwen.

2.2 Lofar

De radiosterrenkunde is in de jaren dertig van de twintigste eeuw begonnen bij lage frequenties (de eerste waarnemingen van radiostraling van onze Melkweg vonden plaats bij 20,5 MHz). Al snel daarna is de aandacht verschoven naar kortere golflengten (overeenkomend met frequenties van circa 1.000 MHz en hoger). Dit bleek nodig, omdat de aardse atmosfeer (en met name de hoogste lagen, ook wel aangeduid als ionosfeer) een te grote belemmering vormde voor het maken van scherpe beelden bij langere golflengten. Ondanks deze complicaties zijn er in de loop der jaren diverse telescopen geweest die een voorzichtige verkenning van dit deel van het radiospectrum hebben kunnen verrichten. Toch moet men concluderen dat de laagfrequente radiosterrenkunde qua gevoeligheid en beeldscherpte een factor 10 à 100 achter loopt op wat in andere takken van de radiosterrenkunde nu mogelijk is.

LOFAR zal waarnemen in het gebied van 10 MHz tot 250 MHz aan weerszijden van de bekende FM-radiofrequenties. De radiotelescoop is honderdmaal gevoeliger dan de bestaande telescopen en de radiotelescoop zal beelden leveren die honderdmaal scherper zijn dan de beelden die alle voorgaande telescopen in dit frequentiegebied konden produceren.

Het belangrijkste voordeel van deze digitale aanpak is wellicht de grote mate van flexibiliteit die zal leiden tot nieuwe soorten waarnemingen die met de huidige telescopen onmogelijk zijn. Zo zal LOFAR simultaan in meerdere richtingen kunnen 'kijken' en wordt het in principe mogelijk om de hele hemel continu in kaart te brengen.

Wetenschappelijke meerwaarde

LOFAR zal naar verwachting de eerste telescoop zijn die signalen kan waarnemen van de eerste sterren en melkwegstelsels die in het vroege heelal zijn ontstaan. Het waarnemen van deze zeer zwakke signalen stelt hoge eisen aan de te bouwen telescoop en de grote hoeveelheid software die nodig is om de apparatuur te besturen en om alle gegevens te verwerken en correct te interpreteren. Daar staat tegenover dat deze waarnemingen zeer belangrijke informatie zullen geven over de vorming van sterren en sterrenstelsels.

LOFAR zal een grote rol gaan spelen op een gebied waar Nederlandse sterrenkundigen een lange traditie hebben: het systematisch in kaart brengen van grote aantallen zwakke radiobronnen. In combinatie met de informatie die op andere golflengten wordt verzameld, onder andere met de telescopen zoals de Very Large Telescope van de Europese zuidelijke sterrenwacht in Chili en de bekende Westerbork telescoop, zullen de LOFAR-gegevens extra waardevol zijn en hiaten in waarnemingen opvullen.

Naast nieuwe waarnemingen van soms al bekende bronnen is te verwachten dat LOFAR ook veel nieuwe verschijnselen aan het licht zal brengen. Omdat LOFAR een groot deel van de hemel continu in de gaten houdt, kan het ook zelfstandig grote aantallen onbekende variabele radiobronnen ontdekken.

De studie van straling uit het heelal bevindt zich op het raakvlak van de sterrenkunde en de hoge energie fysica. Ook hier zijn voor LOFAR interessante toepassingen te vinden. Zo zal een groot aantal antennes worden uitgerust met een mogelijkheid om de radioflits waar te nemen die ontstaat wanneer een kosmisch stralingsdeeltje botst op atomen in de aardse atmosfeer.

Aangrenzende terreinen

Behalve in de radiosterrenkunde biedt LOFAR tevens mogelijkheden voor onderzoek op aangrenzende terreinen. Over dezelfde ionosfeer die decennia lang waarnemingen op LOFAR's frequenties ernstig bemoeilijkte, wordt veel informatie verkregen. Ook kan LOFAR, in combinatie met een radarzender die mogelijk in het zuiden van Zweden wordt gebouwd, voorspellingen doen van zonnestormen. Dat zijn enorme gasexplosies op de zon die miljarden tonnen gas de ruimte in werpen. Eenmaal aangekomen bij de aarde zijn deze stormen onder andere verantwoordelijk voor het Noorderlicht en kunnen ze enorme schade aanrichten aan satellieten en elektriciteitsnetwerken. Bovendien kunnen ze de draadloze radiocommunicatie verstoren.

Glasvezelnetwerk ten behoeve van transport andere wetenschappelijke gegevens

Het geavanceerde netwerk van glasvezels kan naast sterrenkundige informatie ook andere wetenschappelijke signalen vervoeren. Zo zal het LOFAR-netwerk ook worden gebruikt voor een langdurige seismische studie (signalen uit de diepere aardlagen) met behulp van geofoons. De geofoons gebruiken dan de natuurlijke activiteit van de aarde als 'geluidsbron'. Zo kunnen bodemverzakking en seismische activiteit, die het gevolg zijn van bijvoorbeeld de aardgaswinning, in kaart worden gebracht. Ook kan het LOFAR-netwerk voor landbouwkundig onderzoek worden gebruikt. Door veel verschillende sensoren te koppelen aan het LOFAR-netwerk, kan een beter inzicht worden verkregen in de groeiomstandigheden van gewassen. Te verwachten is dat er nog meer toepassingen zullen komen die aansluiting op het LOFAR-netwerk zoeken. Te denken valt aan meteorologisch onderzoek, windvoorspelling, milieumonitoring en verkeersmonitoring. Dat betekent dat er vele soorten sensoren aan het netwerk zullen worden gekoppeld.

Techniek

De ontwikkeling van dit netwerk en de digitale rekenmethodes hebben een zeer innovatief karakter en zijn onder andere ook van belang voor de ICT.

De door de antennes opgevangen signalen worden eerst lokaal bij de stations verwerkt, waarna ze over een glasvezelnetwerk worden verzonden naar een centrale plek waar de supercomputer de gegevens verder verwerkt. De supercomputer staat in het rekencentrum in Groningen en is een van de krachtigste van de wereld. De supercomputer staat via het internet in verbinding met sterrenkundigen overal ter wereld, die de voortgang van hun waarnemingen direct kunnen volgen. Eveneens zullen de eindproducten via het internet de gebruikers bereiken. Een andere toepassing is de opslag van grote aantallen digitale gegevens voor grote instellingen en bedrijven uit oogpunt van veiligheid. Deze 'digitale banken' slaan iedere dag kostbare bedrijfsgegevens op in back-upsystemen, zodat bij een mogelijke crash van systemen geen gegevens verloren gaan. De capaciteit van het LOFAR-netwerk is zodanig dat deze gegevens gemakkelijk kunnen worden getransporteerd.

2.3 Vormgeving Stations

LOFAR is uitgerust met twee typen antennes:

  • Low Band Antennes (LBA): ruim 15.000 'piramides' voor frequenties beneden de FM-band (20-90 MHz). Deze piramides zijn niet hoger dan 2 m.
  • High Band Antennes (HBA): ruim 13.000 raamwerken voor frequenties boven de FM-band (110-220 MHz). Deze antennes zijn niet hoger dan 80 cm.

Een groot deel van de antennes wordt geplaatst in het centrale gebied tussen Exloo en Buinen. In dit gebied van ongeveer 400 ha komen circa 18 antennevelden van maximaal 4 ha. Ten aanzien van de juiste opstelling van de configuratie kan het ook betekenen dat bijvoorbeeld twee veldjes naast elkaar kunnen komen te liggen.

De antennestations zijn door middel van een supersnel glasvezelnetwerk verbonden met een supercomputer (IBM Blue Gene) in het rekencentrum van de Rijksuniversiteit Groningen die de data van de duizenden antennes combineert. Op die manier wordt een virtuele schotel gemaakt met een diameter van 100 km en meer. Het bijzondere van LOFAR is dat het ontwerp kan worden opgeschaald naar een steeds groter aantal antennestations. Ook de diameter van LOFAR kan verder worden uitgebreid, waardoor astronomen steeds scherpere details kunnen waarnemen. De LOFAR-technologie betekent een enorme sprong in de radioastronomie en maakt geheel nieuwe ontdekkingen mogelijk.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de realisatie van een antenne-/sensorveld buiten het centrale gebied mogelijk, namelijk nabij het dorp Weerselo.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Huidige Situatie

Locatiekeuze

Belangrijk voor het goed functioneren van een sensorveld is de ligging in een zoveel mogelijk storingsvrij gebied. Ten behoeve van de configuratie en de beschikbaarheid van de grond is deze locatie tussen Weerselo en Oldenzaal geschikt bevonden.

Ligging

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Dinkelland, aan de Smeijersweg, kadastraal bekend WLO, sectie H, nrs. 1187 en 1351. Op het overzichtskaartje voorin dit plan is de ligging op een topografisch kaartje weergegeven. Op onderstaande satellietfoto is het plangebied rood omcirkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLOFAR-0401_0002.jpg"

Satellietfoto, plangebied rood omcirkeld

Huidig gebruik plangebied en omgeving

Het plangebied had in het recente verleden een agrarische bestemming. Inmiddels is hier de bestemming 'Bos en Natuur' aan gegeven. De grond wordt gebruikt voor het realiseren van nieuwe natuur en is onderdeel van een groter EHS-gebied. Om de nieuwe natuur daadwerkelijk te realiseren heeft de provincie een overeenkomst gesloten met de eigenaar van de grond. De percelen ten zuiden van het plangebied worden voor agrarische doeleinden gebruikt. Direct langs de noordzijde en gedeeltelijk door het plangebied loopt de Lemselerbeek, zie navolgende luchtfoto.

Ontginningsgeschiedenis

Het plangebied ligt in het essen- en kampenlandschap. De ontginning van het gebied en vorming van kleine nederzettingen met essen is begonnen circa 1200 na Christus. Het reliëf en de waterhuishouding waren sturende elementen bij het eerste gebruik en bewoning van het gebied.

De bebouwing en de kampen en essen lagen voornamelijk op de hogere delen, de lagere moerassige beekdalen werden gebruikt als weide of hooi-land en werden gebruikt voor het steken van plaggen voor bemesting van de akkers. Over het algemeen overheerste de individuele occupatie, waardoor de bewoning sterk verspreid voorkomt. Gedurende de laatste 100 jaar kreeg de mens meer technische mogelijkheden om de grond landbouwkundig intensiever te gaan gebruiken. In samenhang met een groeiende bevolking, enige industrialisering en dus ook groeiende kernen, is de beschreven oorspronkelijke samenhang tussen natuurlijke gesteldheid van het gebied (reliëf, bodem en water) en het daarop aangepaste kleinschalige en extensieve menselijke gebruik in de loop der tijd minder hecht geworden.

Landschap

De hiervoor beschreven ontstaansgeschiedenis van het landschap is essentieel voor de kwaliteiten van het huidige landschap in Dinkelland. Het essen- en kampenlandschap wordt gekenmerkt door open akkers, die verhoogd liggen binnen het agrarisch landschap. De essen hebben een bolle vorm en hebben vaak steilranden. De essen zijn op de hogere delen ontstaan, omdat op deze droge gebieden al vanouds akkerbouw werd bedreven. Om de grond vruchtbaarder te maken, brachten de bewoners plaggen op de es, die daardoor steeds hoger werd. Door de akkerbouw ontstond ook de kenmerkende openheid. Houtwallen of hagen werden gebruikt voor het afschermen van vee en waren hier dus niet nodig. Rondom de es kwam wel beplanting voor, vaak in gebruik als hakhout.

Langs beekdalen op de dekzandruggen komen essen voor in langgerekte vorm. Kenmerkend van deze essen is de opgaande beplanting aan de beekdalzijde van de dekzandrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLOFAR-0401_0003.jpg"

Luchtfoto plangebied met Lemselerbeek

3.2 Toekomstige Situatie

Het plan voorziet in de realisatie van een LOFAR-station voor het uitvoeren van astronomisch onderzoek en onderzoek naar infrageluid. Voor beide typen onderzoek is verschillende meetapparatuur noodzakelijk. Op de navolgende luchtfoto zijn de benodigde antennevelden ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLOFAR-0401_0004.jpg"

3.2.1 Algemeen

Het LOFAR-sensorveld heeft een afmeting van circa 270 m bij circa 100 m. De inrichting van het plangebied is gericht op het onderhoud van de antennes. Er wordt geen hek of afrastering geplaatst rond het antennestation. Het perceel zal enigszins verruigen. In overleg met de omliggende grondeigenaren zal het perceel af en toe worden gemaaid, zodat de antennes kunnen worden onderhouden en er niet teveel storing optreedt (extensief beheer). Hierdoor past een antennestation zowel in een akkerbouwgebied, graslandgebied als natuurgebied.

Het LOFAR-station wordt aangesloten op het openbaar stroomnet, het glasvezelnet (indien nodig) en/of het telefoonnetwerk. Daarvoor wordt een kleine straatkast bij de ingang van het perceel of in de berm van de weg geplaatst. Deze straatkast wordt gezien als nutsvoorziening en kan daarom buiten het plangebied worden gerealiseerd.

Tevens wordt centraal in het plangebied een kast voor de signaalverwerking geplaatst, van 200 cm hoog, 240 cm breed en 80 cm diep. De signaalverwerking van eventueel aan te leggen apparatuur voor de niet-astronomische toepassingen (Infra geluid) geschiedt eveneens via deze kast.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLOFAR-0401_0005.png"

Straatkast

Kast voor signaalverwerking(apparatuurkast)

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLOFAR-0401_0006.png"

Straling

De antennes zorgen niet voor straling, omdat er geen zender aan is verbonden. Het betreffen alleen antennedraadjes, welke vergelijkbaar zijn met antennes van auto's. De apparatuurkast is zodanig afgewerkt dat eventuele straling uit de elektronica binnen de apparatuurkast blijft. Mocht er straling uit de apparatuurkast komen, dan vangen de aanwezige antennes deze op, waardoor het een storingsbron vormt voor het LOFAR-sensorveld.

Bereikbaarheid

Het perceel ligt ten zuiden van de beek. Het plangebied is voor aanleg van LOFAR en het beheer en onderhoud bereikbaar via de bestaande overgang die ook door de eigenaar gebruikt wordt voor het bewerken van zijn land.

3.2.2 Astronomisch deel

In het plangebied worden twee antennevelden voor astronomisch onderzoek geplaatst, te weten een cirkelvormig veld met een diameter van 85 m voor Low Band Antennes (LBA) en een cirkelvormig veld met een diameter van 55 m voor High Band Antennes (HBA).

Low band antennes

Een LBA-antenneveld bevat 96 eenvoudige antennes, bestaande uit een pvc-buis van 1,60 m hoog en vier schoordraden, waarvan het bovenste gedeelte de eigenlijke antenne is.

Onder elke antenne wordt om waarneemtechnische redenen een ijzeren rooster gelegd. Elke antenne is door middel van een glasvezelkabel op een apparatuurkast aangesloten, waar de eerste signaalbewerkingen plaatsvinden. Deze kabels liggen circa 40 cm diep. Navolgende figuren geven een impressie van de antennes.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLOFAR-0401_0007.jpg"

Low Band Antenne, in rood aangegeven de eigenlijke antennes

LBA-veld

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLOFAR-0401_0008.jpg"

Rooster als bodemplaat

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLOFAR-0401_0009.jpg"

High band antennes

Een HBA-antenneveld bestaat uit 768 nog kleinere antennes die zijn ingepakt in piepschuimdozen, deze zijn weer ingepakt in speciaal zwart plastic. Deze dozen, ook wel 'tiles' of tegels genoemd, zijn 60 cm hoog. Het totale oppervlak is circa 50 m bij 50 m. Alle antennes worden op het maaiveld gelegd en er is geen sprake van funderingen.

Prototype HBA, zonder piepschuimen doos

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLOFAR-0401_0010.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLOFAR-0401_0011.png"

Ingepakte HBA-tiles

3.2.3 Infrasound metingen

Op het perceel wordt mogelijk nog een meetpunt van het KNMI aangebracht. Deze bestaat uit een ronde koker (diameter circa 50 cm, diepte 80 cm) die circa 25 cm boven de grond uitsteekt en waaraan zes tuinslangen zijn bevestigd. Onder in de koker zit een zeer gevoelige barometer waarmee infrasound metingen worden gedaan. Infrasound is een voor mens en dier niet hoorbaar geluid. Het is namelijk een luchtdruk verplaatsing met een zeer lange golflengte.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLOFAR-0401_0012.jpg"

Infrasound meetpunt KNMI

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLOFAR-0401_0013.png"Schematisch overzicht geïnstalleerde microbarometer in put met windruis onderdrukker

3.2.4 Overige ontwikkelingen

In het kader van de landinrichting (zie subparagraaf 4.2.3) zullen de percelen worden omgevormd tot nieuwe natuur. Met het LOFAR-station krijgt het perceel een nieuwe functie, waarbij door de verruiging de natuurwaarde enigszins verhoogt. Omdat de antennes voor een tijdelijke periode worden geplaatst (circa tien jaar) en de antennes makkelijk zijn te verwijderen, vormt de plaatsing van de antennes geen belemmering voor de omvorming tot natuur. Een dergelijke transformatie van het gebied (van agrarisch naar natuur) is niet opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2010. Daarin heeft het perceel de bestemming Agrarisch-1 met de dubbelbestemming Ecologie en enkele aanduidingen. In oktober 2011 is ten behoeve van de 'Landinrichting Saasveld-Gammelke' het ontwerpbestemmingsplan 'Lemselerbeek' ter inzage gelegd. Dat bestemmingsplan vormt de basis voor dit bestemmingsplan omdat hierin de omzetting van de grond van agrarisch naar bos en natuur geregeld wordt. Na opheffing van het Lofarstation zullen de percelen natuurgebied blijven.

Hoofdstuk 4 Beleid

4.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het Rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020, met een doorkijk naar 2030. De Nota Ruimte vervangt de Vierde Nota Ruimtelijke ordening extra (VINEX) en het Structuurschema Groene Ruimte.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak in Nederland. Meer specifiek richt de nota zich op vier algemene doelen:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid (tegen water en risicovolle activiteiten).

Nationaal Waterplan

De Vierde Nota Waterhuishouding is op 22 december 2009 vervangen door het Nationaal Waterplan. Dit is de nieuwe planvorm op Rijksniveau op basis van de nieuwe Waterwet. Het Nationaal Waterplan vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding, waarbij veel van het ingezette beleid uit deze nota's wordt voortgezet. Het Nationaal Waterplan heeft de status van een structuurvisie voor de ruimtelijke aspecten op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Er komen nieuwe normen op basis van overstromingskansen die per dijkringgebied zullen worden vastgesteld.

Wet op de archeologische monumentenzorg

Archeologische (verwachtings)waarden dienen vanwege de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 1 september 2007) en de op grond daarvan gewijzigde Monumentenwet te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Doel van de Wet op de archeologische monumentenzorg is namelijk het beschermen van aanwezige en te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.

Flora- en faunawet

Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt.

Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Deze soorten worden opgesomd in de 'lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten'. Deze zorgplicht betekent dat een ontheffing van het verbod op verstoren (of erger) alleen kan worden verleend, als geen afbreuk wordt gedaan aan de goede staat van instandhouding van de soort. Deze voorwaarde geldt voor alle beschermde soorten.

De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten. In een toelichting zijn deze soorten opgenomen in tabellen. Voor soorten uit tabel 1 geldt een vrijstellingsregeling van de verboden. Voor soorten uit tabel 2 en voor vogels geldt een vrijstelling als wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Als niet wordt gewerkt volgens een gedragscode kan voor de soorten uit tabel 2 ontheffing van de verboden worden verleend als geen sprake is van economisch gewin en als er zorgvuldig wordt gehandeld. Voor de soorten uit tabel 3 kan bij ruimtelijke ontwikkeling ontheffing worden verleend. Er mag dan geen afbreuk worden gedaan aan de goede staat van instandhouding van de soort en een redelijk alternatief voor de ingreep moet ontbreken. Ook voor ontheffing van het verstoren van vogels gelden deze voorwaarden.

Natuurbeschermingswet

In 1968 is de Natuurbeschermingswet van kracht geworden. Op grond van deze wet zijn natuurgebieden aangewezen als beschermd natuurmonument (of staatsnatuurmonument) en worden kwetsbare of bedreigde natuurgebieden beschermd. Per 1 oktober 2005 valt alle gebiedsbescherming onder de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 met uitzondering van de nog niet definitief aangewezen Habitatrichtlijngebieden.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Omgevingsvisie

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie vastgesteld. In dit integrale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving, waarin het streekplan, het verkeer- en vervoerplan, het waterhuishoudingsplan en het milieubeleidsplan zijn samengevoegd, geeft de provincie de richting aan voor de ontwikkeling van Overijssel tot 2020 en verder. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is 'een toekomst met vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden'. Leidend voor de beleidskeuzes die op dit gebied worden gemaakt, zijn de thema's duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

De Omgevingsvisie geeft de mogelijkheden aan binnen de Groene omgeving buitengebied.

In de Groene omgeving buitengebied wordt ruimte geboden voor sociaaleconomische ontwikkelingen wanneer dit vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is en past in het ontwikkelingsperspectief ter plekke en volgens de gebiedskenmerkencatalogus wordt uitgevoerd.

Ontwikkelingsperspectief

Volgens de kaart ontwikkelingsperspectieven ligt het plangebied in het ontwikkelingsperspectief 'Aaneengesloten structuur van natuurgebieden' dat onderdeel uitmaakt van de concreet begrensde Ecologische Hoofdstructuur.

Dit ontwikkelingsperspectief omvat gebieden met als hoofdaccent de ontwikkeling van natuur en versterking van het watersysteem. Het perspectief op provinciaal-regionaal niveau is om de gebieden met hoge natuurwaarden (weer) in een onderling verband te brengen. Hierdoor ontstaat er een robuust systeem waar plant- en diersoorten stevige levensgemeenschappen in kunnen ontwikkelen.

Op grond van de Subsidieregeling natuurbeheer is het perceel met een kwalitatieve verbintenis bezwaard waarbij met het oog op het natuurdoel, i.c. halfnatuurlijk grasland, er geen landbouwkundig gebruik van de gronden meer mogelijk is. De met de bijbehorende bestemmingswijziging gepaard gaande waardedaling van de grond wordt vergoed. De feitelijke 'footprint' van de antennes en bijbehorende kasten beslaat minder dan 10% van de totale oppervlakte van het perceel. Voor dit deel vindt overeenkomstig beheer plaats. Er is in die zin geen belemmering voor de beheerverplichtingen die de eigenaar op grond van het voornoemde heeft te treffen. De gronden worden niet minder geschikt voor de verwezenlijking van het (natuur)doel waartoe deze bestemd zijn. De geprojecteerde locatie voor het Lofarstation is onderdeel van de EHS. Met het vestigen van voornoemde kwalitatieve verbintenis voor het betrokken beheertype zijn geen (aanvullende) inrichtingsmaatregelen of ingrepen anderszins nodig. De Lemselerbeek is binnen het project 'Landinrichting Saasveld-Gammelke' verlegd om het natuurlijke karakter van de aanliggende Lemselerbeek te herstellen. Hierdoor is bijgedragen aan de versterking van de wezenlijke kenmerken en waarden in dit EHS-gebied.

Het Lofarstation kan gerealiseerd worden zonder verdere aanpassing van de huidige beek. Het Lofarstation wordt na een periode van ongeveer 10 jaar opgeheven. De functie en het gebruik van het antennestation vormen geen belemmering voor het ontwikkelingsperspectief.

Gebiedskenmerken

1. Natuurlijke laag

De natuurlijke laag waarop het LOFAR-station wordt geplaatst, is 'beekdalen en natte laagtes'. De ambitie van de provincie Overijssel is de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Het Waterschap Regge en Dinkel streeft een zo natuurlijk mogelijk functionerend en beleefbaar watersysteem na.

Het plan betreft een kleinschalige ontwikkeling dat slechts een gering impact heeft op het watersysteem. In overleg met het Waterschap Regge en Dinkel wordt bepaald wat de afstand van de antennes tot de Lemselerbeek dient te zijn.

2. Laag van het agrarische cultuurlandschap

Het noordelijke deel van het plangebied is in de Omgevingsvisie aangeduid als 'maten en flierenlandschap' en het zuidelijke deel als 'jong heide- en broekontginningslandschap'. Kenmerkend voor het maten en flierenlandschap is de kleinschaligheid met veel variatie in de ruimtelijke opbouw. Kenmerkend voor het jong heide- en broekontginningslandschap zijn de landbouwontginningen in relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door een boscomplex.

Het realiseren van een LOFAR-station heeft geen gevolgen voor de structuur van het agrarisch cultuurlandschap, omdat er geen singels of boscomplexen worden verwijderd of worden aangeplant en geen watergangen gegraven of worden gedempt.

3. Stedelijke laag

De stedelijke laag is niet van toepassing op de ontwikkelingen binnen het plangebied.

4. Lust en leisurelaag

De lust en leisurelaag is niet van toepassing op de ontwikkelingen binnen het plangebied.

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

In de groene omgeving geldt het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is samen te vatten in: (her)benutting van bestaande bebouwing, combinatie van functies conform gebiedskenmerken.

Het herbenutten van bestaande bebouwing is in het onderhavige geval niet mogelijk. Een combinatie van functies wordt gezocht in de versterking van natuurwaarden in het plangebied. Andere functies kunnen niet met het LOFAR-station worden gecombineerd.

4.2.2 Omgevingsverordening

Tegelijkertijd met de Omgevingsvisie is ook een besluit genomen over de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening 2009 heeft de status van ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening en is op 1 september 2009 in werking getreden. Net als bij de Omgevingsvisie zijn ook bij de verordening kaarten gevoegd waaruit blijkt welke bepalingen voor het plangebied gelden.

Ecologische Hoofdstructuur

Het plangebied is volgens het provinciaal beleid begrensd als Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nieuwe natuur nog te realiseren.

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een dergelijk gebied strekt mede tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van gebieden behorend tot de gebiedscategorieën nieuwe nog niet gerealiseerde natuur en zoekgebied.

In de paragraaf Flora en fauna in deze toelichting wordt uiteengezet wat de gevolgen zijn voor de huidige en toekomstige ecologische waarden en/of doelstellingen.

Nationaal landschap

Het plangebied maakt eveneens onderdeel uit van het Nationaal landschap Noordoost Twente. De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente zijn:

a. het samenhangende complex van beken, essen, kampen en moderne ontginningen;

b. de grote mate van kleinschaligheid;

c. het groene karakter.

Het plan heeft geen effect op de structuur van het landschap (geen kap of aanplant van bomen, dempen of graven van sloten of oprichting van gebouwen). Het plan heeft geen negatief gevolg voor de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente.

Grondwaterbeschermingsgebied

Het plangebied ligt in een grondwaterbeschermingsgebied. Het is in dergelijke gebieden verboden een inrichting op te richten indien die inrichting behoort tot een categorie van inrichtingen die is aangewezen in bijlage 2 van de Omgevingsverordening. Een antennestation wordt in deze bijlage niet genoemd. De antennes zullen vervaardigd worden van niet-uitlogende materialen. Het grondwaterbeschermingsgebied heeft geen nadere gevolgen voor het plangebied.

4.2.3 Landinrichtingsplan Saasveld-Gammelke

Het plangebied is gelegen in het Landinrichtingsgebied Saasveld-Gammelke. Voor dit gebied heeft de gemeenteraad van de toenmalige gemeente Weerselo in 1998 het landinrichtingsplan 'Saasveld-Gammelke' vastgesteld, bedoeld om meer ruimte te bieden voor landbouw, natuur, landschap en leefbaarheid. In het kader van de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) is in december 2008 het gewijzigde inrichtingsplan door Gedeputeerde Staten van Overijssel vastgesteld. Het plan uit 1998 is geactualiseerd en er is meer aandacht voor de vitaliteit van het platteland. De Dienst Landelijk Gebied voert de regie over de uitvoering van dit project.

Het natuurlijk vormgeven van de Lemselerbeek maakt onderdeel uit van het Landinrichtingsplan. Om de meer natuurlijke loop van de beek en de realisering van nieuwe natuur planologisch mogelijk te maken is in het kader van de landinrichting het bestemmingsplan 'Lemselerbeek' opgesteld. Dit bestemmingsplan wordt als basis genomen voor onderhavig bestemmingsplan dat het realiseren van het LOFAR-station mogelijk moet maken.

4.3 Gemeentelijk Beleid

4.3.1 Structuurvisie Dinkelland

De structuurvisie van Dinkelland is in ontwikkeling tijdens het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan. Het voorontwerp van de structuurvisie geeft het volgende beleid voor het buitengebied weer:

  • een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van het haar toevertrouwde grondgebied, met respect voor het natuurlijke en cultureel erfgoed;
  • goede condities voor een goed functionerende economische sector, passend bij het karakter van Dinkelland, met bijzondere aandacht voor de agrarische sector en de toeristisch recreatieve sector.

Daarnaast geeft de structuurvisie doelstellingen voor vier deelgebieden. Het plangebied maakt onderdeel uit van deelgebied 4 (West). Voor dit gebied gelden de volgende doelstellingen:

  • verweving natuur en landschap. Ruimte voor de agrariër met restricties nabij de beekdalen en ecologische verbindingzones;
  • herstellen en versterken beekdalenstructuur;
  • versterken en ontwikkelen ecologische verbindingszone;
  • aanwijzing Natura 2000 gebied in procedure Lemselermaten (56 hectare)
  • versterken toeristische trekker Weerselo ('t Stift) en toeristische trekker natuurlijke omgeving Weerselo en Saasveld.

Omdat de Structuurvisie nog niet is vastgesteld, kan dit beleid geen belemmering vormen voor het plan. Desondanks wordt in het plan zoveel mogelijk rekening gehouden met ecologische waarden en de beek.

4.3.2 Nota antennebeleid

De gemeente Dinkelland heeft de Nota Antennebeleid Dinkelland (2008). Deze nota geeft de uitgangspunten weer van het antennebeleid binnen de gemeente.

Een antenne installatie moet worden ingepast in het landschap. Een antenne installatie moet daarnaast zo onopvallend mogelijk worden geplaatst. Getracht moet worden de antenne-installatie zodanig te plaatsen dat deze (deels) door bomen wordt gecamoufleerd. Tevens geeft de nota aan dat bij plaatsing van een antenne-installatie in het buitengebied, middels een landschapsplan aansluiting moet worden gezocht bij de omliggende omgeving en/of landschapselementen. De plaatsing van een antenne-installatie mag zo min mogelijk de natuur en de landschappelijke waarden van het gebied aantasten.

Het plangebied ligt aan de Smeijersweg, in het buitengebied van de gemeente.

Het plaatsen van antennes past niet binnen de vigerende bestemming. De situering in het buitengebied is echter noodzakelijk, omdat een antenneveld niet past in een stedelijke omgeving, vanwege de storingen die in een stedelijk gebied voorkomen. Het LOFAR-station wordt gesitueerd in de nabijheid van twee bospercelen en enkele bosjes. Hierdoor wordt het LOFAR-station deels door bomen gecamoufleerd.

Door de hoogte kunnen de antennes op een makkelijke manier onopvallend worden gesitueerd in het landschap.

Conclusie

De ontwikkelingen passen binnen de Nota Antennebeleid gemeente Dinkelland.

4.3.3 Archeologiebeleid

De gemeente heeft gemeentelijk beleid opgesteld met een gemeentelijke verwachtings- en advieskaart. Het betreft een kaart die voor het hele grondgebied van de gemeentelijk inzichtelijk maakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. De kaart is gebaseerd op de opbouw van het landschap. Tevens zijn op de kaart de landschappelijke eenheden met een archeologische betekenis weergegeven.

Hoofdstuk 5 Onderzoek

5.1 Algemeen

Vanwege de beperkte ruimtelijke ingreep kunnen een aantal onderzoeken achterwege blijven. Een bodemonderzoek is niet noodzakelijk, omdat met de oprichting van het LOFAR-station geen milieugevoelige functie wordt gerealiseerd. Mocht in de toekomst de functie veranderen, dan kan alsnog een bodemonderzoek worden uitgevoerd. Onderzoek naar geluid, luchtkwaliteit en milieuzonering zijn vanwege de aard van het plan niet aan de orde.

5.2 Flora En Fauna

Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een bureau-inventarisatie van de aanwezige natuurwaarden in het plangebied uitgevoerd. Tevens is gekeken naar de effecten op beschermde gebieden in de omgeving. Het doel hiervan is na te gaan of een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet en/of een oriënterend onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 of de Ecologische Hoofdstructuur noodzakelijk is.

Het plangebied is gelegen tegen de Lemselerbeek. Ten behoeve van het inrichtingsplan voor de Saasvelder- en Lemselerbeek (Landinrichting Saasveld-Gammelke) is in 2011 een ecologisch onderzoek uitgevoerd voor een gebied waarbinnen ook het plangebied is gelegen (Ecologisch onderzoek inrichting Saasvelder- en Lemselerbeek, Ecogroen Advies 2011). Het betreffende onderzoek en enkele andere bronnen zijn bij de bureau-inventarisatie betrokken.

Soortenbescherming

Inventarisatie

Het plangebied bestaat uit een perceel agrarische landbouwgrond ten zuiden van de Lemselerbeek. In 2010 zijn op het betreffende perceel aardappelen geteeld en in 2011 is hierop maïs verbouwd. Hiertoe is de bouwvoor meerdere keren geploegd. In het voorjaar van 2012 zal het perceel worden ingezaaid met gras.

Uit de informatie van Het Natuurloket1 (kilometerhok 256-483, d.d. 19 juli 2010) en het Ecologisch onderzoek inrichting Saasvelder- en Lemselerbeek-blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied naast een aantal in het kader van de Flora- en faunawet licht beschermde diersoorten, ook enkele zwaarder beschermde planten- en diersoorten voorkomen. Uit het recente intensieve gebruik is echter af te leiden dat het plangebied een beperkte na-tuurwaarde kent. Mede op basis van de bevindingen van het Ecologisch onder-zoek inrichting Saasvelder- en Lemselerbeek, kan worden geconcludeerd dat binnen de begrenzing van het plangebied geen bijzondere soorten zijn te ver-wachten. Een uitzondering hierop vormt mogelijk de aanwezigheid van de streng beschermde veldspitsmuis. Indien langs de randen van het perceel ruig-te vegetaties aanwezig zijn kunnen deze vegetaties onderdeel uitmaken van het leefgebied van de veldspitsmuis.

Verder kunnen enkele algemeen voorkomende soorten zoals haas, huisspits-muis en mol binnen het plangebied worden verwacht. Het betreft hier licht beschermde soorten. Tevens vormt het plangebied en omgeving potentieel broedgebied voor soorten zoals scholekster, wilde eend en witte kwikstaart. In het aangrenzende opgaande groen zullen vogelsoorten zoals geelgors, merel, vink en winterkoning tot broeden komen. Alle inheemse vogelsoorten zijn streng beschermd.

Effecten

Aangezien de objecten op een geruime afstand (ongeveer 5 meter) van de perceelsranden worden geplaatst, worden negatieve effecten op het leefgebied van veldspitsmuis niet verwacht. Naar verwachting hebben de nieuwe ontwikkelingen (halfnatuurlijk grasland) juist een positief effect op het leefgebied.

Als gevolg van de werkzaamheden kunnen wel verblijfplaatsen van enkele licht beschermde soorten worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen hierbij exemplaren worden gedood. De aanwezige licht beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Flora- en faunawet.

Indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden opgestart, kunnen nesten van broedvogels worden verstoord. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te vernietigen of te verstoren. Om een verbodsovertreding te voorkomen dient bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van broedvogels. De Flora- en faunawet kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt evenwel dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli loopt.

Gebiedsbescherming

Inventarisatie

Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het meest nabijgelegen gebied uit de Natuurbeschermingswet 1998 betreft het Natura 2000-gebied Lemselermaten, dat is gelegen op een afstand van ruim 1 km.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. De betreffende locatie en de beek zijn onderdeel van de landinrichting Saasveld-Gammelke. De percelen zullen in het kader van de landinrichting worden omgevormd tot nieuwe natuur en deze percelen komen dan uiteindelijk in beheer van Staatsbosbeheer. De betreffende beek zal op dat moment worden opgewaardeerd (meer natuurlijk).

Effecten

De beschermde Natura 2000-gebieden liggen, gezien de aard van de ingrepen, op voldoende afstand van het plangebied. Er zijn geen negatieve effecten als gevolg van de ontwikkelingen te verwachten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig.

Met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur heeft afstemming met het bevoegd gezag, de provincie Overijssel, plaatsgevonden. In paragraaf 4.2.1 Omgevingsvisie is hierop reeds in gegaan. De natuurdoelstellingen voor het gebied zijn deels te combineren met de realisatie van het LOFAR-station. Daarnaast is het LOFAR-station een tijdelijke ontwikkeling. Het bevoegd gezag heeft geen bezwaar tegen de voorgenomen plannen.

Conclusie

Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat, wanneer er bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden voldoende rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels, er geen noodzaak bestaat voor een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet. Het plan is wat betreft de Flora- en faunawet uitvoerbaar.

Voorts is naar voren gekomen dat er geen noodzaak bestaat een oriëntatiefase in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 dan wel een analyse van natuurwaarden in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur uit te voeren. In het kader van de gebiedsbescherming is het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel bevoegd gezag. Het plan is wat betreft de natuurwet en -regelgeving uitvoerbaar.

Onderhavig bestemmingsplan is uitvoerbaar voor wat betreft het aspect flora en fauna.

  1. 1. 1. Het Natuurloket is een onafhankelijke informatiemakelaar die gegevens over be-schermde soorten toegankelijk maakt. Deze gegevens zijn afkomstig uit de databan-ken van talloze organisaties, verenigd in de Vereniging Onderzoek Flora en Fauna (VOFF). Het Natuurloket bezit zelf geen gegevens. Het Natuurloket is een initiatief van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de organisaties bin-nen de VOFF (www.natuurloket.nl).

5.3 Archeologie

De archeologische verwachtings- en beleidskaart van de gemeente Dinkelland geeft aan dat er in het plangebied drie verschillende dekzandlandschappen aanwezig zijn: dekzandhoogten en ruggen (bruin), dekzandwelvingen en - vlakten (oranje), beekdalen en overige laagten (geel). Een groot deel van het plangebied heeft de aanduiding 'verstoring' (zwarte lijnen). Bij de aanduiding 'verstoring' is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPLOFAR-0401_0014.png"

Fragment plangebied archeologische verwachtings- en beleidskaart

Archeologisch onderzoek is bij grondwerkzaamheden in dekzandhoogten en ruggen met een oppervlak groter dan 2.500 m2 en dieper dan 40 cm en in de dekzandwelvingen en vlakten groter dan 5.000 m2 en dieper dan 40 cm noodzakelijk. De kabels bij het Low Band Antenne veld liggen circa 40 cm diep. De antennes op het High Band Antenne veld worden op het maaiveld gelegd. Bij de antennes is geen sprake van funderingen.

Conclusie

Voor de ontwikkelingen in het plangebied treden er derhalve geen belemmeringen op ten aanzien van archeologie.

5.4 Wateradvies

Het Waterschap Regge en Dinkel is op de hoogte gebracht van het voornemen, middels het invullen van de digitale watertoets (www.dewatertoets.nl).

Ten aanzien van water zijn drie aspecten van belang, te weten de toename van het verhard oppervlak, de waterkwaliteit en de ligging van de Lemselerbeek. Deze aspecten komen in het navolgende aan bod.

Verhard oppervlak

In het onderhavige plan wordt een deel van de antennes (High Band Antennes) ingepakt in piepschuim (5 m x 5 m) en aan elkaar gekoppeld (met circa 60 cm tussenruimte) tot een totaaloppervlak van circa 2.000 m². Aangezien de tegels met een tussenruimte van 60 cm op het maaiveld worden gelegd en gebruik wordt gemaakt van waterdoorlatend gronddoek, worden de tegels niet beschouwd als verhard oppervlak. Het water heeft voldoende mogelijkheid te infiltreren, dan wel vertraagd af te voeren naar het oppervlaktewater, gelijk aan de huidige situatie. Er hoeft zodoende geen watercompensatie te worden gerealiseerd.

Waterkwaliteit

Het LOFAR-station wordt gerealiseerd op een perceel dat in het bestemmingsplan Buitengebied 2010 de aanduiding Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied heeft. De kwaliteit van het grondwater mag niet worden geschaad. Door gebruikmaking van piepschuim en niet-uitlogende materialen wordt voorkomen dat het hemelwater de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater vervuilt.

Lemselerbeek

Direct grenzend aan het plangebied stroomt de Lemselerbeek. Voor deze watergang geldt de Keur. De Keur is de verordening die bepaalt wat wel en niet mag op, in en langs de waterlopen. Burgers, maar vooral grondeigenaren, hebben met de Keur te maken. De plaatsing van de antennes zal na overleg met (en goedkeuring van) het waterschap vastgelegd worden.

5.5 Externe Veiligheid

Het plan omvat geen realisatie van een gevoelige functie, zoals woningen. Daarom is een onderzoek naar eventuele risicovolle inrichtingen niet aan de orde. Het LOFAR-station zelf is geen risicovolle inrichting. Het station neemt alleen signalen (straling, trillingen) waar. Het station zendt geen straling uit. Desondanks is de risicokaart geraadpleegd. Daaruit blijkt dat er ten zuiden van het plangebied (op circa 580 m) een buisleiding ligt. Deze buisleiding maakt onderdeel uit van de defensiepijpleiding. De buisleiding heeft een risicocontour PR 10-6 van 12 m. Het plangebied ligt buiten de invloedssfeer van deze buisleiding.

Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting

6.1 Gekozen Systematiek

Dit bestemmingsplan is vormgegeven volgens de eisen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Hieruit voortvloeien eisen met betrekking tot de digitalisering en standaardisering van bestemmingsplannen. Dit bestemmingsplan sluit daarop aan.

Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), per 1 oktober 2010, worden de aanlegvergunning, de sloopvergunning en de binnenplanse ontheffing als instrumenten van het bestemmingsplan onderdeel van de omgevingsvergunning (Wabo). In het bestemmingsplan onder de Wabo wordt bijvoorbeeld niet meer gesproken van een ontheffing, maar van een afwijking. Een bouwvergunning wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en een aanlegvergunning wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. In het voorliggende bestemmingsplan worden de nieuwe begrippen uit de Wabo gehanteerd.

6.2 Bestemmingen En Aanduidingen

De realisering van dit LOFAR-buitenstation heeft niet tot gevolg dat de gronden volledig anders moeten worden bestemd dan voorheen. Het onderhavige plan is zoveel mogelijk aangesloten op het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied.

Er is gekozen voor de bestemming Bos – Natuur. Binnen dit gebied kunnen de eerder in deze toelichting genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Voor het plangebied geldt een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren vanbepaalde werken en werkzaamheden.

De gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' ligt rondom het waterwingebied bij Weerselo. Deze aanduiding heeft tot doel het beschermen van de drinkwaterwinning, de drinkwaterproductie, de drinkwaterdistributie en de grondwaterkwaliteit van een grondwaterbeschermingsgebied.

Daarnaast is de dubbelbestemming Waarde - Ecologie opgenomen, waarbinnen de Ecologische Hoofdstructuur wordt beschermd.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

De initiatiefnemer financiert het plan. De gemeente sluit met de initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst, waarin eveneens een planschadeovereenkomst is bijgesloten. Middels de exploitatieovereenkomst is het verhalen van de kosten verzekerd.

Hoofdstuk 8 Zienswijzen

8.1 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een termijn van zes weken (23 maart 2012 tot en met 3 mei 2012) ter inzage gelegen. Tegen het ontwerp zijn geen zienswijzen ingediend.

8.2 Overleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro zijn reacties binnengekomen van de provincie en het waterschap.

Reactie provincie

De provinciale diensten hebbe op 19 maart 2012 laten weten dat het plan past in het provinciaal ruimtelijk beleid. Het plan biedt daarom voor de provincie geen reden om Gedeputeerde staten te adviseren een zienswijze in te dienen.

Reactie waterschap

Bij brief van 27 maart 2012, kenmerk 12.04347 deelt het Waterschap Regge en Dinkel mee dat zij geen op- of aanmerkingen hebben op dit plan. Het plan komt wel in aanmerking met de Keurzone van de Lemselerbeek (waterloop 14-5-4). Gezien deze bijzondere situatie wil het waterschap bij nadere uitwerking van het plan betrokken blijven.

Bijlagen Behorende Bij De Toelichting

Bijlage 1 Uitsnede Risicokaart

Bijlage 2 Samenvatting Watertoets

Bijlage 3 Uitgangspuntennotitie Waterschap

Bijlage 4 Ecologisch Onderzoek