Bestemmingsplan Het Stift
Bestemmingsplan - Gemeente Dinkelland
Vastgesteld op 12-10-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.plan:
het bestemmingsplan Het Stift van de gemeente Dinkelland;
2.bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1774.WEEBPHETSTIFT-0401 met de bijbehorende regels;
3.aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
4.aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
5.aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
6.aangebouwd bijgebouw:
een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;
7.aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan particulieren;
8.aan-huis-verbonden kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid dat door haar beperkte omvang in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
Uitgesloten wordt detailhandel, horeca-activiteiten en prostitutieactiviteiten, waarbij productiegebonden detailhandel wel wordt toegestaan.
9.agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
10.archeologisch waardevol terrein:
een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;
11.bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
12.bedrijf:
het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen;
13.bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
14.bedrijfsvloeroppervlak (bvo):
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten;
15.bestaand:
-ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en ten aanzien van het overige gebruik:
-bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
16.bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
17.bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
18.bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
19.bosbouw:
het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;
20.bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
21.bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
22.bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
23.bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
24.bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
25.bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
26.cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;
27.cultuurhistorische waarden:
waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van de geschiedenis;
28.dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
29.detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
30.dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
31.dwarskap:
|
een kap, waarvan de nokrichting overwegend haaks staat op de lengte-as van de weg dan wel, bij het ontbreken daarvan, de waterloop waaraan wordt gebouwd, zoals hiernaast is afgebeeld;
32.erf:
het binnen de (woon)bestemming gelegen gedeelte van het bouwperceel, met uitzondering van het binnen het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel;
33.erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
34.evenement:
een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of een daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals e.d.;
35.extensief dagrecreatief medegebruik:
een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vissteiger of een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
36.gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
37.geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer, het spoorwegverkeer of een industrieterrein;
38.geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
39.grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;
40.hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
41.hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
42.horecabedrijf:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
43.horecabedrijf categorie 1:
een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
44.horecabedrijf categorie 2:
een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;
45.houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet, zoals die gold op het moment van onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan;
46.huishouding:
een zelfstandig dan wel samenwonende persoon of personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals keuken, sanitaire voorzieningen en entree;
47.intensief kwekerijbedrijf:
een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, zoals een champignonkwekerij, een witlofkwekerij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht;
48.intensief veehouderijbedrijf:
een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het houden van dieren, zoals een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen weidegang;
49.kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;
50.kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
51.kap:
een dak met een zekere helling;
52.kas:
een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen of planten;
53.kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen vergunningplicht op grond van milieuwetgeving geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning uitgeoefend kunnen worden;
54.kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
55.kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
56.landschappelijke waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied (bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan, zoals opgenomen in bijlage 5 van de toelichting, steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
57. langskap:
een kap, waarvan de nokrichting overwegend evenwijdig loopt aan de lengte-as van de weg dan wel, bij het ontbreken daarvan, de waterloop waaraan wordt gebouwd, zoals hiernaast is afgebeeld.

Een kap met een gelijke lengte-breedte verhouding van de nokrichting (vorm 4), wordt als een langskap aangemerkt; |
58.logiesverstrekkend bedrijf:
een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden verstrekt, waarbij de logieswooneenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf; naast het verstrekken van logies worden accommodaties aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;
59.maatschappelijke voorzieningen categorie 1:
educatieve, sociaal-medische, museale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport- en recreatieve voorzieningen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
60.maatschappelijke voorzieningen categorie 2:
educatieve, sociaal-medische, museale, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
61.mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
62.natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
63.niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief kwekerijbedrijf of een intensief veehouderijbedrijf;
64.overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
65.peil:
a.voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg, grenst:
-de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.voor een bouwwerk in de overige situaties:
-de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c.indien in of op het water wordt gebouwd:
-het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
66.productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
67.prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
68.prostitutiebedrijf:
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;
69.seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotischemassagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
70.smederij:
werkplaats waar metaal bewerkt en verwerkt wordt tot eindproducten;
71.uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
72.veldschuur:
een vrij in het open veld staande schuur, die van oudsher uitsluitend ten behoeve van een agrarisch bedrijf werd en nu nog wordt gebruikt voor het stallen van vee, dan wel de opslag van agrarische producten of agrarische werktuigen;
73.voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
74.voorbouwgrens:
de naar de weg gekeerde bouwgrens, met dien verstande dat, indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen, de bouwgrens die door de ligging en/of de situatie ter plaatse als voorbouwgrens moet worden aangemerkt;
75.voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
76.vrijstaand bijgebouw:
een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;
77.woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
78.woonhuis:
een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
1.de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
3.de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
4.de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
5.de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
6.afstand tot de bouwperceelgrens:
tussen de grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Bedrijf
3. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.gebouwen ten behoeve van:
1.de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
2.bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
b.aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;
met daaraan ondergeschikt:
c.waterlopen, waterpartijen en water;
d.cultuurgrond;
e.groenvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
f.parkeervoorzieningen;
g.tuinen, erven en terreinen;
h.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3. 2.Bouwregels
3. 2. 1. Op de voor ‘Agrarisch - Bedrijf’ bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 3.1.
3. 2. 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.de gevel van een gebouw zal in de bouwgrens worden gebouwd;
c.het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste 1 per bedrijf bedragen;
d.de inhoud van een bedrijfswoning zal ten hoogste 750 m3 bedragen;
e.er zullen geen kassen worden gebouwd;
f.de goot- en bouwhoogte en dakhelling van de gebouwen zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven waarde bedragen;
g.in afwijking van het gestelde sub f zal de goot- en bouwhoogte ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.
3. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
b.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
3. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
3. 4.Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, na gehoord te hebben de monumentencommissie, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 3.2.2. sub a en b en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
-de gezamenlijke oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen gebouwen ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
b.het bepaalde in lid 3.2.2. sub b en toestaan dat een gevel achter de bouwgrens wordt gebouwd;
3. 5.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van de gronden ten behoeve van het opslaan van agrarische producten voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning of, indien geen bedrijfswoning aanwezig is, het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw;
b.het gebruik van de gronden ten behoeve van het opslaan van niet-agrarische producten en/of het stallen van auto’s, caravans en boten, anders dan in gebouwen;
c.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
d.het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
e.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de verkoop van eigen en streekeigen producten;
f.het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning;
g.het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor een aan-huis-verbonden beroep, met uitzondering van voor de bedrijvigheid ondersteunende functies, zoals opslag;
h.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, indien:
1.het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
2.het bedrijfsvloeroppervlak meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
3.het bedrijfsvloeroppervlak meer bedraagt dan 50 m²;
4.parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
5.detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
i.het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan aan-huis-verbonden beroepen of grondgebonden agrarische bedrijvigheid;
j.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.
3. 6.Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen na gehoord te hebben de monumentencommissie, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 3.5. sub i en toestaan dat de gebouwen worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:
1.het een beroep betreft dat naar de aard, omvang en mate van milieuhinder (geen milieuvergunningsplichtige activiteiten) in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
2.het pand waarin het beroep wordt uitgeoefend tevens kan worden aangemerkt als hoofdverblijf van de exploitant of de beoefenaar van het beroep, dan wel kan worden aangemerkt als het bij dit hoofdverblijf behorende bijgebouw, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
3.het gebruik ondergeschikt is aan de woning, waarbij de beroepsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel met een maximum van 50m²;
4.het geen detailhandel betreft (uitzondering voor productiegebonden detailhandel), en/of horeca-activiteiten en/of prostitutieactiviteiten betreft;
5.het woon- en leefklimaat en de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de nabij gelegen gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
6.er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein is waardoor er geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat.
3. 7.Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in dié zin dat:
-de bestemming ‘Agrarisch - Bedrijf’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’ met daarbijbehorende bouwvlakken mits :
1.de oppervlakte van de nieuwe bebouwing niet meer bedraagt dan de oppervlakte van de gesloopte bebouwing, exclusief de oppervlakte van de bijgebouwen;
2.de oppervlakte van de bijgebouwen ten hoogste 100 m² zal bedragen;
3.de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 4,00 m bedraagt;
4.de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten minste 7,00 en ten hoogste 9 m bedraagt;
5.de dakhelling van een hoofdgebouw ten minste 50° bedraagt;
6.er een erfinrichtingsplan wordt overlegd ter goedkeuring aan de gemeente;
7.uit de ruimtelijke onderbouwing voor de wijzigingsbevoegdheid blijkt dat er voldoende wordt gecompenseerd blijkend uit de landschappelijke investeringen in het erfinrichtingsplan en dat de functie wordt ingepast op basis van de gebiedskenmerken uit de omgevingsvisie;
8.vooraf advies wordt ingewonnen bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed;
9.geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende functies;
10.de gebouwen op een verantwoorde wijze worden ingepast in de omgeving;
11.er sprake is van een fijnkorrelige c.q. geparcelleerde invulling, passend bij het kleinschalige karakter van het gebied;
12.de inrichting van het gebied aansluit bij de inrichting en het gebruik van de(openbare) ruimte in de directe omgeving;
13.het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
14.de verkeersdruk op de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
15.na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 17 overeenkomstig van toepassing zijn.
Artikel 4 Agrarisch - Cultuurgrond
4. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Cultuurgrond’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.cultuurgrond;
waarbij gestreefd wordt naar het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de gronden;
met daaraan ondergeschikt:
b.extensief dagrecreatief medegebruik;
c.paden;
d.water;
e.groenvoorzieningen;
f.nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
g.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4. 2.Bouwregels
4. 2. 1. Op de voor ‘Agrarisch - Cultuurgrond’ bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 4.1.
4. 2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
4. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.er mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd;
b.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen.
4. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
4. 4.Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, na gehoord te hebben de monumentencommissie, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 4.2.3. sub a en toestaan dat kunstobjecten worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5,00 m.
4. 5.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van de gronden ten behoeve van het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten;
b.het gebruik van de gronden ten behoeve van het opslaan van niet-agrarische producten en/of het stallen van auto’s, caravans en boten anders dan in gebouwen en overkappingen;
c.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
d.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
e.het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of andere opgaande meerjarige teeltvormen.
4. 6.Aanlegvergunning
4. 6. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a.het kappen, rooien of vellen van bomen en/of houtgewas in de vorm van beplanting langs wegen en/of landbouwgronden of schuilgelegenheid voor vee, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt;
b.het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van beplanting langs wegen en/of landbouwgronden of schuilgelegenheid voor vee;
c.het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van bosaanplant tot een oppervlakte van ten hoogste 1,00 hectare;
d.het wijzigen van het verkavelingspatroon door het dempen en/of graven van (erf)sloten en/of andere watergangen, en het aanbrengen van kunstwerken zoals dammen en stuwen;
e.het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
f.het aanleggen van fiets- en voetpaden;
g.het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen;
h.het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardrijdbakken;
i.het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik of de bereikbaarheid van bebouwde percelen.
4. 6. 2. Het in lid 4.6.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
a.het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik betreffen;
b.reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4. 6. 3. De in lid 4.6.1. genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied.
Artikel 5 Agrarisch - Cultuurgrond En Water
5. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch - Cultuurgrond en water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.cultuurgrond;
b.waterlopen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterberging;
c.ecologische verbindingszones;
d.groenvoorzieningen;
waarbij gestreefd wordt naar het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de gronden;
met daaraan ondergeschikt:
e.extensief dagrecreatief medegebruik;
f.paden;
g.nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
h.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5. 2.Bouwregels
5. 2. 1. Op de voor ‘Agrarisch - Cultuurgrond en water’ bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 5.1.
5. 2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.als bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen worden gebouwd;
b.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
c.de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen zoals bruggen en sluizen, zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
d.het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde is niet toegestaan.
5. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
5. 4.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van de gronden ten behoeve van het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten;
b.het gebruik van de gronden ten behoeve van het opslaan van niet-agrarische producten en/of het stallen van auto’s, caravans en boten;
c.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
d.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
e.het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of andere opgaande meerjarige teeltvormen.
5. 5.Aanlegvergunning
5. 5. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijk vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a.het kappen, rooien of vellen van bomen en/of houtgewas in de vorm van beplanting langs wegen en/of landbouwgronden of schuilgelegenheid voor vee, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt;
b.het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van beplanting langs wegen en/of landbouwgronden of schuilgelegenheid voor vee;
c.het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van bosaanplant tot een oppervlakte van ten hoogste 1,00 hectare;
d.het wijzigen van het verkavelingspatroon door het dempen en/of graven van (erf)sloten en/of andere watergangen, en het aanbrengen van kunstwerken zoals dammen en stuwen;
e.het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
f.het aanleggen van fiets- en voetpaden;
g.het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen;
h.het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardrijdbakken;
i.het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik of de bereikbaarheid van bebouwde percelen.
5. 5. 2. Het in lid 5.5.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
a.het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik betreffen;
b.reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5. 5. 3. De in lid 5.5.1. genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied.
Artikel 6 Bedrijf
6. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.bedrijfsgebouwen ten behoeve van een smederij;
met de daarbijbehorende:
b.erven en terreinen;
c.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6. 2.Bouwregels
6. 2. 1. Op de voor ‘Bedrijf’ bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 6.1.
6. 2. 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.het bedrijfsgebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b.de gevel van een gebouw zal in de bouwgrens worden gebouwd;
c.de goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven waarde bedragen.
6. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,50 m bedragen;
b.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
6. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
6. 4.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan een smederij;
b.het gebruik van de gronden ten behoeve van het opslaan van producten en/of het stallen van auto’s, caravans en boten.
6. 5.Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen na gehoord te hebben de monumentencommissie, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 6.4. sub a en toestaan dat de gebouwen worden gebruikt ten behoeve van kunstambachten zoals een edelsmederij en een pottenbakkerij.
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
7. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-gebouwen voor het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen voor de gasvoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
7. 2.Bouwregels
7. 2. 1. Op de voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 7.1.
7. 2. 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.de gevel van een gebouw zal in de bouwgrens worden gebouwd;
c.de goot- en bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.
7. 2. 3. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
7. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Artikel 8 Groen
8. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
b.paden;
c.water;
met de daarbijbehorende:
d.bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
8. 2.Bouwregels
8. 2. 1. Op de voor ‘Groen’ bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 8.1.
8. 2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
8. 2. 3. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
8. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
8. 4.Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, na gehoord te hebben de monumentencommissie, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 8.2.3. en toestaan dat:
1.kunstobjecten worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5,00 m;
2.overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3,00 m.
Artikel 9 Horeca
9. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.gebouwen ten behoeve van horecabedrijven van de categorieën 1 en 2;
met daaraan ondergeschikt:
b.groenvoorzieningen;
c.paden;
met de daarbijbehorende:
d.terrassen;
e.tuinen, erven en terreinen;
f.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9. 2.Bouwregels
9. 2. 1. Op de voor ‘Horeca’ bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 9.1.
9. 2. 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.de gevel van een gebouw zal in de bouwgrens worden gebouwd;
c.de goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven waarde bedragen;
d.in afwijking van het gestelde onder c zal de goot- en bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.
9. 2. 3. Op of in deze gronden mogen geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd.
9. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zal ten hoogste 1,50 m bedragen;
9. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
9. 4.Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen na gehoord te hebben de monumentencommissie, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 9.2.2. sub a en b en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
-de gezamenlijke oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen gebouwen ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
b.het bepaalde in lid 9.2.2. sub b en dat een gevel achter de bouwgrens wordt gebouwd;
c.het bepaalde in 9.2.3. en toestaan dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, mits:
1.de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 65 m² bedraagt;
2.de goothoogte ten hoogste 3,00 m bedraagt;
3.de bouwhoogte ten hoogste 6,50 m bedraagt;
d.het bepaalde in lid 9.2.4. en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen worden gebouwd, mits:
-de bouwhoogte ten hoogste 3,00 m bedraagt.
9. 5.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het wonen;
b.het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, anders dan horeca.
Artikel 10 Maatschappelijk - 1
10. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen van categorie 1;
met de daarbijbehorende:
b.erven en terreinen;
c.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10. 2.Bouwregels
10. 2. 1. Op de voor ‘Maatschappelijk - 1’ bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 10.1.
10. 2. 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.de gevel van een gebouw zal in de bouwgrens worden gebouwd;
c.de goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven waarde bedragen.
10. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
b.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
10. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
10. 4.Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen na gehoord te hebben de monumentencommissie, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 10.2.2. sub a en b en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
-de gezamenlijke oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen gebouwen ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende bouwvlak zal bedragen.
b.het bepaalde in lid 10.2.2. sub b en dat een gevel achter de bouwgrens wordt gebouwd.
10. 5.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van woondoeleinden;a.
b.het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige horeca;
c.het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige detailhandel.
10. 6.Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:
-de bestemming ‘Maatschappelijk - 1’ wordt gewijzigd in de bestemming ’Maatschappelijk - 2’, mits:
-na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 11 overeenkomstig van toepassing zijn.
Artikel 11 Maatschappelijk - 2
11. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: :
a.gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen van categorie 2;
met daaraan ondergeschikt:
a.groenvoorzieningen;
b.paden;
met de daarbijbehorende:
c.tuinen, erven en terreinen;
d.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11. 2.Bouwregels
11. 2. 1. Op de voor ‘Maatschappelijk - 2’ bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 11.1.
11. 2. 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.de gevel van een gebouw zal in de bouwgrens worden gebouwd;
c.de goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven waarde bedragen.
11. 2. 3. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
11. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
11. 4.Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen na gehoord te hebben de monumentencommissie, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 11.2.2. sub a en b en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
-de gezamenlijke oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen gebouwen ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
b.het bepaalde in lid 11.2.2. sub b en dat een gevel achter de bouwgrens wordt gebouwd;
c.het bepaalde in lid 11.2.3. en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:
-de bouwhoogte ten hoogste 3,00 m bedraagt.
11. 5.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het wonen;
b.het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige horeca;
c.het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige detailhandel.
Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats
12. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk - Begraafplaats’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.een begraafplaats;
met daaraan ondergeschikt:
b.groenvoorzieningen;
c.paden;
met de daarbijbehorende:
d.tuinen, erven en terreinen;
e.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12. 2.Bouwregels
12. 2. 1. Op de voor ‘Maatschappelijk - Begraafplaats’ bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 12.1.
12. 2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
12. 2. 3. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
12. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
12. 4.Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen na gehoord te hebben de monumentencommissie, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 12.2.2. en toestaan dat een kapelgebouw wordt gebouwd, mits:
1.de oppervlakte ten hoogste 10 m² bedraagt;
2.de bouwhoogte ten hoogste 3,00 m bedraagt;
b.het bepaalde in lid 12.2.3. en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:
1.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 2,00 m bedraagt;
2.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3,00 m bedraagt.
Artikel 13 Tuin
13. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.tuinen, geen erven zijnde, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen;
met de daarbijbehorende:
b.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13. 2.Bouwregels
13. 2. 1. Op de voor ‘Tuin’ bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 13.1.
13. 2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
13. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
b.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1,5 m bedragen.
13. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Artikel 14 Verkeer - Parkeren
14. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Parkeren’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
b.wegen, straten en paden;
c.water;
met de daarbijbehorende:
d.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14. 2.Bouwregels
14. 2. 1. Op de voor ‘Verkeer - Parkeren’ bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 14.1.
14. 2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
14. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
14. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Artikel 15 Verkeer - Verblijf
15. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.wegen, straten en paden;
met daaraan ondergeschikt:
b.parkeervoorzieningen;
c.water;
met de daarbijbehorende:
d.bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
15. 2.Bouwregels
15. 2. 1. Op de voor ‘Verkeer - Verblijf’ bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 15.1.
15. 2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
15. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
15. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Artikel 16 Water
16. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.waterlopen en waterpartijen;
met daaraan ondergeschikt:
b.oevers en beplanting;
c.extensief dagrecreatief medegebruik;
d.cultuurgrond;
met de daarbijbehorende:
e.bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder dammen, stuwen, bruggen en sluizen.
16. 2.Bouwregels
16. 2. 1. Op de voor ‘Water’ bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 16.1.
16. 2. 2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
16. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
16. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, een goede waterhuishouding en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Artikel 17 Wonen
17. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
1.een aan-huis-verbonden beroep;
2.mantelzorg;
b.aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
c.groenvoorzieningen;
d.parkeervoorzieningen;
e.speelvoorzieningen;
f.paden;
met de daarbijbehorende:
g.tuinen en erven;
h.bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17. 2.Bouwregels
17. 2. 1. Op de voor ‘Wonen’ bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 17.1.
17. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen en aangebouwde bijgebouwen gelden de volgende regels:
a.als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b.een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw”;
c.de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw zal in de bouwgrens worden gebouwd;
d.de goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven waarde bedragen;
e.in afwijking van het gestelde onder d zal de goot- en bouwhoogte ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen;
f.een hoofdgebouw zal vrijstaand worden gebouwd;
g.in afwijking van het bepaalde sub e zal ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden”, het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen ten hoogste het aangegeven aantal zal bedragen.
17. 2. 3. Voor het bouwen van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
a.aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b.de goot- en bouwhoogte en dakhelling van een gebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven waarde bedragen;
c.in afwijking van het gestelde onder b zal de goot- en bouwhoogte ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” aangegeven hoogte bedragen.
17. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van meer dan 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
b.de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
17. 3.Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
17. 4.Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen na gehoord te hebben de monumentencommissie, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 17.2.2. sub b en c en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
-de gezamenlijke oppervlakte van de buiten het bouwvlak gelegen gebouwen ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
b.het bepaalde in lid 17.2.2. sub c en dat een gevel achter de bouwgrens wordt gebouwd;
c.het bepaalde in lid 17.2.3. sub a en toestaan dat aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits ten aanzien van het bouwen van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak aanvullend de volgende regels gelden:
1.de aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen te worden gebouwd op een afstand van ten minste 3,00 m achter de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
2.de afstand tussen een bijgebouw of een overkapping en de bebouwing op het aangrenzende perceel zal ten minste 1,00 m bedragen;
3.de goothoogte ten hoogste 3,00 m bedraagt;
4.de bouwhoogte van aan- of uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen ten minste 1,00 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
5.de bouwhoogte van overkappingen ten hoogste 3,00 m bedraagt;
6.deze ontheffing mag niet worden toegepast, indien de gezamenlijke oppervlakte aan bestaande bijgebouwen en overkappingen zowel binnen als buiten het bouwvlak meer bedraagt dan 55 m² en het bebouwingspercentage van het bouwperceel meer bedraagt dan 50%.
17. 5.Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
b.het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor een aan-huis-verbonden beroep, met uitzondering van voor de bedrijvigheid ondersteunende functies, zoals opslag;
c.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat:
1.het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
2.het bedrijfsvloeroppervlak meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
3.het bedrijfsvloeroppervlak meer bedraagt dan 50 m²;
4.parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
5.detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
d.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
e.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
f.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden.
17. 6.Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen na gehoord te hebben de monumentencommissie, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
a.het bepaalde in lid 17.5. sub a en toestaan dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt ten behoeve van mantelzorg, mits:
1.er aantoonbaar sprake is van een zorgbehoefte, welke tijdelijk van aard is;
2.er sprake blijft van één huishouden;
b.het bepaalde in lid 17.5. sub d en toestaan dat de gebouwen worden gebruikt ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:
1.het een beroep betreft dat naar de aard, omvang en mate van milieuhinder (geen milieuvergunningsplichtige activiteiten) in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
2.het pand waarin het beroep wordt uitgeoefend tevens kan worden aangemerkt als hoofdverblijf van de exploitant of de beoefenaar van het beroep, dan wel kan worden aangemerkt als het bij dit hoofdverblijf behorende bijgebouw, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
3.het gebruik ondergeschikt is aan de woning, waarbij de beroepsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel met een maximum van 50 m²;
4.het geen detailhandel betreft (uitzondering voor productiegebonden detailhandel), en/of horeca-activiteiten en/of prostitutieactiviteiten betreft;
5.het woon- en leefklimaat en de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de nabij gelegen gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
6.er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein is waardoor er geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat.
Artikel 18 Waarde - Archeologie
18. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de zeer hoge archeologische (verwachtings-)waarden van de gronden.
18. 2.Bouwregels
18. 2. 1. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en een diepte van meer dan 0,50 m, moet alvorens een bouwvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders:
a.de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
b.in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
18. 2. 2. Indien uit het in lid 18.2.1. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen Burgemeester en Wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
a.de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b.de verplichting tot het doen van opgravingen;
c.de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
18. 3.Aanlegvergunning
18. 3. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en):
a.het ontgronden, afgraven en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
b.het graven, baggeren en dempen van sloten, vaarten en andere watergangen;
c.het aanbrengen van drainage;
d.diepploegen dieper dan 0,50 m;
e.het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
f.het uitvoeren van grondbewerkingen, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd.
18. 3. 2. Het in lid 18.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
a.het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;
b.reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c.in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
d.niet dieper gaan dan 0,50 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 100 m² beslaan.
18. 3. 3. De in lid 18.3.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
18. 3. 4. Alvorens een aanlegvergunning te verlenen moeten Burgemeester en Wethouders besluiten dat de aanlegvergunning pas kan worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overlegd waarin, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders:
a.de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
b.in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
18. 3. 5. Alvorens een aanlegvergunning te verlenen moeten Burgemeester en Wethouders ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies inwinnen bij een ter zake deskundige.
18. 3. 6. Indien uit het in lid 18.3.4. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen Burgemeester en Wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
a.de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
b.de verplichting tot het doen van opgravingen;
c.de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en Wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 19 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
19. 1.Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-het behoud, herstel en de uitbouw van de in paragraaf 3.2 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
19. 2.Aanlegvergunning
19. 2. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren:
a.het geheel of gedeeltelijk slopen van in de voorbouwgrens gebouwde gebouwen, voorzover niet reeds een sloopvergunning op grond van de Monumentenwet is vereist;
b.het aanleggen en/of verharden van wegen, paden en pleinen;
c.het wijzigen van weg- of straatprofielen en/of oppervlakteverhardingen;
d.het planten en verwijderen van bomen en opgaande beplanting;
e.het ophogen en egaliseren van gronden;
f.het ontgronden en het afgraven van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur
g.het graven en/of dempen van waterlopen en waterpartijen;
h.het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
i.diepploegen, dieper dan 0,50 m.
19. 2. 2. Het bepaalde in lid 19.2.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
a.het normale onderhoud betreffen;
b.reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c.reeds op basis van de Monumentenwet zijn beschermd.
19. 2. 3. De in lid 19.2.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in paragraaf 3.2 van de toelichting weergegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
21. 1.Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
a.het gebruik van de gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
b.het gebruik van de gronden ten behoeve van de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
c.het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
d.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting en/of pornobedrijf en/of prostitutiebedrijf;
e.het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen.
21. 2.Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
-het bepaalde in lid 21.1. sub e en toestaan dat de gronden tevens worden gebruikt ten behoeve van evenementen, mits:
-geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 22 Algemene Ontheffingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen na gehoord te hebben de monumentencommissie, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
a.de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b.de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van de wegen of de aansluiting van de wegen, onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
c.de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 m;
d.het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
1.deze vergroting niet meer dan 10 m² per plaatselijke verhoging bedraagt;
2.de vergroting leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
e.het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
1.plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
2.gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
3.erkers, luifels, balkons en ingangspartijen, met dien verstande dat:
-de overschrijding ten hoogste 1,00 m bedraagt;
-de breedte ten hoogste 2/3 deel van de breedte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw bedraagt en de breedte van hoekerkers ten hoogste 50% van de betreffende gevel van het hoofdgebouw bedraagt. Deze bouwdelen dienen ten minste 0,50 m uit de zijgevel te zijn gesitueerd, met uitzondering van hoekerkers;
-indien bestaande gevelopeningen dit noodzakelijk maken en dit uit architectonisch oogpunt noodzakelijk is, mag de breedte ten hoogste ¾ deel van de breedte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw bedragen en de breedte van hoekerkers ten hoogste 2/3 deel van de betreffende gevel van het hoofdgebouw. De bouwdelen dienen ten minste 0,50 m uit de zijgevel te zijn gesitueerd, met uitzondering van hoekerkers;
-de bouwhoogte ten hoogste 4,00 m bedraagt of indien de woning of dat woongebouw een hogere verdiepingsvloer bevat ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw;
-de afstand tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 2,00 m bedraagt. Bij twee aan elkaar gekoppelde erkers bij een dubbel blok die tegelijk worden aangevraagd, is de afstand van 2,00 m tot de perceelgrens niet van toepassing;
-ten hoogste 1 hoekerker per woning wordt gerealiseerd.
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen na gehoord te hebben de monumentencommissie, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in dié zin dat:
a.de bestemmingen ‘Horeca’, ‘Maatschappelijk - 1’ of ‘Maatschappelijk - 2’ worden gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’, mits:
1.de woonfunctie wordt gevestigd in het bestaande hoofdgebouw;
de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;2.
3.na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 17 overeenkomstig van toepassing zijn, met behoud van de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven maatvoeringseisen;
b.de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits:
-na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundig advies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht;
c.de bestemming ‘Waarde - Archeologie’ wordt toegevoegd, mits:
-door aanvullend historisch en/of archeologisch onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen;
d.de dubbelbestemming ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht’ wordt verwijderd, mits:
-het aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 35, lid 1 van de Monumentenwet 1988 daartoe aanleiding geeft.
Artikel 24 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding tot een besluit tot ontheffing of het stellen van nadere eisen ex artikel 3.6. lid 1 sub c en d van de Wet ruimtelijke ordening, is de volgende procedure van toepassing:
a.een ontwerpbesluit tot ontheffing of het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentekantoor ter inzage;
b.Burgemeester en Wethouders maken de terinzagelegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, digitaal, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
c.de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d.gedurende de in sublid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij Burgemeester en Wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot ontheffing of het stellen van nadere eisen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
25. 1.Overgangsrecht bouwwerken
a.Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1.gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2.na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b.Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van sublid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
c.Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25. 2.Overgangsrecht gebruik
a.Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b.Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d.Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 26 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan Het Stift
van de gemeente Dinkelland.
Behorend bij het besluit van 12 oktober 2010
Bijlage 1 Aanwijzingsbesluit Beschermd Dorpsgezicht 'Het Stift Weerselo'
Bijlage 1 Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht 'Het Stift Weerselo'
Bijlage 2 Reactienota Zienswijzen Ontwerp-bestemmingsplan Het Stift
Bijlage 2 Reactienota zienswijzen ontwerp-bestemmingsplan Het Stift