KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
2 Planbeschrijving
2.1 Ruimtelijk-functionele Structuur
2.2 Gebiedsvisie
2.3 Verkeer
3 Beleidskader
3.1 Gemeentelijk Beleid
3.2 Regionaal Beleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Rijksbeleid
3.5 Conclusie
4 Onderzoek
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
4.2 Externe Veiligheid
4.3 Water
4.4 Bodem
4.5 Ecologie
5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Planvorm
6 Handhaving
6.1 Handhavingsbeleid
6.2 Strijdige Functies
7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

1e partiele herziening

Bestemmingsplan - Gemeente Westland

Vastgesteld op 28-01-2014 - geheel onherroepelijk in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Zwethzone 1e partiële herziening' van de gemeente Westland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.pbp1783.00000039 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch of therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.7 achtererf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijgebouw

een (vrijstaand of aan een hoofdgebouw aangebouwd) gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt begrensd door vloeren of balklagen die op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggen.

1.16 bouwperceel

een aanééngesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 boveninsteek

de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.

1.21 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.24 erker

een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van het gebouw uitsteekt.

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.

1.27 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.28 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.29 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtsreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.30 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.31 oorspronkelijke achtergevel

de achtergevel van de woning zoals deze in het verleden is opgeleverd, zonder uitbreidingen die eventueel hebben plaatsgevonden.

1.32 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste
één zijde een gesloten wand.

1.33 peil

  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, waarbij plaatselijke, niet bij verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan buiten beschouwing blijven. Het bouwwerk wordt gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt maaiveld het hoogst is.

1.34 straatmeubilair

bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts) voorzieningen, zoals:
verkeersgeleiders, verkeersborden, informatieborden, zitbanken, bloembakken, telefooncellen, abri’s, kunstwerken, bushaltes, speeltoestellen, fietsenrekken en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorzieningen en brandkranen; afvalinzamelsystemen

1.35 voorgevel

de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel en/of waar deze op de planverbeelding met een figuur is aangegeven.

1.36 voorgevelrooilijn

de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde gevel(s) van de hoofdbebouwing en/of waar deze op de planverbeelding met een figuur is aangegeven.

1.37 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.

1.38 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceels-grenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de bouwhoogte van een antenne-installatie
a.
ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
b.
ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de lengte van een aanlegsteiger
de afstand tussen de boveninsteek van het water en het deel van de aanlegsteiger dat daar het verst vanaf gelegen is.
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. speelvoorzieningen voor kinderen;
  3. fietspaden en voetpaden.

3.2 Bouwregels

a. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de
volgende bepaling voor de maximale bouwhoogte van de bouwwerken:
bouwwerk goothoogte bouwhoogte
speelvoorzieningen - 3,00 m
straatverlichting - 7,00 m
b. Voor de overige maten gelden de maten als gegeven in Artikel 8 van deze
planregels.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen;
  2. de tuin bij het, op de aangrenzende gronden gelegen, woongebouw;
  3. bouwwerken die geen gebouwen zijn en die uitsluitend op het bestemmingsvlak mogen zijn geplaatst.

4.2 Bouwregels

a. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de bepaling dat de goothoogte en bouwhoogte van de bouwwerken maximaal bedragen:
Beschrijving: G:\ROV.STB\1.PROJECTBESTEMMINGSPLANNEN RO BEHEER\NL.IMRO.1783.pbp00000033\vast\regels\NL.IMRO.1783.pbp00000033-vast\Word\i_NL.IMRO.1783.pbp00000033-vast_afbeelding3.jpg
b. Voor de overige maten gelden de maten als gegeven in Artikel 8 van deze planregels.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen;
  2. een woongebouw dat uitsluitend op het bouwvlak mag zijn geplaatst;
  3. aan- en uitbouwen van het woongebouw;
  4. bijgebouwen en overkappingen bij het woongebouw die uitsluitend op het bouwvlak mogen zijn geplaatst;
  5. bouwwerken die geen gebouwen zijn en die uitsluitend op het bouwvlak mogen zijn geplaatst;
  6. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep in samenhang met het wonen.

5.2 Bouwregels

a. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de planverbeelding en de volgende bepalingen:
  • hoofdgebouwen mogen uitsluitend op de bouwvlakken, als aangegeven op de planverbeelding, worden geplaatst;
  • de minimale afstand van de gebouwen tot de perceelsgrens, indien deze niet in de erfscheiding worden gebouwd, bedraagt 3,00 meter;
  • het maximale bruto-oppervlak van een bijgebouw bedraagt 75 m2;
  • de maximale goothoogte of bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken bedraagt:
Beschrijving: G:\ROV.STB\1.PROJECTBESTEMMINGSPLANNEN RO BEHEER\NL.IMRO.1783.pbp00000033\vast\regels\NL.IMRO.1783.pbp00000033-vast\Word\i_NL.IMRO.1783.pbp00000033-vast_afbeelding4.jpg
b. Voor de overige maten gelden de maten als gegeven in Artikel 8 van deze planregels.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen het kader van de doeleindenomschrijving onder 5.1 van dit Artikel is op de bestemming aangegeven met letter W het gebruik van gedeelten van het woongebouw toegestaan voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep, mits:
  1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  2. het vloeroppervlak voor de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep niet groter is dan 25 % van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, tot een maximum van 50 m2;
  3. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
  4. geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
  5. het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;
  6. er geen vergunningplichtige activiteiten plaatsvinden als bedoeld in de Wet milieubeheer; en
  7. er geen horeca-activiteiten en geen detailhandel plaatsvinden.

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

6.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De voor Waterstaat met specificatie Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de inrichting en het onderhoud van waterstaatkundige werken, in het bijzonder een primaire waterkering.
  2. De gronden waarop de dubbelbestemming rust mogen worden gebruikt volgens de gebruiksregels van de onderliggende bestemming, mits:
  • het gebruik van de onderliggende bestemming niet in strijd is met de hierna te geven gebruiksregels van de dubbelbestemming; en
  • het gebruik van de onderliggende bestemming niet zodanig is dat daarmee de verwezenlijking van de dubbelbestemming of het gebruik van die dubbelbestemming in de toekomst onmogelijk wordt gemaakt, wordt bemoeilijkt of wordt beperkt.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 bouwvlakken op de planverbeelding

De op de planverbeelding aangegeven bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd met gebouwen en overkappingen, tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald.

8.2 hoogte-aanduidingen op de planverbeelding

Indien op de planverbeelding geen hoogteaanduiding is aangegeven, dan gelden voor de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, de algemene hoogtematen als gegeven onder 8.4 van dit Artikel, tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald.

8.3 overschrijding van hoogte-aanduidingen op de planverbeelding

De op de planverbeelding aangegeven hoogteaanduidingen mogen worden overschreden door:
  • antenne-installaties, mits de hoogte daarvan voldoet aan de algemene hoogtematen als gegeven onder 8.4 van dit Artikel;
  • schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen, dakkapellen, alarminstallaties en andere ondergeschikte bouwdelen;
tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald.

8.4 algemene hoogtematen

Als maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken die geen gebouwen zijn, gelden de volgende maten, tenzij in dit bestemmingsplan anders is bepaald:
Beschrijving: G:\ROV.STB\1.PROJECTBESTEMMINGSPLANNEN RO BEHEER\NL.IMRO.1783.pbp00000033\vast\regels\NL.IMRO.1783.pbp00000033-vast\Word\i_NL.IMRO.1783.pbp00000033-vast_afbeelding5.jpg

8.5 overschrijding bouwgrenzen

De op de plankaart aangegeven bouwgrenzen mogen uitsluitend worden overschreden door:
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;
  1. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 1,50 m bedraagt;
  2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 0,50 m bedraagt;
  3. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt;
  4. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water rioolstoffen; hijsinrichtingen, indien en voorzover de overschrijding niet meer dan 1,50 m bedraagt

8.6 parkeernormering

Bij elke ontwikkeling wordt de normering vanuit het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP) toegepast. Het parkeren dient op eigen terrein geregeld te worden.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Verbod op gebruik van gronden

a. Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt tenminste verstaan het gebruik van de gronden:
  • als opslagplaats voor bagger- en grondspecie;
  • als opslagplaats voor materialen, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  • als opslagplaats van gebruiksklare of onklare voer- en/of vaartuigen en/of onderdelen daarvan;
  • als opslagplaats voor bedrijfsgerelateerde goederen en/of materialen vóór de voorgevelrooilijn;
  • als opslagplaats voor bedrijfsgerelateerde goederen en/of materialen achter de voorgevelrooilijn, hoger dan 4,00 meter;
  • als uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  • voor opslag ten behoeve van privé-doeleinden anders dan op gronden met de bestemming Wonen;
  • het niet-hobbymatig houden van paarden.
b. Dit verbod geldt niet voor:
  • vormen van gebruik als bedoeld onder 9.1. sub. a. van dit Artikel, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving en/of de overige planregels mag worden gebruikt;
  • het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
  • het uitoefenen van detailhandel, voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, het alleen de verkoop betreft van op het perceel geteelde producten en waarbij het aldus gegenereerde financiële resultaat niet meer dan 10% van het totale bedrijfsresultaat uitmaakt;
  • het opwekken van energie voor derden, voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsvoering, waarbij het aldus gegenereerde financiële resultaat ondergeschikt is binnen het totale bedrijfsresultaat;
  • het hobbymatig houden van paarden;
  • het gebruik van niet-bebouwde grond voor evenementen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Westland;
  • het gebruik van niet-bebouwde grond voor standaardplaatsen waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Westland.

9.2 Verbod op gebruik van bouwwerken

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt tenminste verstaan het gebruik van:
  • woningen binnen het bestemmingsvlak van de bestemming Wonen of Woondoeleinden voor beroeps- of bedrijfsmatige werk en/of opslagruimte, met uitzondering van een aan-huis-gebonden beroep;
  • de bouwwerken voor/als seksinrichting.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Afwijken voor afmetingen en maten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om af te wijken van de regels van het bestemmingsplan voor afwijkingen van voorgeschreven afmetingen en maten, waaronder percentages, met ten hoogste 10%.

10.2 Afwijken voor kleine bouwwerken

a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels van het bestemmingsplan voor:
  • het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes met een goothoogte van het hoogste 3,00 meter ten behoeve van openbare nutsbedrijven of voor andere naar doelstelling daarmee vergelijkbare gebouwtjes, mits de inhoud van deze gebouwtjes niet groter is dan 60 m3, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregelen meetstations, telefooncellen, toiletgebouwtjes en wachthuisjes voor verkeersdiensten;
  • het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken die geen gebouwen zijn en die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermuren met een bouwhoogte van ten hoogste 6,00 meter;
  • geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van bestemmingsvlakken indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden aangelegd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken, met dien verstande dat de veranderingen ten hoogste 2,00 meter mogen bedragen;
  • afwijkingen van het bestemmingsplan ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling of situering blijkt, dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk zou zijn en de afwijking van zo ondergeschikte aard blijft, dat de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast;
  • overschrijding van bouwvlakgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een technisch of esthetisch betere realisering van bestemmingen of van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de
  • overschrijdingen niet meer mogen bedragen dan 3,00 meter;
  • het afwijken van deze planregels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riooloverstortkelders, boven- en ondergrondse containerruimten, en informatie- en reclameborden.
b. Omgevingsvergunning mag slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, zoals bepaald in dit bestemmingsplan, van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 11 Algemene Procedureregels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 overgangsrecht bouwwerken

12.2 overgangsrecht gebruik

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Zwethstrook, 1e partiële herziening'.

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 21 september 2010 is door de raad van gemeente Westland het bestemmingsplan "Zwethstrook" vastgesteld. Het bestemmingsplan "Zwethstrook" is grotendeels ontwikkelend van aard en beoogt de inrichting van het te midden van glastuinbouwgebied, overige agrarische functies en verkeersfuncties gelegen plangebied als recreatief gebied (“groenschakel”) mogelijk te maken.
In navolg van het voorgaande is door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland op 25 oktober 2010 besloten om aan onder andere twee binnen het bestemmingsplan "Zwethstrook" gelegen kavels aan de Zwethkade Noord te Wateringen een reactief aanwijzingsbesluit te geven. De twee kavels maken onderdeel uit van in totaal drie vrijwel even grote, naast elkaar ter hoogte van de Zwethkade Noord tussen 4 en 6 te Wateringen gelegen kavels. Gedeputeerde Staten achtte de functiewijziging op deze twee kavels onvoldoende gemotiveerd en hierdoor in strijd met het provinciaal belang. Het voorgaande had tot gevolg dat de aan de twee kavels gegeven bestemmingen "Tuin" en "Wonen" uit de planverbeelding van voornoemd bestemmingsplan zijn gehaald.
Om de gewenste functiewijziging van de twee voornoemde kavels alsnog te verkrijgen is het bestemmingsplan ‘Zwethkade Noord tussen 4 en 6 te Wateringen’ opgesteld. Voornoemd bestemmingsplan voorziet in een motivering om de onder het aanwijzingsbesluit van de provincie vallende kavels alsnog de bestemmingen "Tuin" en "Wonen" te geven. De provincie heeft goedkeuring aan dit bestemmingsplan gegeven waarmee de twee kavels alsnog de gewenste bestemmingen hebben verkregen.
Gelet op het voorgaande hebben de drie naast elkaar ter hoogte van de Zwethkade Noord tussen 4 en 6 te Wateringen gelegen kavels allen de bestemmingen "Tuin" en "Wonen" verkregen. Op 23 maart 2013 is door de heer L. van Adrichem verzocht om de genoemde drie aaneengesloten kavels ca. 13 meter zuidwaarts te verplaatsen.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt aan de watergang "Zweth" ter hoogte van Zwetkade Noord nummer 4 en 6 te Wateringen. Het plangebied wordt aan de noordwestzijde begrenst door een andere kleine watergang en is kadastraal bekend gemeente Wateringen, sectie C nummers 4549 (ged), 6369, 6367, 6368, 6366 en 6365 (ged).
afbeelding
Ligging plangebied

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Binnen het plangebied waren, voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan, de volgende planregimes van kracht:
a. het bestemmingsplan ‘Zwethstrook’;
b. het bestemmingsplan 'Zwethkade Noord tussen 4 en 6 te Wateringen'.
a. Ingevolge het bestemmingsplan 'Zwethstrook’ hebben de gronden voor een deel de bestemming 'Recreatie Recreatie-bedrijven’.
Ingevolge artikel 10.1. van de gebruiksregels behorende bij voornoemd bestemmingsplan zijn de voor "Recreatie Recreatie-bedrijven" aangewezen gronden bestemd voor het bedrijfsmatig aanbieden van recreatievoorzieningen door een recreatiebedrijf.
Het gebruik en bebouwen van de gronden ten behoeve van tuin en wonen past niet binnen de genoemde bestemming.
afbeelding
Fragment plankaart bestemmingsplan 'Zwethstrook’ met locatie strijdigheid
b. Ingevolge het bestemmingsplan 'Zwethkade Noord tussen 4 en 6 te Wateringen’ hebben de gronden voor een deel de bestemming ‘Tuin’ en ‘Wonen’.
Ingevolge artikel 3.1.1 behorende bij voornoemd bestemmingsplan zijn de voor tuin aangewezen gronden bestemd voor de tuin bij het, op de aangrenzende gronden gelegen woongebouw (samenvatting).
Agrarisch gebruik van de gronden past niet binnen de genoemde bestemming.
Ingevolge artikel 4.1.1 behorende bij voornoemd bestemmingsplan zijn de voor wonen aangewezen gronden bestemd voor het wonen en woongebouwen (samenvatting).
Agrarisch gebruik van de gronden past niet binnen de genoemde bestemming.
afbeelding
Fragment plankaart bestemmingsplan 'Zwethkade Noord tussen 4 en 6 te Wateringen’ met locatie strijdigheid

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan "Zwethstrook 1e Partiële herziening" bestaat uit een toelichting, planregels en een planverbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 komt de planbeschrijving aan de orde. Hierin wordt ondermeer de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst. Op het niveau van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente wordt het relevante beleid voor het plangebied en de beoogde ontwikkelingen aangegeven. Hoofdstuk 4 bevat de uitkomsten van de noodzakelijke (milieu)technische onderzoeken met de conclusies. In hoofdstuk 5 wordt dieper ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 en hoofdstuk 7 ingegaan op het handhavingsbeleid, de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

2 Planbeschrijving

2.1 Ruimtelijk-functionele Structuur

Het bestemmingsplan voorziet in het ca. 13 meter verplaatsen van drie aaneengesloten woonkavels in zuidelijke richting langs de Zwethkade. Deze woonkavels zijn gesitueerd aan de Zwetkade Noord en zijn ingepast aan de rand van een te ontwikkelen groenstrook in combinatie met recreatieve voorzieningen.
Vanuit stedenbouwkundig oogpunt bestaan er geen bezwaren tegen de voorgestelde verplaatsing van de woonkavels.

2.2 Gebiedsvisie

Ten behoeve van het plangebied is in het Voorlopig Ontwerp Zwethzone nieuw, specifiek ruimtelijk beleid opgesteld. De voorgestane ontwikkeling vormt een nadere uitwerking van het in het Voorlopig Ontwerp Zwethzone geformuleerde ruimtelijk beleid.

2.3 Verkeer

In de ontwikkelvisie Greenport Westland zijn de beleidslijnen voor de lange termijn aangegeven voor de gehele gemeente. Met de relevante onderdelen van deze visie is het Westlands Verkeers- en Vervoersplan (WVVP) als sectorale nota vastgesteld. Met dit beleidsdeel, vastgesteld door de raad van de gemeente op 28 november 2006 wordt aangegeven welke richtingen de gemeente Westland de komende jaren opgaat en wordt het beleid van de ‘oude’ gemeenten geharmoniseerd. Het WVVP dient meerdere beleidsdoelen waaronder het uitwerken van de in de Greenport gestelde kaders en het schetsen van kaders voor de toekomst op het gebied van verkeer en vervoer.
De drie kavels worden ontsloten via de weg Zwetkade Noord en op eigen grond is voldoende ruimte aanwezig om te voorzien in eigen parkeergelegenheid. Gelet op het voorgaande alsmede het gegeven dat er geen verkeerstechnische bezwaren tegen deze ontwikkeling zijn past de ontwikkeling binnen de in het WVVP ten aanzien van bereikbaarheid gestelde doelstellingen.

3 Beleidskader

3.1 Gemeentelijk Beleid

Visie Greenport Westland
Door de gemeente Westland is de Greenportvisie ontwikkeld. De Visie Greenport Westland 2020 schetst op hoofdlijnen het ruimtelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen in de gemeente en daarbuiten in woord en beeld. De ruimtelijke component en hoe om te gaan met de glastuinbouwcluster (inclusief de niet ruimtelijke component) staan in de visie voorop. Naast een ruimtelijke vertaling op hoofdlijnen biedt de visie ook de onderlinge afstemming van de ambities van de gemeente op de gebieden van woningbouw- en leefbaarheid, economische structuurversterking, bereikbaarheid, water en ecologische verbindingen in de gemeente en daarbuiten.
Het plangebied is in de Visie Greenport Westland 2020 aangeduid met de naam Zwethzone. In het bestemmingsplan ‘Zwethstrook’ en het bestemmingsplan 'Zwethkade Noord tussen 4 en 6 te Wateringen' heeft afstemming met het beleid van de gemeente plaatsgevonden. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet alleen in de verschuiving van de drie in voornoemde bestemmingsplannen opgenomen woonkavels.
Gelet op het voorgaande doet het ca.13 meter verplaatsen van de drie aaneengesloten woonkavels in zuidelijke richting langs de Zwethkade geen afbreuk aan het gemeentelijke beleid.
Evaluatie Greenport Visie Westland 2020 (2010)
Deze evaluatie van de Greenportvisie verwoordt het standpunt van de raad over de (tussen)resultaten van de Greenportvisie over met name de periode 1 januari 2004 tot 1 januari 2009 met besluiten per onderdeel over hoe nu verder. De evaluatie bepaalt de koers voor de gemeentelijke structuurvisie.

3.2 Regionaal Beleid

Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020
Op 16 april 2008 is door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuur Plan Haaglanden 2020 (RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor de regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen.
Het vastgestelde Regionaal Structuur Plan Haaglanden gaat onder meer in op de voorgestane infrastructurele projecten in het Westland. Het plangebied wordt in het regionaal structuurplan aangemerkt als groene schakel. Het ca. 13 meter verplaatsen van de drie aaneengesloten woonkavels waaraan door het Stadsgewest Haaglanden ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan ‘Zwethstrook’ instemming is verleend is in overeenstemming met het regionale beleid.

3.3 Provinciaal Beleid

Provinciale Staten hebben op 2 juli 2010 de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda vastgesteld. In de 'Visie op Zuid-Holland' beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De Structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie.
In de ‘Visie op Zuid-Holland’ staat hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. Met de structuurvisie werkt de provincie aan een vitaal Zuid-Holland, met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor is in Zuid-Holland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. De provincie onderscheidt vijf hoofdopgaven:
-aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
-duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
-divers en samenhangend stedelijk netwerk;
-vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
-stad en land verbonden.
De Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda gaat onder meer in op de voorgestane infrastructurele projecten in het Westland. Het gebied rondom het plangebied is op de functiekaart van de structuurvisie aangemerkt als Ecologische Hoofdstructuur.
afbeelding
UItsnede functiekaart
In het bestemmingsplan ‘Zwethstrook’ heeft Gedeputeerde Staten aan één van de drie aaneengesloten kavels goedkeur gegeven aan de "Tuin" en "Wonen" bestemming. In het hierop volgende bestemmingsplan ‘Zwethkade Noord tussen 4 en 6 te Wateringen’ heeft Gedeputeerde Staten alsnog aan de overige twee van de drie aaneengesloten kavels goedkeur gegeven aan de "Tuin" en "Wonen" bestemming.
Gelet op het voorgaande doet het ca. 13 meter verplaatsen van de drie aaneengesloten woonkavels in zuidelijke richting langs de Zwethkade geen afbreuk aan het provinciale beleid.

3.4 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte & AMvB ruimtelijke ordening (2011)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Westland is op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur aangewezen als Greenport.
afbeelding
Figuur - Uitsnede kaart nationale ruimtelijke hoofdstructuur
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in de AMvB ruimtelijke ordening. De AMvB omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij de AMvB kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

3.5 Conclusie

Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het ca.13 meter verplaatsen van de drie aaneengesloten woonkavels past in het overheidsbeleid.

4 Onderzoek

4.1 Bedrijven En Milieuzonering

4.1.1 Wettelijk kader

Voor de milieuzonering van bedrijven in ruimtelijke plannen geldt in het algemeen geen wettelijk kader. Wel is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen:
  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Met het oog hierop is in het bestemmingsplan gezorgd voor voldoende afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Met behulp van een milieuzonering is in het plangebied aangegeven welke bedrijfsactiviteiten op een locatie kunnen worden uitgeoefend.

4.1.2 Onderzoek

Uitgaande van de afstand van de bedrijfspercelen tot milieugevoelige functies (w.o. woningen), is in de regels van het op in werking getreden bestemmingsplan "Zwethstrook" bepaald welke bedrijfsactiviteiten worden toegelaten (milieuzonering). In de planregels wordt voor dit doel normaliter gebruikt gemaakt van de zogenaamde 'Staat van bedrijfscategorieën'. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar toenemende milieubelasting.
Als belangrijkste bron bij het opstellen van deze Staat is gebruikt gemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). In deze lijst wordt voor een groot aantal bedrijfstypen en -activiteiten richtafstanden ten opzichte van een “rustige woonwijk” vermeld. Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in de vaste jurisprudentie is bevestigd, kan voor andere omgevingstypen worden afgeweken van deze richtlijnafstanden.

4.1.3 Conclusie

De gevoelige objecten in onderhavig bestemmingsplan zijn op voldoende afstand gelegen van hinderlijke bedrijven zoals deze zijn vastgelegd in het bestemmingsplan "Zwethstrook".

4.2 Externe Veiligheid

4.2.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid is een begrip in het milieurecht en gaat over het beheersen van de risico’s voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen. Als gevaarlijke stoffen kunnen worden genoemd vuurwerk, lpg en munitie. Het beleid en de wetgeving zijn erop gericht om maatregelen te treffen om de risico’s van deze risicovolle activiteiten te reguleren.

4.2.2 Onderzoek

In het kader van het bestemmingsplan ‘Zwethstrook’ heeft onderzoek naar de aspecten op het gebied van externe veiligheid plaatsgevonden (Externe Veiligheid Zwethstrook, transport gevaarlijke stoffen N211 en N222, Adviesgroep AVIV BV, project 091513, datum 10 maart 2009). Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat binnen het plangebied van de Zwetstrook locaties of aspecten aanwezig zijn waarbij veiligheidscriteria gelden voor het plaatselijk risico als bedoeld in het Bevi.

4.2.3 Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat de normstelling externe veiligheid geen belemmering voor de realisatie van het bestemmingsplan vormt.

4.3 Water

4.3.1 Wettelijk kader

Waterschapsbeleid
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar waterbeleid vastgelegd in het Waterbeheersplan 2010-2015. Het beleid is formeel vastgelegd in de Keur en de Legger.
De verbreding van bestaande boezemwateren en de aanleg van nieuwe verbindingen bieden kansen om een groot aantal maatregelen, die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water te realiseren en het watersysteem robuuster te maken. Waar mogelijk worden natuurvriendelijke oevers aangelegd. Ook met het terugdringen van rioolvreemd water en het verminderen van riooloverstorten snijdt het mes aan meerdere kanten tegelijk: het riool en de afvalwaterzuiveringsinstallaties (awzi’s) kunnen met minder capaciteit uit de voeten, het minder verdunde vieze water is efficiënter te zuiveren, en er komt minder vies water rechtstreeks in het oppervlaktewater. Het waterplan van de Gemeente Westland zal in de periode 2010 – 2015 worden uitgevoerd.
Handreiking watertoets voor gemeenten 2012
Delfland heeft op 20 maart 2012 de nieuwe 'Handreiking watertoets voor gemeenten' vastgesteld. De nieuwe handreiking biedt gemeenten, adviesbureaus en projectontwikkelaars handvatten voor de invulling van proces en inhoud van de watertoets voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. De handreiking is gebaseerd op bestaand beleid van Delfland en sluit aan op de Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Crisis- en herstelwet en de Waterwet.
In paragraaf 4.3.2. is beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding door het bestemmingsplan op grond van de in de handreiking opgenomen waterbelangen.
Gemeentelijk beleid
Het Westland 2009-2015, met als ondertitel 'Westlands water, nu en later' is een product van de gemeente Westland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Hierin wordt onder andere de waterhuishoudkundige visie en ambities tot 2030 en de daarbij horende doelstellingen tot 2015 beschreven. Centraal hierin staan de thema's 'Droge voeten, levend water en zichtbaar water'. De ruimtelijke vertaling van de hieruit voortkomende maatregelen is per polder in kaart gebracht. De gewenste waterstructuur wordt door de gemeente vertaald in bestemmingsplannen en structuurvisies.

4.3.2 Onderzoek

Ten behoeve van het water binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Zwethstrook" is een watertoets opgesteld en gelijktijdig met het bestemmingsplan "Zwethstrook" vastgesteld (Watertoets Bestemmingsplan Zwethstrook, Gemeente Westland, datum 1 juni 2006). Het ca. 13 meter zuidwaarts verplaatsen van de drie aaneengesloten kavels over de waterkering die al onderdeel uitmaakten van het bestemmingsplan "Zwethstrook" heeft de instemming van het Hoogheemraadschap van Delfland verkregen en doet geen afbreuk aan hetgeen is vastgelegd in de watertoets.

4.3.3 Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er ten aanzien van water er geen nadere opgaven bestaan voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.4 Bodem

4.4.1 Wettelijk kader

Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. In een bestemmingsplan dat voorziet in ruimtelijke ontwikkeling, moet verantwoord zijn dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is op grond van de bodemkwaliteit voor die ruimtelijke ontwikkeling.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

4.4.2 Onderzoek

Uit het bestemmingsplan "Zwethstrook" komt naar voren dat met betrekking tot Zwetkade Noord 5 (juli 1997) een perceel grond is geëgaliseerd met 1500 kubieke meter aangevoerde, licht verontreinigde grond. De waarden van de milieuparameters liggen ruim onder, tot net boven de streefwaarde. Sanering van de betreffende locatie is derhalve niet noodzakelijk.

4.4.3 Conclusie

De milieuhygiënische bodemkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de uitvoering van het plan. Er zijn geen specifieke aspecten inzake de bodem die in de bestemmingsregeling moeten worden opgenomen.

4.5 Ecologie

4.5.1 Wettelijk kader

Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de
Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en
    bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

4.5.2 Onderzoek

In het plangebied, en in de directe omgeving daarvan, bevinden zich geen natuurbeschermingsgebieden waarmee rekening gehouden dient te worden. Het ca. 13 meter zuidwaarts verplaatsen van de drie aaneengesloten kavels heeft geen negatieve invloed op de ecologische waarden.

4.5.3 Conclusie

Vanuit ecologie bestaan er geen belemmeringen voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Planvorm

5.1.1 Wettelijk voorgeschreven standaardisering

De planregels en de planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen als gepubliceerd door het ministerie van VROM (SVBP 2012) en als wettelijk voorgeschreven in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
Daarnaast zijn in de planregels de standaardregels opgenomen als geboden in artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. In een apart artikel zijn de bijzondere gebruiksverboden opgenomen voor alle bestemmingen, welke verboden aansluiten op het wettelijk verbod als neergelegd in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening.
Voor uitleg van die planregels wordt verwezen naar de toelichting op het Besluit ruimtelijke ordening en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, in samenhang met de jurisprudentie over die uitleg.
Voorts is de "Werkafspraak terminologie Wabo in Standaard voor Vergelijkbare bestemmingsplannen" van september 2010 verwerkt. Die werkafspraak in het kader van de ministeriële regeling is gemaakt met het oog op de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010.

5.1.2 Aanvulling en geoorloofde afwijking van de SVBP 2012

De planregels en planverbeelding van dit bestemmingsplan zijn toegesneden op de specifieke behoefte aan planregulering voor het gegeven plangebied. In de hierna volgende paragrafen is de aan het bestemmingsplan eigen plansystematiek toegelicht voor zover die een aanvulling of een geoorloofde afwijking vormt van de SVBP 2012.
De planregels zijn voorts weergegeven in de specifieke opmaak die eigen is aan het adviesbureau dat het plan heeft vervaardigd. Met deze opmaak wordt aangesloten op de juridische planvorming door dat bureau die in deze toelichting is weergegeven en gemotiveerd.

5.1.3 Systematiek van de planregels

Opbouw planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
  • inleidende regels;
  • bestemmingsregels;
  • algemene regels;
  • overgangs- en slotregel.
Inleidende regels
Begrippen (Artikel 1)
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Bestemmingsregels
De bestemmingsregels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
  • doeleindenomschrijving (gebruiksregels);
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijkingsregels.
Gebruiksregels
De doeleindenbeschrijving van de bestemming of de dubbelbestemming, waarvan opname in de planregels is geboden in artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, is in de planregels voor elke bestemming in eerste instantie vervat in het onderdeel "Bestemmingsomschrijving". Van het onderdeel "Specifieke gebruiksregels" wordt in de planregels vooral gebruik gemaakt om regels te geven voor de onder de bestemming of dubbelbestemming vallende functieaanduidingen en bouwaanduidingen en andere aanduidingen.
Afwijkingsregels
In het onderdeel "Afwijken van de gebruiksregels" wordt alleen die afwijkingsbevoegdheid opgenomen die uitsluitend ziet op het gebruik. Zodra sprake is van het afwijken van de bouwregels - ook al vormt dat bouwen een (klein) onderdeel van het gebruik in ruime zin - wordt de bevoegdheid daartoe geplaatst in het onderdeel "Afwijken van de bouwregels".
Aanleggen of slopen
De aanlegregels of sloopregels zijn uitvoerig met het oog op een zorgvuldige verlening van de omgevingsvergunning daartoe, voor zover regels daarvoor niet reeds zijn voorzien in de Wet ruimtelijke ordening of het Besluit ruimtelijke ordening. De aanlegregels of sloopregels kennen de volgende onderverdeling:
  • het aanlegverbod of sloopverbod zelf;
  • de voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning mag worden verleend en het inwinnen van deskundigenadvies;
  • de specifieke aanlegverboden of sloopverboden met de daarop gegeven uitzonderingen.
Algemene gebruiksregels
In het artikel "Algemene gebruiksregels" zijn naast een verwijzing naar het algemene gebruiksverbod van artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, specifieke gebruiksverboden ter invulling van het algemene gebruiksverbod opgenomen. Daarin is onderscheid gemaakt tussen het verbod op het gebruik van gronden en het verbod op het gebruik van bouwwerken.
Overgangs- en slotregels
In het artikel "Slotregel" zijn de volgende onderdelen opgenomen:
  • het onderdeel "Vervangen bestemmingsplannen" waarin een overzicht van de bestemmingsplannen en andere planregimes is opgenomen die met dit bestemmingsplan zijn vervangen;
  • en het onderdeel "Citeertitel".

5.1.4 Systematiek van de planverbeelding

Wettelijke vereisten
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
De planverbeelding is digitaal vorm gegeven overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. De digitale planverbeelding en de andere onderdelen van de dataset hebben het volgende planidentificatie-nummer gekregen:
  • pbp00000039
De dataset bestaat uit:
  • het GML-bestand van de planverbeelding;
  • het XML-geleideformulier;
  • de onderliggende bestanden zoals ondergrond en overige topografische informatie;
  • de PDF- en HTML-bestanden voor respectievelijk de verbeelding van plantoelichting en planregels.
Leeswijzer verbeelding
Wegwijzer via internet
Met de digitalisering van ruimtelijke plannen is het lezen en interpreteren van de verbeelding (voorheen plankaart) een nieuwe aangelegenheid. Via de website www.ruimtelijkeplannen.nl kunnen bestemmingsplannen (ook in voorbereiding zijnde plannen voor zover deze ter inzage zijn gelegd) worden ingezien. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.
Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksonder 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond. Indien meer informatie is gewenst, kan worden doorgeklikt naar de toelichting en/of de regels van het plan.
Analoge verbeelding
Alhoewel de digitale verbeelding het uitgangspunt vormt, blijft het mogelijk het bestemmingsplan analoog in te zien. Het lezen van de analoge verbeelding is verschillend van de digitale verbeelding. Op de analoge verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.
Bestemmingsvlak en bouwvlak
Vrijwel elke bestemming bestaat doorgaans uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Bouwvlakken worden doorgaans voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Soms komt het voor dat het bestemmingsvlak en het bouwvlak met elkaar samenvallen. Op de plankaart is dan uitsluitend een bouwvlak te zien (het bestemmingsvlak ligt hieronder).
Aanduidingen
Op de digitale plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden van functieaanduidingen zijn 'bedrijfswoning', 'detailhandel' en 'kantoor'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Voorbeelden van bouwaanduidingen zijn 'gestapeld' en 'onderdoorgang'.
Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.

5.1.5 Bestemmingsregeling

Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld naar aanleiding van een verzoek om ter hoogte van de Zwethkade Noord tussen 4 en 6 te Wateringen drie aaneengesloten kavels ca. 13 meter zuidwaarts te verplaatsen. De in het bestemmingsplan opgenomen functies zijn als volgt bestemd:
  • Wonen: gronden voor "Recreatie Recreatie-bedrijven" worden bestemd als "Wonen". De locatie van de gewenste hoofdmassa krijgt een bouwvlak. Gronden vanaf 2 meter achter de voorgevel en buiten het bouwvlak mogen beperkt worden bebouwd (erfbebouwing).
  • Tuin: Gronden buiten het bestemmingsvlak "Wonen", tussen de weg en de woning, tot 2 meter achter het bouwvlak krijgen de bestemming "Tuin". Hiervoor gelden striktere bouwbepalingen.
  • Groen: Gronden buiten het bestemmingsvlak "Wonen", tussen de woonbestemming en ca. 13 meter ten noorden van de woonbestemming krijgen de bestemming "Groen". Hiervoor gelden striktere bouwbepalingen.
  • Primaire waterkering: De dubbelbestemming "Waterstaat-Waterkering" dient in acht genomen te worden bij het wijzigen van de bestemming naar de bestemmingen "Tuin", "Wonen" en "Groen". De dubbelbestemming "Waterstaat-Waterkering" is daarom wederom opgenomen in het plangebied.

6 Handhaving

6.1 Handhavingsbeleid

Handhaven op maat 2011-2014
Op 1 februari 2011 hebben burgemeester en wethouders van Westland de beleidsnota 'Handhaven op maat' vastgesteld. Hierin zijn de doelen en richting voor milieuhandhaving en bouw- en woningtoezicht voor de komende vier jaren beschreven. De gemeente Westland wil een prettige woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en ondernemers. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid in het Westland te vergroten en te waarborgen. Handhaving is hierbij één van de middelen die hiervoor wordt ingezet. Handhaving is dus geen doel op zich, maar een onderdeel van de reguleringsketen (ontwikkeling wet - en regelgeving – normstelling – vergunningverlening – uitvoering – toezicht -handhaving). De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee vooral om de planregels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Een aantal vormen van gebruik wordt specifiek aangeduid als strijdig met de bestemming, om handhavend optreden hiertegen goed mogelijk te maken. Uiteraard betreft het hier een niet-limitatieve opsomming. Handhaving van dit plan is van belang om de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid van in stand te houden. Daarnaast heeft handhaving uiteraard ook een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de omgevingsvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft het team bouw- en woningtoezicht van de afdeling Ruimte, Omgeving en Veiligheid hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt, afhankelijk van de prioriteitsstelling, een handhavingtraject ingezet.

6.2 Strijdige Functies

Binnen het plangebied zijn geen strijdige functies geconstateerd.

7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied zijn de exploitatiekosten beoordeeld en is een exploitatieplan niet nodig omdat op andere wijze reeds in kostenverhaal is voorzien. De kosten voor de bestemmingsplanherziening worden gedragen door de initiatiefnemer.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.2.1 Overleg

In de periode van 12 juni 2013 t/m 11 juli 2013 heeft over het voorontwerp van dit bestemmingsplan bestuurlijk overleg plaatsgehad als geboden in artikel 5.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Binnen de gestelde termijn zijn de navolgende reacties ingediend. De overlegreacties zijn als bijlage aan deze onderbouwing toegevoegd. Hieronder volgt een samenvattend overzicht van de reacties/vragen alsmede de beantwoording daarvan door het college van burgemeester en wethouders.
1. Provincie Zuid Holland
Na het doorlopen van het e-formulier 'Aanbieden ruimtelijke plannen Wro en ontheffingsverzoeken provinciale verordening ruimte' is naar voren gekomen dat het plan niet strijdig is met provinciale belangen en het plan niet opgestuurd hoeft te worden aan de provincie Zuid-Holland.
2. Hoogheemraadschap Delfland
Van het Hoogheemraadschap van Delfland is een reactie ontvangen. De reactie is waar mogelijk meegenomen in het bestemmingsplan.
3. Stadsgewest Haaglanden
Vanuit het Stadsgewest Haaglanden is aangegeven dat het plan conform de uitgangspunten van het RSP Haaglanden 2020 is en ander regionaal sectoraal beleid. Daarom is geen reactie van het dagelijks bestuur nodig. Verder is het bestemmingsplan in overeenstemming met de bestuurlijke afspraken in het kader van de uitvoering van het IODS groenproject Zwethzone.
4. Gasunie
Van Gasunie is geen reactie ontvangen.
De uitkomsten van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onder c., van het Besluit ruimtelijke ordening, zijn opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting.

7.2.2 Zienswijzen

Van 20 september 2013 tot 1 november 2013 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter visie gelegen voor het indienen van zienswijzen, als bedoeld in artikel 3.8, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening in verbintenis met Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Gedurende de periode van tervisielegging zijn geen zienswijzen ingediend.