Aanpassing Middenweg
Wijzigingsplan - gemeente Westland
Vastgesteld op 24-04-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Bestemmingsregels
Artikel 1 Agrarisch - Glastuinbouw
Voor wat betreft de bestemming wordt verwezen naar de planregels opgenomen in het bestemmingsplan "Glastuinbouwgebied Boomawatering". Het gaat dan om artikel 3 'Agrarisch -Glastuinbouw'.
Artikel 2 Verkeer
Voor wat betreft de bestemming wordt verwezen naar de planregels opgenomen in het bestemmingsplan "Glastuinbouwgebied Boomawatering". Het gaat dan om artikel 11 'Verkeer'.
Artikel 3 Wonen
Voor wat betreft de bestemming wordt verwezen naar de planregels opgenomen in het bestemmingsplan "Glastuinbouwgebied Boomawatering". Het gaat dan om artikel 13 'Wonen'.
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Voor wat betreft de bestemming wordt verwezen naar de planregels opgenomen in het bestemmingsplan "Glastuinbouwgebied Boomawatering". Het gaat dan om artikel 15 'Waarde -Archeologie'.
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering
Voor wat betreft de bestemming wordt verwezen naar de planregels opgenomen in het bestemmingsplan "Glastuinbouwgebied Boomawatering". Het gaat dan om artikel 16 'Waterstaat -Waterkering'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Door de gemeente Westland is een aanvraag ingediend om de bestemming te wijzigen van de gronden met de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' en 'Wonen' (woning reeds uitgeplaatst) in de bestemming 'Verkeer' voor het aanpassen van de aansluiting van de Middenweg op de Casembrootlaan. Door het aanpassen van de aansluiting van de Middenweg wordt eveneens een deel van de gronden met de bestemming 'Verkeer ' en 'Wonen' weer omgezet in de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw'.
De Boomawatering, 235 hectare groot en gelegen tussen de kernen Monster en Poeldijk, was een voorbeeld van een verrommeld glastuinbouwgebied. Zowel de tuinders als de overheid waren van mening dat dit gebied toe was aan een ingrijpende modernisering met als doel een duurzaam glastuinbouwgebied.
In nauwe samenwerking hebben ondernemers, waterschap en de gemeente in 2013 een nieuwe koers uitgezet voor de grootschalige opgave, namelijk het voor de toekomst borgen van de Boomawatering. Deze koers is uiteengezet in het gebiedsprogramma van de 'Modernisering Boomawatering'.
De ambitie van het project 'Modernisering Boomawatering' is het borgen van de toekomst van de Boomawatering als duurzaam glastuinbouwgebied. Dat heeft zich vertaald in dit gebiedsprogramma als gezamenlijke basis voor de modernisering. Het gebiedsprogramma geeft een beeld van de bedrijfsoptimale inrichting van het gebied door middel van:
- Een indeling van duurzame bedrijvenclusters;
- Een ontsluitingsstructuur die het functioneren van de bedrijvenclusters ondersteunt;
- Waterbeheersingsmaatregelen en fysieke randvoorwaarden die een duurzaam watersysteem mogelijk maken;
- Ruimtereserveringen voor uitplaatsing van fysieke obstakels, zoals burger- en bedrijfswoningen;
- Overige fysieke randvoorwaarden die van toepassing zijn op de modernisering van het gebied.
Naast deze fysieke kaders wordt in het kader van het gebiedsprogramma inhoud gegeven aan de benodigde processen en procedures, zoals gebiedsbemiddeling en bestemmingsplan
Het rechttrekken van een gedeelte van de Middenweg maakt deel uit van dit maatregelenpakket uit het gebiedsprogramma (zie hieronder).
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Boomawatering'. Het plangebied is gelegen op en in de nabijheid van de aansluiting van de Middenweg op de Casembrootlaan en de woning Casembrootlaan 16 te Poeldijk.
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het plangebied is gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Boomawatering'. De gronden hebben de bestemming 'Wonen', 'Agrarisch - Glastuinbouw' en 'Verkeer'.
Uitsnede planverbeelding 'Glastuinbouwgebied Boomawatering'.
1.4 Afweging
In artikel 22.4 van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Boomawatering' is de wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen in de bestemming "Verkeer".
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemming "Verkeer", met als doel het aanleggen en/of reconstrueren van wegen, mits:
- de weg deel zal uitmaken van de permanente infrastructuur;
- de inpassing en uitvoering van de weg en het wegprofiel de instemming hebben van de verkeerskundige en de glastuinbouwdeskundige;
- wat betreft de inpassing en uitvoering van de weg en het wegprofiel advies is ingewonnen bij de stedenbouwkundige en de groendeskundige;
- voldaan wordt aan alle, aan deze wijziging gelieerde, van toepassing zijn overige wet- en regelgeving.
De wegen in de Boomawatering zijn kronkelig en gaan kruip-sluip tussen de kassen en tuinderswoningen door. De wegen ontsluiten woningen en bedrijven. Om de wegenstructuur aan te laten sluiten op de grootschaligheid van de glastuinbouwbedrijven, dienen ze te worden verbreed en/of verlegd. Het rechttrekken van een gedeelte van de Middenweg maakt deel uit van dit maatregelenpakket. Om de verkeersveiligheid te vergroten en om toekomstbestendige tuinbouwkavels te kunnen creëren is besloten om de Middenweg recht te trekken.
Oude situatieNieuwe situatie
Doordat het wegprofiel wordt aangepast en de Middenweg wordt rechtgetrokken moeten eveneens de bestemmingen 'Wonen' en 'Verkeer' gewijzigd worden in de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw'. In artikel 22.2 van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Boomawatering' is de wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen in de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw'.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw", met als doel de realisering van glastuinbouwontwikkelingen, op het moment dat de gronden niet meer gebruikt (kunnen) worden voor de ter plaatse geldende bestemming, mits:
- daar waar de bestemming samenvalt met een dubbelbestemming schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder(s);
- voldaan wordt aan alle, aan deze wijziging gelieerde, van toepassing zijn overige wet- en regelgeving.
De woning Casembrootlaan 16 te Poeldijk is reeds verplaatst naar kavel 15 (Vrouwe Antoniahof 1) van de 26 kavels aan de Casembrootlaan. Het deel van de bestemming 'Wonen' wat niet omgezet wordt in de bestemming 'Verkeer' wordt omgezet in de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw'. Daarnaast wordt de oude weg met de bestemming 'Verkeer' omgezet in de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw'. Het omzetten naar de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw' is logisch aangezien de gronden zijn gelegen in het duurzame glastuinbouwgebied.
1.5 Leeswijzer
Het wijzigingsplan "Aanpassing Middenweg" bestaat uit een toelichting, planregels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In Hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Hierin wordt de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven met aandacht voor cultuurhistorisch waardevolle elementen, overige ruimtelijke kwaliteiten, aanwezige knelpunten en te verwachte ontwikkelingen. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op het gewenste behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. In Hoofdstuk 3 wordt onderzoek op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water behandeld. In Hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in Hoofdstuk 5 en Hoofdstuk 6 ingegaan op het handhavingsbeleid, de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Beleidskader
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld. Tot slot wordt in dit hoofdstuk een beschrijving gegeven van de visie op het plangebied. Deze visie is gericht op het behoud en beheer van de ruimtelijke kwaliteit.
2.1.1 Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Westland 2025-Perspectief 2040
Na een periode van ongekende groei heeft de economische conjunctuur een ongewild moment van bezinning gebracht. Ambities en de realiteit van alledag sluiten niet meer op elkaar aan. Met dit besef stelt de gemeente haar structuurvisie op, in de wetenschap dat de rol van de overheid de komende jaren zal veranderen. De visie geeft een ruimtelijk toekomstperspectief, ons streven voor de langere termijn, zonder daarbij de realiteit uit het oog te verliezen. In het perspectief 2040, dat in dialoog met de samenleving tot stand is gekomen, staan de ambities voor de toekomst van Westland. Hierin staan ook de kernwaarden die we als meetlat gebruiken bij toekomstige afwegingen of ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt of niet. We zetten zo eerst de stip op de horizon om aan te geven waar we naartoe willen. Op basis daarvan gaan we aan de slag met ruimtelijke ontwikkelingen die ons dichter bij het geschetste perspectief brengen. Met deze visie op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) faciliteert Westland de gewenste ontwikkelingen en stelt het tegelijkertijd het ruimtelijk kader tot 2025, met het besef dat de uitwerking aan vele partijen is. Westland wil ontwikkelingen mogelijk maken en niet opleggen onder het adagium ‘alleen ga je sneller, samen kom je verder'. Deze visie gaat uit van participatie planologie, wat betekent dat de gemeente nadrukkelijk andere partijen uitnodigt en haar partners zoekt bij het verwezenlijken van een gedeelde ambitie. De visie is het beleidsbepalend document voor ruimtelijke ontwikkeling in Westland, waarmee duidelijkheid wordt verschaft aan ontwikkelende partijen en over de functionele invulling van gebieden. De structuurvisie biedt een juridische basis voor bovenplanse verevening en vormt de basis voor bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen in anterieure overeenkomsten met marktpartijen.
Verkeer- en vervoerbeleid
In de structuurvisie Westland uit 2014 is in hoofdlijnen het verbeteren van de bereikbaarheid van Westland opgenomen. Het verbeteren van de bereikbaarheid ondersteunt de ambities om een duurzame Greenport gemeente zijn, waar het goed wonen, werken en recreëren is. Speerpunten voor de bereikbaarheid zijn:
- Aansluiting op het rijkswegennet verbeteren;
- Realiseren vlinderstructuur Westland;
- Mobiliteitsmanagement;
- Hoogwaardig openbaar vervoer ontwikkelen;
- Langzaam verkeer stimuleren;
- Ontsluiting kernen en glastuinbouwgebieden verbeteren.
De kaders voor onder andere duurzaam veilige inrichting van de wegen en de parkeernormen zijn opgenomen in het Westlands Verkeer en Vervoerplan, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006.
Beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland
In de beleidsnotitie conventionele explosieven in het Westland wordt beschreven hoe om moet worden gegaan met diepte werkzaamheden op locaties die mogelijk conventionele explosieven bevatten. De basis voor het gemeentelijk beleid voor het opsporen van explosieven is de explosieven risicokaart. Deze kaart geeft een eerste indicatie van het mogelijke gevaar van diepte werkzaamheden op bepaalde locaties in het Westland. In het projectgebied zijn geen mogelijke vindplaatsen van conventionele explosieven aanwezig.
2.1.2 Regionaal beleid
Regionaal structuurplan Haaglanden
Het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen, etc..
2.1.3 Provinciaal beleid
Visie Ruimte en Mobiliteit provincie Zuid-Holland (1 augustus 2014)
Algemeen
De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld maar een perspectief voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in Zuid Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt en bevat voldoende flexibiliteit om in ruimtelijke ontwikkelingen te reageren op maatschappelijke initiatieven.
In de visie zijn vier rode draden aangegeven welke richting geven aan de gewenste ontwikkelingen vanuit de provincie namelijk:
- 1. Beter benutten en opwaarderen van wat er is;
- 2. Vergroten van de agglomeratiekracht;
- 3. Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
- 4. Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
Ruimtelijke hoofdstructuur
Het beleidsbeeld van de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur combineert de huidige ruimtelijke situatie, de vier rode draden en de strategische doelstellingen. Het beeld toont de essentie en de samenhang van de verschillende kaartbeelden uit de Visie ruimte en mobiliteit.
De ruimtelijke hoofdstructuur
Programma ruimte
Het Programma ruimte is parallel aan de Visie ruimte en mobiliteit, het Programma mobiliteit en de Verordening ruimte opgesteld. De Visie ruimte en mobiliteit bevat het strategische beleid. Het ruimtelijk relevante, operationele beleid is opgenomen in het Programma ruimte. Dit programma kent, net als de Visie ruimte en mobiliteit, de status van structuurvisie. Beiden worden vastgesteld door Provinciale Staten. Gezamenlijk beschrijven ze het integrale ruimtelijk beleid.
Zuid-Holland heeft een rijke voedingsbodem voor een groot aantal krachtige economische clusters en topsectoren. Een belangrijke sleutel voor een sterke en veerkrachtige economie is het innoverend vermogen van mensen en bedrijven. Wanneer talent, bedrijven en banen dicht bij elkaar verkeren, ontstaan (agglomeratie)voordelen. De Zuidelijke Randstad en de grote economische complexen in Zuid-Holland vormen in potentie één grote agglomeratie, die enorme schaal- en clustervoordelen met zich mee kan brengen. De Mainport en de Greenports zijn schoolvoorbeelden van goed werkende clusters. De provincie streeft naar het creëren en benutten van die schaal- en clustervoordelen.
De tuinbouw in Zuid-Holland is in de fase van volwassenheid van hun levenscyclus beland. De werkgelegenheid, de afzet en innovatiekracht van deze sectoren stabiliseren en dreigen zonder bijsturing op termijn wellicht zelfs af te nemen. De opgave voor de glastuinbouw is om te vernieuwen en verduurzamen. Kansen op innovatie en groei ontstaan door meer interactie tussen economische clusters en door nieuwe economische sectoren binnen de traditioneel sterke clusters. Nauwe samenwerking tussen overheden, ondernemers en onderzoekers en een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt kunnen daarbij tot stroomversnelling leiden. Het sneller naar de markt brengen van nieuwe kennis (valorisatie) wordt daardoor bevorderd.
De opgave voor de sector is om meer toegevoegde waarde te genereren bij het zelfde ruimtegebruik met minder verbruik van energie en water. Het proces van schaalvergroting stelt eisen aan de ruimtelijke inrichting van de Greenports en vraagt om modernisering van teeltareaal. Verder experimenteert de sector op grote schaal met nieuwe vormen van energiewinning en waterberging. Naast de primaire productie groeien vooral de toeleverende bedrijven sterk, wat tot conflicterende ruimteclaims leidt, omdat het eveneens van groot belang voor het innovatief vermogen van de sector is dat binnen de provincie voldoende teeltareaal voor (glas)tuinbouw beschikbaar blijft.
Westland is een glastuinbouwgebied dat zich door herstructurering, modernisering en intensivering van het bestaande areaal verder moet ontwikkelen. Binnen Westland is ruimte voor glasopstanden, maar de Provincie biedt bij uitzondering ook ruimte voor weloverwogen vormen van functiemenging, als die het greenportcluster versterken. Bedrijven kunnen worden toegelaten als ze behoren tot de keten glastuinbouw en een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de Greenport als internationaal centrum voor teelt, kennis en handel.
2.1.4 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.
Figuur - Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het projectgebied zijn geen nationale belangen in het geding.
2.1.5 Conclusie
De ontwikkeling is in overeenstemming met de beleidskaders van de verschillende overheden.
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Bedrijven En Milieuzonering
3.1.1 Wettelijk kader
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de aanwezige functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.
3.1.2 Onderzoek
In de directe omgeving van de nieuw op te richten kavels zijn volgens de planverbeelding glastuinbouwbedrijven en woningen en een aannemersbedrijf planologisch toegestaan.
Uitsnede ruimtelijkeplannen.nl
Glastuinbouwbedrijven
Voor de milieuzonering van de glastuinbouwbedijven ten opzichte van woningen wordt als richtlijn conform de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) - categorie 2 toegepast. Volgens de brochure moet dan een richtafstand van 30 meter worden aangehouden. Echter omdat hier geen sprake is van een 'rustige woonwijk' maar van een 'gemengd gebied' is een reductie van de richtafstand naar 10 meter mogelijk. In de planregels is een afstand van 12,5 meter opgenomen om een goed woon- en leefklimaat voor de bestaande woningen te garanderen.
3.2 Geluid
3.2.1 Wettelijk kader
Wet geluidhinder
Met de Wet geluidhinder wordt, vanuit een goed milieubeheer, een aantal specifieke geluidsgevoelige bestemmingen beschermd zoals woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen. De geluidszonering die door deze wet wordt voorgeschreven, ligt rondom bedrijventerreinen, langs wegen voor wegverkeer, langs spoor-, tram- en metrowegen en rondom of langs andere geluidsoverlast veroorzakende objecten. Aan de geluidsbelasting op de (gevels van de) geluidsgevoelige objecten worden grenzen gesteld terwille van het woon- en leefklimaat.
3.2.2 Onderzoek
Het deel van de aanpassing van de Middenweg is gelegen binnen een 30 km/uur zone. In de Wet geluidhinder is aangegeven dat er bij wegen met een 30 km/uur regime geen geluidsonderzoek noodzakelijk is.
3.3 Luchtkwaliteit
3.3.1 Wettelijk kader
Wet luchtkwaliteit
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer). De Wlk bevat grenswaarden voor
zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxide, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | Geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 ìg/m³ | 2010 t/m 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 48 ìg/m³ | |
jaargemiddelde concentratie | 40 ìg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 75 ìg/m³ | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 ìg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
3.3.2 Onderzoek
In casu gaat het enkel om het verleggen van een bestaande weg. Het verleggen van de weg zal geen invloed hebben op de luchtkwaliteit ter plaatse. Een vervolgonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
3.4 Externe Veiligheid
3.4.1 Wettelijk kader
Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico's van deze risicovolle activiteiten te reguleren.
Voor dit bestemmingsplan is toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen en de daarop gestoelde regelingen, en aan de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004) van belang. Deze Circulaire heeft een looptijd tot 31 juli 2012 en zal opgaan in het nieuwe Besluit transportroutes externe veiligheid en Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen.
Op grond van de regels voor externe veiligheid moeten afstanden in acht worden genomen tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten. In de regelgeving wordt uitgegaan van een risicobenadering - en niet het volledig uitsluiten van het risico - waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het risico kan op een afbeelding zichtbaar worden gemaakt door een (iso)risicocontour die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers plaatsvindt. Het drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting, als bedoeld in de Wet milieubeheer, of bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet onderzocht - en verantwoord - worden omdat ook buiten de genoemde risicocontour van het plaatsgebonden risico nog letale effecten kunnen optreden in het invloedgebied van de risicovolle activiteit en groepen personen slachtoffer kunnen worden van een calamiteit.
3.4.2 Onderzoek
Verdacht van conventionele explosieven
In de gemeente Westland worden op verschillende plaatsen munitie en explosieven gevonden uit de WOII. Uit de kaart conventionele explosieven van de gemeente Westland (november 2006) blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen locaties zijn die verdacht zijn van aanwezigheid van conventionele explosieven.
Uitsnede explosievenkaart Westland
Bedrijvigheid
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen BEVI inrichtingen aanwezig zijn. Binnen het plangebied wordt geen vestiging van nieuwe bedrijven die onder het BEVI vallen mogelijk gemaakt.
Uitsnede Risicokaart.nl
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor of over het water vindt niet plaats in of in de omgeving van het plangebied
Leidingen
Gelet op de afstand van leidingen tot het plangebied liggen de woningen niet in binnen het invloedsgebied van de buisleidingen.
3.5 Water
3.5.1 Wettelijk kader
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met het doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan;
- Provinciale Structuurvisie;
- Verordening Ruimte.
Nationaal beleid
Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.
Provinciaal beleid
Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor die periode. Het vervangt het provinciaal waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en vervangt het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dan ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Verder voldoet het plan aan de eisen van de nieuwe Waterwet. De provincie vertaalt in dit plan het beleid uit het nationaal waterplan en het huidige Europese beleid naar provinciale kaders en doelstellingen voor de periode 2010-2015. Conform de herziene sturingsvisie water gaat het met name om de 'wat' vraag. De waterschappen beantwoorden in hun waterbeheerplannen vervolgens vooral de 'hoe' vraag. De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). In de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen met betrekking tot het water en waterstaatswerken in bestemmingsplannen. De provincie heeft in samenwerking met de gemeente Westland een eindrapport opgesteld over Westlandse waterlijnen, een project dat de vaartenstructuur in het Westland probeert te versterken.
Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'. In dit Waterbeheerplan 5 (WBP 5) heeft het Hoogheemraadschap van Delfland (Delfland) zijn strategie voor de uitvoering van de kerntaken voor de komende jaren beschreven. Het is de leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2016-2021. Het WBP 5 is tevens een uitnodiging aan private, particuliere en publieke partijen om binnen de uitge¬zette koers met initiatieven te komen. Bij de uitvoering van het WBP 5 staan de kernta¬ken vanzelfsprekend voorop:
- de waterveiligheid;
- het waterbeheer;
- de waterkwaliteit;
- het zuiveren van afvalwater.
Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen. Delfland voert zijn kerntaken uit ten behoeve van het behouden en verbeteren van de leef¬omgeving voor inwoners, medeoverheden, bedrijven en de natuurwaarden in het beheerge¬bied. Het is een uitdaging om bij de uitvoering van die taken aan te sluiten bij de beleving en de behoeften van de maatschappij. Waterbewustzijn vormt de onmisbare schakel voor draagvlak. Delfland wil dat mensen zich in de komende planperiode bewust worden van het water om hen heen, van de gevolgen van klimaatverandering en van hun eigen gedrag. Het vergroten van waterbewustzijn is daarom verweven in alle programma's en handelingen van Delfland in de komende planperiode.
De werkzaamheden en projecten die de komende zes jaar geïnitieerd worden zijn terug te brengen tot de volgende vier speerpunten van het waterschap:
- 1. In stand houden: Investeringen in de infrastructuur worden op een adequate manier in stand gehouden. De waterkeringen, het watersysteem, de ecologische structuren en het afvalwatersysteem worden met beheer verder geoptimaliseerd. Delfland werkt bij het bestendigen van het beheer van de infrastructuur toe naar de levenscyclusbenadering;;
- 2. Investeren: Veranderende wetgeving en veranderingen in de omgeving vragen om aanpassing en verdere verbetering van ons watersysteem, de waterkeringen en het afval¬watersysteem. Dit betekent de kans op natte voeten verkleinen door bij het zoeken naar oplossingen om water langer vast te houden, de waterkeringen op orde te houden met oog voor de multifunctionaliteit, de waterkwaliteit te verbeteren en toe te spitsen op de potenties van het gebied en de waterzuiveringen om te bouwen tot zoetwaterfabrieken. Bij elk project, proces en activiteit worden de innovatieve mogelijkheden en de meest duurzame wijze van uitvoering meegenomen in de afwegingen;
- 3. Samenwerken: Het waterschap kan en doet het niet alleen, sterker nog, waterbeheer is ook een taak van andere overheden zoals gemeenten en van burgers en bedrijven. De samenwerking in het waterbeheer is pluriform van karakter. Het waterschap speelt hierop in door goed omgevingsmanagement en door op basis van transparantie en vertrouwen de samenwerking te zoeken en structureel te onderhouden. Delfland wil het waterbewustzijn bevorderen door samenwerking met belanghebbenden en delen van verantwoordelijkheden;
- 4. Flexibel en duidelijk: Partners komen een flexibel waterschap tegen die rol en houding afstemt op basis van vraagstukken die voorliggen. Duidelijke kaders worden neergezet, zoals financieel gezond en bijdragen aan toekomstbestendig waterbeheer, maar dogma's zijn er niet. Dit betekent dat er in de werk- en beleidsprocessen van de ambtelijke organisatie en bij bestuurlijke besluitvorming binnen de wettelijke mogelijkheden voldoende ruimte moet zijn om maatwerk te leveren. Innovatie fungeert daarbij als aanjager om te blijven vernieuwen, mee te bewegen met veranderingen en te voorkomen dat het waterschap statisch wordt.
Gemeentelijk beleid
Het Waterplan Westland , met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2027 en de daarbij horende uitvoeringsplan 2015 tot 2018 beschreven. De thema's: ”Toekomstig ruimtelijk beleid, Duurzaamheid, Schoon water, waterkeringen, Droge voeten, Afvalwaterketen Beheer en onderhoud, Zoetwatervoorzieningen en grondwater, Recreatie“, worden hierin uitgewerkt. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Westland 2011-2015 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Met het eerste Verbreed GRP Westland 2011-2015 wordt niet alleen uitvoering gegeven aan de wettelijke eisen, maar wordt ook de onderlinge samenhang tussen de drie zorgplichten en reeds in gang gezette ontwikkelingen zoals het project Riolering Glastuinbouw Westland (RGW) weergegeven. Het Verbreed GRP is een logisch vervolg op de wijzigingen in wetgeving/beleid en een noodzakelijke verdere optimalisatie van het beleid dat de afgelopen 5 jaar is gevolgd.
3.5.2 Onderzoek
Waterkeringen
Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op het (veilig) functioneren en het beheer en onderhoud van waterkeringen. Om die reden is het van belang, dat initiatiefnemers van ruimtelijke plannen rekening houden met de effecten van die plannen op de aanwezige waterkeringen.
In de legger van het Hoogheemraadschap van Delfland zijn de ligging en de minimale afmetingen van de waterkeringen vastgelegd. Rondom de keringen is een keurzone vastgesteld. Deze bestaat uit de kernzone (de daadwerkelijke kering) en een beschermingszone. Binnen de kernzone en de beschermingszone zijn op basis van de keur beperkingen gesteld aan activiteiten die het waterkerend vermogen van de kering nu en in de toekomst kunnen aantasten. In de kernzone is in principe geen bebouwing toegestaan, tenzij aangetoond wordt dat het belang van de waterkering niet wordt geschaad.
Uitsnede leggerkaart Hoogheemraadschap Delfland
In en nabij het plangebied ligt een regionale waterkering. De waterkering heeft kadevaknummer 175 en heeft de volgende kenmerken.
Waterkwantiteit
Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur met voldoende mogelijkheden voor waterberging. Dit streven heeft uiteindelijk tot doel wateroverlast voor de nieuwe en de al aanwezige functies in het gebied te voorkomen.
Bij het voorkomen van wateroverlast en het verwerken van hemelwater hebben perceeleigenaar, gemeente en Delfland elk een verantwoordelijkheid. De perceeleigenaar moet het hemelwater zoveel mogelijk zelf verwerken bij de plaats waar het valt. De gemeente draag zorg voor de inzameling en verwerking van het afstromend hemelwater. Dit betekent, dat de gemeente in eerste instantie inspanning moet doen om dit hemelwater vast te houden of terug te brengen in de bodem. Vervolgens kan het (al dan niet na zuivering) worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Delfland is vervolgens verantwoordelijk voor de ontvangst van hemelwater in het oppervlaktewater.
Voor de aanpassing van de aansluiting van de Middenweg moet er water gedempt en gegraven worden. Voor het geheel is er reeds een watervergunning aangevraagd bij het Hoogheemraadschap van Delfland (zie bijlage en onderstaand kaartje).
Kaart behorende bij watervergunning.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
De huidige aquatisch-ecologische toestand binnen het gebied Boomawatering is slecht. Als één van de oorzaken voor de slechte waterkwaliteit wordt de glastuinbouw gezien. Binnen het gebied Boomawatering zijn nog vele oude kassen te vinden en zijn de bedrijven nog relatief klein. Het spuien van drainwater en drainagewater vindt naar verwachting op kleine schaal en diffuus door het gehele gebied plaats.
In het Kader van de herstructurering wordt er gestreefd naar het zoveel mogelijk benutten van kansen voor het verbeteren van de watersysteemkwaliteit en de ecologie. Ten aanzien van de KRW maatregelen moet er rekening worden gehouden met de afspraken uit de Bestuursovereenkomst KRW Delfland en de afspraken die op dit moment gemaakt worden voor het Stroomgebiedbeheerplan 2015-2021.
Het boezemsysteem van Delfland maakt onderdeel uit van de KRW waterlichamen. Delfland en gemeenten zijn in de KRW Delfland overeengekomen om de toestand van de waterlichamen te verbeteren. Onderdeel van deze overeenkomst is dat daar waar langs waterlichamen ruimtelijke mogelijkheden zijn om invulling te geven aan de KRW-opgave, deze worden benut, en dat bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt onderzocht of een deel van de ruimtelijke KRW-opgave hieraan kan worden gekoppeld. In het Waterplan Westland is aangegeven dat als er ruimte is, er een natuurvriendelijke oever moet worden aangelegd. En als er geen ruimte is maar wel dynamiek, kansen worden benut. Daarnaast mogen ruimtelijke ontwikkelingen niet leiden tot een verslechtering van de ecologische en chemische toestand van deze waterlichamen.
Onderhoud en bagger
Delfland is verantwoordelijk voor het onderhoud van het primaire watersysteem en de waterkeringen. Dit betekent dat deze toegankelijk moeten zijn voor onderhoud. ook houdt Delfland ruimte die eventueel nodig is voor dijk- of kadeverzwaring, vrij van andere, conflicterende functies. het beheer en onderhoud van het watersysteem binnen het plangebied is vastgelegd in de Keur Delfland. Het onderhoud van het primaire watersysteem is in handen van het Hoogheemraadschap van Delfland. Het onderhoud van het secundaire watersysteem is in handen van aangelanden. Het primaire watersysteem inclusief de onderhoudsstroken zijn vastgelegd in de legger.
3.6 Ecologie
3.6.1 Wettelijk kader
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) weer. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, een Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en
bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); - er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EL&I de volgende interpretatie van artikel 11:
'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar
gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én
slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt.'
Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen:
- 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
- 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
- 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
- 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd:
- 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen.
De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
- a. door de minister van EL&I aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
- b. door de minister van EL&I aangewezen beschermde natuurmonumenten;
- c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
3.6.2 Onderzoek
Het plangebied ligt niet binnen de grenzen van een Natura 2000 gebied. De meest nabijgelegen Natura 2000 gebieden Solleveld en Kapittelduinen het Spanjaardsduin liggen 1 km westelijk van het plangebied. De Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) ligt 7,5 km oostelijk van het plangebied. In het plangebied liggen dan ook geen natuurgebieden in de zin van de Natuurbeschermingswet.
3.7 Cultuurhistorische Aspecten
3.7.1 Wettelijk kader
Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.
De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
3.7.2 Onderzoek
In het huidige bestemmingsplan ligt op de gronden van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - 5'.
Verwachtingszone III (swr-5)
Verwachtingszone III bestaat de dekafzettingen van het Laagpakket van Walcheren; dekafzettingen van de Gantel Laag en de Hoekpolder Laag. Er geldt hier een middelhoge verwachting voor archeologische resten vanaf de Romeinse tijd. Daarnaast kunnen in dit gebied tot nu toe nog onbekende duinafzettingen van Ypenburg en Voorburg worden aangetroffen (met een hoge verwachting voor de aanwezigheid van archeologische resten vanaf de vroege prehistorie).
Archeologische resten worden in deze zone verwacht op een diepte vanaf 50 cm beneden maaiveld. De dichtheid van archeologische vindplaatsen zal klein zijn, waardoor hier een vrijstellingsgrens van plangebieden tot 500 m2 wordt gehanteerd.
3.7.3 Conclusie
Doordat er geen nader onderzoek heeft plaatsgevonden wordt dezelfde dubbelbestemming met aanduiding (swr-5) opgenomen op de planverbeelding en in de planregels.
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
4.1 Planvorm
4.1.1 Wettelijk voorgeschreven standaardisering
De planregels en de planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen als gepubliceerd door het ministerie van VROM (SVBP 2008) en als wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 (Staatscourant 2008, nr. 377, van 30 oktober 2008).
Daarnaast zijn in de planregels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In een apart artikel zijn de bijzondere gebruiksverboden opgenomen voor alle bestemmingen, welke verboden aansluiten op het wettelijk verbod als neergelegd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening.
Voor uitleg van die planregels wordt verwezen naar de toelichting op het Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, in samenhang met de jurisprudentie over die uitleg.
Voorts is de "Werkafspraak terminologie Wabo in Standaard voor Vergelijkbare bestemmingsplannen" van september 2010 verwerkt. Die werkafspraak in het kader van de ministeriële regeling is gemaakt met het oog op de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010.
4.1.2 Aanvulling en geoorloofde afwijking van de SVBP 2012
De planregels en planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In de hierna volgende paragrafen is de aan het bestemmingsplan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de SVBP 2012.
4.1.3 Systematiek van de planverbeelding
Wettelijke vereisten
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
De planverbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De digitale planverbeelding en de andere onderdelen van de dataset hebben het volgende planidentificatie-nummer gekregen:
NL.IMRO.1783.obp00000007w10-VA01
De dataset bestaat uit:
- het GML-bestand van de planverbeelding;
- het XML-geleideformulier;
- de onderliggende bestanden zoals ondergrond en overige topografische informatie;
- de PDF- en HTML-bestanden voor respectievelijk de verbeelding van plantoelichting en planregels.
Leeswijzer verbeelding
Wegwijzer via internet
Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Indien meer informatie is gewenst, kan worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.
Analoge verbeelding
Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.
Bestemmingsvlak en bouwvlak
Vrijwel elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).
Aanduidingen
Op de digitale plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden van functieaanduidingen zijn 'bedrijfswoning', 'detailhandel' en 'kantoor'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Voorbeelden van bouwaanduidingen zijn 'gestapeld' en 'onderdoorgang'.
Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.
4.2 Bestemmingsregeling
De bestaande functies in het plangebied die overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan in dit plan zijn bestemd, zijn de volgende (in alfabetische volgorde van bestemming).
4.2.1 Agrarisch - Glastuinbouw
Voor de bestemming 'Agrarisch – Glastuinbouw' wordt verwezen naar het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland'.
'Agrarisch - Glastuinbouw'
Bestaande glastuinbouwbedrijven, zoals deze bij de inventarisatie staan beschreven zijn in dit bestemmingsplan bestemd als Agrarisch - Glastuinbouw (A-GT). Voor de bestemmingsregeling van deze bestemming is zoveel mogelijk aangesloten bij de geldende bestemmingsbepalingen uit de "Parapluherziening bestemmingsplannen Buitengebied Westland. Hieronder volgt de uitleg van een aantal regels;
Bij de beoordeling van aanvragen omgevingsvergunning gaat het om drie centrale begrippen, namelijk glastuinbouw bedrijvigheid, volwaardigheid en doelmatigheid.
Glastuinbouwbedrijvigheid:
Onder glastuinbouw bedrijvigheid wordt verstaan het op bedrijfsmatige wijze telen en verzorgen van gewassen in kassen. Deze producten mogen in de bedrijfsruimte/de verwerkingsruimte bij het glastuinbouwbedrijf ook worden verwerkt en verpakt. Producten die geteeld zijn in andere kassen, kunnen met ontheffing centraal worden verwerkt en verpakt. Van belang is dat altijd de teeltfunctie centraal staat. Als er sprake is van de inkoop van gewassen die elders zijn geteeld en die verhandeld of verwerkt worden zonder dat sprake is van het telen en/of kweken van de gewassen, is er sprake van een andersoortige bedrijfsvoering die in strijd is met de glastuinbouwbestemming. Visteelt is geen aan de glastuinbouw gerelateerde activiteit en is niet toegestaan binnen de bestemming glastuinbouw. Er kan echter ontheffing verleend worden voor visteelt indien het ondergeschikt blijft aan het telen van gewassen. Er moet aantoonbaar sprake zijn van een gesloten systeem (waarbij de vissen de gewassen bemesten), van dubbel ruimtegebruik en van een milieu neutrale viskweek.
Volwaardigheid:
Bij de beoordeling van volwaardigheid staan drie aspecten centraal:
- 1. er moet sprake zijn van tenminste één volwaardige arbeidskracht. Het bedrijf moet werk en inkomen leveren voor minimaal één volwaardige arbeidskracht, dat wil zeggen dat iemand gedurende het hele jaar een volledige dagtaak in het bedrijf heeft en hier het hoofdberoep, hoofdinkomen en hoofdbestaan in vindt;
- 2. duurzaamheid: hiermee wordt bedoeld de continuïteit van het bedrijf en de binding van de ondernemer(s) of de arbeidskracht(en) met het bedrijf. Continuïteit betekent dat het bedrijf toekomstmogelijkheden moet hebben om langere tijd te kunnen blijven bestaan. Hierbij is de bedrijfstechnische opzet (omvang, aard) van belang, maar ook de aanwezigheid van ruimtelijke claims (waaronder begrepen de waterhuishoudkundige situatie), alsmede milieu hygiënische gevolgen worden bij de beoordeling betrokken. Met de binding met het bedrijf wordt bedoeld dat er sprake moet zijn van een juridische en emotionele binding met het bedrijf;
- 3. bedrijfsgrootte: hiermee wordt bedoeld dat een glastuinbouwbedrijf tenminste over 15.000 m2 aan glasopstanden beschikt. Een bedrijf kan ook bij minder dan 15.000 m2 aan glasopstanden als volwaardig gelden, maar dan zal moeten worden aangetoond dat de teelt van een (gespecialiseerd) glastuinbouwbedrijf zodanig is dat deze op beperkte schaal bedrijfseconomisch verantwoord en levensvatbaar is. In een dergelijk geval moet een advies overgelegd worden door een glastuinbouwdeskundige. Er geldt een minimale oppervlakte aan glasopstanden van 5000 m2.
Doelmatigheid:
De doelmatigheid is erop gericht dat de bebouwing voldoet aan wat past of logisch is voor een glastuinbouwbedrijf en dat de bebouwing is afgestemd op de aard en omvang van het bedrijf.
Bij de beoordeling van bouwaanvragen zullen de volgende aspecten worden meegewogen:
- de maatvoering en inrichting van gebouwen;
- het gebruik dat bij die maatvoering en inrichting hoort;
- de locatie van gebouwen en woning(en).
Als zowel de glastuinbouw bedrijvigheid en de volwaardigheid als de doelmatigheid positief worden beoordeeld, dan is er sprake van een noodzaak en toelaatbaarheid van bebouwing. Bij een beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning wordt bij voorkeur al de gehele inrichting getoetst. Het opknippen van bouwaanvragen moet worden voorkomen en kan leiden tot niet in behandeling nemen.
Bedrijfsruimten, zoals verwerkingsruimten bij glasopstanden (teeltruimtes) mogen geen groter bruto vloeroppervlak hebben dan 12,5% van de aanwezige glasopstanden bij het bedrijf. Met een binnenplanse afwijking kan het percentage onder voorwaarden verhoogd worden tot 15%.
Voor kantoren (dat wil zeggen geen zelfstandige kantoren) bij glastuinbouwbedrijven, mag het vloeroppervlak niet meer bedragen dan 1% van de aanwezige glasopstanden, behorende bij het bedrijf ter plekke. Enkele voorwaarden voor de vestiging van een kantoor bijhorende bij het glastuinbouwbedrijf worden hieronder genoemd:
- kantoren moeten onderdeel zijn van de bedrijfs/verwerkingsruimte;
- voorkeur wordt gegeven aan inpassing op de eerste verdieping van de bedrijfs/verwerkingsruimte vanuit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit en intensief ruimtegebruik;
- kantoorpanden los van de overige bedrijfsbebouwing zijn niet toegestaan;
- het procentuele maximum is 1% van de hoeveelheid kassen (ontheffing mogelijk);
- het absolute maximum aan bruto vloer oppervlakte wordt gesteld op 1000 m2;
- concentratie van kantoren van meerdere vestigingen op één hoofdlocatie is niet toegestaan (afwijking mogelijk);
- met een binnenplanse afwijking kan het percentage onder voorwaarden worden verhoogd tot 1,5% en een maximum van 1500 m2.
Voor (nieuwe) glastuinbouwbedrijven is het niet mogelijk een (nieuwe) bedrijfswoning te bouwen. Er kunnen geen nieuwe bedrijfswoningen meer gebouwd worden in het glastuinbouwgebied. Bestaande bedrijfswoningen kunnen wel onder voorwaarden worden herbouwd:
- deze zal gaan dienen voor de huishouding van de ondernemer of zijn personeel;
- het bedrijf beschikt over tenminste 20.000 m2 grond;
- het bedrijf beschikt over tenminste 15.000 m2 glasopstanden;
- de woning niet al eerder is gesloopt, verplaatst en herbouwd als burgerwoning in het kader van een schaalvergroting of reconstructie of herstructurering;
- de woning niet al eerder is gesloopt, verplaatst en herbouwd als bedrijfswoning ten behoeve van een (destijds) nieuw, ander opgericht glastuinbouwbedrijf;
- de bedrijfswoning wordt opgericht op de gronden die behoren tot het glastuinbouwbedrijf;
- de bedrijfswoning wordt gebouwd op zodanige plek dat hierdoor de (verdere) toekomst van de glastuinbouw niet wordt belemmerd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige.
Een ondernemer kan ook bij minder dan 15.000 m2 aan glasopstanden een woning herbouwen, maar dan zal moeten worden aangetoond dat de teelt van het glastuinbouwbedrijf zodanig gespecialiseerd is dat deze op beperkte schaal bedrijfseconomisch verantwoord en levensvatbaar is. In een dergelijk geval moet een advies overgelegd worden dat zal worden beoordeeld door de glastuinbouwdeskundige. Er geldt dan een minimale oppervlakte aan glasopstanden van 5000 m2.
Indien een bedrijf beschikt over twee of drie bedrijfswoningen, kunnen de woningen worden herbouwd indien:
- deze zullen dienen voor de huishouding van de ondernemers of hun personeel;
- het bedrijf beschikt over tenminste 40.000 m2 grond;
- het bedrijf beschikt over tenminste 30.000 m2 glasopstanden;
- de bedrijfswoningen niet al eerder zijn gesloopt, verplaatst en herbouwd als burgerwoningen in het kader van een schaalvergroting of reconstructie of herstructurering;
- de bedrijfswoningen niet al eerder zijn gesloopt, verplaatst en herbouwd als bedrijfswoningen ten behoeve van een (destijds) nieuw opgerichte glastuinbouwbedrijven;
- de bedrijfswoningwoningen worden opgericht op de gronden die behoren tot de glastuinbouwbedrijven;
- de bedrijfswoningen worden gebouwd op zodanige plekken dat hierdoor de (verdere) toekomst van de glastuinbouw niet wordt belemmerd, dit ter beoordeling van de glastuinbouwdeskundige.
Bij de herbouw van een bedrijfswoning wordt dus altijd gekeken naar de situering. De nieuw te bouwen bedrijfswoning mag namelijk de verdere toekomst van de glastuinbouw niet belemmeren. Een woning wordt namelijk voor een lange tijd gebouwd en zal midden in het glastuinbouwgebied toekomstige herstructurering kunnen frustreren. De woning moet worden gebouwd langs de weg of aan een lint dat ook in de toekomst behouden zal blijven. Woningen kunnen niet solitair midden in het glasareaal worden gebouwd. Dit is ter beoordeling aan de glastuinbouwdeskundige.
Verder zijn de bestaande binnenplanse afwijkingen van de parapluherziening opgenomen, maar zijn er versoepelingen doorgevoerd ten opzichte van het paraplubestemmingsplan. Het gaat dan met name om de afstand van 12,5 meter van de bedrijfswoning tot aan de bedrijfsgebouwen, kassen en waterbassins van het eigen bedrijf. Belangrijke voorwaarde is dat de bestaande toestand niet mag verslechteren. Er zijn eveneens wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het omzetten van bedrijfswoningen, verplaatsen van (bedrijfs-) woningen en het vergroten van het woonvlak. Uiteraard onder bepaalde voorwaarden, waarbij de belangrijkste voorwaarde is dat de glastuinbouwreconstructie in de toekomst niet gefrustreerd mag worden.
Daarbij zijn de in de bestemming "Agrarisch - Glastuinbouw" de meerdere functieaanduidingen opgenomen:
- baggerspeciedepot (bsd);
- akkerbouwbedrijven (ak);
- paardenfokkerij (pf);
- specifieke vorm van agrarisch - demokwekerij (sa-dk);
- specifieke vorm van agrarisch - kwekerij, orangerie (sa-ko);
- specifieke vorm van agrarisch - hoofdwatergang (sa-hw).
Daarnaast zijn onder andere de volgende twee bouwaanduidingen opgenomen:
- rijksmonument (sba-1);
- gemeentelijk monument (sba-2).
4.2.2 Wonen
In het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Boomawatering' zijn de bestaande woningen bestemd als 'Wonen' (W). In dit wijzigingsplan is één bestemming 'Wonen' opgenomen in verband met een grondruil. Voor de bestemmingsregeling van deze bestemming wordt verwezen naar de bestemming 'Wonen' zoals opgenomen in de planregels van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Boomawatering'.
4.2.3 Verkeer
In het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Boomawatering' zijn de bestaande wegen bestemd als Verkeer (V). Voor de bestemmingsregeling van deze bestemming is zoveel mogelijk aangesloten bij de voorheen geldende bestemmingsbepalingen. Het openbaar vervoer maakt in het plangebied geen gebruik van eigen verkeersverbindingen (busbanen) zodat het openbaar vervoer gebruik maakt van de functie met bestemming Verkeer.
4.2.4 Waterstaat - Waterkering
Het betreft de waterkering die deels gelegen is in het plangebied. Voor de planregels wordt verwezen naar de planregels van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Boomawatering'.
4.2.5 Waarde - Archeologie
Omdat in het plangebied een kans aanwezig is op archeologische sporen in de grond heeft het plangebied in zijn geheel de dubbelbestemming Waarde - Archeologie met de aanduiding (swr-5) gekregen. Aan deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden verbonden.
Hoofdstuk 5 Handhaving
5.1 Handhavingsbeleid
Handhaven op maat
Op 17 november 2015 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhavingsbeleid, integrale handhaving Wabo taken' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht beschreven. De naleving van wet- en regelgeving is daarbij een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, burgers en bedrijven. De wet- en regelgeving zijn bedoeld om kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid binnen de leefomgeving te beschermen en bevorderen en dat is in ieders belang. Dit draagt bij aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor de burgers en ondernemers van de Gemeente Westland. De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, zodat handhavend optreden hiertegen eenduidig mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid er van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingstraject ingezet.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de realisering van de aanpassing ontsluiting van de Middenweg op de Casembrootlaan in Poeldijk is een exploitatieplan niet nodig, omdat op andere wijze reeds in kostenverhaal is voorzien. Voor het bestemmingsplan is geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening opgesteld, omdat er geen sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied waarvoor een grondexploitatie moet worden opgesteld. Binnen het plangebied bevinden zich namelijk geen projecten als genoemd in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening of waarvan de economische uitvoerbaarheid inzichtelijk gemaakt moet worden.
In het krediet dat beschikbaar is gesteld voor de Boomawatering is een bedrag gereserveerd voor de aanpassing van de ontsluiting Middenweg Casembrootlaan. De uitvoering van het bestemmingsplan is hiermee voldoende verzekerd.
Een deel van de gronden waarop de aanpassing van de aansluiting Middenweg Casembrootlaan is beoogd is beoogd, is niet in eigendom van de gemeente Westland. Over deze gronden is overeenstemming bereikt met de betreffende eigenaren.
Voor dit plan wordt er geen anterieure overeenkomst/koopovereenkomst/leges gesloten, maar de kosten worden via de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening Westland 2017.