Bedrijventerrein ABC Westland
Bestemmingsplan - Gemeente Westland
Onherroepelijk op 23-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Bedrijventerrein ABC Westland van de gemeente Westland.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1783.ABP00000024-onhe met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanbouw
een aparte ruimte die via het hoofdgebouw toegankelijk is en ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden onderneming
een onderneming welke gevestigd is of kan zijn in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon, welke in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 agrarisch aanverwant bedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het leveren van diensten, waaronder het sorteren, bewerken, verpakken en/of het leveren of verhandelen van producten van of aan glastuinbouwbedrijven zo nodig met behulp van werktuigen of apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur (bedrijven zoals agrarische hulp-, loon-, neven en toeleveringsbedrijven).
1.9 agrogerelateerd bedrijf
een bedrijf dat gericht is op ondersteuning aan de (glas)tuinbouw, waaronder worden begrepen agrologistieke bedrijven en agrarisch aanverwante bedrijven.
1.10 agrologistiek bedrijf
een bedrijf gericht op transport, handel en/of distributie van uit de (glas-)tuinbouw afkomstige producten, waarbij op- en overslag inclusief het verwerken, om-, her- en verpakken ter plaatse is toegestaan.
1.11 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in één of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bedrijf
een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren of inzamelen en verhandelen van goederen.
1.14 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een bedrijf met inbegrip van alle daartoe behorende ruimten, waaronder ontvangsthal, dienstruimten en magazijnen. Niet inbegrepen zijn inpandige dienstwoningen en gebouwde parkeervoorzieningen voor personenauto's. Wat betreft inpandige parkeerruimte valt een overdekte stallingsruimte voor een busje of een vrachtwagen wel hieronder.
1.15 bedrijfswoning
een woning bij een bedrijf, die bestemd is voor bewoning door (het huishouden van) de ondernemer of door bij dat bedrijf werkzaam personeel.
1.16 bestaande bouwwerken
bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bevoegd gezag
het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.20 bijgebouw
een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw welke geen rechtstreekse toegang tot het hoofdgebouw heeft, dat in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden is en ruimtelijk ondergeschikt is van respectievelijk aan het hoofdgebouw.
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.23 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij op benadering gelijke hoogte liggen. Het dient hierbij te gaan om horizontale bouwlagen.
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.28 bouwwijze
de wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn vrijstaand, twee-aaneen, gestapeld of aaneengebouwd.
1.29 boveninsteek
de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.
1.30 dakkapel
een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, die vrij ligt in het hellend dakvlak.
1.31 daknok
het hoogste punt van een schuin dak.
1.32 dakopbouw
een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die niet vrij in het dakvlak ligt, maar ten minste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak raakt van het betreffende gebouw/de betreffende woning; het plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel van het gebouw/de woning.
1.33 dakvoet
het laagste punt van een schuin dak.
1.34 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.35 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
1.36 erf
al dan niet bebouwde gronden die bij de hoofdmassa horen, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze inrichting niet verbieden.
1.37 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 geluidshinderlijke inrichtingen
bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.
1.39 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken exclusief de aan- en uitbouwen of bijgebouwen.
1.40 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.41 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.42 kap
een constructie van uitsluitend één of meer hellende dakvlakken met een helling van meer dan 20 en minder dan 65 graden.
1.43 leisure
een onderneming gericht op de vrijetijdsbesteding, waaronder begrepen detailhandel, horeca, recreatie, sport, care en daarmee naar aard gelijk te stellen activiteiten.
1.44 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.45 onzelfstandig kantoor
een kantoor welke ter plaatse rechtstreeks verbonden is aan en ten dienste staat van een bedrijf.
1.46 oorspronkelijke achtergevel
de achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw.
1.47 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer.
1.48 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand, welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.49 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven; het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.
1.50 risicovolle inrichtingen
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.51 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop of sekstheater, een sekswinkel, een seksautomatenhal en een seksclub of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.
1.52 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels deel uitmaakt.
1.53 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.54 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri's, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken.
1.55 uitbouw
uitbreiding van een ruimte in het hoofdgebouw tot buiten het bestaande oorspronkelijke hoofdgebouw (bijvoorbeeld erker) en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.56 voorerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn voor de, met een figuur op de planverbeelding aangegeven, voorgevel van dat hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.57 voorgevel
de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel en/of waar deze op de planverbeelding met een figuur is aangegeven.
1.58 voorgevelrooilijn
de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing en/of waar deze op de planverbeelding met een figuur is aangegeven.
1.59 woning
een complex van ruimten, dat blijkens de indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.
1.60 zelfstandig kantoor
een kantoor welke ter plaatse niet rechtstreeks verbonden is aan en/of ten dienste staat van een bedrijf.
1.61 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 de lengte van een aanlegsteiger
de afstand tussen de boveninsteek van het water en het deel van de aanlegsteiger dat daar het verst vanaf gelegen is.
2.9 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, groen en water.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de situering van de gebouwen, met dien verstande dat:
- a. geëist mag worden dat de onderlinge afstand tussen de gebouwen ten minste 3 m moet bedragen;
- b. daardoor de gebruikswaarde van het bedrijventerrein niet onevenredig wordt geschaad;
- c. geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de bouwregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven;
- b. ter plaatse van de functieaanduiding '(sbt-reg)': een regionaal bedrijventerrein;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen en water.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent situering van de gebouwen mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terreinen voor wat betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer, met dien verstande dat:
- a. geëist mag worden dat de onderlinge afstand tussen de gebouwen ten minste 3 m moet bedragen, op voorwaarde dat:
- 1. daardoor de gebruikswaarde van het bedrijventerrein niet onevenredig wordt geschaad;
- 2. geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak zoals aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
- b. geëist kan worden dat de goot- en bouwhoogte van gebouwen en de hoogte van andere bouwwerken de aangegeven maximale bouwhoogte (H) in tabel 4.1 niet overschrijdt, indien zulks in verband met bezonning c.q. het voorkomen van mogelijke schaduwhinder op nabij gelegen agrarische percelen wenselijk is.
A | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 20 |
H | 0,4 | 0,7 | 1,1 | 1,5 | 1,8 | 2,2 | 2,6 | 2,9 | 3,3 | 3,6 | 4,0 | 4,4 | 4,7 | 5,1 | 5,5 | 5,8 | 6,2 | 6,6 | 7,0 | 7,3 |
tabel 4.1, waarbij 'A' de afstand tot uiterste bebouwingsgrens kassen is en 'H' de maximale bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de bouwregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. beplantingen, plantsoenen, bermen en bermsloten en voet- en fietspaden;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1': tevens een ontsluitingsweg;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast': tevens een antenne-installatie;
- d. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van een antenne-installatie bedraagt ten hoogste 35 m;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 6 Kantoor
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, parkeervoorzieningen, wegen, voet- en fietspaden en water.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 7 Tuin
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
- b. plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4': tevens een kunstwerk;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, ten hoogste 3 m bedraagt.
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': tevens opslag van goederen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1': een vrachtwagenparkeerplaats;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, ten hoogste 3 m bedraagt;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': erfafscheidingen zijn toegestaan ter afscherming van opgeslagen goederen van de aangelegen bestemming van ten hoogste 2 m.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2, onder b, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte tot ten hoogste 4 m mag worden vergroot;
- b. de erfafscheiding voorzien wordt van een natuurlijke beplanting, dan wel niet zichtbaar is door aangrenzend groen.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'opslag' opslag van goederen van aan de bedrijfsactiviteit, behorende bij de aangelegen bestemming, gerelateerde producten is toegestaan tot een hoogte van 2 m.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.4 om ter plaatse van de aanduiding 'opslag' opslag van goederen van aan de bedrijfsactiviteit, behorende bij de aangelegen bestemming, gerelateerde producten toe te staan tot een hoogte van 4 m, indien deze goederen afgeschermd worden door een erfafscheiding van eenzelfde hoogte.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' met de aanduiding 'opslag' wijzigen in de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied zonder aanduiding indien de betreffende activiteit ter plaatse is beëindigd.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, sierwater en het verkeer te water;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' tevens een kunstwerk;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, bruggen, duikers, aanlegsteigers en waterstaatkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. in afwijking van sub a mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' ten behoeve van de bestemmingen 'Bedrijventerrein' en 'Kantoor' een overbouwing worden gebouwd;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' mag een vlonder ten behoeve van het op de aangrenzende gronden gelegen horecabedrijf worden gebouwd;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven en water.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaatsing en de goot- en boeibordhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de te bouwen gebouwen geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengen in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:
- a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
- b. de goot- of boeibordhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
- c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 11.2.3 onder b of c ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden ondernemingen, mits;
- a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
- b. het netto vloeroppervlak in gebruik voor de aan-huis-gebonden onderneming niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²;
- c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
- d. er geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
- e. de onderneming uitsluitend door een van de bewoners (zonder ander personeel) wordt uitgeoefend;
- f. voor de activiteiten van de onderneming geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist en de inrichting valt onder het begrip type A van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
- g. er geen horeca- en/of detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
- h. de activiteiten worden uitgevoerd in het hoofdgebouw, plus aan-, uitbouw en aangebouwd bijgebouw.
Artikel 12 Leiding - Water
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een waterleiding.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Waarde - Archeologie - 3
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Waarde - Archeologie - 5
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 70 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Waterstaat - Waterkering
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering. Ingeval van strijdigheid gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
15.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 15.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17 Algemene Bouwregels
17.1 Percentages op de planverbeelding
17.2 Hoogteaanduidingen op de planverbeelding
17.3 Overschrijding van hoogteaanduidingen op de planverbeelding
17.4 Algemene hoogtematen
Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende maten, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald:
- erfafscheidingen tussen de openbare weg en 2 m achter de voorgelrooilijn | 1 m; | ||
- erfafscheidingen elders | 2 m; | ||
- overkappingen | 3 m; | ||
- straatmeubilair | 3 m; | ||
- lichtmasten | 20 m; | ||
- antennes ten behoeve van telecommunicatie niet zijnde schotelantennes | 5 m; | ||
- overige bouwwerken | 2 m; | ||
- vlaggenmasten | 6 m. |
17.5 Overschrijding bouwgrenzen
De op de planverbeelding aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;
- b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
- d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
- e. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen; hijsinrichtingen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- f. bestaande dakopbouwen, bestaande luifels en bestaande uitbouwen aan de voorzijde.
17.6 Ondergrondse bouwwerken
- a. De regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.
- b. In aanvulling op het bepaalde onder a mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen hoofdgebouw.
17.7 Parkeren
Bij elke ontwikkeling wordt het Westlands Verkeer en Vervoerplan 2005 toegepast.
17.8 Dakkapellen
De in de planregels of op de planverbeelding aangegeven goothoogte van gebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, die voldoen aan de volgende voorwaarden:
- a. maatvoering achterzijde:
- 1. de dakkapel ligt aan alle zijden ten minste 0,5 m vrij in het dakvlak;
- 2. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m;
- 3. de dakkapel mag niet meer dan 1 m uit de onderkant van het dakvlak staan.
- b. maatvoering voorzijde:
- 1. de dakkapel is niet breder dan 50% van de breedte van het dakvlak;
- 2. de dakkapel ligt aan alle zijden ten minste 0,5 m vrij in het dakvlak;
- 3. de dakkapel is gemeten van de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,5 m;
- 4. de dakkapel mag niet meer dan 1 meter uit de onderkant van het dakvlak staan.
17.9 Bestaande bouwwerken
Een bestaand bouwwerk dat met een vergunning is gerealiseerd, mag worden teruggebouwd.
17.10 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
- b. brandweeringang;
- c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. de ruimte tussen bouwwerken;
- e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
18.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- d. het gebruik van bouwwerken of het laten gebruiken van bouwwerken als seksinrichting.
18.2 Geen strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- a. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland.
Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels
19.1 Afscherming
in afwijking van het bepaalde onder artikel 17.4 mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' een afscherming worden geplaatst met een bouwhoogte van ten minste 5 m en ten hoogste 8 m.
19.2 Veiligheidszone - lpg
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
20.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking kan worden verleend – afwijking van de regels in het plan te verlenen voor:
- a. afwijkingen van voorgeschreven maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%; het moet hierbij primair gaan om het oplossen van knelpunten waar het bestemmingsplan niet in voorziet en waartegen in planologisch opzicht geen bezwaar bestaat en niet om de bouwmogelijkheden bij voorbaat al te vergroten;
- b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m³ zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
- c. het bouwen van een tweedelijns dakkapel aan de achterzijde;
- d. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
- e. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 m mogen bedragen;
- f. afwijkingen van het bestemmingsplan, teneinde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
- g. overschrijding van bouwgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
- h. het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden;
- i. het afwijken van het Westlands Verkeer en Vervoerplan 2005 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.
20.2 Afwijking niet verlenen
Afwijking wordt in ieder geval niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
21.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
21.2 Waarde - Archeologie
Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van de bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemmingen 'Waarde - Archeologie - 3'en geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
21.3 Waterstaat - Waterkering
Wijzigingsbevoegdheid voor aanpassing van de bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' deels uitbreiden, verplaatsen en verwijderen, indien:
- a. de dubbelbestemming door uitbreiding of verplaatsing van de waterkeringswerken niet meer noodzakelijk is dan wel elders noodzakelijk is;
- b. burgemeester en wethouders hiertoe over een positief advies beschikken van de waterbeheerder.
Artikel 22 Overige Regels
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel
Artikel 23 Overgangsrecht
23.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 24 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: regels van het 'bestemmingsplan Bedrijventerrein ABC Westland'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op het huidige bedrijventerrein ABC Westland ten noorden van de dorpskern van Poeldijk was de Groenten- en Fruitveiling Westland Noord gevestigd. Deze veiling ging in 1997 met nog zeven andere groenteveilingen op in The Greenery, waarna de vestiging Westland Noord in 1998 werd gesloten. Het terrein werd verkocht en is onder de naam ABC Westland verder gegaan.
Met de ontwikkeling van de Westlandse Zoom – het gebied gelegen op het grensvlak tussen Den Haag en het Westland – is in 2006 een bestemmingsplan vastgesteld voor de uitbreiding van het bedrijventerrein aan de noord- en westzijde, de 'Randzone'. Naast de uitbreiding van het bedrijventerrein werd met dit bestemmingsplan ook de ontwikkeling van de Wenzone, een recreatieve groenzone als onderdeel van de groen/blauwe dooradering van het Westland mogelijk gemaakt.
De gemeente Westland heeft tot doelstelling om voor alle bedrijventerreinen in de gemeente nieuwe integrale bestemmingsplannen op te stellen met eenduidige regels en een actuele milieuzonering. Daarnaast geldt een wettelijke actualiseringsplicht voor bestemmingsplannen ouder dan 10 jaar die volgt uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het voorliggend bestemmingsplan vervangt de verschillende bestemmingsplannen die momenteel op het bedrijventerrein ABC Westland vigerend zijn.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen ten noorden van de kern Poeldijk en wordt begrensd door:
- in het noorden: de Wennetjessloot en tevens gemeentegrens met Den Haag;
- in het oosten: de Lange Sloot;
- in het zuiden: de Paul Captijnlaan en Arckelweg;
- in het westen: de N211 (Nieuweweg).
De exacte ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:
bestemmingsplan | vastgesteld | goedgekeurd | |
Bedrijventerrein Poeldijk Noord | 24-06-2003 | 30-09-2003 | |
Randzone bedrijventerrein Poeldijk Noord | 26-08-2006 | 15-05-2007 | |
Buitengebied 2e partiële herziening | 25-04-1995 | 05-12-1995 | |
Buitengebied | 25-03-1986 | 16-12-1986 |
1.4 Leeswijzer
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein ABC Westland bestaat uit een toelichting, de planregels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven, alsmede de ruimtelijke kwaliteiten en aanwezige knelpunten. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied.
In hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. In hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in de hoofdstukken 5 en 6 ingegaan op het handhavingsbeleid, de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Beleidskader
2.1.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) & Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport. De Nederlandse open economie raakt steeds meer verweven met die van sterke concurrenten als Duitsland, China en India. De kansen in het internationale speelveld liggen vooral bij de zogenoemde topsectoren: logistiek, water, hightech, creatieve industrie, energie, chemie en voedsel en tuinbouw. Veel van die sectoren zijn geconcentreerd in de stedelijke regio's rond de mainports, brainport en greenports. De ambitie is dat Nederland in 2040 behoort tot de top 10 concurrerende landen van de wereld door een goede ruimtelijk-economische structuur voor een excellent vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers. Dit betekent onder andere een optimale internationale bereikbaarheid van stedelijke regio's in 2040 en uitstekende (logistieke) verbindingen van de mainports Rotterdam en Schiphol, de brainport Zuidoost Nederland en de greenports met Europa en de rest van de wereld.
De meeste topsectoren concentreren zich in stedelijke regio's en dan vooral in de stedelijke regio's rond de mainports, brainport en greenports. Vanwege deze concentratie en de nationale baten die daarmee gemoeid zijn, wil het Rijk in deze regio's extra inzetten op versterking van de concurrentiekracht. Hiervoor wordt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak ingezet waarin afspraken over de versterking van de ruimtelijk-economische structuur in brede zin worden gemaakt met de decentrale overheden.
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied is de volgende bepaling relevant.
- Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's (zoals Rotterdam) over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief.
2.1.2 Provinciaal beleid
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (2010)
Een concurrerend, aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden en een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap, dat zijn de vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die de basis vormen voor de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'. Met de vaststelling van de Provinciale Structuurvisie en de Provinciale Verordening Ruimte wordt aansluiting gezocht bij de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening. De visie is vastgesteld op 2 juli 2010. Daarnaast is op 23 augustus 2011 de eerste herziening vastgesteld.
![]() | ![]() |
Uitsnede Functiekaart Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie
Het plangebied is op de functiekaart van de structuurvisie aangewezen als bestaand bedrijventerrein. Het beleid voor bedrijventerreinen is erop gericht dat de beschikbaarheid van een op de vraag afgestemd areaal bedrijventerreinen een belangrijke randvoorwaarde is voor een aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu.
Behoud van (binnenstedelijke) bedrijvigheid staat voorop, al dan niet gelegen op bedrijventerreinen. De afstemming tussen vraag en aanbod vindt plaats door intensiveren, innoveren en herstructureren van bestaande en geplande bedrijventerreinen. Pas in laatste instantie komt uitbreiden op eventuele nieuwe locaties aan de orde. Streefwaarde bij herstructurering is een ruimtewinst van 10%.
Veel van de huidige grootschalige detailhandel is gevestigd op bedrijventerreinen. Vanuit het beleid om dit areaal juist voor reguliere bedrijven te behouden, wordt door de provincie de uitbreiding van de perifere detailhandel op die locaties terughoudend benaderd.
Provinciale Verordening Ruimte (2010)
Samen met de Provinciale Structuurvisie is op 2 juli 2010 ook de Provinciale Verordening Ruimte vastgesteld door Provinciale Staten. Daarnaast is op 23 augustus 2011 de eerste herziening vastgesteld. De visie is een zelfbindend document voor de provincie, maar de Provinciale Verordening bevat regels die algemeen bindend zijn. De regels die voor dit plan het meest relevant zijn, zijn hierna per artikel kort toegelicht.
Bedrijventerreinen - artikel 6
Het bedrijventerrein ABC Westland is op kaart 6 van de Verordening Ruimte aangeduid als bedrijventerrein. De verordening stelt in lid 2 dat bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen op bedrijventerreinen, geen bestemmingen aanwijzen die nieuwe (bedrijfs)woningen mogelijk maken. Dit uitgezonderd woningen behorende bij woon-werkeenheden op (delen van) bedrijventerreinen waar maximaal milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan en die niet binnen de invloedssfeer liggen van (delen van) bedrijventerreinen waar bedrijven in een hogere milieucategorie zijn toegestaan.
In lid 3 van het artikel wordt aangegeven dat bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen, bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het bedrijventerrein mogelijk moeten maken, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die mogelijk zijn op grond van een onherroepelijk bestemmingsplan of de Provinciale Structuurvisie. De toelichting van het bestemmingsplan moet hierover een verantwoording bevatten.
Tot slot is in lid 4 bepaald dat van lid 3 kan worden afgeweken indien in regionaal verband afspraken zijn gemaakt over het voorzien in voldoende ruimte voor bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie die mogelijk zou zijn op het betreffende bedrijventerrein. De toelichting van het bestemmingsplan moet hierover een verantwoording bevatten.
Detailhandel - artikel 9
Bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen buiten de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra, wijzen geen bestemmingen aan die nieuwe detailhandel mogelijk maken.
Uitzonderingen hierop zijn:
- a. perifere detailhandel, mits de gronden op kaart 7 zijn aangewezen als opvanglocatie voor perifere detailhandel;
- b. perifere detailhandel, buiten de op kaart 7 aangewezen opvanglocaties voor perifere detailhandel, mits het gaat om de vestiging van een individueel bedrijf en geen nieuwe perifere detailhandelsconcentratie ontstaat en voor zover vestiging plaatsvindt op een bedrijventerrein het aandeel van bedrijven in perifere detailhandel niet meer bedraagt dan 10% van het totale oppervlak van het bedrijventerrein;
- c. nieuwe regionale winkelcentra op de locaties die zijn aangeduid op kaart 7;
- d. kleinschalige detailhandel tot een bruto vloeroppervlak van 200 m², zoals buurt- en gemakswinkels;
- e. de verkoop van consumentenartikelen bij sport-, culturele, medische, recreatie- en vrijetijdsvoorzieningen (zoals stadions en ijsbanen), mits het assortiment aansluit bij deze voorzieningen;
- f. de aflevering van door consumenten bestelde producten op een bedrijfslocatie waar deze producten worden geassembleerd en/of geproduceerd (zoals PC-configuraties op bestelling);
- g. uitbreiding van bestaande detailhandel, eenmalig met ten hoogste 10% van het bruto vloeroppervlak per vestiging.
Het bedrijventerrein ABC Westland is niet aangewezen als opvanglocatie voor perifere detailhandel.
Waterkeringen - artikel 10
Over waterkering schrijft de verordening voor dat de primaire en regionale waterkeringen als zodanig bestemd worden, waarbij de regels voorzien in een onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van die keringen.
Andere functies zijn ter plaatse slechts toelaatbaar voor zover er geen sprake is van significante belemmeringen voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de betreffende keringen. Daarbij is advies nodig van de beheerder van de waterkering.
2.1.3 Regionaal en gemeentelijk beleid
Regionaal Structuurplan Haaglanden (2008)
Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft in april 2008 het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP 2020) vastgesteld.
Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen etc.
Beleid bedrijventerreinen
Herstructurering en beter gebruik van bestaande bedrijventerreinen heeft een hoge prioriteit. Het streven is erop gericht om na 2020 de vraag naar ruimte voor werken op de bestaande terreinen en in het bestaande stedelijk gebied op te kunnen vangen. Daar is een innovatief gebruik van de ruimte voor nodig. Herstructurering en intensiever gebruik van verouderde terreinen, dubbel grondgebruik, functiemenging en het ontwikkelen van milieumaatregelen die hinder van bedrijven verminderen, zijn hierbij belangrijke aangrijpingspunten.
De herontwikkeling van bedrijventerreinen sluit aan bij de behoefte aan zorgvuldig ruimtegebruik en duurzame ontwikkeling. Een regionaal herstructureringsprogramma voor de periode tot 2014 is bij de provincie Zuid-Holland ingediend. Het bedrijventerrein ABC Westland staat niet op de lijst van bedrijventerreinen die in aanmerking komen voor herstructurering.
Visie Greenport Westland 2020 (2005)
De Visie Greenport Westland 2020 schetst het ruimtelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen op hoofdlijnen in de gemeente en daarbuiten. De ruimtelijke component en hoe om te gaan met de glastuinbouwcluster (inclusief de niet-ruimtelijke component) staan in de visie voorop. Naast een ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen, biedt de visie ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, de glastuinbouwcluster, maatschappelijke en economische voorzieningen.
De aanwezige bedrijven op de Westlandse bedrijventerreinen zijn meestal direct dan wel indirect gerelateerd aan de glastuinbouw. Bijna de helft van het totaal aantal arbeidsplaatsen in de gemeente is te vinden op de bedrijventerreinen (2004: ruim 20.000 arbeidsplaatsen). Voor de periode 2004-2020 is op de Westlandse bedrijventerreinen in totaal 135 ha netto uitgeefbaar. Min of meer trendmatig bedraagt in Westland de jaarlijkse uitgifte van grond aan bedrijven circa 9 ha netto uitgaande van 2% economische groei per jaar. Op basis hiervan en van het nog beschikbare en nieuw in ontwikkeling te nemen aanbod aan bedrijventerreinen tot omstreeks 2020, verwacht Westland over voldoende capaciteit te beschikken.
Het bedrijventerrein ABC Westland is in de visie aangewezen als bestaand bedrijventerrein (zie uitsnede). Het noordelijke en westelijke deel van het bedrijventerrein is daarnaast aangeduid als uit te breiden bedrijventerrein. Voor de uitbreiding van het bedrijventerrein is inmiddels een onherroepelijk bestemmingsplan van kracht, zodat deze in het voorliggende bestemmingsplan als bestaande situatie wordt meegenomen.
![]() | ![]() ![]() |
Uitsnede Visie Greenport Westland
Voor de agrogerelateerde bedrijvigheid op de bestaande bedrijventerreinen in Westland kan op basis van het vigerende beleid tot 2020 in voldoende mate worden voorzien. Omdat het zwaartepunt van de glastuinbouwcluster in relatieve zin verschuift van de primaire productie in de kassen naar de aanverwante bedrijvigheid, zal nader overleg met het bedrijfsleven en eventueel onderzoek moeten uitwijzen of aanvullende capaciteit aan bedrijventerreinen nodig is. Zo zullen innovatie, handel en logistiek steeds belangrijker worden. De wens van ABC Westland Beheer is om uit te breiden naar de oostzijde, richting het glastuinbouwgebied Strijp.
Evaluatie Greenportvisie Westland 2020
De raad heeft op 14 december 2010 de evaluatie van de Greenportvisie Westland 2020 vastgesteld. Deze evaluatie verwoordt het raadstandpunt over de (tussen)resultaten van de Greenportvisie over in het bijzonder de periode 1-1-2004 tot 1-1-2009 met voorstellen per onderdeel over hoe nu verder. Het doel van de evaluatie is om aan de hand van een analyse duidelijkheid te geven of de strategische keuzes uit 2005 nog steeds de juiste zijn en of aanpassing wenselijk is. Het is een evaluatie en geen nieuwe visie. De evaluatie bepaalt de koers voor de gemeentelijke structuurvisie van Westland en zal het vertrekpunt zijn van de gemeente Westland in reactie op plannen van anderen. Voor bedrijventerreinen wordt in de evaluatie aangegeven dat eerst de nog te ontwikkelen bedrijventerreinen Honderdland fase 2 en TPW Mars in de periode 2015-2020 worden gerealiseerd alvorens een nadere afweging gemaakt wordt over mogelijk extra ruimte. Op bedrijventerrein ABC Westland is daarnaast nog 10 ha grond beschikbaar.
Om zo effectief mogelijk met de beschikbare ruimte om te gaan, zal overleg opgestart worden om de herstructurering van enkele verouderde bedrijventerreinen een impuls te geven. De ruimtewinst die met herstructurering en meervoudig ruimtegebruik op bedrijventerreinen in de gemeente Westland geboekt kan worden is overigens gering.
Bedrijventerreinenvisie Westland (2008)
In 2008 heeft de gemeenteraad de Bedrijventerreinenvisie Westland vastgesteld. De Bedrijventerreinenvisie heeft drie doelstellingen: anticiperen op actuele en toekomstige marktontwikkelingen, een toetsingskader bieden voor bestemmingsplannen en inzicht geven in actuele thema's als parkmanagement en herstructurering van bedrijventerreinen.
Het percentage verouderde bedrijventerreinen ligt in Westland met 17% overigens onder het landelijk (ruim 20%) en provinciaal (ruim 25%) gemiddelde. Dit komt onder meer omdat een groot deel van de bedrijventerreinen in Westland relatief jong is en omdat er vele private bedrijventerreinen zijn met een eigen parkmanagement . Enkele oudere terreinen zijn de laatste jaren al aangepakt.
Kenmerken bedrijventerrein ABC Westland
Het bedrijventerrein ABC Westland is met een oppervlakte van 55 ha het tweede bedrijventerrein van de gemeente Westland. Met het aantal arbeidsplaatsen van circa 1.750 werkzame personen is het bedrijventerrein echter een middelgroot bedrijventerrein. In de Bedrijventerreinvisie is naast het bestaande terrein ook de uitbreiding aan de noord- en westzijde weergegeven (zie afbeelding). In dit gebied zijn nog enkele bouwkavels beschikbaar.
![]() | ![]() |
Ligging bedrijventerrein (bron: Bedrijventerreinenvisie Westland)
Het bedrijventerrein ABC Westland is in de Bedrijventerreinenvisie aangewezen als agrologistiek terrein. Agrologistieke terreinen zijn bedrijventerreinen die ingericht zijn op logistieke processen rondom de producten uit de glastuinbouw. Dit betreft opslag, verpakking, koeling, handel en transport. Op deze terreinen zijn uitsluitend agrologistieke bedrijven gevestigd. Deze terreinen zijn goed ontsloten op provinciale of rijkswegen. De terreinen zijn geheel ingericht op logistieke processen met grote loodsen, veel dockshelters en brede wegen voor vrachtverkeer. In het bestemmingsplan dient te worden opgenomen dat uitsluitend handels- en transportbestemmingen zijn toegestaan. Op lokale bedrijventerreinen en agrologistieke terreinen zijn (al naar gelang de richtafstand) bedrijven toegestaan tot maximaal categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Categorie 5- en 6-bedrijven zijn zonder meer in de hele gemeente Westland uitgesloten.
Detailhandel
Op agrologistieke en regionale terreinen passen autodealers en detailhandelszaken in volumineuze goederen niet. Agrologistieke terreinen als Bedrijventerrein ABC Westland hebben een zeer specifieke inrichting waar uitsluitend handels- en transportbedrijven in groente- of sierteelt zijn toegestaan. Menging met publieksfuncties is daar niet gewenst en daarom niet toegestaan in het bestemmingsplan.
Kantoren
In de Kantorenstudie Westland 2007 is geconstateerd dat kantoren het beste geconcentreerd kunnen worden op enkele locaties. Een concentratie van kantoren versterkt de uitstraling van de gebouwen en geeft mogelijkheden om de parkeerdruk op te vangen. In de Kantorenstudie Westland zijn drie zichtlocaties voor kantoren op bedrijventerreinen benoemd. Het betreft Trade Parc Westland (circa 10.000 m²), ABC Westland (circa 7.000 m²) en op de langere termijn Honderdland. Verspreide zelfstandige kantoren op bedrijventerreinen zijn niet gewenst.
Milieubeleidsplan 2005-2010 'Westland, glashart voor het milieu'/MUP 2011
De inspanningen uit het verleden waren voornamelijk gericht op het verbeteren van de sectorale milieukwaliteit. In de toekomst moet ook een bredere kwaliteitsverbetering worden gerealiseerd. Het milieubeleidsplan moet een bijdrage leveren aan een gezonde, veilige en aantrekkelijke leefomgeving.
Het milieubeleidsplan heeft als doelstelling: 'Het verbeteren van de leefbaarheid op de korte termijn en het leveren van een bijdrage aan de duurzaamheid van de gemeente op de lange termijn, waarbij aansluiting bij actuele en toekomstige ontwikkelingen kansen biedt om eventueel bestaande knelpunten op te lossen en toekomstige te voorkomen'.
Het Milieu-uitvoeringsprogramma (MUP) 2011 is een overgangsprogramma tussen het inmiddels aan het eind van zijn looptijd gekomen Milieubeleidsplan 2005-2010 en een te ontwikkelen 'Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid'. Het zal daarbij gaan om een concreet uitvoeringsprogramma, dat bijdraagt aan te formuleren gemeentelijke duurzaamheidsdoelstellingen. Het MUP is een instrument om onder meer de uitvoering van de milieuambities te kunnen sturen.
Voor wat betreft het aspect ruimtegebruik is de milieustrategie gericht op de volgende doelstelling: 'Functiemenging waar het kan en functiescheiding waar het moet.' Deze en alle andere relevante milieu-ambities en uitgangspunten worden ingebracht in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten.
Westlands Verkeers- en Vervoersplan 2005-2015
Met het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) wordt vanuit het oogpunt van verkeer en vervoer invulling gegeven aan het strategische beleid voor de gemeente Westland, zoals dat is beschreven in de Greenportvisie 2020. Op basis van deze vertaling zijn concrete projecten en maatregelen benoemd. Daarbij zijn prioriteiten bepaald en is een volgorde voor uitwerkingen realistisch weergegeven.
Door het uitvoeringsprogramma wordt de stap gezet van papier (beleid) naar de praktijk (uitvoering). Het uitvoeringsprogramma en bijbehorende investeringsprogramma passen binnen de huidige begroting.
Op bedrijventerreinen neemt het parkeren een groot deel van de beschikbare schaarse ruimte in. Daarbij spelen ook problemen als het parkeren van grote voertuigen en het te koop aanbieden van auto's langs de openbare weg. Op de meest moderne terreinen worden vanwege deze redenen geen openbare parkeerplaatsen meer aangelegd. De noodzaak dat de bedrijven voldoen aan de parkeernormen om voldoende parkeerplaatsen op het eigen terrein te beschikken, wordt daarmee zeer stringent. Een parkeerfonds kan hiermee uitkomst bieden.
Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland (2006)
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met dieptewerkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosievenrisicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van dieptewerkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. In het plangebied zijn geen mogelijke vindplaatsen van explosieven aanwezig.
Beleid en beleidsregels voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk in het Westland
Het beleid is erop gericht om uitsluitend verkoop toe te staan op lokale bedrijventerreinen. ABC Westland is geen lokaal bedrijventerrein, maar een agrologistiek bedrijventerrein. Op ABC Westland is de verkoop van vuurwerk dan ook niet toegestaan.
Kantorenvisie Westland (2007)
Op 27 november 2007 heeft de gemeenteraad de Kantorenvisie Westland vastgesteld. De Kantorenvisie richt zich op zelfstandige kantoren, dat wil zeggen panden die uitsluitend kantoren huisvesten. Hierin wordt aangegeven dat het toestaan van zelfstandige kantoren op verspreide locaties in het buitengebied en bedrijventerreinen niet past binnen het ruimtelijk beleid en niet bijdraagt aan de vorming van een kantorensector. Vier locaties zijn kansrijk voor kantoorontwikkelingen, namelijk de Tiendweg met in het verlengde Flora Holland, Centrum Naaldwijk, ABC Westland en Knooppunt Westerlee. Kantoren met een publieksfunctie horen in dorpskernen of de schil daaromheen.
Bij de actualisatie van de bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen is gebleken dat zich hier veel kleine kantoorgebruikers gevestigd hebben. Dit terwijl de geldende bestemmingsplannen ze niet of slechts in beperkte mate toelaten. Omdat er een grote vraag vanuit de markt is en kleine zelfstandige kantoren naastgelegen bedrijven over het algemeen niet in de weg zitten, is ervoor gekozen de vraag naar kleine kantoren op bedrijventerreinen niet tegen te houden, maar te reguleren. Op bedrijventerreinen aanwezige kleine zelfstandige kantoren worden in beginsel positief bestemd. Hierop wordt echter een tweetal uitzonderingen gemaakt.
De eerste betreft de situatie dat kantoren (potentieel) belemmerend (kunnen) zijn voor een naastgelegen bedrijf met een hoge milieucategorie (3.2 en hoger). In deze situaties wordt gekozen voor de milieuhinderlijke functie. De tweede uitzondering betreft kantoren met een baliefunctie. Baliefuncties horen in de centrumkern. Voor nieuwe zelfstandige kantoren is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor kantoren op zichtlocaties of op de eerste verdieping tot een oppervlakte van maximaal 500 m².
2.1.4 Conclusie
Het plangebied wordt in de Bedrijventerreinvisie 2008 beschouwd als bestaand bedrijventerrein en is aangewezen als 'agrologistiek'. Revitalisering en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen zijn belangrijke speerpunten. Bij ontwikkelingen binnen het plangebied spelen intensief ruimtegebruik, duurzaamheid en segmentering een grote rol. Voor segmentering geldt enerzijds waar mogelijk het streven naar een zo hoog mogelijke milieuhindercategorie, anderzijds is er aandacht voor omgevingskwaliteit en landschappelijke inpassing.
Het plangebied wordt conform de bestaande situatie bestemd waarbij de hoogst haalbare milieuzonering wordt vastgelegd (met uitzondering van categorie 5 en 6 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten). Daarnaast worden een aantal flexibiliteitsbepalingen opgenomen die voortvloeien uit de 'Bedrijventerreinenvisie Westland'.
Het bestemmingsplan past binnen de beleidslijnen van de diverse overheden. Het bedrijventerrein is recent geherstructureerd. Het duidelijk segment van het bedrijventerrein is agrogerelateerd.
2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur
Begrenzing plangebied
Het bestemmingsplan bedrijventerrein ABC Westland bij Poeldijk wordt globaal begrensd door de Paul Captijnlaan en Arckelweg in het zuiden, de N211 (Nieuweweg) in het westen, de Wennetjessloot in het noorden en de Lange Sloot in het oosten. Het plangebied bestaat uit twee delen. Het grootste deel is het aan de agrarische sector gelieerde bedrijvengebied Agro Business Centrum Westland (Bedrijventerrein ABC Westland). Het terrein van de voormalige Groente- en Fruitveiling Westland Noord is geherstructureerd en uitgebreid. Het tweede deel bestaat uit de stroken langs de Nieuweweg en de Wennetjessloot (Bedrijvenstrook Nieuweweg). Langs de Nieuweweg ligt een bedrijvenstrook die functioneel en fysiek gescheiden is van ABC Westland. In de groenblauwe natuurstrook van de Wennetjessloot staan van oudsher woningen als lintbebouwing langs het fietspad.
Bedrijventerrein ABC Westland
ABC Westland heeft twee ontsluitingen. Eén aan de Paul Captijnlaan en één aan de Arckelweg. Bij beide ontsluitingen staan elektronische hekken die 's nachts gesloten worden. Op ABC Westland is de hoogwaardige vorm van parkmanagement ontstaan die vaker op oude veilingterreinen bestaat, inclusief eigen beheer van wegen, riolering en groen. Op ABC Westland zijn geen (bedrijfs)woningen gevestigd en vrijwel geen publieksfuncties.
Het plangebied is aan te merken als 'regionaal bedrijventerrein' in verband met de feitelijke situatie en de mogelijkheden vanuit het vigerend plan. Regionale terreinen zijn bedrijventerreinen die worden gekenmerkt door de ligging aan rijkswegen en de omvang. Grootschalige bedrijfsruimtegebruikers hebben een voorkeur voor locaties met een goede verkeersontsluiting. Wat opvalt is de hoge beeldkwaliteit op regionale bedrijventerreinen. De bedrijfsmatige opzet is sterker dan op lokale terreinen. Vermenging van bedrijfsmatige functies met publieksfuncties zoals detailhandel is uitgesloten in bestemmingsplannen.
Binnen het plangebied is sprake van twee soorten regionaal bedrijventerrein: het grootste gedeelte van het plangebied betreft gronden met grootschalige bedrijfsruimtes, en er is een gedeelte waar kleinschaligere bedrijven gevestigd zijn. In het gedeelte met grootschalige bedrijfsruimten zijn voornamelijk terreinen met agrogerelateerde bedrijven gevestigd. Agrogerelateerde terreinen zijn terreinen die voor wat betreft het agrologistieke deel ingericht zijn op logistieke processen rondom de producten uit de glastuinbouw. Dit betreft opslag, verpakking, koeling, handel en transport. De terreinen zijn geheel ingericht op logistieke processen met grote loodsen, veel dockshelters en brede wegen voor vrachtverkeer. De meer dan 90 op ABC Westland gevestigde bedrijven hebben direct of indirect een link met de agribusiness. Gevestigde bedrijven betreffen onder andere telersverenigingen, groothandel en transportbedrijven voor de im- en export- en binnenlandse markt, sorteer- en verpakkingsbedrijven, een koelhuis, tuinbouwtoeleveringsbedrijf, een kwaliteitscontrolebureau en douane-expediteurs, uitzendbureaus en dienstverlening. In de praktijk bestaat de bedrijvigheid voor ruim 90% uit agrologistiek. Het vigerend plan laat echter ook andersoortige bedrijven toe op het terrein en daarom is gekozen het Bedrijventerrein ABC Westland aan te merken als regionaal bedrijventerrein in plaats van agrogerelateerd bedrijventerrein.
Daarnaast is er nabij de ingang van het plangebied een strook kleinschaligere, niet- agrogerelateerde bedrijven. Dit gedeelte is ontstaan als gevolg van uitplaatsingsbeleid van de voormalige gemeente Monster. Het betreft de percelen aan ABC Westland 227 t/m 293 met bedrijven die niet agrogerelateerd zijn, zoals Van der Valk en De Groot en Kippie B.V. Publieksfuncties zijn niet mogelijk in deze strook en grootschalige bedrijvigheid is gewenst.
Bedrijvenstrook Nieuweweg
Het tweede deel van het plangebied betreft een gemengd gebied, gelegen aan de Nieuweweg 57 t/m 83. In dit deel bevinden zich woningen, enkele bedrijven, een kartcentrum en een caravancentrum. Elk bedrijf heeft een eigen ontsluiting op de Nieuweweg. De strook functioneert niet als bedrijventerrein, maar het gaat hier om losse bedrijven. Deze strook krijgt dan een bedrijfsbestemming in plaats van bedrijventerrein.
Strook woningen aan de Zuyt Bruyn
In 2003 is er een raamovereenkomst gesloten tussen de gemeente Westland en ABC Westland Beheer C.V. In deze overeenkomst is opgenomen dat er maximaal 6 woningen aan de rand van het bedrijventerrein gerealiseerd mogen worden. Dit ter compensatie van de 12 woningen die in het gebied van ABC Westland wegens herbestemming zijn/worden gesloopt. Daarbij was het uitgangspunt dat het aantal woningen, na algehele planrealisatie, teruggebracht zou worden van 12 naar maximaal 6. In het vigerende bestemmingsplan is daarom opgenomen dat er maximaal 6 woningen in deze strook worden gebouwd.
In dit voorontwerpbestemmingsplan is er echter voor gekozen om de kavels van de woningen te verkleinen en om het aantal woningen te verhogen van 6 naar maximaal 8. Hiertoe is op de planverbeelding één bouwvlak opgenomen waarbinnen maximaal 8 woningen mogen worden gebouwd. De reden voor deze aanpassing is dat de 6 grote kavels tot op heden onverkoopbaar blijken. Per saldo blijft er sprake van een planologische verbetering omdat het aantal woningen wordt teruggebracht van 12 naar 8.
Landschappelijke context
Het plangebied ligt in het noordelijk deel van de direct ten noorden van de kern Poeldijk gelegen Dijkpolder. Deze polder werd begrensd door de Nieuwe Weg naar Loosduinen (de huidige Nieuweweg/N211), de Holte Wetering (de huidige Wennetjessloot) en de Polderweg (de huidige Wateringseweg en Voorstraat). De Nieuweweg liep vanaf Hondsholredijk – het huidige Honselersdijk – met een wijde westelijke boog om Poeldijk heen naar Loosduinen. De weg vormde samen met het direct aan de westzijde gelegen water van de Nieuwe Vaart een duidelijke scheiding tussen de aan weerszijden gelegen polders.
Topografische kaart (situatie 1910)
De verkaveling van de Dijkpolder loopt vanuit het zuidwesten naar het noordoosten. De verkaveling van de aan de westzijde van de scheidslijn gelegen West Mae Polder (de huidige Westmade Polder) en de Polder Kerktiend, ligt hier haaks op. Vanuit het westen leidt de Booma Watering naar de Nieuwe Vaart. Deze watering en het in het noorden aansluitende deel van de Nieuwe Vaart en de Wennetjessloot, vormen de gemeentegrens met Den Haag. Hier ligt een brede tot aan de duinen van Kijkduin doorlopende groenzone met sport- en recreatievoorzieningen, de begraafplaats Ockenburg en het sportcomplex van De Uithof.
De oorspronkelijke landschappelijke verkaveling is herkenbaar gebleven in de verkaveling van het bedrijventerrein. De veelal langgerekte bouwmassa's en de lange noordoost-zuidwest gerichte wegen volgen het oorspronkelijke slagenpatroon van de polder. Meerdere voormalige agrarische sloten zijn opgenomen binnen het bedrijventerrein. Samen met de lange straten bieden deze sloten op meerdere plaatsen doorzichtmogelijkheden naar het Wenpad met de wetering en naar de aan de overzijde van het water gelegen groengordel bij De Uithof.
Het binnen het bedrijventerrein opgenomen slotenpatroon, de bij het Wenpad gelegen watering en de groene bermen vanaf de rotonde bij de Paul Captijnlaan naar De Zuyt Bruyn, zijn de belangrijkste groenelementen. Binnen het plangebied komt nog een aantal braakliggende terreinen voor die nog bebouwd moeten worden.
Bedrijven- en bebouwingsstructuur
De binnen het plangebied aanwezige bedrijven zijn voornamelijk gerelateerd aan de agrarische sector. Met name bedrijven voor transport, verpakkingen en handel, maar ook installatietechniek en dienstverlening voor de glastuinbouw. In de strook regionaal bedrijventerrein op ABC Westland richten bedrijven zich onder meer op rioolreiniging en promotie en geschenken. In de bedrijvenstrook langs de Nieuweweg is functiemenging ontstaan met onder andere grootschalige detailhandel (caravans/detailhandel in volumineuze goederen) en Van den Ende Racing Inn.
Aan de westzijde van het Agri Business Centrum Westland staat het nieuwe kantorencomplex Westlandse Poort. Het complex bestaat uit 24 kantoorunits van ieder ongeveer 50 m². Deze units kunnen aan elkaar gekoppeld worden, verdeeld over 5 verdiepingen. In het kantorencomplex zijn circa 12 agribusiness gerelateerde bedrijven gevestigd. Westlandse Poort bevindt zich bij de entree van bedrijventerrein ABC Westland aan de provinciale weg N211, waardoor het complex goed bereikbaar is vanaf de A20 en de A4. De bedrijven binnen Westlandse Poort zijn vooral gericht op de dienstverlening (communicatie, netwerkbeheer en projectmanagement, consultancy, administratiekantoren en horeca (eetcafé Westpoort).
![]() | ![]() |
De overige bedrijfsgebouwen bestaan voor het merendeel uit grote hallen onder sheddaken. Dit zijn daken bestaande uit series asymmetrische zadeldaken waarbij in de steilere, vooral op het noordoosten gerichte dakvlakken, glas is aangebracht ten behoeve van lichttoetreding. Daarnaast komen ook plat afgedekte bedrijfshallen voor. Verder zijn er nog recent gebouwde kleinschalige bedrijfsunits ter plaatse van de achterzijde van de percelen aan de Nieuweweg 57 en 57h.
Zelfstandige kantoorgebouwen bestaan vooral uit twee of drie plat afgedekte bouwlagen. Binnen ABC Westland bedraagt het areaal zelfstandige kantoorgebouwen circa 7.000 m². Het areaal onzelfstandige kantoren, behorend bij de bedrijfshallen, bedraagt circa 10.000 m².
Bedrijfsbebouwing met sheddaken
Op het bedrijventerrein is parkmanagement van toepassing waarbij de gemeente geen beheerstaken heeft. Voor het beheer en onderhoud van de openbare ruimte (wegen, water en groenvoorziening) is de Vereniging van Eigenaren ABC Westland opgericht. ABC Westland Beheer verzorgt het beheer en onderhoud namens de VVE. Bijna alle bedrijven die een bedrijfsruimte op het ABC Westland-terrein huren of hebben aangekocht, zijn gelieerd aan de agribusiness en de facilitaire ondersteuning is veelal op het terrein zelf te vinden.
ABC Westland Beheer is niet alleen verantwoordelijk voor het technisch onderhoud, maar ook het commerciële beheer valt onder haar taken: verhuur, verkoop en aankoop. Bestaande gebouwen worden gemoderniseerd, omliggende percelen verder ontwikkeld en daarnaast behartigt ABC Westland Beheer ook de belangen van de huurders en kopers. Zo wordt er op gemeentelijk en provinciaal niveau gesproken over verbetering van de infrastructuur.
2.3 Gebiedsvisie
Het bedrijventerrein ABC Westland is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied en wordt aangemerkt als agrologistiek terrein. Het bedrijventerrein is deels nog in ontwikkeling, nog niet alle bedrijfskavels zijn uitgegeven.
In de diverse beleidsnota's van de verschillende overheden zijn revitalisering en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen belangrijke speerpunten. Bij ontwikkelingen binnen het plangebied spelen intensief ruimtegebruik, duurzaamheid en segmentering een grote rol. Voor segmentering geldt enerzijds waar mogelijk het streven naar een zo hoog mogelijke milieuhindercategorie, anderzijds de aandacht voor omgevingskwaliteit en landschappelijke inpassing. Het bedrijventerrein is recent geherstructureerd en heeft een duidelijke segmentering.
Het bestemmingsplan is gericht op een actuele bestemmingsregeling voor de bestaande situatie. Daar waar mogelijk is intensief ruimtegebruik mogelijk gemaakt. Ook de milieuzonering van het bedrijventerrein ABC Westland is geactualiseerd, waarbij de hoogst mogelijke milieucategorie is toegestaan, met uitzondering van bedrijven met milieucategorie 5 en 6. Tot slot zijn in het bestemmingsplan flexibiliteitsbepalingen opgenomen voor het toestaan van andere ondergeschikte functies, conform het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Milieueffectrapportage
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Onderzoek en conclusie
In de regels van het bestemmingsplan is de vestiging van projectmer-plichtige en mer-beoordelingsplichtige bedrijven uitgesloten. Tevens zullen er gelet op de kenmerken van het project (het feit dat het bestemmingsplan consoliderend van aard is), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
3.2 Archeologie En Cultuurhistorie
Huidige situatie
Het bestemmingsplan betreft een gebied dat ontstaan is door invloed van water en wind. De bodemopbouw is voor een groot deel van het plangebied een opeenvolging van mariene sedimenten waarin veen geschakeld aanwezig is. In gedeeltes van het plangebied zijn nog oude (inmiddels dichtgeslibde) stroomgordels aangetroffen. Rondom deze locaties is een grotere kans dat er archeologische waarden aanwezig zullen zijn. Op de meeste van deze afzettingen zouden zich vindplaatsen kunnen bevinden vanaf de Ijzertijd. In een gedeelte van het plangebied zijn nog Oude Duinen aanwezig (zie afb. 1).
Afb. 1 Het plangebied geprojecteerd op de geologische kaart
Op de historische kaart uit 1712 van Kruikius (zie afbeelding 2) is de grens van het bestemmingsplangebied geprojecteerd. Er is geen sprake van bebouwing rond deze periode.
Afb. 2 Het plangebied geprojecteerd op de kaart van Kruikius uit 1712
Regelgeving en beleid
Rijksbeleid
De Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijzigingswet van de Monumentenwet 1988) is het eindresultaat van de implementatie van het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed in de Nederlandse Wetgeving. De Wet bevat 3 belangrijke uitgangspunten:
- het streven naar behoud in situ van archeologische waarden;
- het tijdig betrekken van de archeologische waarden in de ruimtelijke ordening door het opnemen van harde juridische eisen in bestemmingsplannen;
- de verstoorder betaalt voor het onderzoek en de documentatie van archeologische waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Provinciaal beleid
De provincie heeft de wettelijke taak het archeologisch bodemarchief te beschermen en te beheren. Zij toetst plannen die een effect hebben op het Zuid-Hollandse bodemarchief. Zo velt de provincie een oordeel over de archeologische onderbouwing bij ontgrondingsaanvragen, saneringsplannen, land- en natuur ontwikkelingsplannen, milieueffectrapportages, gebiedsgericht beleid, omgevingsvergunning en en bestemmingsplannen.
In de Structuurvisie van de provincie wordt aangegeven dat de bekende en potentiële archeologische vindplaatsen benoemd zijn in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Deze vindplaatsen dienen beschermd te worden. Uitgangspunt van Europees, landelijk en provinciaal beleid is behoud in situ van archeologische waarden; dat wil zeggen dat het archeologisch erfgoed in principe niet verstoord dient te worden.
Archeologisch onderzoek is in ieder geval niet nodig als bij bodemverstoring geen archeologische waarden of verwachtingswaarden dreigen te worden verstoord of als de werkzaamheden in geval van archeologische verwachtingswaarden niet dieper worden uitgevoerd dan 30 cm onder het maaiveld of het plan een omvang kent van minder dan 100 m²; de CHS vormt hierbij uitgangspunt. In overeenstemming met de (wijziging van de) Monumentenwet 1988 kunnen gemeenten hiervan gemotiveerd afwijken, mits dit wordt onderbouwd met archeologische onderzoeksgegevens met voldoende spreiding over het gebied. Bekende archeologische waarden op grond van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland dienen altijd beschermd te worden door opname in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.
Gemeentelijk beleid
Op 26 juni 2012 heeft de gemeente Westland haar archeologische beleidskaart vastgesteld. Op deze kaart is weergegeven waar in de gemeente (en in welke mate) kans is op het aantreffen van archeologische resten, uitgedrukt in een verwachtingszone. Aan deze verwachtingszones zijn ondergrenzen gekoppeld, die aangeven wanneer archeologisch onderzoek vanwege een voorgenomen ontwikkeling nodig is. De beleidskaart geeft een globaal inzicht in de te verwachten archeologie, in het bestemmingsplan wordt het beeld aangescherpt.
3.2.1 Onderzoek archeologie
Uit afbeelding 3 blijkt dat het plangebied grotendeels binnen verwachtingszone II valt en tevens bestaat uit enkele terreinen die al eerder onderzocht zijn maar waar nog steeds archeologische resten te verwachten zijn. Verder zijn er nog een aantal terreinen die zijn onderzocht en op basis daarvan zijn vrijgegeven. Deze drie terreinen zijn op de kaart aangeduid met respectievelijk een oranje, geel en wit vlak.
Voor verwachtingszone II geldt een vrijstellingsregime voor ontwikkelingen tot 250 m² die dieper gaan dan 50 cm -Mv. Overschrijdt een ontwikkeling beide ondergrenzen, dan is een archeologisch onderzoek vereist. Voor de eerder onderzochte terreinen, waar nog steeds een hoge trefkans geldt, is respectievelijk dat 0 m² en dieper dan 70 cm beneden maaiveld. Voor de vrijgegeven gebieden gelden logischerwijs geen restricties.
Afb. 3 Uitsnede Archeologische beleidskaart gemeente Westland
Binnen bestemmingsplan Bedrijventerrein ABC Westland heeft in het verleden al veel archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Als ergens een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd, moet dit vermeld worden in ARCHIS (het landelijke archeologische registratie- en informatiesysteem). In ARCHIS staan in het bestemmingsplangebied de volgende onderzoeksmeldingsnummers weergegeven: 3207, 4331, 5798, 12673, 15155, 21423 en 31322. De onderzoeken betreffen vooral bureauonderzoeken gecombineerd met een booronderzoek op basis waarvan het terrein is vrijgegeven, dan wel verder is onderzocht door middel van gravend onderzoek of er moet nog een keer een vervolgonderzoek worden uitgevoerd. In de zuidoosthoek van het bestemmingsplangebied bevindt zich bijvoorbeeld een Romeinse nederzetting. De resultaten van het al uitgevoerde onderzoek zijn verwerkt in afbeelding 3.
De terreinen waar voldoende archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden zijn vrijgegeven en krijgen dus geen archeologische dubbelbestemming. Daar waar nog nooit archeologisch onderzoek is uitgevoerd, geldt het vrijstellingsregime van de beleidskaart: 250 m² en 50 cm -Mv. Gebieden waar al wel archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden, maar waar nog steeds archeologische resten in de grond aanwezig zijn, hebben een vrijstellingsregime van 0 m² en 70 cm -Mv gekregen. De grens van de diepte is gebaseerd op de in de onderzoeken geconstateerde diepteligging van de archeologische resten. Dit betekent dat archeologisch vervolgonderzoek moet worden uitgevoerd indien ontwikkelingen dieper dan 70 cm -Mv gaan. Binnen de bestemmingsregels wordt archeologisch onderzoek verplicht gesteld voor (bouw)werkzaamheden die het archeologisch belang kunnen schaden. De twee regimes zijn vertaald in de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 3' en 'Waarde - Archeologie - 5'.
3.2.2 Onderzoek cultuurhistorie
In het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorisch waardevolle elementen zoals rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten.
3.2.3 Conclusie
In het plan worden twee soorten dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de verwachte archeologische waarden. In de planregels is een bouw- en gebruiksregeling opgenomen waardoor de archeologische waarden voldoende zijn geborgd.
3.3 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
Voor de milieuzonering van bedrijven in ruimtelijke plannen geldt in het algemeen geen wettelijk kader. Wel is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Met het oog hierop is in het bestemmingsplan gezorgd voor voldoende afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Met behulp van een milieuzonering is in het plangebied aangegeven welke bedrijfsactiviteiten op een locatie kunnen worden uitgeoefend. De milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De milieuzonering en de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).
Rijks- en provinciaal beleid
Het kabinet heeft met provincies en gemeenten een convenant gesloten over een nieuwe aanpak van bedrijventerreinen. Doel is het stimuleren van een gezond economisch vestigingsklimaat waarbij open landschappen worden gespaard, verrommeling wordt tegengegaan en duurzaamheid wordt gestimuleerd. Uitgangspunt is dat eerst op bestaande terreinen naar ruimte voor bedrijvigheid wordt gezocht, voordat tot de aanleg van nieuwe terreinen wordt overgegaan. In de Provinciale Verordening Ruimte wordt het bedrijventerrein ABC Westland aangewezen als bestaand bedrijventerrein. Op grond van de Provinciale Verordening dient bij bestaande bedrijventerreinen de hoogst mogelijke milieucategorie passend bij de omgeving mogelijk gemaakt te worden. Het rijks- en provinciaal beleid gaat dus uit van een betere benutting van bestaande terreinen, eerder dan de aanleg van nieuwe terreinen.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Westland heeft in de Bedrijventerreinenvisie 2008 een strategie voor milieuhinderlijke bedrijvigheid opgesteld. Hierin is het uitgangspunt neergelegd dat de gemeente Westland het niet wenselijk acht om milieuhinderlijke bedrijvigheid (categorie 5 en 6) meer ruimte te geven. Dergelijke bedrijvigheid krijgt binnen de gemeentegrenzen geen uitbreidingsmogelijkheden. Daarnaast heeft de gemeente specifiek beleid opgesteld voor de integrale benadering van de milieuzonering voor de bestemmingsplannen voor de diverse bedrijventerreinen binnen de gemeente. Een uitgebreide beschrijving van deze benadering is te vinden in Bijlage 2. Hieronder wordt deze benadering kort toegelicht.
Gevoelige bestemmingen en gebiedstypen; uitgangspunten milieuzonering
In paragraaf 2.2 is reeds beschreven dat het plangebied bestaat uit een regionaal bedrijventerrein. Op dit type bedrijventerrein is functiemenging ongewenst. Ook geldt voor dit bedrijventerrein geen geluidszone op grond van de Wet geluidhinder. Daarom is in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten (hierna: Standaard SvB).
Bij de milieuzonering dient rekening te worden gehouden met diverse bedrijfswoningen binnen het plangebied, de woningen op het bedrijventerrein en de woningen in de omgeving van het bedrijventerrein.
Rustige woonwijken
Het gebied ten zuidwesten van het bedrijventerrein ABC Westland wordt als rustige woonwijk beschouwd. Hier wordt de aanleg van een nieuwe woonwijk mogelijk gemaakt. In deze nieuw te bouwen woonwijk is geen sprake van functiemenging. Tussen de toekomstige woonwijk en het plangebied is een duidelijke ruimtelijke afscheiding van minimaal 100 m. Ten opzichte van deze woningen worden de richtafstanden voor een rustige woonwijk uit de SvB gehanteerd, teneinde een goed woon- en leefklimaat te garanderen. Ter plaatse van het plangebied zijn op grond van het gemeentelijke beleid ten hoogste bedrijven uit categorie 3.2 toegestaan.
Overige woningen
Ten zuidoosten van het plangebied liggen een aantal verspreid liggende woningen. Deze woningen liggen in de directe omgeving van glastuinbouwbedrijven en het bedrijventerrein ABC Westland. Ter plaatse van deze woningen is dan ook geen sprake van een rustige woonwijk. Deze woningen behoren daarom tot het omgevingstype 'gemengd gebied'. Ook de lintbebouwing ten noordwesten van het plangebied behoort door de ligging in de directe omgeving van glastuinbouwbedrijven, het bedrijventerrein ABC Westland en de drukke hoofdontsluitingsweg Nieuweweg met veel verkeer tot gemengd gebied. Bij deze woningen worden dan ook de richtafstanden conform omgevingstype 'gemengd gebied' gehanteerd.
Woningen op het bedrijventerrein
Direct grenzend aan het bedrijventerrein zijn verschillende burgerwoningen aanwezig. Het betreft hier overduidelijk geen rustige woonwijk, maar een gemengd gebied, zodat gebruik kan worden gemaakt van de (kleinere) richtafstanden die voor een gemengd gebied gelden. Dit houdt in dat direct naast deze woningen bedrijven uit maximaal categorie 2 van de SvB zijn toegestaan. Bedrijven uit categorie 3.1 zijn op een afstand van 30 m toegestaan en bedrijven uit categorie 3.2 op een afstand van 50 m.
Bedrijfswoningen
Hoewel er binnen het plangebied (bedrijfs) woningen voorkomen, maken deze geen onderdeel uit van het bedrijventerrein: door het ontbreken van directe verbindingen met het bedrijventerrein is er geen sprake van een directe relatie of ruimtelijke verweving. De woningen zijn te vinden aan de oudere landschappelijke structuurlijnen van de Nieuweweg en het Wenpad.
Voor nieuwe bedrijventerreinen wordt als uitgangspunt gehanteerd dat naast bedrijfswoningen, bedrijven uit maximaal categorie 2 toelaatbaar zijn. Omdat het in dit geval gaat om een bestaande situatie en nieuwe bedrijfswoningen niet mogelijk worden gemaakt, wordt daar flexibeler mee omgegaan. Direct aangrenzend aan bedrijfswoningen, zijn bedrijven uit maximaal categorie 3.1 van de SvB toegestaan. Bedrijven uit categorie 3.2 zijn op een afstand van 30 m toegestaan. Dit wordt aanvaardbaar geacht, omdat de aanwezigheid van bedrijfswoningen binnen het plangebied in de regel een historisch gegroeide situatie betreft. Bovendien is wegbestemmen van de momenteel aanwezige bedrijfswoningen financieel niet haalbaar.
Uitwerking milieuzonering
Op grond van de eerdergenoemde uitgangspunten is de milieuzonering op de verbeelding opgenomen. De milieuzonering is weergegeven in figuur 3.1.
Afhankelijk van de locatie op het bedrijventerrein zijn bedrijven uit maximaal categorie 2 tot en met 4.2 algemeen toelaatbaar. Bij de milieuzonering zijn de direct afleesbare afstandslijnen zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met de bestaande terreingrenzen van de aanwezige bedrijven en kavels. Slechts op enkele locaties is gekozen voor een opsplitsing van bestaande bedrijfspercelen in verschillende categorieën.
Bedrijven die ten tijde van het opstellen van dit plan aanwezig zijn, maar niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid of niet passen binnen het kader van een regionaal bedrijventerrein, krijgen een maatbestemming. Deze bedrijven zijn opgenomen in Bijlage2. Op basis van de maatbestemming kunnen bedrijven de activiteiten voortzetten die vallen onder deze maatbestemming. Omschakeling van het bedrijf naar een andere activiteit dan in de bestemming is vermeld, kan alleen plaatsvinden wanneer deze activiteit past binnen de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. Bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid.
Inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken – zoals bedoeld in de Wet geluidhinder – worden van vestiging in het plangebied uitgesloten. Ook de vestiging van nieuwe bedrijven die onder het Bevi vallen wordt in het plangebied uitgesloten. De bestaande Bevi-inrichting is met een specifieke functieaanduiding mogelijk gemaakt. In paragraaf 3.6 is op de risico's als gevolg van dit bedrijf ingegaan.
Afwijken van de gebruiksregels
De toelaatbaarheid, zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Standaard SvB geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Standaard SvB is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit toe worden gelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de in het bestemmingsplan toegestane categorie.
Bedrijfswoningen
In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bedrijfswoningen toegelaten, alleen de momenteel aanwezige bedrijfswoningen worden positief bestemd. De moderne bedrijfsvoering en beveiliging vereisen in het algemeen niet meer dat er continu (toezichthoudend) personeel aanwezig is. Bovendien leidt de aanwezigheid van bedrijfswoningen tot onnodige beperkingen omtrent de toelaatbaarheid van bedrijven op het bedrijventerrein: de bouw van een bedrijfswoning betekent dat er in de naaste omgeving alleen lichte bedrijven kunnen worden toegestaan. Het streven is bedrijfswoningen op termijn te laten verdwijnen. Hiervoor is een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan opgenomen.
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bestaande bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.
3.4 Bodem- En Grondwaterkwaliteit
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.
Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard. Het aspect bodemkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
3.5 Ecologie
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 3.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit bedrijventerrein ABC Westland. Het bedrijventerrein is voornamelijk bebouwd en verhard. Er is weinig opgaande beplanting aanwezig, wel liggen er enkele watergangen. Ook liggen er enkele braakliggende graspercelen in het plangebied.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In het uitgebreide bureauonderzoek in Bijlage 3 is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.
Resultaten onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Circa 1,6 km ten noordwesten van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Solleveld en Kapittelduinen. Dit gebied is tevens EHS en beschermd natuurmonument. Direct ten noordoosten van het plangebied is een ecologische verbindingszone gepland. Het duingebied en de geplande verbindingszone worden niet beïnvloed door het consoliderende bestemmingsplan. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Flora- en faunawet niet optreden. Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Dit betekent dat er geen ontwikkelingen direct mogelijk worden gemaakt. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect ecologie geen belemmering oplevert voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
3.6 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Bedrijvigheid
Het toetsingskader voor risicovolle inrichtingen wordt gevormd door het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi). Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.
Op basis van het Bevi geldt als oriëntatiewaarde voor het GR:
- 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
- 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
- 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;
- enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).
Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde oriëntatiewaarde.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen is opgenomen in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS). Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Binnenkort zal het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen worden vastgesteld. Momenteel is een nieuwe AMvB voor het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoorlijnen in voorbereiding. In deze AMvB zal worden aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (een AMvB) sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings- en bebouwingsafstand zijn vervangen door een grenswaarde voor het PR en een oriëntatiewaarde voor het GR. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het GR. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situaties:
- het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied buiten de grens ligt waarbij het PR 10-8 per jaar is; of
- het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde; of
- het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.
Onderzoek
Bedrijvigheid
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat binnen het plangebied één risicovolle inrichting ligt. Het gaat hier om het tankstation met lpg-installatie aan de Arckelweg. Deze inrichting valt onder het Bevi. De vergunde jaardoorzet bedraagt minder dan 500 m³ lpg. Voor een lpg-tankstation gelden verschillende PR 10-6-contouren. De grootste is die rond het vulpunt. Voor een lpg-tankstation met een vergunde jaardoorzet van 500 m³ lpg bedraagt deze 45 m voor nieuwe planologische situaties (de vaststelling van onderhavig plan wordt gezien als een nieuwe planologische situatie). De PR 10-6-contour rond het ondergronds reservoir is 25 m en rondom de afleverzuil 15 m. Binnen de PR 10-6-contour zijn geen kwetsbare objecten aanwezig.
Wel zijn er beperkt kwetsbare objecten gelegen binnen de 10-6-contour. Dit betreft de naastgelegen bedrijfshallen (ABC Westland 545). Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de PR 10-6-risicocontour als een richtwaarde. Van deze waarde kan om gewichtige redenen worden afgeweken. Aangezien het gaat om een bestaande situatie en het verwijderen van het beperkt kwetsbare object (of de risicobron) hoge kosten met zich meebrengt, wordt het toelaatbaar geacht dat de bedrijfshal binnen de PR 10-6-risicocontour van het vulpunt van de lpg-installatie ligt.
Voor deze inrichting geldt een invloedsgebied van het GR van 150 m. Een deel van het plangebied ligt binnen dit invloedsgebied. De percelen waarop de wijzigingsbevoegdheid ligt, liggen echter buiten dit invloedsgebied. Binnen het invloedsgebied maakt het bestemmingsplan dan ook geen ontwikkelingen mogelijk. In de huidige situatie is het GR kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (bron: provinciale risicokaart). Daarom kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Deze is aan het eind van de paragraaf opgenomen.
Ongeveer 190 m ten noorden van het plangebied ligt het in- en outdoorcentrum De Uithof. Deze inrichting valt onder het Bevi. Ter plaatse vindt opslag van ammoniak plaats. De PR 10-6-contour bedraagt 50 m. Ook vindt er opslag van lpg plaats. De PR 10-6-contour voor deze opslag bedraagt 35 m. Het plangebied ligt ruimschoots buiten deze risicocontouren. Daarom vormt het PR geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Het invloedsgebied voor het GR voor deze inrichting is 275 m. Het plangebied ligt op circa 110 m van de Uithof. Hiermee ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van het GR. Het GR is echter kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Daarom kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Deze is aan het eind van de paragraaf opgenomen.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Ten noorden van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg N211. De PR 10-6-contour is niet buiten de weg gelegen. Het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Daarom kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Deze is aan het eind van de paragraaf opgenomen.
In de directe omgeving van het plangebied vindt verder geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor of het water.
Leidingen
Ten noorden en westen van het plangebied loopt de hogedruk aardgastransportleiding W-509-02-KR. Deze leiding heeft een maximale werkdruk van 40 bar en een uitwendige diameter van 16 inch. De PR 10-6-contour is op de leiding gelegen en vormt daardoor geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Voor deze leiding geldt een invloedsgebied van 170 m. De kortste afstand tussen deze leiding en het plangebied bedraagt 100 m. Het plangebied is dus binnen het invloedsgebied van de leiding gelegen. Het GR voor deze leiding is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Ook hier kan worden volstaan met een beperkte verantwoording voor het GR.
Verantwoording GR
Binnen het plangebied ligt één risicovolle inrichting. Een deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van deze inrichting. Hier zijn, zowel in de huidige situatie als na de vaststelling van dit bestemmingsplan, bedrijven aanwezig. Ter plaatse is de personendichtheid dan ook zeer laag. Op basis van de handreiking verantwoordingsplicht GR van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, kan bij bedrijven uit worden gegaan van een gemiddelde personendichtheid van 1 werknemer per 100 m² bedrijfsvloeroppervlak. Aangezien het bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van het GR geen ontwikkelingen mogelijk maakt, is de personendichtheid na vaststelling van het bestemmingsplan gelijk aan de huidige personendichtheid. Het GR neemt dan ook niet toe als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan. Daarom kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR, waarin aandacht wordt besteed aan zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten. Over deze aspecten is advies gevraagd aan de regionale brandweer. Hierboven is reeds inzicht gegeven in de hoogte van het GR en de (zeer lage) personendichtheid binnen de verschillende invloedsgebieden.
Zelfredzaamheid
Binnen het invloedsgebied van het GR liggen in het plangebied uitsluitend bedrijven. Ter plaatse van bedrijven zijn geen verminderd zelfredzame personen aanwezig. Tevens zijn de bedrijfsgebouwen goed te ontvluchten. Het gaat hier namelijk om gebouwen met een beperkt aantal bouwlagen. Ook kan via de Paul Captijnlaan en de Nieuweweg (N211) goed van de risicobron af worden gevlucht. De zelfredzaamheid van personen binnen het plangebied is daarmee goed te noemen.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten
Het plangebied wordt ontsloten via de Nieuweweg (N211) en de Paul Captijnlaan. Het bedrijventerrein heeft twee in- en uitgangen op de Paul Captijnlaan. Via deze wegen is het plangebied goed bereikbaar voor hulpdiensten. De bereikbaarheid voor hulpdiensten is daarmee goed te noemen.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
3.7 Industrielawaai
Toetsingskader
Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen – vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd – worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).
Onderzoek en conclusie
Het plangebied bestaat uit een niet gezoneerd bedrijventerrein. Op het bedrijventerrein kunnen zich dan ook geen grote lawaaimakers vestigen. Het plangebied ligt buiten de geluidszone van gezoneerde industrieterreinen. Het aspect industrielawaai vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
3.8 Kabels En Leidingen
Binnen het plangebied of in de directe omgeving van het plangebied liggen geen planologische relevante leidingen. Ook zijn hier geen hoogspanningsverbindingen, straalpaden of telecomverbindingen aanwezig. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
3.9 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 3.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig | ||
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 | ||
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |||
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
- 1. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wm behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden, of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
In het Besluit niet in betekenende mate en de bijbehorende regeling is bepaald in welke gevallen een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen en dus niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is onder andere het geval wanneer de bijdrage van een project aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen kleiner is dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde van die stof.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse.
Onderzoek en conclusie
Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. Formele toetsing aan deze grenswaarden kan daarom achterwege blijven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt inzicht gegeven in de luchtkwaliteit binnen het plangebied. Dit wordt gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) hoort. Deze webapplicatie geeft de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs maatgevende wegen weer. Uit de monitoringstool blijkt dat zowel in 2011 als in 2020 en alle tussenliggende jaren, direct langs de N211 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof wordt voldaan. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ter plaatse van de overige delen van het plangebied ook het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. Ter plaatse van het plangebied is vanuit luchtkwaliteit daarom sprake van een aanvaardbaar verblijfsklimaat. Daarom wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg staat.
3.10 Verkeer
Verkeersstructuur
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
Het bedrijventerrein wordt ontsloten vanaf zowel de N211 als de Paul Captijnlaan. De N211 maakt deel uit van het hoofdwegennet van het Westland. Deze weg loopt vanuit Hoek van Holland door het kassengebied via 's-Gravenzande en Monster naar Poeldijk. Ten oosten van het bedrijventerrein maakt de N211 onderdeel uit van de ring-ontsluiting van Den Haag, en geeft zo verbinding richting de A4. In zuidwestelijke richting geeft de N211 verbinding met de N213. De N213 ontsluit in zuidelijke richting via Honselersdijk en Naaldwijk naar de A20. Eveneens zorgt de N213 voor een goede verbinding van het plangebied met de diverse bedrijventerreinen bij Poeldijk, Honselersdijk, Naaldwijk en Maassluis en met de Bloemenveiling FloraHolland (Naaldwijk) en het ALC Coldehove.
De interne ontsluitingsstructuur van het bedrijventerrein bestaat uit een aantal lange noordoost-zuidwestgerichte wegen die onderling worden verbonden door enkele haaks daarop gelegen dwarswegen. Het door De Zuyt Bruyn en ABC Westland gevormde rasterachtig wegenpatroon sluit op twee plaatsen aan op de Paul Captijnlaan. De direct aan de zijde van de N211 gelegen bedrijven worden ontsloten via een parallelweg en de Teylingerlaan.
In het kader van Duurzaam Veilig zijn de wegen gecategoriseerd. De wegen binnen het plangebied zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h.
Ontsluiting langzaam verkeer
Het langzaam verkeer maakt op het bedrijventerrein van dezelfde wegen gebruik als het gemotoriseerd verkeer. Dit is conform de inrichting volgens Duurzaam Veilig (30 km/h-wegen). Langs de N211 en de Paul Captijnlaan zijn, conform de inrichting volgens Duurzaam Veilig, vrijliggende fietspaden aanwezig.
Ontsluiting per openbaar vervoer
Het bedrijventerrein ABC Westland is bereikbaar per bus. In de nabijheid van het plangebied zijn bushaltes gelegen langs de N211 ter hoogte van de Paul Captijnlaan en de Teylingerlaan. Hier halteren de openbaarvervoersdiensten in de richtingen Den Haag en Hoek van Holland via 's-Gravenzande, Den Haag en Schiedam via Naaldwijk en Maassluis en Den Haag. De buslijnen zorgen voor een goede verbinding met de kernen in de gemeente Westland en de regio.
Verkeersafwikkeling
In de huidige situatie zijn geen knelpunten in de verkeersafwikkeling bekend.
Parkeren
In het parkeerbeleid van de gemeente is opgenomen dat de bedrijven op eigen terrein dienen te parkeren. Bij nieuwbouw dient aan de hand van de parkeernormen het benodigde aantal parkeerplaatsen te worden bepaald. De gemeente Westland heeft in de parkeernormering eigen parkeernormen opgenomen.
Conclusie
De bereikbaarheid voor het verkeer is goed te noemen, mede door de ligging langs de N211. De verkeersveiligheid is voldoende gewaarborgd door de inrichting conform Duurzaam Veilig. Eveneens is de verkeersafwikkeling voldoende gewaarborgd. Bij nieuwe ontwikkelingen dienen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd te worden om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien.
3.11 Water
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan;
- Provinciale Structuurvisie;
- Verordening Ruimte.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het Hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.
In het kader van de afstemming van het waterbeleid met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening heeft het Hoogheemraadschap in 2007 een Waterkansenkaart opgesteld. Deze Waterkansenkaart kan gezien worden als de nadere, gebiedsspecifieke uitwerking van de Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland. Ten slotte is in 2007 een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Met deze handreiking wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het Hoogheemraadschap Delfland procedureel en inhoudelijk omgaat met de watertoets.
Gemeentelijk beleid
Het waterplan Westland 2009-2015, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2030 en de daarbij horende doelstellingen tot 2015 beschreven. Centraal hierin staan de thema's 'Droge voeten, levend water en zichtbaar water'. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart weergegeven. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies.
In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2006-2010 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Binnen dit plan is er sprake van drie verschillende zorgplichten: stedelijk afvalwater, afstromend hemelwater en afvloeiend grondwater. De doelstellingen van de zorgplichten sluiten aan bij de uitgangspunten van de KRW.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied is gelegen ten noordoosten van de kern Poeldijk en bestaat uit bebouwing, verharding en braakliggend grasland.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit klei. Er is sprake van grondwatertrap IV in het westelijk deel van het plangebied en van grondwatertrap III in het oostelijk deel. Dat wil zeggen dat in het westelijk deel de gemiddeld hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,8 m en de 1,2 m beneden maaiveld. In het oostelijk deel ligt de gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 m beneden maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,8 m en de 1,2 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse ligt tussen de circa NAP -0,6 m en NAP +0,8 m.
Waterkwantiteit
Het plangebied is gelegen in de Dijkpolder. In het plangebied liggen enkele primaire en secundaire watergangen. Het boezempeil bedraagt NAP -0,43 m.
Uitsnede leggerkaart Hoogheemraadschap van Delfland
Watersysteemkwaliteit en ecologie
In het plangebied liggen geen KRW-waterlichamen.
Veiligheid en waterkeringen
In het plangebied liggen langs de noordwest-, noordoost- en zuidoostkant regionale waterkeringen.
Waterkeringen in het plangebied.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op een verbeterd gescheiden (riool)stelsel (VGS).
Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling, diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet ook rekening worden gehouden met de waterbergingsopgave die geldt voor de Dijkpolder. Het gehele terrein van ABC Westland is reeds voorzien van een verbeterd gescheiden rioolstelsel.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor toekomstige nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terechtkomt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting;
- (in)filtratie van afstromend hemelwater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of de berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt in ieder geval het primaire oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
3.12 Wegverkeerslawaai
Langs alle wegen bevinden zich ingevolge de Wet geluidhinder geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Er worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Er is dan ook geen akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Verantwoording Planvorm
Zoals uit de voorgaande hoofdstukken is gebleken, is het karakter van dit bestemmingsplan consoliderend van aard. Het bestemmingsplan vervult daarom in belangrijke mate een beheers- en gebruiksfunctie. Iedere functie kan derhalve apart worden bestemd met een passende bestemming die toegesneden is op de betreffende situatie. De gemeente Westland kiest ervoor om voor alle bedrijven in het plangebied de bestemming 'Bedrijventerrein' toe te kennen. Bestaande andere activiteiten zoals kantoren en detailhandel zijn voorzien van specifieke functieaanduidingen, om het gebruik goed mogelijk te maken. Het doel is echter om zoveel mogelijk ruimte te bieden voor primaire bedrijfsactiviteiten.
Door de gehanteerde bestemmingsplansystematiek blijven initiatieven mogelijk, maar zijn deze uitsluitend mogelijk waar dit stedenbouwkundig en planologisch verantwoord is. In de planregels zijn om die reden binnenplanse afwijkingsmogelijkheden of wijzigingsbevoegdheden opgenomen, zodat er altijd een afweging kan worden gemaakt of een initiatief past binnen het beleid van de gemeente.
De opbouw en indeling van verbeelding en regels is gebaseerd op de RO Standaarden 2008, welke onderdeel vormen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarnaast is de terminologie van de regels afgestemd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Binnen de gemeente ontstaat zo uniformiteit met andere geactualiseerde bestemmingsplannen.
4.2 Verbeelding (Plankaart)
De verbeelding is opgebouwd uit een aantal elementen te weten:
- enkelbestemmingen;
- bouwvlakken;
- dubbelbestemmingen;
- aanduidingen.
Enkelbestemmingen en bouwvlakken
Bestemmingen bestaan doorgaans uit twee vlakken: een enkelbestemmingsvlak en een bouwvlak. In sommige gevallen is uitsluitend een enkelbestemming opgenomen. Het enkelbestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangegeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden op de verbeelding doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. In sommige gevallen in het bestemmingsplan vallen het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samen. Op de verbeelding is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).
Dubbelbestemmingen
Dubbelbestemmingen zijn opgenomen voor gronden, waar twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen voorkomen, waarbij er sprake is van een rangorde tussen de dubbelbestemming en de daarmee samenvallende bestemming. Voorbeelden van dubbelbestemmingen zijn ondergrondse leidingtracés, archeologische waarden en waterkeringen.
Aanduidingen
Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in drie verschillende aanduidingen te weten:
- 1. functieaanduidingen;
- 2. bouwaanduidingen;
- 3. maatvoeringaanduidingen.
Functieaanduidingen
Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden van functieaanduidingen die binnen het plangebied voorkomen zijn 'bedrijfswoning', 'horeca', 'nutsvoorziening' en 'opslag'.
Bouwaanduidingen
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. In het plangebied komt een aantal specifieke bouwaanduidingen voor bijzondere situaties voor, zoals de overbouwing bij het kantoor van Agri Business Centrum Westland.
Maatvoeringaanduidingen
Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen. In het plangebied zijn maatvoeringaanduidingen opgenomen voor de maximale goot- en bouwhoogtes (m) en maximum bebouwingspercentages (%) en maximum volume (m³).
4.3 Uitleg Van De Planregels
In deze paragraaf wordt per artikel een toelichting gegeven op de planregels.
4.3.1 Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
- inleidende regels;
- bestemmingsregels;
- algemene regels;
- overgangs- en slotregel.
4.3.2 Inleidende regels
Begrippen (Artikel 1)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
4.3.3 Bestemmingsregels
Bedrijf (Artikel 3)
De bedrijvenzone zonder de aanduiding 'regionaal bedrijventerrein' langs de Nieuweweg heeft de bestemming 'Bedrijf'. Voor het perceel Nieuweweg 79-81 is recent een afzonderlijk bestemmingsplan vastgesteld, met een eigen specifieke regeling. Om die reden is hiervoor een aparte regeling opgenomen.
Voor het vaststellen van de milieuzonering is uitgegaan van de bestaande woonbebouwing of solitaire woningen (burgerwoningen en bedrijfswoningen) in of langs de randen van het plangebied. Bedrijven uit een zwaardere categorie dienen op een grotere afstand van de woonbebouwing te worden gesitueerd dan de bedrijven uit lagere milieucategorieën. Voor een uitgebreide toelichting op de aanpak van de milieuzonering zie ook paragraaf 3.3 Bedrijven en milieuzonering.
De milieuzonering is op de verbeelding aangegeven door middel van categorieaanduidingen binnen de bestemming Bedrijventerrein. Op de verbeelding is na de letter die de bestemming aangeeft, de hoogst toelaatbare categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (tussen haakjes) aangegeven (bijvoorbeeld BT b<3.1). Een aantal bedrijven voldoet niet aan de aldaar maximaal toelaatbare milieucategorie, maar kunnen ter plaatse wel gehandhaafd blijven. Voor deze bedrijven zijn maatbestemmingen opgenomen. Dit betekent dat bij verplaatsing of beëindiging van een dergelijk bedrijf eenzelfde soort bedrijf is toegestaan of een bedrijf dat past binnen de toelaatbare categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Bedrijventerrein (Artikel 4)
De bestemming 'Bedrijventerrein' is toegekend aan de belangrijkste functie in het plangebied. Om deze reden wordt de uitleg van dit artikel uitgebreid toegelicht.
Bestemmingsomschrijving
Op gronden met de bestemming Bedrijventerrein zijn zowel bedrijven toegestaan, alsmede wegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en overige bijbehorende voorzieningen.
Bedrijven zijn toegestaan voor zover deze behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijvigheid. De milieucategorie van de bedrijven wordt bepaald aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die is opgenomen als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan.
Een groot deel van het plangebied is in de Bedrijventerreinenvisie aangewezen als agrologistiek terrein. Aangezien er volgens het vigerende bestemmingsplan ook andersoortige bedrijven dan agrologistieke bedrijven zijn toegestaan, wordt er hier gewerkt met de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein', en krijgen deze gronden de bestemming 'specifieke vorm van bedrijventerrein - regionaal'. Hierdoor kunnen agrogerelateerde bedrijven, die gericht zijn op ondersteuning aan de (glas-)tuinbouw, waaronder agrologistieke bedrijven en agrarisch aanverwante bedrijven, zich op dit bedrijventerrein vestigen. Daarnaast kunnen zich ook andersoortige bedrijven met een regionaal karakter vestigen op dit bedrijventerrein.
Een klein deel van het bedrijventerrein met bedrijven die niet agrogerelateerd zijn, te weten de percelen aan ABC Westland 227 t/m 293, heeft eveneens de bestemming 'specifieke vorm van bedrijventerrein - regionaal' gekregen. De oppervlakte per bedrijfsvestiging binnen deze bestemming dient minimaal 450 m² te bedragen. Voor een aantal bestaande bedrijven met een kleinere oppervlakte is een uitzondering gemaakt. Hiervoor is een aanduiding op de verbeelding opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding mag de oppervlakte per bedrijfsvestiging minder dan 450 m² bedragen.
Voor het vaststellen van de milieuzonering is uitgegaan van de bestaande woonbebouwing of solitaire woningen (burgerwoningen en bedrijfswoningen) in of langs de randen van het plangebied. Bedrijven uit een zwaardere categorie dienen op een grotere afstand van de woonbebouwing te worden gesitueerd dan de bedrijven uit lagere milieucategorieën. Voor een uitgebreide toelichting op de aanpak van de milieuzonering zie ook paragraaf 3.3 Bedrijven en milieuzonering.
De milieuzonering is op de verbeelding aangegeven door middel van categorieaanduidingen binnen de bestemming Bedrijventerrein. Op de verbeelding is na de letter die de bestemming aangeeft, de hoogst toelaatbare categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (tussen haakjes) aangegeven (bijvoorbeeld BT b<3.2). Op het bedrijventerrein varieert de algemene toelaatbaarheid van maximaal milieucategorie 2 tot en met maximaal milieucategorie 4.2.
Op het bedrijventerrein bevinden zich naast bedrijven een aantal andere functies. Deze hebben een specifieke functieaanduiding gekregen om het gebruik zo goed mogelijk te maken. Voorbeelden hiervan zijn zelfstandige kantoren, horeca, tuincentrum nutsvoorzieningen en een verkooppunt voor motorbrandstoffen.
Bouwregels
Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken. Op de verbeelding en in de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in bedrijfsgebouwen en overkappingen, bedrijfswoningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Nadere eisen
In dit lid is bepaald dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen omtrent de situering van de gebouwen mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terreinen voor wat betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer.
Specifieke gebruiksregels
In dit lid zijn een aantal bepalingen opgenomen die bepaalde gebruiksvormen uitsluiten. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in de regeling geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. In de begrippen is het begrip 'risicovolle inrichtingen' verklaard. Ook geluidshinderlijke inrichtingen zijn niet toegestaan.
Daarnaast zijn een aantal zaken uit de beleidsregels voor publieksfuncties op bedrijventerrein (zie paragraaf 2.1.3) in de specifieke gebruiksregels opgenomen. Zo zijn bijvoorbeeld leisure, detailhandel en zelfstandige kantoren niet toegestaan, tenzij specifiek bestemd.
Tot slot zijn er specifieke gebruiksregels opgenomen voor showrooms, onzelfstandige kantoren, horeca en opslag van goederen buiten het bouwvlak.
Afwijken van de bouwregels
In dit lid zijn een aantal bepalingen opgenomen in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier om het vergroten van de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen, alsmede het aanpassen van het maximum bebouwingspercentage.
Afwijken van de gebruiksregels
Uit het oogpunt van flexibiliteit zijn in dit lid een aantal bepalingen opgenomen waarbij het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning van kan afwijken.
- Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
De eerste bepaling betreft het afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in één categorie hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein', op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.
- Zelfstandige kantoren
In overeenstemming met de Bedrijventerreinenvisie en de beleidsregels voor publieksfuncties op bedrijventerreinen, kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van de specifieke gebruiksregels voor het toestaan van zelfstandige kantoren. Alvorens omgevingsvergunning te verlenen, dient te worden getoetst aan een aantal voorwaarden die zijn opgenomen in de regels.
- Wijzigingsbevoegdheden
Binnen de bestemming zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Om te voorkomen dat zich in het plangebied een planmer-plichtig bedrijf vestigt, waardoor er in dat kader een planMER voor het bestemmingsplan nodig is, zijn planmer-plichtige activiteiten niet rechtstreeks toegestaan. Door middel van de wijzigingsbevoegdheid kunnen deze alsnog worden toegestaan, mits vooraf een milieueffectenrapportage wordt opgesteld zoals bedoeld in de Wet milieubeheer. De tweede wijzigingsbevoegdheid heeft betrekking op het verwijderen van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Van deze bedrijfswoning kan gebruik worden gemaakt indien het gebruik als bedrijfswoning is komen te vervallen.
Groen (Artikel 5)
De groenvoorzieningen met een structurerend karakter zijn ondergebracht in de bestemming Groen. Naast beplantingen en plantsoenen zijn hier onder andere ook voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, bermen en bermsloten mogelijk. Onder deze bestemming komt ook de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer -1' voor, welke een auto-aansluiting regelt.
Kantoor (Artikel 6)
Het Agri Business Centrum Westland is bestemd voor Kantoor.
Tuin (Artikel 7)
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor de voortuinen en gedeeltelijk de zijtuinen bij de burgerwoningen.
Verkeer (Artikel 8)
Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer. Dit geldt uitsluitend voor de Nieuweweg. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke.
Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 9)
Daar waar het openbaar gebied een verblijfs- en verplaatsingsfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en fiets- en voetpaden.
Ter plaatse van het perceel Nieuweweg 79-81 is ter plaatse van de aanduiding 'opslag' een specifieke bouw- en gebruiksregeling opgenomen, in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan.
Water (Artikel 10)
De bestaande watergangen in het plangebied zijn bestemd als Water. Op de gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de bestemming toegestaan, zoals steigers, bruggen en duikers. Onder deze bestemming komt ook de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer -1' voor, welke een auto-aansluiting regelt.
Wonen (Artikel 11)
De burgerwoningen zijn voorzien van de bestemming Wonen. De regeling voor de woonpercelen bestaat uit twee bestemmingen: Wonen en Tuin.
De woningen zelf zijn voorzien van de bestemming Wonen. Naast de bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden die voortvloeien uit de vigerende bestemmingsplanregeling, is bij het toekennen van de bestemmingen het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande woningen het uitgangspunt. De basis voor de regeling van de bestaande woonfunctie wordt gevormd door een regeling bestaande uit bouwvlakken ter plaatse van de aanwezige hoofdgebouwen. De gronden buiten het hoofdgebouw (zij- en achtererf) zijn gelegen buiten het bouwvlak. De gronden aan de voorzijde (en soms zijkant) zijn bestemd als Tuin.
Bouwvlakken hoofdgebouwen
Bij de opstelling van het bestemmingsplan is voor alle woningen bepaald waar in de huidige situatie het hoofdgebouw (de woning zelf) en waar het bijgebouw (bijvoorbeeld garage) staat. Deze bestaande situatie is het uitgangspunt. Rekening houdend met karakteristieke voorgevelverspringingen en rooilijnen zijn op de bestemmingsplankaart bouwvlakken opgenomen waarmee de plaats van hoofdgebouwen juridisch is vastgelegd. Per hoofdgebouw is de goot- en bouwhoogte vastgelegd.
Erfbebouwing
De gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw of voor de bouw van bijgebouwen. De regeling bevat bepalingen met betrekking tot de oppervlakte en de hoogte van erfbebouwing.
In het bestemmingsplan worden er voldoende erfbebouwingsmogelijkheden geboden, terwijl de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.
Aan-huis-gebonden ondernemingen
Aan-huis-gebonden ondernemingen zijn als ondergeschikte functie bij de hoofdfunctie wonen toegestaan. Deze mogen alleen voorkomen zolang de omvang niet meer dan 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt. Dit geldt tot een maximum van 50 m² per woning.
Leiding - Water (Artikel 12)
In het plangebied is drinkwaterleiding gelegen.
Waarde - Archeologie - 3 en - 5 (Artikel 13 en Artikel 14 )
Conform het archeologiebeleid worden twee afzonderlijke beschermingsregimes vastgelegd in het kader van te beschermen archeologische waarden (zie ook paragraaf 3.2 Archeologie en cultuurhistorie). Deze twee bestemmingen fungeren als dubbelbestemmingen. Bouwwerken op gronden met samenvallende bestemmingen kunnen weliswaar worden gerealiseerd, maar dan met inachtneming van de in de planregels opgenomen voorwaarden. Daarvoor is een verplichting opgenomen voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Is er blijkens onderzoek geen sprake van archeologische waarden, dan kunnen de werken en bouwwerken met omgevingsvergunning worden gerealiseerd.
In het kader van de bescherming van de archeologische waarden is ook voor een aantal werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden een omgevingsvergunningsplicht opgenomen. Archeologische waarden kunnen ook worden bedreigd door grondwerkzaamheden die samengaan met de aanleg van bijvoorbeeld wegen, bebouwing en watergangen. Ook ingrijpende agrarische werkzaamheden (diepploegen, onderbemalen) kunnen het bodemarchief onherstelbaar beschadigen en de daarin opgeslagen informatie verloren doen gaan. Deze gronden worden derhalve mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige archeologische waarden. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is via omgevingsvergunning alleen toegestaan voor zover de archeologische waarden niet worden geschaad. Genoemde werken en werkzaamheden zijn zonder omgevingsvergunning niet toegestaan.
Waterstaat - Waterkering (Artikel 15)
Deze dubbelbestemming is toegekend aan de waterkeringen (kernzone inclusief beschermingszones) in het plangebied.
Deze gronden hebben een waterkerende functie of zijn van invloed op de waterkering. Er is sprake van samenvallende bestemmingen, waarbij de met Waterstaat - Waterkering samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn. Dit uitgangspunt is vertaald in de betreffende bouwregels. Langs de bestemming Waterstaat - Waterkering zijn beschermingszones aanwezig waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland van toepassing is.
4.3.4 Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelregel (Artikel 16)
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels (Artikel 17)
De algemene bouwregels omvatten bouwregels die aanvullend op de regels van hoofdstuk 2 van toepassing zijn. Er wordt onder andere verwezen naar de op de verbeelding vastgelegde hoogtematen en bebouwingspercentages. Daarnaast zijn er, tenzij hoofdstuk 2 anders bepaalt, standaard hoogtematen vastgelegd voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Naast deze meer algemene bepalingen kent het artikel de volgende regelingen.
Overschrijding bouwgrenzen
Dit lid bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.
Ondergrondse bouwwerken
In dit lid is bepaald dat de regels in dit plan ook van toepassing zijn op ondergrondse bouwwerken.
Parkeernormering
In dit lid is bepaald dat bij iedere ruimtelijke ontwikkeling het Westlands Verkeer- en Vervoerplan van toepassing is.
Dakkapellen
In dit lid zijn de mogelijkheden en toegestane afmetingen voor dakkapellen vastgelegd.
Bestaande bouwwerken
Dit lid bepaalt dat bestaande bouwwerken mogen worden teruggebouwd wanneer deze met een vergunning tot stand zijn gekomen.
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt.
De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.
Algemene gebruiksregels (Artikel 18)
In dit artikel zijn een aantal vormen van strijdig gebruik als bedoel in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening opgenomen. Daarnaast is aangegeven wat niet onder strijdig gebruik valt. Het gaat hier om gebruik dat ingevolge de APV van de gemeente Westland is toegestaan.
Algemene aanduidingsregels (Artikel 19)
In dit artikel staan de aanduidingen beschreven die in meerdere bestemmingen vallen en daarom niet zijn opgenomen in de artikelen van de betreffende (enkel) bestemmingen. In dit plan gaat het om de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' en de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3'. Eerstgenoemde bepaald dat er op de gronden die in deze gebiedsaanduiding vallen een aantal restricties gelden ten aanzien van gevoelige functies. De bouwaanduiding bepaald dat er op de aangeduide gronden een afscherming gebouwd mag worden.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 20)
In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier om de overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 21)
Overschrijding bestemmingsgrenzen
In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre en in welke gevallen van een wijzigingsbevoegdheid gebruik kan worden gemaakt ingeval van gewenste dan wel noodzakelijke geringe afwijkingen van de bestemmingsgrenzen.
Waarde - Archeologie
In dit artikel is geregeld dat de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie van de verbeelding kan worden verwijderd indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Waterstaat - Waterkering
In dit artikel is geregeld dat het college van burgemeester en wethouders de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' kunnen uitbreiden, verplaatsen en verwijderen, indien de dubbelbestemming door uitbreiding of verplaatsing van de waterkeringswerken niet meer noodzakelijk is dan wel elders noodzakelijk is en hiertoe over een positief advies van de waterbeheerder over is ontvangen.
Overige regels (Artikel 22)
In de bepaling is geregeld dat alle wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
4.3.5 Overgangs- en slotregel
Overgangsrecht (Artikel 23)
In dit artikel is het overgangsrecht voor gebruik en gebouwen opgenomen conform artikel 3.2.2 Bro.
Slotregel (Artikel 24)
In dit laatste artikel wordt de titel van het bestemmingsplan genoemd.
Hoofdstuk 5 Handhaving
Handhaven op maat
Burgemeester en wethouders van Westland hebben begin 2011 de beleidsnota 'Handhaven op maat' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht voor de komende vier jaren beschreven. De gemeente Westland wil een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid in het Westland te vergroten en te waarborgen. Handhaving is hierbij één van de middelen die hiervoor wordt ingezet. Handhaving is dus geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringsketen (ontwikkeling wet- en regelgeving, normstelling, vergunningverlening, uitvoering, toezicht en handhaving). De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee met name om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingtraject ingezet.
Resultaten inventarisatie
Er zijn hier en daar dierenverblijven geconstateerd in het plangebied. Omdat deze functies niet op een bedrijventerrein passen, worden deze niet als dusdanig bestemd.
ABC Westland bij nr. 457
Betreft een horeca-voorziening (“Patty's Place”) gevestigd nabij ABC Westland nr. 457. Omdat deze functie niet op een bedrijventerrein past, is deze niet positief bestemd.
ABC Westland bij nr. 629
Betreft een mobiele kapsalon (“Linda's kapsalon) gevestigd nabij ABC Westland nr. 629. Omdat deze functie niet op een bedrijventerrein past, is deze niet positief bestemd.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan richt zich voornamelijk op de consolidatie van de huidige situatie. In dit plan kunnen hooguit door particulier initiatief wijzigingen in functies of bebouwing ontstaan. Er is geen sprake van kosten bij de gemeente waarop de regels ten aanzien van grondexploitatie in de Wro van toepassing zijn. Met de aangepaste milieuzonering wordt het bestemmingsplan aangepast aan de verplichtingen die voortvloeien uit de huidige wet- en regelgeving. Waar mogelijk wordt hiervan afgeweken, om tegemoet te komen aan de nodige flexibiliteit. Omdat het bestemmingsplan geen veranderingen meebrengt en de bestaande situaties die mogelijk strijdig zijn met actuele milieuregelgeving specifiek worden bestemd, kan een nader onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid achterwege blijven. Gelet op de specifieke bestemmingen is toch gekozen om een onderzoek uit te laten voeren. Uit de risicoanalyse heeft bureau SAOZ geconcludeerd dat er geen planschade te verwachten valt.
6.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
6.2.1 Inspraak
Gezien het feit dat dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen bevat, wordt het houden van een inspraakprocedure niet noodzakelijk geacht.
6.2.2 Overleg
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan aan de wettelijke overlegpartners voorgelegd. Deze zijn in deze paragraaf samengevat en van beantwoording voorzien.
Overlegreacties
- 1. Westland Infra energy solutions
Samenvatting
Mits er ook rekening wordt gehouden en overleg is over het eventuele verleggen van de in het voorontwerp aanwezige kabels en leidingen, zijn er geen bezwaren tegen het plan.
Beantwoording
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen. Van het verleggen van kabels is geen sprake.
- 2. Kamer van Koophandel
Samenvatting
Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van op- of aanmerkingen.
Beantwoording
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
- 3. Hoogheemraadschap van Delfland
Samenvatting
Er kan worden ingestemd met het voorontwerpbestemmingsplan. Aan alle aspecten die van belang zijn voor een goede waterhuishouding is invulling gegeven.
Beantwoording
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
- 4. Gemeente Den Haag
Samenvatting
Verzocht wordt om na te gaan of er intern overleg is gevoerd over de aanleg van een zo'n gunstig mogelijk tracé voor de 150 kV-kabel, die geprojecteerd dient te worden tussen de Noordzee en de Tennet-locatie in Wateringen. Daarbij wordt ook verzocht om aan te geven of er zwaarwegende belangen denkbaar zijn die een dergelijke ondergrondse hoogspanningskabel onder het terrein van ABC Westland onmogelijk maken.
Beantwoording
Het bestemmingsplan bedrijventerrein ABC Westland betreft een consoliderend bestemmingsplan waarin de bestaande, planologische situatie is vastgelegd. Het terrein van ABC Westland is inmiddels grotendeels bebouwd. Dit maakt het terrein, dat eveneens voor een groot deel particulier eigendom is, ongeschikt voor de realisering van een hoogspanningskabel onder de grond.
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
- 5. Veiligheidsregio Haaglanden
Samenvatting
- a. Om de gevolgen bij het vrijkomen van giftige stoffen te beperken, wordt geadviseerd om een technische voorziening te plaatsen, zodat de ventilatie met een eenvoudige handeling kan worden uitgeschakeld. Dit mag ook een handmatige handeling zijn. Dit geldt alleen bij verbouw en vervangende nieuwbouw van objecten bestemd voor het verblijf van personen binnen 880 m vanaf de N211.
- b. Geadviseerd wordt dat in de objecten waarin personeelsleden/bezoekers zich kunnen bevinden, personeelsleden of de BHV-organisatie is voorbereid op eventuele calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Het gaat hierbij om calamiteiten die buiten de objecten kunnen plaatsvinden, maar effecten binnen de objecten kunnen hebben. Hierbij is het van belang dat zij ook weten hoe daarbij te handelen. Bijvoorbeeld om bezoekers van objecten te assisteren om zichzelf in veiligheid te brengen. Hierbij is het ook belangrijk dat dit wordt geborgd en structureel wordt geoefend. Bijvoorbeeld door middel van een plan ten behoeve van noodsituaties.
- c. Binnen het invloedsgebied van 325 m van de N211 en van het lpg-tankstation Horticopp, is het belangrijk dat mensen veilig kunnen vluchten. Dit betekent dat bij verbouw en/of vervangende nieuwbouw onafhankelijk van de locatie van het incident een vluchtweg wordt geadviseerd, via de tuin/gevel aan de afgekeerde zijde van de risicobron.
- d. Geadviseerd wordt om werknemers, bewoners en andere aanwezigen binnen het invloedsgebied van de risicobronnen te informeren over de verschillende risico's en gevaren van de transportroute gevaarlijke stoffen en het lpg-tankstation, de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens incidenten (risicocommunicatie). Dergelijke informatie dient op gezette tijden herhaald te worden, zodat het onderwerp onder de aandacht blijft.
Beantwoording
- a. In het kader van dit bestemmingsplan kunnen geen regels opgenomen worden om dit te realiseren. Dit zal in overweging genomen moeten worden bij individuele omgevingsvergunning en. Dit advies geeft geen aanleiding voor het verbinden van regels aan dit bestemmingsplan.
- b. Elk bedrijf moet op grond van de arbeidsomstandighedenwet een nood- en ontruimingsplan hebben. In het noodplan moet onder meer geregeld zijn welke beschikbare middelen en maatregelen er zijn teneinde adequaat te kunnen handelen bij een calamiteit. Het nood- en ontruimingsplan moet gebaseerd zijn op alle noodsituaties die plaats kunnen vinden. In het kader van dit bestemmingsplan kunnen geen verdergaande regels opgenomen worden om dit te realiseren. Dit advies geeft geen aanleiding voor het verbinden van regels aan dit bestemmingsplan.
- c. In het kader van dit bestemmingsplan kunnen geen regels opgenomen worden om dit te realiseren. Dit zal in overweging genomen moeten worden bij individuele omgevingsvergunning en. Dit advies geeft geen aanleiding voor het verbinden van regels aan dit bestemmingsplan.
- d. Er wordt in de regio Haaglanden gewerkt aan een risicocommunicatie-campagne in de vorm van een 'wat doe je' campagne. De gemeente Westland is bij deze campagne betrokken en zal daarmee, in samenwerking met de overige Haaglanden gemeenten, een adequate invulling geven aan risicocommunicatie. Dit advies geeft geen aanleiding voor het verbinden van regels aan dit bestemmingsplan.
- 6. Provincie Zuid-Holland
Samenvatting
De beschermingsregeling voor archeologie is onduidelijk gemotiveerd. In de toelichting is geconstateerd dat voor bepaalde delen van het bestemmingsplangebied nog nader (vervolg)onderzoek noodzakelijk is. De in het plangebied aanwezige waterkeringen zijn niet op de verbeelding bestemd. Kern- en beschermingszones dienen met de dubbelbestemming waterstaat-waterkering op de kaart te worden beschermd.
Beantwoording
Zowel in de toelichting, als ook in de planregels en de planverbeelding is de beschermingsregeling voor archeologie nader gemotiveerd en aangepast. De aanwezige waterkeringen en kern- en beschermingszones zijn reeds opgenomen in de planverbeelding.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Beleid Milieuzonering
Bijlage 1 Beleid milieuzonering
Bijlage 2 Overzicht Specifiek Bestemde Bedrijven
Bijlage 2 Overzicht specifiek bestemde bedrijven
Bijlage 3 Bureauonderzoek Ecologie
Bijlage 3 Bureauonderzoek ecologie
Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 4 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten