KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Woongebied -1 (Wg-1)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti Dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Beleidskader
2.2 Ruimtelijk Functionele Structuur
2.3 Gebiedsvisie
2.4 Verkeer
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Bedrijven En Milieuzonering
3.2 Geluid
3.3 Externe Veiligheid
3.4 Water
3.5 Ecologie
3.6 Bodem
3.7 Cultuurhistorische Aspecten
3.8 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Planvorm
4.2 Bestemmingsregeling
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Plankaart Vastgesteld
Bijlage 1 B&m En Ev Onderzoek
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Invoergegevens Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Notitie Invulling Wateropgave Waelpark
Bijlage 5 Toets Stikstof
Bijlage 6 Archeologisch Vooronderzoek

Appartementen Dijckerwaal fase 2 te 's-Gravenzande

Wijzigingsplan - gemeente Westland

Vastgesteld op 13-05-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen


1.1 plan


het wijzigingsplan Dijckerwaal fase 2 met identificatienummer NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2W01-VA01 van de gemeente Westland.


1.2 wijzigingsplan


de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.


1.3 aanduiding


een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.


1.4 aanduidingsgrens


de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.


1.5 aan-huis-gebonden onderneming


een onderneming die is of kan zijn gevestigd in een woning en die toebehoort aan een natuurlijk persoon die in de betreffende woning woont en die geen personeel in dienst heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de onderneming de ruimtelijke uitstraling van de woonfunctie niet aantast.


1.6 archeologische waarde


de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar;


1.7 achtererf


de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.


1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken.


1.9 bestaande bouwwerken


bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of vergund zijn om tot stand te zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.


1.10 bestemmingsgrens


de grens van een bestemmingsvlak.


1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.


1.12 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.


1.13 bijbehorend bouwwerk


uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.


1.14 bouwen


het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.


1.15 bouwperceel


een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.


1.16 bouwperceelgrens


de grens van een bouwperceel.


1.17 bouwvlak


een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten.


1.18 bouwwerk


elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.


1.19 boveninsteek


de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.


1.20 dakkapel


een constructie die ondergeschikt is aan het dakvlak, ter vergroting van een gebouw, en die vrij ligt in het hellend dakvlak.


1.21 dakopbouw


een toevoeging aan het dakvlak van een bouwmassa die niet vrij in het dakvlak ligt, maar ten minste de nok- of gootlijn of zijkant van het dakvlak raakt van het betreffende gebouw of de betreffende woning.


1.22 detailhandel


het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 detailhandel in volumineuze goederen


een detailhandelsbedrijf nader te onderscheiden in de volgende branchegroepen:

a. detailhandel met betrekking tot woninginrichting waaronder meubelen, parket, tenten, zonwering en vloerbedekking;

b. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;

c. detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten, caravans, motoren, keukens, badkamers, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmaterialen, onderdelen en/of materialen;

d. bouwmarkten.


1.24 dienstverlening


het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaars-kantoren en bankfilialen.


1.25 erf


al dan niet bebouwd perceel die bij de hoofdmassa horen, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze inrichting niet verbieden.


1.26 gebouw


elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.


1.27 hoofdgebouw


een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken exclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken of vrijstaande bijbehorende bouwwerken.


1.28 horeca


het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.


1.29 kantoor-/praktijkruimte


een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.


1.30 leisure


een onderneming gericht op de vrijetijdsbesteding, waaronder begrepen detailhandel, horeca, recreatie, sport, care en daarmee naar aard gelijk te stellen activiteiten.


1.31 nutsvoorzieningen


voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.


1.32 oorspronkelijke achtergevel

de achtergevel van het oorspronkelijk vergunde hoofdgebouw.


1.33 overkapping


een overig bouwwerk voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand dat ruimtelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.


1.34 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.


1.35 pand


de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.


1.36 peil


het peil:

a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen is de hoogte van die weg;

b. in andere gevallen en voor overige bouwwerken is de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:


2.1 de dakhelling


langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.


2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.


2.3 de inhoud van een bouwwerk


tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.


2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk


vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van onderschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk


tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 afstand tot de bouwperceelgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.


2.8 de diepte van een aanlegsteiger


de afstand tussen de boveninsteek van het water en het deel van de aanlegsteiger dat daar het verst vanaf gelegen is.

2.9 afstand


de loodrechte afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.


2.10 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk


tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Woongebied -1 (Wg-1)

Het plangebied krijgt met het voorliggende wijzigingsplan de bestemming 'Woongebied - 1' (WG-1)'. De planregels in het bestemmingsplan Dijckerwaal fase 2, met de bestemming 'Woongebied - 1' in aanvulling met de in voornoemde bestemming opgenomen wijzigingsmogelijkheden vormen de inhoud van de regels voor het voorliggende wijzigingsplan.

3.1 Bestemmingsomschriiving

De voor “Woongebied - 1” (WG-1) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen;
  2. b. hoofdgebouwen en andere bouwwerken die nodig zijn voor het wonen;
  3. c. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de bestemming, waaronder woonstraten en ontsluitingswegen op doorgaande verkeersstructuren, voetpaden en fietspaden, fietsenstallingen en een bushalte;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, watergangen en waterpartijen, groen- en speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen;
  5. e. terwijl ter plaatse van de bouwaanduiding “specifieke bouwaanduiding – zonder bebouwing” (sba-zbb) geen hoofdgebouwen zijn toegestaan.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti Dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Hoogteaanduidingen op de planverbeelding

5.2 Overschrijding van hoogteaanduidingen op de planverbeelding

5.3 Algemene hoogtematen

Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van overige bouwwerken gelden de volgende maten, tenzij in hoofdstuk 2 van deze planregels anders is bepaald:

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0024.png"

5.4 Overschrijding bouwgrenzen

De op de planverbeelding aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;
b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
e. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van waterrioolstoffen;
f. hijsinrichtingen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
g. bestaande dakopbouwen, bestaande luifels en bestaande aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de voorzijde.

5.5 Ondergrondse bouwwerken

Voor ondergrondse bouwwerken geldt dat:
a. de regels van dit plan van overeenkomstige toepassing zijn op ondergrondse bouwwerken;
b. in aanvulling op het bepaalde onder a. ondergrondse ruimten slechts mogen worden gerealiseerd voor zover deze zijn gelegen tussen de buitenwerkse gevels van het bovengronds gelegen hoofdgebouw.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening in samenhang met artikel 2.1, lid 1 onder c., van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval verstaan:
a. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
b. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden; het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
c. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
d. het gebruik van bouwwerken of het laten gebruiken van bouwwerken als seksinrichting.

Artikel 7 Algemene Aanduidingsregels

7.1 Gebiedsaanduiding "veiligheidszone - LPG"

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Algemene afwijkingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - tenzij op grond van hoofdstuk 2 van deze planregels deze bevoegdheid al is gegeven – met een omgevingsvergunning af te wijken van de planregels voor:
a. afwijkingen van voorgeschreven maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%, waarbij het primair moet gaan om het oplossen van knelpunten waar het bestemmingsplan niet in voorziet en waartegen in planologisch opzicht geen bezwaar bestaat en waarbij het niet bedoeld is om de bouwmogelijkheden bij voorbaat al te vergroten;
b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van ten hoogste 3 m ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m³ zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
c. het bouwen van een tweedelijns dakkapel aan de achterzijde boven een bestaande dakkapel;
d. het bouwen van straatmeubilair of andere overige bouwwerken die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
e. geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2 m mogen bedragen;

f. afwijkingen van het bestemmingsplan, ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;

g. overschrijding van bouwgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch of ruimtelijke kwaliteit in plaats van esthetisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;

h. het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden;

i. het afwijken van de parkeernormering, zoals deze is opgenomen in het Westlands verkeer en vervoersplan, indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.

Artikel 9 Algemene Procedureregels

9.1 Omgevingsvergunning

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

9.2 Nadere eisen

Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, die onderdeel uitmaakt van dit plan, gelden de volgende procedureregels:
a. burgemeester en wethouders maken het voornemen tot het stellen van nadere eisen tevoren in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
b. het ontwerp van het besluit tot het stellen van nadere eisen ligt gedurende een termijn van twee weken voor een ieder op het gemeentekantoor ter inzage;
c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van een ieder om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk en mondeling een zienswijze in te dienen over het ontwerp van het besluit;
d. indien over het ontwerp van het besluit een of meer zienswijzen zijn ingediend, dan wordt het besluit met redenen omkleed;
e. burgemeester en wethouders stellen de indieners van de zienswijzen in kennis van hun besluit.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Onderlinge rangorde dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

Voor zover de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:
a. in de eerste plaats de regels van dubbelbestemming “Waterstaat - Waterkering”;
b. in de tweede plaats de regels van dubbelbestemming “Leiding - Riool”;
c. in de derde plaats de regels van dubbelbestemming “Leiding - Water”;
d. in de vierde plaats de regels van dubbelbestemming “Waarde - Archeologie”;
e. in de vijfde plaats de regels van gebiedsaanduidingen “veiligheidszone – lpg” en “veiligheidszone – munitie”;
f. in de zesde plaats de regels van gebiedsaanduiding “geluidzone – industrie”.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwen

1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 11.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1.1 met maximaal 10%.
3. Lid 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4. Lid 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

11.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik, zoals gegeven in lid 11.2, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan Appartementen Dijckerwaal fase 2 te 's-Gravenzande.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor de tweede fase van de woonwijk Dijckerwaal heeft de raad op 11 oktober 2016 het bestemmingsplan Dijckerwaal fase 2 vastgesteld. De woningbouw in voornoemd bestemmingsplan bestaat uit verschillende soorten geschakelde, grondgebonden woningen met verschillende prijsklassen. Uitgangspunt hierbij is een vraaggestuurde ontwikkeling waarbij tijdens de ontwikkeling ook gestapelde bouw mogelijk kan zijn. Hiervoor is in het moederplan Dijckerwaal fase 2 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

In navolg van het voorgaande is door de gemeente Westland met Ontwikkelingsmaatschappij het Nieuwe Westland (ONW) bv een overeenkomst gesloten voor de bouw van 241 woningen waaronder twee appartementengebouwen. Voor het realiseren van de twee appartementengebouwen is op 9 juli 2018 een verzoek tot het vaststellen van een wijzigingsplan ingediend . Met het voorliggende wijzigingsplan wordt de bouw van een appartementengebouw bestaande uit 32 particuliere huurwoningen in het midden segment én een appartementengebouw bestaande uit 24 koopappartementen in het bereikbare segment mogelijk gemaakt. De appartementen beschikken allen over een eigen berging, gezamelijke huisvuilinzamelpunt en parkeerplaatsen op het eigen terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0001.jpg"

Fragment overzichttekening 'Dijckerwaal fase 2' met ligging appartementengebouwen

1.2 Ligging Plangebied

De in de zuid-west hoek van de woonwijk Dijkerwaal fase 2 te 's-Gravenzande gelegen gebieden van het wijzigingsplan zijn gelegen direct nabij de entree van de woonwijk en zijn kadastraal bekend gemeente 's-Gravenzande sectie K nummer 6838 (ged.).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0002.jpg"

Luchtfoto huidige situatie met ligging percelen wijzigingsplan

1.3 Geldend Bestemmingsplan

De gronden van het plangebied zijn gelegen binnen het bestemmingsplan 'Dijckerwaal fase 2' en hebben ingevolge artikel 10 de bestemming "Woongebied - 1" en ingevolge artikel 19.2 de gebiedsaanduiding "Veilgheidszone - LPG' .

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0003.jpg"

fragment bestemmingsplan Dijckerwaal fase 2 met ligging appartementengebouwen

Ingevolge artikel 10.1. zijn de voor woongebied - 1 bestemde gronden bedoeld voor:

a. het wonen;

b. hoofdgebouwen en andere bouwwerken die nodig zijn voor het wonen;

c. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de bestemming, waaronder woonstraten en ontsluitingswegen op doorgaande verkeersstructuren, voetpaden en fietspaden, fietsenstallingen en een bushalte;

d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, watergangen en waterpartijen, groen- en speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

Het oprichten van twee appartementengebouwen bedoeld voor wonen is in overeenstemming met voormeld artikel.


Ingevolge artikel 10.2.2 gelden voor het bouwen van hoofdgebouwen de volgende regels:

a. het maximale aantal woningen bedraagt 225; de hoofdgebouwen worden vrijstaand, half-vrijstaand of aaneengesloten gebouwd;

b. de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt 11 m;

c. de maximale goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt 7 m;

d. de onderlinge afstand tussen de achtergevels van de hoofdgebouwen bedraagt minimaal 16 m;

e. in afwijking van het bepaalde onder e. bedraagt de onderlinge afstand tussen de achtergevels van de hoofdgebouwen minimaal 8 m indien het aangrenzende achterliggende hoofdgebouw in de achtererfgrens is gesitueerd;

g. in afwijking van het bepaalde onder e. en f. is het bouwen van hoofdgebouwen in de achtererfgrens met aaneengesloten achtergevels toegestaan.

Het plan betreft de bouw van twee appartementenblokken met een bouwhoogte van circa 16 meter waarbij ondermeer het aantal woningen binnen het plangebied Dijckerwaal fase 2 toeneemt tot 239 woningen. Het voorgaande is in strijd met voormeld artikellid.

Wijzigingsbevoegdheid

Ingevolge artikel10.6.1 kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen voor de bouw van appartementen binnen de bestemming 'Woongebied - 1', met dien verstande dat:

a. het maximale aantal woningen, waaronder appartementen, zoals bepaald in artikellid 10.2.1, onder a., tot maximaal 250 mag toenemen;

b. de maximale bouwhoogte van het appartementsgebouw 20 m is;

c. het aantal parkeerplaatsen voor dat appartementsgebouw overeenstemt met de parkeernormering volgens het Westlands verkeer en vervoersplan dat als bijlage van de regels onlosmakelijk deel uitmaakt van deze planregels;

d. advies wordt ingewonnen bij de stedenbouwkundige van de gemeente Westland alvorens tot wijziging van het bestemmingsplan wordt overgegaan;

e. na de wijziging van de regels van de bestemming 'Woongebied - 1' gelden als gegeven in dit artikel, voor zover daarvan niet in het voorgaande is afgeweken.

Teneinde de bouw van de in paragraaf 1.1. beschreven appartementengebouwen mogelijk te maken wordt toepassing gegeven aan de in artikel 10.6.1. geboden wijzigingsbevoegdheid. Met het voorliggende wijzigingsplan wordt invulling gegeven aan de aan de wijzigingsbevoegdheid verbonden voorwaarden. Het voorliggende wijzigingsplan voldoet aan de bovengestelde voorwaarden.

Ingevolge artikel 14.1 zijn de voor “Waarde - Archeologie” (WR-A) aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden. Ingevolge artikel 14.2.2 mag op de gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming(en) bouwwerken, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw-)regels, binnen de beschermingszone worden gebouwd, mits voor de verlening van de omgevingsvergunning burgemeester en wethouders schriftelijk advies hebben gevraagd aan de archeologische deskundige van de gemeente Westland of een daarvoor in de plaats gestelde deskundige, tenzij geen archeologisch onderzoek benodigd is.

Het noordelijke appartementengebouw bevindt zich voor een klein deel op voornoemde dubbelbestemming. Ten behoeve van het voorgaande is de gemeentelijk archeoloog om advies gevraagd.

Ingevolge artikel 19.2.1 zijn de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – LPG” primair bestemd voor bescherming van de mens tegen gevaar afkomstig van gevaarlijke inrichtingen of gevaarlijke objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Ingevolge artikel 19.2.3 mogen op of in de gronden gebouwen of andere bouwwerken gebouwd worden volgens de gebruiksregels van de onderliggende bestemming of bestemmingen die op die gronden rust of rusten, mits deze gebouwen of andere bouwwerken niet kunnen worden aangemerkt als kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij op grond van onderzoek is aangetoond dat die objecten voldoen aan de wettelijke normen van plaatsgebonden risico en grondgebonden risico.

Het zuidelijk gelegen appartementengebouw is gedeeltelijk gelegen binnen voormelde gebiedsaanduiding. Ten behoeve van het voorgaande is een onderzoek Externe Veiligheid uitgevoerd.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Beleidskader

De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.

2.1.1 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Westland 2025 en perspectief 2040

De op 17 december 2013 vastgestelde Structuurvisie Westland 2020 en Perspectief 2040 bieden het ruimtelijk toekomstig ruimtelijk kader van de gemeente in woord en beeld. In het in dialoog met de samenleving tot stand gekomen perspectief 2040 staan de ambities en kernwaarden met het hieraan gekoppelde toetsingskader voor de ruimtelijke ontwikkelingen van de gemeente Westland beschreven. Naast de ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen bieden voormelde documenten ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden water en groen, verkeer en vervoer, wonen, de glastuinbouwsector en economische voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0004.jpg"

Relatie met het plangebied

Volgens de kaart behorende tot de structuurvisie is het plangebied aangewezen als te ontwikkelen woongebied (uitleglocatie). Binnen dit gebied kan het bestemmingsplan nader uitgewerkt worden ten behoeve van de ontwikkeling van woningbouw. De voorgestane ontwikkeling ten behoeve van het wonen past hier binnen.


afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0005.jpg"

fragment structuurvisiekaart met ligging wijzigingsgebied

Wonen

De twee appartementengebouwen met in totaal 56 woningen maken onderdeel uit van het door ontwikkelingsmaatschappij het Nieuwe Westland (ONW) in aanbouw zijnde woningbouwgebied Waelpark. Ten aanzien van betaalbare bouw binnen het masterplan Waelpark is in het raadsbesluit op het masterplan Waelpark 2015 tussen de gemeente en de ONW de afspraak gemaakt dat binnen het gehele gebied van de ONW 20 % woningbouw vallende binnen de categorie betaalbaar (15% sociaal en 5% bereikbaar) gerealiseerd wordt. Voormelde afspraken zijn gemaakt voordat de woonvisie 2016 binnen de gemeente Westland was vastgesteld.

In ontstaande tabel (addendum Waelpark 2018) is de binnen het totale gebied van de ONW opgenomen woningdifferentiatie inclusief het woonprogramma van de twee appartementengebouwen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0006.jpg"

Voor het gebied Dijckerwael is afgesproken dat 56 woningen in het bereikbare segment worden gerealiseerd. Van deze 56 woningen zijn 24 woningen voorzien in het zuidelijk van de Tylingenweg gelegen appartementengebouw. Hiermee wordt door het voorliggende wijzigingsplan aan de afgesproken hoeveelheid woningen in het bereikbare segment voldaan.

De 56 appartementen maken onderdeel uit van de woningen van Dijkerwaalfase 2 die opgenomen zijn in de lijst woningbouwcijfers 2018. De lijst is regionaal afgestemd en bekend bij de provincie.

2.1.2 Regionaal beleid

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) van Stadsgewest Haaglanden, per 1 januari 2015 overgegaan in Metropool Regio Rotterdam Den Haag (MRDH), is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc.

2.1.3 Provinciaal beleid

Het omgevingsbeleid Zuid-Holland is op 1 april 2019 in werking getreden. In het Omgevingsbeleid is al het bestaande provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. Omdat onderdelen uit het Programma ruimte naar het visiedeel zijn omgezet, is het resterende deel hiervan nu onderdeel van het Omgevingsbeleid. Het gehele Omgevingsbeleid is alleen redactioneel gewijzigd, de beleidsinhoud is niet veranderd.

Het beleid is eenvoudiger, transparanter en toegankelijker gemaakt voor initiatiefnemers in Zuid-Holland. Al het sectorale beleid is samengevoegd in een digitaal systeem, dubbele teksten zijn er uit gehaald en samenhang is inzichtelijker gemaakt. Hiermee is een einde gekomen aan sectorale visies en nota's. Het beleid kan nu modulair worden aangepast en daarmee kan het Omgevingsbeleid doorontwikkeld worden richting inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Met het samenbrengen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving tot 1 integraal Omgevingsbeleid sorteert de provincie voor op de Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht provincies om 1 Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening te maken.

De Omgevingsvisie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Een introductie op het Omgevingsbeleid, waarin opgenomen de ruimtelijke hoofdstructuur;
  • De ontwikkelrichting die is opgenomen in het deel Ambities en sturing;
  • Een beschrijving van de omgevingskwaliteit van Zuid-Holland, waaronder de provinciale inzet voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • Samenhangende beleidskeuzes, integraal toegankelijk via de digitale raadpleegomgeving.

Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan wordt richting gegeven door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit onze provinciale opgaven. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de verordening. Het geheel aan bestaande beleidskeuzes, inclusief de doorwerking naar programma's en verordening, vormt het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving.

Ruimtelijke hoofdstructuur

De ruimtelijke hoofdstructuur toont de essentie en de samenhang van verschillende ruimtelijke beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie. Het integrale kaartbeeld van de ruimtelijke hoofdstructuur is opgebouwd uit de volgende kaartbeelden:

  • het dagelijks stedelijk systeem, dat bestaat uit de stedelijke agglomeratie en de daarmee via h.o.v. verbonden regiokernen;
  • de hoogstedelijke zone tussen leiden en dordrecht;
  • het logistiek-industriële systeem van mainport, greenports langs vaarwegen en zware infrastructuur;
  • de samenhang van grote landschappelijke eenheden met de stedelijke agglomeratie;
  • de groene ruimte en de groenblauwe structuur;
  • het bodem- en watersysteem;
  • energie

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0007.jpg"

Fragment kaart Ruimtelijke hoofdstructuur

Ruimtelijke hoofdstructuur van de ondergrond

De drukte in de ondergrond neemt toe als gevolg van nieuwe mogelijkheden om de ondergrondse ruimte te benutten en de toenemende druk op de bovengrondse ruimte. Dat vraagt om een actieve ordening van ondergrondse functies, afgestemd met bovengrondse ontwikkelingen, in een driedimensionale planvorming (3D-ordening).

De ruimtelijke hoofdstructuur van de ondergrond toont indicatief en informatief de huidige ruimtelijke situatie van de ondergrond en strategische doelstellingen voor de ondergrond. De kaart verbeeldt de grotere ondergrondse infrastructuur van bovenlokaal belang én de gebieden met een specifieke betekenis vanuit een ondergronds belang. Onder de grote ondergrondse infrastructuur van bovenlokaal belang zijn meegenomen de (buis)leidingen, warmtenetwerken, tunnels in het openbaar vervoer en wegennetwerk. Gebieden met een specifiek ondergronds belang hebben betrekking op de bescherming/reservering voor de drinkwatervoorziening, de ambitie voor bodemenergie, de stimulering van ondergrondse waterberging, aardkundige waarden en hoge archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0008.png"

Fragment kaart Ruimtelijke hoofdstructuur ondergrond

Programma Ruimte

Een nieuwe versie van het Programma ruimte is gelijktijdig met de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld en in werking getreden. Het nieuwe Programma ruimte heeft een iets andere opzet gekregen dan voorheen. Er is gekozen om het algemene beleid zoveel mogelijk bij elkaar te zetten in de Omgevingsvisie. Een deel van het beleid uit het oude Programma ruimte is daarom overgezet naar de Omgevingsvisie. Het resterende deel van het Programma ruimte bevat vooral locatie specifieke en programmatische gegevens. Het gaat om een nadere invulling en uitwerking van een aantal ruimtelijk relevante onderdelen van de Omgevingsvisie. De voorliggende locatie is gelegen binnen bestaand stads- en dorpsgebied en voldoet aan de definitie van bestaand stads- en dorpsgebied in de Omgevingsverordening.

2.1.4 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0009.jpg"

Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur

Nationale belangen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.

2.1.5 Conclusie

Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de wijziging past binnen het overheidsbeleid.

2.2 Ruimtelijk Functionele Structuur

Als onderdeel van de in ontwikkeling zijnde woonwijk Dijckerwaal fase 2 te 's-Gravenzande (de Vlindertuin) zijn langs de nieuwe Tylingenweg ter plaatse van de entree van de wijk twee appartementen gebouwen voorzien (zie fragment overzichttekening 'Dijckerwaal fase 2' met ligging appartementengebouwen paragraaf 1.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0010.jpg"

Impressie beoogde appartementengebouwen

Het ten noordoosten van de Tylingenweg gelegen appartementengebouw bestaat uit 32 particuliere huurwoningen in het midden segment en het ten zuiden gelegen appartementengebouw bestaat uit 24 koopappartementen in het bereikbare segment. De beoogde appartementengebouwen hebben een bouwhoogte van circa 16 meter en beschikken allen over een eigen berging, een gezamelijk huisvuilinzamelpunt en parkeerplaatsen op het eigen terrein. Met de ontwikkeling van de beoogde appartementengebouwen komt het aantal woningen binnen het deelgebied Dijckerwaal fase 2 in totaal op 241. Gelet op het voorgaande passen de te ontwikkelen appartementengebouwen binnen de in de wijzigingsbevoegdheid opgenomen stedenbouwkundige randvoorwaarden.

2.3 Gebiedsvisie

De twee appartementengebouwen vallen binnen het plangebied Waelpark van de ONW. Voor deze ontwikkeling zijn in het Masterplan Waelpark en het addendum 2018 afspraken gemaakt over de hoeveelheid groen en water dat in het plangebied gerealiseerd moet worden .

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0011.jpg"

Inrichting deelgebied Dijkerwaal fase 2 met ligging appartementengebouwen (rood), openbaar groen, water

De ONW heeft in samenspraak met de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland het Waterhuishoudkundig Plan Waelpark opgesteld. Voornoemd Waterhuishoudkundig Plan is op 15 mei 2018 vastgesteld door het Hoogheemraadschap en hierdoor leidend voor de verdere ontwikkeling van plangebied Waelpark.

In het Masterplan 2015 is vastgesteld dat naast de ecologische verbindingszone nog additioneel 35 m2 aan openbaar groen per woning gerealiseerd wordt. De hoeveelheid van 35 m2 groen per woning resulteert in een totale hoeveelheid groen, die over het gehele plangebied van Waelpark gevonden moet worden.

Door het gehele plangebied Waelpark loopt een 25 meter brede ecologische zone. Aan de ecologische zone zijn ecologische steppingstones verbonden. De voornoemde opgave van 35 m2 groen per woning kan deels gevonden worden in de steppingstones. Het nog resterende deel van de 35 m2 groenopgave per woning wordt geclusterd in de woonwijken over het totale plangebied Waelpark gerealiseerd.

De voorliggende appartementengebouwen maken onderdeel uit van de totale woningbouwopgave van Waelpark. Hierdoor is de met de ontwikkeling van de twee appartementengebouwen samengaande groenopgave meegenomen in de totale groenbalans voor plangebied Waelpark.

Speelvoorziening

Voor het noordoostelijk gelegen appartementen gebouw ligt een geclusterde groenzone met watergang. In dit groengebied zal een speelvoorziening voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 6 jaar en een trapveldje gerealiseerd worden.

2.4 Verkeer

De twee appartementengebouwen maken onderdeel uit van het totale plangebied van Dijkerwaal. Gedurende de planontwikkeling van Dijkerwaal is het parapluplan parkeervoorzieningen vastgesteld. Een op basis van het voorliggende wijzigingsplan ingediende omgevingsvergunning wordt getoetst aan het vastgestelde parapluplan parkeervoorzieningen.

Ingevolge de beleidsregel parkeernormering gemeente Westland 2018 vallen de appartementen in de categorie schil dorpscentrum/ 2e schil hoofdcentrum. Het aantal parkeerplaatsen op grond van de nieuwe norm voor de 2 appartementen gebouwen bedraagd:

  • 24 appartementen bereikbare koop --> 1,9 = 46 parkeerplaatsen
  • 32 appartementen middeldure huur --> 1,5= 48 parkeerplaatsen

In totaal dienen er voor de 2 appartementengebouwen 94 parkeerplaatsen binnen de in de onderstaande afbeelding aangegeven rode contour beschikbaar te zijn. De parkeerplaatsen onder de bebouwing worden als stallingsparkeerplaatsen uitgevoerd. De rest van de parkeerplaatsen worden rondom de twee appartementengebouwen gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0012.jpg"

Fragment inrichtingstekening met ligging omkaderd gebied

Op bovenstaande illustratie is schetsmatig de positionering van de benodigde 94 parkeerplaatsen weergegeven. Uit de illustratie blijkt dat op eigen terrein onder de gebouwen voldoende stallingsparkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden en dat er rondom de gebouwen voldoende ruimte aanwezig is voor het restant van de totale hoeveelheid benodigde parkeerplaatsen.

Opgemerkt hierbij wordt dat de ontwikkelaar er voor verantwoordelijk is dat de parkeerplaatsen voldoen aan de maat, zoals opgenomen in de beleidsregel parkeernormering en NEN 2443.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Bedrijven En Milieuzonering

3.1.1 Wettelijk kader

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de aanwezige functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.

3.1.2 Onderzoek

Voor het project is een onderzoek milieuzonering uitgevoerd (Onderzoek Bedrijven & Milieuzonering en Externe veiligheid Plan Dijckerwaal II 's-Gravenzande, Aqua Terra Nova BV, Rapportnr. 2180720AQT301aAW EV, datum 12 september 2018). Dit onderzoeksrapport is opgenomen in de bijlagen behorende tot deze toelichting.

Toets aan VNG-publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering

Glastuinbouwbedrijven zijn op grond van de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' in te delen in categorie 2 met een grootste richtafstand van 30 meter (bepalend is hierbij de afstand voor geluid). Voor de ten westen gelegen bestemming 'Bedrijf t/m categorie 3.1' geldt een grootste richtafstand van 50 meter. Voormelde richtafstanden zijn gebaseerd op de omgevingskwaliteit die wordt nagestreefd voor een ‘rustige woonwijk’.


Bij de systematiek van 'bedrijven en milieuzonering' wordt in de VNG-publicatie onderscheid gemaakt tussen gebiedstyperingen. Hiervoor zijn richtafstanden bepaald ten opzichte van een 'rustige woonwijk' en ten opzichte van een 'gemengd gebied'. Een gemengd gebied wordt omschreven als gebied waar milieugevoelige en milieubelastende functies in de nabijheid van elkaar voorkomen. Dit kunnen woningen zijn direct grenzend aan bedrijvigheid, sportfuncties en drukke wegen. In het gemengd gebied kan de reeds aanwezige hogere milieubelasting de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Dit betekent dat de richtafstanden voor een 'rustige woonwijk' (met uitzondering voor de richtafstand voor het onderdeel 'gevaar'), zonder dat dit ten koste gaat van het leefklimaat, met één afstandsstap verlaagd kunnen worden.


Het projectgebied en directe omgeving is te karakteriseren als ‘gemengd gebied’. Hierbij kan de richtafstand voor geur, stof en geluid met één afstandsstap verlaagd worden t.w.:
- van 50 meter naar 30 meter voor de ten westen van het project gelegen bestemming 'Bedrijf t/m categorie 3.1';
- van 30 meter naar 10 meter voor de ten noorden en ten oosten gelegen glastuinbouwbedrijven.

De kortste afstand tussen de appartementengebouwen en milieubelastende functies is 35 meter van het ten westen gelegen bestemmingsplanvlak 'Bedrijf t/m categorie 3.1' en op 63 meter van het dichtstbijzijnde bestemmingsplanvlak 'Agrarisch - Glastuinbouw' .

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0013.jpg"

Overzicht kortste afstandsmaten tussen de beoogde appartementengebouwen en milieubelastende functies.

Geconcludeerd kan worden dat er voldoende afstand tussen de appartementengebouwen en milieubelastende functies bestaat waardoor de voorliggende situatie voldoet aan de in de VNG-publicatie gegeven richtafstanden.

3.1.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor het plan vormt.

3.2 Geluid

3.2.1 Wettelijk kader

Wet geluidhinder

Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.

3.2.2 Onderzoek

Op 11 oktober 2016 is het bestemmingsplan Dijckerwaal fase 2 vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt onder andere de nieuwe verbindingsweg tussen de Naaldwijkseweg en de Lorentzstraat mogelijk. Ten opzichte van het reeds vastgestelde bestemmingsplan 'Dijckerwaal fase 2' wordt ten behoeve van de bouw van de appartementengebouwen voor twee vlakken de invulling gewijzigd. Hiervoor dient een wijzigingsprocedure doorlopen te worden. De betreffende vlakken waarop het wijzigingsplan betrekking heeft zijn weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0014.png"

Impressie ligging en invulling wijzigingsgebied

Ten behoeve van het voorgaande heeft voor het wijzigingsplan een onderzoek naar geluidsaspecten met bijbehorende invoergegevens plaats gevonden (Akoestisch onderzoek wijzigingsplan Dijckerwaal 2 fase 3, Goudappel Coffeng, Kenmerk 002892.20181102.R1.01, datum 2 november 2018) en (Invoergegevens Akoestisch onderzoek wijzigingsplan Dijckerwaal 2 fase 3, Goudappel Coffeng, Kenmerk 002892.20181102.R1.01, datum 2 november 2018).

In het kader van de vaststelling van bestemmingsplan Dijckerwaal fase 2 zijn gelijktijdig hogere waarden vastgesteld voor de nieuwe woningen. De hogere waarden zijn beschreven in het besluit: ODH-2016-00025712 d.d. 11 oktober 2016. De vastgestelde hogere waarden zijn samengevat in onderstaande tabel. De indicatieve situering van de bijbehorende gebieden, waarvoor de hogere grenswaarden van toepassing zijn, is weergegeven in onderstaand overzichtsfiguur. De wijzigingsgebieden voor de appartementengebouwen zijn gelegen in deelgebied 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0015.jpg"

Overzicht van locaties waar hoger grenswaarden zijn verleend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0016.jpg"

Tabel vastgestelde hogere grenswaarden d.d. 11 oktober 2016.

In voornoemd onderzoek is voor de vlakken waarbinnen de wijziging plaats vindt opnieuw de geluidsbelasting berekend en is een relatie gelegd met de eerder vastgestelde hogere grenswaarden ter plaatse van het binnen deelgebied 1. gelegen wijzigingsgebied . Uit voornoemd akoestisch onderzoek komt naar voren dat de berekende geluidsbelastingen niet hoger zijn dan de eerder vastgestelde hogere grenswaarden en dat het hierdoor niet verder noodzakelijk is om een nieuwe procedure hogere grenswaarden (Wgh) te doorlopen.

Op 18 december 2018 is door de Omgevingsdienst Haaglanden (ODH) aangegeven in te kunnen stemmen met de conclusie van voornoemd akoestich onderzoek dat de appartementen qua geluidbelasting en omvang passen binnen het hogere waarde besluit d.d. 11 oktober 2016. Dit hogere waarde besluit is vastgesteld in het kader van de bestemmingsplan procedure. Het wijzigingsplan stuit derhalve niet op bezwaren vanuit de Wet geluidhinder.

3.2.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering voor het plan vormt.

3.3 Externe Veiligheid

3.3.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico's van deze risicovolle activiteiten te reguleren.


Voor dit plan is toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de daarop gestoelde regelingen vereist. Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht genomen worden tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de betreffende regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (iso)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord - worden omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.

3.3.2 Onderzoek

Voor het project is een onderzoek milieuzonering uitgevoerd (Onderzoek Bedrijven & Milieuzonering en Externe veiligheid Plan Dijckerwaal II 's-Gravenzande, Aqua Terra Nova BV, Rapportnr. 2180720AQT301aAW EV, datum 12 september. Dit onderzoeksrapport is opgenomen in de bijlagen behorende tot deze toelichting. Aan de hand van de gegevens op de risicokaart zijn de navolgende risicovolle activiteiten en bronnen in de nabijheid van het plangebied naar voren gekomen.

Transport van gevaarlijke stoffen over wegen

In de gemeente Westland is geen route gevaarlijke stoffen van kracht. De laatst bekende route gevaarlijke stoffen is ingetrokken op 30 oktober 2012. Het transport van gevaarlijke stoffen over de N467 is getoetst aan het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). De toetsingsafstand bedraagt 200 meter.

De N467 beschikt ter hoogte van het plangebied niet over een PR=10-6 risicocontour. De grenswaarden van de weg vormen geen belemmering voor de ontwikkelingen in het plangebied.

Voor de hoogte van het groepsrisico is vooral de bebouwing dichtbij de transportroute van belang. Bebouwing die op grotere afstand van de transportroute is gelegen draagt minder bij aan de hoogte van het groepsrisico dan dichtbij gelegen bebouwing (met een zelfde personendichtheid). Vanaf een bepaalde afstand (mede afhankelijk van het aantal personen in het plangebied) draagt een ontwikkeling niet meer significant bij aan de hoogte van het groepsrisico. In het Besluit externe veiligheid transportroutes is daarom opgenomen dat een berekening van het groepsrisico achterwege kan blijven bij ruimtelijke ontwikkelingen die op meer dan 200 meter van een transportroute zijn gelegen. Bij ontwikkelingen binnen 200 meter moet het groepsrisico worden verantwoord.

De N467 is gelegen op minder dan 200 meter van het plangebied, namelijk op ongeveer 100 meter.

Volgens de Risicoatlas Zuid-Holland vindt er geen transport van GF3 stoffen over het traject plaats. Dat lijkt onwaarschijnlijk omdat op het onderliggende wegennet LPG-tankstations aanwezig zijn. Daarnaast zijn in het gebied propaanreservoirs aanwezig bij verschillende bedrijven. Het is waarschijnlijk dat dit transport óók over de N467 plaatsvindt. Gezien het aantal LPG-tankstations en propaanreservoirs wordt de bijdrage GF3 per jaar die toe te wijzen zijn aan de N467 daarom geschat op maximaal 500 transporten.

In 2017 zijn in opdracht van de Omgevingsdienst Haaglanden (ODH) tellingen vervoer gevaarlijke stoffen op de N220 uitgevoerd. Uit de tellingen blijkt dat over de weg vervoer van gevaarlijke stoffen behorende tot categorie LT2 plaatsvindt. Hiervoor geldt een invloedsgebied van 880 meter. Het plan ligt buiten deze contour.

In de nabijheid van het plangebied is sprake van diverse functies. Er is overwegend sprake van agrarische functies met een gemiddelde dichtheid van 5 personen per hectare. Er is in minderheid sprake van industriële functies met een personendichtheid tot 80 personen per hectare. In woongebieden in drukke steden bedraagt de personendichtheid gemiddeld 80 personen per hectare. In dit onderzoek is uitgegaan van een maximale gemiddelde personendichtheid van 60 personen per hectare (worst case).

Uit toepassing van de systematiek van de HART volgt dat door de ontwikkelingen in het plangebied de waarde 0,1 x OW niet wordt overschreden.

Een berekening van het groepsrisico is op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes dan niet vereist. De aanwezigheid van de N467 vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen in het plangebied.

LPG tankstation Texaco, Naaldwijkseweg 255a in 's-Gravenzande

Plaatsgebonden risico

Het plangebied bevindt zich in de nabijheid van LPG tankstation Texaco, Naaldwijkseweg 255a in 's-Gravenzande. De zuidoost hoek van het zuidelijk gelegen appartementencomplex (kortste afstand) bevindt zich op ongeveer 130 meter afstand van het LPG vulpunt van het tankstation. Het LPG tankstation beschikt ter hoogte van het plan niet over een PR=10-6 risicocontour. De aanwezigheid van PR=10-6 risicocontouren voor plaatsgebonden risico bij het LPG tankstation vormen geen belemmering voor de ontwikkelingen.

Groepsrisico

Het bestemmingsplan Dijckerwaal fase II (2015) is onherroepelijk en in werking. Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van woningbouw ter plaatse van het plangebied. In de toelichting bij het plan is een beschouwing gemaakt ten aanzien van de hoogte van het groepsrisico. In 2016 is een ruimtelijk plan opgesteld voor het mogelijk maken van horecabedrijf Het Galjoen aan de Naaldwijkseweg, tegenover het LPG-tankstation. Hiervoor heeft AVIV, in opdracht van de initiatiefnemer, een QRA opgesteld. Uit deze QRA blijkt dat als gevolg van dit plan het groepsrisico toeneemt van 0,09 x OW naar 0,54 x OW. Het horecabedrijf is tot op heden nog niet op deze locatie gerealiseerd. Het voor het bestemmingsplan aan te houden groepsrisico is derhalve vastgesteld op 0,54 x OW.

- huidige situatie

In de rapportage van een groepsrisicoberekening (Groepsrisico LPG-tankstation Texaco Naaldwijkseweg 255a in gemeente Westland, AVIV, project 152941, 28 augustus 2015) is een inschatting gemaakt van de bebouwing in het plan ten opzichte van de bestaande situatie. Met de kenmerken W18 en W19 zijn twee woningrijen van het toen voorliggende plan beschouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0017.jpg"

Uit de verbeelding van het bestemmingsplan blijkt echter dat er sprake is van 10 woningen in de woningrij W18 en 16 woningen in woningrij W19. Het totaal aantal niet gerealiseerde woningen op basis van de risicoberekening bedraagt derhalve 13.

- gewenste situatie

Een klein gedeelte van de appartementengebouwen valt in de beoogde situatie binnen het invloedsgebied van het LPG tankstation. Dat gedeelte is in onderstaande figuur blauw gearceerd weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0018.jpg"

Het binnen het invloedsgebied gelegen oppervlak bedraagt circa 1.685 m2. Het gemiddelde oppervlak van een woning in een meergezins bouwwerk bedraagt 118 m2 (Bron: CBS, 2012). Het aantal woningen dat met onderliggend plan mogelijk gemaakt wordt binnen het invloedsgebied van het LPG-vulpunt bedraagt 14 (1.685m2/118m2).

Het verschil tussen het bestemde aantal woningen en het berekende totale aantal woningen binnen het invloedsgebied nà realisatie van de appartementengebouwen is verwaarloosbaar. De hoogte van het groepsrisico zal met de realisatie van het plangebied derhalve niet wijzigen.

3.3.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering voor het plan vormt.

3.4 Water

3.4.1 Wettelijk kader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.


Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

Provinciaal beleid
Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor die periode. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en vervangt het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dan ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat' vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe' vraag. De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen met betrekking tot het water en waterstaatswerken in bestemmingsplannen. De provincie heeft in samenwerking met de gemeente Westland een eindrapport opgesteld over Westlandse waterlijnen, een project dat de vaartenstructuur in het Westland probeert te versterken.

Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitge¬zette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kernta¬ken vanzelfsprekend voorop:

  • de waterveiligheid;
  • het waterbeheer;
  • de waterkwaliteit;
  • het zuiveren van afvalwater.

Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leef¬omgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheerge¬bied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.

De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:

  1. 1. In stand houden: Investeringen in de infrastructuur worden op een adequate manier in stand gehouden. De waterkeringen, het watersysteem, de ecologische structuren en het afvalwatersysteem worden met beheer verder geoptimaliseerd. Delfland werkt bij het bestendigen van het beheer van de infrastructuur toe naar de levenscyclusbenadering;;
  2. 2. Investeren: Veranderende wetgeving en veranderingen in de omgeving vragen om aanpassing en verdere verbetering van ons watersysteem, de waterkeringen en het afval¬watersysteem. Dit betekent de kans op natte voeten verkleinen door bij het zoeken naar oplossingen om water langer vast te houden, de waterkeringen op orde te houden met oog voor de multifunctionaliteit, de waterkwaliteit te verbeteren en toe te spitsen op de potenties van het gebied en de waterzuiveringen om te bouwen tot zoetwaterfabrieken. Bij elk project, proces en activiteit worden de innovatieve mogelijkheden en de meest duurzame wijze van uitvoering meegenomen in de afwegingen;
  3. 3. Samenwerken: Het waterschap kan en doet het niet alleen, sterker nog, waterbeheer is ook een taak van andere overheden zoals gemeenten en van burgers en bedrijven. De samenwerking in het waterbeheer is pluriform van karakter. Het waterschap speelt hierop in door goed omgevingsmanagement en door op basis van transparantie en vertrouwen de samenwerking te zoeken en structureel te onderhouden. Delfland wil het waterbewustzijn bevorderen door samenwerking met belanghebbenden en delen van verantwoordelijkheden;
  4. 4. Flexibel en duidelijk: Partners komen een flexibel waterschap tegen die rol en houding afstemt op basis van vraagstukken die voorliggen. Duidelijke kaders worden neergezet, zoals financieel gezond en bijdragen aan toekomstbestendig waterbeheer, maar dogma's zijn er niet. Dit betekent dat er in de werk- en beleidsprocessen van de ambtelijke organi¬satie en bij bestuurlijke besluitvorming binnen de wettelijke mogelijkheden voldoende ruimte moet zijn om maatwerk te leveren. Innovatie fungeert daarbij als aanjager om te blijven vernieuwen, mee te bewegen met veranderingen en te voorkomen dat het water¬schap statisch wordt.

Gemeentelijk beleid

Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0019.jpg"

3.4.2 Onderzoek

Waterkwantiteit

De tussen de kernen Naaldwijk en ’s-Gravenzande gelegen woningbouwlocatie Waelpark beslaat een oppervlakte van circa 65 ha. Naast het woningbouwprogramma en de bijbehorende infrastructuur omvat de ontwikkeling een ecologische zone met aansluitende groen- en waterstructuur. In een eerdere fase is een waterhuishoudkundig plan opgesteld waarin de kaders voor de waterhuishoudkundige inrichting van de projectlocatie zijn opgenomen. Hierin is onder ander de wateropgave van het plangebied beschreven. Met de verdere stedenbouwkundige uitwerking van de verschillende deelgebieden van Waelpark dient ook de invulling van deze wateropgave, als onderdeel van de watertoetsprocedure bij ruimtelijke plannen, te worden uitgewerkt.

Ten behoeve van het voorgaande is een notitie voor de invulling van de wateropgave Waelpark opgesteld (Invulling wateropgave Waelpark boezemniveau, RPS, referentie 1806927A00-N18-150, datum 20 november 2018). De notitie is opgenomen in de bijlagen behorende tot deze toelichting. In voornoemde notitie is voor de verschillende deelgebieden op boezemniveau de wateropgave en de invulling ervan bepaald.

- Deelgebieden boezemniveau

Het hoogheemraadschap van Delfland heeft voor de planontwikkeling Waelpark gebiedsspecifieke bergingsnormen vastgesteld (zie tabel 1).

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0020.jpg"

Afhankelijk van het verhardingspercentage van een gebied dient een hoeveelheid water binnen het gebied geborgen te kunnen worden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsdelen binnen de Poelpolder en gebieden die op de Delflandse boezem afwateren. Dit laatste betreft de deelgebieden Dijckerwaal I, Dijckerwaal II en het oostelijke deel van Waelplas. De maatgevende peilstijging die binnen deze boezemgebieden aangehouden moet worden om het te realiseren wateroppervlak te bepalen is 0,35 m. Het voorliggende wijzigingsplan is binnen deelgebied Dijckerwaal II gelegen.

- Wateropgave deelgebied Dijckerwaal II

In voornoemde notitie is de stedenbouwkundige uitwerking van deelgebied Dijckerwaal II weergegeven. Ook is een overzichtstabel opgenomen met de oppervlaktes van de verschillende inrichtingselementen. Het totaal oppervlak verhardingen bestaat uit de infrastructuur, de bebouwing inclusief de twee appartementengebouwen en 50% van de uitgeefbare kavels (zonder bebouwing). Het totale wateroppervlak ligt voor een deel binnen de stepping stone en de ecozone, een deel van het bestaande boezemwater blijft behouden en er wordt ‘toekomstig’ oppervlaktewater gerealiseerd. Op basis van deze inrichting is in tabel 2 een wateropgave van 9.852 m2 bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0021.jpg"

Uit bovenstaande tabel komt naar voren dat binnen deelgebied Dijckerwaal II in 10.893 m2 oppervlaktewater is voorzien. Hiermee voldoet de stedenbouwkundige inrichting ruimschoots aan de bergingsnorm van Delfland (i.c. een overschot van 1.041 m2 oppervlaktewater).

Bodem en grondwater

Bij de realisatie van de appartementengebouwen wordt rekening gehouden met een voldoende grote drooglegging om grondwateroverlast te voorkomen (of worden maatregelen getroffen, zoals een waterdichte vloer). Eventuele ondergrondse constructies zijn ondiep en hebben daarom geen noemenswaardige invloed op het grondwater.

Overig

De thema's Veiligheid en waterkeringen, Waterkwaliteit en ecologie, Onderhoud en bagger en Afvalwater en riolering zijn voor dit specifieke wijzigingsplan niet wezenlijk anders dan in het moederplan hierover is opgenomen. Daarom wordt voor deze thema's verwezen naar de betreffende passages in het moederplan.

3.4.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect water geen belemmering voor het plan vormt.

3.5 Ecologie

3.5.1 Wettelijk kader

Natuurnetwerk Nederland

Op basis van het nieuwe rijksbeleid zoals opgenomen in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), heeft de provincie Zuid-Holland in december 2013 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) herijkt. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones.


Bij de herijkte EHS is de prioriteit komen te liggen bij het bereiken van de doelen van de Natura-2000-gebieden en de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor wat betreft het beleidsveld Natuur richt de provincie zich niet alleen op de kwantitatieve prestaties (output: hoeveel hectare verworven en ingericht, hoeveel beheerplannen Natura 2000 vastgesteld) maar vooral ook op de effecten (outcome: de natuurkwaliteit, hoe ontwikkelt de Zuid-Hollandse biodiversiteit zich). Het voorgaande is breder dan de reikwijdte van het NNN omdat er door de provincie van uitgegaan wordt dat de bijdrage aan de biodiversiteit ook buiten de begrenzing van het NNN plaatsvindt, bijvoorbeeld het leveren van een bijdrage aan de biodiversiteit door recreatiegebieden en het agrarisch gebied.


Wet natuurbescherming
Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking. De Wnb is het nieuwe wettelijke stelsel voor natuurbescherming en vervangt drie tot dan bestaande wetten, namelijk de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Het beschermingsregime gaat uit van het "nee, tenzij-principe". Dit betekent dat de genoemde verbodsbepalingen in de Wnb voor bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden altijd gelden. Het afwijken hiervan is alleen onder voorwaarden toegestaan. Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Zuid-Holland is het bevoegd gezag voor het verlenen van toestemming door middel van een vergunning, ontheffing of vrijstelling.


In de Wnb zijn bepalingen opgenomen voor de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten. Het gaat onder meer om soorten die in Nederland, maar ook in Europa in hun voortbestaan bedreigd worden. De Wnb kent drie beschermingsregimes:

  • Vogels: het gaat hier om alle inheemse vogels in hun natuurlijk verspreidingsgebied. Ze zijn
    beschermd via de vogelrichtlijn;
  • Dieren en planten: het gaat hier om alle inheemse dieren en planten. Ze zijn beschermd via de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
  • Nationale soorten: het gaat hier om de soorten, die niet onder de reikwijdte van de Vogel- of Habitatrichtlijn vallen. Deze soorten zijn wel nationaal beschermd.


Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing, vergunning of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. De bepalingen zijn samengevat in onderstaande tabel. De bepalingen voorzien in een bescherming van verblijfplaatsen, evenals de bescherming tegen verstorende invloeden. Gedeputeerde Staten van provincie Zuid-Holland kan een ontheffing verlenen van de verboden als genoemd in de artikelen 3.1, 3.5 en 3.10. van de Wnb.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0022.jpg"

Vrijstellingen
In de Wnb is een aantal algemene soorten amfibieën en zoogdieren beschermd onder de categorie "Nationale soorten", zoals gewone pad, bruine kikker en konijn. Provincie Zuid-Holland heeft bevoegdheid om bij verordening deze soorten "vrij te stellen" van de ontheffing/vergunningsplicht (Provincie Zuid-Holland, 2016). Dit betekent dat geen ontheffing nodig is voor werken gericht op ruimtelijke inrichting en ontwikkeling en beheer en onderhoud. Vrijgestelde soorten zijn niet meegenomen in deze toetsing.

Zorgplicht
De zorgplicht (artikel 1.11. Wnb) houdt in dat handelingen, die nadelige gevolgen kunnen hebben voor in het wild levende dieren en planten:

1. Achterwege gelaten worden, of

2. Noodzakelijke maatregelen treft om die gevolgen te voorkomen, of

3. Deze zoveel mogelijk beperkt of ongedaan maakt


Het betreft alle in het wild levende dieren en planten. De zorgplicht dient onder meer als vangnet voor de bescherming van soorten waarvoor op grond van de Wnb geen specifiek verbod geldt. De zorgplicht is daarnaast van toepassing op beschermde gebieden.

3.5.2 Onderzoeken

Ter plaatse van het wijzigingsplan ligt het terrein braak en is als onderdeel van de ontwikkeling van de woonwijk Dijckerwaal fase 2 al bouwrijp gemaakt.

Vleermuizen

Gelet op het bovenstaande zijn er geen geschikte bomen of opstallen aanwezig die als verblijfplaats voor de vleermuis kunnen dienen. Ook zijn beschermde elementen zoals vliegroutes en foerageergebied op het perceel niet aanwezig.

Vogels

Nesten (of nesten van voorgaande jaren) van broedende jaarrond beschermde (roof)vogels zijn gelet op de staat van het terrein niet aanwezig. Door de kleinschaligheid van het perceel en het ontbreken van voedsel wordt er door vogels geen gebruik gemaakt van het perceel.

Amfibieën en reptielen

Het perceel vormt een zeer marginaal leefgebied voor reptielen en amfibieën. Geschikte leef biotopen ontbreken. Het aantasten van de leefomgeving is met voorliggend wijzigingsplan dan ook niet aan de orde.

Natura 2000

Het wijzigingsgebied ligt op circa 1,5 kilometer afstand van het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied i.c. Solleveld & Kapittelduinen. Gezien de grote afstand en de uit te voeren werkzaamheden worden op voorhand geen directe negatieve gevolgen verwacht van de plannen zoals licht, geluid of optische verstoring. Er hoeft hiervoor geen nadere toetsing uitgevoerd te worden.

Stikstofdepositie

Om te beoordelen of de bouwmogelijkheden op grond van het voorliggende wijzigingsplan leiden tot een toename van stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied is een toets stikstofdepositie uitgevoerd (AURIUS-berekening Waelpark De Entree, Eco Groen advies&ingenieursbureau, kenmerk 19-597, datum: 6 februari 2020). Uit de rekenresultaten blijkt dat zowel in de aanlegfase als in de gebruiksfase van de appartementengebouwen de stikstofdepositie 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Gelet op het voorgaande leidt het plan niet tot een toename van stikstofdepositie op hiervoor gevoelige habitats en leefgebieden van soorten binnen Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen.

3.5.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect ecologie geen belemmering voor het plan vormt.

3.6 Bodem

3.6.1 Wettelijk kader

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

3.6.2 Onderzoek

Momenteel vindt voor de locatie Dijckerwaal fase II te 's-Gravenzande een bodemonderzoek plaats. Gelijktijdig met de terinzage legging van de ontwerp omgevingsvergunning zal een goedgekeurd bodemonderzoek terinzage gelegd worden. Gelet hierop wordt het aspect bodem in het voorliggende wijzigingsplan verder buiten beschouwing gelaten.

3.6.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering voor het plan vormt.

3.7 Cultuurhistorische Aspecten

3.7.1 Wettelijk kader

Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.

De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

3.7.2 Onderzoek

Ten behoeve van het op onderstaande afbeelding met rood aangegeven plangebied Dijckerwaal 10 te 's-Gravenzande is onderzoek naar de aspecten op het gebied van archeologie gedaan (Plangebied Dijckerwaal 10 in 's-Gravenzande, Gemeente Westland; Archeologisch vooronderzoek: een proefsleuvenonderzoek, RAAP Archeologisch adviesbureau b.v.; RAAP-NOTITIE 6160 versie 2, datum 21 november 2017). Het noordoostenlijk gelegen appartementengebouw met bijbehorende parkeervoorziening is gedeeltelijk gelegen binnen de grenzen van voornoemd onderzoek. Op basis van het uitgevoerde onderzoek en de gevolgde strategie met betrekking tot het waarderen van archeologische vindplaatsen is er geen sprake is van een behoudenswaardige vindplaats en kan het plangebied/onderzoeksgebied voor ontwikkeling vrijgegeven worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-VA01_0023.jpg"

Overzichtskaart archeologische voorwaarden

De rest van het noordoostenlijk gelegen appartementengebouw en het gehele zuidwestenlijk gelegen appartementengebouw is gesitueerd binnen het in bovenstaande overzichtskaart met wit aangegeven gedeelte. Ter plaatse van het met wit aangegeven gebied heeft eerder onderzoek plaats gevonden (Delftse Archeologische Rapporten nr. 79 Duingeest, Tuinveld, Gantel de Baak en Poelpolder, Bureauonderzoek naar vier plangebieden in de gemeente Westland. Epko J. Bult & Jasper de Bruin). Op basis van voornoemd onderzoek is het met wit aangegeven gebied vrijgesteld van verder archeologisch onderzoek en inmiddels vrijgegeven voor ontwikkeling.

Gelet op het vorenstaande worden de archeologische dubbelbestemmingen van het moederplan niet overgenomen in het voorliggende wijzigingsplan.

3.7.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect archeologie geen belemmering voor het plan vormt.

3.8 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

3.8.1 Wettelijk kader

In deze paragraaf is het wijzigingsplan getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking als neergelegd in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening en als verder aangevuld in artikel 2.1.1 van de Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland.

De ladder voor duurzame verstedelijking is op 1 juli 2017 vereenvoudigd. Op grond van het nieuwe artikel 3.1.6, tweede lid, moet in de toelichting van een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de behoefte aan die ontwikkeling worden beschreven. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, dan moet de behoefte op grond van een goede ruimtelijke ordening worden gemotiveerd.

De provincies mogen deze wettelijke regel aanvullen. Deze aanvulling mag echter niet in strijd zijn met het doel van de regel, namelijk vereenvoudiging van de ladder zoals die vóór 1 juli 2017 luidde en daarmee het loslaten van de norm "actuele regionale" behoefte en de drie treden van de ladder.

De provinciale regeling in artikel 2.1.1 van de Verordening ruimte 2014 bevat nog wel de drie treden van de ladder. Gelet op bovenstaande uitleg van de aanvullingsbevoegdheid van provincies, hoeft aan artikel 2.1.1 niet te worden getoetst voor zover deze regels in strijd zijn met - het doel van - de wijziging van de wettelijke regeling.

3.8.2 Onderzoek

Preliminaire toets

Bij de beoordeling of de ladder voor duurzame verstedelijking moet worden toegepast, moet eerst nagegaan worden of er met voorliggend plan sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Met het voorliggende wijzigingsplan wordt toepassing gegeven aan de in het onderliggende bestemmingsplan 'Dijckerwaal fase 2' opgenomen wijzigingsmogelijkheid om binnen de bestemming 'Woongebied - 1' te wijzigen voor de bouw van appartementen. Het voorgaande betekent dat er ten opzichte van het onderliggende bestemmingsplan geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt wordt. Derhalve kan een toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking achterwege blijven.

3.8.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect ladder voor duurzame verstedelijking geen belemmering voor het plan vormt.

Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving

4.1 Planvorm

4.1.1 Wettelijk voorgeschreven standaardisering

De planregels en de planverbeelding van dit plan zijn overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen als gepubliceerd door het ministerie van VROM (SVBP 2012) en als wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

Daarnaast zijn in de planregels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In een apart artikel zijn de bijzondere gebruiksverboden opgenomen voor alle bestemmingen, welke verboden aansluiten op het wettelijk verbod als neergelegd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening.

Voor uitleg van die planregels wordt verwezen naar de toelichting op het Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, in samenhang met de jurisprudentie over die uitleg.

4.1.2 Aanvulling en geoorloofde afwijking van de SVBP 2012

De planregels en planverbeelding van dit plan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In de hierna volgende paragrafen is de aan het plan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de SVBP 2012.

4.1.3 Systematiek van de planverbeelding

Wettelijke vereisten

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat (bestemmings)plannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

De planverbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. De digitale planverbeelding en de andere onderdelen van de dataset hebben het volgende planidentificatie-nummer gekregen: NL.IMRO.1783.ONWDIJCKERWLf2w01-

De dataset bestaat uit:

  • het GML-bestand van de planverbeelding;
  • het XML-geleideformulier;
  • de onderliggende bestanden zoals ondergrond en overige topografische informatie;
  • de PDF- en HTML-bestanden voor respectievelijk de verbeelding van plantoelichting en planregels.

Leeswijzer verbeelding

Wegwijzer via internet

Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.

Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Indien meer informatie is gewenst, kan worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.

Analoge verbeelding

Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het plan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.

4.2 Bestemmingsregeling

De bestaande functies in het plangebied die overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan in dit plan zijn bestemd, is de volgende

4.2.1 Bestemming "Woongebied - 1 (WG-1)"

Het perceel wordt heringedeeld om de bouw van de twee appartementenblokken met bijbehorende voorzieningen mogelijk te maken. Zoals verlangt in artikel 10.6.1 onder e. van de wijzigingsbevoegdheid zijn de regels zoals opgenomen in het moederplan voor de bestemming 'Woongebied - 1' overgenomen en op de in de wijzigingsbevoegdheid geboden bevoegdheden aangepast.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Van 23 maart 2020 tot en met 1 mei 2020 heeft het ontwerp van dit wijzigingsplan ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Gedurende de periode van tervisielegging zijn geen zienswijzen ingediend.

5.2 Economische Uitvoerbaarheid

Tussen Ontwikkelingsmaatschappij het Nieuwe Westland (ONW) bv en de gemeente is een samenwerkingsovereenkomst gesloten waarin het kostenverhaal is verzekerd. Derhalve is voor het plan geen anterieure overeenkomst benodigd.

Bijlage 1 Plankaart Vastgesteld

Bijlage 1 Plankaart vastgesteld

Bijlage 1 B&m En Ev Onderzoek

Bijlage 1 B&M en EV onderzoek

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek

Bijlage 3 Invoergegevens Akoestisch Onderzoek

Bijlage 3 Invoergegevens akoestisch onderzoek

Bijlage 4 Notitie Invulling Wateropgave Waelpark

Bijlage 4 Notitie invulling wateropgave Waelpark

Bijlage 5 Toets Stikstof

Bijlage 5 Toets stikstof

Bijlage 6 Archeologisch Vooronderzoek

Bijlage 6 Archeologisch vooronderzoek