KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd - Marktterrein
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Groen - Parkeren
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Verkeer - Parkeren
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldende Bestemming
1.4 Opzet Van De Toelichting
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Besluit Milieueffectrapportage
4.3 Milieuzonering
4.4 Geur
4.5 Geluid
4.6 Bodem
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Erfgoed
4.9 Ecologie
4.10 Externe Veiligheid
4.11 Waterhuishouding / Watertoets
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
5.1 Planopzet En Systematiek
5.2 Opbouw Van De Regels
5.3 Bestemmingen
5.4 Regels Parkeren
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Landschapsplan
Bijlage 1 Verkeerskundig Onderzoek
Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 3 Actualisatie Verkeersonderzoek I.v.m. Verplaatsing Bedrijfswoning
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Zondagopenstelling
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Gewijzigde Terreininrichting
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 7 Bodemonderzoek Nieuwe Bedrijfshal
Bijlage 8 Bodemonderzoek Nieuwe Locatie Bedrijfswoning
Bijlage 9 Quickscan Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 10 Standaard Watertoets

Weerselose markt

Bestemmingsplan - Gemeente Dinkelland

Ontwerp op 31-01-2022 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Weerselose Markt" met identificatienummer NL.IMRO.1774.BUIBPWRSLSMARKT-OW01 van de gemeente Dinkelland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijf:

het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, verhandelen, installeren en/of herstellen van goederen;

1.7 bedrijfsgebouw:

een gebouw, geen bedrijfswoning zijnde, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.8 bedrijfsmatige kamerverhuur:

een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin aan anderen dan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging; een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen;

1.9 bedrijfswoning:

een gebouw met woning op een terrein, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die (dat) werkgerelateerd is met dat bedrijf. In geval de woning bij een gebouw of op een terrein wordt gebouwd, maken alle aangebouwde bijbehorende bouwwerken onderdeel uit van de bedrijfswoning;

1.10 bestaand:

legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.11 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzondering van (het deel van) de bouwwerken die niet legaal gebouwd zijn;

1.12 bestaand gebouw:

een gebouw dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzondering van (het deel van) de gebouwen die niet legaal gebouwd zijn;

1.13 bestaand gebruik:

het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling(en) van dat plan;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 beperkt kwetsbaar object:

een object zoals benoemd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen en waarvoor een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.17 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is tevens bouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is tevens functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 container:

een gestandaardiseerde rechthoekige verplaatsbare stalenconstructie, zonder vaste fundering, meestal geheel gesloten en aan de kleinste zijde van een dubbele deur voorzien, met dien verstande dat een container niet behoort tot de bebouwing van een terrein dan wel het gebouwd volume of oppervlak op een terrein;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatige te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 evenement:

elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, voorzover de activiteiten een aaneengesloten periode van ten hoogste 14 dagen omvatten;

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt:

1.28 halfopenverharding:

oppervlakteverharding bestaande uit elementen (keien, stenen) die in een bepaald verband zijn gelegd, met dien verstande dat maximaal de helft van het verhard oppervlak gesloten mag zijn;

1.29 halfverharding:

oppervlakteverharding bestaande uit losliggend materiaal (korrels, zoals grind);

1.30 handel:

het bedrijfsmatig ten verkoop uitstallen, te koop aanbieden, verkopen, verhuren of leveren van goederen, waaronder begrepen verhuur en verkoop via internet;

1.31 handelsactiviteiten:

  1. a. verkoop en verhuur van aanhangwagenonderdelen, las- en snijapparaten, evenementenbenodigdheden, containers;
  2. b. constructiewerkzaamheden;
  3. c. bestaand gebruik ten dienste van handelsactiviteiten.

1.32 horecabedrijf:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

de horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:

  1. a. horecacategorie 1: een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petitrestaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
  2. b. horecacategorie 2: een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar (grand)café, eetcafé, restaurant, café restaurant, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekken of een zalencentrum;
  3. c. horecacategorie 3: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt: dancings, discotheken en nachtclubs;

1.33 huishouden:

een zelfstandig dan wel samenwonend persoon of personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals keuken, sanitaire voorzieningen en entree, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur en bijzondere woonvormen wordt daaronder niet begrepen;

1.34 inwoning:

wonen in een (ondergeschikt) deel van een woning als medegebruiker van het pand;

1.35 kalenderjaar

een periode van precies één jaar, beginnende op 1 januari tot en met 31 december;

1.36 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.37 kantine:

een verblijflokaal als ondergeschikt onderdeel van een recreatieve of bedrijfsactiviteit waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en verstrekt;

1.38 kleinschalige duurzame energiewinning:

winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte;

1.39 kwetsbaar object

een object zoals benoemd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen en waarvoor een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.40 landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.41 markt:

openbare verkoop en koop op een daartoe bestemde plaats waar de goederen aanwezig zijn en de bijeenkomst van handelaren aldaar, vaak in de open lucht;

1.42 marktactiviteiten:

  1. a. laden, lossen en opslag van marktwaar;
  2. b. verhandeling van marktwaar;
  3. c. marktondersteunende activiteiten;
  4. d. het op- en afbouwen van marktkramen;

1.43 marktondersteunende activiteiten:

  1. a. een horecabedrijf in de horecacategorie 1 tijdens marktactiviteiten;
  2. b. toiletvoorzieningen;
  3. c. constructiewerkzaamheden ten behoeve van de markt;
  4. d. opslag van marktwaar en kraambenodigdheden;
  5. e. kantoorruimte ten behoeve van de markt;
  6. f. verhuur van marktkramen, feesttenten, luifels, stoelen en podia;

1.44 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

1.45 niet-zelfstandige kantoren:

een (deel van een) gebouw dat dient voor de administratieve, financiële, architectonische, juridische of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden ten dienste van en verbonden aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten;

1.46 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

het onderhoud, gerbuik en beheer dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.47 officiële feestdag

nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, Pasen, Koningsdag, Bevrijdingsdag, Hemelvaartsdag, Pinksteren, Kerstmis;

1.48 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.49 parkeren:

een geparkeerd voertuig is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen;

1.50 peil:

  1. a. indien op het land wordt gebouwd:
    1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  2. b. indien over of in het water wordt gebouwd:
    1. 1. het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.51 permanente bewoning:

bewoning door een of meer personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken;

1.52 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.53 prostitutiebedrijf:

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;

1.54 risicogevoelig bouwwerk c.q. object:

een bouwwerk c.q. object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;

1.55 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veilig-heid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.56 stallen:

in een garage of andere bewaarplaats zetten;

1.57 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij ook bedrijfsmatige was, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.58 voertuig:

vervoermiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren;

1.59 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.60 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve en/of ten dienste van de waterhuishouding, waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, bruggen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers, voorzieningen voor infiltratie, buffering, berging en afvoer van water, voorzieningen ten behoeve van biologische waterzuivering en (secundaire en/of tertiaire) bluswatervoorzieningen;

1.61 woning:

een complex van ruimten in een gebouw uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.62 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden. Alle aangebouwde bijbehorende bouwwerken maken daarbij onderdeel uit van het woonhuis.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

de afstand tussen de zijdelingse perceelgrenzen en het punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - Marktterrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Marktterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. marktactiviteiten, op zaterdag en zondag met een maximum van 78 keer per jaar en op officiële feestdagen met een maximum van 5 keer per kalenderjaar;
  2. b. marktondersteunende activiteiten;
  3. c. handelsactiviteiten;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag', opslag van containers;
  5. e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', het wonen in een bedrijfswoning;
  6. f. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een LPG-installatie, ter plaatse van de algemene aanduiding 'veiligheidszone - lpg';

met daaraan ondergeschikt:

  1. g. niet-zelfstandige kantoren, magazijnruimten en werkplaatsen ten behoeve van de in lid 3.1 onder a t/m c toegestane functies;
  2. h. parkeervoorzieningen;
  3. i. speelvoorzieningen;
  4. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. k. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. l. tuinen, erven en terreinen;
  2. m. bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Gemengd - Marktterrein' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 3.1.

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.3.2 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 1, andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:

  1. a. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  2. b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in dié zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor bedrijven, en die naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de in lid 3.1 genoemde activiteiten, mits:

  1. a. het geen detailhandelsbedrijven, geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  2. b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de ruimtelijke uitstraling, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, in de vorm van het aanbrengen en instandhouden van (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen, conform het in Bijlage 1 opgenomen Landschapsplan;
  2. b. de aanleg en instandhouding van een weg voor uitsluitend calamiteitenverkeer (noodweg) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - noodweg';
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 4.1.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. voor de uitoefening van activiteiten zoals benoemd in artikel 3 (Gemengd - Marktterrein);
  2. b. voor parkeervoorzieningen;
  3. c. voor opslag;
  4. d. het verharden van de gronden anders dan omschreven in lid 4.2.3.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Groen - Parkeren

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Parkeren' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, in de vorm van het aanbrengen en instandhouden van (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen, conform het in Bijlage 1 opgenomen Landschapsplan;
  2. b. parkeervoorzieningen, ten dienste van de bestemming 'Gemengd - Marktterrein', dan wel ten dienste van wandelaars en fietsers;
  3. c. in- en uitritten;
  4. d. paden en verhardingen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. f. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen - Parkeren' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 5.1.

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (ontsluitings)wegen;
  2. b. paden;
  3. c. bruggen, dammen en/of duikers;
  4. d. sloten, bermen en beplanting;
  5. e. parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 6.1.

Artikel 7 Verkeer - Parkeren

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Parkeren’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. parkeervoorzieningen, ten dienste van de bestemming 'Gemengd - Marktterrein';
  2. b. (ontsluitings)wegen;
  3. c. paden;
  4. d. bruggen, dammen en/of duikers;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Parkeren' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 7.1.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 15,00 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:

  1. a. voor de uitoefening van activiteiten zoals benoemd in artikel 3 (Gemengd - Marktterrein);
  2. b. voor opslag.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.4.1 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 1, andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
    1. 1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
    2. 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

  1. a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels zullen, wanneer op gronden grenzend aan de bestemming 'Verkeer' gebouwen en overkappingen worden opgericht, de afstand van de gebouwen en overkappingen tot de as van de weg ten minste 15,00 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welke geval de afstand tot de as van de weg ten minste de bestaande afstand zal bedragen.
  2. b. Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid a en toestaan dat gebouwen dichter op de weg worden gebouwd, mits:
    1. 1. instemming is verkregen van de wegbeheerder vanuit een oogpunt van wegbeheer en/of verkeersveiligheid;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik en laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  3. c. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. d. het gebruik van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en horecaterreinen en/of standplaatsen voor detailhandel, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 14 dagen omvatten;
  5. e. het storten van puin en afvalstoffen;
  6. f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  7. g. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen;
  8. h. het gebruik van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning;
  9. i. het gebruik van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders dan wel elders werkzaam zijnde arbeiders;
  10. j. het gebruik van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen, voor wonen;
  11. k. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan één huishouden;
  12. l. het gebruik van een (bedrijfs)woning voor bedrijfsmatige kamerverhuur.

Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels

11.1 Veiligheidszone - lpg

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
  2. b. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen en toestaan dat vóór een voorgevel wordt gebouwd op de wijze van:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. 3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits de afstand vanuit de voorgevel niet meer dan 1,50 m zal bedragen;

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Parkeren

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gedaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Bestemmingsplan Weerselose Markt.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel van de Weerselose Markt. Het geldende bestemmingsplan 'Weerselose Markt' is op 16 december 2004 vastgesteld door de gemeenteraad en bij besluit van 24 mei 2005 goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van Overijssel. Tot op heden is het bestemmingsplan voor de Weerselo Markt niet geactualiseerd. Hoewel inmiddels de actualisatieverplichting uit de Wet ruimtelijke ordening is vervallen, is een actualisatie van het inmiddels meer dan 16 jaar oude bestemmingsplan gewenst om zodoende te kunnen beschikken over een actueel juridisch-planologisch kader.

Daarnaast is V.O.F. H.J. Busscher en Zn. voornemens om op het perceel een nieuwe bedrijfshal te realiseren ten behoeve van de markt- en bedrijfsactiviteiten. De nieuwe gebouwen dienen ter vervanging van bestaande bedrijfsgebouwen, inclusief een uitbreiding. Ten tweede zijn de parkeerterreinen ten zuiden van de Bornsestraat opnieuw ingericht en landschappelijk ingepast in het kader van de gebiedsuitwerking 'Het Stift e.o.'. In voorliggend bestemmingsplan zijn deze ontwikkelingen ook meegenomen.

1.2 Ligging Plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel van de Weerselose Markt en een klein gedeelte van aangrenzende wegen (Bornsestraat en Beekdorpweg). Het perceel staat plaatselijk bekend als de Bornsestraat 12 en 14 in Weerselo. Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Dinkelland op circa 1 kilometer ten westen van Weerselo. Kadastraal staat het perceel bekend als gemeente Weerselo, sectie T, perceelsnummers 622, 650, 664 (ged.), 665 (ged.), 695, 706, 707 en 711. Zie onderstaande figuur voor de ligging van het plangebied. De exacte begrenzing van het plangebied staat op de verbeelding aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPWRSLSMARKT-OW01_0001.jpg"

Figuur 1.1: Ligging plangebied

1.3 Geldende Bestemming

Voor het merendeel van het plangebied, specifiek de markt en parkeerplaatsen zelf, geldt het bestemmingsplan 'Weerselose Markt'. Dit bestemmingsplan is op 16 december 2004 door de gemeenteraad van Dinkelland vastgesteld en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Overijssel bij besluit van 24 mei 2005. Zie figuur 1.2 voor een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan. De gronden zijn in dat bestemmingsplan onder andere bestemd voor 'Marktterrein', 'Permanent Parkeren', 'Permanent parkeerterrein / Opslag', 'Groen / Parkeren', 'Groen / Landschapselement', 'Groen / Afscherming', 'Tuin' en 'Verkeersdoeleinden'.

Herziening van het bestemmingsplan is gewenst om zo te kunnen beschikken over een actueel juridisch-planologisch kader, in verband met de beoogde nieuwe bedrijfshal en het borgen van de bestaande en nieuwe landschappelijke inpassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPWRSLSMARKT-OW01_0002.jpg"

Afbeelding 1.2: Verbeelding bestemmingsplan 'Weerselose Markt' (2004)

1.4 Opzet Van De Toelichting

In deze toelichting op het bestemmingsplan wordt de voorgenomen ontwikkeling beschreven en getoetst aan de geldende beleidskaders en relevante omgevingsaspecten. Daartoe wordt na deze inleiding in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het nationale, provinciale en gemeentelijke beleid. Hoofdstuk 4 bevat de toets aan de verschillende omgevingsaspecten als bodem, geluid, luchtkwaliteit, etc. In hoofdstuk 5 wordt er een toelichting op de regels gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 informatie over de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

2.1.1 Ontstaansgeschiedenis

In 1951 kocht de latere grondlegger van de Weerselose Markt, de heer H.J. Busscher, vader van de huidige vennoten een cafe met winkel aan de Bornsestraat 14 te Weerselo. In die jaren was hij actief in de turfhandel. Die turf werd verhandeld in heel Twente, laatstelijk vooral vanuit Kloosterhaar. Door de opstallen bij het voormalige cafe in te richten als overslagruimten breidde ook het aantal klanten in deze omgeving uit. De komst van aardgas maakte een einde aan de toenmalige activiteiten. Kort daarna startte H. Buscher met een handelsbedrijf in zand en grind. Daarnaast begon hij in 1968 met de eerste marktactiviteiten: iedere vrijdagavond en zaterdag organiseerde hij een automarkt.

De basis voor de huidige Weerselose Markt is gelegd in de jaren '70 van de vorige eeuw. Naast de automarkt werd eens per maand een warenmarkt gehouden. Ook werd er een handel in zelfgemaakte aanhangwagens, onderdelen en fietsen opgezet. De goederenmarkten op de zaterdagen verliepen zodanig goed dat besloten werd om, wat toen nog de "Boerenmarkt heette (inclusief handel in kleinvee) vaker dan eens per maand te houden. Langzaam aan groeide de "Boerenmarkt" uit tot de huidige wekelijkse Weerselose Markt.

2.1.2 Activiteiten

Op de huidige Weerselose Markt wordt eenmaal in de week en op bijzondere feestdagen door het bedrijf V.O.F. H.J. Busscher en Zn. een weekmarkt gehouden. Daarnaast is in het voorjaar van 2015 een tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan verleend om maximaal 26 zondagen per jaar markt te houden, op 18 maart 2020 is deze tijdelijke afwijking verlengd voor een periode van 5 jaar.

De marktactiviteiten omvatten:

  • het laden, lossen en opslag van marktwaar;
  • de verhandeling van marktwaar;
  • het op- en afbouwen van marktkramen.

Daarnaast zijn er handelsactiviteiten. Het betreft de verkoop en verhuur van aanhangwagenonderdelen, las- en snijapparaten, evenementenbenodigdheden en containers. Tenslotte zijn er de volgende marktondersteunende activiteiten:

  • lichte horeca (kantine en snackbar);
  • toiletvoorzieningen;
  • constructiewerkzaamheden;
  • opslag van marktwaar en kraambenodigdheden;
  • kantoorruimte ten behoeve van de markt;
  • verhuur van marktkramen, feesttenten, luifels, stoelen en podia.

Ten zuiden van de Bornsestraat liggen aan weerszijden van de Plegtsweg parkeerterreinen ten behoeve van de markt.

Naast het organiseren van de Weerselose Markt heeft het bedrijf V.O.F. H.J. Busscher en Zn. nog twee bedrijfsonderdelen: het handelsbedrijf en het verhuurbedrijf. Deze bedrijfsactiviteiten richten zich op de verhuur en groothandel in aanhangwagenonderdelen, evenementensbenodigdheden en bouwbenodigdheden zoals onder andere containers en las- en snijapparatuur.

2.1.3 Ruimtelijke structuur

Het terrein van de Weerselose Markt ligt aan de noordzijde van de Bornsestraat tussen het woonperceel aan de Bornsestraat 8 en het bedrijfsperceel aan de Bornsestraat 16/18. Het terrein van de markt zelf heeft een oppervlakta van ca. 37.920 m². Op het terrein staan diverse bedrijfsgebouwen en drie bedrijfswoningen. Daarnaast zijn er verspreid over het terrein diverse containers aanwezig. Aan de oostzijde is een permanent parkeerterrein aanwezig. Aan de zuidzijde van de Bornsestraat liggen twee parkeerterreinen, welke enkele jaren geleden landschappelijk zijn ingepast. Zie ook figuur 2.1 voor een recente luchtfoto van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPWRSLSMARKT-OW01_0003.png"

Figuur 2.1: Luchtfoto 2020

2.1.4 Bebouwing

Op het terrein staan diverse gebouwen die ten dienste zijn van de markt, het handelsbedrijf en het verhuurbedrijf. Omdat er in het voorliggende bestemmingsplan sprake is van een uitbreidingspercentage ten opzichte van de bestaande bebouwing is het van belang om vast te stellen welke bebouwing in de huidige situatie aanwezig is. Hiertoe is een inventarisatie uitgevoerd. In onderstaande figuur en tabel staat weergegeven welke (bedrijfs-)bebouwing in de huidige situatie aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPWRSLSMARKT-OW01_0004.jpg"

Figuur 2.2: Bestaande bebouwing

nr. Gebouw oppervlakte (m²)
1 Markthal 2.531
2 Cafetaria 115
3 Werkplaats/kantoor 430
4 Entreegebouw 175
5 Opslag 194
6 Werkplaats 612
7 (Bornsestraat14a) Voormalige bedrijfswoning 68 (telt niet mee)
8 (Bornsestraat14b) Bedrijfswoning 130 (telt niet mee)
9 (Bornsestraat 12) Bedrijfswoning afzonderlijke regeling
10 Opslag 141
11 (Bornsestraat 14) Bedrijfswoning afzonderlijke regeling
Totaal 4.198

De bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken tellen niet mee in de m2 die in te zetten zijn voor het bedrijf, vandaar dat deze buiten beschouwing zijn gelaten.

2.2 Toekomstige Situatie

2.2.1 Activiteiten

De activiteiten met betrekking tot het handelsbedrijf en het verhuurbedrijf blijven ongewijzigd. Dit geldt voor het merendeel ook voor de activiteiten met betrekking tot de Weerselose Markt en de ondersteunende activiteiten.

De enige wijziging qua activiteiten die in het bestemmingsplan zal worden doorgevoerd is een verruiming van de dagen waarop er markt kan worden gehouden. Zo is de mogelijkheid om op maximaal 26 zondagen markt te kunnen houden opgenomen in voorliggend bestemmingsplan. Hierbij is bepaald dat de markt op zaterdag en zondagen mogen plaatsvinden met een maximum van 78 keer per kalenderjaar.

2.2.2 Bebouwing

Beëindiging bedrijfswoning (Bornsestraat 14a)

Met het bestemmingsplan 't Wenshof (NL.IMRO.1774.buibptwenshof-0401) is in het kader van de herontwikkeling van de voormalige locatie Krabbe Beton de realisatie van vier burgerwoningen mogelijk gemaakt. Als onderdeel van de herontwikkeling is afgesproken dat één bedrijfswoning op het perceel van de Weerselose Markt wordt ingeleverd. Dit betreft de bedrijfswoning aan de Bornsestraat 14a. Daarmee zijn er nog drie bedrijfswoningen binnen het plangebied aanwezig.

Verplaatsing bedrijfswoning (Bornsestraat 14b)

Na beëindiging van de bedrijfswoning aan de Bornsestraat 14a ontstond de wens om ook de laatst resterende bedrijfswoning aan de achterzijde van het marktterrein te verplaatsen. Dit betreft de bedrijfswoning aan de Bornsestraat 14b. Deze bedrijfswoning zal worden verplaatst naar de voorzijde van het markttterrein, grenzend aan het naastgelegen woonerf aan de Bornsestraat 8/8a. Dit heeft tot voordeel dat er meer afstand ontstaat tussen het naastgelegen woonerf aan de Bornsestraat 8/8a en het permanente parkeerterrein van de Weerselose Markt. Bovendien is een situering van de bedrijfswoning aan de voorzijde van het marktterrein vanuit ruimtelijk opzicht logischer.

Nieuwe bedrijfshal

De huidige activiteiten vragen om een efficiënte en toekomstbestendige huisvesting. Een deel van de huidige bedrijfsgebouwen op het marktterrein is in het kader van een goede bedrijfsvoering niet meer van deze tijd en dient vervangen te worden. Over de gewenste locatie is overeenstemming bereikt tussen de gemeente Dinkelland, initiatiefnemer en een belanghebbende c.q. omwonende en als zodanig vastgelegd in een convenant.

In het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" is het uitgangspunt gehanteerd dat elk niet-agrarisch bedrijf, een uitzondering daargelaten, de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bij recht met 15% mag uitbreiden. Met een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met 25% uit te breiden. Ook in dit geval wordt dit uitgangspunt gehanteerd.

De firma H.J. Busscher en Zn. is voornemens een nieuwe bedrijfshal te realiseren welke op een centrale positie op het marktterrein wordt gebouwd. Dit nieuwe bedrijfsgebouw dient ter vervanging van bestaande bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat een uitbreiding van 25% mogelijk wordt gemaakt. In totaal is binnen de begrenzing van de Weerselose Markt 4.198 m2 bebouwing aanwezig.

Te bouwen ter vervanging en uitbreiding

  • 25% uitbreiding van 4.198 m²: 1.050 m²
  • Sloop gebouwen (nr. 3 & 6): 1.042 m² (430 m² + 612 m²)

Totaal: 2.092 m².

De nieuwe bedrijfshal krijgt een oppervlak van 4000 m2. Dat is 1908m2 meer dan mogelijk.

De nieuwe bedrijfshal zal in de breedste zin worden gebruikt ten dienste van de Weerselose Markt: markt, magazijn, order picking, werkplaats. De gronden aan de achterzijde van de hal worden gebruikt als opslag voor containers. De containers worden zoveel mogelijk ten noorden, aan de achterzijde van de nieuwe bedrijfshal geplaatst, zodat de containers vanaf de Bornsestraat zoveel mogelijk aan het zicht ontrokken worden. De locatie voor de opslag van containers is planologisch vastgelegd. Ook bevindt zich hier een rijpad en een groenstrook.

Nieuwe kapschuur

Ter aanvulling wordt voor het materieel dat nu nog her en der op het terrein gestald is een kapschuur gebouwd van 600 m2. Op deze manier is het materieel goed en uit het zicht opgeslagen.

Klim- en speelgebouw

Op het terrein is een klim- en speelgebouw van 90 m2 aanwezig. Deze is in de eerdere berekeningen niet meegenomen, maar blijft wel aanwezig.

Extra bebouwing

Om de extra bebouwing (1908 + 600 + 90 = 2598 m2) mogelijk te maken wordt gebruik gemaakt van het KGO beleid. De uitwerking van het KGO beleid is te vinden onder hoofdstuk 3.

2.2.3 Verkeer- en parkeren

Met de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling wijzigt de verkeerssituatie niet. Er is sprake van een uitbreiding van bebouwing, maar binnen deze bebouwing worden reeds bestaande activiteiten gevestigd. Het aantal verkeersbewegingen wijzigt niet ten gevolge van deze ontwikkeling. Evenals de verkeersbewegingen wijzigt de parkeerbehoefte van de markt niet.

In dit bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden om de markt ook op zondagen te openen. Ten behoeve van de omgevingsvergunning voor de zondagopenstelling heeft Goudappel Coffeng BV een verkeerskundig onderzoek uitgevoerd naar de effecten hiervan op het verkeer en parkeren. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 1 bij deze toelichting. Daarnaast heeft een actualisatie van dit onderzoek plaatsgevonden in verband met de te verplaatsen bedrijfswoning. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 3 bij deze toelichting. Hierna wordt nader ingegaan op de conclusie van beide onderzoeken. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de onderzoeksrapportages.

Verkeer

De realistische verkeersgeneratie op een reguliere zondag bedraagt theoretisch circa 1.200 mvt/etmaal (heen en terug). Het zwaartepunt van de verkeersgeneratie zal liggen richting Weerselo, circa 780 mvt/etmaal. Worst case is een totale verkeersgeneratie van 1.500 mvt/etmaal berekend. Bij eenzelfde verdeling over de Bornsestraat betekent dit een toename van maximaal 975 mvt/etmaal richting Weerselo. Op basis van de schouw wordt geconcludeerd dat deze toename naar verwachting verkeersveilig kan worden afgewikkeld op de wegvakken in de omgeving van de markt.

Op basis van de schouw wordt eveneens geconcludeerd dat de verkeersafwikkeling in de huidige situatie van en naar de parkeerterreinen goed is. Door de aanwezige bebording is duidelijk zichtbaar waar zich de aansluitingen van de parkeerterreinen bevinden. Voetgangers steken nagenoeg zonder wachttijd eenvoudig de Bornsestraat over. Tevens lopen voetgangers over de rijbaan, maar vanwege de lage autonome doorgaande verkeersintensiteit die met een passende snelheid langs de markt rijdt, geeft dit geen hinder en vindt het verkeersveilig plaats. Aanvullende maatregelen of verkeersregelaars zijn niet noodzakelijk voor het garanderen van een verkeersveilige situatie.

Ten aanzien van de bedrijfswoning geldt dat hierbij sprake is van een verplaatsing van deze woning. Per saldo is hiermee geen sprake van extra verkeersbewegingen.

Parkeren

De totale parkeercapaciteit zoals waargenomen tijdens de parkeerdrukmeting bedraagt 1.110 parkeerplaatsen. In de ‘worst case’-situatie komen alle 1.500 bezoekers op een gemiddelde zondag met de auto, met een gemiddelde bezetting van twee personen per auto. Bij een gelijktijdige aanwezigheid van alle bezoekers betekent dit dat er circa 750 auto’s geparkeerd staan. Op de totale parkeercapaciteit van 1.110 parkeerplaatsen bedraagt de parkeerdruk in dat geval eveneens circa 68%. Daarmee is sprake van een acceptabele parkeersituatie.

Met het verplaatsen van de bedrijfswoning komen circa 30 parkeerplaatsen te vervallen. Gelet op de parkeercapaciteit is er, uitgaande van de drukstbezochte zondagen in 2019, ruim voldoende parkeercapaciteit beschikbaar. Ook in het theoretische scenario waarbij alle bezoekers in het drukste uur per auto naar de markt komen, is er bij een afname van 30 parkeerplaatsen voldoende capaciteit aanwezig. De benodigde parkeerplaatsen voor de bedrijfswoning kunnen op eigen erf of in de openbare ruimte (parkeerterrein markt) worden opgelost.

2.2.4 Landschappelijke inpassing

Hoewel dit bestemmingsplan niet voorziet in een uitbreiding van het markterrein of de daarbij behorende parkeerplaats, is ten behoeve van dit bestemmingsplan wel een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Met het landschappelijk inpassingsplan wordt ingezet op de versterking van van het landschap door de aanleg of verbetering van landschapselementen. Zo worden er op en aan de rand van het marktterrein bijvoorbeeld diverse eiken en lindes bijgeplant en nieuwe houtsingels en hagen aangelegd. De landschappelijke inpassing van het parkeerterrein die heeft plaatsgevonden in het kader van de gebiedsuitwerking 'Het Stift e.o.'. blijft behouden en wordt op onderdelen hersteld of verbeterd. In Bijlage 2 is het landschappelijk inpassingsplan opgenomen.

In de regels van dit bestemmingsplan is een juridische borging opgenomen dat de te behouden en de aan te planten landschapselementen, ook daadwerkelijk aangelegd en vervolgens in stand gehouden moeten worden.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in de volgende vier prioriteiten van nationaal belang:

  • Ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonden steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De vier prioriteiten zijn vertaald in nationale beleidskeuzes. Gelet op de beschreven beleidskeuzes en -uitgangspunten in het NOVI, zijn met het voorliggend bestemmingsplan geen nationale belangen in het geding.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen is de Ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, tweede lid) opgenomen. De Ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De Ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt.

Indien sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' dient in het kader van de Ladder gemotiveerd te worden dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte. Indien een ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk gemaakt wordt, dient tevens gemotiveerd te worden waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Voorziet het plan in de (planologische) toevoeging van een gebouw, dan ligt de ondergrens 'in beginsel' bij een bruto-vloeroppervlakte van minder dan 500 m2, voor ontwikkelingen in de vorm van een terrein is 'in beginsel' geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het extra (planologisch) ruimtebeslag minder dan 500 m2 bedraagt.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel is de provinciale visie voor de fysieke leefomgeving van Overijssel en heeft een wettelijke basis in het omgevingsrecht. In de omgevingsvisie bekijkt de provincie onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang met een duurzame ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Het beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. 'Rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in Overijssel zijn duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De Omgevingsverordening Overijssel wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt niet meer geregeld dan nodig is voor het belang zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie dus niet in nieuw beleid.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de provinciale ambities, hanteert de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden. In figuur 3.1 wordt het uitvoeringsmodel schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPWRSLSMARKT-OW01_0005.png"
Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)

De betreffende niveaus worden hierna kort toegelicht waarbij het plan wordt getoetst aan het betreffende niveau uit het uitvoeringsmodel.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 MijnOmgevingsvisie

De gemeente wil een economische sterk buitengebied met veel verschillende functies waarin alle bewoners en gebruikers aan hun trekken komen. In het buitengebied komen veel verschillende functies voor die allemaal ruimte nodig hebben, o.a. landbouw, natuur, toerisme en bedrijvigheid, recreatie en ook wonen. Daarnaast vragen nieuwe functies om ruimte.

De gemeente stimuleert de bedrijvigheid in het buitengebied door uit te gaan van het “ja, tenzij principe”. Ontwikkelingen zijn welkom als ze ruimtelijk ingepast kunnen worden en als ze een bijdrage leveren aan de leefbaarheid.

Wat betreft landschap wordt ingezet op het behouden en ontwikkeling van de landschapskwaliteiten van Noordoost-Twente. Ons landschap is gevormd door natuur en mens; de inwoners, hun cultuur en het gebruik van het gebied hebben ons landschap uiteindelijk bepaald. En dat gebeurt nog steeds. Hierin zien wij de volgende uitdagingen en wil de gemeente zich als als partner sterk maken voor:

  • behouden en versterken van ons veelzijdige cultuurlandschap;
  • versterken van de biodiversiteit;
  • behouden en versterken van natuur en landgoederen.

Dit bestemmingsplan voorziet niet in een uitbreiding van het terrein dat is ingericht en in gebruik is bij de Weerselose Markt. Wel draagt dit bestemmingsplan bij aan een doorontwikkeling van het marktterrein door het oprichten van een nieuwe bedrijfshal mogelijk te maken. Daarnaast heeft dit bestemmingsplan tot doel om een kwaliteitslag te bereiken binnen het gehele plangebied, enerzijds door een gewijzigde inrichting van het marktterrein en anderszijds door een verbeterde landschappelijke inpassing van het terrein. Gelet hierop kan gesteld worden dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met het bepaalde in MijnOmgevingsvisie.

3.3.2 Gemeentelijk beleidskader Kwaliteitsimpuls groene omgeving (KGO)

Het Gemeentelijk beleidskader Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (hierna: KGO-beleid) dient als toetsingskader voor de gemeente om aangevraagde ontwikkelingen in het buitengebied te kunnen beoordelen op basis van de kwaliteitsimpuls. Voor grootschalige ontwikkelingen in het buitengebied geldt dat naast de basisinspanning een extra kwaliteitsimpuls in de Groen Omgeving moet plaatsvinden. In het gemeentelijk KGO-beleid is bepaalt dat ontwikkelingen waarvoor een bestemmingsplanprocedure nodig is, sprake is van een ontwikkeling met een grootschalige impact. Voor partiële wijzigingen geldt dat deze dusdanig beperkt qua impact zijn, dat deze niet onder de reikwijdte van de kwaliteitsimpuls vallen.

In het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" is het uitgangspunt gehanteerd dat elk niet-agrarisch bedrijf, een uitzondering daargelaten, de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen bij recht met 15% mag uitbreiden. Met een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om de bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met 25% uit te breiden. Indien een bestaand niet-agrarisch bedrijf, welke is gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied 2010", haar bestaande oppervlakte aan bedrijfsgebouwen met 25% wil uitbreiden dan kan gebruik gemaakt worden van een wijzigingsbevoegdheid in het plan. Op dergelijke wijzigingsplannen is het gemeentelijk KGO-beleid niet van toepassing.

Gelet op het in het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" gehanteerde uitgangspunt en het feit dat ook de Weerselose Markt een niet-agrarisch bedrijf betreft in het buitengebied van de gemeente Dinkelland, is het reëel om dit uitgangspunt ook voor de Weerselose Markt te hanteren. Om deze reden wordt met dit bestemmingsplan ook een uitbreidingsmogelijkheid geboden van de bestaande bedrijfsgebouwen van 25%. Omdat deze mogelijkheid dezelfde is als de uitbreidingsmogelijkheid van 25% zoals vervat in de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan "Buitengebied 2010", wordt ook in deze situatie geen aanvullende kwaliteitsimpuls verlangt.

Voor de extra 2598 m2 aan bebouwing is er wel een kwaliteitsimpuls benodigd. Omdat hier sprake is van extra bebouwingsmogelijkheden binnen een al bestaande bestemming, is de impact op de omgeving minder. Daarom kan gerekend worden met een waardevermeerdering van 75% van de basisbedragen zoals opgenomen in 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO)'. Concreet betekent het vorenstaande dat in deze gevallen per m2 extra bebouwing, het volgende bedrag geldt voor het bepalen van hoogte van de kwaliteitsimpuls: € 42,- (excl. BTW).

Dat komt neer op een investering in het KGO fonds van 2598 m2 x € 42,- = € 109.116,-.

3.3.3 Nota 'De Casco benadering in Noordoost-Twente'

Elk landschapstype heeft een eigen kenmerkende structuur van opgaande beplantingen. Deze structuur is het casco van het landschap. In de praktijk werkt de casco-benadering met het principe dat landschapselementen die tot het casco behoren niet verplaatst mogen worden. De landschapselementen buiten het casco mogen wel verplaatst worden, mits voldaan is aan de spelregels voor compensatie.

In figuur 3.2 is een uitsnede van de casco-kaart ter hoogte van het plangebied opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPWRSLSMARKT-OW01_0006.png"

Figuur 3.2: Uitsnede casco-kaart

Dit bestemmingsplan voorziet niet in een uitbreiding van het terrein dat is ingericht en in gebruik is bij de Weerselose Markt. Op het terrein zelf bevinden zich geen landschapselementen die onderdeel uitmaken van het casco, de extra ontwikkelmogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt gaan dan ook niet ten koste van het casco. Met het landschappelijk inpassingsplan wordt wel ingezet op de versterking van landschapselementen die onderdeel uitmaken van het casco. Deels is deze versterking al uitgevoerd door eerdere aanplant. In de regels van dit bestemmingsplan is een juridische borging opgenomen dat de te behouden en de aan te planten landschapselementen, ook daadwerkelijk aangelegd en vervolgens in stand gehouden moeten worden. Hiermee is ook verzekerd dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de landschapselementen die onderdeel uitmaken van het casco van het landschap. Het casco-beleid vormt geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt bij een bestemmingsplan een toelichting gegeven op de relatie tussen de voorgenomen ontwikkeling en relevante milieuaspecten. Voor het merendeel van de diverse milieuaspecten is specifieke regelgeving opgesteld (bodem, geluid, water, flora- en fauna, etc.). Toch is er bij de vaststelling van een bestemmingsplan sprake van een aanvullende werking, omdat met het bestemmen van gronden ook richting gegeven kan worden aan de uitvoering van het milieubeleid. Uiteraard geldt ook hier het uitgangspunt dat er sprake dient te zijn van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zal daarom per milieuaspect de relatie tot de voorgenomen ontwikkeling worden beschreven.

4.2 Besluit Milieueffectrapportage

4.2.1 Algemeen

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (Belsuit m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit wordt genoemd in onderdeel D maar onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht moet worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu.

4.2.2 Toetsing

In onderdeel D 11.2 van het Besluit m.e.r. wordt als activiteit genoemd; "De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen".

De in dit kader relevante vraag die beantwoord moet worden is de vraag of met dit bestemmingsplan sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' als bedoeld in onderdeel D11.2 van het Besluit m.e.r. Uitsluitend indien daar sprake van is, dient een nadere toets plaats te vinden aan de drempelwaarden en een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden.

Of sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' (of de wijziging daarvan) hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Onder andere de aard en de omvang van de voorziene stedelijke ontwikkeling, de schaalgrootte en de ligging spelen daarbij een rol. Of de ontwikkeling per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kan hebben, is daarbij niet relevant.

Dit bestemmingsplan voorziet niet in een uitbreiding van het bestaande perceel dat in gebruik is bij de Weerselose Markt. Enkel worden de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden opnieuw juridisch-planologisch vastgelegd, wordt de mogelijkheid geboden om de toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen op het bestaande bedrijfsperceel uit te breiden met 2598 m2 (25%+KGO beleid) en wordt een bestaande bedrijfswoning op het terrein verplaatst. Verder is, voor zover in dit kader relevant, sprake extra ontwikkelmogelijkheden die niet leiden tot een extra aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende milieugevoelige functies. In tegendeel, zoals uit het akoestisch onderzoek blijkt blijft de geluidsbelasting als gevolg van de marktactiviteiten onder de ambitie en is deze ruim lager dan de plafondwaarde.

Gelet op de aard en omvang van dit bestemmingsplan en dan met name de extra ontwikkelmogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt, ook in relatie tot bestaande en toegestane gebruiks- en bouwmogelijkheden, wordt geconcludeerd dat dit bestemmingsplan niet voorziet in een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.

4.3 Milieuzonering

4.3.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

4.3.2 Toetsing

Bij het realiseren van nieuwe bestemmingen/functies wordt gekeken naar de omgeving waarin de nieuwe bestemming/functie gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:

  1. 1. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking(;
  2. 2. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking)

4.4 Geur

4.4.1 Algemeen

De Wet geurhinder en veehouderij (Wvg) vormt het toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven. De Wgv geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. Voor diercategorieën waarvan de geuremissiefactor per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object en kan een geurberekening noodzakelijk zijn. Voor dieren zonder geuremissiefactor, zoals melkkoeien en paarden, gelden minimaal de volgende aan te houden afstanden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit is voor geurhinder van veehouderijen hetzelfde beoordelingskader opgenomen als in de Wgv.

4.4.2 Toetsing

In de omgeving van het plangebied bevinden zich diverse veehouderijen. Het dichtst bij het plangebied gelegen agrarisch bedrijf, bevindt zich op een afstand van circa 10 meter van het plangebied. Het betreft hier een grondgebonden agrarisch bedrijf waarvoor een vaste afstand tot geurgevoelige objecten geldt van 50 meter. De afstand van het bouwvlak waarbinnen de nieuwe markthal kan worden gebouwd tot de dichtstbjizijnde stal, bedraagt 50 meter. Binnen een afstand van 50 meter van het agrarisch bedrijf kunnen er op basis van dit bestemmingsplan geen nieuwe geurgevoelige objecten worden opgericht.

Overige veehouderijen bevinden zich op ruimere afstand van het plangebied. Tussen het plangebied en deze veehouderijen bevinden zich diverse woningen die maatgevend zijn voor deze bedrijven. Dit bestemmingsplan brengt dan ook geen (extra) belemmeringen met zich mee voor deze veehouderijen.

4.5 Geluid

4.5.1 Algemeen

Voor het aspect 'geluid' is de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh biedt geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai, spoorweglawaai en industrielawaai. Deze bescherming komt tot stand door middel van zonering. Voor voorliggend plan is uitsluitend het aspect 'wegverkeerslawaai' relevant aangezien gezoneerde industrieterrein en spoorrails ontbreken in de omgeving van het plangebied.

4.5.2 Toetsing

Spoorwegen of gezoneerde industrieterreinen komen niet voor in de omgeving van het plangebied. Met uitzondering van de te verplaatsen bedrijfswoning, staat dit bestemmingsplan geen nieuwe functies toe die in het kader van het aspect wegverkeerslawaai beoordeeld moeten worden. Om te beoordelen of de nieuwe locatie van de te verplaatsen bedrijfswoning vanuit het oogpunt van wegverkeerslaawaai aanvaardbaar is, is een akoestisch onderzoek Akoestisch buro Tideman, 22 december 2020) verricht. De relevante onderdelen van de conclusie van dit onderzoek voor dit bestemmingsplan zijn hierna weergegeven. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de onderzoeksrapportage welke is opgenomen als Bijlage 6

Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

De geluidbelasting op de grens van het bouwplan bedraagt maximaal 53 dB na aftrek van 5 dB op grond van art. 110g van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting is daarmee hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

De woning dient ter vervanging van de bestaande woning. Er kan een hogere waarde worden verleend van 53 dB voor deze woning.

Met het verlenen van een hogere waarde vormt het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.6 Bodem

4.6.1 Algemeen

Vanuit het milieuaspect 'bodem' moet rekening worden gehouden met de bodemkwaliteit in relatie tot toegelaten functies. De bodem moet geschikt zijn voor de voorgenomen activiteit en andersom mag de activiteit niet leiden tot vervuiling of verontreiniging van de bodem.

Een bodemonderzoek wordt o.a. nodig geacht bij gebouwen waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen verblijven. Hiermee wordt bedoeld een verblijfsduur van twee of meer uren per (werk-)dag. Het gaat daarbij niet om een enkele keer twee of meer uren, maar om een structureel (over een langere periode dan een dag) verblijf van dezelfde mensen in een gebouw. Achterliggende gedachte is dat het bouwwerk bestemd moet zijn voor het verblijf van mensen.

4.6.2 Toetsing

Voorliggend bestemmingsplan is overwegend conserverend van karakter, waarbij de bestaande situatie opnieuw juridisch-planologisch wordt vastlegt. Voor zover het betreft het plandeel met een conserverend karakter, wordt gesteld dat ten behoeve van deze bestemmingen geen bodemonderzoek nodig is omdat de functies die binnen deze bestemming mogelijk worden gemaakt ook op basis van het geldend bestemmingsplan al bij recht zijn toegestaan.

Bodemonderzoek nieuwe bedrijfshal

Ten behoeve van de beoogde nieuwbouw van een bedrijfshal is wel een onderzoek uitgevoerd (Terra Agribusiness, 10 oktober 2012). Deze is opgenomen als Bijlage 7 bij deze toelichting. Uit het verkennende bodemonderzoek volgt de conclusie dat er gezien de vastgestelde bodemkwaliteit geen risico's zijn voor de volksgezondheid en/of het milieu. Voor geen van de onderzochte stoffen wordt de interventiewaarde overschreden. Sinds 2012 hebben zich geen wijzigingen in de de bedrijfssituatie voorgedaan. De beoogde locatie wordt vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het beoogde gebruik.

Bodemonderzoek nieuwe locatie bedrijfswoning (Bornsestraat 14b)

Ook op de beoogde nieuwe locatie van de te verplaatsen bedrijfswoning aan de Bornsestraat 14b is bodemonderzoek uitgevoerd (Terra Agribusiness, 9 december 2020). De conclusie van dit onderzoek wordt hierna weergegeven. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de onderzoeksrapportage welke is opgenomen als Bijlage 8 bij deze toelichting.

De locatie bestaat en heeft voor zover bekend altijd bestaan uit landbouwgrond en parkeerplaats. Er zijn geen bodemrelevante gegevens bekend van de onderzoekslocatie bij zowel de Provincie Overijssel als de Gemeente Dinkelland.

Er zijn geen potentieel bodembedreigende objecten op de locatie aangetroffen.

Gegeven het historische gebruik van de locatie (landbouwgrond) en de resultaten van onderhavig historisch onderzoek wordt een verkennend onderzoek op de locatie niet noodzakelijk geacht.

4.7 Luchtkwaliteit

4.7.1 Algemeen

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

4.7.2 Toetsing

Onderhavig bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt betreffen het toestaan van een uitbreiding van de bedrijfsgebouwen op het bestaande marktterrein en het verplaatsen van de bedrijfswoning aan de Bornsestraat 14b. Gelet op de lijst met categorieën van gevallen die NIBM bijdragen aan de luchtverontreiniging, kan worden geconcludeerd dat dit bestemmingsplan tevens 'niet in betekenende mate" bijdraagt aan luchtverontreiniging.

4.8 Erfgoed

4.8.1 Algemeen

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. In de Erfgoedwet worden zes wetten en regelingen, waaronder de Monumentenwet 1988, gebundeld in één wet die de bescherming van het cultureel erfgoed in Nederland regelt. Sommige onderdelen van de Monumentenwet 1988 over naar de Omgevingswet die naar verwachting in 2021 wordt ingevoerd. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet blijven deze onderdelen van kracht binnen het overgangsrecht van de Erfgoedwet. Het gaat om artikelen die betrekking hebben op beschermde monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, archeologische monumentenzorg en handhaving.

Na inwerkingtreding van de Omgevingswet regelt deze wet samen met de Erfgoedwet de integrale bescherming van het cultureel erfgoed. Voor het gebouwde erfgoed betekent dit dat de aanwijzing van rijksmonumenten gebeurt op grond van de Erfgoedwet, maar de vergunningverlening voor het wijzigen van rijksmonumenten is geregeld in de Omgevingswet. De aanwijzing en omgang met beschermde stads- en dorpsgezichten geschiedt straks op grond van de Omgevingswet. De wetgeving over archeologie wordt opgesplitst. De verdeling is grofweg: het certificeringsstelsel en de aanwijzing van archeologische rijksmonumenten staat in de Erfgoedwet en de omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving (de vergunningverlening) in de Omgevingswet.

4.8.2 Archeologie

In figuur 4.4 is een uitsnede van de archeologische verwachtings- en advieskaart van de gemeente Dinkelland voor het plangebied weergegeven. Uit deze kaart blijkt dat het plangebied is gelegen in de zone "dekzandwelvingen en-vlakten". In deze zone geldt een middelmatige verwachting voor archeologische resten uit alle perioden. Het beleidsadvies voor deze zone is dat er archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij bodemingrepen groter dan 5.000 m2 en dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 5.000 m² geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek. Voor gebieden binnen een ‘bufferzone rondom erf, adellijk huis of watermolen’, daar is hier sprake van, geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij ingrepen groter dan 2.500 m² en dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 2.500 m² geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPWRSLSMARKT-OW01_0008.jpg"

Figuur 4.4: Uitsnede archeologische verwachtingskaart (plangebied in rood omkaderd)

Met het toestaan van 25% extra bedrijfsgebouwen (1.050 m2) en het verplaatsen van de bedrijfswoning worden geen gronden geroerd met een oppervlakte groter dan 2.500 m². In verband hiermee is geen archeologisch onderzoek vereist.

4.8.3 Cultuurhistorie

Voor het aspect cultuurhistorie heeft een toetsing plaatsgevonden aan de hand van de historische waardenkaart van Overijssel en de monumentenlijsten. Daaruit blijkt dat er in het plangebied geen cultuurhistorische waarden voorkomen. In de directe omgeving van het plangebied komen tevens geen cultuurhistorische waarden voor. De dichtstbijzijnde monumentale panden bevinden zich binnen het beschermd dorpsgezicht 't Stift. De afstand van het plangebied tot 't Stift is echter dermate ruim dat geen sprake is van enige invloed van dit plan op de monumentale waarden van 't Stift. Voorliggend plan doet daarmee geen afbreuk aan cultuurhistorische waarden.

4.9 Ecologie

4.9.1 Algemeen

De bescherming van de natuur in Nederland is per 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). Deze wet vormt wat betreft soorten- en gebiedsbescherming een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatige bescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland, de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

4.9.2 Toetsing

In verband met het voorliggende bestemmingsplan en onder meer de voorgenomen sloop van enkele bedrijfsgebouwen is een Quickscan Natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek en de eindconclusie zijn verwerkt in deze paragraaf. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de onderzoeksrapportage welke is opgenomen als bijlage 9 bij deze toelichting.

4.10 Externe Veiligheid

4.10.1 Algemeen

Externe veiligheid gaat om het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met eventueel aanwezige externe risico's die de veiligheid negatief kunnen beïnvloeden. Hiertoe zijn de risico's gekwantificeerd door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron. Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde maar een oriënterende waarde die de personendichtheid binnen een invloedsgebied relateert aan een bepaalde maat voor risicoaanvaarding.

4.10.2 Toetsing

Aan hand van de Risicokaart Overijssel is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart Overijssel staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.

In de omgeving van het plangebied ligt één risicobron. Direct grenzend aan het plangebied ligt Tankstation Krabbe aan de Bornsestraat 18. Bij omgevingsvergunning van 10 juli 2014 is de LPG-doorzet voor dit bedrijf beperkt tot maximaal 500 m³ LPG per jaar. Bij het benzineservicestation is sprake van een vulpunt, een LPG-reservoir en een LPG-afleverinstalatie. Voor deze installaties gelden de volgende afstanden:

Installatie
Plaatsgebonden risicocontour
(PR 10-6 in meters)
Verantwoording groepsrisico
(in meters)
Vulpunt 25 150
LPG-reservoir 25 150
LPG-afleverinstalatie 15 -

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van het vulpunt voor een deel over het plangebied loopt. Voor deze plaatsgebonden risicocontour wordt de specifieke aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' opgenomen waarmee het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object wordt uitgesloten.

Uit de tabel blijkt echter ook dat de verantwoordingsplicht van het groepsrisico van zowel het vulpunt als het LPG-reservoir over het merendeel van het marktterrein loopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIBPWRSLSMARKT-OW01_0009.jpg"

Figuur 4.3: Uitsnede risicokaart (Bron: www.risicokaart.nl)

4.11 Waterhuishouding / Watertoets

4.11.1 Algemeen

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijke verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

4.11.2 Toetsing

Voor dit bestemmingsplan is op 27 november 2015 de digitale watertoets ingevuld (www.dewatertoets.nl). Daaruit volgt dat de zogenoemde 'normale procedure' van de watertoets van toepassing is. De hierbij behorende 'Standaard waterparagraaf' is opgenomen in Bijlage 10 bij deze toelichting. Daarin staan de uitgangspunten van het waterschap beschreven.

Voorliggend plan is overwegend conserverend van aard. Het plangebied is in de bestaande situatie al grotendeels verhard. Een wijziging ten opzichte van de bestaande situatie is de uitbreiding van de bouwmogelijkheden ten behoeve van een nieuwe bedrijfshal (toevoeging bebouwing ca. 2583 m²). Het bouwvlak daartoe is geprojecteerd op het midden van het marktterrein, waar de gronden reeds verhard zijn en in de bestaande situatie sprake is van containeropslag. De volgende aspecten zijn daarom relevant.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels

5.1 Planopzet En Systematiek

De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die (digitaal) bindend is voor overheid en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het
juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. De topografische basis voor de bestemmingsplanverbeelding wordt gevormd door de meest actuele Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN/GBK) aangevuld met kadastrale gegevens.

5.2 Opbouw Van De Regels

De regels van dit bestemmingsplan zijn opgezet volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.

5.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

Begrippen (Artikel 1)

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Wijze van meten (Artikel 2)

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

5.2.2 Bestemmingsregels

De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:


  • Bestemmingsomschrijving:

De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.

  • Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.

  • Afwijken van de bouwregels:

Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels ten aanzien van het oppervlak en de vorm van bijbehorende bouwwerken.

  • Specifieke gebruiksregels:

In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies.

  • Afwijken van de gebruiksregels:

Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik van hoofdgebouwen.

  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is.

5.2.3 Algemene regels

De algemene regels bevatten de volgende onderdelen:

Anti-dubbeltelregel (Artikel 8)

Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels (Artikel 9)

Deze regel is opgenomen om ten aanzien van geluidsgevoelige objecten een bepaalde afstand tot wegen te garanderen.

Algemene gebruiksregels (Artikel 10)

Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin.

Algemene aanduidingsregels (Artikel 11)

In dit artikel is de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' opgenomen. Deze gebiedsaanduiding is opgenomen in verband met de nabijgelegen lpg-installatie en bepaald dat binnen deze aanduiding geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 12)

In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

Overige regels (Artikel 13)

In dit artikel zijn regels opgenomen wat betreft het parkeren. Samengevat is bepaald dat er in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht voor parkeerplaatsen, e.e.a. conform de 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren'. In paragraaf 5.4 worden de regels ten aanzien van parkeren nader toegelicht.

5.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

Overgangsrecht (Artikel 14)

In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

Slotregel (Artikel 15)

In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

5.3 Bestemmingen

Qua juridische basis, opzet en systematiek van dit bestemmingsplan is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het onherroepelijke bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'. Gezien de in het plangebied voorkomende functies is er echter wel voor gekozen om enkele specifieke bestemmingen op te nemen om de functies en bebouwing te voorzien van een passend juridisch kader. Dit heeft geresulteerd in de volgende bestemmingen.

Gemengd - Marktterrein (Artikel 3)

De bestemming 'Gemengd - Marktterrein' ziet toe op het bestaande markterrein. Binnen deze bestemming zijn o.a. marktactiviteiten, marktondersteunende activiteiten en handelsactiviteiten toegestaan. Daaarnaast is binnen deze bestemming bepaald dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag' de opslag van containers is toegestaan, is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', het wonen in een bedrijfswoning toegestaan en wordt ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten tegengegaan vanwege een LPG-installatie.

Groen (Artikel 4)

De bestemming 'Groen' is opgenomen voor (de bestaande) groenvoorzieningen die zorgdragen voor de landschappelijke inpassing van het marktrerrein met bijbehorende gronden. Deze bestemming is bedoeld voor onder meer groenvoorzieningen, in de vorm van het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen. Daarnaast is in deze bestemming middels een aanduiding een noodweg ten behoeve van calamiteitenverkeer opgenomen.

Groen - Parkeren (Artikel 5)

De bestemming 'Groen - Parkeren' is opgenomen voor de twee landschappelijk ingepaste parkeerterreinen ten zuiden van de Bornsestraat. Deze bestemming ziet daarmee enerzijds toe op groenvoorzieningen en anderzijds op de parkeervoorzieningen. Daarnaast is het gebruik van de gronden ten behoeve van wandelaars en fietsers binnen deze bestemming toegestaan.

Verkeer (Artikel 6)

De bestemming 'Verkeer' is toegekend aan de doorgaande wegen binnen het plangebied. Dit betreffen de Bornsestraat en de Plegtsweg. Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor onder meer (ontsluitings)wegen, paden en parkeervoorzieningen.

Verkeer - Parkeren (Artikel 7)

De bestemming 'Verkeer - Parkeren' is toegekend aan het permanente parkeerterrein ten oosten van de markt. Deze bestemming is bedoeld voor parkeervoorzieningen, ten dienste van de bestemming 'Gemengd - Marktterrein'. Daarnaast worden binnen deze bestemming onder meer nog wegen en paden, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.

5.4 Regels Parkeren

5.4.1 Algemeen

Artikel 3.1.2 van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de mogelijkheid om zogenaamde wetsinterpreterende regels' op te nemen in het bestemmingsplan. Concreet betekent dit dat ten behoeve van 'een goede ruimtelijke ordening' in een bestemmingsplan regels kunnen worden opgenomen, waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels. Op basis hiervan is het mogelijk om in het bestemmingsplan een regeling voor parkeren op te nemen.

In dit geval vormt de gemeentelijke 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren 2018' de basis voor de in dit plan opgenomen regeling voor parkeren waarbij voor de regels zelf de voormalige bepalingen van de bouwverordening zijn gebruikt. Het voortborduren op de bepalingen van de bouwverordening heeft als voordeel dat hierover veel jurisprudentie is. De opvattingen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn bekend. Toegevoegd is het gebruik. De eisen voor het parkeren gelden dus niet alleen meer voor bouwen. Bij een gebruiksverandering moet er ook sprake zijn van voldoende parkeerruimte.

5.4.2 Parkeren op eigen erf

Elke initiatiefnemer van een plan is zelf verantwoordelijk voor het realiseren van zijn eigen parkeervoorzieningen. Een nieuw initiatief (uitbreiding, nieuwbouw of functiewijziging) mag geen onaanvaardbare problemen veroorzaken in de omgeving. Dit betekent dat in beginsel de parkeerbehoefte op eigen erf (de bij het bouwwerk behorende en daartoe bestemde gronden, voor de uitleg van het begrip 'erf' wordt aangesloten bij de definitie uit het Besluit omgevingsrecht) moet worden gerealiseerd. Aanvragers van een omgevingsvergunning zullen bij de aanvraag moeten aantonen hoeveel parkeerplaatsen er op eigen erf worden gerealiseerd. Indien er op het eigen erf onvoldoende parkeerruimte is en initiatiefnemer gebruik wil maken van één van de afwijkingsmogelijkheden, zal de initiatiefnemer moeten aantonen dat op een andere wijze in de parkeerruimte wordt voorzien.

5.4.3 Bepalen parkeerbehoefte

Voor het bepalen van de parkeerbehoefte vormen de gemeentelijke parkeernormen, de rekensystematiek definities, uitgangspunten en de afmetingen van de parkeerplaatsen in de gemeentelijke 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren 2018' de leidraad. Het betreffen de gemeentelijke normen die gelden op het moment van besluitvorming van een aanvraag om een omgevingsvergunning.

Bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen wordt aan het eind van de berekening afgerond naar boven. Reden hiervoor is dat bij afronding naar beneden het aantal aan te leggen parkeerplaatsen niet overeenkomt met de totale parkeerbehoefte.

In de parkeerregeling is een zogenoemde 'dynamische verwijzing' naar het gemeentelijk beleid opgenomen. Als de beleidsinzichten met betrekking tot parkeren gedurende de looptijd van het bestemmingsplan wijzigen en dit in het parkeerbeleid wordt vastgesteld, kan er in het vervolg bij aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen en/of gebruikswijziging aan dit nieuwe beleid worden getoetst (ABRvS 9 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2837). Daardoor hoeven de bestemmingsplannen niet te worden herzien als het gemeentelijk beleid wijzigt.

In deze beleidsregels is nader uitgewerkt wat de parkeerbehoefte bij een bepaald gebruik is (de parkeernormen) en (als de extra parkeerbehoefte niet op eigen erf kan worden gerealiseerd) onder welke voorwaarden er een omgevingsvergunning voor het strijdig gebruik van het bestemmingsplan, de zogenoemde binnenplanse afwijking, kan worden verleend.

5.4.4 Afmetingen parkeerplaatsen

Voor het berekenen van het aantal parkeerplaatsen moet uit worden gegaan van standaardmaten. Zo geldt er een andere afmeting voor parkeren in de lengterichting van de weg dan voor parkeren in dwarsrichting van de weg. Zie bijlage V van de 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren 2018' voor de afmetingen van parkeergelegenheden. Indien tijdens de planperiode deze beleidsnotitie wordt gewijzigd, wordt verwezen naar het nieuwe beleid.

Er dient sprake te zijn van bruikbare parkeerplaatsen. Dit betekent dat de ruimte om de parkeerplaats te kunnen bereiken wel reëel moet zijn en dat de afstanden tussen parkeerplaatsen onderling en tussen parkeerplaatsen en gebouwen voldoende moet zijn om daadwerkelijk gebruik te kunnen maken van de parkeerplaatsen. Bij publieke voorzieningen geldt dat voldoende parkeerplaatsen voor minder valide gebruikers moeten worden aangelegd. Het betreft hier de algemene gehandicaptenparkeerplaatsen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Op basis van artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststellen. Op basis van het tweede lid kan hiervan worden afgeweken in de bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen. Hiervan is in onderhavige situatie sprake omdat het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is als bedoeld in artikel 6.12, tweede lid, van de Wro.

In deze procedure zijn er geen te verhalen kosten, zodat er geen exploitatieovereenkomst is afgesloten. Voor het verhaal van eventuele planschade is een overeenkomst met initiatiefnemer gesloten. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

6.2.2 Inspraak

Gelet op de beperkte ruimtelijke-planologische betekenis van dit bestemmingsplan is afgezien van het ter inzage leggen van een voorontwerpbestemmingsplan.

6.2.3 Zienswijzen

P.M.

Bijlage 1 Landschapsplan

Bijlage 1 Landschapsplan

Bijlage 1 Verkeerskundig Onderzoek

Bijlage 1 Verkeerskundig onderzoek

Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan

Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan

Bijlage 3 Actualisatie Verkeersonderzoek I.v.m. Verplaatsing Bedrijfswoning

Bijlage 3 Actualisatie verkeersonderzoek i.v.m. verplaatsing bedrijfswoning

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Zondagopenstelling

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek zondagopenstelling

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Gewijzigde Terreininrichting

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek gewijzigde terreininrichting

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 6 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 7 Bodemonderzoek Nieuwe Bedrijfshal

Bijlage 7 Bodemonderzoek nieuwe bedrijfshal

Bijlage 8 Bodemonderzoek Nieuwe Locatie Bedrijfswoning

Bijlage 8 Bodemonderzoek nieuwe locatie bedrijfswoning

Bijlage 9 Quickscan Natuurwaardenonderzoek

Bijlage 9 Quickscan Natuurwaardenonderzoek

Bijlage 10 Standaard Watertoets

Bijlage 10 Standaard watertoets