KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Gebiedsbestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch -1
Artikel 4 Verkeer
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti Dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Overig
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 Beschrijving Plangebied
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Motivatie Van Het Voornemen
4.2 Toelichting Op Het Plan
Hoofdstuk 5 (Milieu-)aspecten
5.1 Archeologie
5.2 Bodem- En Waterkwaliteit
5.3 Waterhuishouding
5.4 Flora En Fauna
5.5 Geluid
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 6 Toelichting Op Juridische Plangedeelte
6.1 Toelichting Op Het Juridisch Systeem
6.2 Svbp 2008
6.3 Toelichting Op De Regels Per Bestemming
6.4 Gebiedsbestemmingen
Hoofdstuk 7 Financieel - Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Inspraak
8.2 Overleg Met Instanties
8.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Regionaal Verkeersmodel Twente 2010 Dusinksweg
Bijlage 2 Regionaal Verkeersmodel Twente 2020 Dusinksweg
Bijlage 3 Dwarsprofiel Dusinksweg
Bijlage 4 Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek
Bijlage 5 Bodemonderzoek
Bijlage 6 Waterparagraaf
Bijlage 7 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 8 Voortoets Effecten Op Natura 2000-gebieden Dusinksweg
Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 10 Luchtkwaliteitonderzoek
Bijlage 11 Inspraakreactienota

Herprofilering Dusinksweg

Bestemmingsplan - Gemeente Dinkelland

Vastgesteld op 16-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan herprofilering Dusinksweg van de gemeente Dinkelland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1774.BUIbphpdusinksweg-0401 met de bijbehorende regels;

1.3 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren (met uitzondering van de intensieve veehouderij);

1.4 archeologische waarde:

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde, met name archeologische relicten in hun

oorspronkelijke ruimtelijke context;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijf:

elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze planregels eveneens als bedrijf aangemerkt;

1.7 bestaand:

a. bestaande bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

b. bestaand gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijbehorend bouwwerk:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.14 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

1.15 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.16 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.17 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voorzover niet zijnde een bouwwerk waarvoor een bouwvergunning is vereist;
  3. c. een en ander voorzover de onder a. en b. bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.18 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.19 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, voorkomende in dat gebied;

1.20 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;

1.21 peil:

  1. a. het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
  2. b. indien de voorgevel van een gebouw gelegen is binnen een afstand van maximaal 5 m uit de grens van een bestemming verkeersdoeleinden, gelegen op een dijk, wordt de kruin van de dijk als peil beschouwd;
  3. c. indien de voorgevel van een gebouw gelegen is binnen een afstand van maximaal 5 m uit de grens van de bestemming verkeersdoeleinden, gelegen aan de teen van de dijk, wordt de bovenkant van de weg als peil beschouwd;
  4. d. in alle andere gevallen, waarin aan een dijk wordt gebouwd wordt als peil beschouwd de gemiddelde hoogte van het aanliggend afgewerkt terrein;

1.22 prostitutie:

het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten;

1.23 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's e.d.;

1.24 straatprostitutie:

het op de openbare weg door handeling, houding, woord, gebaar of op andere wijze benaderen van het publiek, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie;

1.25 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.26 werk:

een werk, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Gebiedsbestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch -1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch -1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het agrarisch gebruik;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
  2. d. doeleinden van agrarisch natuurbeheer;
  3. e. cultuurgrond;
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. wegen en paden;
  6. h. beken, plassen, poelen, vennen, sloten, en/of andere watergangen en/of -partijen;

met de daarbijbehorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het bepaalde in lid 3.2.2. onder a en toestaan dat kuilvoerplaten en naar de aard daarmee gelijk te stellen platen ten behoeve van opslagdoeleinden tot ten hoogste 50 m buiten het bouwperceel worden gebouwd, mits:
    1. 1. de oppervlakte van een plaat, inclusief opstaande randen, ten hoogste 300 m² zal bedragen;
    2. 2. de hoogte van de opstaande randen van een plaat ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
    3. 3. tevens de in lid 3.5. onder a genoemde afwijking wordt toegepast dan wel is verleend;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid anders dan de in lid 3.1. toegelaten bedrijvigheid en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  3. c. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar);
  4. d. het opslaan van zand, steen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen materialen, langer dan zes maanden per jaar;
  5. e. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  6. f. het gebruik van de gronden ten behoeve van de aanleg van een waterbassin;

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het bepaalde in lid 3.4. onder c en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor het opslaan van mest en/of kuilvoer en naar de aard daarmee gelijk te stellen opslag, mits
    1. 1. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid, de waarden van de historische buitenplaatsen en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

Wijziging naar bos of natuur buiten EHS

  1. a. de bestemming 'Agrarisch - 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bos en natuur', waarbij tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' aan de gronden wordt toegekend, mits:
    1. 1. de gronden bestemd zijn voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden,
    2. 2. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast, indien elders natuurontwikkeling op gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' niet plaats zal vinden en de natuurontwikkeling ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur, dan wel noodzakelijk is ten behoeve van de aanleg van een ecologische verbindingszone die dient ter realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur;
    3. 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    4. 4. de wijziging past binnen het beleid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur;
    5. 5. de wijziging betrekking heeft op een nieuw aaneengesloten gebied met een oppervlakte groter dan 1,00 hectare, dan wel op een nieuw aaneengesloten gebied kleiner dan 1,00 hectare in geval er aangesloten wordt bij een groter bestaand aaneengesloten gebied;
    6. 6. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen;
    7. 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (ontsluitings)wegen met maximaal twee rijstroken;
  2. b. (fiets)paden;
  3. c. bruggen, dammen en/of duikers;
  4. d. sloten, bermen en bepanting;
  5. e. parkeervoorzieningen
  6. f. waterhuishoudkundige voorzieningen
  7. g. bijbehorende voorzieningen waaronder straatmeubilair;

met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijken van

het bepaalde in het bepaalde in lid 4.2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot 15,00 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti Dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

Tot strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik en laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft waar een kampeerterrein voor klein kamperen is toegestaan;
  2. b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf';
  3. c. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. d. het gebruik van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en horecaterreinen en/of standplaatsen voor detailhandel, indien die activiteiten een aaneengesloten periode van meer dan 14 dagen omvatten;
  5. e. het storten van puin en afvalstoffen;
  6. f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  7. g. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;

Artikel 8 Overig

8.1 Verwijzing naar andere regelgeving

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2, van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  5. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a omgevingsvergunning voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10 %.
  3. c. sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

Regels deel uitmakende van het bestemmingsplan herprofilering Dusinksweg van de gemeente Dinkelland

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Dinkelland heeft een herprofilering van de Dusinksweg in Agelo in de planning staan. Het geldende bestemmingsplan laat de herprofilering niet toe, omdat de nieuwe rijbanen buiten het profiel van de huidige weg liggen. Een herziening van het geldende bestemmingsplan is noodzakelijk.

De herprofilering van de Dusinksweg zal in twee fases worden gerealiseerd. De eerste fase is voornamelijk van belang voor een goede onsluiting van het plan 'Brookhuis'. De tweede fase voorziet voornamelijk in de nieuwe route voor vrachtverkeer tussen de Rossumerstraat en het bedrijventerrein De Mors. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de aanleg van de eerste fase.

1.2 Ligging Plangebied

De Dusinksweg is gelegen ten zuiden van Ootmarsum. Het betreft een zijweg van de Rossumerstraat (N736) en de Denekamperstraat (N349). Op onderstaande afbeelding is Dusinksweg oranje gearceerd weergegeven. De eerste fase van de herprofilering betreft het gedeelte tussen de Rossumerstraat en de Timmusweg. Dit is op de afbeelding in het blauw aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIbphpdusinksweg-0401_0001.jpg"

Afbeelding 1.1 Ligging Dusinksweg

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Het plangebied, zoals op afbeelding 1.1 is aangegeven, maakt deel uit van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 18 februari 2010. De herprofilering van de Dusinksweg kan op grond van het vigerende bestemmingsplan niet worden gerealiseerd, omdat het voornemen niet is toegestaan op grond van de geldende bestemming.

Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie

2.1 Beschrijving Plangebied

De Dusinksweg ligt in het buitengebied van de gemeente Dinkelland aan de zuidkant van de toeristische stad Ootmarsum. De weg is een verbinding van de provinciale weg Rossumerstraat (N736) naar de Denekamperstraat (N349). Van oudsher heeft de weg een functie voor de aanliggende (landbouw)bedrijven en woningen. Het is een typische erftoegangsweg (60 km/h) buiten de bebouwde kom en heeft een beperkte breedte van 4,5 tot 5,5 meter.

Het toenemende autogebruik, het gebruik van de weg als verbindende route tussen het bedrijventerrein de Mors en onder andere Oldenzaal en de onsluiting van de nieuwbouwwijk 'Brookhuis' op de Dusinksweg zorgen ervoor dat het gebruik van de weg toeneemt. De eerste fase van de herprofilering is vooral noodzakelijk voor de ontsluiting van de nieuwe woonwijk 'Brookhuis'. In de huidige vormgeving van de weg levert dit problemen op. Dit is merkbaar door de aantoonbare bermschade wat aangeeft dat de weg te zwaar wordt belast en te smal is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIbphpdusinksweg-0401_0002.jpg"

Afbeelding 2.1 Dusinksweg

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIbphpdusinksweg-0401_0003.jpg"

Afbeelding 2.2 Bermschade

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIbphpdusinksweg-0401_0004.jpg"

Afbeelding 2.3 Huidige aansluiting Dusinksweg op Rossumerstraat (N736)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte

In de Nota Ruimte 'Ruimte voor ontwikkeling' (2006) is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor de verschillende ruimte vragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland ter beschikking staat, onderverdeeld in vier algemene doelen:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid.

Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In deze (ontwerp) Structuurvisie schetst het Rijk haar ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. Het Rijk streeft naar een Nederland dat concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Nederland moet een land blijven waarin het goed wonen en werken is. Dat kan alleen als ons land zich economisch kan blijven meten met andere landen. Als onze steden en dorpen voldoende goede woningen hebben en net als onze werkgebieden goed bereikbaar zijn. Een goede toekomst veronderstelt ook dat mensen, gebouwen en goederen in onze laaggelegen delta veilig zijn tegen het water en de leefbaarheid in stad en land gewaarborgd is.

Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke-economische structuur van Nederland.
  • Het verbeteren, in standhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Deze drie hoofddoelen zijn onder verdeeld in verschillende nationale belangen.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel 2009 is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden.

Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:

  • duurzaamheid;
  • ruimtelijke kwaliteit.


De definitie van duurzaamheid luidt: "duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien". Duurzaamheid vraagt om transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.


De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: "het resultaat van menselijke handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is." Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt.

De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • Door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon,- werk- en mixmilieu's; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen.
  • Investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan.
  • Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door hantering van de zogenaamde 'SER-ladder'; deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken; hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma's en bedrijfslocaties noodzakelijk.
  • Ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.

De provincie heeft ten aanzien van autoverkeer de ambitie om te zorgen voor een goede bereikbaarheid voor het autoverkeer van en naar stedelijke netwerken en streekcentra. Het buitengebied wordt vanaf de hoofdstructuur ontsloten met gebiedsontsluitingswegen naar locaties en gebieden met bovenlokale verkeersbewegingen. Vorm en functie van wegen in het buitengebied voegen zich naar de gebiedskenmerken en versterken de leefbaarheid. Bij het ontwerp van de Dusinksweg is rekening gehouden met de gebiedskenmerken en de landschappelijke waarden van het gebied.

3.2.2 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  1. 1. generieke beleidskeuzes;
  2. 2. ontwikkelingsperspectieven;
  3. 3. gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zogenaamde 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.

Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

Ontwikkelingsperspectieven

Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.

Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust-en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar dat past in de ontwikkelingsperspectieven en hoe het uitgevoerd kan worden.

3.2.3 Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel

De toetsing van de herprofilering van de Dusinksweg aan de Omgevingsvisie Overijssel leidt tot het volgende beeld.

Generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase 'generieke beleidskeuzes' zijn er vier aspecten die bijzondere aandacht verdienen. Dit betreft Nationaal Landschap, EHS, Natura 2000 en zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Deze zijn hieronder toegelicht.

Nationaal Landschap

Het Nationaal Landschap Noordoost-Twente is een gebied met een (inter-)nationaal zeldzaam of uniek landschapskwaliteiten en is samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. In dit gebied gaat het om behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de bijzondere kwaliteiten. Ook de recreatieve toegankelijkheid moet worden vergroot. Voor grootschalige ruimtelijke die in strijd zijn met de doelstellingen van de kernkwaliteiten is geen plaats.

Zoals aangegeven betreft het een herprofilering en is de Dusinksweg al bestaand.

EHS

Realisatie van de EHS - inclusief ecologische en robuuste verbindingszones - wordt gezien als een belangrijk instrument voor het behoud van de biodiversiteit omdat daarmee een (inter) nationaal vitaal en samenhangend stelsel van natuurgebieden tot stand kan worden gebracht. De ambitie is om de EHS in 2018 gerealiseerd te hebben.

Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op 'behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden' van de EHS waarbij tevens rekening wordt gehouden met de andere belangen die in het gebied aanwezig zijn. De kernkwaliteiten binnen de EHS zijn natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Dat betekent dat er geen ruimte is voor ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstelling van de EHS, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang waar niet op een andere manier aan kan worden voldaan.

De Dusinksweg is buiten de EHS gelegen en vormt daardoor geen belemmering.

Natura 2000

Voor alle Natura 2000-gebieden worden beheerplannen gemaakt. De plannen geven een uitwerking van de doelstellingen en de maatregelen die nodig zijn om die doelen te halen.

De Dusinksweg is gelegen binnen 3 kilometer afstand van de Natura 2000-gebieden 'Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek' en 'Springendal & Dal van de Mosbeek'. De Natura 2000-gebieden 'Bergvennen & Brecklenkampse Veld' en 'Hügelgräberheide Halle-Hesingen (Duitsland)' zijn op 5,5 kilometer afstand gelegen van de Dusinksweg. Ten aanzien van de in de omgeving aanwezig Natura 2000-gebieden worden geen significant negatieve effecten verwacht. Zie ook paragraaf 5.4.2Gebiedsbescherming.

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

De SER-ladder is ontwikkeld voor gebiedsontwikkeling in de Stedelijke omgeving. In de Groene omgeving wordt gesproken van het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. De principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik zijn naar analogie als volgt samen te vatten.

  • (her) benutting van bestaande bebouwing;
  • combinatie van functies conform gebiedskenmerken;
  • uitbreiding in aansluiting op bestaande bebouwing, rekening houden met aansluiting, conform gebiedskenmerken.

Ontwikkelingsperspectieven

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambties voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie Overijssel vormgegeven. Hiervoor gelden de gebiedskenmerken als onderligger.

Het ontwikkelingsperspectief geeft een hoofdkoers op provinciaal niveau. Dit vraagt maatwerk op lokaal niveau. De begrenzing van de gebieden moet worden gezien als signaleringsgrens. Bij doorvertaling naar gemeentelijk niveau betekent dit dat er nog variaties en detailleringen kunnen voorkomen. Omdat ontwikkelingsperspectieven geen functies bepalen, maar een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief schetsen voor een combinatie aan functies, is er, naast een lokale invulling van de begrenzing, ook ruimte voor lokale afwegingen binnen de ontwikkelingsperspectieven.

De ontwikkelingsperspectieven zijn dan ook niet normstellend maar richtinggevend. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke of sociaaleconomische redenen voor zijn, mits de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken wordt versterkt en er voor de beoogde ontwikkeling geen sprake is van een MER-plicht.

In afbeelding 3.1 is een uitsnede van de ontwikkelingsperspectieven kaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIbphpdusinksweg-0401_0005.jpg"

afbeelding 3.1 Ontwikkelingsperspectief

Het ontwikkelingsperspectief voor het gebied rondom de Dusinksweg is 'buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte (mixlandschap)'. Gebieden voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatiezorg, natuur, water) en bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken. Tevens ligt over de Dusinksweg de nadere aanduiding 'beekdal'. Een beekdal betreft een gebied met veenpakket in de ondergrond en/of laaggelegen gebieden langs waterlopen. Indien het gebied wordt gebruikt als grasland geldt dat ontwatering mag plaatsvinden niet dieper dan nodig is.

Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vierlagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen.

1. De natuurlijke laag

Overijssel bestaat uit een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Deze vormen de basis voor het gehele grondgebied van Overijssel. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag kan ervoor zorgen dat de natuurlijke kwaliteiten van de provincie weer mede bepalend worden. Ook in steden en dorpen zoals nieuwe waterrijke woonmilieus en nieuwe natuur in stad en dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIbphpdusinksweg-0401_0006.jpg"

afbeelding 3.2 de natuurlijke laag

De natuurlijke laag van het tracé van de Dusinksweg wordt gekenmerkt als 'dekzandvlakte en ruggen' en 'beekdal en natte laagtes'. De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk - door de wind gevormd - zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd.

Het oostelijke deel van het tracé wordt gekenmerkt als 'beekdal en natte laagtes'. Het Overijsselse zandlandschap is van oorsprong kletsnat. In de laagtes van het zandgebied verzamelde zich het water. Hier ontwikkelden zich moerassen en broekbossen, waar het water in de loop van het seizoen geleidelijk uit weg sijpelde naar de lager gelegen delen, naar de beken en rivieren. Beeld van de beken: zomers kleine stroom met droge geulen, 's winters brede stroomdraad met meestromende geulen.

De ambitie bij dekzandvlakte en ruggen is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met 'natuurlijke' soorten. En door (strekkings-)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

Als er ontwikkelingen plaats vinden in de laag 'dekzandvlakte en ruggen' geven de volgende normstellende en richtinggevende uitspraken sturing.

Normstellend:

  • Dekzandvlakten en ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf.

Richtinggevend:

  • Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beiden zijn tevens uitgangspunt bij (her) inrichting.
  • Bij ontwikkelingen is de (strekkings)-richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.

De ambitie bij 'beekdalen en natte laagtes' is de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Ruimte voor water, continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens is de ambitie afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen. Tot slot zijn beekdalen belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier.

Als er ontwikkelingen plaats vinden in de laag 'beekdalen en natte laagtes' geven de volgende normstellende, richtinggevende en inspirerende uitspraken sturing.

Normstellend:

  • Het waterpeil is niet lager dan voor graslandgebruik noodzakelijk is.

Richtinggevend.

  • Beekdalen en laagtes krijgen een beschermende bestemmingsregeling gericht op instandhouding van het watersysteem, de waterkwaliteit en voldoende ruimte voor water en indien het bestaande (agrarische) gebruik dat toelaat natuurlijke dynamiek.
  • Als ontwikkelingen plaats vinden in of in de directe omgeving van beekdalen en natte laagtes, dan dragen deze bij aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water, aan versterking van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en beleefbaarheid van het water. Dit zijn uitgangspunten bij (her)inrichting.

Inspirerend:

  • De onderdelen vanuit een perspectief op het geheel van het lineaire beeksysteem inrichten en beheren. De oeverlanden komen onder invloed van de waterdynamiek. (Broek)bos op de hogere randen.

In het gebied zijn geen beleefbare dekzandvlakten en ruggen aanwezig die een beschermende bestemmingsregeling behoeven. De herprofilering van de Dusinksweg volgt grotendeels hetzelfde tracé als de huidige Dusinksweg, waardoor het watersysteem in stand gehouden wordt. Voor de herprofilering van de Dusinksweg is wel een landschappelijk inpassingsplan opgesteld die aansluit bij de kwaliteiten van het gebied.

2. Laag van het agrarisch cultuurlandschap

In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Hierbij hebben ideeën over schoonheid geen rol gespeeld. Wel zijn in de loop van de tijd de ruimtelijke kwaliteiten gewaardeerd. Vooral herkenbaarheid, contrast en afwisseling worden gewaardeerd. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie hiervan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIbphpdusinksweg-0401_0007.jpg"

afbeelding 3.3 Laag van het agrarisch cultuurlandschap

De Dusinksweg loopt door een gebied dan wordt gekenmerkt als 'oude hoevenlandschap' en nog een klein deel 'Essenlandschap'. Het Essenlandschap bestaat uit een samenhangend systeem. Het landschap is geordend vanuit de erven en de essen, de eeuwenoude akkercomplexen die op de hogere dekzandkoppen en flanken werden aangelegd. Eeuwenlange bemesting heeft geleid tot een karakteristiek relief met soms hoge stijlranden. Onder en in de es heeft zich op deze wijze een waardevol archeologisch archief opgebouwd. Een 'oude hoevenlandschap' is een landschap met verspreide erven. Het werd ontwikkeld nadat de grote essen 'bezet' waren. De opbouw van dit landschap kent de zelfde opbouw als het essenlandschap alleen in een meer kleinschalige, meer individuele en jongere variant.

De ambitie van het 'Essenlandschap' is het behouden van de es als ruimtelijke eenheid en het versterken van de contrasten tussen de verschillende landschapsonderdelen: grote open maat van de essen, het mozaïek van de flank van de es, de open beekdalen en vroegere heidevelden. De samenhang hiertussen krijgt opnieuw vorm en inhoud door accentuering van de verschillende onderdelen en overgangen. De flank van de es biedt eventueel ruimte voor ontwikkelingen, mits de karakteristieke structuur van erven, beplantingen, routes en open ruimtes wordt versterkt.

Als er ontwikkelingen plaats vinden in het essenlandschap geven de volgende normstellende en richtinggevende uitspraken sturing.

Normstellend:

  • De essen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de bodemkwaliteit en het reliëf.
  • Op de flanken krijgen kleinschalige landschapselementen, zoals houtwallen, bosjes, zandpaden, karakteristieke erven en beeldbepalende open ruimte daartussen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van dit kleinschalige patroon

Richtinggevend:

  • Als ontwikkelingen plaats vinden, dan krijgen deze in de flanken een plaats, met respect voor en bijdragend aan de aanwezige bebouwingsstructuren (lint, erf) en versterking van het landschappelijke raamwerk.

De ambitie van het 'oude hoevenlandschap' is het kleinschalige, afwisselende landschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken, recreatie, mits er wordt voortgebouwd aan kenmerkende structuren van het landschap: de open esjes, de routes over de erven, de erf- en landschapsbeplantingen.

Als er ontwikkelingen plaats vinden in het oude hoevenlandschap geven de volgende normstellende en richtinggevende uitspraken sturing.

Normstellend:

  • De essen en esjes krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de bodemkwaliteit en het reliëf.

Richtinggevend:

  • Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen: de erven met erfbeplanting; open es; beekbal; voormalige heidevelden, de mate van openheid en kleinschaligheid.
  • Ontwikkelingen vergroten de toegankelijkheid van erven en erfroutes.

Voor de herprofilering van de Dusinksweg is een landschapsplan opgesteld om te zorgen voor een juiste inpassing in het landschap. Hierbij is aangesloten op de waardevolle kenmerken van voornoemde landschaptypes.

3. De stedelijke laag

Het gebied rondom de Dusinksweg heeft op de gebiedkenmerkenkaart 'de stedelijke laag' geen bijzondere eigenschappen. Deze gebiedskenmerken kunnen derhalve feitelijk buiten beschouwing worden gelaten.

4. De lust- en leisurelaag

De lust en leisurelaag is het domein van de belevenis, betekenis en identiteit. De lust- en leisurelaag voegt eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatieparken en recreatieve routes, maar benut vooral de kwaliteiten van de andere drie lagen. Het stelt kwaliteiten zoals de natuur, de productie- landschappen en de steden in een ander daglicht en maakt ze beleefbaar tot een belevenis.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIbphpdusinksweg-0401_0008.jpg"

afbeelding 3.4 De Lust- en leisurelaag

Lichte gebieden geven een beeld van de economische dynamiek van de provincie: de steden en dorpen, de autosnelwegen, de kassengebieden, de attractieparken, de grote bedrijventerreinen en de gebieden met veel bebouwing. De donkere gebieden geven een indicatie van de 'buitengebieden' van Overijssel. De natuurcomplexen en de grote landbouwgebieden. De donkere gebieden zijn de gebieden waar het 's nachts nog echt donker is, waar je de sterrenhemel kunt waarnemen. Het zijn de relatief 'luwe' dun bewoonde gebieden met een lage gebruiksdruk.

Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige 'donkere' gebieden, ten minste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken.

Dit betekent op praktisch niveau terughoudend zijn met verlichting van wegen, bedrijventerreinen e.d. en verkennen waar deze 's nachts uit kan of anders lichtbronnen selectiever richten.

Structureel is het vrijwaren van donkere gebieden van verhoging van de dynamiek van het perspectief. De ambitie is het rustige en onthaaste karakter te behouden, zodat passages van autosnelwegen en regionale wegen niet leiden tot stedelijke ontwikkeling aan eventuele op- en afritten. Bundeling van stedelijke functies en infrastructuur in de 'lichte' gebieden.

Als ontwikkelingen plaatsvinden in de 'donkerte' dan wordt er gestuurd op richtinggevende en inspirerende uitspraken:

Richting:

  • In de donkere gebieden alleen minimaal noodzakelijke toepassing van kunstlicht. Dit vereist het selectief inzetten en 'richten' van kunstlicht.
  • Veel aandacht voor vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen in het buitengebied.

Inspiratie:

  • Behoud van het rustige en onthaaste karakter van de 'donkere' gebieden.

Bij de herprofilering van de Dusinksweg wordt spaarzaam om gegaan met het aanbrengen van straatverlichting. Op de rotonde en kruising is straatverlichting gepland en wijkt niet nauwelijks af van de huidige situatie. Langs de straat zelf is geen rekening gehouden met verlichting.

3.2.4 Conclusie toetsing aan de Omgevingsvisie Overijssel

Geconcludeerd kan worden dat de herprofilering van de Dusinksweg in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoordde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Dinkelland (concept) 2009

Een van de vijf speerpunten van de gemeente Dinkelland die opgenomen zijn in de (concept) structuurvisie is, het bevorderen van de bereikbaarheid en de verkeersveiligheid. Bereikbaarheid en verkeersveiligheid zijn essentiële componenten in het goed functioneren van de gemeente Dinkelland. De bevordering van de verkeersveiligheid vormt, gelet op de uitgestrektheid van Dinkelland en de toenamen van het aantal verkeersbewegingen binnen de gemeente en omgeving een groot aandachtspunt. Ingezet wordt op het bevorderen van de verkeersveiligheid van de kernen en het buitengebied.

De herprofilering van de Dusinksweg draagt bij aan het bevorderen van de verkeersveiligheid van het buitengebied en vormt een ontsluiting van het plan 'Brookhuis'.

Masterplan Ootmarsum

Het Masterplan van Ootmarsum bestaat uit drie delen: een toekomstvisie, locatieontwikkelingen en ruimtelijk kader ontwikkelingslocaties. Er wordt naar gestreefd om de stad Ootmarsum te ontwikkelen als toeristisch centrum van het oosten en tegelijkertijd het in standhouden en verbeteren van de leefbaarheid.

De verkeersveiligheid verdient nadere aandacht en dit gaat veelal samen met infrastructurele maatregelen. Een van deze maatregelen is het opwaarderen van de Dusinksweg. De Dusinksweg is namelijk aangewezen als toekomstige ontsluitingsweg. De opwaardering maakt deel uit van één van de ambities van de gemeente Dinkelland met betrekking tot het ruimtelijk vlak.

De weg is momenteel in hoofdzaak in gebruik door landbouwverkeer en verkeer met een lokale bestemming of recreatieve achtergrond. Door de ontwikkeling van het plan Brookhuis is opwaardering van de Dusinksweg nodig. Met de Timmusweg verzorgt de Dusinksweg de ontsluiting van deze jongste nieuwbouwwijk. Bijkomende voordeel is een betere ontsluiting van bedrijventerrein De Mors. Daardoor hoeft vrachtverkeer minder door Ootmarsum en worden onveilige situaties vermeden.

De herprofilering van de Dusinksweg wordt ondersteund door het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Motivatie Van Het Voornemen

Problematiek Dusinksweg

De weg is momenteel, gezien de breedte, afgestemd op beperkte verkeersaantallen waarbij de kans klein is dat voertuigen elkaar tegenkomen. Het verkeer op de weg beperkt zich in theorie tot bestemmingsverkeer. Het gebruik van de weg komt in praktijk niet overeen met de theorie. De toename van het autogebruik, het gebruik van de weg als verbindende route tussen het bedrijventerrein de Mors en onder andere Oldenzaal zorgen ervoor dat het gebruik van de weg nog meer toeneemt. Om de verkeersdruk op de bestaande wijken ten noorden van Brookhuis niet te laten toenemen wil de gemeente de verkeersstroom van de hoofdontsluiting van de nieuwe wijk(en) ook via de Dusinksweg laten verlopen. Doordat op enkele plaatsen de bebouwing zeer dicht op de Dusinksweg staat, de breedte van de weg beperkt is en de kruising Dusinksweg -Timmusweg zeer onoverzichtelijk is, laat de verkeersveiligheid van deze weg te wensen over. Door het opwaarderen van de Dusinksweg ontstaan er mogelijkheden om deze bestaande knelpunten aan te pakken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIbphpdusinksweg-0401_0009.png"

Afbeelding 4.1 Onoverzichtelijke kruising Dusinksweg - Timmusweg

Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie, wanneer de eerste en tweede fase zijn afgerond, de woonwijk Brookhuis is gerealiseerd en de weg een functie heeft voor zowel het doorgaande verkeer (bijvoorbeeld verkeer vanuit Groot Agelo richting Denekamp en voor het vrachtverkeer van de Rossumerstraat naar de Mors) als voor het bestemmingsverkeer, bedraagt het gebruik van de weg circa 1700 motorvoertuigen per etmaal. Ten opzichte van de huidige situatie is dit een groei van ongeveer 300 motorvoertuigen in een etmaal.

Vrachtverkeer van en naar het bedrijventerrein de Mors en de N736 richting Rossum rijdt nu langs het centrum via de Oldenzaalsestraat - Almelosestraat - Nieuwe Almelosestraat - Rondweg - Denekamperstraat naar de Mors. Nadat ook de tweede fase is gerealiseerd biedt het opwaarderen van de Dusinksweg de mogelijkheid voor het vrachtverkeer een alternatieve route te bieden waardoor het centrum wordt ontlast.

4.1.1 Doelstellingen

De gemeente heeft op basis van de problematiek drie verkeerskundige doelen gesteld voor het opwaarderen van de Dusinksweg:

  • De weg wordt de hoofdontsluiting van de nieuwe woningbouw aan de zuidkant van Ootmarsum (Brookhuis).
  • De weg is, na realisatie van de eerste en tweede fase, de nieuwe route voor vrachtverkeer tussen de Rossumerstraat en het bedrijventerrein de Mors.
  • Het oplossen van de bermschade aan de weg.

4.2 Toelichting Op Het Plan

Het uitgangspunt voor de vormgeving van de herprofilering van de eerste en tweede fase van de Dusinksweg is dat de weg in de toekomst het verkeer goed kan afwikkelen, dat het een verkeersveilige weg wordt en dat er rekening wordt gehouden met vrachtverkeer en fietsers.

De opgewaardeerde Dusinksweg wordt een verbindingsweg tussen de provinciale wegen. Als gevolg hiervan heeft de weg een functie voor zowel het doorgaande verkeer (bijvoorbeeld verkeer vanuit Groot Agelo richting Denekamp en voor het vrachtverkeer van de Rossummerstraat naar de Mors) als voor het bestemmingsverkeer. Het bestemmingsverkeer is verkeer dat een bestemming heeft aan de weg zoals de aanliggende woningen, de nieuwe woonwijk Brookhuis en de landbouwpercelen aan de weg. De Dusinksweg wordt een erftoegangsweg, de maximaal toegestane snelheid is 60 km/h .

Zoals beschreven in paragraaf 1.1 voorziet dit bestemmingsplan in de aanleg van de eerste fase van de Dusinksweg. Er is hiervoor gekozen omda ert met de provincie Overijssel is afgesproken dat de ontsluiting van Brookhuis plaats vindt via de Dusinksweg.

Tracé eerste fase

Op afbeelding 4.2 is het tracé van de eerste fase weergeven. Voor de opwaardering van de Dusinksweg wordt grotendeels gebruik gemaakt van het bestaande tracé. De bestaande wegverbinding wordt opgeknapt, zodat het bestaande en huidige verkeer op een veilige manier gebruik kan maken van de weg. Ter plaatse van de bocht in noordwestelijke richting wordt de Dusinksweg doorgetrokken naar de Rossumerstraat. Dit gedeelte betreft het nieuwe tracédeel. Het bestaande tracé wordt gehandhaafd tot aan de toegangsweg van de woning aan de Rossumerstraat 7 om de ontsluiting van deze woning mogelijk te maken. Het oude tracé van de Dusinksweg vanaf het perceel Dusinksweg 14 tot aan de vijfsprong zal fungeren als fietspad.

Uit het regionale berekeningsmodellen van de Regio Twente blijkt dat in 2010, 1401 motorvoertuigen per etmaal gebruik maken van de 1e fase. Het gedeelte tussen de “vijfsprong” en de Alleeweg gaat uit van 1311 motorvoertuigen per etmaal en het laatste gedeelte (tussen de Alleeweg en de Denekamperstraat) gaat uit van 1793 voertuigen per etmaal. Het regionale berekeningsmodel van de Regio Twente heeft voor het jaar 2020 het volgende prognosemodel gemaakt: 1742 motorvoertuigen per etmaal voor de 1e fase; 1490 motorvoertuigen per etmaal voor het gedeelte tussen de “vijfsprong” en de Alleeweg en 1704 motorvoertuigen voor het gedeelte tussen de Alleeweg en de Denekamperstraat.

Uit deze modellen blijkt dat het aantal motorvoertuigen voor de eerste fase in 2020 met ruim 300 voertuigen per etmaal toenemen. Deze toename is te wijten aan het verkeer afkomstig uit de wijk het Brookhuis. De regionale berekeningsmodellen van de Regio Twente met de prognoses voor 2010 en 2020 zijn in Bijlage 1 en Bijlage 2 opgenomen. De verkeerscijfers uit het deze modellen laten een daling zien ten opzichte van eerder uitgevoerde onderzoeken. Deze daling komt onder meer door temperingen in ontwikkelingen, economische recessie en invloeden van buitenaf.

De aansluiting van gebiedsontsluitingswegen buiten de bebouwde kom of gebiedsontsluitingswegen

met erftoegangswegen type I worden aangesloten door middel van een rotonde. De rotondes worden uit de as van de provinciale weg geprojecteerd om het kruispunt nadrukkelijk te accentueren. De Dusinksweg wordt door middel van een rotonde op de Rossumerstraat aangesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIbphpdusinksweg-0401_0010.jpg"

Afbeelding 4.2 Tracé eerste fase

Het kruispunt Timmusweg-Dusinksweg wordt heringericht om de verkeersveiligheid te verbeteren. Er wordt hier uitgegaan van kruisende fietsbewegingen. Om de fietsers veilig te laten oversteken en de kruispunten herkenbaar te maken voor het gemotoriseerd verkeer op de Dusinksweg worden middengeleiders in de hoofdrijbaan van de Dusinksweg toegepast. Het deel van de Dusinksweg ten oosten van het kruispunt wordt in zuidelijke richting verplaatst. Op deze wijze wordt de overzichtelijkheid van het kruispunt structureel verbeterd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIbphpdusinksweg-0401_0011.jpg"

Afbeelding 4.3 Locatie doortrekken Dusinksweg naar Rossumerstraat (nieuwe tracédeel)

afbeelding "i_NL.IMRO.1774.BUIbphpdusinksweg-0401_0012.jpg"

Afbeelding 4.4 Globale locatie rotonde (nieuwe aansluiting Rossumerstraat)

Dwarsprofiel

De Dusinksweg wordt een weg met een breedte van 6.00 meter. Aan weerzijden van de weg wordt een bermverharding toegepast om ervoor te zorgen dat er voldoende verhardingsbreedte aanwezig is wanneer twee grote voertuigen (landbouwvoertuig of vrachtverkeer) elkaar willen passeren. Om te voorkomen dat de bochten worden afgesneden en er onnodig gebruik wordt gemaakt van de berm verharding worden de bochten in banden gezet en de bochtverbreding in asfalt uitgevoerd. Naast de rijbaan komt een tussenberm van 1.50 meter en daarnaast een vrijliggend fietspad van 3.00 meter. Het

dwarsprofiel is opgenomen in Bijlage 3.

Fietsers

Fietsers kunnen op het tracé van de eerste fase gebruik maken van een vrijliggend fietspad. Deels wordt hiervoor het oude tracé van de Dusinksweg benut en deels zal het fietspad afzonderlijk worden aangelegd.

Overig

In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010' is een regie-aanduiding opgenomen tussen het agrarisch bouwblok van Dusinksweg 14 en de kuilvoerplaats. Met de herprofilering van de Dusinksweg verdwijnt de kuilvoerplaats aan de zuidzijde van de Dusinksweg behorende bij nummer 14. Deze is niet overgenomen in voorliggend bestemmingsplan.

4.2.1 Landschappelijke inpassing

Voor de herprofilering van de Dusinkweg is tevens een ontwerp voor de landschappelijke inpassing opgesteld. Er wordt grotendeels gebruik gemaakt van de bestaande beplanting. Het nieuwe tracédeel wordt aan de noordzijde ingepast met nieuwe zomereiken. Ter plaatse van het kruispunt Timmusweg-Dusinkweg worden nieuwe zomereiken geplant aan de noordzijde van de Dusinksweg en aan de oostzijde van de Timmusweg.

Hoofdstuk 5 (Milieu-)aspecten

De onderzoeken voor het bestemmingsplan zijn uitgevoerd ten behoeve van de eerste en tweede fase. In dit hoofdstuk zijn de resultaten, toegespitst op de eerste fase van de herprofilering.

5.1 Archeologie

Het plangebied, het nieuwe tracé van de Dusinksweg, ligt in de directe nabijheid van de hoge stuwwal van Ootmarsum, in een gevarieerd landschap waar zandruggen en beekdalen elkaar afwisselen. In de

omgeving van het tracé zijn vondsten uit alle perioden gedaan.

Uit het veldonderzoek is gebleken dat zich op een zandkop 100 meter ten oosten van de Timmusweg een podzolbodem van goede kwaliteit bevindt. Op deze plaats zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. De aanwezigheid van archeologische resten kan echter niet worden uitgesloten.

Het plangebied was vermoedelijk te nat voor (tijdelijke) bewoning in het verleden. De aanwezigheid van archeologische grondsporen kan niet worden uitgesloten, maar indien aanwezig zullen deze waarschijnlijk van matige kwaliteit zijn aangezien de grond hier tot in het gele zand van de C-horizont verstoord is.

Aan het archeologisch verwachtingsmodel, dat op de drogere delen resten uit met name de late middeleeuwen en de steentijd aanwezig kunnen zijn, is voldaan. Er zijn geen resten van een laat-middeleeuwse nederzetting gevonden.

Langs het tracé is geen archeologisch vervolgonderzoek nodig. Indien bij graafwerkzaamheden toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en / of archeologische vondsten worden gedaan, dient hiervan direct melding te worden gemaakt bij de gemeente Dinkelland conform de Monumentenwet 1988 artikelen 53 en 54.1

Het archeologisch onderzoek is opgenomen in Bijlage 4.

  1. 1. Klein Agelo, Dusinksweg, Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek, De Steekproef, maart 2009

5.2 Bodem- En Waterkwaliteit

Ter plaatse van het nieuwe tracé van de Dusinksweg is bodemonderzoek verricht2. Er is hierbij onderzocht wat de milieuhygienische kwaliteit is van de (water) bodem ter plaatse van het tracé en of de aanwezige grondslag voldoet als funderingslaag voor het fietspad.

Uit het onderzoek is gebleken dat er geen bezwaren zijn tegen de geplande werkzaamheden en aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk. De resultaten zijn hieronder weergeven.

Bodem

In de mengmonsters afkomstig van het westelijk deel en het centrale deel van de onderzoekslocatie is een licht verhoogde concentratie PAK aangetoond. In het mengmonster afkomstig van het oostelijke deel van de onderzoekslocatie zijn de geanalyseerde parameters niet aangetoond boven de streefwaarden.

In de puinverharding ter plaatse van de boringen 05 en 06 zijn PAK, EOX en minerale olie in licht verhoogde concentraties aangetoond.

In het mengmonster van de ondergrond van het westelijke deel van de onderzoekslocatie is een licht verhoogde concentratie PAK aangetoond. In het mengmonster van het oostelijk deel van de onderzoekslocatie zijn de geanalyseerde parameters niet aangetoond.

Waterbodem

In de sliblaag ter plaatse van de boringen 3, 4 en 5 zijn kwik, PAK en minerale olie aangetoond in licht verhoogde concentraties

In het mengmonster van de niet-slibhoudende zandige ondergrond zijn de geanalyseerde parameters parameters niet aangetoond in concentraties boven de streefwaarden.

Aanleg fietspad

Uit de uitgevoerde boringen blijkt dat in de bovenste 0,4m siltig zand wordt aangetroffen met een veelal sterk humeuze bijmenging. Uit geotechnisch oogpunt is de aanwezigheid van sterk humeus zand niet geschikt om als funderingslaag voor de nieuwe verharding te worden toegepast.

De funderingslaag (bovenste 0,4 bij fietspaden) dient te bestaan uit goed gegradeerd zand. Dit (aan te brengen) zand moet voldoen aan de eisen voor "zand in zandbed" zoals omschreven in 22.06.03 van de Standaard RAW bepalingen 2006.

Conclusie

De herprofilering van de Dusinksweg levert vanuit het aspect bodem- en grondwaterkwaliteit geen belemmeringen op.

Het bodemonderzoek is opgenomen in Bijlage 5.

  1. 2. Herinrichting Dusinksweg te Ootmarsum, Mos Grondmechanica b.v., augustus 2008

5.3 Waterhuishouding

Over de herprofilering van de Dusinksweg heeft in het kader van het aspect waterhuishouding vooroverleg plaatsgevonden tussen de gemeente Dinkelland en het waterschap Regge en Dinkel. Daarbij zijn de uitgangspunten voor de waterhuishouding besproken en is overeenstemming bereikt over de wijze waarop nadelige gevolgen van de aanleg van de weg voor de waterhuishouding worden gecompenseerd.

Oppervlaktewater

Het tracé dat voor de weg is gekozen heeft ook de voorkeur van het waterschap. De weg grenst aan of kruist met de volgende watergangen die voorkomen op de legger van het waterschap Regge en Dinkel: 34-0-7-3; 34-0-7-1; 34-0-7-18; 34-0-3-6 en de 34-0-3-2. Het gekozen tracé is niet strijdig met de plannen voor maatregelen die in het kader van het “OBP Hollandse Graven” zijn voorgesteld voor deze watergangen.

Bij de aanleg van de nieuwe weg wordt de duiker in de Timmusweg/ Dusinksweg vervangen door een duiker met een grotere afmeting. Voor werkzaamheden binnen de keurzones van de watergangen zal vooraf toestemming worden gevraagd aan het Waterschap Regge en Dinkel.

Hemelwater

Uitgangspunt bij ontwikkelingen waarbij sprake is van een toename van het verhard oppervlak is dat deze toename niet mag leiden tot een versnelde afvoer van hemelwater uit het plangebied, zelfs niet bij maatgevende neerslaghoeveelheden. Het Waterschap Regge en Dinkel hanteert het uitgangspunt dat een bui van 40 millimeter in 75 minuten binnen het plangebied geborgen moet kunnen worden en dat de afvoer via het oppervlaktewatersysteem zelfs bij deze extreme omstandigheden niet meer dan 2,4 liter per seconde per hectare mag bedragen. Hemelwater dat afstroomt van drukke verkeerswegen is enigszins verontreinigd. Dit water dient eerst een zuiverende voorziening te passeren alvorens afvoer naar oppervlaktewater is toegestaan. Bij drukke wegen is afvoer via een berm van minimaal 3 meter en infiltratiesloten een goede oplossing. Bij erg drukke rotondes kan het van de weg afkomstige water dermate verontreinigd zijn dat afvoer via het rioolstelsel de voorkeur verdient.

Door de aanleg van de rondweg neemt het verhard oppervlak toe. Langs de weg zullen waar nodig bermen van 3 meter worden aangebracht waarover het enigszins verontreinigde hemelwater van de weg kan afstromen naar infiltratiesloten. Het water wordt vastgehouden door middel van stuwtjes, alvorens afvoer naar de watergangen plaatsvindt. Het ontwerp van de weg is door het waterschap getoetst aan de bergingseis voor het hemelwater afkomstig van het nieuwe verhard oppervlak binnen het plangebied. Er wordt ingeschat dat het water van de rotondes verantwoord kan worden afgevoerd via de berm.

Watertoetsproces

De gemeente Dinkelland heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente Dinkelland goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Indien tijdens de uitvoering de waterhuishouding nader uitgewerkt wordt, wordt het waterschap daarover ingelicht. Het waterschap heeft per brief (24 juni 2009) aangegeven akkoord te zijn met het waterhuishoudkundig plan

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling levert voor het aspect water geen problemen op.

De waterparagraaf is opgenomen in Bijlage 6.

5.4 Flora En Fauna

5.4.1 Soortbescherming

Om inzicht te krijgen in de mogelijke aanwezigheid van soorten die vallen onder de bescherming van de Flora- en Faunawet is een 'quickscan' 3 uitgevoerd voor de locatie. Het onderzoeksgebied betreft de Dusinksweg en een zone van 50 meter aan beide zijden. Deze zone bestaat uit cultuurgrasland, houtsingels en -wallen, enkele waterhoudende sloten en droge greppels. Ook zijn diverse gebouwen aanwezig.

De resultaten ten aanzien van flora en fauna zijn hieronder weergeven:

  • Mogelijk komt in het plangebied een laagbeschermde plantensoort (Brede wespenorchis of Gewone vogelmelk) en een Rode Lijstsoort (Dubbelloof) voor. Zwaarder beschermde soorten zijn niet aangetroffen en worden niet verwacht.
  • In het woonhuis op Timmusweg 1 is een kolonie van Gewone dwergvleermuis (10-15 exemplaren) aangetroffen. De voorgenomen plannen hebben geen nadelige gevolgen op vlieg- en/of jachtroutes.
  • In het plangebied is geschikt biotoop aanwezig voor de strikt beschermde Veldspitsmuis. De betreffende locatie is echter niet betrokken bij de plannen. Wel zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende laag beschermde zoogdiersoorten aangetoond of te verwachten.
  • In het onderzoeksgebied en directe omgeving zijn vaste verblijfplaatsen van Steenuil en Huismus, broedvogelsoorten met jaarrond beschermde nesten, aangetroffen. Daarnaast zijn de soorten Kerkuil en Buizerd aanwezig dan wel te verwachten in het plangebied en directe omgeving.
  • Van algemeen voorkomen broedvogelsoorten van bos en struweel zoals Houtduif, Vink en Roodborst en van de gebouwbewonende soorten Boerenzwaluw en Huiszwaluw is broedbiotoop aanwezig. Daarnaast worden de weinig kritische weidevogels Kievit en Scholekster verwacht.
  • Laag beschermde amfibieënsoorten als Bastaard kikker, Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander zijn beperkt voortplantend en overwinterend te verwachten in het plangebied.
  • Er zijn geen reptielen, of beschermde vissen en ongewervelden aangetoond of te verwachten.

Gezien de resultaten is het aanvragen van een ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk.

Mitigerende maatregelen

Ondanks dat er geen ontheffing noodzakelijk is wordt wel aangeraden om de volgende maatregelen te treffen:

  • Aangezien de bebouwing waarin een kraamkolonie van Gewone dwergvleermuis en jaarrond beschermde nesten van Huismus zijn aangetroffen naar verwachting worden gesloopt binnen een ander project, kan worden geconcludeerd dat binnen het plan voor de herprofilering schade aan deze verblijfplaatsen wordt uitgesloten. Het nemen van vervolgstappen voor deze soorten is op dit moment dan ook niet noodzakelijk.
  • Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor 15 maart en na 15 juli of te controleren of broedende vogels en nesten binnen de invloedsfeer van de plannen aanwezig zijn. Overigens wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Als in de periode tussen 15 juli en 15 november gestart wordt met de werkzaamheden is het van belang om na te gaan of bewoonde nesten van Houtduif aanwezig zijn in de invloedsfeer van de plannen. Een soort als Houtduif kan namelijk broeden tot in november.
  • Indien verlichting wordt aangebracht wordt aanbevolen spaarzaam om te gaan met het aanbrengen hiervan, met name nabij de bomensingels. Een type verlichting dat niet naar de omgeving verstrooit maar lokaal de grond verlicht heeft de voorkeur. Voorkom daarbij tevens dat de bomensingels aan beide zijden worden verlicht. Op deze wijze zal het onderzoeksgebied na de herinrichting geschikt blijven als eventuele vliegroute en/ of foerageergebied voor vleermuizen.
  • Om schade aan grondgebonden zoogdieren en amfibieën te minimaliseren is het wenselijk – indien de planning van de activiteiten dit toelaat – graafwerkzaamheden in het plangebied zoveel mogelijk uit te voeren buiten de voortplantingsperiode (maart-augustus) en vorstperiodes).

De quickscan is opgenomen in Bijlage 7

  1. 3. Natuurtoets herprofilering Dusinksweg, Agelo, EcoGroen Advies BV, december 2009

5.4.2 Gebiedsbescherming

De Natuurbeschermingswet 1998 biedt een beschermingskader voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de Natuurbeschermingswet 1998 is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een voortoets4 uitgevoerd om te bepalen of er sprake is van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van omliggende Natura 2000-gebieden als gevolg van verhoogde stikstofemissies door de herprofilering van de Dusinksweg. Indien significant negatieve gevolgen niet kunnen worden uitgesloten, is een Passende Beoordeling vereist.

Vanwege de toename in verkeersintensiteit kan de herprofilering van de Dusinksweg een toename in stikstofdepositie tot gevolg hebben in het omliggende gebied. Het gaat hierbij voornamelijk om stikstofoxiden (NOx) als gevolg van het wegverkeer. Emissies van andere stikstofverbindingen als ammoniak (NH3) vanuit het wegverkeer zijn verwaarloosbaar.

In Twente liggen veel Natura 2000-gebieden met habitatitypen die (zeer) gevoelig zijn voor stikstofdepositie. Nabij de Dusinksweg zijn de volgende Natura 2000-gebieden gelegen:

  • Springendal & Dal van de Mosbeek (op circa 2,1 km afstand);
  • Achter de Voort, Agelerbroek en Voltherbroek (op circa 1,0 km);
  • Bergvennen & Brecklenkampse Veld (op circa 5,5 km);
  • Hügelgräberheide Halle-Hesingen (Duitsland) (op circa 5,5 km).

In deze gebieden liggen enkele zeer gevoelige habitattypen zoals (zeer) zwakgebufferde vennen. Deze Habitattypen hebben een kritische de positiewaarde van 410 mol/ha/jr. Vanwege de afstand tot bovengenoemde gebieden zullen factoren als verstoring door mensen of een toename in geluid of licht de gebieden niet bereiken. Negatieve effecten als gevolg van deze factoren kunnen worden uitgesloten.

De maximale depositietoename als gevolg van de reconstructie van de Dusinksweg op een Natura 2000-gebied bedraagt 0,05 mol/ha/jr (op het gebied Achter de Voort, Agelerbroek en Voltherbroek). Het meest gevoelige habitattype in dit gebied is H6410 (blauwgrasland) en de maximale relatieve bijdrage vanuit het plangebied bedraagt 0,005% van de kritische depositiewaarde van dit habitattype. De depositie op de overige gebieden en habitattypen is nog lager. Deze depositiewaarden zijn dermate laag dat deze als verwaarloosbaar kunnen worden beschouwd. Er zullen geen meetbare effecten optreden. Daarnaast is sprake van een afname in achtergronddepositie die vele malen groter is dan de toename vanuit het plangebied. Er is dus sprake van een netto afname in depositie op de betreffende Natura 2000-gebieden.

Conclusie

Op basis van de voortoets kan worden geconcludeerd dat significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten. Een nadere toetsing in de vorm van een Passende Beoordeling is dan ook niet vereist.

De voortoets is opgenomen in Bijlage 8

  1. 4. Voortoets Effecten op Natura 2000-gebieden Dusinksweg te Agelo, Royal Haskoning, november 2011

5.5 Geluid

Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd5 naar de geluidbelasting afkomstig van het wegverkeer op de toekomstige Dusinksweg ter plaatse van de bestaande en toekomstige woningen gelegen in de zone van de Dusinksweg. Er is onderzocht wat de geluidsbelasting is als gevolg van het wegverkeer op de toekomstige Dusinksweg ter plaatse van de nabij gelegen bestaande, verplaatste en toekomstige woningen gelegen op maximaal 250 meter van de Dusinksweg.

Uit het onderzoek is gebleken dat de voorkeurgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van de toekomstige Dusinkweg ter plaatse van zowel de bestaande als de toekomstige woningen niet wordt overschreden. Het uitvoeren van een hogere grenswaardeprocedure is hierdoor niet noodzakelijk.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de herprofilering van de Dusinksweg geen belemmeringen oplevert voor het aspect geluid.

Het akoestisch onderzoek is opgenomen in Bijlage 9.

  1. 5. Akoestische prognose onderzoek toekomstige Dusinkweg te Agelo, Munsterhuis geluidsadvies, januari 2009

5.6 Luchtkwaliteit

Er zijn berekeningen uitgevoerd6 naar de effecten van de herprofilering van de Dusinksweg op de luchtkwaliteit. Daarbij is niet alleen gekeken naar de bijdrage van de Dusinksweg, maar ook naar de invloed van het wegverkeer op de Denekamperstraat op de concentratie luchtvervuilende stoffen in de buitenlucht op 10 meter van de wegas.

Uit de resultaten blijkt dat ter plaatse van kruising Dusinksweg en Denekamperstraat bij een autonome groei en opwaardering van de Dusinksweg ruim-schoots voldaan aan alle grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Ook de luchtkwaliteit bij de te realiseren woningen zal ruimschoots voldoen aan de grenswaarde en overige eisen van de 'Wet luchtkwaliteit'.


Het is ook niet te verwachten dat grenswaarden voor benzeen (C6H6), zwaveldi-oxide (SO2) en koolmonoxide (CO) zullen worden overschreden (zie bijlage B). De nieuwe ontwikkeling heeft een (beperkt) meetbaar effect op de NO2 concentratie. Het gaat om een negatief effect van 0,2 µg/m3 als jaargemiddelde. Dit effect is niet in betekenende mate. De wetgeving staat deze beperkte toename toe.


Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de nieuwe ontwikkeling voldoet aan de eisen gesteld in het 'Wet luchtkwaliteit'. Ook wordt met deze ontwikkeling voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit voldaan aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening en levert daarmee geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

Het onderzoek naar luchtkwaliteit is opgenomen in Bijlage 10.

  1. 6. Onderzoek luchtkwaliteit Toekomstige Dusinksweg te Agelo, Westerdiep Adviseur Milieu en Ruimte, mei 2009

5.7 Externe Veiligheid

De gemeente Dinkelland kent een nota externe veiligheid vastgesteld op 20 februari 2007. De nota bevat een signaleringskaart. Op basis van deze kaart kunnen de twee risicofactoren voor de Dusinkweg worden genoemd: de Dusinksweg wordt gekruist door een leiding van de NAM en door een leiding van de Gasunie. Deze leidingen zijn gelegen ten oosten van de kruising Timmusweg en bevinden zich op een dusdanige afstand van het tracé dat er geen sprake is van risicocontour.

In het masterplan Ootmarsum is de herprofilering de Dusinksweg aangemerkt als mogelijke ontheffingsroute van gevaarlijke stoffen. In de nota externe veiligheid van de gemeente Dinkelland is opgenomen dat het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de gemeente plaats vindt over de weg. Op basis van onderzoek dat gedaan is dat blijkt dat voor wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg in de gemeente op dit moment en in de toekomst geen aandachts- c.q. knelpunten bestaan met betrekking tot plaatsgevonden risico en groepsrisico.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

Hoofdstuk 6 Toelichting Op Juridische Plangedeelte

Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in vorige hoofdstukken, hebben in de regels van dit bestemmingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. Voor de regels is aangesloten op de systematiek van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010'. Het juridisch systeem en de gelegde bestemmingen en aanduidingen worden in dit hoofdstuk beschreven en toegelicht.

6.1 Toelichting Op Het Juridisch Systeem

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied en zijn juridisch bindend. Dit bestemmingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro), zoals deze per 1 juli 2008 gelden. Uitgangspunt is door het stellen van heldere regels en een duidelijk leesbare verbeelding, een zo goed mogelijke handhaafbaarheid te realiseren. Dit toetsingscriteria in de regels vormen een toetsingsgrond voor omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, afwijking, nadere eisen en wijzigingen.

6.2 Svbp 2008

Inherent aan de Wro is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgeboud en op eenzelfde manier worden verbeeld. Deze standaard, welke slechts een systematische standaardisering betreft en geen inhoudelijke standaard is, is verplicht in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Zo voorziet de SVBP in een standaardopbouw van een bestemmingsplan door onder andere:

  • standaardbenamingen van een bestemming en de daarin voorkomende bepalingen (bouwregels, aanlegvergunningen, e.d.).
  • De alfabetische volgorde van de begripsbepalingen en bestemmingen.
  • Een vaste volgorde van een indeling van een bestemming.
  • Een standaardwijze van meten.
  • Vaste kleuren en kleurcodes van een bestemming op de verbeelding.
  • standaardbenamingen van aanduidingen op de verbeelding en in de regels.

6.3 Toelichting Op De Regels Per Bestemming

Doeleinden- / bestemmingsomschrijving

Hierin staat beschreven voor welke functie(s) de gronden mogen worden ingericht, gebruikt en hoe de onderlinge rangorde van functies is.

Bouwregels

Hierin is aangegeven welke gebouwen en andere bouwwerken in principe zijn toegestaan en welke maatvoering daarbij moet worden aangehouden.

Afwijking van de bouwregels

In de toekomst kunnen zich omstandigheden voordoen (thans nog niet voorzien), waaruit blijkt dat de bouwregels niet voldoende blijken te zijn. Het bevoegd gezag kan in deze gevallen afwijken van de bouwregels. Van geval tot geval zal een afweging worden gemaakt.

Specifieke gebruiksregels

In principe moeten gronden en gebouwen worden gebruikt overeenkomstig de bestemming. Waar nodig zijn de gebruiksvormen genoemd die in ieder geval als strijdig met de bestemming moeten worden aangemerkt.

Afwijking van de gebruiksregels

Van een aantal gebruiksvormen kan nu nog niet worden gezegd of ze aanvaardbaar zijn of niet. Voor dergelijke gebruiksvormen is een afwijking opgenomen. Er zijn ook gebruiksvormen die beleidsmatig wel mogelijk zijn, maar die vanwege een zorgvuldige afweging onder een afwijking zijn gebracht. De

afwijking wordt verleend na een zorgvuldige afweging van waarden en functies in de bestemmingen.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Voor een aantal van de genoemde werken en werkzaamheden geldt een aanlegvergunningsplicht. Het gaat daarbij om werken en werkzaamheden die ingrijpen in de aard van de gegeven bestemming. Dat betekent dat deze pas mogen worden uitgevoerd, nadat een vergunning van bevoegd gezag is verkregen. Hierbij vindt een afweging van belangen naar evenredigheid plaats. Als het gaat om activiteiten die behoren tot het normale onderhoud en/of beheer of het normaal agrarisch gebruik, is geen omgevingsvergunning vereist. Bij de toelaatbaarheid van activiteiten zal met name een groot gewicht worden toegekend aan de afweging in relatie tot de landschappelijke waarden. Een algemene toestemming (waarbij meerdere werkzaamheden onder worden gebracht in één vergunning) kan worden verleend, als de plannen passen binnen de randvoorwaarden van het bestemmingsplan. Alle werken en werkzaamheden kunnen dan in één keer worden toegestaan en voor afzonderlijke gevallen is geen vergunning meer nodig.

Wijzigingsbevoegdheid

Het plan bevat een mogelijkheid om de bestemming te wijzigen binnen de regels aangegeven grenzen. Voor zo'n wijziging bestaan aparte procedureregels. Voor zover het een wijziging binnen de bestemming zelf betreft, bijvoorbeeld het verwijderen van een aanduiding, staat deze in het betreffende artikel genoemd.

Voor zover het een wijziging naar een andere bestemming betreft, kan deze in het betreffende artikel zijn opgenomen of in een algemeen artikel. In een wijzigingsbevoegdheid staat in enkele gevallen als criteria genoemd dat de ontwikkeling geen onevenredige afbreuk mag doen aan de bestaande situatie. Dit betekent dat er geen verslechtering mag optreden ten opzichte van de huidige situatie.

Overgangsbepaling

Het overgangsrecht ziet op bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar dat nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging, onder het overgangsrecht zijn gebracht. Ook tientallen jaren aanwezige bouwwerken, die niet met een vergunning zijn gebouwd, of langdurig aanwezig gebruik worden met het overgangsrecht beschermd. Het overgangsrecht is er op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming geraakt met de gegeven bestemming.

In beginsel mogen de bouwwerken slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen.

6.4 Gebiedsbestemmingen

Agrarisch -1

De gronden binnen de bestemming 'Agrarisch -1' hebben als hoofdfunctie de uitoefening van de agrarische functie. De gronden zijn niet voorzien van een bouwvlak. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden vallen ook onder deze bestemming.

Verkeer

Onder de bestemming 'Verkeer' zijn de bestaande openbare wegen in het buitengebied gebracht. Het zijn wegen waar de doorgaande verkeersfunctie voorop staat. Bruggen, dammen of duikers, sloten, bermen en beplanting, parkeervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen vallen ook onder deze bestemming.

Hoofdstuk 7 Financieel - Economische Uitvoerbaarheid

Een bestemmingsplan dient economisch uitvoerbaar te zijn waardoor het plan inzicht moet geven in de financiële uitvoerbaarheid.

De gemeente heeft in zijn vergadering van 26 april 2011 besloten de herprofilering van de Dusinksweg in twee fasen uit te voeren. Voor de aanleg van de eerste fase zijn tevens de benodigde financiële middelen beschikbaar gesteld. Voor de tweede fase zijn geen financiële middelen beschikbaar gesteld, zodat de tweede fase financieel-economisch niet uitvoerbaar is en geen deel uitmaakt van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Inspraak

Inspraak wordt verleend op basis van de gemeentelijke inspraakverordening. In deze verordening wordt verwezen naar afdeling 3.4 van de Algemene Wet bestuursrecht (Awb) voor wat betreft de procedure.

Het voorontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 16 december 2011 gedurende zes weken ter inzage gelegen. De resultaten en beantwoording van de inspraak zijn opgenomen in Bijlage 11 van dit bestemmingsplan. Er zijn in totaal drie inspraakreacties ingediend. In de bijlage zijn de inspraakreacties weergegeven alsmede de beantwoording van de gemeente Dinkelland. Ook is aangegeven hoe de inspraakreactie al dan niet leidt tot wijzigingen in het ontwerp bestemmingsplan.

8.2 Overleg Met Instanties

Art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.

Het voorontwerp bestemmingsplan Herprofilering Dusinksweg te Agelo is in het kader van het vooroverleg op basis van artikel 3.1.1 Bro toegezonden naar provincie Overijssel, de VROM-inspectie en het waterschap Regge en Dinkel. De resultaten van het vooroverleg zijn opgenomen in Bijlage 11. De reacties vanuit het vooroverleg geven geen aanleiding tot een wijziging in het ontwerp-bestemmingsplan Herprofilering Dusinksweg te Agelo.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft gedurende een periode van zes weken, van 26 oktober 2012 tot en met 7 december 2012, ter inzage gelegen voor het indienen van zienswijzen. Tijdens deze periode heeft een ieder de gelegenheid gekregen om een zienswijze in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlage 1 Regionaal Verkeersmodel Twente 2010 Dusinksweg

Bijlage 1 Regionaal verkeersmodel Twente 2010 Dusinksweg

Bijlage 2 Regionaal Verkeersmodel Twente 2020 Dusinksweg

Bijlage 2 Regionaal verkeersmodel Twente 2020 Dusinksweg

Bijlage 3 Dwarsprofiel Dusinksweg

Bijlage 3 Dwarsprofiel Dusinksweg

Bijlage 4 Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek

Bijlage 4 Inventariserend archeologisch veldonderzoek

Bijlage 5 Bodemonderzoek

Bijlage 5 Bodemonderzoek

Bijlage 6 Waterparagraaf

Bijlage 6 Waterparagraaf

Bijlage 7 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 7 Quickscan flora en fauna

Bijlage 8 Voortoets Effecten Op Natura 2000-gebieden Dusinksweg

Bijlage 8 Voortoets effecten op Natura 2000-gebieden Dusinksweg

Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 9 Akoestisch onderzoek

Bijlage 10 Luchtkwaliteitonderzoek

Bijlage 10 Luchtkwaliteitonderzoek

Bijlage 11 Inspraakreactienota

Bijlage 11 Inspraakreactienota