UITWERKINGSPLAN SLIMPAD 7A
Uitwerkingsplan - Gemeente Westland
Vastgesteld op 27-05-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het uitwerkingsplan "Slimpad 7 a te Kwintsheul" van de gemeente Westland.
1.2 bestemmingsplan
het bestemmingsplan "Holle Watering" van de gemeente Westland, met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 uitwerkingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1783.00000171u01- met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.4 aanbouw
een aparte ruimte die via het hoofdgebouw toegankelijk is en ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aan-huis-gebonden-onderneming
een onderneming welke gevestigd is of kan zijn in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon, welke in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.
1.8 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 bestaande bouwwerken
bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of vergund zijn om tot stand te zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.11 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in één of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.16 bijgebouw
een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en geen rechtstreekse toegang tot het hoofdgebouw heeft.
1.17 bouwen
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.18 bouwgrens
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.19 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggen. Het dient hierbij te gaan om horizontale bouwlagen.
1.20 bouwperceel
een aanééngesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.21 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.24 bouwwijze
de wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn: vrijstaand, twee-aan-een, gestapeld of aaneengebouwd.
1.25 boveninsteek
de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.
1.26 dakkapel
een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een hoofdgebouw, die vrij ligt in het hellend dakvlak.
1.27 daknok
hoogste punt van een schuin dak.
1.28 dakopbouw
een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die niet vrij in het dakvlak ligt, maar ten minste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak raakt van het betreffende gebouw/ de betreffende woning. Het plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel van het gebouw/ de woning.
1.29 dakvoet
laagste punt van een schuin dak.
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.31 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
1.32 erf
al dan niet bebouwde gronden, die bij de hoofdmassa horen of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze inrichting niet verbieden.
1.33 garage
een gebouw dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig.
1.34 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.35 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste gebouw valt aan te merken exclusief de aan- en uitbouwen of bijgebouwen.
1.36 kap
een constructie van uitsluitend één of meer hellende dakvlakken met een helling van meer dan 20 en minder dan 65 graden.
1.37 oorspronkelijke achtergevel
de achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw.
1.38 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste ée’n zijde een gesloten wand, welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofgebouw.
1.39 peil
a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verder verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.
1.40 risicovolle inrichtingen
Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.41 uitbouw
uitbreiding van een ruimte in het hoofdgebouw tot buiten het bestaande oorspronkelijke hoofgebouw (bijvoorbeeld erker) en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.42 woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.
1.43 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van het hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 wijze van meten en berekenen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de grondoppervlakte van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten buitenwerks bij een verticale projectie van de gevels op een horizontaal vlak;
b. de inhoud van een gebouw wordt gemeten boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren;
c. de hoogte van een gebouw of een ander bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt, waarbij ondergeschikte delen, zoals luchtkokers, schoorstenen, liftopbouwen en antennes, tot een hoogte van 3 m gemeten uit de voet, niet worden meegerekend;
d. de goothoogte van een gebouw wordt gemeten vanaf het peil tot aan de laagste horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak;
e. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen gevel van het gebouw tot die perceelsgrens boven peil en haaks op de perceelsgrens;
f. de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein wordt gemeten buitenwerks en boven peil, met dien verstande, dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld;
g. de bedrijfsvloeroppervlakte wordt gemeten binnenwerks met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten worden opgeteld.
2.2 ondergronds bouwen
a. De voorschriften van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.
b. Bij het berekenen van de blijkens de plankaart geldende of in de voorschriften opgenomen bebouwingspercentages of het maximaal te bebouwen grondoppervlak wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen. Tot ondergrondse gebouwen worden voor de berekening van de percentages of oppervlakten niet gerekend de ondergrondse ruimten voor zover deze gelegen zijn tussen de buitenwerkse gevelvlakken van het bovengrondse gebouw.
Artikel 3 Overige Toepassingen
Voor de overige toepassingen wordt verwezen naar paragraaf II artikel 8 van het bestemmingsplan Holle Watering.
2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
het wonen;b..bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven en water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfafscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:
a.daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig worden geschaad;
b.de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
c.geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 1.2.1 onder b of cten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
3 Bijzondere Bepalingen
Artikel 6 Archeologie
Voor het gebied binnen dit uitwerkingsplan dat in het bestemmingsplan “Holle Watering” niet is aangemerkt als “Gebied zonder archeologische waarde”, geldt de bepaling in artikel 8 lid 7 en artikel A uit het bestemmingsplan “Holle Watering”.
Artikel 7 Nadere Eisen
Voor het stellen van nadere eisen wordt verwezen naar paragraaf I, artikel 5 van het bestemmingsplan “Holle Watering”.
Artikel 8 Afwijkingen
Voor de toepassing van afwijkingen wordt verwezen naar paragraaf V, artikel 17 van het bestemmingsplan “Holle Watering”.
Artikel 9 Procedurebepalingen
Voor de toepassing van de procedurebepalingen wordt verwezen naar paragraaf I, artikel 4 van het bestemmingsplan “Holle Watering”.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als "Uitwerkingsplan Slimpad 7 a te Kwintsheul".
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Er is op 13 december 2013 een aanvraag uitwerkingsplan ingekomen voor het mogelijk maken van de bouw van twee woningen op het perceel Slimpad 7 a in Kwintsheul. Het project is gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan Holle Watering van Westlandse Zoom. Dit bestemmingsplan is op 30 augustus 2005 vastgesteld door de raad van de gemeente Westland en op 18 april 2006 goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland. Het plan “Holle Watering” (inmiddels ook wel “De Gouw”) is verdeeld in 3 fasen.
Het doel van het uitwerkingsplan is om een deel van de uit te werken bestemming nader in te delen in vorm en functie. Met dit uitwerkingsplan wordt dan ook beoogd een actueel juridisch kader te bieden voor de huidige bewoners van het gebied, maar ook voor toekomstige ontwikkelingen.
1.1.1 Ligging plangebied
Het plangebied is gelegen aan het Slimpad te Kwintsheul, ten noorden van de kern Kwintsheul. .


1.1.2 Geldend bestemmingsplan
Het ter plaatse geldende bestemmingsplan is 'Holle Watering', zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Westland op 30 augustus 2005. De bestemming is “Uit te werken woondoeleinden met bijbehorende voorzieningen – UW”.
Ingevolge artikel 3.1 moeten burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de Wet ruimtelijke ordening de in lid 1 bedoelde bestemmingen uitwerken met inachtneming van de uitwerkingsregels, zoals opgenomen in dit artikel:
3.2 Overleg
a.
Alvorens tot uitwerking over te gaan zal ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten overleg gevoerd worden met het Hoogheemraadschap van Delfland;
b.
Alvorens tot uitwerking en realisatie van de in lid 1.2 genoemde bestemming over te gaan, zal indien het nader archeologisch onderzoek daartoe aanleiding geeft ten aanzien van de stedenbouwkundige inrichtingn overleg worden gevoerd met een archeologisch deskundige.
Het uitwerkingsplan voldoet aan de gestelde criteria, omdat:
Ad. a. er overleg is gevoerd met het Hoogheemraadschap van Delfland over waterhuishoud-kundige aspecten. Het Hoogheemraadschap kan instemmen met de aangeleverde watertoets.
Ad. b. er wordt voldaan aan het archeologisch beleid. Op basis van de archeologische beleidskaart (vastgesteld op 26 juni 2013) gelden in het plangebied Slimpad 7 a te Kwintsheul ondergrenzen van 500 m² en 50 cm Mv. Alleen als een bouwplan groter is dan 500 m² en dieper reikt dan 50 cm onder huidig maaiveld, is archeologisch onderzoek nodig. Zie verder hiertoe paragraaf 3.2.
2 Gebiedsvisie
2.1 Gebiedsvisie
2.1.1 Inrichtingsschets
Het perceel aan Slimpad 7 a te Kwintsheul valt binnen het deelgebied A, zoals vermeld in het bestemmingsplan Holle Watering. Binnen het op de kaart aangegeven deelgebied A:
1.
Dient ten aanzien van de stedenbouwkundige inrichting en verkaveling te worden uitgegaan van een stedenbouwkundige structuur parallel aan de Holle Watering en het Slimpad.
2.
Kan, ten behoeve van ruimtelijke onderbrekingen, worden voorzien in dwarsverbindingen met parkeer- en groenvoorzieningen en water;
3.
Dienen als woningen uitsluitend eengezinswoningen te worden gebouwd.
Als uitgangspunt voor de woonpercelen geldt een bebouwingspercentage van 25% (hoofdgebouw en erfbebouwing).
Bij de realisatie van nieuwe (woon)bebouwing dient:
- ten aanzien van bestaande en (voorlopig) te handhaven glastuinbouwbedrijven een afstand in acht te worden genomen van ten minste 25 m tot bestaande glasopstallen;
- ten aanzien van bestaande glasopstallen, ter voorkomen van een onevenredige schaduwhinder, te worden uitgegaan van 20º lijn gemeten vanuit de voet van de kassen, waarbij de hoogte van gebouwen niet hoger mag zijn dan door die lijn wordt bepaald;
- ten aanzien van bestaande c.q. te handhaven of in te passen woonfuncties een afstand te worden aangehouden van ten minste 20 m tussen de achtergevels van de woningen.
Bebouwing
Binnen deelgebied A dient voor eengezinswoningen te worden uitgegaan van ten hoogste twee bouwlagen al dan niet met kap of substituutlaag.
2.1.2 Stedenbouwkundige randvoorwaarden
2.
Stedenbouwkundig kan akkoord worden gegaan met de splitsing van de kavel, behorend bij Slimpad 7 a te Kwintsheul en het bebouwen ervan met 2 woningen. Indiener van het verzoek heeft een tekening bijgeleverd, die in het platte dak voldoet aan de eisen die aan vergelijkbare kavels in het bestemmingsplan van het gebied “Holle Watering/ De Gouw” worden gesteld: de afstand van de bebouwing en zij-erfgrenzen is 3 meter, tot de voor-erfgrens 6 meter en tot de achter-erfgrens 12 meter. Op deze manier ontstaat een maximaal bebouwingsvlak voor de grote kavel van ca. 120 m² en voor de kleine kavel van ca. 100 m². Beide vallen binnen het maximale bebouwingsvlak van 25% van het kaveloppervlak.
Om de 2 nieuwe woningen te laten aansluiten op de overige woonbebouwing langs het Slimpad, zal bij uitwerking een maximale goothoogte van 4 meter worden opgenomen en een maximale nokhoogte van 8 meter. Er zullen conform het uitwerkingsplan 1 b nadere eisen worden gesteld aan de inrichting van het terrein en aan de verschijningsvorm van de bebouwing.
2.2 Verkeer
2.2.1 Infrastructuur/ontsluiting
De ontsluiting van de 2 woningen aan Slimpad 7 a zal via het Slimpad lopen. Een nieuwe ontsluiting voor autoverkeer zal worden gerealiseerd parallel aan het Slimpad en Holle Watering, ongeveer ter plaatse van de op de kaart (behorend bij het bestemmingsplan Holle Watering) gegeven aanwijzing “Verkeersontsluiting”.
2.2.2 Parkeren
Bij de realisering van dit bouwplan gelden ten aanzien van parkeervoorzieningen de volgende normen: bij woningen minimaal 2 parkeerplaatsen per woning op het woonperceel, aanvullend wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaatsen per woning in het openbaar gebied.
De benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd. Hierbij wordt er rekening gehouden met het feit dat er reeds 1 woning op het perceel aanwezig is.
3 Onderzoek
3.1 Bedrijven En Milieuzonering
De nieuwe woningen grenzen aan gronden met de agrarische bestemming, waardoor de minimale afstand van de woningen tot aan gronden met deze bestemming 12,5 meter dient te bedragen (10 meter tot kassen + 2,5 meter vergunningsvrije aan-/uitbouwmogelijkheid). Aangezien de bestaande woning aan Slimpad 7 op een afstand van 10 meter tot de agrarische bestemming is gesitueerd, en er aan de voorzijde van de woning geen vergunningsvrije bouwwerken mogelijk zijn, mag de afstand tot de agrarische bestemming 10 meter bedragen. De nieuwe woningen voldoen aan deze voorwaarde.
3.2 Geluid
Het plangebied van deze uitwerking veroorzaakt geen extra wegverkeerslawaai in de zin van de Wet geluidhinder. De geplande woning is gelegen aan een 30 km/u weg. Hierdoor zijn er voor dit plangebied geen hogere grenswaarden geluid noodzakelijk.
3.3 Luchtkwaliteit
In het kader van de totstandkoming van de verschillende bestemmingsplannen voor de Westlandse Zoom is een groot aantal luchtkwaliteitsonderzoeken opgesteld. Ten tijde van het nemen van het besluit omtrent goedkeuring door Gedeputeerde Staten kon worden beschikt over een luchtkwaliteitsrapport van bureau DGMR van 4 april 2006 voor bestemmingsplan Holle Watering waarbij aan het Besluit luchtkwaliteit 2005 is getoetst.
Voor het perceel aan Slimpad 7 a in Kwintsheul geldt dat het bouwplan geen significante bijdrage levert en niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit langs de Hollewatering leidt. Inmiddels leidt een aanpassing van de Wet milieubeheer overigens tot de kwalificatie van een plan dat 'niet in betekenende mate' een bijdrage levert aan een verslechtering van de luchtkwaliteit aangezien er voor het gehele bestemmingsplan Holle Watering geldt dat niet boven de norm van 500 woningen gebouwd zal worden. Niet in betekenende mate betekent in dit geval dat er geen onderzoeksplicht meer is voor dit soort projecten
3.4 Externe Veiligheid
3.4.1 Wettelijk kader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
? bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
? vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het groepsrisico is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het groepsrisico toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Het Bevi geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft. Op basis van het Bevi geldt als oriëntatiewaarde voor het groepsrisico:
? 10-5voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
? 10-7voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
? 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;
? enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).
3.4.2 Onderzoek
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in het plangebied zelf en in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen liggen en/of geen transport van gevaarlijke stoffen aan de orde is. De ontwikkellocatie ligt buiten de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour van de risicobronnen in de omgeving.
3.4.3 Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit uitwerkingsplan.
3.5 Water
In het deelplan De Gouw in Kwintsheul van de Westlandse Zoom, vallend onder bestemmingsplan “Holle Watering” in Kwintsheul (onherroepelijk geworden op 17 augustus 2007) is de locatie Slimpad 7 a gelegen. Het bestemmingsplan “Holle Watering” gaat voor de locatie Slimpad 7 a uit van de bestemming “Uit te werken woondoeleinden met bijbehorende voorzieningen – UW –“. In dit bestemmingsplan is reeds een waterparagraaf opgenomen. In fase 1 van het deelplan De Gouw, waarin Slimpad 7 a ligt, zijn 2 uitwerkingsplannen in werking getreden, te weten fase 1 a en fase 1 b. Voor de zone langs het Slimpad is nog geen uitwerkingsplan gemaakt. Voor bouwontwikkelingen zal per plan een apart uitwerkingsplan gemaakt moeten worden. Momenteel is op de locatie 1 woning aanwezig. Deze zal worden gesloopt. De bedoeling is dat in het uitwerkingsplan de mogelijkheid bestaat om maximaal 2 woningen te bouwen.
In het kader van het maken van een uitwerkingsplan voor de locatie Slimpad 7 a te Kwintsheul in de gemeente Westland wordt deze waterparagraaf opgesteld.
In paragraaf 1.2 zijn een situatietekening en een luchtfoto opgenomen, waarin de locatie is opgenomen. Verder is als bijlage 1 een overzichtstekening opgenomen, waarop te zien is waar het ingetekende boezemwater en aantal jaren geleden door het Ontwikkelingsbedrijf De Westlandse Zoom gegraven is. Inmiddels zijn er meerdere woningen gebouwd aan de Gouwlaan.
Algemeen
Er is invulling gegeven aan de watertoets door in een vroeg stadium in overleg te treden met het Hoogheemraadschap van Delfland. De waterparagraaf is beoordeeld door het Hoogheemraadschap. Het plangebied bedraagt 1.310 m².
Veiligheid en waterkeringen
In het plangebied en de nabije omgeving liggen geen waterkeringen. Met betrekking tot de primaire waterkering (zeewering) valt het plan buiten de landwaartse begrenzing van de kernzone van de zeewering.
Waterkwantiteit
Het plangebied bevindt zich in stedelijk gebied. Voor dit gebied geldt een waterbergingsnorm van 325 m³ per hectare. Het plangebied is gelegen in boezemland. Het vastgestelde waterpeil in het boezemgebied is -0,40 meter NAP en de maximaal toelaatbare peilstijging is 0,35 meter. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in stedelijk gebied moet worden voldaan aan de waterbergingseis van 325 m³/ha.
In de huidige situatie is in het plangebied ca. 235 m² boezemwater aanwezig. Een sloot van ca. 5 meter breed over de lengte van de kavel, ligt binnen de kadastrale grenzen van het plangebied.
Het bruto oppervlak van het gebied is circa 1.310 m². Rekening houdend met een maximaal toelaatbare peilstijging van 0,35 m en een waterbergingseis van 325 m³/ ha, betekent dit dat minimaal 122 m² oppervlaktewater binnen de plangrens gerealiseerd zou moeten worden. Indien de wateropgave niet binnen het plangebied gerealiseerd kan worden, geldt dat elders in het boezemland (binnen 5 km vanaf de locatie) compensatie mag worden gevonden.
Buiten het feit dat er ruim voldoende water binnen de het plangebied van het bestemmingsplan “Holle Watering” aanwezig is, heeft de Ontwikkelingscombinatie Westlandse Zoom aangegeven dat er voor het hele gebied binnen fase 1 van bestemmingsplan “Holle Watering” rekening is gehouden met voldoende boezemwater. Dit water is ook al daadwerkelijk aangelegd.
Waterkwaliteit en ecologie
Het water binnen de plangrens staat in verbinding met het boezemwater van de Holle Watering en de Gantel en is openbaar toegankelijk en doorvaarbaar. De kwaliteit van het water binnen de perceelsgrens is afhankelijk van de kwaliteit van het water van de Holle Watering/ Gantel.
Onderhoud en bagger
In de winter van 2011/2012 zijn in opdracht van het Hoogheemraadschap van Delfland baggerwerkzaamheden plaats gevonden vanaf het water. De bagger is afgevoerd. Aangezien het water grenst aan particuliere tuinen is hier geen plaats om bagger kwijt te kunnen. De bagger zal moeten worden afgevoerd.
Afvalwater en riolering
Het afvalwater zal worden afgevoerd tot de erfgrens en worden geloosd op het bestaande hoofdriool. Het hemelwater zal, net als de nieuw gebouwde woningen aan de Gouwlaan, geloosd worden op het boezemwater. Het hemelwater en afvalwater zal via gescheiden riolering worden afgevoerd. De capaciteit van het ontvangende rioolstelsel is voldoende. De aansluiting van dit gebouw zal niet leiden tot extra riooloverstortingen.
De gemeente zal aangeven waar en hoe de aansluiting op het hoofdriool zal plaatsvinden.
Bestemmingslegging
Het perceel heeft en behoudt de bestemming “Woondoeleinden”. Er zullen geen andere bestemmingen op het perceel gelegd worden.
Het Hoogheemraadschap van Delfland kan instemmen met deze waterparagraaf. Opgemerkt wordt nog dat voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen uitgegaan dient te worden van het standstillbeginsel; in plaats van een vaste norm te hanteren dient in het vervolg mogelijke verslechtering voor het watersysteem als gevolg van een ontwikkeling bijvoorbeeld door toenemend verhard oppervlak te worden gecompenseerd.
3.6 Bodem
Met betrekking tot de milieukundige bodemsituatie wordt verwezen naar het bestemmingsplan Holle Watering waarin de verdere stappen ten aanzien van mogelijke bodemvervuilingen worden behandeld.
De bodem in het uitwerkingsplangebied is onderzocht en voor uitvoering van dit uitwerkingsplan zal de bodem geschikt zijn (gemaakt) voor de beoogde bestemming.
Voor het perceel heeft een bodemonderzoek plaatsgevonden (zie bijlage 1: “Verkennend bodemonderzoek Slimpad 7 a, Kwintsheul). De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport van BMA Milieu van 9 februari 2012, rapportnr. NEN.2012.0030 `verkennend bodemonderzoek Slimpad 7A Kwintsheul”. Uit de resultaten van het onderzoek is gebleken dat:
-de opgestelde hypothese ´verdacht` voor OCB´s in de grond juist is;
-de opgestelde hypothese ´verdacht` voor arseen in het grondwater en “onverdacht” voor de overige parameters in grond en grondwater onjuist is.
Ter plaatse zijn in de grond en in het grondwater overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarde vastgesteld. Voor de lichte verontreinigingen behoeft echter geen nader onderzoek te worden aanbevolen. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat er milieuhygiënisch gezien geen knelpunten bestaan voor het afgeven van een omgevingsvergunning voor het oprichten van 2 woningen.
3.7 Ecologie
Voor de herontwikkeling van de kavel is het niet noodzakelijk om een Flora- en Fauna-onderzoek uit te voeren. Gezien de huidige staat van de kavel als braakliggend terrein is het niet noodzakelijk dat dit onderzoek wordt uitgevoerd.
Daarbij is het wel van belang dat bij werkzaamheden aan de beplanting er rekening dient te worden gehouden met broedende vogels. Broedende vogels mogen niet verstoord worden. Er dient bij voorkeur te worden gezorgd dat de beplanting in de winter wordt verwijderd en niet tijdens de broedperiode. Deze periode is afhankelijk van de weersomstandigheden. Globaal wordt hiervoor de periode februari t/m juli aangehouden. Als broedvogels gebruik maken van de kavel of bijv. het naastgelegen water, dan mogen deze niet verstoord worden. Bij verstoring zullen de werkzaamheden op een niet verstorende manier moeten worden voortgezet of moeten worden uitgesteld.
Indien er werkzaamheden aan de watergangen worden uitgevoerd, dan dienen deze aantoonbaar uitgevoerd te worden conform de soortenstandaard voor de bittervoorn en de soortenstandaard van de kleine modderkruiper. Beide zwaar beschermde vissen komen nagenoeg overal in het Westland voor.
Te allen tijde is de initiatiefnemer verantwoordelijk voor de naleving van de Flora- en Faunawet en het zorgvuldig omgaan met planten en dieren. Als er dus toch beschermde planten of dieren op of om het perceel voorkomen, die worden verstoord door de ontwikkeling of de werkzaamheden, dan dient hier alsnog rekening mee gehouden te worden en dient mogelijk een ontheffing aangevraagd te worden bij de Dienst Regelingen van het ministerie van Economische Zaken. Indien noodzakelijk kan er handhavend opgetreden worden.
3.8 Cultuurhistorische Aspecten
Op basis van de archeologische beleidskaart (vastgesteld op 26 juni 2013) gelden in het plangebied Slimpad 7 a te Kwintsheul ondergrenzen van 500 m² en 50 cm –Mv. Alleen als een bouwplan groter is dan 500 m² en dieper reikt dan 50 cm onder huidig maaiveld, is archeologisch onderzoek nodig. Een woonhuis zal echter nooit de ondergrens van 500 m² overschrijden, waardoor geen archeologisch onderzoek in het kader van dit plan hoeft te worden uitgevoerd. Direct ten oosten van het plangebied is echter een aantal jaar geleden een deel van een archeologische vindplaats uit de Romeinse tijd vastgesteld, die mogelijk doorloopt in het plangebied.
Op het moment dat de initiatiefnemer graafwerkzaamheden ten behoeve van de funderingen laat uitvoeren, dient hij contact op te nemen met de gemeentelijk archeoloog. De gemeentelijk archeoloog kan dan waarnemingen verrichten. De aanwezigheid van de archeoloog mag en kan de graafwerkzaamheden niet vertragen of ophouden.
4 Juridische Planbeschrijving
Het uitwerkingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en toelichting. De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend. De toelichting moet hierbij worden gezien als uitleg wat met de verbeelding en regels wordt beoogd. De regels bevatten juridische instrumentarium voor het regelen van functie en vorm in het uit te werken plangebied. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
4.1 Algemeen
Dit plan is een uitwerking van het bestemmingsplan Holle Watering. In de regels van dit plan staan voorwaarden waaronder dit plan mag worden uitgewerkt. Hieronder staan de verschillende bestemmingen omschreven.
De systematiek van de regels sluit zoveel mogelijk aan bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). De SVBP2008 geldt vanaf 1 januari 2010 als de landelijke (deels verplichte) standaard voor indeling en weergave van bestemmingen. Het aspect vergelijkbaarheid is vanuit de gebruikersoptiek van groot belang. Het gat hierbij om de belangen van burgers en bedrijven, die zich op eenvoudige wijze een juist beeld willen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meerdere locatie(s). Daarnaast is vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen ook van groot belang voor een ieder die ruimtelijke plannen voor een groter gebeid in samenhang wenst te bezien. Dit is onder andere aan de orde bij de beleidsvoorbereiding, het opstellen van gebiedsplannen, de monitoring en bij de handhaving van plannen. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden bovendien tot een betere dienstverlening en leveren een bijdrage aan een effectievere en een efficiëntere overheid.
4.2 Nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Met betrekking tot het bestemmingsplan is onder meer de terminologie gewijzigd ten opzichte van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening. Zo worden "voorschriften" onder de nieuwe wet aangeduid als "regels". In dit uitwerkingsplan zal gebruikt gemaakt worden van de termen uit de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, alsmede die uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Het uitwerkingsplan mag, in voorliggend geval, op basis van artikel 8.1.2 van het Besluit ruimtelijke ordening worden vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld op de wijze waarop het bestemmingsplan waarop de uitwerking betrekking heeft, is vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld. In dit geval betekent dit dat aangesloten kan worden bij de vorm van het moederplan.
De procedure voor het uitwerkingsplan is in het artikel Procedureregels van de voorschriften van het bestemmingsplan "Poeldijk Centrum" opgenomen (artikel 4, lid 2). Na invoering van de Wet ruimtelijke ordening moet evenwel de procedure gevolgd worden zoals geregeld in afdeling 3.4 van Algemene wet bestuursrecht. Vooroverleg is hiermee niet meer verplicht en goedkeuring van Gedeputeerde Staten niet meer aan de orde.
4.3 Planvorm
Dit uitwerkingsplan bestaat uit een verbeelding met bijbehorende regels en wordt in deze toelichting nader toegelicht. Dit uitwerkingsplan is een uitwerking van het bestemmingsplan "Poeldijk Centrum".
Gekozen is een flexibel gedetailleerde uitwerking. Dit betekent dat binnen harde kaders op kleine schaal geschoven kan worden.4.4 Bestemmingsregeling
4.4.1 Inleidende bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
Begrippen die in de regels worden gebruikt en die uitleg behoeven worden in dit artikel uitgelegd.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel bevat alle technische regelingen over het bepalen van oppervlaktes, hoogtes, dieptes, breedtes, etc.
Artikel 3 Overige toepassingen
In dit artikel wordt verwezen naar de hoofdlijnen van beleid ten aanzien van alle bestemmingen uit het bestemmingsplan Holle Watering. Deze gelden ook voor dit uitwerkingsplan.
4.4.2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Tuin – T –
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor de voortuinen of zijtuinen bij de op de gronden aangewezen hoofdgebouwen. Het betreft hier in de meeste gevallen woningen. Op gronden met de bestemming Tuin zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met uitzondering van erkers.
Artikel 5 Wonen -W-
Deze bestemming maakt de ontwikkeling mogelijk van de woningen binnen de aangegeven bouwvlakken. De bouwvlakken beslaan in dit geval de gehele bestemming aangezien deze wordt omringd met een "tuin"-bestemming.
Bijzondere bepalingen
Deze bepalingen in artikel 6 tot en met 9 verwijzen naar algemene procedureregels in bestemmingsplan Holle Watering die hier ook van toepassing zijn.
4.4.3 Overgangs- en slotregels
Artikel 6 Slotregel
In dit artikel wordt aangegeven onder welke naam het voorliggende uitwerkingsplan kan worden aangehaald; dit wordt ook wel het citeerartikel genoemd.
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
De grondexploitatie Westlandse Zoom is vastgesteld door de Stuurgroep Westlandse Zoom meest recent op 17 april 2009. De begroting voor deegebied/bouwfase is onderdeel van de grondexploitatie Westlandse Zoom. De uitwerking van dit plangebied/deze bouwfase past binnen de begroting Holle Watering, zodat voldoende dekking is voor de kosten en opbrengsten van dit uitwerkingsplan.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De woningen en het bouwplan ten aanzien van het oprichten van de twee woningen passen binnen de kaders van het bestemmingsplan Holle Watering. Op grond hiervan wordt de uitvoering van het uitwerkingsplan maatschappelijk uitvoerbaar geacht.