Buitengebied, Brookhaasweg 8 Denekamp
Wijzigingsplan - gemeente Dinkelland
Vastgesteld op 11-02-2014 - geheel onherroepelijk in werking
1 Inleiding
1.1 Algemeen
Op de locatie Brookhaasweg 8 te Denekamp is een melkrundveehouderij gevestigd. De eigenaar heeft het voornemen het agrarisch bedrijf uit te breiden om klaar te zijn voor de toekomst. Er is nieuwbouw van een werktuigenberging en uitbreiding van de ligboxenstal gepland. Daarnaast wordt de bestaande bedrijfswoning vervangen, omdat deze in slechte staat is.
De geplande bouw van de vervangende bedrijfswoning en de uitbreiding van de ligboxenstal vinden plaats buiten het agrarische bouwvlak, zoals dit is opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied 2010". De oppervlakte van het bouwvlak is groot genoeg, maar het bouwvlak is voor de gewenste efficiënte bedrijfsvoering verkeerd gesitueerd. Door verlegging van een deel van het bouwvlak van het zuiden naar het westen kunnen de plannen wel gerealiseerd worden. Het geldende bestemmingsplan kent een wijzigingsbevoegdheid waarmee, bij gelijkblijvende oppervlakte, de situering van het bouwperceel, inclusief het daarbinnen gelegen bouwvlak, gewijzigd kan worden. Op verzoek van de eigenaar is dit wijzigingsplan daartoe opgesteld.
1.2 Ligging
Het plangebied is gelegen aan de Brookhaasweg 8 in Denekamp. Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Dinkelland, op circa 2,6 km ten noordwesten van de kern Denekamp, circa 1,8 km ten oosten van de kern Tilligte en circa 1,8 km ten zuiden van de kern Lattrop. Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf en de dichtstbijzijnde burgerwoning zijn respectievelijk op circa 210 meter en meer dan 500 meter gesitueerd. In afbeelding 1 is de ligging van het plangebied weergegeven en in afbeelding 2 zijn de aanzichten van het perceel vanaf de Brookhaasweg te zien.
Afbeelding 1: Ligging plangebied
Afbeelding 2: Aanzichten voorzijde Brookhaasweg 8
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Het perceel Brookhaasweg 8 te Denekamp ligt in het bestemmingsplan "Buitengebied 2010". Dit bestemmingsplan is op 18 februari 2010 door de gemeenteraad van Dinkelland vastgesteld en is op 20 april 2012 onherroepelijk geworden.
Het plangebied heeft in dit bestemmingsplan de bestemming "Agrarisch-1" en de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf". Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de lanschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden. Voor de gronden waarbinnen het agrarisch bedrijf momenteel is gevestigd is een bouwperceel en een bouwvlak aangewezen. De gebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering mogen alleen binnen een bouwvlak worden gebouwd op gronden die zijn voorzien van een bouwperceel. Voorzieningen als silo's, platen en bassins moeten binnen het bouwperceel liggen. In afbeelding 3 is een uitsnede van de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan weergegeven.
Afbeelding 3:Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Buitengebied 2010"
Gezien de situering van het bouwperceel zou uitbreiding van het agrarisch bedrijf alleen in zuidelijke richting mogelijk zijn. Om een compacte erfindeling te creëren is de uitbreiding van het agrarisch bedrijf met gebouwen in westelijke richting gewenst. De in deze richting gewenste uitbreiding is in strijd met het bestemmingsplan. Via een wijzigingsbevoegdheid zou aan het verschuiven van het bouwperceel en het bouwvlak meegewerkt kunnen worden.
1.4 Opzet Van De Toelichting
In de toelichting wordt de gewijzigde situering van het agrarische bouwperceel aan de Brookhaasweg 8 te Denekamp beschreven. Daartoe wordt na deze inleiding in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven.
In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het provinciale en gemeentelijke beleid. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende relevante onderzoeken beschreven. In hoofdstuk 5 wordt er een toelichting op de regels gegeven. Hoofdstuk 6 betreft de financiële verantwoording van het plan. En tot slot wordt in hoofdstuk 7 de maatschappelijke uitvoerbaarheid uiteen gezet.
2 Planbeschrijving
2.1 Algemeen
Dit wijzigingsplan voorziet in een gewijzigde situering van het agrarische bouwperceel, inclusief het daarbinnen gelegen bouwvlak. In afbeelding 4 is het voorstel tot wijziging van de situering van het bouwperceel weergegeven.
Gezien de situering van het bouwperceel zou uitbreiding van het agrarisch bedrijf alleen in zuidelijke richting mogelijk zijn. De huidige erfindeling maakt uitbreiding in deze richting echter onwenselijk. Uitbreiding in noordoostelijke richting is niet mogelijk, omdat daar een beek van het waterschap loopt en daarnaast zijn de percelen aan de andere zijde van de beek niet in eigendom van initiatiefnemer. Een uitbreiding in westelijke richting is na het verplaatsen van de bedrijfswoning wel mogelijk. De huidige bedrijfswoning is in slechte staat en moet vervangen worden. Door de woning naar voren te verplaatsen ontstaat er ruimte voor het bouwen van een machineberging op de locatie van de huidige bedrijfswoning. Daarna is het dan mogelijk om de bestaande ligboxenstal naar voren uit te breiden.
Het bouwvlak moet daarvoor aan de westzijde met een diepte van 30 meter worden uitgebreid. Initiatiefnemer wil deze uitbreiding realiseren door verlegging van het bouwvlak. Aan de zuidzijde kan dezelfde oppervlakte van het bouwvlak worden verwijderd om aan de westzijde toe te voegen. Een deel van het bouwperceel dat aan de zuidzijde daarmee ook vervalt, zal aan de oostzijde bij de locatie van de kuilvoerplaten gevoegd worden. Het resultaat is vervolgens dat het bouwperceel en het bouwvlak anders gesitueerd worden, maar dat de totale oppervlakte van zowel het bouwperceel als het bouwvlak niet wijzigt.
Afbeelding 4: Voorstel tot gewenste situering bouwperceel
2.2 Erfinrichtingsplan
Het plangebied is deels gelegen in een essenlandschap en deels in een kampenlandschap tegen een beekdallandschap aan. Om een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe bedrijfswoning en de uitbreiding van het agrarisch bedrijf te waarborgen is een erfinrichtingsplan (zie afbeelding 5 en bijlage 1 van de regels) opgesteld. Ter hoogte van de woning zal de voortuin overlopen in het bestaande erfbosje. Om het inrit te versterken en de nieuwe woning in te kleden wordt een beukenhaag gepland vanaf het erfbosje tot aan de woning. Aan de kant van de ligboxenstal worden 3 extra zomereiken gepland, zodat ook de ligboxenstal op een verantwoorde wijze landschappelijk ingepast is. Deze landschappelijke inrichting is als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. Op deze wijze wordt gegarandeerd dat de inrichting conform het erfinrichtingsplan wordt aangelegd en onderhouden.
Afbeelding 5: Erfinrichtingsplan
3 Beleid
3.1 Algemeen
Het uitgangspunt voor dit wijzigingsplan is de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 3.7, sub e, van het bestemmingsplan "Buitengebied 2010". Naast de toets aan de voorwaarden die bij deze bevoegdheid horen, vindt ook altijd een toets aan het geldende beleid plaats. Daarbij wordt bepaald of dit plan in lijn is met de nu geldende beleidsopvattingen. Dit plan raakt geen directe nationale belangen. Daarom wordt hieronder alleen ingegaan op het beleid van de provincie Overijssel (§ 3.2) en de gemeente Dinkelland (§ 3.3).
3.2 Provinciaal Beleid
De provincie Overijssel heeft een belangrijke taak op het gebied van ruimtelijke ordening. Het ruimtelijk beleid van de provincie is vastgelegd in de Omgevingsvisie Overijssel. Gemeenten dienen ruimtelijke plannen te toetsen aan deze Omgevingsvisie.
De Omgevingsvisie Overijssel geeft ruimte aan agrarische bedrijven, mits passend binnen de gebiedskenmerken. Bij groei boven de 1,5 hectare is naast een reguliere inpassing ook de Kwaliteitsimpuls van toepassing. Onderhavige wijziging tast de gebiedskenmerken niet aan. Bovendien is er geen sprake van een vergroting van het agrarisch bouwperceel, waardoor met een reguliere inpassing kan worden volstaan. Dit wijzigingsplan betreft de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan "Buitengebied 2010". Bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan is herhaaldelijk intensief overleg met de provincie gepleegd. GS zijn in het verleden akkoord gegaan met de opneming van de wijzigigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan. Geconstateerd dat het hele bestemmingsplan "Buitengebied 2010", inclusief wijzigingsbevoegdheden, voldoet aan het provinciaal beleid. Het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is vervolgens een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Het plangebied Brookhaasweg 8 te Denekamp ligt in het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" van de gemeente Dinkelland, dat is vastgesteld op 18 februari 2010. In dit bestemmingsplan is een groot deel van het gemeentelijke ruimtelijk beleid opgenomen dat van toepassing is op percelen binnen het plangebied.
Het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" bevat de mogelijkheid om bij gelijkblijvende oppervlakte de situering van een bouwperceel, met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak, te wijzigen. In artikel 3.7, sub e, van de Regels van het bestemmingsplan is deze wijzigingsbevoegdheid vastgelegd en zijn een drietal voorwaarden opgenomen waar een plan aan moet voldoen om medewerking te kunnen verlenen. Indien een plan wordt ingediend waarbij aan alle voorwaarden wordt voldaan en er geen strijdigheid ontstaat met ander beleid, dan is het gebruikelijk om medewerking te verlenen aan het ingediende verzoek omdat er wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid.
In artikel 3.7, sub e, van de Regels van het bestemmingsplan zijn de volgende voorwaarden opgenomen waar aan voldaan moet worden:
- er is een bedrijfstechnische noodzaak om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen, en/of andere agrarische producten, de situering van het bouwperceel/-vlak te wijzigen;
- er is ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpassing een erfbeplantingsplan opgsteld die is afgestemd op de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan, zoals opgenomen in bijlage 5 van de toelichting van het bestemmingsplan;
- er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Dit wijzigingsplan voldoet aan de genoemde voorwaarden om medewerking te verlenen aan de wijzigingsbevoegdheid. Hieronder volgt een onderbouwing per voorwaarde:
ad 1. In 2015 schaft de Europese Commissie de melkquotering af. De eigenaar van het agrarisch bedrijf aan de Brookhaasweg 8 wil het agrarisch bedrijf uitbreiden om klaar te zijn voor de toekomst. Er is een uitbreiding van de ligboxenstal en de bouw van een nieuwe (werktuigen)berging gepland. Daarnaast is de huidige bedrijfswoning in zodanig slechte staat dat deze vervangen wordt. Het huidige bouwperceel maakt uitbreiding van het bedrijf alleen in zuidelijke richting mogelijk. De huidige erfindeling maakt uitbreiding in deze richting echter onwenselijk. Uitbreiding met gebouwen in noord oostelijke richting is niet mogelijk doordat daar een waterschapsbeek gelegen is en de gronden aan de andere zijde van de beek niet in eigendom van initiatiefnemer zijn. In westelijke richting is er nog wel voldoende ruimte om het agrarisch bedrijf uit te breiden. Door uitbreiding in westelijke richting ontstaat een compacte erfindeling die een efficiënte bedrijfsvoering ten goede komt. Deze uitbreiding kan gerealiseerd worden door verlegging van het bouwperceel en het daarbinnen gelegen bouwvlak. Aan de zuidzijde kan dezelfde oppervlakte van het bouwvlak worden verwijderd om aan de westzijde toe te voegen. Een deel van het bouwperceel dat daarmee aan de zuidzijde ook vervalt, wordt aan de oostzijde bij de kuilvoerplaten gevoegd. Geconcludeerd wordt dat een gewijzigde situering van het bouwperceel om bedrijfstechnische redenen noodzakelijk is.
ad 2. Het plangebied is deels gelegen in een essenlandschap en deels in een kampenlandschap tegen een beekdallandschap aan. In de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is voor ontwikkelingen op een individueel erf binnen het essen- en kampenlandschap in Denekamp aangegeven dat dit een meerwaarde kan zijn voor het landschap, mits deze ontwikkeling goed is ingepast. Vervolgens zijn er in het LOP voor elk soort landschapstype een pakket aan randvoorwaarden en maatregelen samengesteld. Het erfinrichtingsplan voor de Brookhaasweg 8 (zie bijlage 1 van de regels van dit wijzigingsplan) voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen en tegenprestaties voor het uitvoeren van nieuwe ontwikkelingen. Wijziging van de situering van het bouwperceel maakt een meer compacte locatie mogelijk waardoor er minder inbreuk op het open landschap plaatsvindt.
ad 3. Door de gewijzigde situering van het bouwperceel ontstaat een kader waarbinnen efficiëntere bedrijfsvoering mogelijk is, zonder dat dit ten koste gaat van uitstraling van het bedrijf of belevingswaarde vanuit de omgeving. Het dichtstbijzijnde agrarische bedrijf en de dichtstbijzijnde burgerwoning zijn respectievelijk op circa 210 meter en meer dan 500 meter gesitueerd. Zie verder hoofdstuk 4 voor een nadere onderbouwing waarom aan de genoemde ruitemlijke relavante aspecten wordt voldaan.
De conclusie is derhalve dat de gewenste gewijzigde situering van het bouwperceel, inclusier het daarbinnen gelegen bouwvlak, voldoet aan het gemeentelijk beleid.
4 Onderzoek
4.1 Algemeen
Dit wijzigingsplan beoogt de situering van het agrarische bouwperceel, inclusief het daarbinnen gelegen bouwvlak, te wijzigen. De gewijzigde situering van het bouwperceel is vanuit planologisch standpunt van geringe betekenis. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke milieuaspecten voor deze aanvraag van belang zijn en dat het mogelijk is om mee te werken aan de wijziging van het bouwperceel.
4.2 Waterhuishouding / Watertoets
Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap Regge en Dinkel. Op meer dan 5 meter afstand van de huidige en gewenste bebouwing is een waterschapsbeek gelegen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen hanteert het waterschap een aantal beleidsmatige uitgangsprincipes ten aanzien van het duurzaam omgaan met water. Deze zijn van belang als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient de initiatiefnemer hier invulling aan te geven. In dat kader is de watertoets uitgevoerd.
Voor dit wijzigingsplan is op 20 november 2013 de digitale watertoets ingevuld (www.dewatertoets.nl). Daaruit volgt dat de zogenoemde "korte procedure" van de watertoets van toepassing is. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De hierbij behorende "Standaard waterparagraaf" is opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Regge en Dinkel geeft een postief wateradvies.
4.3 Geluid
De Wet geluidhinder biedt geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai, spoorweglawaai en industrielawaai. Deze bescherming komt tot stand door middel van zonering. Bij de vaststelling van bestemmingsplannen moet bekeken worden of er een geluidsgevoelige bestemming wordt ontwikkeld en er sprake is van een acceptabel geluidsniveau. In de directe omgeving van het plangebied bevindt zich geen bedrijvigheid of spoorlijn. Voor dit plan is daarom alleen wegverkeerlawaai relevant. De gemeente Dinkelland heeft gebiedsgericht geluidbeleid vastgesteld. Het plangebied ligt binnen het gebiedstype 'buitengebied' met een ambitie 'redelijk rustig' (38 - 43 dB) en als bovengrens 'onrustig' (48 - 53 dB).
Dit wijzigingsplan voorziet in een gewijzigde situering van het bouwperceel en maakt geen extra geluidsgevoelige objecten mogelijk. De oppervlakte van het bouwperceel wijzigt niet. Wel is het door de wijziging mogelijk om de bedrijfswoning dichter bij de weg te situeren. De afstand tot de Brookhaasweg wordt in de nieuwe situatie minimaal 28 meter. Op de verkeersmilieukaart is bekeken wat de gevelbelasting is op de voorgevel van de Brookhaasweg 8 (zie afbeelding 6). De gevelbelasting is minder dan 48 dB waarmee de bovengrens niet wordt overschreden. Er is derhalve sprake van een goed woon- en leefklimaat vanuit het aspect 'geluid'.
Afbeelding 6: uitsnede verkeersmilieukaart
4.4 Archeologie
Op grond van de Monumentenwet moet er in ruimtelijke plannen rekening worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Op 27 mei 2008 heeft de gemeenteraad van Dinkelland archologiebeleid vastgesteld. In afbeelding 7 is een uitsnede van de archeologische verwachtings- en advieskaart weergegeven. Uit deze kaart blijkt dat het plangebied is gelegen in het gebied "beekdalen en overige laagten". Deze gebieden kennen een lage archeologische verwachtingswaarde voor archeologische resten uit alle perioden. Hiervoor geldt een vrijstelling voor archeologisch onderzoek bij bodemingrepen dieper dan 40 cm, met uitzondering van gebieden met een lage verwachting binnen plangebieden met meerdere verwachtingszones. Voor het plangebied is geen sprake van meerdere verwachtingszones, dus is in dit geval de vrijstellingsregel van toepassing. Gelet op het vorenstaande vormt het aspect archeologie geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Afbeelding 7: Uitsnede archeologische verwachtingskaart
4.5 Flora En Fauna
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden.
4.5.1 Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden:
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd.
Het plangebied bevindt zich op een afstand van ruim 2 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ‘Bergvennen & Brecklenkampse Veld’. De geplande uitbreiding voorziet niet in een extra stikstofdepositie op het Natura 2000 gebied. Te zijner tijd zal hiervoor wel een natuurbeschermingswetvergunning aangevraagd moeten worden. Gezien de afstand van het plangebied tot het Natura 2000-gebied en het feit dat het plan niet zorgt voor een extra depositie kunnen significante negatieve effecten op het Natura 2000-gebied ’Bergvennen & Brecklenkampse veld’ worden uitgesloten.
Ecologische Hoofdstructuur:
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De EHS is in de provincie Omgevingsvisie uitgewerkt. In de EHS geldt het ‘nee, tenzij’- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
De EHS is gelegen op ruim 1200 meter afstand van het plangebied. Gelet op deze afstand is negatieve invloed op de doelen van de EHS uitgesloten.
4.5.2 Soortenbescherming
Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige flora en faunawet soorten. Als hiervan sprake is, moet
ontheffing worden gevraagd.
Het plangebied waar de wijziging op ziet is nu in gebruik als weiland/ tuin. Het plangebied heeft geen specifieke ecologische waarden. Uit onderzoeken in het verleden blijkt dat er in het betreffende kilometerhok en directe omgeving geen beschermde dier- of plantensoorten zijn aangetroffen. Onderzoek aan de flora is door de provincie Overijssel gedaan in 1996. Door zoogdierenwerkgroep Overijssel zijn in 1998 huismus en ree aangetroffen. Door stichting RAVON zijn geen beschermde amfibieën of reptielen waargenomen tussen 2003 en 2010. Daarom worden er in het plangebied geen standplaatsen of verblijfssoorten van (Streng en strikt ) beschermde plant en diersoorten verwacht. Voor de betreffende ontwikkeling hoeven geen landschapselementen, zoals houtwallen of sloten verwijdert te worden. Voor de sloop van de woning zal te zijner tijd een afzonderlijk flora- en faunaonderzoek uitgevoerd worden. Om de plannen te kunnen verwezenlijken is de sloop van het gebouw waar de woning in zit niet direct noodzakelijk (mits de woonvoorzieningen er wel uitgebroken worden). Hierdoor kan de flora- en faunatoets op de sloop worden uitgesteld.
4.5.3 Conclusie
Nader onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet is niet noodzakelijk. Er is tevens geen sprake van negatieve effecten op Natura 2000-gebieden of de EHS.
4.6 Verkeer En Vervoer
Dit wijzigingsplan betreft de gewijzigde situering van het bouwperceel, waarbij de oppervlakte gelijk blijft. De bouwmogelijkheden op zich worden niet vergroot, alleen de situering waar de uitbreiding van het agrarisch bedrijf plaatsvindt wordt gewijzigd. Voor de ontsluiting van het erf wijzigt niets. De ontsluiting blijft plaatsvinden op de Brookhaasweg. Het pakeren zal overeenkomstig de huidige situatie op eigen terrein plaatsvinden. Gezien de omvang van het erf is hier voldoende ruimte voor. Vanuit het aspect "verkeer en vervoer" zijn er derhalve geen bezwaren tegen voorgenomen ontwikkeling.
4.7 Bodem
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. In de Woningwet wordt als criterium voor de verplichting tot het uitvoeren van een bodemonderzoek genoemd het feit of in de bouwwerken voortdurend dan wel nagenoeg voortdurend mensen verblijven. Bij een verblijfstijd van twee uur of langer is onderzoek noodzakelijk. Met dit wijzigingsplan wordt het mogelijk een vervangende bedrijfswoning te bouwen en dus is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.
Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd door Terra Agribusiness B.V. met kenmerk 2013-106, d.d. 16 oktober 2013 (zie bijlage 2 van deze toelichting). Het onderzoeksgebied betreft het terreindeel direct ten westen van de bestaande woning met een oppervlakte van circa 500 m². Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740. Zintuiglijk zijn in de opgeboorde grond geen verontreinigingen waargenomen; visueel is in en op de grond geen asbest aangetroffen. De boven- en de ondergrond zijn niet verontreinigd met de onderzochte componenten. Het grondwater bevat licht verhoogde gehalten aan barium, cadmium en zink. Omdat het slechts gaat om licht verhoogde gehalten, is het uitvoeren van een nader onderzoek niet noodzakelijk. Gezien het voorgaande zijn er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen voor het realiseren van de toekomstige bestemming op het onderzoeksgebied.
Indien er bij de toekomstige werkzaamheden grond vrij komt, kan deze vrij op het terrein en binnen de gemeente worden toegepast. Wanneer meer dan 50 m³ grond vrij komt en deze wordt elders toegepast, dan is een melding bij het Meldpunt Bodemkwaliteit noodzakelijk.
4.8 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn kaders opgenomen om een goede luchtkwaliteit te bevorderen en ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken. Op grond van artikel 5.16 Wet milieubeheer moeten bestuursorganen nagaan of een bestemmingsplan gevolgend kan hebben voor de luchtkwaliteit.
Het Besluit "Niet in betekende mate bijdragen" (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekende mate is. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de luchtverontreiniging. Het gaat om plannen die zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd kunnen worden. Veehouderijen zijn niet in de Regeling NIBM opgenomen. Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekende mate bijdragen. De bijdrage aan stikstofidoxide en fijnstof moet dan minder dan 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn.
Voorliggend wijzigingsplan betreft een gewijzigde situering van het reeds aanwezige bouwperceel, met in begrip van het daarin aanwezige bouwvlak. De oppervlakte van het bouwvlak wijzigt niet, waardoor er ten opzichte van het bestaande bouwvlak geen extra bouwmogelijkheden ontstaan. Het wijzigingsplan is derhalve aan te merken als een plan dat 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan luchtverontreiniging. Daarmee is er voor het aspect luchtkwaliteit sprake van een goede ruimtelijke ordening.
4.9 Externe Veiligheid
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations) en vervoer van gevaarlijke stoffen en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit). Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen.
Uit de Risicokaart Overijssel is gebleken dat binnen een straal van circa twee kilometer van het plangebied geen wegen en leidingen aanwezig zijn die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook bevinden zich binnen die straal van twee kilometer van het plangebied geen risicovolle bedrijven of activiteiten die van invloed kunnen zijn op de veiligheid in het plangebied. Het aspect externe veiligheid levert daarmee geen problemen op voor voorliggend plan.
4.10 Geur
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor geurhinder. De Wgv geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object.
Dit wijzigingsplan betreft de gewijzigde situering van het bouwperceel, waarbij de oppervlakte gelijk blijft. De bouwmogelijkheden worden niet vergroot, alleen de situering waar de uitbreiding van het agrarisch bedrijf plaatsvindt wordt gewijzigd. Het dichtstbij gelegen agrarisch bedrijf is op een afstand van meer dan 200 meter gelegen. En de dichtsbij gelegen burgerwoning is op meer dan 500 meter gelegen. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke aan te houden afstand van minimaal 50 meter. Het aspect "geur" vormt derhalve geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
5 Toelichting Op De Regels
5.1 Relatie Met Het Moederplan
Dit Wijzigingsplan komt voort uit de wijzigingsbevoegdheid op basis van artikel 3.7, sub e. van het moederplan "Buitengebied 2010". De regels uit het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" zijn van toepassing op het perceel Brookhaasweg 8 en worden in de regels van dit wijzigingsplan dan ook onverkort van toepassing verklaard. In het voorliggende geval is met name het artikel "Agrarisch-1" uit het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" van belang.
5.2 Voorwaardelijke Verplichting
In voorliggend wijzigingsplan is gebruik gemaakt van een zogenoemde 'voorwaardelijke verplichting'. De voorwaardelijke verplichting voorziet in een borging van de maatregelen om te komen tot een ruimtelijke kwaliteitsimpuls in de groene omgeving.
Een voorwaarde voor het ruimtelijk kunnen toestaan van een gewijzigd bouwperceel is namelijk een zorgvuldige landschappelijke inpassing van het geheel. In de gebruiksregels is daartoe bepaald dat het verboden is de gronden en bouwwerken te gebruiken voor de bestemming, zonder dat de landschapsmaatregelen overeenkomstig het erfirnichtingpslan ten uitvoer zijn gebracht en vervolgens aldus in stand wordt gehouden. Het
erfinrichtingsplan wordt hiertoe als bijlage aan de regels gekoppeld. Het gebruiksverbod geldt vanaf 1 jaar na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan. Het is mogelijk dat bij de realisatie van de plannen blijkt dat het niet gewenst is om vast te houden aan het erfinrichtingsplan. In de regels is daarom een afwijkingsbevoegheid opgenomen. Aan deze bevoegdheid zijn wel een aantal voorwaarden verbonden zodat een goede landschappelijke inpassing van het gehele erf gewaarborgd blijft.
6 Financiële Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Conform artikel 3.1.6, eerste lid onder f van het Besluit ruimtelijke ordening moet een bestemmingsplan vergezeld gaan van een toelichting waarmee inzicht wordt geboden in de uitvoerbaarheid van het plan. Dit wijzigingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk die geheel voor rekening en risico komt van de aanvrager. Voor dit wijzigingsplan is een exploitatieovereenkomst gesloten met de aanvrager. Hierin zijn onder andere afspraken gemaakt over het verhalen van eventuele tegemoetkoming in planschade.
Hiermee wordt de economische uitvoerbaarheid van voorliggend plan voldoende aantoonbaar geacht.
6.2 Verantwoording Over Inzet Van Een Exploitatieplan
Op basis van artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet de gemeenteraard bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststellen. Op basis van het tweede lid kan hiervan worden afgeweken in de bij maatregel van bestuur aangegeven gevallen. Hiervan is in onderhavige situatie sprake omdat het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is als bedoeld in artikel 6.12, tweede lid, van de Wro.
7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Dit wijzigingsplan wordt in procedure gebracht conform Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Indien tijdens de ter inzage legging van het plan zienswijzen worden ingediend, dan worden deze voorzien van een gemeentelijke reactie en in dit hoofdstuk vermeld. Daarnaast wordt het plan ter kennisgeving aangeboden bij het waterschap Regge en Dinkel en de provincie Overijssel.
Het wijzigingsplan heeft van 20 december 2013 tot 31 januari 2014 ter in zage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend. In reactie op de kennisgeveing van de terinzagelegging heeft de provincie Overijssel laten weten dat het plan voor hen geen reden biedt of GS te adviseren een zienswijze in te dienen.
Bijlagen Bij Toelichting
1 Inleidende Regels
De regels deel uitmakende van het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" met het identificatienummer NL.IMRO.1774.BUIBPBUITENGEBIED-0402 van de gemeente Dinkelland, vastgesteld in de raadsvergadering van 18 februari 2010, zijn onverkort van toepassing, met dien verstande dat de volgende bepalingen worden gewijzigd als hierna beschreven:
a. Artikel 1 onder 1 wordt gewijzigd in: het wijzigingsplan "Buitengebied 2010, Brookhaasweg 8 Denekamp" van
de gemeente Dinkelland.
b. Artikel 1 onder 2 wordt gewijzigd in: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO1774.BUIWPBROOKHAASWEG8-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen.
c. Aan artikel 3 wordt een voorwaardelijke verplichting toegevoegd.
d. Artikel 57 wordt gewijzigd in: Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel: Regels deel uitmakend
van het wijzigingsplan "Buitengebied, Brookhaasweg 8 Denekamp".
1 Begrippen
In de regels van dit plan wordt verstaan onder:
1.1 Plan
het wijzigingsplan "Buitengebied, wijzigingsplan Brookhaasweg 8 Denekamp".
1.2 Bestemmingsplan
toelichting de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO1774.BUIWPBROOKHAASWEG8-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen.
2 Bestemmingsregels
2 Agrarisch-1
De regels ten aanzien van de bestemmig "Agrarisch-1", zoals opgenomen in artikel 3 van het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" met het identificatienummer NL.IMRO.1774.BUIBPBUITENGEBIED-0402 van de gemeente Dinkelland, vastgesteld op 18 februari 2010, blijven onverkort van toepassing, met dien verstande dat een bepaling wordt toegevoegd.
2.1 Specifieke gebruiksregels
2.2 Afwijken van de gebruiksregels
3 Algemene Regels
De algemene regels behorende bij het bestemmingsplan "Buitengebied" met het nummer
NL.IMRO.1774.BUIBPBUITENGEBIED-0402 van de gemeente Dinkelland, vastgesteld op 18 februari 2010, blijven overkort van toepassing.
3 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
4 Overgangs- En Slotregels
4 Overgangsrecht
4.1 Overgangsrecht bouwen
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is,
dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan,
mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a.
met maximaal 10%.
c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder
begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten \
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en
omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode
langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
5 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel: Regels deel uitmakend van het wijzigingsplan "Buitengebied, Brookhaasweg 8 Denekamp".
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders d.d. 11 februari 2014
de burgemeester,
de secretaris,