Fietsbrug Vlietpolderplein
Bestemmingsplan - Gemeente Westland
Vastgesteld op 04-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Fietsverbinding Vlietpolderplein te Naaldwijk' van de gemeente Westland.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.pbp00000036-vast met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.7 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.8 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.9 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.10 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.11 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.12 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.13 boveninsteek
de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.
1.14 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.15 nutsvoorziening
een voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.16 ondergronds bouwwerk
Een voor mensen toegankelijke ruimte op maaiveldniveau, met uitzondering van kruipruimten
1.17 peil
- voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.
1.18 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts) voorzieningen, zoals:
verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri’s, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen
1.19 voorgevel
de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel en/of waar deze op de planverbeelding met een figuur is aangegeven.
1.20 voorgevelrooilijn
de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing en/of waar deze op de planverbeelding met een figuur is aangegeven.
1.21 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de bouwhoogte van een antenne-installatie
a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de lengte van een aanlegsteiger
de afstand tussen de boveninsteek van het water en het deel van de aanlegsteiger dat daar het verst vanaf gelegen is.
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- fiets-, voet- en toegangspaden;
- bruggen en duikers;
- (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:
Artikel 4 Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Natuur" (N) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de aanwezige (daaraan eigen) natuurlijke en landschappelijke waarden;
- de verbetering van het milieu voor de natuurlijke levensgemeenschappen;
- de opbouw van het landschap;
- beperkt recreatief medegebruik, waaronder dient te worden verstaan wandelen, fietsen en paardrijden; onverharde wegen ten behoeve van het landbouwverkeer;
- voet- en fietspaden;
- (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- voorzieningen van algemeen nut;
- een uitkijktoren.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- staanplaats of ligplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met, in de tot "Natuur" bestemde gronden, uit te voeren werken of werkzaamheden;
- staanplaats voor wagens;
- agrarische doeleinden, met uitzondering van agrarische doeleinden in het kader van natuurbeheer;
- sport-, wedstrijd- of speelterrein, kampeer- of caravanterreinen, dagcampings, parkeerterreinen, lig- of speelweiden, zwemgelegenheden en buitenmaneges;
- het beproeven van voertuigen, zoals de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen en het racen of crossen met motorrijtuigen en (brom)fietsen;
- militaire oefeningen;
- het winnen van bosstrooisel of mos;
- het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, ten behoeve van doeleinden als omschreven in 4.1 lid a. tot en met j.;
- opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 voor:
- het kamperen door groepen met als doelstelling het onderhoud en beheer van het natuurgebied, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige natuurlijke waarden;
- het houden van militaire oefeningen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige natuurlijke waarden.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Verkeer” (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen en paden;
- voet- en rijwielpaden;
- parkeervoorzieningen;
- kruisingen en bruggen ter overbrugging van water;
- (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
- straatmeubilair;
- voorzieningen van algemeen nut; kunstwerken;
- bouwwerken, geen gebouw zijnde die voor de wegenstructuur en de geleiding van het wegverkeer nodig zijn, zoals bruggen, dammen, verkeersborden en duikers.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
- bouwwerken, geen gebouw zijnde.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Water" (WA) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- (hoofd-)watergangen, waterpartijen en (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen;
- het behoud en herstel van natuurwaarden; groenvoorzieningen;
- infiltratievoorzieningen;
- kruisingen en bruggen ten behoeve van wegen en paden;
- keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, aanlegsteigers en vlonders;
- natuurvriendelijk ingerichte oevers;
alsmede voor:
g. ter plaatse van de functieaanduiding "(wb)", een waterberging.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd.
Artikel 7 Leiding-gas
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Gas" (L-G) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een gasleiding en de bijbehorende belemmeringenstrook.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
met dien verstande dat:
b. indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming "Leiding - Gas";
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:
7.3 Afwijken van de bouwregels
Afwijken voor de onderliggende bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 en toestaan dat in en ten behoeve van de onderliggende bestemming(en) bouwwerken, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw-)regels, worden gebouwd, mits:
- de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad;
- geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
- vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Leiding-hoogspanningsverbinding
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Hoogspanningsverbinding" (L-HV) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor een hoogspanningsverbinding en bij de hoogspanningsverbinding behorende beschermingszone.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
- bouwwerken, geen gebouw zijnde;
met dien verstande dat:
- indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding";
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:
8.3 Afwijken van de bouwregels
Afwijken voor de onderliggende bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 en toestaan dat in en ten behoeve van de onderliggende bestemming(en) bouwwerken, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw-)regels, binnen de beschermingszone worden gebouwd, mits:
a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de verbinding;
b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie" (WR-A) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd, met dien verstande dat:
- indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de archeologische waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming "Waarde - Archeologie";
en gelden tevens de volgende bouwregels ten aanzien van:
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 hoogte-aanduidingen op de planverbeelding
a. De op de planverbeelding aangegeven hoogteaanduiding geeft de maximale bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde in meters aan.
b. Indien op de planverbeelding geen hoogteaanduiding is opgenomen geldt voor de maximaal toelaatbare goot- danwel bouwhoogte het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze planregels.
11.2 overschrijding van hoogte-aanduidingen op de planverbeelding
De op de planverbeelding aangegeven hoogteaanduidingen mogen worden overschreden door:
- antenne-installaties, mits de hoogte daarvan voldoet aan de algemene hoogtematen als gegeven onder 11.3 van dit artikel;
- schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen, dakkapellen, alarminstallaties en andere ondergeschikte bouwdelen;
tenzij bij de bestemmingsregels anders is bepaald.
11.3 algemene hoogtematen
Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende maten, tenzij bij de bestemmingsregels anders is bepaald:
maximale goothoogte | maximale bouwhoogte | maximale oppervlakte | maximale inhoud | specifieke regeling | |
bouwwerken, geen gebouw zijnde | |||||
erfscheidingen; - tussen voorgevelrooilijn en openbareweg - erfscheidingen elders | 1 m 2 m | ||||
overkappingen | 3 m | ||||
lichtmasten | 18 m | ||||
straatmeubilair | 3 m | ||||
kunstwerken | 10 m | ||||
antennes ten behoeve van telecommunicatie niet zijnde schotelantennes | 3 m | ||||
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | 5 m |
11.4 overschrijding bouwgrenzen
De op de plankaart aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:
- tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;
- bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 1,50 m bedraagt;
- gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
- rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt;
- putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen; hijsinrichtingen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 1,50 m bedraagt
11.5 ondergrondse bouwwerken
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
12.1 Verbod op gebruik van gronden
12.2 Verbod op gebruik van bouwwerken
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 Afwijkingsbevoegdheid voor afmetingen en maten
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor afwijkingen van voorgeschreven afmetingen en maten, waaronder percentages, met maximaal 10 %.
13.2 Afwijkingsbevoegdheid voor kleine bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan voor:
- het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van het hoogste 3 meter ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m3, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
- geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsvlakken indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen maximaal 2 meter mogen bedragen;
- afwijkingen van het bestemmingsplan ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
- overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijdingen niet meer mogen bedragen dan 3 meter;
- het afwijken van deze planregels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken, riool overstort kelders, boven- en ondergrondse containerruimten, en informatie- en reclameborden.
Van de regels mag slechts worden afgeweken, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in dit bestemmingsplan, van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 14 Algemene Procedureregels
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 overgangsrecht bouwwerken
15.2 overgangsrecht gebruik
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam bestemmingsplan 'Fietsverbinding Vlietpolderplein te Naaldwijk'.
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In het kader van het 3-in-1 project vindt onder andere de aanleg van de Verlengde Veilingroute en de Zuidelijke Randweg Naaldwijk plaats. Als onderdeel van het genoemde project is ter plaatse van de kruising met de bestaande N213 (Burgemeester Elsenweg) een (turbo)verkeersplein (Vlietpolderplein) aangelegd. Door de aanleg van de Verlengde Veilingroute en het verkeersplein wordt aan de oostzijde van de Burgemeester Elsenweg het fietspad onderbroken.
Ten behoeve van het voorgaande alsmede het ter plaatse van de Monnikenlaan en de Hoge Noordweg creëren van een veilige en comfortabele oversteek over de Burgemeester Elsenweg is door de provincie Zuid-Holland een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor de aanleg en bouw van een fietsverbinding over het Vlietpolderplein ter plaatse van de Verlengde Veilingroute en Zuidelijke Randweg Naaldwijk en de bestaande N213 (Burgemeester Elsenweg).
De ongelijkvloerse fietsverbinding bestaat uit een fietsviaduct met drie aansluitingen dwars over het verkeersplein. Hiervoor wordt een tuibrug bestaande uit drie gelijkmatig verdeelde fietspaden met een hoogte oplopend tot ca. 8 meter opgericht. De fietspaden worden in het midden van het verkeersplein op elkaar aangesloten en worden gedragen door één pyloon met een hoogte van ca. 40 meter. Ten behoeve van de benodigde hellingbanen naar de tuibrug worden aan de zuid-, west- en noordzijde van het Vlietpolderplein drie terpen aangelegd.
1.2 Ligging Plangebied
Het projectgebied ligt ten zuidoosten van de kern Naaldwijk en doorkruist bovengronds de N213 ter hoogte van de nieuw aan te leggen wegen Verlengde Veilingroute-Zuidelijke Randweg Naaldwijk. De projectlocatie is gelegen boven en rondom het hiervoor beschreven verkeersplein en is kadastraal bekend gemeente Naaldwijk, sectie C nummers (gedeeltelijk) 2111, 2110, 2490, 2045, 2691, 2421, 2422, 1421, 2105, 2552, 2034, 2391 en 2553.

Ligging van het plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Binnen het plangebied was, voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan, het planregime van het bestemmingsplan ‘Glastuinbouwgebied Westland’ van kracht. Hierin hebben de binnen het plangebied gelegen gronden ingevolge artikel 3 de bestemming ‘Agrarisch-glastuinbouw (A-GT)’, ingevolge artikel 6 de bestemming ‘Cultuur en ontspanning (CO), ingevolge artikel 13 de bestemming ‘Natuur (N)’, ingevolge artikel 18 de bestemming ‘Verkeer (V)’, ingevolge artikel 25 de nadere aanduiding ‘Leiding-Hoogspanningsverbinding (L-HV)’ en ingevolge artikel 27 de nadere aanduiding ‘Waarde-Archeologie (WR-A) met functieaanduiding specifieke vorm van waarde (SWR-2)’.
Ingevolge artikel 3.1. van voornoemd bestemmingsplan zijn voor agrarisch-glastuinbouw aangewezen gronden bestemd voor een (volwaardig en doelmatig) glastuinbouwbedrijf.Het gebruik en bebouwen van de gronden ten behoeve van een fietsverbinding past niet binnen de genoemde bestemming. Ingevolge artikel 6.1. van voornoemd bestemmingsplan zijn voor cultuur en ontspanning aangewezen gronden bestemd voor cultuur en ontspanning.
Het gebruik en bebouwen van de gronden ten behoeve van een fietsverbinding past niet binnen de genoemde bestemming. Ingevolge artikel 13.1. van voornoemd bestemmingsplan zijn voor natuur aangewezen gronden bestemd voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de aanwezige (daaraan eigen) natuurlijke en landschappelijke waarden.
Het gebruik en bebouwen van de gronden ten behoeve van een fietsverbinding past niet binnen de genoemde bestemming.
Ingevolge artikel 18.1. van voornoemd bestemmingsplan zijn voor verkeer aangewezen gronden bestemd voor voet- en rijwielpaden en bij deze bestemming behorende voorzieningen waaronder kunstwerken en bouwwerken (samenvatting).Het gebruiken en bebouwen van de gronden ten behoeve van een fietsverbinding past binnen de genoemde bestemming. Ingevolge artikel 18.2.1.sub. a. van voornoemd bestemmingsplan mag de bouwhoogte van kunstwerken ten hoogste 10 meter bedragen.
Ten behoeve van de fietsverbinding wordt een pyloon met een hoogte van ca. 40 meter opgericht. Het voorgaande is in strijd met voormeld artikellid.
Ingevolge artikel 18.2.1sub. c. van voornoemd bestemmingsplan bedraagt de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 5 meter.
Ten behoeve van de fietsverbinding worden terpen gestort met een hoogte van ca. 7 meter. Het voorgaande is in strijd met voormeld artikellid.
Ingevolge artikel 25.1 van voornoemd bestemmingsplan zijn voor leiding-hoogspanningsverbinding aangewezen gronden behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een hoogspanningsverbinding en bij de hoogspanningsverbinding behorende beschermingszone. Ingevolge artikel 25.2 mogen op deze gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming bouwwerken worden gebouwd.
De bouw van de fietsverbinding vindt niet plaats ten behoeve van onderliggende agrarische bestemming.
Ingevolge artikel 28.1 van voornoemd bestemmingsplan zijn voor waarde-archeologie aangewezen gronden behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden. Ingevolge artikel 28.2.1 mogen op deze gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming bouwwerken binnen de beschermingszone worden gebouwd.
De bouw van de fietsverbinding vindt niet plaats ten behoeve van onderliggende agrarische bestemming.

1.4 Leeswijzer
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, planregels en een planverbeelding. Allereerst wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied met aandacht voor ruimtelijke kwaliteiten, aanwezige knelpunten en te verwachte ontwikkelingen. Dit tezamen leidt tot een beschrijving van de gemeentelijke visie op de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst. Op het niveau van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente wordt het relevante beleid voor het plangebied en de beoogde ontwikkelingen aangegeven. Hoofdstuk 4 bevat de uitkomsten van de noodzakelijke (milieu)technische onderzoeken met de conclusies. In hoofdstuk 5 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 en hoofdstuk 7 ingegaan op het handhavingsbeleid, de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
2 Planbeschrijving
2.1 Ruimtelijk-functionele Structuur
In het kader van een betere bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid, de verwachte toename van het verkeer in de toekomst en als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (Wegenproject Westland) worden door de provincie Zuid-Holland binnen de gemeente Westland een aantal nieuwe infrastructurele werken uitgevoerd.
Ten behoeve van één van de infrastructurele werken is het ‘3-in-1-project’ in het leven geroepen. Het oorspronkelijke 3-in-1-project bestaat uit de aanleg van de Tweede Ontsluitingsweg Hoek van Holland, Reconstructie knooppunt Westerlee-Maasdijk en het project Verlengde Veilingroute – Zuidelijke Randweg Naaldwijk. Als onderdeel van het Wegenproject Westland (WPW) vindt ter plaatse van het Vlietpolderplein optimalisatie van bestaande- en aanleg van nieuwe fietsverbindingen plaats.
Hiertoe zal over het Vlietpolderplein een fietsverbinding in de vorm van een fietsviaduct aangelegd en gebouwd worden. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet hierin. Met de bovengrondse fietsverbinding wordt de oversteek voor het plaatselijke en regionale fietsverkeer verbeterd. Tevens maakt de nieuwe oversteek het mogelijk dat meer fietsers gebruik kunnen maken van de lange afstandsfietsroute langs de A20 – N20 – N213 (Rotterdam – Den Haag).

Gelet op het voorgaande is het dan ook wenselijk om deze fietsverbinding mogelijk te maken.
2.2 Gebiedsvisie
Het plangebied is gelegen op een belangrijk kruispunt van hoofdinfrastructuur. De Verlengde Veilingroute en Zuidelijke Randweg Naaldwijk sluiten hier aan op de centrale as N213, een van de belangrijkste ruimtelijke dragers van het Westland. In oost-westelijke richting is de planlocatie tevens precies gelegen op de in de Greenportvisie aangegeven groene verbinding van de Zwethzone. In de Greenportvisie zijn de ter plaatse van de planlocatie aan de westzijde van de N213 gelegen gronden aangewezen als mogelijke transformatielocatie.
Gelet op het voorgaande ligt het fietsviaduct binnen Westland op een ruimtelijk belangrijke locatie. Als toevoeging aan het (turbo)verkeersplein en de bestaande fietsbrug vormt het uit een tuibrug met één pyloon en drie gelijkmatig verdeelde fietspaden bestaande fietsviaduct over het verkeersplein een zekere poortfunctie waarmee de uitstraling van het belang en de betekenis van de planlocatie versterkt wordt.

Schets landschappelijke inrichting
2.3 Verkeer
In de ontwikkelvisie Greenport Westland zijn de beleidslijnen voor de lange termijn aangegeven voor de gehele gemeente. Met de relevante onderdelen van deze visie is het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) als sectorale nota vastgesteld. Met dit beleidsdeel, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006 wordt aangegeven welke richtingen de gemeente Westland de komende jaren opgaat en wordt het beleid van de ‘oude’ gemeenten geharmoniseerd. Het WVVP dient meerdere beleidsdoelen waaronder het uitwerken van de in de Greenport gestelde kaders en het schetsen van kaders voor de toekomst op het gebied van verkeer en vervoer.
De bouw en aanleg van het fietsviaduct over de N213 als onderdeel van het '3-in1 project' past binnen de in het WVVP ten aanzien van bereikbaarheid gestelde doelstellingen.
3 Beleidskader
De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door gemeentelijke, regionale, provinciale en landelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in dit hoofdstuk worden behandeld.
3.1 Gemeentelijk Beleid
Visie Greenport Westland
Door de gemeente Westland is de Greenportvisie ontwikkeld. De Visie Greenport Westland 2020 schetst op hoofdlijnen het ruimtelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen in de gemeente en daarbuiten in woord en beeld. De ruimtelijke component en hoe om te gaan met de glastuinbouwcluster (inclusief de niet ruimtelijke component) staan in de visie voorop. Naast een ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen biedt de visie ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden van woningbouw- en leefbaarheid, economische structuurversterking, bereikbaarheid, water en ecologische verbindingen in de gemeente en daarbuiten. Met de bouw en aanleg van een fietsviaduct over de N213 wordt de oversteek voor
het plaatselijke (en regionale) fietsverkeer verbeterd. Tevens stimuleert de nieuwe oversteek dat meer fietsers binnen de gemeente gebruik gaan maken van de lange afstandsfietsroute langs de A20 – N20 – N213 (Rotterdam – Den Haag) hetgeen past binnen het mobiliteitsmanagement van de gemeente Westland.
Evaluatie Greenport Visie Westland 2020 (2010)
Deze evaluatie van de Greenportvisie verwoordt het standpunt van de raad over de (tussen)resultaten van de Greenportvisie over met name de periode 1 januari 2004 tot 1 januari 2009 met besluiten per onderdeel over hoe nu verder. De evaluatie bepaalt de koers voor de gemeentelijke structuurvisie.
3.2 Regionaal Beleid
Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020
Op 16 april 2008 is door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen.
Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden gaat onder meer in op de voorgestane infrastructurele projecten in het Westland. De aanleg van de Verlengde Veilingroute, het Vlietpolderplein en Zuidelijke Randweg Naaldwijk in het kader van het 3-in-1 project zijn hierin als actie opgenomen. Als onderdeel van dit verkeersinfrastructurele maatregelenpakket vindt ter plaatse van het Vlietpolderplein optimalisatie van bestaande- en de aanleg van nieuwe fietsverbindingen plaats. De bouw en aanleg van het fietsviaduct maakt hier onderdeel van uit.
3.3 Provinciaal Beleid
Provinciale Staten hebben op 2 juli 2010 de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda vastgesteld. In de 'Visie op Zuid-Holland' beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De Structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie.
In de ‘Visie op Zuid-Holland’ staat hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. Met de structuurvisie werkt de provincie aan een vitaal Zuid-Holland, met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor is in Zuid-Holland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. De provincie onderscheidt vijf hoofdopgaven:
-aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
-duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
-divers en samenhangend stedelijk netwerk;
-vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
-stad en land verbonden.
De Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda gaat onder meer in op de voorgestane infrastructurele projecten in het Westland. De aanleg van de Verlengde Veilingroute, het Vlietpolderplein en de Zuidelijke Randweg Naaldwijk in het kader van het '3-in-1 project' zijn hierin als actie opgenomen. Als onderdeel van dit infrastructurele maatregelenpakket vindt ter plaatse van het Vlietpolderplein optimalisatie van bestaande- en de aanleg van nieuwe fietsverbindingen plaats. De bouw en aanleg van het fietsviaduct over de N213 maakt hier onderdeel van uit.

uitsnede functiekaart provinciale structuurvisie laatste wijziging met ligging plangebied
3.4 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport (zie figuur 2).

Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.
3.5 Conclusie
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de bouw en aanleg van een fietsviaduct over de N213 past in het overheidsbeleid.
4 Onderzoek
4.1 Luchtkwaliteit
4.1.1 Wettelijk kader
Wet luchtkwaliteit
De Wet luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden. Het doel van de Wet luchtkwaliteit is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging en is primair gericht op het voorkomen van effecten op de gezondheid van de mens. Daartoe zijn in het Besluit luchtkwaliteit normen (grenswaarden en plandrempels) voor zes luchtverontreinigende stoffen opgenomen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, lood, koolmonoxide, benzeen en fijn stof (PM10). Deze normen dienen door de bestuursorganen in Nederland (rijk, provincies en gemeenten) in acht te worden genomen. Dit geldt o.a. voor het uitoefenen van taken en bevoegdheden op basis van de Wet op de ruimtelijke ordening.
Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan;
- Er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- Een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- Een project “niet in betekende mate (NIMB)” bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
- Een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend.
4.1.2 Onderzoek
In de Regeling Niet in betekenende mate Bijdragen (NIBM) is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Het project valt binnen de lijst met categorieën zoals deze in de NIMB zijn vastgelegd. Onderzoek naar de effecten op de luchtkwaliteit is derhalve voor de planontwikkeling niet noodzakelijk.
4.1.3 Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er uit het oogpunt van de Wet luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
4.2 Externe Veiligheid
4.2.1 Wettelijk kader
Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico’s voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico’s van deze risicovolle activiteiten te reguleren.
4.2.2 Onderzoek
In het kader van het bestemmingsplan ‘Verlengde Veilingroute en Zuidelijke Randweg Naaldwijk’ heeft onderzoek naar de aspecten op het gebied van externe veiligheid plaatsgevonden (Externe veiligheid Verlengde Veilingroute-Zuidelijke Randweg Naaldwijk, Witteveen + Bos, projectcode 06933, datum 2 januari 2007). Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan geen inrichtingen aanwezig zijn die uit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn.
4.2.3 Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er uit het oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
4.3 Water
4.3.1 Wettelijk kader
Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2010-2015. Het beleid is formeel vastgelegd in de Keur en de Legger.
De verbreding van bestaande boezemwateren en de aanleg van nieuwe verbindingen bieden kansen om een groot aantal maatregelen, die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water te realiseren en het watersysteem robuuster te maken. Waar mogelijk worden natuurvriendelijke oevers aangelegd. Ook met het terugdringen van rioolvreemd water en het verminderen van riooloverstorten snijdt het mes aan meerdere kanten tegelijk: het riool en de afvalwaterzuiveringsinstallaties (awzi’s) kunnen met minder capaciteit uit de voeten, het minder verdunde vieze water is efficiënter te zuiveren, en er komt minder vies water rechtstreeks in het oppervlaktewater.
Handreiking watertoets voor gemeenten 2012
Delfland heeft op 20 maart 2012 de nieuwe 'Handreiking watertoets voor gemeenten' vastgesteld. De nieuwe handreiking biedt gemeenten, adviesbureaus en projectontwikkelaars handvatten voor de invulling van proces en inhoud van de watertoets voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. De handreiking is gebaseerd op bestaand beleid van Delfland en sluit aan op de Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Crisis- en herstelwet en de Waterwet.
In paragraaf 4.3.2. is beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding op grond van de in de handreiking opgenomen waterbelangen.
Gemeentelijk beleid
Het Westland 2009-2015, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin worden onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2030 en de daarbij horende doelstellingen tot 2015 beschreven. Centraal hierin staan de thema's 'Droge voeten, levend water en zichtbaar water'. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies. Het waterplan van de Gemeente Westland zal in de periode 2010 – 2015 uitgevoerd worden.
4.3.2 Onderzoek
Waterkwantiteit
In het kader van de tracéontwikkeling van de Verlengde Veilingroute en de Zuidelijke Randweg Naaldwijk is de waterhuishouding onderzocht en gerapporteerd (Watertoets Verlengde Veilingroute en de Zuidelijke Randweg Naaldwijk, Royal Haskoning, projectcode 9R5668.G04/N00001/EME/Rott1, datum 5 februari 2007). Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft per brief van 13 maart 2007 aangegeven in te stemmen met de uitkomsten van voornoemd onderzoek. Ten behoeve van de voorliggende ontwikkeling wordt 40m2 extra wateroppervlak gegraven waarmee voldaan wordt aan de wettelijke waterbergingseis van het Hoogheemraadschap.

Figuur waterberging (Groen: te handhaven watergang. Lila: Ontgraven watergang)
Waterkwaliteit
Aanbevolen wordt het afstromend hemelwater van wegverhardingen gescheiden af te voeren.
4.3.3 Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van water geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
4.4 Bodem
4.4.1 Wettelijk kader
Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, toe op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet dient rekening gehouden te worden bij het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
4.4.2 Onderzoek
In het kader van het op 23 juni 2010 vastgestelde bestemmingsplan 'Verlengde Veilingroute en Zuidelijke Randweg Naaldwijk' is een verkennend en aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en de waterbodem.
4.4.3 Conclusie
Met in achtneming van de in het bestemmingsplan 'Verlengde Veilingroute en Zuidelijke Randweg Naaldwijk' beschreven randvoorwaarden en uitgangspunten, levert de milieuhygiënische bodemkwaliteit (incl. waterbodem) geen belemmeringen op voor de uitvoering van het plan. Er zijn geen specifieke aspecten inzake de bodem die in de bestemmingsregeling moeten worden opgenomen.
4.5 Ecologie
4.5.1 Wettelijk kader
Flora-en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de
Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
4.5.2 Onderzoek
In het kader van het op 23 juni 2010 vastgestelde bestemmingsplan 'Verlengde Veilingroute en Zuidelijke Randweg Naaldwijk' is in het kader van de flora- en faunawet het gehele gebied gescand. De aanleg van de fietsverbinding heeft geen extra gevolgen voor voornoemd ecologisch onderzoek. Momenteel is als gevolg van de aanleg van de Verlengde Veilingroute en de Zuidelijke Randweg Naaldwijk de ecologie in het gehele gebied al sterk verstoord.
De zone vanaf de Wollebrand t/m het sportpark De Hoge Bomen is onderdeel van de ecologische verbindingen zoals opgenomen in de (in ontwerp zijnde) gemeentelijke structuurvisie en maakt tot aan het turboverkeersplein geen onderdeel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.
4.5.3 Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van ecologie geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
4.6 Cultuurhistorische Aspecten
4.6.1 Wettelijk kader
Als gevolg van het Verdrag van Valetta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de gewijzigde Monumentenwet 1988, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte en het Structuurschema Groene Ruimte 2.
De provincie Zuid-Holland hanteert het uitgangspunt dat op terreinen die voorkomen op de Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland en in gebieden die op de kaart archeologische waarden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS-kaart) ten minste een redelijke tot grote kans op archeologische sporen hebben, archeologisch vooronderzoek in het kader van de planvoorbereiding dient plaats te vinden. Voor zover er onzekerheid bestaat over de precieze aanwezigheid van archeologische waarden, dient in het bestemmingsplan voor het bouwrijp maken een omgevingsvergunningplicht te worden gehanteerd. Het verlenen van een omgevingsvergunning wordt daarbij afhankelijk gesteld van de uitkomsten van nader archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.
4.6.2 Onderzoek
Het plangebied is gedeeltelijk gelegen op de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie’. Het viaduct krijgt in het midden een pyloon en ten behoeve van de aanrijroute's worden er drie terpen aangelegd. Gelet op het gegeven dat er nauwelijks ontgravingen plaats vinden en er voldoende archeologisch vervolg onderzoek binnen het plangebied heeft plaatsgevonden is nader archeologisch onderzoek niet nodig.
4.6.3 Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er vanuit het oogpunt van archeologie geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Planvorm
5.1.1 Wettelijk voorgeschreven standaardisering
De planregels en de planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) zoals gepubliceerd door het ministerie van VROM (SVBP 2012) en als wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
Daarnaast zijn in de planregels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In een apart artikel zijn de bijzondere gebruiksverboden opgenomen voor alle bestemmingen, welke verboden aansluiten op het wettelijk verbod zoals neergelegd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening.
5.1.2 Aanvulling en geoorloofde afwijking van de SVBP 2012
De planregels en planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In de hierna volgende paragrafen is de aan het bestemmingsplan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de SVBP 2012.
5.1.3 Systematiek van de planregels
Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
- inleidende regels;
- bestemmingsregels;
- algemene regels;
- overgangs- en slotregel.
Inleidende regels
Begrippen (Artikel 1)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Bestemmingsregels
De bestemmingsregels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
- doeleindenomschrijving (gebruiksregels);
- bouwregels;
- nadere eisen;
- afwijkingsregels.
Gebruiksregels
De doeleindenbeschrijving van de bestemming of de dubbelbestemming, waarvan opname in de planregels is geboden in artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, is in de planregels voor elke bestemming in eerste instantie vervat in het onderdeel "Bestemmingsomschrijving". Van het onderdeel "Specifieke gebruiksregels" wordt in de planregels vooral gebruik gemaakt om regels te geven voor de onder de bestemming of dubbelbestemming vallende functieaanduidingen en bouwaanduidingen en andere aanduidingen.
Afwijkingsregels
In het onderdeel "Afwijken van de gebruiksregels" wordt alleen die afwijkingsbevoegdheid opgenomen die uitsluitend ziet op het gebruik. Zodra sprake is van het afwijken van de bouwregels - ook al vormt dat bouwen een (klein) onderdeel van het gebruik in ruime zin - wordt de bevoegdheid daartoe geplaatst in het onderdeel "Afwijken van de bouwregels".
Aanleggen of slopen De aanlegregels of sloopregels zijn uitvoerig met het oog op een zorgvuldige verlening van de omgevingsvergunning daartoe, voor zover regels daarvoor niet reeds zijn voorzien in de Wet ruimtelijke ordening of het Besluit ruimtelijke ordening. De aanlegregels of sloopregels kennen de volgende onderverdeling:
- het aanlegverbod of sloopverbod zelf;
- de voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning mag worden verleend en het inwinnen van deskundigenadvies;
- de specifieke aanlegverboden of sloopverboden met de daarop gegeven uitzonderingen.
Algemene gebruiksregels
In het artikel "Algemene gebruiksregels" zijn naast een verwijzing naar het algemene gebruiksverbod van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, specifieke gebruiksverboden ter invulling van het algemene gebruiksverbod opgenomen. Daarin is onderscheid gemaakt tussen het verbod op het gebruik van gronden en het verbod op het gebruik van bouwwerken.
Overgangs- en slotregels In het artikel "Slotregel" zijn de volgende onderdelen opgenomen:
- het onderdeel "Vervangen bestemmingsplannen" waarin een overzicht van de bestemmingsplannen en andere planregimes is opgenomen die met dit bestemmingsplan zijn vervangen;
- en het onderdeel "Citeertitel".
5.1.4 Systematiek van de planverbeelding
Wettelijke vereisten
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
De planverbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. De digitale planverbeelding en de andere onderdelen van de dataset hebben het volgende planidentificatie-nummer gekregen:
- pbp00000036
De dataset bestaat uit:
- het GML-bestand van de planverbeelding;
- het XML-geleideformulier;
- de onderliggende bestanden zoals ondergrond en overige topografische informatie;
- de PDF- en HTML-bestanden voor respectievelijk de verbeelding van plantoelichting en planregels.
Leeswijzer verbeelding
Wegwijzer via internet
Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Indien meer informatie is gewenst, kan worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.
Analoge verbeelding
Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.
Bestemmingsvlak en bouwvlak
Vrijwel elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).
Aanduidingen
Op de digitale plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden van functieaanduidingen zijn 'bedrijfswoning', 'detailhandel' en 'kantoor'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Voorbeelden van bouwaanduidingen zijn 'gestapeld' en 'onderdoorgang'.
Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.
5.2 Bestemmingsregeling
Naar aanleiding van een verzoek van de Provincie Zuid-Holland tot het vaststellen van een bestemmingsplan voor de aanleg en bouw van een fietsverbinding over het Vlietpolderplein ter plaatse van de Verlengde Veilingroute en Zuidelijke Randweg Naaldwijk en de bestaande N213 is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld. De in het bestemmingsplan opgenomen functies zijn als volgt bestemd:
- Groen: Een deel van de bestemming Agrarisch-glastuinbouw wordt bestemd als "Groen".
- Verkeer: Een deel van de bestemmingen Cultuur en ontspanning en Bedrijven worden bestemd als "Verkeer". Binnen een groot gedeelte van de verkeersbestemming zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van ten hoogste 9 meter mogelijk. Ten behoeve van een draagconstructie voor de bovengrondse fietsverbinding is het toegestaan om binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak een bouwwerk met een bouwhoogte van ten hoogste 40 meter op te richten;
- Natuur: Een deel van het bestemmingsplan heeft overeenkomstig het ondergelegen bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland' de bestemming "Natuur";
- Waarde - Archeologie: De voor waarde-archeologie aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden. Binnen de beschermingszone mogen op deze gronden ten behoeve van de onderliggende bestemming bouwwerken worden gebouwd. De dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" is daarom wederom opgenomen in het plangebied.
6 Handhaving
6.1 Handhavingsbeleid
Handhaven op maat 2011-2014
Op 1 februari 2011 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhaven op maat' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht voor de komende vier jaren beschreven. De gemeente Westland wil een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid in het Westland te vergroten en te waarborgen. Handhaving is hierbij één van de middelen die hiervoor wordt ingezet. Handhaving is dus geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringsketen (ontwikkeling wet - en regelgeving – normstelling – vergunningverlening – uitvoering – toezicht -handhaving). De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming.
Het handhavingsbeleid richt zich voor zowel het milieu- als het bouwtoezicht op een viertal thema's, waarvan in het kader van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied Westland' het thema ruimte voor de glastuinbouw de belangrijkste is. Eén van de ambities van de gemeente Westland, zoals vastgelegd in de Visie Greenport Westland 2020, is het behoud en versterking van het Westlandse glastuinbouwcluster. Voor een optimale ontwikkeling van de glastuinbouw is het belangrijk dat gronden die thans voor de glastuinbouw bestemd zijn ook daadwerkelijk voor glastuinbouw gebruikt worden. De komende periode blijft de focus liggen op de uitvoering van het project 'Ruimte voor de glastuinbouw' (voorheen "aanpak strijdigheden buitengebied" ). Met voornoemd project wordt tevens een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit binnen Westland verkregen.
Met betrekking tot handhaving is in het coalitieakkoord 2010- 2014 als speerpunt opgenomen dat na afronding van de pilotfase het project voortgezet wordt. Het vrijmaken van gronden om glastuinbouwreconstructie mogelijk te maken en het weren van niet- glastuinbouw gerelateerde functies leveren uiteindelijk een modern en concurrerend glastuinbouwcluster op. Om deze doelen te bereiken wordt als onderdeel van dit project toezicht en handhaving ingezet. Hiermee beoogd Westland het grootste glastuinbouwgebied van Nederland en de wereldkaart te blijven.
6.2 Strijdige Functies
Binnen het plangebied zijn geen strijdige functies geconstateerd.
7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied zijn de exploitatiekosten beoordeeld en is een exploitatieplan niet nodig omdat op andere wijze reeds in kostenverhaal is voorzien. De kosten voor de bouw- en aanleg van de bovengrondse fietsverbinding worden gedragen door de provincie Zuid-Holland en het stadsgewest Haaglanden. Daarnaast wordt subsidie verleend vanuit het initiatief Beter Benutten, waarvoor de
financiële middelen bijeengebracht zijn door het Rijk, de gemeente Westland en voornoemde partijen.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.2.1 Overleg
Als onderdeel van de bestemmingsplanprocedure heeft in de periode van 17 juni 2013 t/m 15 juli 2013 over het voorontwerp van dit bestemmingsplan bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 5.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij zijn in het kader van het voorliggende bestemmingsplan de volgende instanties ingelicht:
1. Provincie Zuid-Holland;
2. Hoogheemraadschap Delfland;
3. Stadsgewest Haaglanden;
4. Tennet.
Binnen de gestelde termijn zijn de navolgende reacties ingediend. De overlegreacties zijn als bijlage aan deze onderbouwing toegevoegd. Hieronder volgt een samenvattend overzicht van de reacties/vragen alsmede de beantwoording daarvan door het college van burgemeester en wethouders.
1. Provincie Zuid Holland
Na het doorlopen van het e-formulier 'Aanbieden ruimtelijke plannen Wro en ontheffingsverzoeken provinciale verordening ruimte' is naar voren gekomen dat het plan niet strijdig is met provinciale belangen en het plan niet opgestuurd hoeft te worden aan de provincie Zuid-Holland. De reactie van de provincie Zuid-Holland is opgenomen in de bijlagen (hoofdstuk 8).
2. Hoogheemraadschap Delfland
De reactie van het Hoogheemraadschap van Delfland is opgenomen in de bijlagen (hoofdstuk 8). De opmerkingen zijn waar mogelijk verwerkt in het bestemmingsplan.
3. Stadsgewest Haaglanden
Vanuit het Stadsgewest Haaglanden is aangegeven dat het plan is beoordeeld op basis van het Regionaal Structuurplan en het Verkeer en vervoerbeleid van de regio. Het plan past hierbinnen en vanuit het stadsgewest bestaan er geen verdere opmerkingen. De reactie van Stadsgewest Haaglanden is opgenomen in de bijlagen (hoofdstuk 8).
4. Tennet
Tennet heeft aangegeven dat door de gemeente nog geen rekening is gehouden met de hoogspanningsverbinding van Tennet. Ter bescherming van de belangen van Tennet verzoekt Tennet medewerking om de Verbeelding en de Regels aan te vullen. De reactie van Tennet is opgenomen in de bijlagen (hoofdstuk 8).
- Reactie burgemeester en wethouders
De planverbeelding en regels zullen op dit punt aangevuld worden.
De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in Bijlage PM van deze toelichting.
7.2.2 Zienswijzen
Van 20 september 2013 tot 1 november 2013 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Gedurende de periode van tervisielegging zijn geen zienswijzen ingediend.
8 Bijlagen
- Reacties uit het vooroverleg;
- Onderzoek Externe veiligheid Verlengde Veilingroute-Zuidelijke Randweg Naaldwijk, Witteveen + Bos, projectcode 06933, datum 2 januari 2007;
- Watertoets Verlengde Veilingroute en de Zuidelijke Randweg Naaldwijk, Royal Haskoning, projectcode 9R5668.G04/N00001/EME/Rott1, datum 5 februari 2007;