KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Recreatie - Jachthaven
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 7 Waarde - Archeologie - Hoge Archeologische Waarde
Artikel 8 Waarde - Archeologie - Middelhoge Archeologische Waarde
Artikel 9 Waarde - Archeologie 1
Artikel 10 Waarde - Archeologie 3
Artikel 11 Waarde - Archeologie 4
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Artikel 14 Algemene Bouwregels
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 19 Hof Van Keenenburg
Artikel 20 Buitengebied Gras
Artikel 21 Glastuinbouwgebieden
Artikel 22 Parapluplan
Artikel 23 Toepassingsbereik Inleidende Regels, Bestemmingsregels En Algemene Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
2 Veegplan
2.1 Witte Vlekken
2.2 Correcties Geldende Bestemmingsplan
3 Parapluplan
3.1 Standplaatsen
3.2 Parkeren
3.3 Wonen
3.4 Bed & Breakfast
4 Haalbaarheid
5 Juridische Planopzet
5.1 Algemeen
5.2 Verbeelding
5.3 Planregels
5.4 Wijze Van Bestemmen
6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Veeg- en parapluplan

Bestemmingsplan - Gemeente Midden-Delfland

Vastgesteld op 27-09-2022 - geheel onherroepelijk in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Veeg- en parapluplan met identificatienummer NL.IMRO.1842.Bp22Veegparaplu-va01 van de Gemeente Midden-Delfland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.7 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10 bed & breakfast

een overnachtingsaccommodatie gericht op het tegen betaling bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend recreatief verblijf met het serveren van ontbijt, gevestigd in een hoofd- en/of bijgebouw en uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning.

1.11 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.14 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.18 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.19 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.20 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

1.28 duurzaam gemeenschappelijk huishouden

een vaste groep van personen tussen wie een band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft om bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen; er dient ook sprake te zijn van een samenlevingswens tussen de personen die niet overwegend wordt bepaald door de beslissing om de betrokken woonruimte te delen; er is sprake van een economisch-consumptieve eenheid en bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners.

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 hoofdgebouw

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.31 huishouden

een alleenstaande óf twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren.

1.32 kamerbewoning

onzelfstandige woonvorm waarbij een pand door meerdere personen die geen duurzaam gemeenschappelijk huishouden vormen wordt bewoond, en waarbij sprake is van woonruimtes waarbij afzonderlijke huishoudens afhankelijk zijn van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.33 kamerwoning

een wooneenheid die geen eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg heeft en die niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.34 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.35 normaal onderhoud en beheer

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.

1.36 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling; apparatuur voor telecommunicatie wordt hieronder niet begrepen.

1.37 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.38 peil

  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.39 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.

1.40 seksinrichting

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.41 standplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.42 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.43 wonen

het gebruik van een woning door één huishouden.

1.44 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren; indien een gebouw voorzien is van een niet geheel door wanden omsloten overkapping, wordt het gedeelte van het gebouw onder deze overkapping mede als oppervlakte berekend, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op dakoverstekken en luifels met een diepte van minder dan 1 m.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
  1. het gebruik ten behoeve van een seksinrichting en andere seksuele dienstverlening is niet toegestaan;
  2. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  3. detailhandel, niet voortvloeiend uit de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten, is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
  4. per bedrijfsvestiging mag het kantoorvloeropperblak ten hoogste 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak bedragen, met een maximum van 400 m².
  5. inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in bijlage I, artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn niet toegestaan;
  6. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 voor het gebruik ten behoeve van bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd of bedrijven uit een hogere categorie, onverminderd het bepaalde in artikel 3 lid 3, mits:
  1. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk kan worden gesteld met een bedrijf dat op de betreffende plaats is toegestaan krachtens artikel 3 lid 1;
  2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 4 Recreatie - Jachthaven

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een jachthaven met ten hoogste 150 aanlegplaatsen, sanitaire voorzieningen en een club-/beheergebouw;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - foppenpolder', in afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub a, een jachthaven met sanitaire voorzieningen en een club-/beheergebouw, zonder maximum aantal aanlegplaatsen;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. per bouwvlak mag één bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen) gebouwd worden, tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is weergegeven;
  3. per bouwvlak mag ten hoogste één club- en/of beheergebouw worden gebouwd;
  4. de afstand van gebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2,5 m;
  5. overigens geldt het volgende:
max. inhoud
max. oppervlakte
max. goothoogte
max. bouwhoogte
bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen)
bestaand + eenmalig 10% van de inhoud
4,5 m
10 m
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen
50 m²
3 m
6 m
club- en/of beheergebouw
zoals aangegeven middels de maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwd oppervlakte (m2)'
4 m
erf- en terreinafscheidingen:
- voor de voorgevel
- elders

1 m
2 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3 m

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende bepaling:
  1. het aantal parkeerplaatsen voor auto's bedraagt ten minste 0,7 per ligplaats;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - foppenpolder' is het bepaalde in artikel 4 lid 3 sub a niet van toepassing.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  2. het behoud en het herstel van landschaps- en cultuurhistorische waarden in de vorm van:
    1. karakteristiek slotenpatroon;
    2. historische kades;
    3. jaagpaden;
    4. het voormalig stoomtramtracé;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - standplaatsen', standplaatsen;
  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, (openbare) parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing;
  2. fiets- en voetpaden;
  3. parkeerplaatsen;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - standplaatsen', standplaatsen;
  5. bij deze functies behorende bermen, beplantingen, nutsvoorzieningen en water.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Waarde - Archeologie - Hoge Archeologische Waarde

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - hoge archeologische waarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, door op de verbeelding:
  1. de bestemming 'Waarde - Archeologie - hoge archeologische waarde' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de betreffende gronden geen archeologische waarden aanwezig of meer aanwezig zijn;
  2. de bestemming 'Waarde - Archeologie - hoge archeologische waarde' alsnog toe te kennen aan gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezig archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 8 Waarde - Archeologie - Middelhoge Archeologische Waarde

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - middelhoge archeologische waarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen, door op de verbeelding:
  1. de bestemming 'Waarde - Archeologie - middelhoge archeologische waarde' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de betreffende gronden geen archeologische waarden aanwezig of meer aanwezig zijn;
  2. de bestemming 'Waarde - Archeologie - middelhoge archeologische waarde' alsnog toe te kennen aan gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezig archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende bouwregels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 9 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' ter plaatse geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden meer te verwachten zijn.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere voorkomende bestemming(en) gelden de volgende bouwregels:
  1. Alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, dient het bouwplan te worden getoetst door de gemeentelijk archeoloog. Deze geeft aan of de aanvrager aanvullend archeologisch onderzoek moet laten uitvoeren, om vast te stellen of en zo ja, in hoeverre, het bouwplan zal leiden tot de verstoring van archeologische waarden.
  2. Indien uit het in artikel 10 lid 2 sub a genoemde archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen conform de Erfgoedwet, op basis van een Programma van Eisen dat is goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, op basis van een Programma van Eisen dat is goedgekeurd door het bevoegd gezag.
  3. De verplichting als bedoeld in artikel 10 lid 2 sub a geldt niet indien de vergunningaanvraag betrekking heeft op:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. één of meerdere gebouwen ten behoeve waarvan bodemverstoringen in een gebied van maximaal 100 m² optreden en/of tot maximaal 40 cm –maaiveld worden uitgevoerd;
    3. het plaatsen van een bouwwerk dat uitsluitend bestemd is voor archeologisch onderzoek, met een bouwhoogte van maximaal 3 m.
  4. Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 sub a, is afgegeven, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 10 lid 2 sub b, zijn artikel 10 lid 2 sub c onder 1 en artikel 10 lid 2 sub c onder 2 niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een dergelijk geval bepalen dat nieuw archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd om te toetsen of de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord. De bepaling in artikel 10 lid 2 sub b is overeenkomstig van toepassing.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden om op of in de gronden die op de plankaart zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 3' zonder, of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken, uit te voeren:
    1. bodemverstorende werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m² en/of een diepte dieper dan 40 cm –maaiveld, waartoe wordt gerekend saneren, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ontginnen en ophogen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
    5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    6. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  2. Het verbod als bedoeld in artikel 10 lid 3 sub a is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
    1. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 10 lid 2 van toepassing is;
    2. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
    4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning;
    5. betrekking hebben op een oppervlakte van maximaal 100 m² en/of diepte van maximaal 40 cm –maaiveld;
    6. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  3. Alvorens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden wordt verleend, dient het bouwplan te worden getoetst door de gemeentelijk archeoloog. Deze geeft aan of de aanvrager aanvullend archeologisch onderzoek moet laten uitvoeren, om vast te stellen of en zo ja, in hoeverre, het bouwplan zal leiden tot de verstoring van archeologische waarden.
  4. Indien uit het in artikel 10 lid 3 sub a genoemde archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen conform de Erfgoedwet, op basis van een Programma van Eisen dat is goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, op basis van een Programma van Eisen dat is goedgekeurd door het bevoegd gezag.
  5. Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 10 lid 3 sub c, is afgegeven, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 10 lid 3 sub d, zijn artikel 10 lid 3 sub a onder 4 en artikel 10 lid 3 sub a onder 5 niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een dergelijk geval bepalen dat nieuw archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd om te toetsen of de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord. De bepaling in artikel 10 lid 3 sub d is overeenkomstig van toepassing.

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de plankaart als 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden te wijzigen of (gedeeltelijk) te verwijderen, indien:
  1. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat het niet langer noodzakelijk is dat het bestemmingsplan ter plaatse voorziet in behoud en bescherming van archeologische waarden.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 4

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere voorkomende bestemming(en) gelden de volgende bouwregels:
  1. alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, dient het bouwplan te worden getoetst door de gemeentelijk archeoloog. Deze geeft aan of de aanvrager aanvullend archeologisch onderzoek moet laten uitvoeren, om vast te stellen of en zo ja, in hoeverre, het bouwplan zal leiden tot de verstoring van archeologische waarden.
  2. indien uit het in artikel 11 lid 2 sub a genoemde archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen conform de Erfgoedwet, op basis van een Programma van Eisen dat is goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, op basis van een Programma van Eisen dat is goedgekeurd door het bevoegd gezag.
  3. de verplichting als bedoeld in artikel 11 lid 2 sub a geldt niet indien de vergunningaanvraag betrekking heeft op:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. één of meerdere gebouwen ten behoeve waarvan bodemverstoringen in een gebied van maximaal 1,5 hectare optreden en/of tot maximaal 40 cm –maaiveld worden uitgevoerd;
    3. het plaatsen van een bouwwerk dat uitsluitend bestemd is voor archeologisch onderzoek, met een bouwhoogte van maximaal 3 m.
  4. op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 11 lid 2 sub a, is afgegeven, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 11 lid 2 sub b, zijn artikel 11 lid 2 sub c onder 1 en artikel 11 lid 2 sub c onder 2 niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een dergelijk geval bepalen dat nieuw archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd om te toetsen of de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord. De bepaling in artikel 11 lid 2 sub b is overeenkomstig van toepassing.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden om op of in de gronden die op de plankaart zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie 4' zonder, of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken, uit te voeren:
    1. bodemverstorende werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 1,5 hectare en/of een diepte dieper dan 40 cm –maaiveld, waartoe wordt gerekend saneren, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ontginnen en ophogen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
    5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    6. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  2. Het verbod als bedoeld in artikel 11 lid 3 sub a is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
    1. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 11 lid 2 van toepassing is;
    2. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
    4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingvergunning;
    5. betrekking hebben op een oppervlakte van maximaal 1,5 hectare en/of diepte van maximaal 40 cm –maaiveld;
    6. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  3. Alvorens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden wordt verleend, dient het bouwplan te worden getoetst door de gemeentelijk archeoloog. Deze geeft aan of de aanvrager aanvullend archeologisch onderzoek moet laten uitvoeren, om vast te stellen of en zo ja, in hoeverre, het bouwplan zal leiden tot de verstoring van archeologische waarden.
  4. Indien uit het in artikel 11 lid 3 sub a genoemde archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen conform de Erfgoedwet, op basis van een Programma van Eisen dat is goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, op basis van een Programma van Eisen dat is goedgekeurd door het bevoegd gezag.
  5. Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 11 lid 3 sub c, is afgegeven, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 11 lid 3 sub d, zijn artikel 11 lid 3 sub b onder 4 en artikel 11 lid 3 sub b onder 5 niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een dergelijk geval bepalen dat nieuw archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd om te toetsen of de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord. De bepaling in artikel 11 lid 3 sub d is overeenkomstig van toepassing.

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de plankaart als 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden te wijzigen of (gedeeltelijk) te verwijderen, indien:
  1. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat het niet langer noodzakelijk is dat het bestemmingsplan ter plaatse voorziet in behoud en bescherming van archeologische waarden.

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op de gronden mogen ten behoeve van de in artikel 12 lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 12 lid 2 sub b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint initiatiefnemer schriftelijk advies in bij de waterbeheerder omtrent de vraag of belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

3 Algemene Regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene Bouwregels

14.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

14.2 Bestaande maten

  1. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

14.3 Ondergronds bouwen

Ondergrondse bebouwing is uitsluitend ter plaatse van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan.

Artikel 15 Algemene Gebruiksregels

  1. Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
  2. Het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning is niet toegestaan.

Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels

16.1 Molenbiotoop

In afwijking van regels hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 1' de volgende regels:
  1. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht en mag geen beplanting aanwezig zijn hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  2. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht en mag geen beplanting aanwezig zijn hoger dan:
    1. voor zover het een bouwwerk of beplanting buiten het bestaand stads- en dorpsgebied betreft: 1/100 van de afstand van het bouwwerk en de beplanting tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
    2. voor zover het een bouwwerk of beplanting binnen het bestaand stads- en dorpsgebied betreft: 1/30 van de afstand van het bouwwerk en de beplanting tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  3. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a en b, indien de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en beplanting en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing en de beplanting of zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd;
  4. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a, b en c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

16.2 Overige zone - 1

Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels

18.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 19 Hof Van Keenenburg

19.1 Administratieve bepaling

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hof van keenenburg' gelden de volgende regels:
  1. Artikel 4.2.1 van het bestemmingsplan 'Hof van Keenenburg' (vastgesteld op 14 december 2021) wordt aangevuld met onderdeel c. Artikel 4.2.1 sub c luidt: 'hoofdgebouwen mogen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' gedeeltelijk of geheel worden vernieuwd en/of worden uitgebreid, mits met het betrokken bouwplan de bestaande nokrichting gehandhaafd blijft'.
  2. Artikel 4.2.2 van het bestemmingsplan 'Hof van Keenenburg' (vastgesteld op 14 december 2021) wordt aangevuld met onderdeel f. Artikel 4.2.2 sub f luidt: 'ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn aan de voorzijde van aan- en uitbouwen en bijgebouwen dakkapellen en dakopbouwen niet toegestaan'.
  3. Artikel 5.1 van het bestemmingsplan 'Hof van Keenenburg' (vastgesteld op 14 december 2021) wordt aangevuld met onderdeel f. Artikel 5.1 sub f luidt: 'de versterking van de beleving van het voormalige kasteel'.
  4. Artikel 5.3 van het bestemmingsplan 'Hof van Keenenburg' (vastgesteld op 14 december 2021) wordt gewijzigd naar: 'Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 5.2 sub a voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van niet meer dan 20 m die verwijzen naar het voormalige kasteel, met dien verstande dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige structuur en de bezonningssituatie van aangrenzende gronden'.
  5. Artikel 15.1 (aanhef) van het bestemmingsplan 'Hof van Keenenburg' (vastgesteld op 14 december 2021) wordt gewijzigd naar: 'Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' het plan wijzigingen in de bestemming 'Gemengd', waarbij het wijzigingsgebied mag worden bebouwd en het bedrijfsvloeroppervlak per detailhandelsvestiging als bedoeld in artikel 4.3 sub a niet van toepassing is, met dien verstande dat ...'.
  6. Artikel 15.1 van het bestemmingsplan 'Hof van Keenenburg' (vastgesteld op 14 december 2021) wordt aangevuld met onderdeel h. Artikel 15.1 sub h luidt: de aanduiding 'karakteristiek', zoals van toepassing binnen de te wijzigen bestemmingen, van toepassing blijft na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.
  7. Artikel 15.1 van het bestemmingsplan 'Hof van Keenenburg' (vastgesteld op 14 december 2021) wordt aangevuld met onderdeel i. Artikel 15.1 sub i luidt: 'het trottoir langs de Kasteellaan geheel toegankelijk dient te blijven'.

Artikel 20 Buitengebied Gras

20.1 Administratieve bepaling

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - buitengebied gras - reparatie nav raad van state besluit' gelden de volgende regels:
    1. Artikel 6.2 sub f van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Gras - reparatie nav Raad van State besluit' (vastgesteld op 28 april 2015) wordt gewijzigd. In de tabel bij dit onderdeel wordt de tekst ‘bestaand + eenmalig 10% van de inhoud’ vervangen door ‘1000 m³’.
    2. Artikel 6.2 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Gras - reparatie nav Raad van State besluit' (vastgesteld op 28 april 2015) wordt aangevuld met onderdeel g. Artikel 6.2 sub g luidt: 'de afstand tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m'.
    3. Artikel 6.3 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Gras - reparatie nav Raad van State besluit' (vastgesteld op 28 april 2015) komt te vervallen.
  2. Artikel 4.1 sub a van het bestemmingsplan ‘1e herziening Buitengebied Gras' (vastgesteld op 22 september 2020) wordt gewijzigd naar: 'de uitoefening van een bedrijf uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met het gebruik van één bedrijfswoning per bouwvlak, tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is weergegeven'.

Artikel 21 Glastuinbouwgebieden

21.1 Administratieve bepaling

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - glastuinbouwgebieden' gelden de volgende regels:
  1. Artikel 3.2.3 van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebieden' (vastgesteld op 28 mei 2013) wordt gewijzigd naar: 'Voor het bouwen en herbouwen van plattelandswoningen op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning’ zijn de regels zoals opgenomen in artikel 3.2.2, onderdelen e tot en met q, s en t overeenkomstig van toepassing'.
  2. Artikel 3.2.4 sub b van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebieden' (vastgesteld op 28 mei 2013) wordt gewijzigd naar: 'de regels zoals opgenomen in artikel 3.2.2, onderdelen e tot en met t zijn overeenkomstig van toepassing'.
  3. Artikel 3.5.2 sub e van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebieden' (vastgesteld op 28 mei 2013) wordt gewijzigd naar: 'voldaan wordt aan de regels zoals opgenomen in artikel 3.2.2, onderdelen e tot en met q, s en t van dit plan'.
  4. Artikel 3.5.3 sub b van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebieden' (vastgesteld op 28 mei 2013) wordt gewijzigd naar: 'voldaan wordt aan de regels zoals opgenomen in artikel 3.2.2, onderdelen e tot en met t van dit plan'.

Artikel 22 Parapluplan

22.1 Standplaatsen

  1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - standplaatsen' is het gebruik van gronden ten behoeve van een standplaats toegestaan.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a is het bakken of frituren van voedingswaren niet toegestaan op een afstand van minder dan 10 m tot een woning.
  3. Onder een standplaats als bedoeld onder a wordt verstaan: 'het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel'.

22.2 Parkeren

22.3 Wonen

22.4 Bed & breakfast

  1. Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - afwijking bed en breakfast' bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen in de gemeente Midden-Delfland die op het moment van vaststelling van het voorliggende plan zijn vastgesteld, voor zover het betreft de bestemmingen die (het) wonen, niet zijnde bedrijfswoningen en dienstwoningen, mogelijk maken in de betreffende bestemmingsomschrijving en een bed & breakfast toestaan, mits:
    1. de bed & breakfast uitgeoefend wordt door de bewoner(s) van de betreffende woning;
    2. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor de bed & breakfast minder bedraagt dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning, bijgebouwen meegerekend;
    3. de woonfunctie in overwegende mate in het hoofdgebouw plaats vindt.
  2. Onder bed & breakfast als bedoeld onder a wordt verstaan: 'een overnachtingsaccommodatie gericht op het tegen betaling bieden van de mogelijkheid tot een kortdurend recreatief verblijf met het serveren van ontbijt, gevestigd in een hoofd- en/of bijgebouw en uitgeoefend door de bewoner(s) van de betreffende woning'.

Artikel 23 Toepassingsbereik Inleidende Regels, Bestemmingsregels En Algemene Regels

  1. De inleidende regels als bedoeld in regels hoofdstuk 1 zijn uitsluitend van toepassing op de gronden die in het voorliggende plan voor een bepaalde (dubbel)bestemming als bedoeld in regels hoofdstuk 2 zijn aangewezen en als zodanig op de verbeelding (plankaart) zijn weergegeven.
  2. De bestemmingsregels als bedoeld in regels hoofdstuk 2 zijn uitsluitend van toepassing op de gronden die in het voorliggende plan voor een bepaalde (dubbel)bestemming als bedoeld in regels hoofdstuk 2 zijn aangewezen en als zodanig op de verbeelding (plankaart) zijn weergegeven.
  3. De artikelen 13 tot en met 18 zijn uitsluitend van toepassing op de gronden die in het voorliggende plan voor een bepaalde (dubbel)bestemming als bedoeld in regels hoofdstuk 2 zijn aangewezen en als zodanig op de verbeelding (plankaart) zijn weergegeven.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Veeg- en parapluplan.

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit de combinatie van een veegplan voor een aantal locaties in de gemeente Midden-Delfland en een parapluplan voor het gehele gemeentelijke grondgebied.
Het veegplan heeft betrekking op enkele locaties binnen de gemeente Midden-Delfland, de zogenaamde 'witte vlekken', waarvoor op dit moment nog geen bestemmingsplan is gepubliceerd op ruimtelijkeplannen.nl. Daarnaast heeft het veegplan betrekking op enkele reparaties van verschillende bestemmingsplannen.
Een parapluplan biedt de mogelijkheid alle of een (groot) aantal bestemmingsplannen binnen de gemeente in één keer te herzien en/of aangevuld voor een bepaald aspect. De gemeente Midden-Delfland heeft (recentelijk) beleid vastgesteld omtrent standplaatsen, parkeren, wonen en bed & breakfast. Met deze parapluherziening wordt dit beleid in het geldende planologische regime ingepast.
Het doel van dit bestemmingsplan is het geven van een actueel en correct kader waaraan (toekomstige) aanvragen voor omgevingsvergunningen kunnen worden getoetst.

1.2 Plangebied

Het plangebied van het veegplan dat betrekking heeft op enkele 'witte vlekken' en correcties omvat diverse locaties verspreid over het grondgebied van de gemeente Midden-Delfland. De locaties die betrekking hebben op de 'witte vlekken' worden beschreven in toelichting paragraaf 2.1. De locaties die betrekking hebben op de correcties worden in toelichting paragraaf 2.2 beschreven. Overigens is niet elke reparatie specifiek aan een locatie toe te wijzen; het gaat namelijk deels om reparaties of toevoegingen in de regels.
Het plangebied van het parapluplan omvat het grondgebied van de gehele gemeente Midden-Delfland. Het parapluplan is een bestemmingsplan dat als een spreekwoordelijke paraplu over andere, reeds geldende bestemmingsplannen (en wijzigings- en uitwerkingsplannen) heen hangt. Het bepaalt dat de regels ten aanzien van standplaatsen, parkeren en wonen die zijn opgenomen in de geldende plannen vervallen en worden vervangen door de regels die zijn opgenomen in het voorliggende parapluplan.

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Veegplan
Het veegplan heeft betrekking op enkele specifieke locaties waarvoor verschillende bestemmingsplannen van kracht zijn. In onderstaand tabel is een overzicht weergegeven van de geldende bestemmingsplannen voor deze locaties.
Bestemmingsplan
Vastgesteld
Bestemmingsplan 'Buitengebied Gras' 25 juni 2013
Bestemmingsplan 'Buitengebied Gras - reparatie nav Raad van State besluit' 28 april 2015
Bestemmingsplan '1e herziening Buitengebied Gras'
22 september 2020
Bestemmingsplan 'Hof van Keenenburg'
14 december 2021
Bestemmingsplan 'Kern Schipluiden 2007' 12 december 2009
Bestemmingsplan 'Hooipolder en Kerkpolder-Oost 2013' 28 mei 2013
Bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebieden' 28 mei 2013
Parapluplan
Het plangebied van het parapluplan omvat het grondgebied van de gehele gemeente Midden-Delfland. Het geldende planologische regime voor het parapluplandeel bestaat dan ook uit alle geldende bestemmingsplannen (en wijzigings- en uitwerkingsplannen) in de gemeente Midden-Delfland.
Met het voorliggende parapluplan wordt een regeling voor standplaatsen geïntroduceerd. De geldende bestemmingsplannen in de gemeente Midden-Delfland maken thans nog geen standplaatsen mogelijk.
Met het parapluplan komen de regelingen ten aanzien van parkeren die zijn opgenomen in de geldende plannen te vervallen en worden die vervangen door de regels die zijn opgenomen in het voorliggende parapluplan.
Voor de regels ten aanzien van wonen geldt dat de begrippen zoals die in de inleidende regels van de geldende plannen zijn opgenomen komen te vervallen en worden vervangen door de regels die zijn opgenomen in het voorliggende parapluplan. Daarnaast worden regels toegevoegd voor het uitsluiten van woningsplitsing, -samenvoeging en kamerverhuur, met een afwijkingsmogelijkheid van dit verbod voor de kernen Den Hoorn, Maasland, Schipluiden en Maaslandse Dam.
Ten slotte bevat het voorliggende parapluplan een afwijkingsmogelijkheid voor het onder voorwaarden toestaan van bed & breakfast in de kernen Den Hoorn, Maasland, Schipluiden en Maaslandse Dam en 't Woudt. Hiermee wordt de regeling zoals die reeds van toepassing is in de kern Den Hoorn uitgerold naar de overige kernen.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk worden in hoofdstuk 2 de verschillende 'witte vlekken' en reparaties van het veegplan beschreven. In hoofdstuk 3 worden de aspecten van de parapluherziening beschreven. In hoofdstuk 4 wordt het bestemmingsplan op haalbaarheid getoetst. Hoofdstuk 5 bevat vervolgens een juridische planbeschrijving. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

2 Veegplan

Tijdens de actualisatie van bestemmingsplannen zijn bepaalde gronden niet meegenomen, hierdoor zijn witte vlekken ontstaan op ruimtelijkeplannen.nl. Het gaat hierbij om locaties die vaak op de grens van verschillende bestemmingsplannen zijn gelegen waardoor deze gronden onbedoeld niet zijn meegenomen. In feite geldt voor deze witte vlekken nog het onderliggende verouderde bestemmingsplan dat niet gepubliceerd is op ruimtelijkeplannen.nl.
Daarnaast heeft dit bestemmingsplan betrekking op diverse reparaties van geldende bestemmingsplannen. Het betreft locaties waarvoor een beoogde regeling niet is opgenomen, of per abuis is overschreven. Ook gaat het om het herstellen van foute verwijzingen e.d.

2.1 Witte Vlekken

2.1.1 Harnaskade 1b, Den Hoorn

Aan de noordzijde van het perceel aan de Harnaskade 1b is op de grens van de bestemmingsplan 'Hooipolder en Kerkpolder-Oost 2013' (vastgesteld op 28 mei 2013) en het bestemmingsplan 'Harnaschpolder Zuid 2014' (vastgesteld op 27 juni 2017) een 'witte vlek' ontstaan. De 'witte vlek' is onderdeel van de kadastrale percelen 191 en 1712, sectie Q, kadastrale gemeente Schipluiden. Perceelnummer 191 heeft betrekking op het perceel aan de Harnaskade 1b, dat op dit moment bedrijfsmatig in gebruik is. Het perceelnummer 1712 heeft betrekking op de openbare weg, de Harnaskade.
De onderstaande afbeelding toont de ligging van de 'witte vlek' aan de noordzijde van de Harnaskade 1b in Den Hoorn.
afbeelding
Ligging 'witte vlek' Harnaskade 1b Den Hoorn (rode omkadering, bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Vertaling naar het bestemmingsplan
Voor deze locatie wordt aangesloten op het bestemmingsplan 'Hooipolder en Kerkpolder-Oost 2013'. Ter plaatse van de gronden aan de Harnaskade 1b zal de locatie worden voorzien van de bestemming 'Bedrijf' met bouwvlak. Tevens zullen de maatvoeringsaanduidingen 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' en 'maximum bebouwingspercentage (%)' uit het bestemmingsplan 'Hooipolder en Kerkpolder-Oost 2013' worden overgenomen. Ter plaatse van de Harnaskade zal de locatie worden bestemd als 'Verkeer'.
Verder is de locatie voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterkering' en 'Waarde - Archeologie 1'.

2.1.2 Wegberm N468, Schipluiden

Op de grens van de bestemmingsplan 'Kern Schipluiden 2007' en het bestemmingsplan 'Buitengebied Gras' is een 'witte vlek' ontstaan. Ter plaatse geldt op dit moment het bestemmingsplan 'Tertiaire weg 59' uit 1984. Het gebied is gelegen op de grens van de kern Schipluiden en het buitengebied, langs de N468.
De onderstaande afbeelding toont de ligging van de 'witte vlek' aan de noordwestzijde van Schipluiden, langs de N468.
afbeelding
Ligging 'witte vlek' langs de N468 aan de noordwestzijde van Schipluiden (rode omkadering, bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Vertaling naar het bestemmingsplan
Met onderhavig bestemmingsplan wordt aangesloten op het bestemmingsplan 'Buitengebied Gras'. Hierbinnen worden de gronden voorzien van de enkelbestemming 'Verkeer'. Verder wordt ter bescherming van de windvang van de molen aan de zuidzijde de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 1' opgenomen. Voor de dubbelbestemmingen is aangesloten op het bestemmingsplan '1e herziening Buitengebied Gras', waarbij de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' worden toegepast.

2.2 Correcties Geldende Bestemmingsplan

2.2.1 Bestemmingsplan 'Buitengebied Gras'

Foppenpolderpad 7, Maasland
Aan het Foppenpolderpad 7, in het buitengebied van Maasland, is de jachthaven DWSV gelegen. Volgens het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Gras' geldt ter plaatse de bestemming 'Recreatie - Jachthaven'. In regels van de bestemming 'Recreatie - Jachthaven' is in artikel 19.1 sub a aangegeven dat de hiervoor aangewezen gronden zijn bestemd voor ten hoogste 150 aanlegplaatsen. Daarnaast is in artikel 19.3 bepaald dat het aantal parkeerplaatsen ten minste 0,7 parkeerplaatsen per ligplaats dient te bedragen.
De parkeernorm van 0,7 parkeerplaatsen per ligplaats is echter niet passend voor de specifieke situatie. De jachthaven is namelijk per auto slechts bereikbaar voor vergunninghouders. In de praktijk blijkt dat het aanwezige aantal parkeerplaatsen op het terrein van de jachthaven voldoende is. Bezoekers of gebruikers van de jachthaven parkeren voornamelijk aan de Kwakelweg of aan de Oude Veiling.
Daarnaast is het aantal aanlegplaatsen van maximaal 150 aanlegplaatsen niet correct. In het hiervoor geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Maasland 2002' was het aantal aanlegplaatsen van maximaal 150 doelbewust geschrapt. De reden hiervoor was dat de begrenzing van de ligplaatsen op de verbeelding als afdoende werd beschouwd voor het beperken van de ruimtelijke impact. Per abuis is het maximum van 150 aanlegplaatsen alsnog opgenomen in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Gras'.
Vertaling naar het bestemmingsplan
Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt de omissie ten aanzien van de parkeernorm en het maximaal aantal ligplaatsen hersteld door zowel de parkeernorm als het maximaal aantal ligplaatsen te schrappen.
Voor de planlocatie aan het Foppenpolderpad 7 zal de geldende bestemming 'Recreatie - Jachthaven' met een bouwvlak worden opgenomen. Daarnaast zal de bestaande maatvoeringsaanduiding voor het maximaal bebouwd oppervlak worden overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Ter plaatse van de planlocatie zal de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - foppenpolder' worden toegevoegd, om een onderscheid te maken met een andere jachthaven in het buitengebied die als 'Recreatie - Jachthaven' bestemd is. In artikel 4 lid 1 sub b van het voorliggende bestemmingsplan is bepaald dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - foppenpolder' geen maximum aantal aanlegplaatsen geldt. Daarnaast is in artikel 4 lid 3 sub b bepaald dat de parkeernorm van 0,7 parkeerplaatsen per ligplaats niet van toepassing is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - foppenpolder'.
Gelijk aan het geldende planologische regime is aan de jachthaven aan de Gaagweg 7d-e in Schipluiden tevens de bestemming 'Recreatie - Jachthaven' toegekend. Ten opzichte van het geldende planologische regime zijn er geen wijzigingen.
Perceel aan de Pastoor Verburghlaan naast 11, Schipluiden
In het bestemmingsplan 'Buitengebied Gras - reparatie nav Raad van State besluit' wordt op het kadastraal perceel gemeente Schipluiden, sectie F, nummer 713, nabij Pastoor Verburghlaan 11 te Schipluiden, een woning mogelijk gemaakt. Voor de bouw van de woning geldt een voorwaardelijke verplichting: 'de woning op het perceel H713 (bedoeld is F713) mag uitsluitend gebouwd worden indien de vergunning van 8 januari 2008 met kenmerk BR 2007069 voor de bouw van de twee woningen op het perceel plaatselijk bekend als Gaagweg 4-6 in Schipluiden is ingetrokken'. Aan deze voorwaarde is voldaan. Het besluit tot intrekking is door het college van B&W genomen op 2 mei 2016 (kenmerk 2016-14894).
De bouwregels geven een maximale inhoud voor de woning van de bestaande inhoud plus 10%. De omissie is dat er geen woning aanwezig is en dat er ook nooit een woning gestaan heeft, waardoor de inhoud van de te bouwen woning onbepaald is. Er is geen binnenplanse mogelijkheid om dit te repareren. Wij willen de regels aanpassen, zodat de maximale inhoud van de te bouwen woning inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen gesteld wordt op 1.000 m³. Dit is een gebruikelijke maximummaat voor een vrijstaande woning in het buitengebied. Er zijn geen belangen die zich verzetten tegen een dergelijk bouwvolume. Dat blijkt uit de ruimtelijke onderbouwing die reeds in 2013 voor deze woning is opgesteld en als bijlage 5 bij de toelichting van bestemmingsplan 'Buitengebied Gras' is gevoegd.
Vertaling naar het bestemmingsplan
Middels een administratieve bepaling in het voorliggende bestemmingsplan wordt de omissie ten aanzien van bouwregels op de volgende wijze hersteld:
  • Artikel 6.2 sub f van de regels van bestemmingsplan ‘Buitengebied Gras - reparatie nav Raad van State besluit' wordt gewijzigd. In de tabel bij dit onderdeel wordt de tekst ‘bestaand + eenmalig 10% van de inhoud’ vervangen door ‘1000 m³’.
  • Artikel 6.2 wordt uitgebreid met onderdeel g: 'de afstand tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m'.
  • Artikel 6.3 komt in zijn geheel te vervallen.
Bedrijfswoning in bestemming 'Bedrijf'
Binnen de bestemming 'Bedrijf' van het bestemmingsplan 'Buitengebied Gras' en de '1e herziening Buitengebied Gras' zijn bedrijfswoningen mogelijk gemaakt. In de bouwregels (artikel 4.2) is opgenomen dat per bouwvlak één bedrijfswoning gebouwd mag worden, tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is weergegeven. In de bestemmingsomschrijving (artikel 4.1) of de specifieke gebruiksregels (artikel 4.3) komt een bedrijfswoning niet voor. Daarmee is het bouwen van een bedrijfswoning toegestaan, maar wordt het wonen in een bedrijfswoning niet expliciet genoemd bij het toegestane gebruik. Dit kan als een omissie beschouwd worden. In het voorliggende bestemmingsplan wordt de omissie hersteld door het gebruik van een bedrijfswoning (één per bouwvlak, tenzij met de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is weergegeven) toe te voegen aan artikel 4.1 sub a.

2.2.2 Bestemmingsplan 'Hof van Keenenburg'

Omissies in de regels van het bestemmingsplan 'Hof van Keenenburg'
  • Op de verbeelding van het bestemmingsplan 'Hof van Keenenburg' is binnen de bestemming 'Gemengd' de aanduiding 'karakteristiek' opgenomen. In de regels van de bestemming 'Gemengd' ontbreekt de aanduiding 'karakteristiek' echter. Middels een administratieve bepaling in artikel 19 lid 1 van het voorliggende bestemmingsplan wordt deze omissie in de regels gecorrigeerd. Artikel 4.2.1 wordt als sub c aangevuld met: 'hoofdgebouwen mogen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' gedeeltelijk of geheel worden vernieuwd en/of worden uitgebreid, mits met het betrokken bouwplan de bestaande nokrichting gehandhaafd blijft'. De motivering voor het behoud van de nokrichting komt voort uit het beeldkwaliteitsplan voor Hof van Keenenburg. Verder wordt artikel 4.2.2 als sub f aangevuld met: 'ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn aan de voorzijde van aan- en uitbouwen en bijgebouwen dakkapellen en dakopbouwen niet toegestaan'.
  • Onderdeel van het herontwikkelingsgebied Hof van Keenenburg betreft de herinrichting van de 'kasteeltuin'. Volgens het geldende bestemmingsplan 'Hof van Keenenburg' geldt ter plaatse van de voormalige kasteeltuin de bestemming 'Groen'. De hiervoor aangewezen gronden zijn bestemd voor beplantingen, plantsoenen, bermen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden, sociaal-culturele activiteiten, kleinschalige evenementen, parkeren en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en water. In de 'Structuurvisie Centrumplan Schipluiden', vastgesteld op 13 december 2016 door de raad van de gemeente Midden-Delfland, is de wens geuit dat er in de 'kasteeltuin' bouwwerken ter versterking van de beleving van het voormalige kasteel gebouwd mogen worden. In artikel 5.2 sub a wordt bij recht de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m mogelijk gemaakt. In artikel 5.3 is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van niet meer dan 20 m, die toegepast kan worden voor elementen die verwijzen naar het voormalige kasteel 'Keenenburg'. Deze afwijkingsmogelijkheid kan echter uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' toegepast worden, terwijl de betreffende elementen in het hele bestemmingsvlak 'Groen' gewenst kunnen zijn. Daarnaast wordt in artikel 5.3 naar een niet voorkomend sublid van artikel 5.2 verwezen. Deze omissies worden in artikel 19 lid 1 van het voorliggende bestemmingsplan gecorrigeerd. Verder wordt aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Groen' toegevoegd dat de voor 'Groen' aangewezen gronden mede zijn bestemd voor het versterken van de beleving van het voormalige kasteel.
  • Binnen het bestemmingsplan 'Hof van Keenenburg' geldt ter plaatse van de Albert Heijn de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1'. In artikel 15.1 is de bijbehorende wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De wijzigingsbevoegdheid is bedoeld om ontwikkelingen bij de Albert Heijn mogelijk te maken. Middels de wijzigingsbevoegdheid kunnen de bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' gewijzigd worden. Echter geldt binnen de bestemming 'Gemengd' dat het bedrijfsvloeroppervlak per detailhandelsvestiging conform artikel 4.3 sub a niet meer mag bedragen dan 300 m². Hierdoor zal na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een strijdigheid met het bestemmingsplan ontstaan, omdat het bedrijfsvloeroppervlak per detailhandelsvestiging overschreden zal worden. Middels een administratieve bepaling in artikel 19 lid 1 van het voorliggende bestemmingsplan wordt deze omissie in de regels gecorrigeerd. Aan de 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' wordt toegevoegd dat artikel 4.3 sub a van het bestemmingsplan 'Hof van Keenenburg' niet van toepassing is.
  • Middels een administratieve bepaling in artikel 19 lid 1 van het voorliggende bestemmingsplan wordt aan artikel 15.1 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' als voorwaarde toegevoegd dat de aanduiding 'karakteristiek', zoals deze voorkomt in de te wijzigen bestemmingen, van toepassing blijft.
  • Middels een administratieve bepaling in artikel 19 lid 1 van het voorliggende bestemmingsplan wordt aan artikel 15.1 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' als voorwaarde toegevoegd dat na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid het trottoir langs de Kasteellaan geheel toegankelijk dient te blijven.

2.2.3 Bestemmingsplan 'Kern Schipluiden 2007'

Op de grens van de bestemmingsplan 'Kern Schipluiden 2007' en het bestemmingsplan 'Hof van Keenenburg' is per abuis aan de gronden die gemeentelijk bezit zijn en tot de openbare ruimte behoren de bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Tuin', 'Gemengd' en 'Detailhandel' toegekend. De locatie maakt onderdeel uit van de Keenenburgweg in Schipluiden en is kadastraal bekend onder perceelnummer 2904, sectie B.
De onderstaande afbeelding toont de ligging van de locatie aan de Keenenburgweg.
afbeelding
Ligging correctie locatie Keenenburgweg (rode omkadering, bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Vertaling naar het bestemmingsplan
Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt de omissie hersteld door aan de gronden de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' toe te kennen, in lijn met de feitelijke situatie. Er wordt voor de bestemmingsregels aangesloten op het bestemmingsplan 'Kern Schipluiden 2007'. Verder worden de geldende archeologische dubbelbestemmingen en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' overgenomen.

2.2.4 Bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebieden'

In het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebieden' (vastgesteld op 28 mei 2013) is in artikel 3.5.2 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een plattelandswoning binnen de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw'. In artikel 3.5.2 sub e is bepaald dat voldaan moet worden aan enkele onderdelen van artikel 3.2.2 (bouwregels bedrijfswoningen en bijgebouwen), te weten 'lid d tot en met p, r en s'. Daarmee hoeft niet aan artikel 3.2.2 sub q voldaan te worden, terwijl in plaats van onderdeel q onderdeel r als voorwaarde uitgesloten had moeten worden. Deze omissie komt voort uit invoegen van onderdeel d in artikel 3.2.2 na de terinzagelegging van het voorontwerp bestemmingsplan, waarna de nummering in artikel 3.5.2 niet aangepast is. Dezelfde omissie komt voor in artikel 3.2.3 (bouwregels plattelandswoningen).
Artikel 3.2.2 sub r heeft betrekking op de afstand van een woning tot de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw', die minimaal 12,5 m moet bedragen. Deze afstandseis is voor plattelandswoningen niet relevant, omdat plattelandswoningen in het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebieden', al dan niet na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, tot de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw' behoren.
In de artikelen 3.2.4 en 3.5.3 wordt eveneens verwijzen naar bepaalde onderdelen van artikel 3.2.2 en is de nummering tevens niet aangepast na het invoegen van onderdeel d in artikel 3.2.2. De artikelen 3.2.4 en 3.5.3 betreffen respectievelijk de bouwregels en de wijzigingsbevoegdheid voor een nieuwe bedrijfswoning, waarbij verwezen wordt naar de aanduiding 'bedrijfswoning'. De afstandseis van artikel 3.2.2 sub r is voor nieuwe bedrijfswoningen wel van toepassing.
Vertaling naar het bestemmingsplan
Middels een administratieve bepaling in het voorliggende bestemmingsplan worden de omissies in artikel 3 van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebieden' op de volgende wijze hersteld:
  • Artikel 3.2.3 van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebieden' (vastgesteld op 28 mei 2013) wordt gewijzigd naar: 'Voor het bouwen en herbouwen van plattelandswoningen op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning’ zijn de regels zoals opgenomen in artikel 3.2.2, onderdelen e tot en met q, s en t overeenkomstig van toepassing'.
  • Artikel 3.2.4 sub b van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebieden' (vastgesteld op 28 mei 2013) wordt gewijzigd naar: 'de regels zoals opgenomen in artikel 3.2.2, onderdelen e tot en met t zijn overeenkomstig van toepassing'.
  • Artikel 3.5.2 sub e van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebieden' (vastgesteld op 28 mei 2013) wordt gewijzigd naar: 'voldaan wordt aan de regels zoals opgenomen in artikel 3.2.2, onderdelen e tot en met q, s en t van dit plan'.
  • Artikel 3.5.3 sub b van het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebieden' (vastgesteld op 28 mei 2013) wordt gewijzigd naar: 'voldaan wordt aan de regels zoals opgenomen in artikel 3.2.2, onderdelen e tot en met t van dit plan'.

3 Parapluplan

3.1 Standplaatsen

Op verschillende plekken in de gemeente Midden-Delfland worden goederen te koop aangeboden via kramen, tafels en wagens. Op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Midden-Delfland (hierna: APV) moeten standplaatshouders een vergunning hebben. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor het innemen van een standplaats, waarbij wordt getoetst aan de beleidsnota 'Standplaatsenbeleid Midden-Delfland 2008'. In deze beleidsnota is bepaald onder welke voorwaarden een standplaatsvergunning kan worden verleend.
Eén van de aspecten waar een standplaats aan moet voldoen, is dat het moet passen binnen de bepalingen van het bestemmingsplan. In de verschillende bestemmingsplannen van de gemeente Midden-Delfland is geen regeling voor standplaatsen opgenomen. In sommige gevallen is er sprake van een strijdige situatie, omdat het geldende bestemmingsplan het gebruik als standplaats niet toestaat.
Middels het voorliggende parapluplan worden de geldende bestemmingsplannen gelijktijdig op één onderdeel aangevuld, in dit geval voor standplaatsen voor ambulante handel. Hiermee wordt juridisch-planologisch geregeld dat het innemen van een standplaats op de daarvoor aangewezen plekken niet meer strijdig is met het bestemmingsplan.

3.1.1 Begrenzing plangebied

Het werkingsgebied van het voorliggende parapluplan omtrent standplaatsen beperkt zich tot de kernen van de gemeente Midden-Delfland. Het gaat hierbij om de kernen Schipluiden, Maasland en Den Hoorn. De begrenzing van het plangebied voor standplaatsen, te weten de gronden waar standplaatsen in beginsel mogelijk zijn, is vastgelegd op de verbeelding.
De navolgende afbeeldingen tonen per kern een overzichtskaart van de locaties waar standplaatsen in beginsel gewenst zijn.
afbeelding
Overzichtskaart locatie standplaatsen in Den Hoorn (rode omlijning)
afbeelding
Overzichtskaart locatie standplaatsen in Maasland (rode omlijning)
afbeelding
Overzichtskaart locatie standplaatsen in Schipluiden (rode omlijning)

3.1.2 Planbeschrijving

Standplaatsen spelen een belangrijke rol in het straatbeeld. Het verkopen, te koop aanbieden of afleveren van goederen en diensten in de openlucht (ambulante handel), al dan niet gebruik makend van fysieke middelen zoals een kraam, een wagen of een tafel, voorziet in een behoefte en brengt daarnaast de nodige levendigheid met zich mee. Op dit moment is in de geldende bestemmingsplannen van de gemeente Midden-Delfland geen regeling opgenomen met betrekking tot standplaatsen. Derhalve zijn standplaatsen in strijd met de geldende bestemmingsplannen.
In het voorliggende parapluplan wordt voor het plangebied een specifieke regeling opgenomen voor standplaatsen, zodat het innemen van een standplaats niet meer strijdig is met het bestemmingsplan. Het verlenen van een vergunning voor een standplaats wordt daarnaast verleend op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de beleidsnota 'Standplaatsenbeleid Midden-Delfland 2008'. Navolgend wordt daarom ingegaan op de APV en de beleidsnota
Juridisch kader
Algemene Plaatselijke Verordening (APV)
In artikel 5:17 van de APV wordt een standplaats als volgt gedefinieerd: 'het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel'.
Onder standplaats wordt niet verstaan: 'een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet of een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24'.
Artikel 5:18 van de APV bevat vervolgens de regels omtrent standplaatsvergunningen en de weigeringsgronden voor een vergunning:
  1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.
  2. Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.
  3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd als:
    1. de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; of
    2. een kwantitatieve of territoriale beperking als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met een dwingende reden van algemeen belang.
  4. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
  5. Het college kan openbare plaatsen of categorieën van standplaatsen aanwijzen waarbinnen respectievelijk waarvoor het verbod in het eerste lid, al dan niet onder het stellen van voorwaarden, niet geldt.
Op grond van de APV is voor het innemen van een standplaats een vergunning van het college van burgemeester en wethouders nodig. De vergunning wordt op grond van artikel 5:18 getoetst aan het bestemmingsplan en aan redelijke eisen van welstand. Daarnaast gelden ook de algemene weigeringsgronden van artikel 1:8 van de APV. Dit betekent dat een vergunning kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu.
Beleidsnota 'Standplaatsenbeleid Midden-Delfland 2008'
Op grond van de APV moeten standplaatshouders een vergunning hebben. Daarnaast bepaalt de gemeente op grond van haar standplaatsenbeleid waar, hoe, en wanneer de standplaatshouders hun goederen of diensten mogen aanbieden. De gemeente Midden-Delfland heeft een nieuwe beleidsnotitie voorbereid, die de beleidsnota uit 2008 zal vervangen. De ontwerpversie van de nieuwe beleidsnotitie zal gelijktijdig met het ontwerp van het voorliggende bestemmingsplan ter inzage gaan.
De nieuwe beleidsnotitie voor standplaatsen bevat de motivering voor de keuze van aangewezen gebieden waar onder voorwaarden standplaatsen mogelijk zijn. De gemeente staat Midden-Delfland staat een positieve beleidsmatige afweging voor. Standplaatsen zijn, indien ruimtelijk inpasbaar, in of in de directe nabijheid van het centrum gewenst. Dit betreft de dorpscentra, de straten rondom de dorpscentra en een aantal bijzondere locaties, zoals bij sporthallen en een Toeristisch Overstappunt. Er kan ook gedacht worden aan standplaatsen voor kerstbomenverkoop en dergelijke.
Vertaling naar het bestemmingsplan
Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt geregeld dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - standplaatsen' standplaatsen mogelijk zijn. De vergunning van een standplaats wordt vervolgens verleend op basis van de APV en de nieuwe beleidsnotitie of de rechtsopvolger daarvan. Hierdoor zal na vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan een standplaats niet meer strijdig zijn met het geldende bestemmingsplan. Op het moment dat een vergunningsaanvraag voldoet aan de APV en de beleidsnotitie of de rechtsopvolger daarvan zal een vergunning voor de standplaats worden verleend.

3.1.3 Milieu- en omgevingsaspecten

Een standplaats voor ambulante handel is qua hinder voor de omgeving vergelijkbaar met een winkel. Om die reden zijn standplaatsen in de centrumgebieden van de kernen in beginsel geen bedreiging voor de leefbaarheid van de omgeving. Om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te kunnen garanderen is het nodig om voorwaarden te stellen waarbinnen plaatsen van standplaatsen is toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor het innemen van een standplaats, waarbij wordt getoetst aan de beleidsnota 'Standplaatsenbeleid Midden-Delfland 2008', of de rechtsopvolger daarvan. In deze beleidsnota is bepaald onder welke voorwaarden een standplaatsvergunning kan worden verleend. De belangrijkste voorwaarden zijn:
  1. De openbare orde mag niet in gevaar komen
  2. De verkeersveiligheid mag niet in gevaar komen.
  3. Het uiterlijk van het dorpsgezicht mag niet worden aangetast.
Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt slechts geregeld dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - standplaatsen' standplaatsen zijn toegestaan. De vergunning van een standplaats wordt vervolgens verleend op basis van de APV en de beleidsnota 'Standplaatsenbeleid Midden-Delfland 2008' of de rechtsopvolger daarvan. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zal navolgend beperkt worden ingegaan op de relevante milieu- en omgevingsaspecten.
Bedrijven en milieuzonering
Door het feit dat het karakter van de standplaatsen tijdelijk is zal de invloed op het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen beperkt zijn. Dit wordt tevens bereikt doordat uitsluitend standplaatsen mogelijk worden gemaakt die qua aard en schaal passen bij het karakter van de gemeente. Deze afweging zal plaatsvinden in het kader vergunningsaanvraag op basis van de APV en de beleidsnota 'Standplaatsenbeleid Midden-Delfland 2008' of de rechtsopvolger daarvan.
Een standplaats wordt niet expliciet genoemd in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. De uitspraak ECLI:NL:RVS:2019:2526 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 juli 2019 heeft betrekking op geuroverlast vanwege standplaatsen met bakactiviteiten en de aan te houden afstand tot een woning. In het plan waarover de uitspraak gaat is voor wat betreft het aspect geur aansluiting gezocht bij vergelijkbare activiteiten uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' en is toegelicht dat een standplaats in milieucategorie 1 valt, waarbij in een rustige woonwijk een richtafstand van 10 m hoort. De milieubelasting van activiteiten van milieucategorie 1 is dusdanig beperkte dat deze activiteiten op kleine afstand van woningen of andere gevoelige bestemmingen kunnen worden uitgeoefend. De Afdeling oordeelt in de betreffende uitspraak dat op een afstand tussen een standplaats en een woning groter dan 10 m niet voor onaanvaardbare geurhinder behoeft te worden gevreesd.
In het voorliggende bestemmingsplan is, in aanvulling op de voorwaarden die vanuit de APV en de beleidsnota 'Standplaatsenbeleid Midden-Delfland 2008' of de rechtsopvolger kunnen worden gesteld, opgenomen dat het bakken of frituren van voedingswaren niet toegestaan is op een afstand van minder dan 10 m tot een woning. Met deze regel kan geuroverlast en daarmee een beperking van het woon- en leefklimaat redelijkerwijs ter plaatse van woningen nabij standplaatsen redelijkerwijs uitgesloten worden.
Gezien het voorgaande staat het aspect milieuzonering de vaststelling van het parapluplan niet in de weg.
Verkeer en parkeren
Een standplaats heeft niet of nauwelijks een verkeersaantrekkende werking. Wel kan in sommige gevallen door het innemen van een standplaats op een parkeerterrein (tijdelijk) minder parkeerruimte beschikbaar zijn. Bij de beoordeling van een aanvraag voor nieuwe standplaatsen wordt op grond van het standplaatsenbeleid getoetst of de beoogde locatie geschikt is voor het innemen van een standplaats, waarbij ook de bereikbaarheid en de parkeersituatie worden meegewogen. Tevens is het van belang dat bij de standplaatslocaties voldoende parkeerruimte voor bezoekende automobilisten is. Op grond van de APV kan een vergunning worden geweigerd als sprake is van risico's voor de openbare veiligheid (waaronder de verkeersveiligheid).
Overige aspecten
Door het innemen van standplaatsen treden er geen wezenlijke gevolgen op voor de aspecten bodem, archeologie, water, ecologie, externe veiligheid, luchtkwaliteit en dergelijke op. Om die reden zijn deze omgevingsaspecten ten behoeve van het parapluplan niet onderzocht.

3.2 Parkeren

Vanaf 1 juli 2018 zijn de stedenbouwkundige voorschriften uit de bouwverordening komen te vervallen. Een van de consequenties van het vervallen van de stedenbouwkundige voorschriften is, dat er vanaf dat moment bij het verlenen van een omgevingsvergunning niet meer op basis van de bouwverordening getoetst kan worden aan de gemeentelijke parkeernormen. De gemeente Midden-Delfland wil bij nieuwbouwplannen of wijzigingen van het gebruik eisen kunnen stellen aan het aantal parkeerplaatsen en hierbij toetsen aan de Nota parkeernormen
Een parapluherziening biedt de mogelijkheid alle of een (groot) aantal bestemmingsplannen binnen de gemeente in één keer te herzien voor een bepaald aspect. In dit voorliggende bestemmingsplan betreft dit het aspect parkeren. Met deze parapluherziening wordt de huidige Nota parkeernormen 2020 van de gemeente Midden-Delfland en diens rechtsopvolger(s) in de geldende bestemmingsplannen ingepast.

3.2.1 Begrenzing plangebied

Het voorliggende parapluplan omvat voor het aspect parkeren het gehele grondgebied van de gemeente Midden-Delfland. Op navolgende afbeelding is de gemeentegrens van de gemeente Midden-Delfland te zien.
afbeelding
Begrenzing gemeente Midden-Delfland (rode omlijning)

3.2.2 Planbeschrijving

De gemeente Midden-Delfland heeft haar parkeerbeleid vastgelegd in de Nota parkeernormen 2020 (vastgesteld 26 januari 2021). Het doel van de nota is dat er bij nieuw- en verbouwplannen en functiewijzigingen de juiste hoeveelheid parkeer- en stallingsruimte voor auto’s en fietsen gerealiseerd wordt. Niet te weinig om parkeerproblemen te voorkomen, maar ook niet te veel vanwege efficiënt ruimtegebruik. Deze nota is niet bedoeld om bestaande situaties te toetsen op de aanwezigheid van voldoende parkeerplaatsen.
Met dit parapluplan worden alle geldende bestemmingsplannen binnen de gemeente Midden-Delfland herzien voor wat betreft het parkeren. De regelingen ten aanzien van parkeren die zijn opgenomen in de geldende plannen komen te vervallen en worden vervangen door de regels die zijn opgenomen in het voorliggende parapluplan. De regels van de geldende bestemmingsplannen worden op deze manier in één keer en op uniforme wijze voor het aspect parkeren herzien.
Vertaling naar het bestemmingsplan
Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt in artikel 22 lid 2 een specifieke regeling getroffen voor het aspect parkeren.
In het geval van nieuwbouw, uitbreiding of de functiewijziging van gebouwen, gronden en/of voorzieningen mogen er geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaakt worden. Dit betekent in principe dat de oplossing van de parkeerbehoefte voor auto's en fietsen op eigen terrein moet plaatsvinden. Bij een aanvraag omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
Het realiseren van minder parkeerplaatsen op eigen terrein dan de parkeernorm voorschrijft wordt met het oog op het afwentelen van parkeerproblemen op de openbare ruimte in beginsel niet toegestaan. Hiervoor geldt wel een afwijkingsmogelijkheid. Afwijken is mogelijk als er wordt voldaan aan regels en voorwaarden (voor afwijking) uit het parkeerbeleid.
Daarnaast kan het voorkomen dat er door het bevoegd gezag nadere eisen gesteld worden, indien dit noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel en/of straat dan wel om een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.

3.3 Wonen

In de geldende bestemmingsplannen van de gemeente Midden-Delfland zijn verschillende begrippen met betrekking tot ‘wonen’ opgenomen. Dat houdt in dat er uiteenlopende en, in sommige gevallen, ook ruime mogelijkheden zijn voor verschillende woonvormen. Het beleid van de gemeente Midden-Delfland is erop gericht om eengezinswoningen te behouden voor huishoudens. Echter ontbreekt deze vertaling in een deel van de geldende bestemmingsplannen van de gemeente Midden-Delfland. De gemeente Midden-Delfland wil meer regie krijgen op mogelijke woonvormen die een ruimtelijke uitstraling hebben die niet altijd past in de omgeving. Derhalve wordt met het voorliggende parapluplan een eenduidige regeling voor wonen in relatie tot mogelijke woonvormen vastgesteld.

3.3.1 Begrenzing plangebied

Voorliggende parapluherziening voor het aspect wonen omvat in beginsel het gehele grondgebied van de gemeente Midden-Delfland. Bepaalde delen van de regeling, te weten afwijkingsmogelijkheden voor woningsplitsing, -samenvoeging en kamerverhuur, hebben alleen betrekking op de kernen Den Hoorn, Maasland en Schipluiden en Maaslandse Dam. Op navolgende afbeelding is de gemeentegrens van de gemeente Midden-Delfland te zien.
afbeelding
Begrenzing gemeente Midden-Delfland (rode omlijning)

3.3.2 Planbeschrijving

De gemeente Midden-Delfland wil meer regie krijgen op woonvormen die een ruimtelijke uitstraling hebben die niet altijd past in de omgeving, zoals kamerverhuur. De geldende bestemmingsplannen blijven van kracht, met dien verstande dat de begripsbepalingen van de geldende plannen ten aanzien van wonen komen te vervallen en worden vervangen c.q. aangevuld door de regels die zijn opgenomen in het voorliggende parapluplan.
Het betreft de volgende begrippen:
  • duurzaam gemeenschappelijke huishouding;
  • huishouden;
  • kamerbewoning;
  • kamerwoning;
  • wonen;
  • woning.
Door de hierboven genoemde begrippen aan de geldende bestemmingsplannen toe te voegen c.q. te herzien ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen, is het niet meer mogelijk om binnen bestemmingen waar gebruik voor wonen is toegestaan woonvormen anders dan een woning door één huishouden te beginnen. Wonen wordt in de nieuwe regeling dan ook toegesneden op het gebruik van een woning door één huishouden.
Wat onder het begrip 'huishouden' valt is heel divers: twee volwassenen zonder of met één of meerdere kinderen is een huishouden, maar ook eenoudergezinnen zijn een huishouden. Ook een eenpersoonshuishouden wordt als een huishouden beschouwd. Een huishouden kan ook bestaan uit, bijvoorbeeld, drie volwassenen waarbij er op zich geen familiaire relatie noodzakelijk is tussen deze personen (de 'derde' hoeft geen kind van de andere twee te zijn om toch een huishouden te zijn).
Een in bestemmingsplannen veel gebruikt begrip voor huishouden is 'een alleenstaande óf twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren'. Deze begripsbepaling wordt in het voorliggende parapluplan tevens toegepast. Verder is 'duurzaam gemeenschappelijke huishouding' als begripsbepaling in de regels opgenomen.
Daarnaast worden woningsplitsing, -samenvoeging en kamerverhuur met het voorliggende parapluplan uitgesloten, met een afwijkingsmogelijkheid van dit verbod voor de kernen Den Hoorn, Maasland, Schipluiden en Maaslandse Dam.
Huisvestingsverordening Midden-Delfland 2019 en Woonvisie Midden-Delfland 2010 - 2025
Op 25 juni 2019 is de 'Huisvestingsverordening Midden-Delfland 2019' vastgesteld. In de huisvestingsverordening van de gemeente Midden-Delfland zijn regels omtrent huisvesting opgenomen. In juni 2010 is de Woonvisie 'sturen op diversiteit' van de gemeente Midden-Delfland voor de periode 2010-2025 vastgesteld.
Vertaling naar het bestemmingsplan
De begrippen die via het voorliggende parapluplan over heel de gemeente gelijk getrokken worden zijn:
  • duurzaam gemeenschappelijke huishouding: een vaste groep van personen tussen wie een band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft om bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen; er dient ook sprake te zijn van een samenlevingswens tussen de personen die niet overwegend wordt bepaald door de beslissing om de betrokken woonruimte te delen;
  • huishouden: een alleenstaande óf twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren;
  • kamerbewoning: onzelfstandige woonvorm waarbij een pand door meerdere personen die geen duurzaam gemeenschappelijk huishouden vormen wordt bewoond, en waarbij sprake is van woonruimtes waarbij afzonderlijke huishoudens afhankelijk zijn van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
  • kamerwoning: een wooneenheid die geen eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg heeft en die niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
  • wonen: het gebruik van een woning door één huishouden;
  • woning: een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
De gemeente wil onder voorwaarden woningsplitsing, samenvoeging van woningen en kamerbewoning toestaan. Een aanleiding voor een verzoek om (tijdelijk) af te wijken van het bestemmingsplan voor kamerverhuur kan zijn dat ouderen in een eengezinswoning blijven wonen nadat de kinderen permanent het huis uit zijn. Sommige ouderen willen daarom een kamer of zelfs een deel van het huis verhuren. Gelet op het huidige tekort aan betaalbare woningen kan het wenselijk zijn om in sommige gevallen mee te werken. De afwijking voor woningsplitsing, samenvoeging van woningen en kamerbewoning kan uitsluitend toegepast worden in de kernen Den Hoorn, Schipluiden en Maasland en Maaslandse Dam. Aan deze gebieden is de aanduiding 'overige zone - afwijking splitsing, samenvoeging en kamerbewoning' toegekend. De voorwaarden voor het verlenen van een omgevingsvergunning hebben betrekking op de minimale gebruiksoppervlakte, de eisen uit het Bouwbesluit 2012 of toekomstige regelgeving, de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden, het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen. Bij kamerbewoning dient aangetoond te worden dat de parkeerbehoefte opgelost kan worden. In algemene zin geldt dat de aanvrager bij woningsplitsing, samenvoeging van woningen en kamerbewoning een ruimtelijke motivering op moet stellen.

3.4 Bed & Breakfast

3.4.1 Begrenzing plangebied

Voorliggende parapluherziening voor bed & breakfast heeft betrekking op de kernen Den Hoorn, Maasland en Schipluiden en Maaslandse Dam en 't Woudt. Op de navolgende afbeelding is de begrenzing van het werkingsgebied van de regeling voor bed & breakfast weergegeven.
afbeelding
Begrenzing werkingsgebied bed & breakfast (rode omlijning)

3.4.2 Planbeschrijving

Bed & breakfast wordt met het voorliggende parapluplan uitgesloten op plekken waar wonen is toegestaan, in zoverre het geldend planologisch regime zich daar niet reeds tegen verzet. Bed & breakfast valt immers niet onder de begripsomschrijving van wonen en de daarbij behorende begripsomschrijvingen (zie toelichting paragraaf 3.3.2). De gemeente Midden-Delfland wil echter onder voorwaarden bed & breakfast toestaan.
In enkele bestemmingsplan in de gemeente Midden-Delfland is opgenomen dat bed & breakfast met een afwijkingsmogelijkheid vergund kan worden. Dit betreft de bestemmingsplannen 'Buitengebied Gras', 'Den Hoorn' en 'Centrum Den Hoorn 2016'. In het bestemmingsplan 'Centrum Den Hoorn' komen twee woonbestemmingen voor, waarbij bed & breakfast in de bestemming 'Wonen - 1' bij recht is toegestaan en bed & breakfast in de bestemming 'Wonen - 2' met een afwijkingsmogelijkheid vergund kan worden.
Vertaling naar het bestemmingsplan
De gemeente wil onder voorwaarden bed & breakfast toestaan. Dit geldt voor de kernen Den Hoorn, Schipluiden en Maasland en voor Maaslandse Dam en 't Woudt. Aan deze gebieden is de aanduiding 'overige zone - afwijking bed en breakfast' toegekend. De afwijkingsmogelijkheid voor bed & breakfast kan alleen toegepast worden op locaties waar het geldend planologisch regime wonen toestaat, maar niet bij bedrijfswoningen en dienstwoningen. De voorwaarden voor het verlenen van een omgevingsvergunning hebben betrekking op de uitoefening door de bewoner(s) van de woning, de maximale vloeroppervlakte als deel van de woning en de bijgebouwen daarbij en de eis dat de woonfunctie overwegend in het hoofdgebouw plaats moet vinden.

4 Haalbaarheid

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet aangetoond worden. Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, ect.).
Ruimtelijk relevante aspecten
Het bestemmingsplan omvat enkele wijzigingen van bestemmingen, reeds vergunde ontwikkelingen, correcties van het geldende bestemmingsplan en het toevoegen van nieuwe regelingen. Wat betreft de correcties gaat het uitsluitend om een beperkte aanpassing of wijziging van de geldende bestemming, waarbij geen noemenswaardige nieuwe gebruiks- of bouwmogelijkheden worden gegeven. Het betreft voornamelijk het vastleggen van de bestaande situatie/rechten die in de geldende bestemmingsplannen niet juist zijn opgenomen of zijn verwijderd, alsmede het mogelijk maken van kleinschalige bouwwerken. Aanvullende onderzoeken zijn hiervoor niet noodzakelijk. Ook voor de reeds vergunde ontwikkelingen is aanvullend onderzoek niet noodzakelijk. In het kader van een eerdere procedure (omgevingsvergunning) is voor deze ontwikkelingen namelijk al een ruimtelijke onderbouwing opgesteld waarin de uitvoerbaarheidsaspecten aan de orde zijn gekomen.

5 Juridische Planopzet

5.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft de beweegredenen weer die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT)).

5.3 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen.

5.4 Wijze Van Bestemmen

Het voorliggende bestemmingsplan bevat de navolgende (dubbel)bestemmingen:
Bedrijf
De locatie aan de Harnaskade 1b in Den Hoorn heeft de bestemming 'Bedrijf' gekregen. Deze bestemmingsregeling is ontleend aan het aangrenzende bestemmingsplan 'Hooipolder en Kerkpolder-Oost 2013' (vastgesteld op 28 mei 2013).
Recreatie - Jachthaven
De locatie aan het Foppenpolderpad 7 in Maasland is de bestemming 'Recreatie - Jachthaven' toegekend. Deze bestemmingsregeling is ontleend aan het bestemmingsplan 'Buitengebied Gras' (eerste herziening vastgesteld op 22 september 2020). Hieraan is toegevoegd dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - foppenpolder' een jachthaven met sanitaire voorzieningen en een club-/beheergebouw, zonder maximum aantal aanlegplaatsen, is toegestaan. Tevens is bepaald dat ter plaatse van deze aanduiding de parkeernorm van 0,7 parkeerplaats per aanlegplaats niet van toepassing is.
Gelijk aan het geldende planologische regime is aan de jachthaven aan de Gaagweg 7d-e in Schipluiden de bestemming 'Recreatie - Jachthaven' toegekend. Ten opzichte van het geldende planologische regime zijn er geen wijzigingen.
Verkeer
Aan de locatie langs de weg(berm) van de N468 in Schipluiden is de bestemming 'Verkeer' toegekend. Deze bestemmingsregeling is ontleend aan het bestemmingsplan 'Buitengebied Gras' (eerste herziening vastgesteld op 22 september 2020).
Verkeer - Verblijfsgebied
Aan de locatie op de grens van de bestemmingsplan 'Kern Schipluiden 2007' en het bestemmingsplan 'Hof van Keenenburg' is de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' toegekend. Deze bestemmingsregeling is ontleend aan het bestemmingsplan 'Kern Schipluiden 2007' (vastgesteld op 12 december 2009).
Waarde - Archeologie 1/3/4 en Waarde - Archeologie - hoge archeologische waarde/middelhoge archeologische waarde
Deze dubbelbestemmingen zijn opgenomen voor het behoud, de bescherming van de aanwezige archeologische waarden in de bodem, dan wel de te verwachten archeologische waarden in de bodem. De regelingen zijn gelijk aan de regelingen uit de geldende bestemmingsplannen.
Waterstaat - Waterkering
De gronden die binnen de beschermingszone van een waterkering liggen zijn met de dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ mede bestemd voor de waterkering.
Voor een nadere toelichting per locatie wordt verwezen naar toelichting hoofdstuk 2.
In toelichting hoofdstuk 3 worden de regelingen die onderdeel zijn van het parapluplan toegelicht.

6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van een ruimtelijk plan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek
Er zijn voor de gemeente aan de uitvoering van dit veeg- en parapluplan plan geen kosten verbonden waarvoor een specifiek onderzoek naar economische uitvoerbaarheid moet worden uitgevoerd. Er is evenmin sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro. Daarmee is er geen noodzaak tot het vaststellen van een exploitatieplan of het anderszins verzekeren van de gemeentelijke kosten.
Gezien het voorgaande dient geconcludeerd te worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Een ontwerp bestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen kenbaar te maken over het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens de dag na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2.1 Verslag artikel 3.1.1 Bro overleg

Het plan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Bro voorgelegd aan de provincie Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Zij hebben geen aanleiding gezien voor het indienen van een reactie.

6.2.2 Verslag zienswijzen

In de periode van vrijdag 22 april tot en met donderdag 2 juni 2022 heeft het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegen. Er is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is in de nota van wijzigingen (zie bijlagen bij toelichting) van een reactie voorzien en heeft geleid tot een ondergeschikte wijziging van het bestemmingsplan.