Hagemanstraat 66 te 's-Gravenzande
Bestemmingsplan - Gemeente Westland
Vastgesteld op 13-09-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Hagemanstraat 66 te 's-Gravenzande met identificatienummer NL.IMRO.1783.GRAALCOMlJpbp-VA01 van de gemeente Westland;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-gebonden-beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch of therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.6 achtererf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.7 achtergevel:
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel, niet zijnde een zijgevel.
1.8 antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.9 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antennestaaf, -spriet (al dan niet met dwarssprieten) of -schotel, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie,
1.10 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.11 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingspercentage:
het percentage van de oppervlakte van een bouwperceel, dat mag worden bebouwd;
1.14 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.15 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.16 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs-)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan;
1.17 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):
het totale bruto vloeroppervlak (b.v.o.) van bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.18 bestaand
Bestaand bouwwerk
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig is of nog kan worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, daaronder vallen niet de bouwwerken die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bestaand gebruik
Het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van in werking treding van het plan of zoals dat kan worden gebruikt krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bestaande afmetingen
Afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, daaronder vallen geen afmetingen die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.21 Bevi-inrichtingen:
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.22 bevoegd gezag:
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.23 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak
1.24 bijgebouw:
Een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw dat in functioneel en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en geen rechtstreekse toegang tot het hoofdgebouw heeft.
1.25 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggen. Het dient hierbij te gaan om horizontale bouwlagen.
1.28 bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.30 bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.31 bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.32 bouwwijze:
de wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn: vrijstaand, twee-aaneen of aaneengebouwd.
1.33 consumentenvuurwerk:
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.34 cultuurhistorische waarde:
Het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals ondermeer tot uitdrukking komend in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de graften, de wallen en de beplanting en bebouwing, archeologische waarden zijn hierdoor mede begrepen.
1.35 dakkapel:
een constructie, welke ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, die vrij ligt in het dakvlak.
1.36 dakopbouw:
een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die, in tegenstelling tot een dakkapel, niet ondergeschikt is aan het dakvlak. Het plaatsen van een dakopbouw gaat ten koste van de karakteristiek van het profiel van het gebouw/de woning. Een dakopbouw ligt niet vrij in het dakvlak, maar raakt tenminste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak van het betreffende gebouw/de betreffende woning.
1.37 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.38 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel in de volgende categorieën:
- detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- tuincentra;
- grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- bouwmarkten.
1.39 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.40 erf:
Al dan niet bebouwde gronden, of een gedeelte daarvan, die direct gelegen zijn bij een hoofdgebouw en die in feitelijk opzicht zijn ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, die deze inrichting niet verbieden.
1.41 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 geluidszone - industrie:
de met de aanduiding 'geluidszone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 en artikel 41, leden 1 en 2, van de Wet geluidhinder.
1.43 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken exclusief de bestaande aan- en uitbouwen of bijbehorende bouwwerken.
1.44 horeca bedrijf:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.45 hoveniersbedrijf:
Een onderneming die werkzaamheden verricht in de vorm van tuinaanleg, aanleg van groenobjecten, tuinontwerp en tuininrichting, waarbij de werkzaamheden hoofdzakelijk plaatsvinden op locaties andere dan de locatie van het bedrijf zelf en waarbij ter plaatse goederen worden opgeslagen en uitgestald ten dienste van de bedrijfsvoering, niet zijnde een tuincentrum.
1.46 kantoor:
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtsreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.47 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt en voor zover deze activiteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.48 laad- en losruimte:
Dat gedeelte van het bedrijf waar het laden en lossen van producten plaats vindt (bijvoorbeeld in de vorm van een dockshelter), hieronder niet begrepen een laad- en loskuil.
1.49 metaalbewerkingsbedrijf:
een bedrijf waar diverse vormen van metaalbewerking plaatsvinden, zoals bedrijven met SBI-code [1993] 281.1, 2852.1 en 2851.1 uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein', inclusief bijbehorende werkzaamheden zoals contructie, opslag en logistieke handelingen.
1.50 NEN:
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.51 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.52 oorspronkelijke achtergevel:
De achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw, dus exclusief de aan- en uitbouwen of bijgebouwen.
1.53 ondergronds bouwwerk:
Een voor mensen toegankelijke ruimte onder maaiveldniveau, met uitzondering van kruipruimten.
1.54 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en andere openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegangkelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.55 overig bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.56 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.57 peil:
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.
1.58 seksinrichting:
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop of sekstheater, een sekswinkel, een seksautomatenhal en een seksclub of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.
1.59 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein':
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels onderdeel uitmaakt.
1.60 Staat van Horeca-activiteiten:
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.61 straatmeubilair:
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts) voorzieningen, zoals:
verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri's, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen en hiermee gelijk te stellen bouwwerken.
1.62 uitbouw:
uitbreiding van een ruimte in het hoofdgebouw tot buiten het bestaande oorspronkelijke hoofdgebouw (bijvoorbeeld erker) en welke ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.63 voldoende parkeergelegenheid
parkeergelegenheid voor personenauto's, bestelauto's, motorfietsen en driewielige motorvoertuigen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de beleidsregel 'Parkeernormering gemeente Westland', zoals die geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en – indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd – aan die wijziging.
1.64 voorerf:
De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn voor de, met een gevellijn op de planverbeelding aangegeven, voorgevel van dat hoofdgebouw of voor een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.65 voorgevel:
de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel en/of waar deze op de plankaart is aangegeven met een gevellijn.
1.66 voorgevelrooilijn:
de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing en/of daar waar deze op de plankaart is aangegeven met een gevellijn.
1.67 vuurwerkverkooppunt:
Een locatie waar consumentenvuurwerk opslagen en verkocht wordt op de daarvoor aangewezen tijden.
1.68 waterberging:
Een berging voor het bergen en opslaan van water.
1.69 watergang:
Een secundaire watergang als bedoeld in de 'Legger Wateren (15 maart 2011)' van het Hoogheemraadschap van Delfland.
1.70 Wgh-inrichtingen:
bedrijven zoals bedoeld in onderdeel D van Bijlage I behorende bij het Besluit omgevingsrecht die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken;
1.71 zijerf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel van dat hoofdgebouw.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand:
de loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie:
a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 buitenwerkse maat:
maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2.9 vloeroppervlakte:
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf': een metaalbewerkingsbedrijf: zoals bedoeld in hoofdstuk 1 van deze regels;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. metaalbewerkingsactiviteiten zijn uitgesloten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - productie';
- b. laden en lossen van vrachtwagens met metaal is uitgesloten ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats uitgesloten';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - specifieke bedrijfsactiviteiten' zijn bedrijfsactiviteiten uitgesloten die op de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' vanwege het aspect geur, stof of gevaar een richtafstand hebben van 50 meter of meer;
- d. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- e. opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- f. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- g. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan, behalve voor zover er een geluidscherm is gerealiseerd op of langs de kade en/of langs de Hoflaan waardoor deze opgeslagen goederen zijn onttrokken aan het zicht vanaf de openbare weg;
- h. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de brutovloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 1.200 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Water
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding, waterberging, bruggen, duikers en het verkeer te water.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidsscherm 6m' is een geluidsscherm toegestaan, waarvan de goothoogte ten hoogste 4 m en de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidsscherm 8m' is een geluidsscherm toegestaan, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 8 m bedraagt;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidsscherm 12m' is een geluidsscherm met bijbehorende verbindingselementen toegestaan, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 12 m bedraagt.
Artikel 5 Waterstaat - Beschermingszone
5.1 Bestemmingsomschrijving
- a. de voor 'Waterstaat-Beschermingszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering.
- b. de bestemming 'Waterstaat-Beschermingszone ' is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op de realisatie van een geluidsscherm zoals bedoeld in artikel 3.2.2 of op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen, wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, en funderingen;
- b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt;
- d. schoorstenen en rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 3 m bedraagt;
- e. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen, hijsinrichtingen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- f. bestaande dakopbouwen en erkers.
7.2 Ondergrondse bouwwerken
- a. de regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken;
- b. in aanvulling op het bepaalde onder a mogen ondergrondse ruimten slechts worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen gebouw.
7.3 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
- a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- d. het gebruik van bouwwerken of de bouwwerken te laten gebruiken als seksinrichting;
- e. het gebruik van bouwwerken of het laten gebruiken van bouwwerken en gronden voor opslag en verkoop van consumentenvuurwerk.
8.2 Geen strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- a. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond voor standplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 Veiligheidszone - munitie
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woon- en werksituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en er op grond van de regels in hoofdstuk 2 niet eerder kon worden afgeweken, bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, voor:
- a. afwijkingen van voorgeschreven maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%, noodzakelijk wegens technische redenen;
- b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m³ zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
- c. het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
- d. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 m mogen bedragen;
- e. afwijkingen van het bestemmingsplan, teneinde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
- f. overschrijding van bouwgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
- g. het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclame-borden;
- h. de realisering van een dakopbouw:, met dien verstande dat:
- 1. er op het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder dergelijke dakopbouwen zijn toegestaan en de nieuw te plaatsen dakopbouw hieraan gelijkvormig is;
- 2. er zich geen stedenbouwkundige redenen mogen verzetten tegen toepassing van deze bevoegdheid tot afwijken;
10.2 Afwijking niet verlenen
Afwijking wordt in ieder geval niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
12.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren
- a. Bij nieuwe ontwikkelingen (oprichting van een bouwwerk, verandering van functie of uitbreiding van bestaand gebruik) is het gebruik van gronden en bouwwerken op grond van de regels in hoofdstuk 2 slechts toegestaan als op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals bedoeld in hoofdstuk 1 van deze regels.
- b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien:
- 1. het voldoen aan die bepaling door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. er een bijzonder gemeentelijk belang mee is gemoeid; of
- 3. op andere wijze dan op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in de beleidsregel 'Parkeernormering gemeente Westland' en – indien deze beleidsregel gedurende de planperiode worden gewijzigd – aan die wijziging; of
- 4. door de aanvrager van een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat de van toepassing zijnde parkeernorm(en) of aanwezigheidspercentages niet overeenkomen met de feitelijke situatie en kan worden volstaan met het realiseren van minder parkeergelegenheid.
- c. Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning zoals genoemd bij lid b voorschriften verbinden ten aanzien van:
- 1. de aard, plaats en inrichting van de parkeergelegenheid;
- 2. de aanwezigheid en aanduiding van parkeergelegenheid ten behoeve van invaliden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
14.1 Citeertitel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Hagemanstraat 66 te 's-Gravenzande.
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Alcomij Beheer B.V. (hierna Alcomij) is een bedrijf dat stalen en aluminium producten voor de glastuinbouw produceert. Het bedrijf is sinds 1969 gevestigd aan de rand van 's-Gravenzande op een ruim 3 hectare groot bedrijventerrein dat grotendeels in gebruik is door Alcomij. Het gemeentelijk beleid hield rekening met een mogelijke transformatie van dit terrein naar woningbouw, maar hier zijn geen concrete plannen voor ontwikkeld. Alcomij heeft geen plannen om haar bedrijf te verplaatsen. Alcomij heeft de laatste jaren juist kostbare investeringen gepleegd in haar terrein en gebouwen.
De gebruiks- en bouwmogelijkheden voor Alcomij in het geldende bestemmingsplan 'Woonkern 's-Gravenzande' komen niet volledig overeen met de bedrijfsactiviteiten van Alcomij zoals die al sinds jaar en dag plaatsvinden. Daarnaast zijn er nadien nog enkele omgevingsvergunningen verleend voor ontwikkelingen op het terrein van Alcomij, die niet passend waren in het geldende bestemmingsplan. Om er voor te zorgen dat er een actueel en passend planologisch kader ontstaat, wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld voor het terrein van Alcomij.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Alcomij is gevestigd aan de oostelijke rand van 's-Gravenzande. Aan de noord-, west- en zuidzijde wordt het bedrijf omgeven door woningbouw. Ten oosten van het bedrijf bevindt zich momenteel een open gebied, waar woningbouwplannen zijn voor de ontwikkeling van 'Waelplas', onderdeel van de woonwijk Waelpark. De ligging van Alcomij en de begrenzing van de bedrijfslocatie zijn weergegeven in onderstaande afbeeldingen.
FiFiguur 1.1: Overzichtskaart ligging bedrijfslocatie (rode ster) en begrenzing bedrijfslocatie (bron: Cyclomedia)
1.3 Vigerende Plannen
Het plangebied valt (al dan niet gedeeltelijk) binnen de grenzen van de volgende geldende bestemmingsplannen:
- 'Woonkern 's-Gravenzande', vastgesteld door de gemeenteraad op 17 mei 2011;
- Waelplas, vastgesteld door de gemeenteraad op 15 januari 2019;
- Paraplubestemmingsplan Parkeernormen, vastgesteld door de gemeenteraad op 20 februari 2020;
- Paraplubestemmingsplan Wonen Westland, vastgesteld door de gemeenteraad op 1 september 2020;
- Paraplubestemmingsplan horeca/ hotel Westland, vastgesteld door de gemeenteraad op 13 april 2021.
In hoofdstuk 2 is nader ingegaan op de huidige bouw- en gebruiksmogelijkheden op basis van de geldende bestemmingsplannen en de onderdelen die niet overeenkomen met de bedrijfssituatie van Alcomij.
1.4 Leeswijzer
Het bestemmingsplan Alcomij bestaat uit een toelichting, planregels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven met aandacht voor cultuurhistorisch waardevolle elementen, overige ruimtelijke kwaliteiten, aanwezige knelpunten en te verwachte ontwikkelingen. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. In Hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. In Hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 ingegaan op de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
Dit bestemmingsplan ziet toe op de vastlegging van de bestaande situatie in een passend planologisch kader. Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, anders dan ontwikkelingen die reeds vergund zijn of op basis van het nu geldende bestemmingsplan reeds mogelijk zijn. Deze situatie vormt het uitgangspunt bij de toetsing aan het geldende beleid.
2.1 Beleidskaders
2.1.1 Gemeentelijk beleid
Omgevingsvisie 2.0: Visie op Westland
Op 8 december 2020 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie 2.0: Visie op Westland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat onder andere in op de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, verkeer en vervoer, infrastructuur en cultureel erfgoed. De Omgevingsvisie is breder dan alleen de fysieke leefomgeving; ook onderwerpen als gezondheid, veiligheid en duurzaamheid moeten onderdeel uitmaken van de visie. De Omgevingsvisie geeft weer waar we met Westland naartoe willen en bindt de gemeente aan haar eigen voornemens en ambities.
De Omgevingsvisie werkt door in het (later nog op te stellen) omgevingsprogramma, waarin beleidsvoornemens en maatregelen staan die dienen om de doelen in de leefomgeving te bereiken. De Omgevingsvisie geeft ook richting aan het ontwikkelen van het omgevingsplan. Hierin worden de algemene regels en vergunningsplichten vastgelegd die bindend zijn voor burgers en bedrijven (bestemmingsplannen en verordeningen worden hiermee vervangen).
De belangrijkste opgave is het verhogen van de leefkwaliteit in Westland, waarbij het sociaal-maatschappelijke en economische belang van het tuinbouwcluster niet uit het oog wordt verloren. De oorspronkelijke structuren in het landschap moeten behouden blijven, net als de gemeenschapszin in de dorpen. Westland wil een groenere, gezonde en aantrekkelijke gemeente zijn. Met een people – planet – profit benadering, vindt vergroening plaats langs de belangrijke groene verbindingen en in de wijken, terwijl initiatiefnemers en ontwikkelaars worden gevraagd groeninclusief te ontwerpen en in te richten. Een klimaatbestendig beleid wordt doorgevoerd in ruimtelijke inrichting, nieuwbouw en verkeersmaatregelen.
De visie ten aanzien van bedrijventerreinen is uiteengezet in hoofdstuk 8 'Welvarend Westland'. In dit hoofdstuk is het plangebied aangeduid als 'lokaal bedrijventerrein'. De gemeente wil toekomstbestendige bedrijventerreinen, met voldoende bedrijvenlocaties en evenwicht in vraag en aanbod van bedrijfskavels en -locaties. We zien dat er behoefte is aan duurzame (nieuwe) bedrijvenlocaties en investeren waar nodig in bestaande werklocaties om deze beter te laten aansluiten bij wensen zoals multifunctionaliteit en duurzaamheid.
Bedrijventerreinen zijn een belangrijke schakel in het glastuinbouwcluster en met ruim 20.000 arbeidsplaatsen zeer waardevol voor de Westlandse economie. Westland heeft relatief veel goed gefaciliteerde bedrijventerreinen, verspreid over de gemeente. De groei, die de afgelopen jaren vooral plaatsvond op agrologistieke bedrijventerreinen, was drie- tot viermaal hoger dan in andere gemeenten in de regio Haaglanden.
Er worden globaal twee typen bedrijventerreinen onderscheiden. Lokale bedrijventerreinen liggen dicht tegen de dorpen aan en hebben vooral kleinere bedrijven met een lage milieucategorie. Op regionale en agrologistieke terreinen komen we grotere bedrijven tegen met een zwaardere milieucategorie. Bedrijven op agrologistieke terreinen zijn vooral gericht op de logistieke processen van tuinbouwproducten.
Conclusie
De duurzame inpassing van Alcomij draagt bij aan de gemeentelijke ambitie om toekomstbestendige bedrijventerreinen te realiseren. De inpasbaarheid van de bedrijfsactiviteiten is nader beoordeeld in hoofdstuk 4.
Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018
In de vergadering van burgemeester en wethouders van 16 januari 2018 is de 'Beleidsregel Parkeernormering gemeente Westland 2018' vastgesteld. Hiermee vervalt de verwijzing naar het WVVP. In het beleid is de parkeernormering van de gemeente Westland geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de meest recente kerncijfers van het CROW (landelijke richtlijnen).
Parkeeroverlast binnen het plangebied is niet aan de orde en door het opnemen van een voorwaardelijke verplichting ten aanzien van parkeren is geborgd dat bij nieuwe ontwikkelingen zoals een functiewijziging op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Een nadere onderbouwing ten aanzien van parkeren is opgenomen in paragraaf 3.4 Verkeer en parkeren.
Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met diepte werkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van diepte werkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland.
In het projectgebied zijn mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven aanwezig. In paragraaf 3.8Externe veiligheid is omschreven hoe hier mee om wordt gegaan.
Handhaven op maat
Op 17 november 2015 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhavingsbeleid, integrale handhaving Wabo taken' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht beschreven. De naleving van wet- en regelgeving is daarbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, burgers en bedrijven. De wet- en regelgeving zijn bedoeld om kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid binnen de leefomgeving te beschermen en bevorderen en dat is in ieders belang. Dit draagt bij aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor de burgers en ondernemers van de Gemeente Westland. De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, zodat handhavend optreden hiertegen eenduidig mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid er van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.
Bedrijventerreinenvisie Westland
De Bedrijvenvisie Westland vormt - via het gemeentelijke Actieprogramma Economische Zaken - een
uitwerking van de Visie Greenport Westland en is gericht op:
- het anticiperen op actuele en toekomstige marktontwikkelingen om voldoende ruimte te behouden voor groei van bedrijvigheid (inspelen op de vraag van bedrijven, kantoren en detailhandel);
- het zijn van een toetsingskader voor de actualisering van bestemmingsplannen en de ruimtelijke onderbouwing van andere ruimtelijke besluiten;
- het verschaffen van duidelijkheid over parkmanagement op bedrijventerreinen.
Het plangebied waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft is niet gelegen op een bedrijventerrein dat is aangewezen in de Bedrijventerreinenvisie Westland. Er is echter ook geen sprake van nieuw bedrijventerrein, maar van consolidatie van een bestaande bedrijfsbestemming. Het bestemmingsplan is daarmee niet in strijd met de bedrijventerreinenvisie Westland.
2.1.2 Regionaal beleid
Metropoolregio Den Haag-Rotterdam
In de metropoolregio Rotterdam Den Haag werken 23 gemeenten samen aan het verbeteren van de bereikbaarheid en het vernieuwen van de economie. Daarmee versterken ze onder meer de (internationale) concurrentiepositie van de regio. Met elkaar vormen deze 23 gemeenten het bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).
Het thema 'Ruimte om te werken' is relevant voor dit bestemmingsplan. De Metropoolregio streeft naar het juiste bedrijf op de juiste plek. In 2040 moet dat voor elkaar zijn. Die ambitie hebben de 23 regiogemeenten vastgelegd in de Strategie Werklocaties. Ondernemers willen de beste plek voor hun onderneming. Hoe kunnen we daarin voorzien? Bereikbaarheid, duurzaamheid, de woningbouwopgave. Het zijn factoren waar gemeenten ook rekening mee houden naast de voorraad. In zowel steden als in omliggende dorpen wordt de toekomstbestendigheid van detailhandel, bedrijventerreinen en kantorenlocaties getoetst. Zo houdt MRDH overzicht op vraag en aanbod van werklocaties en kan de scherpe adviezen uitbrengen en versnippering tegengaan.
In de Strategie Werklocaties is het plangebied opgenomen als 'Werkmilieu klassiek, kleinschalig'. Hierbij is geen opgave geformuleerd voor herprofilering of transformatie. De duurzame inpassing van Alcomij is daarmee in overeenstemming met het regionale beleid.
Figuur 2.1: Kaart 'Strategie bedrijventerreinen 2030' (bron: Strategie Werklocaties 2019-2030)
Conclusie
De duurzame inpassing van Alcomij is in overeenstemming met het regionale beleid.
2.1.3 Provinciaal beleid
De Omgevingsvisie van Zuid-Holland biedt een strategische blik op de lange(re) termijn voor de gehele fysieke leefomgeving en bevat de hoofdzaken van het te voeren integrale beleid van de provincie Zuid-Holland. De Omgevingsvisie vormt samen met de Omgevingsverordening en het Omgevingsprogramma het provinciale Omgevingsbeleid van de provincie Zuid-Holland. Het Omgevingsbeleid beschrijft hoe de provincie werkt aan een goede leefomgeving, welke plannen daarvoor zijn, welke regels daarbij gelden en welke inspanningen de provincie daarvoor levert.
Omgevingsvisie
In de omgevingsvisie is het plangebied aangeduid als concurrerend en toekomstbestendig bedrijventerrein (zie figuur 2.2). In de visie staat omschreven dat de provincie streeft naar een kwantitatief en kwalitatief evenwicht in vraag en aanbod van bedrijventerreinen op regionaal en bovenregionaal schaalniveau. Daarbij wordt ingezet op beter benutten en duurzaam functioneren van bestaande bedrijventerreinen en op het behoud van voldoende ruimte voor bedrijven in hogere milieucategorieën en watergebonden bedrijven.
Figuur 2.2: Aanduiding plangebied in provinciale Omgevingsvisie
Het behoud van dit gebied voor bedrijvigheid is daarmee in overeenstemming met de beleidskeuze uit de omgevingsvisie.
Omgevingsverordening
De omgevingsvisie en de omgevingsverordening zijn instrumenten die onderling sterk met elkaar samenhangen. In de systematiek van de Omgevingswet is de inhoud van de omgevingsvisie voor een groot deel leidend voor de inhoud van de omgevingsverordening. De Omgevingsverordening integreert achttien verordeningen met het oog op het vereenvoudigen en harmoniseren van de provinciale regels voor de fysieke leefomgeving. Dat betekent dat deze omgevingsverordening zeventien verordeningen geheel, en de Provinciale milieuverordening gedeeltelijk, zal vervangen.
Uit de kaarten behorend bij de Omgevingsverordening blijkt niet dat er waarden in het gebied aanwezig zijn die provinciaal beschermd zijn. Dit betreffen bijvoorbeeld grondwaterbeschermingsgebieden of het Nationaal Natuurnetwerk Nederland (NNN). Wel zijn er regels opgenomen in de Omgevingsverordening voor bedrijven, deze regels staan benoemd in artikel 6.12, waarbij lid 1 relevant is voor dit bestemmingsplan:
Artikel 6.12 Bedrijven
1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein laat bedrijven toe uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het bedrijventerrein, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die zijn opgenomen in een onherroepelijk bestemmingsplan of het Programma ruimte.
Aan bovenstaande regels wordt voldaan door in dit bestemmingsplan de hoogst mogelijke milieucategorie mogelijk te maken en daarbij ook de activiteiten van Alcomij specifiek te bestemmen met een functieaanduiding.
Omgevingsprogramma
Het Omgevingsprogramma betreft de beleidsuitwerking van de Omgevingsvisie. Bestaande (sectorale) programma’s en beleidsuitwerkingen zijn hierin samengevoegd. Het Omgevingsprogramma omvat de maatregelen waarmee Gedeputeerde Staten invulling geven aan de ambities en beleidskeuzes die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen.
In het omgevingsprogramma is benoemd welke maatregelen zijn voorzien bij de beleidskeuze "Concurrerende en toekomstbestendige bedrijventerreinen". Hierbij is omschreven dat de provincie aan de ene kant probeert te sturen op de juiste functie op de juiste plek, en voldoende ruimte om de vraag naar bedrijventerreinen te accommoderen (rechtmatig en presenterende overheid). Aan de nadere kant zijn is de provincie met partners bezig om de bedrijventerreinen toekomstbestendig te maken op onder andere het gebied van energie, klimaatadaptatie en groen (samenwerkende en responsieve overheid). Hierbij streeft de provincie naar een kwantitatief en kwalitatief evenwicht in vraag en aanbod van bedrijventerreinen op regionaal en bovenregionaal schaalniveau. Daarbij wordt ingezet op beter benutten en duurzaam functioneren van bestaande bedrijventerreinen en op het behoud van voldoende ruimte voor bedrijven in hogere milieucategorieën en watergebonden bedrijven. De duurzame inpassing van Alcomij op deze locatie past binnen de ambities ten aanzien van het benutten van bestaand bedrijventerrein. Er zijn verder geen maatregelen benoemd in het Omgevingsprogramma die relevant zijn voor deze ontwikkeling.
Conclusie
De duurzame inpassing van Alcomij is in overeenstemming met het provinciale omgevingsbeleid.
2.1.4 Rijksbeleid
Nationale Omgevingsvisie
De Nationale Omgevingsvisie is vastgesteld op 11 september 2020. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Naar verwachting zal de Omgevingswet in 2022 in werking treden. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervalt geheel (uitgezonderd Caribisch Nederland en Caribische Exclusieve Economische Zone). De NOVI geldt verder als wijziging van enkele onderdelen van het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) op grond van de Waterwet. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050.
De NOVI beschrijft een toekomstperspectief met de ambities en de nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven. De nationale belangen die relevant zijn voor dit bestemmingsplan betreffen nationaal belang 16: “Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat.“ en nationaal belang 2: "Realiseren van een goede leefomgevingkwaliteit". Bij nationaal belang 16 is benoemd dat een concurrerende, duurzame en circulaire economie in heel Nederland de basis is van de welvaart van Nederland, nu en in de toekomst. Onderdeel van een excellent vestigingsklimaat is een op de vraag aansluitend aanbod van ruimte, inclusief aspecten in de fysieke leefomgeving zoals digitale connectiviteit en veiligheid, bedrijfslocaties, bereikbaarheid en kwaliteit van leefomgeving en natuur. De inpassing van de bedrijfslocatie in de fysieke leefomgeving vormt hierbij het aspect dat raakvlak heeft met nationaal belang 2. Bij dit nationale belang 2 is benoemd dat een goede omgevingskwaliteit onderdeel is van de centrale doelstelling van de Omgevingswet en als zodanig van nationaal belang. Dit gaat om het belang van cultureel erfgoed, architectonische kwaliteit van bouwwerken, stedenbouwkundige kwaliteit en kwaliteit van natuur en landschap. Het gaat daarnaast ook om de menselijke beleving van de fysieke leefomgeving, de effecten die de omgeving heeft op mensen. Op deze aspecten is ingegaan in hoofdstuk 4.
Waar de opgaven vragen om een geïntegreerde benadering, komen deze samen in vier prioriteiten. De vier prioriteiten zijn:
- Prioriteit 1 Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
- Prioriteit 2 Duurzaam economisch groeipotentieel
- Prioriteit 3 Sterke en gezonde steden en regio's
- Prioriteit 4 Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Op basis van deze prioriteiten zijn in de NOVI beleidskeuzes gemaakt. De meest relevante bijbehorende beleidskeuze bij deze opgaven betreft beleidskeuze 2.1:
- Beleidskeuze 2.1: De Nederlandse economie verandert van karakter en is in 2050 geheel circulair en de broeikasgasemissies zijn dan met 95 procent gereduceerd, met 55 procent reductie als beoogd tussendoel in 2030. Nederland heeft een sterke positie in de top vijf van meest concurrerende economieën. Een gezonde en veilige leefomgeving en een goed vestigingsklimaat in het gehele land dragen bij aan een duurzaam groeivermogen van 2 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Het Rijk investeert, faciliteert met kennis en onderzoek en stelt eisen aan het benutten van circulaire grondstoffen en zet in op reductie van het grondstoffengebruik van 50 procent in 2030.
De duurzame inpassing van Alcomij is in overeenstemming met deze beleidskeuze. Hiermee kan Alcomij haar bestaande bedrijfsvoering verder optimaliseren, waarbij een gezonde en veilige leefomgeving gewaarborgd wordt.
De uitwerking en doorwerking van beleidskeuzes en ambities in de Omgevingsvisie zal plaatsvinden door de instrumenten uit de Omgevingswet. Daarnaast hebben een aantal Nationale programma's, Omgevings- en gebiedsagenda's eveneens de taak op zich gekregen concreet invulling te geven aan de ambities uit de Omgevingsvisie.
Conclusie
In onderliggend bestemmingsplan is aangetoond dat de duurzame inpassing van Alcomij geen negatieve effecten heeft op de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Dit is in overeenstemming met de nationale belangen en de beleidskeuzes uit de NOVI.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de bijbehorende regeling (Rarro). voorzien in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken.
De nationale belangen betreffen onder meer onderwerpen op het gebied van de hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond rijksvaarwegen en hoofdbuisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).
In het Barro en Rarro zijn geen onderwerpen aangewezen die relevant zijn voor de duurzame inpassing van Alcomij.
Conclusie:
In het Barro en Rarro staan geen regels en onderwerpen die van toepassing zijn op het plangebied De duurzame inpassing van Alcomij is daarom in overeenstemming met de regels uit het Barro en Rarro.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De ladder voor duurzame verstedelijking is als motiveringseis voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. Op grond hiervan moet voor de ontwikkeling in beeld gebracht worden dat er behoefte is aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling. Wanneer de stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet worden gemotiveerd waarom niet binnen bestaand stedelijke gebied aan de behoefte kan worden voldaan.
Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang3:
- Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
- Is de stedelijke ontwikkeling 'nieuw'?
- Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
- Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
- Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?
- De stedelijke ontwikkeling ligt buiten bestaand stedelijk gebied, wat nu?
- Rol van de provincie.
Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling bij de toevoeging van bebouwing, is afhankelijk van de toename van het bruto-vloeroppervlakte. Indien dit minder dan 500 m2 betreft, is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en hoeft de ladder niet te worden toegepast. Aangezien Alcomij een groter oppervlak heeft is in beginsel sprake van 'een stedelijke ontwikkeling' zoals bedoeld in het Bro.
De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld moet dan worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. Dit is in onderhavige situatie niet het geval, aangezien dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, anders dan ontwikkelingen die reeds vergund zijn of op basis van het nu geldende bestemmingsplan reeds mogelijk zijn. De ladder van duurzame verstedelijking hoeft dus niet verder te worden toegepast.
Conclusie
Er wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
2.2 Ruimtelijk Functionele Structuur
2.2.1 Beschrijving bedrijf
In 1969 kreeg de productie van aluminium kassen een meer industriële schaal. Dit was voor houtproductiebedrijf Hordijk en Westlands grootste kassenbouwer Voskamp & Vrijland de aanleiding voor de oprichting van de Aluminium Constructie Maatschappij (Alcomij). Sinds 1969 is Alcomij gevestigd op de huidige locatie en heeft zich gedurende de afgelopen decennia regelmatig uitgebreid. In 2021 zijn aan Alcomij verschillende omgevingsvergunningen verleend voor een duurzame inpassing van het bedrijf voor de langere termijn. De vergunningen hebben betrekking op de vernieuwing en verhoging van bestaande bedrijfshallen en op de realisatie van geluidsschermen. Deze projecten zijn momenteel in voorbereiding. De actuele bebouwingssituatie kan worden afgeleid uit de luchtfoto hieronder. De veranderingen waarvoor een omgevingsvergunning is verleend zijn weergegeven in figuur 2.4.
Figuur 2.3: Luchtfoto met bebouwingssituatie
Figuur 2.4: Impressie toekomstige situatie (aanzicht Maesemundeweg)
2.2.2 De bedrijfsactiviteiten
Alcomij ontwikkelt en produceert high-end glastuinbouwoplossingen: stalen kasconstructies, slimme aluminium kasdek-, kasgevel en kasverwarmingsystemen, stapelwagens (veilingkarren) en mobiele kweektafels. Alcomij werkt continu aan de verbetering van het productassortiment en de modernisering van de eigen productiefaciliteiten voor zowel staal als aluminium teneinde de productiecapaciteit meer te laten aansluiten op de actuele behoefte van de markt.
De locatie van Alcomij betreft een staal- en aluminiumproductiefaciliteit. Binnen deze productiefacaliteit vinden diverse metaalbewerkingsactiviteiten plaats. Door wijzigingen in de markt worden voortdurend aanpassingen doorgevoerd in het machinepark en worden tevens volledig geautomatiseerde high-end machines aan de productielijn toegevoegd.
Naast de productieactiviteiten vinden ook de overige activiteiten van Alcomij op deze bedrijfslocatie plaats. Het betreft hier bijvoorbeeld kantooractiviteiten gericht op o.a. Research and Development, ontwerp en verkoop. Daarnaast vindt ook de opslag en het logistieke proces op het terrein plaats. Het buitenterrein vervult hierin een belangrijke rol.
2.2.3 Planologische situatie
Ter plaatse van de bedrijfslocatie van Alcomij zijn verschillende bestemmingsplannen van kracht. Hieronder zijn de kaders behorend bij deze bestemmingsplannen nader uiteengezet.
Bestemmingsplan Woonkern 's-Gravenzande
Het geldende bestemmingsplan voor de gehele bedrijfslocatie is het bestemmingsplan “Woonkern 's-Gravenzande” en is vastgesteld op 17 mei 2011 door de gemeente Westland. Een uitsnede van de plankaart van dit bestemmingsplan ter plaatse van de bedrijfslocatie van Alcomij is hieronder weergegeven (figuur 2.5).
Figuur 2.5: Verbeelding van het bestemmingsplan 'Woonkern 's-Gravenzande' ter plaatse van Alcomij (bron: ruimtelijkeplannen.nl).
Uit de verbeelding en de planregels van het bestemmingsplan kan het volgende worden opgemaakt:
- De locatie heeft de enkelbestemming 'Bedrijf'. Deze bestemming is ingedeeld in categorieën op basis waarvan bepaalde bedrijvigheid is toegelaten. Het gebied is onderverdeeld in een zone waar bedrijven tot milieucategorie 2 zijn toegestaan (noord- en westrand) en een overig gebied waar maximaal milieucategorie 3.1 is toegestaan;
- Alcomij is aangemerkt als een bedrijf waarop milieucategorie 3.2 van toepassing is. Hiervoor is voor een gedeelte van het terrein de functieaanduiding 'Specifieke vorm van bedrijf – 1' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding is een metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf toegestaan (SBI 2851.1);
De huidige bedrijfsactiviteiten van Alcomij zijn niet goed vertaald in het geldende bestemmingsplan, aangezien slechts voor een gedeelte van het bedrijf een specifieke functieaanduiding in milieucategorie 3.2 is opgenomen en de bijbehorende bedrijfsactiviteit (metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf) niet goed aansluit bij de bedrijfsactiviteiten van Alcomij. Alcomij kan beter aangeduid worden als bedrijf waar metaalbewerkingsactiviteiten (overige metaalbewerkende industrie, SBI 2852.1) en constructieactiviteiten (constructiewerkplaats, SBI 281.1) plaatsvinden. Ook op deze activiteiten is milieucategorie 3.2 van toepassing. Met deze bestemmingsplanherziening wordt gekomen tot een passende planregeling, zodat deze aansluiten bij de huidige vergunde en feitelijke situatie. Dit wordt gerealiseerd door voor het gehele terrein van Alcomij de specifieke functieaanduiding 'metaalbewerkingsbedrijf' op te nemen. In Hoofdstuk 4 is nader toegelicht hoe deze planregeling is vormgegeven. Daarnaast is dit bestemmingsplan niet in overeenstemming met de vergunde bouwhoogtes. Zowel voor een gedeelte van de bedrijfsbebouwing als voor de te realiseren geluidsschermen. Dit bestemmingsplan voorziet daarom in een passende planregeling ten aanzien van bouwhoogtes.
Bestemmingsplan Waelplas
Het bestemmingsplan 'Waelplas' is vastgesteld op 15 januari 2019 door de gemeente Westland. Dit bestemmingsplan is opgesteld om woningbouw mogelijk te maken in het gebied ten oosten van Alcomij. De planregeling die hoort bij de bedrijfsbestemming die van toepassing is voor Alcomij, is afgeleid van het bestemmingsplan 'Woonkern 's-Gravenzande'.
Het oostelijk deel van het terrein van Alcomij is opgenomen in het bestemmingsplan “Waelplas' om een planologische basis te leggen voor de bouw van een geluidwerende voorziening ten behoeve van de woningbouw in Waelplas. De verbeelding en bijbehorende planregels in dit gebied komen overeen met het bestemmingsplan 'Woonkern 's-Gravenzande'.
Figuur 2.6: Verbeelding van het bestemmingsplan 'Waelplas' ter plaatse van het terrein van Alcomij (bron: ruimtelijkeplannen.nl).
Paraplubestemmingsplan Parkeernormen
Het paraplubestemmingsplan Parkeernormen is vastgesteld op 20 februari 2020. In dit bestemmingsplan is het gemeentelijke parkeerbeleid vertaald in planregels. In hoofdstuk 4 is nader op het parkeren bij Alcomij ingegaan.
Paraplubestemmingsplan Wonen Westland
Het paraplubestemmingsplan Wonen Westland is vastgesteld op 1 september 2020. Het bestemmingsplan heeft betrekking op mogelijke woonvormen met een ruimtelijke uitstraling die niet altijd passend is in de omgeving. Dit bestemmingsplan is daarom niet relevant voor de bestemmingsplanherziening voor Alcomij.
Paraplubestemmingsplan horeca/hotel Westland
Het paraplubestemmingsplan horeca/hotel Westland is vastgesteld op 13 april 2021. Het bestemmingsplan heeft betrekking op de regels ten aanzien van huisvesting van (tijdelijke) arbeidsmigranten in horeca en hotels. Dit bestemmingsplan is daarom niet relevant voor de bestemmingsplanherziening voor Alcomij.
Verleende omgevingsvergunningen
Voor de volgende ontwikkelingen op het terrein van Alcomij is een omgevingsvergunning verleend om af te wijken van het geldende bestemmingsplan.
- Herontwikkeling en verhogen bedrijfshal (verleend op 14 april 2022)
- De realisatie van een geluidsscherm langs de Maesemundeweg (verleend op 14 april 2022 )
- De realisatie van een geluidsscherm langs de Hoflaan (verleend op 14 april 2022 )
De ontwikkelingen die mogelijk zijn gemaakt met de verleende omgevingsvergunningen zijn positief bestemd in dit bestemmingsplan en weergegeven in figuur 2.4.
2.3 Gebiedsvisie
2.3.1 De omgeving
Ten westen (Hagemanstraat) en noorden (Hoflaan) van de bedrijfslocatie zijn altijd woningen aanwezig geweest. Het terrein ten oosten van de bedrijfslocatie is altijd in gebruik geweest als glastuingebied. Om die reden heeft buitenopslag altijd zoveel mogelijk aan deze zijde van het terrein plaatsgevonden, zo ver mogelijk verwijderd van woningen. In dit gebied zal de woonwijk Waelpark worden ontwikkeld, met het plandeel Waelplas grenzend aan dit bedrijventerrein.
Het dichtstbijzijnde natuurgebied betreft het Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen. Dit natuurgebied is gelegen op circa 1,9 kilometer ten westen van het plangebied.
2.3.2 Stedenbouwkundige motivering
In 2021 zijn aan Alcomij verschillende omgevingsvergunningen verleend voor een duurzame inpassing van het bedrijf voor de langere termijn. De vergunningen hebben betrekking op de vernieuwing en verhoging van bestaande bedrijfshallen en op de realisatie van geluidsschermen.
De stedenbouwkundige opzet komt grotendeels voort uit de noodzakelijke hoogte van het geluidsscherm aan de Maesemundeweg. De hoogte van de bedrijfshal is afgestemd op deze hoogte, zodat deze aansluit op de hoogte van het geluidsscherm.
Hoofdstuk 3 Onderzoek
Dit bestemmingsplan ziet toe op de vastlegging van de bestaande situatie in een passend planologisch kader. Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, anders dan ontwikkelingen die reeds vergund zijn of op basis van het nu geldende bestemmingsplan reeds mogelijk zijn. Deze situatie vormt het uitgangspunt bij het in beeld brengen van de effecten op omgevingsaspecten. Wel is er voor de aanvraag van de verschillende omgevingsvergunningen om af te wijken van het bestemmingsplan onderzoek verricht. De onderzoeksresultaten van deze drie aanvragen (zie 2.2.3 Planologische situatie) zijn volledigheidshalve opgenomen in dit hoofdstuk.
3.1 Bedrijven En Milieuzonering
Bedrijfsactiviteiten kunnen hinder veroorzaken door onaangename geuren, lawaai, stof, trillingen of drukke verkeersbewegingen. Het is daarom wenselijk dat bedrijfsactiviteiten of andere milieubelastende functies op een zekere afstand van woningen en andere hindergevoelige functies worden gesitueerd. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft hiervoor een handreiking opgesteld die gemotiveerd kan worden toegepast: de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).
In de publicatie worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in zes categorieën, variërend van lichte tot zeer zware milieuhinder. Per milieucategorie zijn richtafstanden tot hindergevoelige functies opgenomen. Het gaat bij richtafstanden om de afstand tussen enerzijds de grens van het bedrijf en anderzijds de situering van milieugevoelige functies.
Uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' blijkt dat Alcomij aangemerkt kan worden als overige metaalbewerkende industrie (SBI 2852.1) en constructiewerkplaats (SBI 281.1). Voor deze activiteiten is milieucategorie 3.2 van toepassing. Voor een groot gedeelte van het terrein is nu een specifieke functieaanduiding opgenomen (zie paragraaf 2.4), waar een metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf is toegestaan (SBI 2851.1). Ook voor deze bedrijfsactiviteit is milieucategorie 3.2 van toepassing, maar gelden andere richtafstanden. De geldende richtafstanden van de genoemde bedrijfsactiviteiten zijn weergegeven in tabel 3.1. Deze afstanden zijn gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur.
Tabel 3.1 Richtafstanden ten opzichte van rustige woonwijk
Milieuaspect | Richtafstanden in meters constructiewerkplaats, gesloten gebouw (SBI 281.1) | Richtafstanden in meters overige metaalbewerkende industrie (SBI 2852.1) | Richtafstanden in meters metaaloppervlakte-behandelingsbedrijf (SBI 2851.1) |
Geur | 30 | 10 | 50 |
Stof | 30 | 30 | 50 |
Geluid | 100 | 100 | 100 |
Gevaar | 30 | 30 | 50 |
De VNG-publicatie is geen wet, maar wel een algemeen aanvaarde richtlijn voor de toepassing van milieuzonering in een ruimtelijk plan. Niettemin gaat de publicatie uit van richtafstanden, die in algemene zin bepaald zijn op basis van gemiddelde productieprocessen. Dat betekent dat bij de toepassing van de publicatie altijd ook de feitelijke situatie ter plaatse in ogenschouw moet worden genomen.
De dichtstbijzijnde woningen betreffen de woningen aan de Hoflaan en Hagemanstraat. De tuinen van deze woningen grenzen aan de bedrijfslocatie van Alcomij. Hinder op basis van richtafstanden kan daarom niet uitgesloten worden.
Conclusie
Hinder ter plaatse van omliggende woningen kan niet uitgesloten worden op basis van een toetsing aan de richtafstanden. Voor de aspecten stof, geur, geluid en gevaar vraagt dit om een nadere onderbouwing. Om deze reden zijn deze aspecten nader onderbouwd in dit hoofdstuk. Door een specifieke aanduiding op te nemen voor het type bedrijfsactiviteiten van Alcomij wordt voorkomen dat zich andersoortige bedrijven van milieucategorie 3.2 gaan vestigen op deze bedrijfslocatie.
3.2 Geluidhinder
Zoals toegelicht in paragraaf 2.2.3 Planologische situatie zijn voor verschillende ontwikkelingen op het terrein van Alcomij omgevingsvergunningen verleend om af te wijken van het geldende bestemmingsplan. Om de effecten hiervan ten aanzien van geluid in beeld te brengen zijn hiervoor verschillende akoestische onderzoeken verricht. Deze onderzoeken zijn samengevoegd in Bijlage 1.
Uit de rekenresultaten volgt dat de veranderingen gering zijn en voor zowel het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau als de maximale geluidniveaus, de inrichting inpasbaar is binnen de geldende regels. Verder treden door realisatie van de geluidsschermen op diverse punten verbeteringen op in de geluidssituatie. De punten staan benoemd in het verrichte onderzoek.
Om de veranderingen in de geluidssituatie vast te leggen zijn er in het kader van de verleende omgevingsvergunningen maatwerkvoorschriften opgelegd aan Alcomij.
Conclusie
De duurzame inpassing van Alcomij en de beoogde veranderingen bij Alcomij leiden tot beperkte veranderingen in de geluidssituatie. Deze veranderingen passen binnen de bestaande normen die van toepassing zijn voor Alcomij en door het opleggen van maatwerkvoorschriften is geborgd dat de geluidssituatie goed is vastgelegd.
3.3 Bezonning
Bij bezonning bij ruimtelijke plannen gaat het om voldoende zon op de gevel en om schaduwwerking. Nieuwbouw kan schaduw veroorzaken op de openbare ruimte of tuinen van omwonenden. Voorkomen moet worden dat de schaduw te veel toeneemt.
Door de veranderende bebouwingssituatie kunnen er veranderingen optreden in de bezonning van omliggende woningen en tuinen. Om deze effecten in beeld te brengen is een bezonningsstudie uitgevoerd (zie Bijlage 2). Hierbij is uitgegaan van de maximale planologische invulling waarbij de bedrijfsbebouwing is verhoogd en aan de Maesemundeweg en Hoflaan een geluidsscherm is gerealiseerd.
Na toetsing aan de TNO-norm en een visuele beoordeling van de bezonning kan worden geconcludeerd dat in de reeds vergunde en nu als zodanig bestemde situatie de omliggende woningen voldoen aan de lichte TNO-norm. Aan de diagrammen is te zien dat de vergunde ontwikkelingen weinig invloed hebben op de bezonning van de omliggende woningen.
Conclusie
De bouwmogelijkheden van dit bestemmingsplan sluiten aan op de reeds verleende vergunningen. De bezonning van omliggende woningen en tuinen is in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening.
3.4 Verkeer En Parkeren
Verkeer
In het belang van een goede ruimtelijke ordening moet sprake zijn van een aanvaardbare afwikkeling van alle soorten verkeer. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op de het doelmatig functioneren van verschillende functies.
Er vinden als gevolg van de in dit bestemmingsplan toegekende bouw- en gebruiksmogelijkheden geen wijzigingen plaats in verkeers- en vervoersbewegingen.
Parkeren
Voor een goede ruimtelijke ordening is het onder andere van belang dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Voldoende betekent niet te weinig parkeerplaatsen, maar ook niet te veel parkeerplaatsen. Beide situaties kunnen namelijk negatieve gevolgen hebben op het gebied van verkeersveiligheid, leefbaarheid en bereikbaarheid. Een overschot aan parkeerplaatsen betekent ook dat schaarse ruimte inefficiënt wordt gebruikt.
De gemeente Westland heeft haar parkeernormen vastgelegd in de beleidsregel 'Parkeernormering gemeente Westland 2018', welke vertaald is in het paraplubestemmingsplan 'Parkeernormen'. Op basis van deze parkeernormering wordt geconcludeerd dat Alcomij is gelegen in de 2e schil hoofdcentrum en dat voor de bedrijfsactiviteiten de categorie 'bedrijf arbeidsextensief/bezoekers extensief (loods, opslag, transportbedrijf)' van toepassing is. De parkeernorm die hieruit volgt bedraagt 1,3 pp per 100 m2 brutovloeroppervlak.
Op dit moment heeft Alcomij 82 parkeerplaatsen op eigen terrein. Deze 82 parkeerplaatsen zijn als volgt verdeeld:
- 7 voor het kantoor
- 24 naast het kantoor richting de woningen
- 51 naast de fabriek richting de woningen
In de dagelijkse praktijk blijkt dat dit ruim toereikend is om al het personeel en de bezoekers te laten parkeren op het eigen terrein, op een gemiddelde werkdag zijn ongeveer 60 parkeerplaatsen bezet. Dit blijkt ook uit recente luchtfoto's, bijvoorbeeld in figuur 2.1. Bij de eerdere vergunningverlening is afgeweken van de parkeernormering omdat met de 82 parkeerplaatsen voldoende in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
In onderhavig bestemmingsplan is wel een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten aanzien van parkeren. Hiermee wordt geborgd dat bij nieuwe ontwikkelingen zoals een functiewijziging op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Conclusie
Doordat er geen toename van verkeer zal plaatsvinden en al ruim voldoende parkeergelegenheid aanwezig is, is hinder ten gevolge van verkeer en parkeren niet te verwachten.
3.5 Natuur
De Wet natuurbescherming beschermt Nederlandse natuurgebieden en planten- en diersoorten. Uit deze wet volgt dat rekening dient te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Hieronder wordt nader ingegaan op gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Het dichtstbijzijnde natuurgebied betreft het Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen. Dit natuurgebied is gelegen op circa 1,9 kilometer ten westen van het plangebied. Omdat het plangebied niet binnen een Natura 2000-gebied ligt, zijn direct negatieve effecten, bijvoorbeeld door aantasting, op voorhand uitgesloten. Gezien de ruime afstand tot Natura 2000-gebied zijn effecten als gevolg van verstoring door bijvoorbeeld geluid eveneens op voorhand uitgesloten.
De bedrijfsactiviteiten van Alcomij vinden al decennia plaats op deze bedrijfslocatie. Dit bestemmingsplan leidt niet tot veranderingen in de bedrijfsvoering. Het aantal vervoersbewegingen en stookinstallaties blijft gelijk. Door het steeds efficiënter worden hiervan en doordat steeds meer elektrisch materieel wordt ingezet (o.a. heftrucks) zullen emissies ten gevolge van verbrandingsmotoren en stookinstallaties de komende jaren verder afnemen. Er zijn daarom geen negatieve gevolgen voorzien ten aanzien van stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden.
Als gevolg van de bouwfase van de beoogde ontwikkelingen (zie paragraaf 2.2.3 Planologische situatie) vinden emissies van stikstofoxiden (NOx) naar de lucht plaats. Hiervoor is onderzocht wat het effect hiervan is in het kader van stikstofdepositie op de nabijgelegen natuurgebieden. Hiervoor is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd (zie Bijlage 3) die geactualiseerd is op basis van de meest recente versie van Aerius (rekentool voor stikstofdepositie). Hieruit blijkt dat geen grotere depositie optreedt dan 0,00 mol/h/jaar. Significant negatieve effecten op Natura 2000 gebieden zijn hiermee uitgesloten.
Het plangebied maakt ook geen onderdeel uit van het NatuurNetwerk Nederland. Op 300 meter ten oosten van het plangebied ligt een ecologische verbindingszone, die onderdeel is van het NatuurNetwerk Nederland. De plannen van Alcomij hebben geen effect op deze verbindingszone.
Soortenbescherming
Het doel van de Wet natuurbescherming is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De wet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen.
Het terrein van Alcomij is momenteel bebouwd of in gebruik als buitenterrein bij het bedrijf. De duurzame inpassing van Alcomij leidt niet tot een verandering in de bedrijfsactiviteiten. Daarmee is ook geen sprake van effecten op beschermde diersoorten. Wel zijn voor verschillende ontwikkelingen op het terrein van Alcomij omgevingsvergunningen verleend om af te wijken van het geldende bestemmingsplan. Om de effecten hiervan ten aanzien van flora en fauna in beeld te brengen is met een Quickscan onderzocht of (negatieve) effecten op beschermde soorten kunnen optreden. Deze Quickscan is opgenomen in Bijlage 4. Hieruit volgt dat het uitvoeren van een nader onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten en/of functies daarvan in of direct rondom het plangebied niet noodzakelijk wordt geacht, omdat het projectvoornemen en de uitvoering naar verwachting niet leidt tot overtreding van verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming. Het aanvragen van een ontheffing is dan ook niet aan de orde.
Conclusie
De huidige bedrijfsvoering bij Alcomij en de geplande ontwikkelingen leiden niet tot schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten. Verder blijkt dat significant negatieve effecten op Natura 2000 gebieden zijn uitgesloten.
3.6 Luchtkwaliteit
Het aspect luchtkwaliteit wordt bij de besluitvorming van ruimtelijke plannen betrokken. In dat kader wordt een plan of ontwikkeling getoetst aan de voorschriften van Titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Centraal daarbij staat artikel 5.16, eerste lid, van de wet.
Daarnaast moet het plan voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, op grond van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is altijd van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen, ook wanneer besluiten op grond van artikel 5.16, eerste lid, van de Wm niet beoordeeld hoeven te worden.
De duurzame inpassing van Alcomij leidt niet tot een verandering in de bedrijfsactiviteiten. Daarmee is geen sprake van nieuwe emissiebronnen die een effect hebben op de luchtkwaliteit. Er is daarmee geen sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Verder is in paragraaf 3.1 omschreven dat niet aan de richtafstanden voldaan kan worden ten aanzien van stofhinder. Hinder kan echter worden uitgesloten, aangezien de bedrijfsactiviteiten waarbij stof vrijkomt allemaal inpandig plaatsvinden.
Conclusie
De duurzame inpassing van Alcomij leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Verder is hinder van stof niet te verwachten.
3.7 Geurhinder
Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken en brengt om die reden ook gezondheidsrisico's met zich mee. Bij geur van bedrijven gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. Onder geurbelasting (of ‘immissie') verstaan we de hoeveelheid geur, uitgedrukt in odour units per kubieke meter lucht, die op een geurgevoelig object zoals een woning ‘terecht' komt. Deze hoeveelheid kan worden gemeten of berekend.
Zoals omschreven in paragraaf 3.1 wordt niet aan de gestelde richtafstanden voor geur voldaan. In de huidige situatie is echter nooit enige vorm van geurhinder opgetreden, het aspect geur is daarom niet verder beschouwd. Verder is in de planregels opgenomen dat op de locatie waar bedrijven tot milieucategorie 3.1 zijn toegestaan bedrijfsactiviteiten uitgesloten zijn die vanwege het aspect geur een richtafstand hebben van 50 meter of meer. Hiermee worden bedrijfsactiviteiten die kunnen leiden tot geurhinder uitgesloten.
Conclusie
Het optreden van geurhinder is niet te verwachten.
3.8 Externe Veiligheid
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die onder het BRZO vallen, LPG-tankstations, opslagplaatsen met gevaarlijke stoffen, ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). Het verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van vergunningen en het maken van bestemmingsplannen hiermee rekening te houden.
Alcomij is geen bedrijf waarop het Bevi van toepassing is. Er vindt slechts op zeer beperkte schaal opslag van gevaarlijke stoffen plaats. Het bedrijf vormt daarmee geen risico voor de omgeving.
Verder bevinden zich geen risicobronnen in de nabije omgeving van Alcomij. De dichtstbijzijnde risicobron betreft een gasontvangststation 300 meter te noorden van Alcomij. Wel ligt Alcomij binnen het invloedsgebied van een buisleiding voor het transport van gevaarlijke stoffen. Alcomij is namelijk gelegen binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgasleiding W-522-05 van de Gasunie. Deze transportleiding is gelegen op circa 100 meter ten oosten van het plangebied. De duurzame inpassing van Alcomij heeft geen invloed op de personendichtheid. Er is daarom geen effect op het groepsrisico.
Verder is van belang dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatieve effecten heeft op de zelfredzaamheid. De ontwikkelingen waarvoor eerder een omgevingsvergunning is verleend zijn hierop niet van invloed. Er treden geen veranderingen op in de mogelijkheden om zo snel mogelijk van de risicobron (de gasleiding) af te vluchten.
Vindplaatsen van explosieven
In de gemeente Westland zijn er op verschillende plaatsen munitie en explosieven gevonden. Er is een gemeentelijke kaart opgesteld met mogelijk verdachte locaties en vindplaatsen van explosieven. Ter plaatse van eventuele vindplaatsen wordt de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-munitie' opgenomen. Binnen deze gebiedsaanduiding is het niet toegestaan werkzaamheden uit te voeren of werken aan te leggen, mits uit nader onderzoek blijkt dat dit verantwoord is.
Conclusie
De duurzame inpassing van Alcomij heeft geen effect op de veiligheidssituatie op en rondom het terrein.
3.9 Bodemkwaliteit
Wettelijk kader/inleiding
In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van consoliderend bestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven, tenzij een redelijk vermoeden moet bestaan van een saneringssituatie.
Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Het bouwen is alleen toelaatbaar als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.
In deze situatie is geen sprake van een nieuw gebruik. De gronden zijn reeds in gebruik door het bedrijf en er vindt geen functiewijziging plaats. Er is daarom geen bodemonderzoek uitgevoerd om te onderzoeken of de bodem geschikt is voor de functie.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
3.10 Water
3.10.1 Wettelijk kader
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de
waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze
paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het
Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
- Nationaal waterplan
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan;
- Visie Ruimte en Mobiliteit;
- Verordening Ruimte en de waterverordening Zuid-Holland.
Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.
Nationaal Waterplan
Op 10 december 2015 hebben de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken het Nationaal Waterplan 2016-2021 vastgesteld. In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende ambities centraal:
- Nederland blijft de veiligste delta in de wereld;
- Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater;
- Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht;
- Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement;
- Nederlanders leven waterbewust.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie sluit aan op de uitgangspunten van het Nationaal Waterplan en vult deze op onderdelen aan. Uitgangspunten zijn het verbeteren van de waterkwaliteit, het voorkomen van wateroverlast, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
Provinciaal beleid
Het provinciaal waterbeleid voor de periode 2016-2021 bestaat uit: de Visie Ruimte en Mobiliteit, Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) 2016 - 2021 en onderdelen van het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015.
In de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) zijn de ruimtelijke componenten opgenomen van het waterbeleid. Hoofdstuk 4 geeft de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid:
- de ambitie om een duurzaam, concurrerende en leefbare Europese topregio te zijn. De Provincie bevordert de transitie naar een water -en energie efficiënte samenleving. Daar spelen het verbeteren van toekomstwaarde, de gebruikswaarde en de belevingswaarde een belangrijke rol;
- aan het watersysteem worden grote uitdaging gesteld door verzilting, klimaatverandering, inklinking, veranderd ruimtegebruik en de daarbij passende veranderingen van het watersysteem;
- het beter benutten van de kansen en natuurlijke kwaliteiten van de bodem en de ondergrond is tevens een speerpunt van het provinciaal waterbeleid;
- tenslotte door een verandering naar een duurzame voorziening in de energiebehoefte kan worden ingezet op een energie-efficiënte samenleving.
De doelen, maatregelen en afspraken voor de kwaliteit van het water van grond- en oppervlakte water zijn opgenomen het Stroomgebied beheerplan Rijn-West 201-2015 (SGB-1). Voor opvolgende periode 2016-2021 is het SGB-2 op 22 december 2014 gereedgekomen. De invulling van de verantwoordelijkheid in dit SGB-2 is vastgelegd in de KRW 2016-2021.
Het Waterplan Zuid-Holland 2015 was van kracht tot 22 december 2015. Op grond van artikel 48 Waterwet moet het plan om de zes jaar door de Provinciale Staten worden herzien. Het is niet noodzakelijk om een nieuw plan vast te stellen. Voldaan kan worden met het nemen van een planherzieningsbesluit. Dit besluit is genomen op 29 juni 2016 en bekend gemaakt op 8 juli 2016.
De onderdelen 'Waarborgen waterveiligheid (hoofdstuk 4)' en 'Realiseren mooi en schoon water (hoofdstuk 5)' en 'operationeel grondwaterbeleid (bijlage 7)' van het Waterplan 2015 blijven van kracht.
De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (Visie Ruimte en Mobiliteit), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (Verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (Uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn bijvoorbeeld regels opgenomen met betrekking tot regionale keringen in bestemmingsplannen. Daarnaast is de Waterverordening Zuid-Holland van belang. Daarin zijn onder meer veiligheidsnormeringen voor regionale keringen en waterkwantiteitsnormen opgenomen. De waterkwantiteitsnormen geven aan, waar de regionale wateren met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit op ingericht moeten zijn. Deze normen definiëren de gemiddelde overstromingskans vanuit het oppervlaktewater per jaar van daarbij aan te wijzen gebieden. Het beschermingsniveau verschilt per vorm van landgebruik en is gerelateerd aan de economische waarde van landgebruik en de te verwachten schade bij overstromingen. De waterkwaliteitsnormen zijn gerelateerd aan het landgebruik en daarmee bepalend voor de mogelijkheden, die het bestemmingsplan biedt.
De provincie heeft samen met de gemeente Den Haag en Westland een Visie Vaartenland opgesteld, een visie op hoe de vaartenstructuur in Westland en Den Haag recreatief/toeristisch en economisch elkaar kan versterken. Het project Westlandse Waterlijnen heeft de provincie in samenwerking met heel veel stakeholders uit het gebied ten westen van het Rijn-Schiekanaal opgesteld (Westland, Den Haag, Delft, Midden-Delfland, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis). Dit heeft een wensenlijst met een soort top 5 opgeleverd, met betrekking tot versterking van de vaarrecreatie en economische spin-off, waar burgers, verenigingen en ondernemers hun zinnen op hebben gezet. Verder is in de Visie Ruimte en Mobiliteit aangegeven dat de juridische borging en versterking van het vaarnetwerk overgedragen is aan de gemeenten die hierop hun lokale beleid en bestemmingsplannen moeten aanpassen.
Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitgezette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kerntaken vanzelfsprekend voorop:
- de waterveiligheid;
- het waterbeheer;
- de waterkwaliteit;
- het zuiveren van afvalwater.
Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leefomgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheergebied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.
De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:
- In stand houden: Investeringen in de infrastructuur worden op een adequate manier in stand gehouden. De waterkeringen, het watersysteem, de ecologische structuren en het afvalwatersysteem worden met beheer verder geoptimaliseerd. Delfland werkt bij het bestendigen van het beheer van de infrastructuur toe naar de levenscyclusbenadering;
- Investeren: Veranderende wetgeving en veranderingen in de omgeving vragen om aanpassing en verdere verbetering van ons watersysteem, de waterkeringen en het afvalwatersysteem. Dit betekent de kans op natte voeten verkleinen door bij het zoeken naar oplossingen om water langer vast te houden, de waterkeringen op orde te houden met oog voor de multifunctionaliteit, de waterkwaliteit te verbeteren en toe te spitsen op de potenties van het gebied en de waterzuiveringen om te bouwen tot zoetwaterfabrieken. Bij elk project, proces en activiteit worden de innovatieve mogelijkheden en de meest duurzame wijze van uitvoering meegenomen in de afwegingen;
- Samenwerken: Het waterschap kan en doet het niet alleen, sterker nog, waterbeheer is ook een taak van andere overheden zoals gemeenten en van burgers en bedrijven. De samenwerking in het waterbeheer is pluriform van karakter. Het waterschap speelt hierop in door goed omgevingsmanagement en door op basis van transparantie en vertrouwen de samenwerking te zoeken en structureel te onderhouden. Delfland wil het waterbewustzijn bevorderen door samenwerking met belanghebbenden en delen van verantwoordelijkheden;
- Flexibel en duidelijk: Partners komen een flexibel waterschap tegen die rol en houding afstemt op basis van vraagstukken die voorliggen. Duidelijke kaders worden neergezet, zoals financieel gezond en bijdragen aan toekomstbestendig waterbeheer, maar dogma's zijn er niet. Dit betekent dat er in de werk- en beleidsprocessen van de ambtelijke organisatie en bij bestuurlijke besluitvorming binnen de wettelijke mogelijkheden voldoende ruimte moet zijn om maatwerk te leveren. Innovatie fungeert daarbij als aanjager om te blijven vernieuwen, mee te bewegen met veranderingen en te voorkomen dat het waterschap statisch wordt.
In 2007 (herzien in oktober 2018) is een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland stelt voorwaarden aan de inhoud van de watertoets (waterparagraaf) als verplicht onderdeel van de onderbouwing van ruimtelijke plannen. De watertoets berust op twee uitgangspunten:
- Standstill-beginsel - negatieve effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op het watersysteem worden voorkomen; Het is belangrijk om water al bij de locatiekeuze en het ontwerp van ruimtelijke ontwikkelingen als ordenend principe te gebruiken. Dat voorkomt het ontstaan van knelpunten achteraf, zoals (grond)wateroverlast of slechte waterkwaliteit;
- Verbetering - in ruimtelijke ontwikkelingen worden de kansen die zich voordoen om bestaande knelpunten in het watersysteem te helpen oplossen, benut. Het gaat daarbij ook om de relatie tussen de verschillende waterthema's (droogte en wateroverlast, afvalwater, waterkwaliteit en ecologie, waterkeringen). Waterknelpunten en/of problemen met waterkeringen worden niet afgewenteld op de omgeving of verschoven naar de toekomst
De toelichting van bestemmingsplannen dient een beschrijving te bevatten van de volledige watersituatie binnen het plangebied, alsmede de te verwachten ontwikkelingen. Deze beschrijving dient in te gaan op de volgende aspecten:
- Beleidskader omtrent water;
- Veiligheid en waterkeringen;
- Waterkwantiteit;
- Grondwater en voorkomen van (zoet) water te kort;
- Onderhoud en bagger;
- Watersysteemkwaliteit en ecologie;
- Afvalwater en riolering;
- Klimaatadaptie.
Gemeentelijk beleid
Het Waterplan Westland, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.
3.10.2 Onderzoek
Veiligheid en waterkeringen
Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op het (veilig) functioneren en het beheer en onderhoud van waterkeringen. Om die reden is het van belang, dat initiatiefnemers van ruimtelijke plannen rekening houden met de effecten van die plannen op de aanwezige waterkeringen.
In de legger van het Hoogheemraadschap van Delfland zijn de ligging en de minimale afmetingen van de waterkeringen vastgelegd. Rondom de keringen is een keurzone vastgesteld. Deze bestaat uit het waterstaatswerk (de daadwerkelijke kering) en een beschermingszone. Binnen het waterstaatswerk en de beschermingszone zijn op basis van de Keur Delfland beperkingen gesteld aan activiteiten die het waterkerend vermogen van de kering nu en in de toekomst kunnen aantasten.
In het oostelijk deel van het plangebied is op basis van de legger van Hoogheemraadschap Delfland een beschermingszone van een waterkering aanwezig (zie onderstaande figuur). Deze beschermingszone is op de verbeelding aangeduid met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone'. Binnen deze dubbelbestemming gelden specifieke regels die borgen dat het waterkeringsbelang door activiteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Figuur 3.1: Uitsnede leggerkaart Hoogheemraadschap Delfland
Waterkwantiteit
Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur met voldoende mogelijkheden voor waterberging. Dit streven heeft uiteindelijk tot doel wateroverlast voor de nieuwe en de al aanwezige functies in het gebied te voorkomen. Bij het voorkomen van wateroverlast en het verwerken van hemelwater hebben perceeleigenaar, gemeente en Delfland elk een verantwoordelijkheid. De perceeleigenaar moet het hemelwater zoveel mogelijk zelf verwerken en vasthouden bij de plaats waar het valt, bijvoorbeeld een (slimme)regenton. De gemeente draag zorg voor de inzameling en verwerking van het afstromend hemelwater. Dit betekent, dat de gemeente in eerste instantie en initiatiefnemers/perceel eigenaren inspanning moet doen om dit hemelwater vast te houden of terug te brengen in de bodem. Vervolgens kan het (al dan niet na zuivering) worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Delfland is vervolgens verantwoordelijk voor de ontvangst van hemelwater in het oppervlaktewater.
Er heeft al diverse malen overleg plaatsgevonden met dit hoogheemraadschap over de beoogde ontwikkelingen bij Alcomij, met name over het te realiseren geluidsscherm dat gedeeltelijk gelegen is in primair water (Nieuwe vaart). Hiervoor is reeds een watervergunning verleend.
De bestemmingsplanherziening leidt niet tot toevoeging van verhard oppervlak. Hierdoor is watercompensatie is niet aan de orde.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
In het kader van de herstructurering wordt er gestreefd naar het zoveel mogelijk benutten van kansen en voor het verbeteren van de watersysteemkwaliteit en de ecologie. Ten aanzien van de KRW maatregelen moet er rekening worden gehouden met de afspraken uit de Bestuursovereenkomst KRW Delfland en de afspraken die op dit moment gemaakt worden voor het Stroomgebiedbeheersplan 2015-2021. Het boezemsysteem van Delfland maakt onderdeel uit van de KRW waterlichamen. Delfland en gemeenten zijn in de KRW Delfland overeengekomen om de toestand van de waterlichamen te verbeteren. Onderdeel van deze overeenkomst is dat daar waar langs waterlichamen ruimtelijke mogelijkheden zijn om invulling te geven aan de KRW-opgave, deze worden benut, en dat bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt onderzocht of een deel van de ruimtelijke KRW-opgave hieraan kan worden gekoppeld. In het Waterplan Westland is aangegeven dat als er ruimte is, er een natuurvriendelijke oever moet worden aangelegd. En als er geen ruimte is maar wel dynamiek, kansen worden benut. Daarnaast mogen ruimtelijke ontwikkelingen niet leiden tot een verslechtering van de ecologische en chemische toestand van deze waterlichamen.
Dit bestemmingsplan voorziet niet in fysieke wijzigingen in het oppervlaktewatersysteem en leidt ook niet tot een verandering van de bedrijfsactiviteiten. Ook laat dit bestemmingsplan geen hogere milieucategorieën toe ten opzichte van het nu geldende bestemmingsplan. Er is daarom geen sprake van invloed op de waterkwaliteit.
Onderhoud en bagger
Delfland is verantwoordelijk voor het onderhoud van het primaire watersysteem en de waterkeringen. Voor secundair boezemwater en polderwateren zijn veelal andere partijen (gemeente, grondeigenaar) onderhoudsplichtig. Onderhoudsplichtigen zijn in de Legger Delfland vastgesteld. Onderhoud aan water en waterkering betekent dat deze toegankelijk moeten zijn voor onderhoud. Ook houdt Delfland ruimte die eventueel nodig is voor dijk- of kadeverzwaring, vrij van andere, conflicterende functies. Het beheer en onderhoud van het watersysteem binnen het plangebied is vastgelegd in de Keur Delfland en Legger Delfland.
Voor onderhoud van watergangen is het van belang rekening te houden met de benodigde onderhoudsstroken. Onderhoudsstroken zijn noodzakelijk voor onderhoudsmateriaal en werkruimte, en er kan bagger op de onderhoudsstroken worden gezet.
Er gelden de volgende criteria:
- als er sprake is van 'varend' onderhoud van watergangen, natuurvriendelijke oevers en waterkeringen zijn de dimensionering van het doorstromingsprofiel en van de kunstwerken aan specifieke ontwerpeisen gebonden, bijvoorbeeld een vaardiepte en doorvaarthoogte van 1,0 m en een minimale doorvaarbreedte van 3,1 m bij bruggen. Dit is zeker het geval bij een breedte van meer dan 10 m (gemeten op de waterlijn).
- voor onderhoudsdoeleinden langs primaire watergangen is aan weerszijde een onderhoudsstrook (4 m) vrij van bebouwing en obstakels. Is de primaire watergang 5 m of smaller, dan kan in veel gevallen volstaan met een strook van 5 m aan één zijde en 1 m aan de andere zijde.
- voor natuurvriendelijke oevers langs watergangen, bijvoorbeeld in verband met de Kaderrichtlijn Water, is ruimte nodig om onderhoud te plegen. Hierbij geldt hetzelfde als voor primaire watergangen.
Er heeft al diverse malen overleg plaatsgevonden met dit hoogheemraadschap over de beoogde ontwikkelingen bij Alcomij, met name over het te realiseren geluidsscherm dat gedeeltelijk gelegen is in primair water (Nieuwe vaart). Hiervoor is reeds een watervergunning verleend. De overige ontwikkelingen zijn niet van invloed op de waterhuishouding. Deze vinden plaats buiten de beschermingszone rondom het primaire water.
Bodem en grondwater
Bij nieuwe ontwikkelingen/initiatieven is het van belang om rekening te houden met een voldoende drooglegging om grondwateroverlast te voorkomen. Het bouwpeil moet daarom hoog genoeg boven het waterpeil liggen. Een voldoende hoog bouwpeil helpt niet alleen tegen grondwateroverlast, maar ook tegen wateroverlast algemeen. Delfland adviseert om rekening te houden met een drooglegging van 1,2 m, maar met een minimum van 1,0 m.
Daarnaast kan het zijn, dat de ontwikkeling juist effecten op het grondwater of het watertekort heeft. Hier moet bijvoorbeeld gedacht worden aan ondergrondse constructies die ervoor zorgen dat bijvoorbeeld de grondwaterstroming wordt afgekapt.
Het plan is consoliderend van aard en maakt geen nieuwe fysieke ontwikkelingen mogelijk die niet reeds mogelijk zijn op basis van het nu vigerende bestemmingsplan of de reeds vergunde situatie. Het thema bodem en grondwater is daarom niet van toepassing.
Afvalwater en riolering
De bestaande bebouwing is aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel. Afvalwater wordt afgevoerd naar de dichtstbijzijnde afvalwaterzuivering. Voor zover bekend zijn er geen problemen bekend omtrent de capaciteit van riolering of zuivering.
3.10.3 Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het aspect water geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
3.11 Archeologie En Cultuurhistorie
In de Erfgoedwet is bepaald dat gemeenten in het kader van ruimtelijke ordening rekening dienen te houden met het archeologisch en cultuurhistorisch erfgoed. Hieronder zijn deze aspecten nader belicht.
Archeologie
Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Uit de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Westland blijkt dat het gebied gelegen is in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Er is in dit bestemmingsplan daarom geen dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen.
Cultuurhistorie
Op basis van de Cultuurhistorische Atlas (CHAT) van de provincie Zuid-Holland is onderzocht of in of in de nabijheid van het plangebied cultuurhistorisch erfgoed aanwezig is. Hieruit blijkt dat het plangebied niet gelegen is in een waardevol cultuurhistorisch landschap en dat in het plangebied geen waardevolle cultuurhistorische elementen aanwezig zijn.
Conclusie
Nader onderzoek naar de archeologische waarden is niet nodig. Verder leidt dit plan niet tot aantasting van cultuurhistorische waarden.
3.12 Kabels En Leidingen
Er bevinden zich geen kabels of leidingen in of nabij het plangebied die ruimtelijk relevant zijn, anders dan de reeds genoemde aardgastransportleiding (zie paragraaf 3.8 Externe veiligheid). Wel ligt er direct ten noorden van het plangebied een 125mm asbestcement-waterleiding. Op basis van de Wibon zal bij de bouwwerkzaamheden rekening gehouden moeten worden met deze waterleiding.
3.13 M.e.r.-beoordeling
In het Besluit m.e.r. 1994 is vastgelegd wanneer voor welke activiteiten een verplichting geldt tot het maken van een (project-)MER (onderdeel C) en is aangegeven in welke situaties voor welke activiteiten een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt (onderdeel D). Met terugwerkende kracht bestaat per 16 mei 2017 ook beneden de drempel van onderdeel D een m.e.r.-beoordelingsplicht. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling gaat na of er aanleiding bestaat voor c.q. een plicht bestaat voor het opstellen van een MER. Er zijn twee activiteiten in het Besluit m.e.r. genoemd die een raakvlak hebben met de beoogde ontwikkelingen.
- De activiteit ”De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.” wordt genoemd in categorie D11.2. Waarbij de drempelwaarde betrekking heeft op een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
- De activiteit “De aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein” wordt genoemd in categorie D11.3. Waarbij de drempelwaarde betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer.
Bovengenoemde categorieën zijn niet van toepassing, aangezien het bestemmingsplan overwegend conserverend van aard is en de omvang van de bedrijfsbestemming gelijk blijft. Het plan ziet slechts zeer beperkt toe op een uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden. Het is daarom niet noodzakelijk om een m.e.r.-beoordeling te doorlopen. Vanwege de beperkte milieueffecten heeft ook het vrijwillig doorlopen van een m.e.r. geen toegevoegde waarde.
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Planvorm
4.1.1 Wettelijk voorgeschreven standaardisering
De regels en de verbeelding van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen als gepubliceerd door het ministerie van Infrastructuur en Milieu (SVBP 2020) en als wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 (Staatscourant 2012, nr. 14821, van 24 juli 2012).
Daarnaast zijn in de regels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In een apart artikel zijn de bijzondere gebruiksverboden opgenomen voor alle bestemmingen, welke verboden aansluiten op het wettelijk verbod als neergelegd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening.
4.1.2 Aanvulling en geoorloofde afwijking van de SVBP 2012
De regels en verbeelding van dit bestemmingsplan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In de hierna volgende paragrafen is de aan het bestemmingsplan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de SVBP 2012.
4.1.3 Systematiek van de planregels
Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
- Inleidende regels;
- Bestemmingsregels;
- Algemene regels;
- Overgangs- en slotregels.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1: Begrippen
In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.
Artikel 2: Wijze van meten
In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3: Bedrijf
Binnen de bestemming Bedrijf zijn zowel bedrijven toegestaan, alsmede wegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en overige bijbehorende voorzieningen.
Voor de duurzame inpassing van Alcomij is voor het bedrijf de specifieke aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf' opgenomen. Verder is met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - productie' geborgd dat productie ter plaatse van het huidige magazijn en kantoor is uitgesloten.
Op basis van dit bestemmingsplan zijn tevens bedrijven toegestaan voor zover deze behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijvigheid. De milieucategorie van de bedrijven wordt bepaald aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die is opgenomen als bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan.
De milieuzonering is op de kaart aangegeven door middel van categorieaanduidingen binnen de bestemming Bedrijf. Op de kaart is na de letter die de bestemming aangeeft, de hoogst toelaatbare categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (tussen haakjes) aangegeven (bijvoorbeeld b<2).
Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken. Op de kaart en in de regels zijn de maximale hoogtematen van de bebouwing aangegeven. Verder zijn voor de te realiseren geluidsschermen aanduidingen opgenomen met een specifieke bouwhoogte.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in twee categorieën hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in de regeling geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. In de begrippen is het begrip 'risicovolle inrichtingen' verklaard. Daarnaast zijn geluidshinderlijke inrichtingen (grote lawaaimakers) eveneens niet toegestaan.
Artikel 4: Water
Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor Water.
Artikel 5: Waterstaat - Beschermingszone
Deze dubbelbestemming is toegekend aan de beschermingszone van de waterkering nabij het plangebied. Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de bestemming Waterstaat - Beschermingszone is toestemming vereist van het waterschap.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Artikel 6: Antidubbeltelregel
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Artikel 7: Algemene bouwregels
Overschrijding bouwgrenzen
Dit lid bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.
Ondergrondse bouwwerken
In dit lid is bepaald dat de regels in dit plan ook van toepassing zijn op ondergrondse bouwwerken.
Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
Dit lid betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.
Artikel 8: Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn een aantal vormen van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening (in samenhang met artikel 2.1 lid 1 onder c. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) opgenomen. Daarnaast is aangegeven wat niet onder strijdig gebruik valt. Het gaat hier om gebruik dat ingevolge de APV van de gemeente Westland is toegestaan.
Artikel 9: Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn voor de aanwezige gebiedsaanduiding aanvullende regels opgenomen.
Veiligheidszone - munitie
In het bestemmingsplan zijn de mogelijke locaties van conventionele explosieven op de plankaart aangeduid door middel van een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-munitie'. In de regels is in dit artikel een omgevingsvergunningplicht opgenomen. Dit houdt in dat voor specifieke werkzaamheden, zoals ophogen, afgraven en/of heiwerkzaamheden, een omgevingsvergunning is vereist.
Artikel 10: Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier om de overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
Artikel 11: Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen.
Artikel 12: Overige regels
Werking wettelijke regelingen
In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
Voorwaardelijke verplichting parkeren
In het plan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarmee wordt geborgd dat blijvend wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.
Artikel 13: Overgangsrecht
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Artikel 14: Slotregel
Deze regel bevat de titel van het plan.
4.1.4 Systematiek van de planverbeelding
De verbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. De digitale verbeelding en de andere onderdelen van de dataset hebben het volgende planidentificatie-nummer gekregen:
NL.IMRO.1783.GRAALCOMlJpbp-VA01
De dataset bestaat uit:
- het GML-bestand van de planverbeelding;
- het XML-geleideformulier;
- de onderliggende bestanden zoals ondergrond en overige topografische informatie;
- de PDF- en HTML-bestanden voor respectievelijk de verbeelding van plantoelichting en planregels.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op bestaand bebouwd gebied waarbinnen op dit moment geen nieuwe 'aangewezen bouwplannen' zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro mogelijk worden gemaakt. Vaststelling van een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven.
De ontwikkelingen die eerder mogelijk gemaakt zijn via een omgevingsvergunning voor het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, moeten (economisch) uitvoerbaar zijn en gerealiseerd kunnen worden. De kosten die gemoeid zijn met de ontwikkeling komen geheel ten laste van Alcomij. Deze kosten komen derhalve niet ten laste van het bevoegd gezag. Hierover zijn afspraken gemaakt in de anterieure overeenkomst die het bevoegd gezag heeft gesloten met Alcomij.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Overleg
In het kader van het wettelijk vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is een concept van het ontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan de relevante instanties. Hierbij hebben de volgende instanties gereageerd:
- Provincie Zuid-Holland
- Hoogheemraadschap van Delfland
- Veiligheidsregio Haaglanden
- Gasunie
- Tennet
- Evides
Naar aanleiding van de reactie van Hoogheemraadschap van Delfland is het bestemmingsplan aangepast ter bescherming van de nabij gelegen waterkering en naar aanleiding van de reactie van Evides is in de toelichting informatie opgenomen over een nabij gelegen waterleiding. De overige reacties hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. In de nota van beantwoording in Bijlage 5 is de beantwoording op alle reacties uit het vooroverleg opgenomen.
Participatie
De omgeving is geïnformeerd over de veranderingen waarvoor eerder een omgevingsvergunning is aangevraagd (zie paragraaf 2.2.3 Planologische situatie) tijdens een digitale bijeenkomst op 16 september 2021. Op deze bijeenkomst zijn zowel de plannen voor de ontwikkeling van Waelplas als de plannen van Alcomij toegelicht en is er gelegenheid geboden voor vragen en opmerkingen. Van deze bijeenkomst en de beantwoording van de vragen is een verslag gemaakt, dat aan de deelnemers is toegezonden.
Zienswijzen
Het ontwerp van dit bestemmingsplan heeft van 31 maart 2023 tot en met 11 mei 2023 voor eenieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn bestond de mogelijkheid om, naar keuze, schriftelijk dan wel mondeling een zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken. In totaal is er 1 zienswijze ingediend. Deze zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. In de nota van beantwoording in Bijlage 6 is de beantwoording op de zienswijze opgenomen.