Hoogeland
Bestemmingsplan - gemeente Westland
Vastgesteld op 23-06-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze planregels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Hoogeland te Naaldwijk van de gemeente Westland;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1783.obp0002-0002 met bijbehorende regels;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aan-/uitbouwen:
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.5 aan-huis-gebonden beroep:
het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, die door hun beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
1.6 achtererf:
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het hoofdgebouw is gelegen;
1.7 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.8 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.9 bebouwing:
één of meerdere gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;
1.11 bestaand:
- bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- bij maaiveld: maaiveld zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.12 bestemmingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn die de grens vormt van een bestemming;
1.13 bestemmingsvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak, omsloten door bestemmingsgrenzen;
1.14 bijgebouw:
een vrijstaand afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden gebouw;
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.16 bouwgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn die de grens vormt van een bouwvlak;
1.17 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen;
1.18 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.19 bouwvlak:
een aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten, omsloten door bouwgrenzen;
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.21 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.22 detailhandel:
het direct bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden aan de consument, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.23 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.24 erker:
een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van het gebouw uitsteekt;
1.25 gebedshuis:
een gebouw waarin religieuze bijeenkomsten een centrale plaats innemen met bijbehorende ruimten als ontmoetingsruimten, vergaderruimten en leslokalen;
1.26 gebouw:
een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 gestapelde woning:
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat;
1.28 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.29 horecabedrijf:
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van logies en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie;
1.30 kantoor:
een gebouw of een gedeelte daarvan dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;
1.31 maatschappelijke voorzieningen:
doeleinden van onderwijs, opvoeding, religie, verenigingsleven, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, cultuur en daarmee gelijk te stellen sectoren;
1.32 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, en water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.33 peil:
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang bepaald op 0,60 m NAP;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.34 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval begrepen een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop of sekstheater, een sekswinkel, een seksautomatenhal en een seksclub of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;
1.35 straatmeubilair:
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-) voorzieningen, zoals: verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri's, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame;
kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 3 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen;
1.36 voorgevel:
de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel;
1.37 voorgevelrooilijn:
de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing;
1.38 woning:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;
1.39 zijerf:
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het hoofdgebouw is gelegen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
- a. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- b. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bouwkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- c. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- d. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- e. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- f. de bouwhoogte van een antenne-installatie: tussen de voet van de antennedrager en het hoogste punt van de antenne-installatie; indien de antennedrager aan de gevel van een gebouw wordt bevestigd wordt gemeten tussen het punt waarop de antenne met antennedrager het dakvlak kruist en het hoogste punt van de antenne-installatie;
- g. afstanden: afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 Percentages:
De op de kaart ingeschreven percentages geven aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in Hoofdstuk 2 van de regels anders is bepaald.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Dubbelbestemmingen
3.3 Bouwregels
3.4 Nadere eisen
Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Dubbelbestemmingen
4.3 Bouwregels
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Dubbelbestemmingen
5.3 Bouwregels
5.4 Gebruiksregels
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Kantoor
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Dubbelbestemmingen
6.3 Bouwregels
6.4 Gebruiksregels
Artikel 7 Maatschappelijk
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Dubbelbestemmingen
7.3 Bouwregels
7.4 Gebruiksregels
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Sport
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Dubbelbestemmingen
8.3 Bouwregels
8.4 Gebruiksregels
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Dubbelbestemmingen
9.3 Bouwregels
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.2 Dubbelbestemmingen
10.3 Bouwregels
10.4 Gebruiksregels
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 11 Wonen - I
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.2 Dubbelbestemmingen
11.3 Bouwregels
11.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van de situering van bouwwerken nabij aansluitingen van wegen, indien dit uit een oogpunt van de verkeersveiligheid noodzakelijk mocht blijken.
11.5 Gebruiksregels
11.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Wonen - Ii
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.2 Dubbelbestemmingen
12.3 Bouwregels
12.4 Nadere eisen
12.5 Gebruiksregels
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 13 Wonen - Iii
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.2 Dubbelbestemmingen
13.3 Bouwregels
13.4 Nadere eisen
13.5 Gebruiksregels
Artikel 14 Wonen - Iv
14.1 Bestemmingsomschrijving
14.2 Dubbelbestemmingen
14.3 Bouwregels
14.4 Nadere eisen
14.5 Gebruiksregels
Artikel 15 Leiding - Gas
15.1 Bestemmingsomschrijving
15.2 Dubbelbestemming
15.3 Bouwregels
15.4 Aanlegvergunning
Artikel 16 Leiding - Riool
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), primair bestemd voor:
- a. een rioolpersleiding met een bebouwingsvrije zone ter breedte van 5 meter ter weerszijden van de leiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken geen gebouwen zijnde met een maximum bouwhoogte van 2,50 m.
16.2 Dubbelbestemming
16.3 Bouwregels
16.4 Aanlegvergunning
Artikel 17 Leiding - Water
17.1 Bestemmingsomschrijving
17.2 Dubbelbestemming
17.3 Bouwregels
17.4 Aanlegvergunning
Artikel 18 Waarde - Archeologie
18.1 Bestemmingsomschrijving
18.2 Dubbelbestemming
18.3 Bouwregels
Alvorens in het als (potentieel) archeologisch waardevol gebied, zoals op de plankaart aangegeven, een bouwvergunning wordt verleend, dient de aanvrager van de bouwvergunning een rapport van archeologisch onderzoek over te leggen waaruit, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, blijkt dat het archeologisch belang in het gebied van het (bouw)plan niet wordt geschaad, dan wel op welke wijze dit belang kan worden gewaarborgd bij de uitvoering van het bouwplan.
Het overleggen van een rapport van archeologisch onderzoek is echter niet vereist:
- a. indien er naar het oordeel van burgemeester en wethouders op basis van archeologisch onderzoek in voldoende mate is aangetoond dat op de betrokken locatie geen waardevolle archeologische resten zullen worden geschaad;
- b. indien met de bouw geen bodemingreep gepaard gaat;
- c. Indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
18.4 Nadere eisen
18.5 Aanlegvergunning
Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie
19.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de bescherming, instandhouding en onderzoek van de cultuurhistorische waarden van het gebied als gevolg van het tracé van de oude spoorlijn.
19.2 Dubbelbestemming
19.3 Bouwregels
Artikel 20 Waterstaat - Waterkering
20.1 Bestemmingsomschrijving
20.2 Dubbelbestemming
20.3 Bouwregels
20.4 Ontheffingsregels
20.5 Gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
21.1
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 22 Algemene Bouwregels
22.1 Ondergrondse bouwwerken
De regels van dit plan zijn van overeenkomstige toepassing op ondergrondse bouwwerken.
22.2 Hoogteaanduidingen
De hoogte mag worden overschreden door antenne-installaties, mits deze voldoen aan het bepaalde onder 22.3 en door schoorstenen, liftkokers, luchtbehandelingkasten, trappenhuizen, dakkapellen, alarminstallaties en andere ondergeschikte bouwdelen.
22.3
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
- a. van erfscheidingen tussen voorgevelrooilijn en de openbare weg, 1,00 meter;
- b. van erfscheidingen elders, 2,00 meter;
- c. van antennes ten behoeve van de telecommunicatie niet zijnde schotelantennes, 5,00 meter;
- d. van overkappingen, 3,00 meter;
- e. van straatmeubilair, 3,00 meter;
- f. van schotelantennes, 3,00 meter;
- g. van fietsenberging in de voortuin bij woningen grenzend aan het water binnen de bestemming wonen-I, 1,50 meter;
- h. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 2,00 meter.
22.4 Overschrijding bouwgrenzen
Aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;
- b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 0,50 meter bedraagt;
- d. erkers, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,00 meter bedraagt, maximaal 60% van de voorgevel, tot de eerste bouwlaag en 1,00 meter uit de erfscheiding/grens;
- e. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 meter bedraagt;
- f. balkons indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,00 meter bedraagt;
- g. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen; hijsinrichtingen, indien en voor zover de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.
22.5 Veiligheidzone - leiding
Binnen de op de kaart aangegeven gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding' mogen geen milieugevoelige nieuwe (beperkt of bijzonder) kwetsbare functies (woningen en/of andere bebouwing) welke voorzien in een regelmatig verblijf van personen worden gerealiseerd.
22.6
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde onder 22.5, voor de bouw van nieuwe beperkt of bijzonder kwetsbare objecten binnen de op de kaart gegeven gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding' indien op grond van technische, planologische, bedrijfseconomische en/of bedrijfsdoelmatige redenen vestiging van kwetsbare objecten binnen de onder 22.5 bedoelde zone gewenst of noodzakelijk is.
Alvorens ontheffing te verlenen met betrekking tot de veiligheidsaspecten dient door burgemeester en wethouders op basis van een berekening van het groepsrisico, advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder en de regionale brandweer.
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
23.1 Strijdig gebruik
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.
23.2
Onverminderd het bepaalde onder 23.1 geldt in ieder geval als strijdig met de bestemming/is het in ieder geval verboden:
- a. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- b. het gebruik van niet-bebouwde grond en/of water als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als opslag, stort- of bergplaats al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- d. het gebruik van bouwwerken als/de bouwwerken te gebruiken voor seksinrichting;
- e. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.
23.3
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- a. het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland;
- b. het gebruik van niet-bebouwde gronden voor standplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Westland.
23.4 Ontheffingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde onder 23.1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
Artikel 24 Algemene Ontheffingsregels
24.1
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
- a. de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10 % van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de planregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de planregels en toestaan dat nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gasreduceerstations en gemaalgebouwtjes, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje ten hoogste 60 m3 zal bedragen;
- e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het wegverkeer tot maximaal 20 m;
- f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt verhoogd, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
- 2. de hoogte ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
- g. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van bijgebouwen en toestaan dat de maximale (bouw)hoogte van de bijgebouwen 5 meter bedraagt ten behoeve van kappen.
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
25.1
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en/of andere grenslijnen en aanduidingen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de plankaart ten opzichte van de feitelijke situatie of anderszins een meetverschil of indien de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
- c. een andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen, dan wel bouwvlakken, bouwzones, bouwgrenzen en/of andere op de plankaart aangeduide zones, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat de verschuivingen in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bebouwingsvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
- d. het veranderen van een op de plankaart aangeduid bebouwingspercentage waarbij, ten opzichte van het op de plankaart vermelde getal, een wijziging van maximaal 10% mag worden aangebracht.
25.2
De in lid 25.1 genoemde wijzigingen zijn slechts toegestaan indien:
- a. hiervoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in het bestemmingsplan beschreven en te beschermen stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke, c.q. de milieukwaliteiten van het gebied en de omgeving;
- c. geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
Artikel 26 Algemene Procedureregels
26.1
Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, gelden de volgende procedureregels:
- a. burgemeester en wethouders maken het voornemen om ontheffing te verlenen en de terinzagelegging van de aanvraag tevoren in een of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
- b. het ontheffingsverzoek ligt gedurende een termijn van twee weken in het gemeentekantoor voor belanghebbenden ter inzage;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van een ieder om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk een zienswijze tegen het voornemen ontheffing te verlenen in te dienen;
- d. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit nader met redenen omkleed ten aanzien van de ingediende zienswijzen;
- e. burgemeester en wethouders stellen de indieners van een zienswijze in kennis van hun besluit.
26.2
Bij de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen zoals dit onderdeel uitmaakt van dit plan, gelden de volgende procedureregels:
- a. burgemeester en wethouders maken het voornemen om nadere eisen te stellen tevoren in een of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
- b. het voornemen om nadere eisen te stellen ligt gedurende een termijn van twee weken in het gemeentekantoor voor belanghebbenden ter inzage;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk een zienswijze in te dienen tegen het voornemen om nadere eisen te stellen;
- d. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit nader met redenen omkleed ten aanzien van de ingediende zienswijzen;
- e. burgemeester en wethouders stellen de indieners van een zienswijze in kennis van hun besluit.
26.3
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, gelden de procedureregels zoals bepaald in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent de uitwerking of wijziging besluiten.
26.4
Bij het verlenen van een aanlegvergunning, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, gelden de procedureregels zoals bepaald in artikel 3.16 van de Wet ruimtelijke ordening.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
27.1 Overgangsrecht bouwwerken
27.2 Overgangsrecht gebruik
27.3 Hardheidsclausule
Artikel 28 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:
"Regels Bestemmingsplan Hoogeland" te Naaldwijk.