KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Horeca
3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Ligging
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
2 Beleid
2.1 Algemeen
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.4 Overgangsrecht En Bestemmen
3 Onderzoek
3.1 Algemeen
4 Planbeschrijving
4.1 Algemeen
4.2 Verantwoording Bestemmingskeuze
5 Financiële Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Exploitatieplan
6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Ootmarsum, Landmarke

Bestemmingsplan - Gemeente Dinkelland

Vastgesteld op 28-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
1. plan:
het bestemmingsplan "Ootmarsum, Landmarke" van de gemeente Dinkelland;
2. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO1774.OOTBPLANDMARKE-0401 met de bijbehorende regels en bijlage;
3. aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan particulieren;
4. aan-huis-verbonden bedrijf:
het uitoefenen van kleinschalige bedrijvigheid dat door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
5. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
6. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
7. achtererfgebied:
erf aan de achterkant en aan de niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
8. agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
9. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
10. bed-and-breakfast:
het bieden van, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
11. bedrijf:
een onderneming gericht op het bedrijfsmatige voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
12. bedrijfsvloeroppervlak (bvo):
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten;
13. bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
14. beperkt kwetsbaar object:
een object waar ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
15. bestaand:
a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet dan wel Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
1. bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan;
2. aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende bouwvergunning;
b. ten aanzien van het overige gebruik:
1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;
16. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak
17. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
18. bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
19. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
20. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
21. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder, zolder en vliering;
22. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
23.bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
24. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
25. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
26. carport:
staanplaats, stalling voor een motorvoertuig onder een vrijstaand dak of afdak aan het huis;
27. cultuurhistorische waarden:
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van de geschiedenis;
28. dak:
iedere vorm van bovenbeëindiging van een gebouw;
29. detailhandel:
het bedrijfsmatige te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
30. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
31. dienstverlening:
dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/telegraaf-/ telexdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, reparatiebedrijf voor muziekinstrumenten, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;
32. eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
33. erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van de hoofdgebouw;
34. erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomaat;
35. evenement:
elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak zoals beschreven in de Algemene Plaatselijke Verordening. Onder een evenement wordt mede verstaan: een herdenkingsplechtigheid;
36. geaccidenteerd terrein:
een perceel of een gedeelte van een perceel met een helling van tenminste 1:10 gemeten over een afstand van minimaal 5 m (glooiend landschap);
37. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt:
38. geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
39. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf:
40. (hoek)erker:
een uitbouw met beperkte omvang, gerealiseerd voor een naar de weg of openbaar groen gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
41. hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
42. horecabedrijf:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
de horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:
a. horecacategorie 1: een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petitrestaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
b. horecacategorie 2: een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar (grand)café, eetcafé, restaurant, café restaurant, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekken of een zalencentrum;
c. horecacategorie 3: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt: dancings, discotheken en nachtclubs;
43. huishouding:
een zelfstandig dan wel samenwonende persoon of personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals keuken, sanitaire voorzieningen en entree;
44. inwoning:
wonen in een (ondergeschikt) deel van een woning als medegebruiker van het pand;
45. jongeren ontmoetingsplek:
een openbare voorziening voor jongeren met een zitgelegenheid en een beschutting tegen regen en wind;
46. kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
47. kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
48. kap:
een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 15o en ten hoogste 75o;
49. kas:
een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen of planten;
50. kelder:
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, niet te gebruiken als woonruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen; bij 'bebouwing in geaccidenteerd terrein' gelegen beneden peil;
51. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen vergunningplicht op grond van milieuwetgeving geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning uitgeoefend kunnen worden;
52. kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
53. kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
54. kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald die in acht genomen moet worden;
55. landschappelijke waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;
56. logiesverstrekkend bedrijf:
een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden verstrekt, waarbij de logieswooneenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf; naast het verstrekken van logies worden accommodaties aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;
57. maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, museale en sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
58. mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
59. natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
60. niet - grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zondanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief kwekerijbedrijf of een intensief veehouderijbedrijf;
61. overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
62. peil:
a. voor bebouwing in geaccidenteerd terrein voor zover de bebouwing met de gevel is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt (de dijk) en is gesitueerd op of binnen een afstand van 3 m uit de grens met het openbare gebied: 35 cm boven de kruin van de dijk;
b. voor overige bebouwing in geaccidenteerd terrein: de bestaande gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar deze direct grenst aan de gevel welke is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
c. voor gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
d. in andere gevallen bij gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein: de gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar dit direct grenst aan de gevel die is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
e. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitende terrein;
63. perifere detailhandel:
detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;
64. productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
65. prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
66. prostitutiebedrijf:
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;
67. risicogevoelig bouwwerk c.q. object:
een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
68. risicovolle inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare object;
69. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij ook bedrijfsmatige was, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
70. standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
71. supermarkt:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
72. veldschuur:
een vrij in het open veld staande schuur, die wordt of werd gebruikt voor het stallen of het melken van vee, dan wel de opslag van agrarische producten of agrarische werktuigen;
73. verdieping(en):
de bouwlaag respectiefelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn;
74. verkoopvloeroppervlak (v.v.o):
binnenwerks met dien verstande dat de totale vloeroppervlakte van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn (kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen), wordt opgeteld;
75. voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
76. voorgevel rooilijn:
de begrenzing van het bouwvlak, waarop de voorgevels van het hoofdgebouw zijn georiënteerd, of, voor zover op de kaart een voorgevelrooilijn is aangeduid, de op de kaart aangeduide voorgevelrooilijn, alsmede het verlengde daarvan;
77. vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld de periodieke verkoop in consumentenvuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
78. winkel:
een gebouw dat een ruimte omvat welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor detailhandel;
79. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
80. woonhuis:
een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
81. woonwagenstandplaats:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
82. woonzorgcentrum:
een wooncentrum bestemd voor de huisvesting, verpleging en verzorging van senioren, waaronder begrepen een verpleeg- en verzorgingshuis, zorgwoningen en een medisch dienstencentrum.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
1. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
3. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
4. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
5. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
6. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
de afstand tussen de zijdelingse perceelgrenzen en het punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Horeca

3.1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. horecabedrijven categorie 1;
b. horecabedrijven categorie 2, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2’;
met daaraan ondergeschikt:
c. wonen in de vorm van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
d. wonen, voor zover het de tweede en/of hogere bouwlaag betreft met dien verstande dat wonen niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten', met uitzondering van wonen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
e. wegen en paden;
f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
g. openbare nutsvoorzieningen;
h. groenvoorzieningen;
i. parkeervoorzieningen;
j. tuinen, erven en terreinen.
3.2. Bouwregels
3.2.1. Algemeen
a. op de voor 'Horeca' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 3.1.;
b. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan, daar waar bovengrondse gebouwen aanwezig zijn, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein de ondergrondse bebouwing de bovengrondse bebouwing met een (horizontale) diepte van 3 m mag overschrijden. Ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag.
3.2.2. Bedrijfsgebouwen
De verbeelding (plankaart) aangegeven aanduidingen ten aanzien van de toegestane goot-, en bouwhoogte dienen in acht genomen worden.
3.2.3. Bedrijfswoning
a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
b. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³, tenzij de bestaande inhoud meer bedraagt dan 750 m³, in welk geval de inhoud van de bedrijfswoning ten hoogste de bestaande inhoud zal bedragen.
3.2.4. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan ten hoogste 2 m bedraagt;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen.
3.3. Afwijken van de bouwregels
3.3.1. Hoogte bouwwerk geen gebouw zijnde
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.4. onder b ten behoeve van bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
a. de hoogte niet meer bedraagt dan 10 meter;
b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4. Specifieke gebruiksregels
3.4.1. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
b. het gebruik van gebouwen voor bewoning voor zover het de eerste bouwlaag betreft, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.
c. in afwijking van het gestelde in artikel 3.1 onder d is wonen niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding "wonen uitgesloten", met uitzondering van wonen ten behoeve van de bedrijfswoning;
d. risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
e. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden. Onder het gebruik wordt tevens verstaan het laten gebruiken.
3.5. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding ‘horeca van categorie 2’ wordt aangebracht, dan wel verwijderd.

3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, liftkokers, lichtkappen, zonnepanelen, erkers, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van de onbebouwde grond als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
b. de stalling en/of opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutiebedrijf;
d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1. Afwijken maatvoering
7.1.1. Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages.
7.1.2. Meetverschil
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
7.1.3. Profiel weg
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken
in die zin dat het beloop of het profiel van de wegen of de aansluiting van de wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of de intensiteit daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking niet meer dan 2,5 m bedraagt.
7.1.4. Bouwhoogte bouwwerken geen gebouw zijnde
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in die zin dat:
a. er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het plangebied aanwezige waarden;
b. de bouwhoogte van informatiezuilen mag worden vergroot tot 5 m;
c. de bouwhoogte van kunstobjecten mag worden vergroot tot 8 m;
d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag worden vergroot tot 10 m;
e. de bouwhoogte van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten mag worden vergroot tot ten hoogste 40 m, mits:
1. de noodzaak tot plaatsing wordt aangetoond;
2. de te plaatsen mast (deels) door bomen gecamoufleerd wordt dan wel dat bij de plaatsing wordt aangesloten bij bestaande gebouwen en andere verticale elementen;
3. door middel van een landschapsplan aansluiting wordt gezocht bij de omliggende omgeving en/of landschapselementen;
4. het principe van site-sharing wordt toegepast;
5. door de plaatsing de beeldkwaliteit van de omgeving niet wordt verstoord;
6. er afstemming plaatsvindt met de Nota antennebeleid gemeente Dinkelland (2008);
7.2. Erker (bedrijfs)woning
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen het bouwvlak in die zin dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door erkers, luifels, balkons en ingangspartijen, met dien verstande dat:
a. de overschrijding ten hoogste 1 meter mag bedragen;
b. de breedte maximaal 2/3 deel van de breedte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw mag bedragen en de breedte van hoekerkers maximaal 50%. Deze bouwdelen dienen minimaal 0,50 m uit de zijgevel te zijn gesitueerd, met uitzondering van hoekerkers;
c. indien bestaande gevelopeningen dit noodzakelijk maken en dit uit architectonisch oogpunt noodzakelijk is, de breedte maximaal 3/4 deel van de breedte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw mag bedragen en de breedte van hoekerkers maximaal 2/3. De bouwdelen dienen minimaal 0,50 m uit de zijgevel te zijn gesitueerd, met uitzondering van hoekerkers;
d. de bouwhoogte ten hoogste 4 meter mag bedragen of indien de woning of dat woongebouw een hogere verdiepingsvloer bevat maximaal tot 0,25 meter boven de vloer van de eerste verdieping van die of dat woongebouw;
e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2 m mag bedragen. Bij twee aan elkaar gekoppelde erkers bij een dubbel blok die tegelijk worden aangevraagd, is de voorgeschreven afstand van 2 meter tot de zijdelingse perceelgrens niet van toepassing;
f. ten hoogste 1 (hoek)erker per woning met uitzondering van een woning welke op een hoek van twee straten is gelegen waarbij sprake is van twee voorgevelrooilijnen mag voor beide voorgevelrooilijnen een (hoek)erker worden gebouwd van de betreffende gevel.

Artikel 8 Overige Regels

Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
e. de ruimte tussen bouwwerken.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1. Overgangsrecht bouwwerken
9.1.1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
9.1.2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 9.1.1. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het artikel 9.1.1. met maximaal 10%;
9.1.3. Artikel 9.1.1. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2. Overgangsrecht gebruik
9.2.1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
9.2.2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 9.2.1., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
9.2.3. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 9.2.1., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
9.2.4. Artikel 9.2.1. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Bestemmingsplan "Ootmarsum, Landmarke"
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van:

1 Inleiding

1.1 Algemeen

Dit is de Toelichting van het bestemingsplan "Ootmarsum, Landmarke". Het bestemmingsplan beoogt een tweede dienstwoning te bestemmen bij het hotel De Landmarke, gelegen aan de rand van Ootmarsum. In de praktijk was deze tweede dienstwoning al aanwezig. Deze tweede dienstwoning is in eerdere bestemmingsplannen onder het overgangsrecht gebracht en heeft derhalve een legale status, doch tot op heden was deze niet als dienstwoning bestemd. Gezien het feit dat de bedrijfswoning jarenlang onder het overgangsrecht is gebracht en deze ook nog steeds als dusdanig in gebruik is, ligt het in de rede om de bedrijfswoning positief te bestemmen. Na vaststelling van dit bestemmingsplan "Ootmarsum, Landmarke" zijn er twee dienstwoningen gekoppeld aan het hotel, namelijk de vrijstaande woning aan de Rossumerstraat 7 en een inpandige woning in het hotel aan de Rossumerstraat 5 te Ootmarsum.

1.2 Ligging

Hotel de Landmarke ligt direct zuidelijk van Ootmarsum aan de Rossumerstraat 5 en 7 in een soort overgangsgebied. Noordelijk van het hotel begint de kern van Ootmarsum terwijl zuidelijk van het hotel het landschap overgaat in kenmerkende agrarische coulissenlandschap van Noordoost Twente. Zie de afbeelding hieronder.
afbeelding afbeelding
Figuur 1. Globale ligging plangebied
Het bedrijf Hotel de Landmarke bestaat uit een hotelgedeelte (met een inpandige dienstwoning) op Rossumerstraat 5 en ten zuiden
op Rossumerstraat 7 een vrijstaande dienstwoning op circa 30 meter afstand. Zie figuur 2.
afbeelding afbeelding
Figuur 2. Ligging hotel de Landmarke

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Hotel de Landmarke, gelegen aan de Rossumerstraat 5 en 7 te Ootmarsum valt binnen de plangrenzen van het op 18 september 2012 vastgestelde bestemmingsplan "Ootmarsum Overige Gebieden". In het bestemmingsplan is voor de percelen Rossumerstraat 5 en 7 een bestemmingsvlak opgenomen met de bestemming "Horeca". Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van een bouwvlak. Het hele vlak heeft de aanduiding "Horeca van categorie 2". De dienstwoning op het perceel Rossumerstraat 7 heeft een aanduiding "bedrijfswoning". Ter plaatse van het hotel is een aanduiding opgenomen "Wonen uitgesloten".

2 Beleid

2.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan "Ootmarsum, Landmarke" beoogt een inpandige, reeds aanwezige, dienstwoning in een bestaand hotel als zodanig te bestemmen. Van een grote verandering ten gevolge van dit bestemmingsplan, in de zin van maatschappelijke effecten of beslag op de ruimte, is geen sprake.

2.2 Provinciaal Beleid

Het Provinciaal Bestuur van Overijssel heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Denekamp per brief van 31 december 1970 (kenmerk 28652) laten weten, dat het Provinciaal bestuur het goedkeurt dat het college van burgemeester en wethouders van Denekamp ontheffing verleent van de ontheffingsbepalingen uit het bestemmingsplan, om een bouwvergunning te verlenen voor de bouw van de nieuwe bedrijfswoning aan de Rossumerstraat 7. Vervolgens heeft, op basis van provinciale goedkeuring, het college van burgemeester en wethouders van Denekamp op 29 juni 1971 deze bouwvergunning afgegeven.
Hieruit blijkt dat de provincie Overijssel heeft ingestemd met de bouw van de tweede bedrijfswoning en tevens kennis had van de aanwezigheid van de inpandige dienstwoning in het hotel. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat de aanwezigheid van twee bedrijfswoningen bij hotel de Landmarke past binnen het provinciale beleid.

2.3 Gemeentelijk Beleid

In 1994 is er voor het buitengebied van de gemeente Denekamp een nieuw bestemmingsplan vastgesteld, bestemmingsplan "Buitengebied gemeente Denekamp". In dit bestemmingsplan is het hotel bestemd als "Horeca". Hoewel er zich in en bij het hotel feitelijk twee dienstwoningen bevonden, is er om onduidelijke redenen slechts één dienstwoning bestemd bij het hotel. Omdat het hotel met goedkeuring van de gemeente twee dienstwoningen had ontwikkeld en er slechts één bestemd was, was er na inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Buitengebied Denekamp" sprake van twee legale dienstwoningen, waarvan er één positief bestemd was, en één die onder het overgangsrecht is gebracht. Geconstateerd kan worden dat hier is verzuimd om de tweede dienstwoning bij het hotel positief te bestemmen.
Op 28 mei 2005 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan "Partiële herziening Bestemmingsplan Buitengebied Denekamp Hotel de Landmarke vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorzag in de uitbreiding van bouwmogelijkheden, de gebruiksregels werden niet gewijzigd door deze partiële herziening. Daardoor bleef de tweede bedrijfswoning overgangsrechtelijke bescherming genieten.
Op 18 september 2012 heeft de gemeenteraad van Dinkelland het bestemmingsplan "Ootmarsum Overige Gebieden" vastgesteld. In dit bestemmingsplan is het hotel bestemd als "Horeca". In het bestemmingsvlak bevinden zich in dit bestemmingsplan 5 bouwvlakken ter plaatse van bestaande bebouwing, waaronder het hotel en de afzonderlijke bedrijfswoning. In de bedrijfswoning is een aanduiding opgenomen "bw" (bedrijfswoning). Overige aanduidingen in het bestemmingsvlak zijn "-w" (geen bedrijfswoning toegestaan) en "h=2" (horeca van categorie 2).

2.4 Overgangsrecht En Bestemmen

In 1971 is, mede op basis van provinciale goedkeuring voor een vrijstellingsprocedure, een bouwvergunning verleend voor de bouw van een tweede (afzonderlijk gelegen) bedrijfswoning. Deze situatie met een hotel en twee bedrijfswoningen is in een bouwvergunning van 1984 bevestigd. In de eerstvolgende bestemmingsplanherziening, in 1994 met het bestemmingsplan "Buitengebied Denekamp", is één bedrijfswoning bestemd. Hiermee is de tweede bedrijfswoning onder het overgangsrecht gebracht. Dat betekent dat deze bedrijfswoning legaal was, maar dat verwacht werd dat deze binnen de planperiode zou verdwijnen. Deze tweede bedrijfswoning is echter voortdurend in gebruik geweest als zodanig. Met de vaststelling op 18 september 2012 van het bestemmingsplan "Ootmarsum Overige Gebieden" is de tweede bedrijfswoning andermaal onder het overgangsrecht gebracht.
Op basis van dossieronderzoek is vastgesteld dat in de eerste plaats deze tweede bedrijfswoning steeds legaal in gebruik is geweest en al sinds 1994 onder het overgangsrecht valt en in de tweede plaats dat het niet te voorzien valt dat het gebruik van deze bedrijfswoning binnen de planperiode zal worden gestaakt. Aangezien er geen reden is om te veronderstellen dat het gebruik van deze bedrijfswoning als zodanig gestaakt zal worden, is afgesproken dat de gemeente alsnog zou overgaan tot het positief bestemmen van deze tweede, inpandige, bedrijfswoning.

3 Onderzoek

3.1 Algemeen

In 1971 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Denekamp besloten dat er, behalve de aanwezige inpandige bedrijfswoning, nog een bedrijfswoning gebouwd mocht worden bij het hotel. Sindsdien zijn er twee bedrijfswoningen aanwezig bij het hotel. In de Regels bij begrippen wordt een bedrijfswoning omschreven als: "een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is". In de bedrijfswoningen behorend bij het hotel wonen de eigenaar (in de afzonderlijke woning) en de bedrijfsleider (inpandig). Een bedrijfswoning wordt minder beschermd door milieuwetgeving (bijvoorbeeld geluid, geur) dan een particuliere woonbestemming. Er zijn sinds 1971 geen klachten ingediend over het hotel, ingediend door één der bewoners van één van de bedrijfswoningen. Geconcludeerd kan worden dat er in de loop der tijd steeds sprake is geweest van een goed woon- en leefklimaat.
De afweging of de eerste en de tweede bedrijfswoning bij het hotel gerealiseerd kon worden, vanuit het oogpunt van milieu (bijvoorbeeld geluid, externe veiligheid, bodemkwaliteit) en vanuit overige beleidsaspecten (archeologie, flora en fauna, watertoets), is reeds in 1971 gemaakt. Sindsdien is er steeds sprake geweest van twee legale bedrijfswoningen bij het hotel.
De twee bedrijfswoningen bij hotel de Landmarke zijn beide volgens de juiste wet- en regelgeving tot stand gekomen. Sinds 1971 is geen enkele keer gebleken dat de aanwezigheid van één of beide bedrijfswoningen in strijd zou zijn met wat vanuit het oogpunt van milieu of anderszins aanvaardbaar is. Geconcludeerd wordt dat de aanwezigheid van deze twee bedrijfswoningen in overeenstemming is met het beleid van gemeente en hogere overheden. Er hoeven geen nadere onderzoeken te worden uitgevoerd om de tweede bedrijfswoning positief te bestemmen.

4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan voorziet in het positief bestemmen van de tweede, reeds aanwezige en rechtsgeldig tot stand gekomen, bedrijfswoning. De enige wijziging ten gevolge van dit bestemmingsplan is dat deze tweede bedrijfswoning niet meer onder het overgangsrecht valt, maar positief wordt bestemd.

4.2 Verantwoording Bestemmingskeuze

Recentelijk is het bestemmingsplan "Ootmarsum Overige Gebieden" door de gemeenteraad van Dinkelland vastgesteld. Hotel de Landmarke ligt in dit bestemmingsplan. Door dit bestemmingsplan wordt een nieuwe Verbeelding (plankaart) vastgesteld voor het hotel, met als wijziging dat er in het bouwvlak van het hotel een aanduiding wordt toegevoegd "bw" (bedrijfswoning). De Regels (voorschriften) die in bestemmingsplan "Ootmarsum Overige Gebieden" van toepassing waren voor het hotel, blijven dezelfde.
De percelen waarop het hotel en de afzonderlijke bedrijfswoning zijn gelegen, worden bestemd als "Horeca" met aanduiding "h=2" (horeca van categorie 2). Ter plaatse van het bouwvlak vaan het hotel wordt een aanduiding "bw" (bedrijfswoning) opgenomen. Ter plaatse van de afzonderlijke bedrijfswoning blijft de aanduiding "bw" gehandhaafd.
De overige Regels, namelijk de inleidende, algemene en overgangs- en slotregels zijn integraal overgenomen uit het bestemmingsplan "Ootmarsum Overige Gebieden", slechts aangepast voor dit bestemmingsplan "Ootmarsum, Landmarke".

5 Financiële Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Dit plan beoogt het positief bestemmen van een bestaande legaal opgerichte inpandige bedrijfswoning. Er zijn geen financiële gevolgen voor de gemeente te verwachten naar aanleiding van dit plan. De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt geacht hiermee voldoende te zijn aangetoond.

5.2 Exploitatieplan

Een exploitatieplan moet worden vastgesteld door de gemeenteraad, tenzij kan worden aangetoond dat het zeker is dat eventuele kosten die de gemeente moet maken om het plan te kunnen uitvoeren, op een andere manier op de initiatiefnemer verhaald worden. Om dit bestemmingsplan "Ootmarsum, Landmarke" te kunnen verwezenlijken, hoeft de gemeente geen kosten te maken. De planologische bestendiging van de tweede bedrijfswoning, waarin dit bestemmingsplan voorziet, is immers al feitelijk in 1971 legaal gerealiseerd. Er hoeft geen exploitatieplan te worden gesloten met de eigenaar van het hotel. Het kostenverhaal hoeft ook niet in een anterieure overeenkomst plaats te vinden, omdat er geen te verhalen kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.1.a onder b Wro.

6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Om rechtskracht te krijgen heeft dit bestemmingsplan de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegde procedures doorlopen. Daarbij zijn de volgende stappen doorlopen.
Vooroverleg
Het ontwerpbestemmingsplan is voorgelegd aan de provincie Overijssel en Waterschap Regge en Dinkel. De provincie en het Waterschap hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben over het bestemmingsplan.
Zienswijzen
Overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Hierbij is eenieder gedurende 6 weken in de gelegenheid gesteld zienswijzen op het plan in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Vaststelling
Het bestemmingsplan is op 4 juni 2013 aangeboden aan de gemeenteraad ter vaststelling. Tijdens de daarop volgende ter-inzage-termijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag na de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.