Den Hoorn
Bestemmingsplan - Gemeente Midden-Delfland
Vastgesteld op 24-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Den Hoorn van de gemeente Midden-Delfland.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1842.bp11DH01-va02 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroepen
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
- b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
- c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
- d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- e. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
- f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- g. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
- h. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
- i. een paardenfokkerij.
1.8 agrarisch loonbedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.
1.9 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.10 antenne-installaties
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.11 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.12 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.13 bebouwing
een of meer gebouwen, en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 bed & breakfast
een overnachtingsaccommodatie gericht op het tegen betaling bieden van de mogelijkheid tot een veelal kortdurend recreatief verblijf met het serveren van ontbijt, gevestigd in een hoofd- of bijgebouw en gerund door de bewoner(s) van de betreffende woning.
1.15 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.16 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.17 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.18 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 Bevi-inrichtingen
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.22 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.23 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.26 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.29 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.30 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.31 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.32 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 1, 2 of 3 en dat bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
1.33 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.34 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.35 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.36 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
1.37 grootschalige detailhandel
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige detailhandelsbedrijven in meubels, keukens en badkamers, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
- e. bouwmarkten.
1.38 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
1.39 erker
een uitbouw van de gevel van het hoofdgebouw, uitsluitend op de begane grond.
1.40 evenementen
gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, bijvoorbeeld met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en/of cultuur.
1.41 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.42 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.43 hobbykas
een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.
1.44 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.45 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.46 internetverkoop
een specifieke vorm van detailhandel zonder uitstalling, verkoop en afhaal van goederen ter plaatse, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en overwegend per post worden geleverd.
1.47 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.48 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.
1.49 kassen
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.
1.50 kinderboerderij
een voorziening waar ter wille van kinderen dieren worden gehouden.
1.51 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.52 lessenaarsdak
een dak met slechts aan één zijde van de nok een hellend dakvlak over (vrijwel) de gehele breedte of diepte van het gebouw.
1.53 lijst van MIP-panden
de lijst van MIP-panden (Monumenten Inventarisatie Project) die van deze regels deel uitmaakt.
1.54 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.55 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, apparatuur voor telecommunicatie valt hier niet onder.
1.56 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.57 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.58 platte afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.
1.59 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.60 professioneel vuurwerk
vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 4 alsmede vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 2 of 3 en dat niet bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
1.61 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.62 seksinrichting
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.
1.63 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt.
1.64 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.65 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.66 vliesgevel
een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 m bedraagt.
1.67 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.68 webwinkel
een specifieke vorm van detailhandel met eventuele uitstalling, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en zowel per post worden geleverd als ter plaatse afgehaald worden.
1.69 Wgh-inrichtingen
inrichtingen, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.70 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. glastuinbouw;
- b. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Opslag van goederen buiten het bouwvlak is niet toegestaan.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie B1': bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': tevens een bedrijfsactiviteit met de SBI-codes 203, 204 en 205;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 2': tevens detailhandel in doe-het-zelf materialen;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:
4.3 Specifieke gebruiksregel
- a. opslag van goederen buiten het bouwvlak is niet toegestaan:
- b. opslag van goederen als bedoeld onder a met een (stapel)hoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan;
- c. uitoefening van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt onderdeel vormt van de bedrijfsuitoefening, is toegestaan;
- d. per bedrijf is een kantooroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bruto vloeroppervlakte niet toegestaan: kantooroppervlakte van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
- e. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- f. opslag van professioneel vuurwerk is niet toegestaan;
- g. het gebruik ten behoeve van seksuele dienstverlening is niet toegestaan.
Artikel 5 Gemengd
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, uitsluitend in de eerste bouwlaag, waarbij geldt dat het bedrijfsvloeroppervlak per vestiging ten hoogste 300 m² mag bedragen;
- b. dienstverlening, uitsluitend in de eerste bouwlaag;
- c. horeca tot en met horecacategorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend in de eerste bouwlaag;
- d. kantoor, uitsluitend in de eerste bouwlaag;
- e. gezondheidszorg, uitsluitend in de eerste bouwlaag;
- f. zorg en welzijn, uitsluitend in de eerste bouwlaag;
- g. jeugd/kinderopvang, uitsluitend in de eerste bouwlaag;
- h. verenigingsleven, uitsluitend in de eerste bouwlaag;
- i. bibliotheek, uitsluitend in de eerste bouwlaag;
- j. wonen, met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatigeactiviteiten, uitsluitend vanaf de tweede bouwlaag, met uitzondering van toegangen en bergingen;
- k. bij deze functies behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losruimte.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. opslag van goederen buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
- b. grootschalige detailhandel is niet toegestaan;
- c. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- d. het gebruik ten behoeve van seksuele dienstverlening is niet toegestaan;
- e. voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gelden de volgende regels:
- 1. het aan-huis-gebonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit wordt door de bewoner van het desbetreffende pand uitgeoefend;
- 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m²;
- 3. ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten wordt in voldoende parkeergelegenheid voorzien;
- 4. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten hebben geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- 5. het gebruik ten behoeve van internetverkoop, geen webwinkel zijnde is toegestaan;
- 6. het gebruik ten behoeve van seksuele dienstverlening is niet toegestaan.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.1:
- a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 5.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 5.1 genoemd;
- b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 5.1 genoemd.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Afwijken voor het voeren van bed & breakfastactiviteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.1 voor het voeren van een bed & breakfast aan huis, met dien verstande dat:
- a. de bed & breakfast activiteiten worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
- b. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor de bed & breakfast activiteiten bedraagt minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning, bijgebouwen meegerekend;
- c. de woonfunctie vindt in overwegende mate in het hoofdgebouw plaats.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. beplantingen, plantsoenen, bermen en voet- en fietspaden;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij': tevens voor een kinderboerderij;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening': tevens een speelvoorziening;
- d. bij deze functies behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en water.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 4' is een schoorsteen met een bouwhoogte van ten hoogste 15 m toegestaan;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
- 1. 1 m voor terreinafscheidingen;
- 2. 4 m voor speeltoestellen en erafscheidingen bij speelvoorzieningen;
- 3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 7 Maatschappelijk
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen en verenigingsleven;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': tevens voor een begraafplaats;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor woningen;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 8 Tuin
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en parkeren bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde in lid 8.2 sub a is een uitbouw aan de voorgevel van het hoofdgebouw toegestaan, met in achtneming van het volgende:
- 1. de diepte bedraagt ten hoogste 1,5 m gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw;
- 2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
- 3. de breedte bedraagt ten hoogste 2/3 van de gevelbreedte;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
- 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel en grenzend aan openbaar gebied;
- 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen elders;
- 3. 2 m voor tuinmeubilair;
- 4. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, bruggen en viaducten alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, abri's en water.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeerplaatsen;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, abri's en water.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde in 10.2 sub a zijn abri's toegestaan;
- c. de bouwhoogte van abri's bedraagt ten hoogste 3 m;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 11 Water
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeer te water;
- b. bruggen;
- c. natuurvriendelijke oevers;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'steiger': tevens steigers;
- e. water ten behoeve van de waterhuishouding.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de breedte van een brug ter ontsluiting van een agrarisch- of bedrijfsperceel bedraagt ten hoogste 5 m;
- c. de breedte van een brug ter ontsluiting van andere dan onder a genoemde percelen waarop zich een hoofdgebouw bevindt bedraagt ten hoogste 3 m;
- d. de oppervlakte van een steiger bedraagt ten hoogste 6 m²;
- e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 12 Wonen
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': tevens dienstverlening;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'garages': uitsluitend garages en bergplaatsen ten behoeve van de woningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': tevens maatschappelijke functies;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens een praktijkruimte;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal': tevens een gemaal;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': uitsluitend een bakkerij met SBI-code 1581 uit ten hoogste categorie B1 van de Staat vanBedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1': tevens detailhandel met ondergeschikte horeca en terras uit ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
- i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
12.3 Specifieke gebruiksregels
Voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gelden de volgende regels:
- a. het aan-huis-gebonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit wordt door de bewoner van het desbetreffende pand uitgeoefend;
- b. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m²;
- c. ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten wordt in voldoende parkeergelegenheid voorzien;
- d. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten hebben geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- e. het gebruik ten behoeve van internetverkoop geen webwinkel zijnde is toegestaan;
- f. het gebruik ten behoeve van seksuele dienstverlening is niet toegestaan.
12.4 Afwijken van de gebruiksregels
Afwijken voor het voeren van bed & breakfastactiviteiten aan huis
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.1 voor het voeren van een bed & breakfast aan huis, met dien verstande dat:
- a. de bed & breakfast activiteiten worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
- b. de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor de bed & breakfast activiteiten bedraagt minder dan 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning, bijgebouwen meegerekend;
- c. de woonfunctie vindt in overwegende mate in het hoofdgebouw plaats.
Artikel 13 Waarde - Archeologie - 1
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Waarde - Archeologie - 2
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Waarde - Archeologie - 3
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 200 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Waterstaat - Waterkering
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor :
- a. de waterhuishouding, wateraanvoer en -afvoer;
- b. instandhouding van waterkeringen en bijbehorende beschermingszone(s);
- c. bij deze functies behorende waterstaatkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met in-achtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitslui-tend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 16.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de waterbeheerder.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18 Algemene Bouwregels
18.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
18.2 Bestaande maten
- a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 19 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
- b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. de ruimte tussen bouwwerken;
- d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 21 Algemene Wijzigingsregels
21.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
21.2 Waarde archeologie
Artikel 22 Overige Regels
22.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
22.2 Monumenten
Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is een gemeentelijk monument aangeduid.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
23.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
23.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 24 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Den Hoorn'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In het kader van het gemeentelijke actualiseringsprogramma van bestemmingsplannen, is het noodzakelijk om het grote aantal kleinere en deels verouderde bestemmingsplannen in het dorp Den Hoorn zoveel mogelijk samen te voegen tot één actueel bestemmingsplan. Hierdoor ontstaat een actuele en meer uniforme regeling voor het hele dorp.
Deze actualisatieslag heeft inmiddels al plaatsgevonden voor Maasland en Schipluiden, waar het aantal bestemmingsplannen is verkleind tot 1 (Schipluiden) en 2 stuks (Maasland). De regeling voor Den Hoorn is dan ook afgestemd op de regeling in deze eerdere plannen.
Daarnaast is het een wettelijke verplichting om binnen een periode van 10 jaar de bestemming van gronden, met inbegrip van de met het oog daarop gestelde regels, opnieuw vast te stellen (artikel 3.1 lid 2 Wro). Aangezien het meest nieuwe bestemmingsplan in het oude deel van Den Hoorn dateert uit 1999, betekent dit dat inmiddels geen van deze bestemmingsplannen voldoet aan de wettelijke verplichting.
Op grond van het overgangsrecht voor deze bestemmingsplannen moet er voor bestemmingsplannen die onherroepelijk zijn geworden vóór 1 juli 2003, uiterlijk 1 juli 2013 een nieuw bestemmingplan vastgesteld zijn. Dit geldt dus voor vrijwel alle vigerende bestemmingsplannen in het oude deel van Den Hoorn, terwijl de bestemmingsplannen in Look-West niet veel ouder zijn.
1.2 Ligging Plangebied
Den Hoorn ligt als dorp aan de noordzijde van de gemeente Midden-Delfland en grenst daarbij direct aan gemeente Delft. Aan de westzijde van het plangebied ligt op enige afstand de rijksweg A4. De noord-, oost- en zuidzijde wordt begrensd door de gemeentegrens met de gemeende Delft. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Het bestemmingsplan Den Hoorn vervangt de volgende (vigerende) regelingen of delen daarvan:
- bestemmingsplan Den Hoorn, vastgesteld 25 mei 1993;
- bestemmingsplan Den Hoorn 1e wijziging, vastgesteld 30 augustus 1994;
- bestemmingsplan Den Hoorn Voordijkshoorn 1992, vastgesteld 29 juni 1993;
- uitwerkingsplan Den Hoorn Voordijkshoorn 1992, Prins Claussingel 30, vastgesteld 21 april 2009;
- bestemmingsplan Gaag, vastgesteld 26 januari 1999;
- bestemmingsplan Look West, vastgesteld 30 mei 2000;
- bestemmingsplan Look West 1e partiële herziening, vastgesteld 30 september 2003;
- uitwerkingsplan Look West 1e fase, vastgesteld 5 november 2002;
- uitwerkingsplan Look West herziening 1e fase, vastgesteld 13 januari 2004;
- uitwerkingsplan Look West 2e fase, vastgesteld 16 december 2003;
- bestemmingsplan De Oude Veiling 1994, vastgesteld 25 juni 1996.
1.4 Planvorm
Gegeven het karakter van het plangebied vervult het bestemmingsplan een beheers- en gebruiksfunctie (consolidatie). De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is aanwezige functies en kwaliteiten te behouden. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van het dorp, wordt gekozen voor een gedetailleerde bestemmingsregeling waarin iedere functie van een eigen toegesneden bestemming wordt voorzien. Hierdoor kan de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig worden beheerd en behouden. Dit bestemmingsplan fungeert daarnaast ook als uniforme regeling voor de verschillende woonwijken van Den Hoorn.
1.5 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 komt de visie op het plangebied aan de orde. Er wordt ingegaan op de conclusies van het beleidskader. Ook wordt een samenvatting gegeven van de ruimtelijke en functionele bouwstenen voor het plan. Deze twee bouwstenen leiden tot de ruimtelijk-functionele gebiedsvisie voor het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 en 5 dieper ingegaan op de achtergronden van het beleidskader en uitvoerbaarheid. Daarna komt in hoofdstuk 6 onderzoek op gebied van milieu, ecologie en water aan de orde. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 de externe onderzoeksrapporten benoemd en volgen de bijlagen.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de visie op het plangebied beschreven. Doel van het bestemmingsplan is het actualiseren van de regeling voor de bestaande situatie binnen het plangebied. Daarom wordt de bestaande situatie beschreven en worden op basis daarvan uitgangspunten geformuleerd voor het bestemmingsplan.
2.2 Bestaande Situatie
Ruimtelijke structuur
Den Hoorn wordt gevormd door het centrumgebied, de linten Dijkshoornseweg en Hoornsekade/Woudseweg en de hier omheen liggende woongebieden.
Het centrumgebied, het oudste deel van het dorp dat is ontstaan aan de kruising van Dijkshoornseweg, Hoornsekade, Gaag en Woudseweg, behoort niet tot het plangebied.
Beeldbepalend voor het plangebied zijn de linten Dijkshoornseweg en Hoornsekade/Woudseweg. Binnen de woongebieden kan onderscheid gemaakt worden tussen het naoorlogse woongebied Den Hoorn, ten oosten van de Dijkshoornseweg en de nieuwste uitbreiding Look-West aan de westzijde.
Lint Dijkshoornseweg
De Dijkshoornseweg bestaat uit gevarieerde vooral vooroorlogse bebouwing aan overwegend stenige straten en beslaat het gebied tussen de Lookwatering en de Dijkshoornseweg. De bebouwing bestaat uit een afwisseling van vrijstaande woningen, kleine complexmatig gebouwde woonclusters en een aantal rijen kleine woningen dwars op de Dijkshoornseweg (Willibrordusstraat en G.J.A. van Marrewijkstraat). Vooral de kleinschaligheid, individualiteit en variatie zijn kenmerkend voor dit gebied.
Het lint Dijkshoornseweg is in de welstandsnota opgenomen als bijzonder welstandsgebied. Het beleid is hier gericht op behoud van de variatie zonder verrommeling, waarbij kleinschaligheid en individualiteit belangrijke aspecten zijn.
Lint Hoornsekade/Woudseweg
Dit lint wordt gekarakteriseerd door individuele bebouwing, veelal vrijstaande woningen in een groene omgeving. Ook woonbebouwing in korte rijen komt voor. De bebouwing is van verschillende leeftijd. Nieuwere woningen voeren echter de boventoon. Dit geheel levert een afwisselend beeld op met een heldere opzet.
In de welstandsnota is het lint opgenomen als regulier welstandsgebied, waarbij het beleid is gericht op behoud van het afwisselende beeld zonder grote dissonanten en beheer vanuit de openbare ruimte.
Woongebied Den Hoorn
Het woongebied Den Hoorn wordt gekenmerkt door straten met korte rijen woningen in één of twee lagen met kappen in diverse vormen. Door de voortuinen en straatbomen en de samenhangende bebouwing hebben de straten een rustige groene uitstraling. Verspreid over het gebied komen ook vrijstaande woningen voor met een variatie aan architectonische stijlen en enkele appartementengebouwen en voorzieningen zoals scholen. Deze gebouwen staan vrij op de kavel en hebben een afwijkende massa, opbouw en vorm. De bebouwing stamt uit verschillende (naoorlogse) bouwperiodes. Bijzonder groenelement is het park dat gedeeltelijk over de gemeentegrens in Delft is gelegen.
In de welstandsnota is het gebied opgenomen als welstandsluw gebied waarvoor terughoudend beleid geldt gericht op het beheer van de rust in het groene straatbeeld.
Woongebied Look-West
Look-West is de meest recente uitbreiding van Den Hoorn. De open, groene wijk heeft een heldere lineaire structuur, gebaseerd op het onderliggende landschap met een variatie aan vooral grondgebonden woningen die binnen stedenbouwkundige eenheden worden herhaald. Bijzondere elementen in het gebied zijn het appartementengebouw aan de Dirkjespeer en de multifunctionele accommodatie aan de Achterdijkshoorn. Deze hebben een afwijkende massa, opbouw en bouwvorm. De ruimtelijke opbouw in stroken wordt doorsneden door een reeks van groene ruimtes, met elkaar verbonden door een langzaamverkeersroute.
In de welstandsnota is dit gebied opgenomen als welstandsluw gebied. Het beleid is hier terughoudend en gericht op de opbouw en het beheer van de samenhang binnen de stedenbouwkundige eenheden.
Functionele structuur
Het plangebied is voornamelijk een woongebied. Binnen het plangebied zijn verschillende woningtypes te onderscheiden, zoals vrijstaande woningen in de linten en aan de randen, grondgebonden rijwoningen in de woongebieden en appartementen voor verschillende doelgroepen op markante plekken in het gebied.
Verspreid binnen het dorp zijn verschillende binnen de woonomgeving passende voorzieningen aanwezig, zoals de multifunctionele accommodatie in Look-West waarbinnen scholen, kinderopvang en sport een plek hebben. Verder zijn in het plangebied diverse locaties voor kinderopvang en scholen, een bibliotheek, een kerk, een scouting en een kapper aanwezig. Een van deze scholen is gevestigd in zogenaamde schoolwoningen. Deze kunnen, als de behoefte aan schoolruimte krimpt, zonder al te zware ingrepen worden omgevormd tot woningen. Dit is echter binnen de planperiode niet voorzien.
Winkels zijn in het centrumgebied van het dorp gelegen, dat buiten de plangrenzen van dit bestemmingsplan valt.
Vooral aan de randen van het gebied is enige kleinschalige bedrijvigheid te vinden. Opvallend is het kassencomplex achter de Hoornsekade, een overblijfsel van de tuinbouwgeschiedenis van dit gebied.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Belangrijkste uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het vastleggen van de bestaande situatie op een zodanige manier dat de bestaande waarden in stand blijven, maar er voldoende ruimte is voor kleinschalige aanpassing van de individuele woonsituatie en de omgeving aan de veranderende gebruikswensen. Op basis hiervan en vanuit de huidige situatie volgen de volgende uitgangspunten voor het bestemmingsplan.
Behoud van de ruimtelijke structuur
De ruimtelijke structuur bestaat uit linten en woongebieden die ieder hun eigen karakteristiek hebben. Deze karakteristieken die hierboven beschreven zijn dienen behouden en waar mogelijk versterkt te worden. Belangrijk aandachtspunt hierbij is de onderliggende landschappelijke structuur die in het stratenpatroon en de water- en groenstructuur herkenbaar is.
Handhaving van het woon- en leefklimaat
Het wonen is de belangrijkste functie in het gebied. De uitbreidingsmogelijkheden van het dorp zijn zo goed als benut, inbreidingslocaties zijn nauwelijks voorhanden. Het dorp is af. In deze situatie blijven mensen lang in de huidige woning wonen en passen deze aan aan de veranderende woonwensen. Het bestemmingsplan moet hiervoor voldoende ruimte bieden door een regeling voor erfbebouwing, dakkapellen en in specifieke gevallen dakopbouwen.
De omgeving van de woning is een belangrijke factor voor de waardering van het woon- en leefklimaat. Om met het door de tijd veranderende gebruik van de openbare ruimte mee te kunnen bewegen, is het nodig flexibel om te kunnen gaan met de inrichting van deze ruimte.
Dit alles natuurlijk zonder de ruimtelijke kwaliteit uit het oog te verliezen.
Handhaving van het voorzieningenniveau
Binnen het plangebied zijn verschillende voorzieningen aanwezig die in de directe woonomgeving passen en thuishoren. Binnen de planperiode zijn hierin geen grote veranderingen voorzien. Wel kunnen kleine verschuivingen plaatsvinden in de behoefte, zoals die voor kinderopvang en scholen. Deze dienen gefaciliteerd te kunnen worden.
2.3 Visie Op Gewenste Ontwikkelingen
Binnen Den Hoorn is een aantal ontwikkelingen voorzien. In het voortraject van dit bestemmingsplan is een afweging gemaakt over het wel of niet meenemen van deze ontwikkelingen in het bestemmingsplan. Uitgangspunt hierbij is steeds geweest het consoliderende karakter van het op te stellen bestemmingsplan. Daarom is zeer terughoudend omgegaan met het opnemen van nieuwe ontwikkelingen. Er is voor gekozen om alleen die ontwikkelingen op te nemen waarvan de ruimtelijke, economische en maatschappelijke haalbaarheid is aangetoond, en waarover bestuurlijke besluitvorming heeft plaatsgevonden. Overige ontwikkelingen worden alleen beschreven in de toelichting. Eventueel kunnen deze ontwikkelingen in een later stadium, als deze voldoende concreet zijn en de benodigde onderzoeken zijn uitgevoerd, alsnog worden opgenomen in de regeling.
Resultaat van deze afweging is nu dat in dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen in de regeling zijn opgenomen. Voor de volledigheid worden de ontwikkelingen hieronder kort beschreven.
Centrumplan Den Hoorn
Voor het centrum van Den Hoorn is herstructurering voorzien. Den Hoorn is de afgelopen decennia flink gegroeid, waardoor de vraag naar (winkel)voorzieningen is veranderd. De planvorming voor deze herstructurering is echter nog in de onderzoeksfase en niet juridisch bindend. Het plan is derhalve onvoldoende concreet om de gevolgen ervan in dit bestemmingsplan mee te nemen. Het centrum zal daarom een eigen planologische procedure doorlopen en is nu buiten het plangebied gehouden.
In het kader van de herstructurering van het centrum zal worden onderzocht in hoeverre er effecten optreden voor de gehele kern Den Hoorn. Daarbij zal het uitgangspunt een goede ruimtelijke ordening zijn, waarbij alle omgevingsaspecten onderzocht zullen worden. Hieruit kunnen maatregelen uit voortvloeien die getroffen moeten worden in het plangebied. Er is echter nu geen aanleiding om aan te nemen dat er woningen of andere ruimtelijke elementen in het plangebied van het bestemmingsplan Den Hoorn door de invloed van het centrumplan moeten worden afgebroken of dat er anderszins grensoverschrijdende effecten zijn. Daarnaast is er geen wettelijke onderzoeksplicht voor dit bestemmingsplan Den Hoorn. Het onderzoek in het centrumgebied zal met name plaatsvinden in het kader van het bestemmingsplan voor het centrum.
Oranjelaan en omgeving
Op het braakliggende terrein aan de Oranjelaan is de ontwikkeling van woningen voorzien. Gewerkt wordt aan een plan waarvan het bouwvolume en de architectonische uitwerking goed in de omgeving passen. Dit plan is echter niet concreet genoeg om in dit bestemmingsplan op te nemen. De bestaande situatie is bestemd.
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Algemeen
Het bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de bestaande situatie en vervult in het plangebied vooral een beheers- en gebruiksfunctie. Het bestemmingsplan is daarom consoliderend van aard. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur is gekozen voor een gedetailleerde planvorm.
De juridisch-planologische regeling sluit aan op het plan Kern Maasland 2008. Op onderdelen kunnen er kleine verschillen zijn in verband met de verplichting om te voldoen aan de digitale standaarden. Deze standaarden golden nog niet ten tijde van het opstellen van het plan Kern Maasland 2008.
3.2 Inleidende Regels
Begrippen (Artikel 1)
De begrippen die het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
3.3 Bestemmingsregels
Agrarisch (Artikel 3)
In het plangebied ligt één agrarische bedrijfswoning. Deze is bestemd als 'Agrarisch'.
Bedrijf (Artikel 4)
De bedrijven in het plangebied hebben de bestemming Bedrijf. Binnen de bestemming Bedrijf is het toegestaan om bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen.
In het plangebied zijn verschillende bedrijven al dan niet in combinatie met een woning gevestigd. Een aantal bedrijven past niet binnen de algemene toelaatbaarheid en is daarom specifiek bestemd. Dit betekent dat deze bedrijven een aanduiding hebben gekregen, die een afwijking van het algemene toelatingsbeleid voor de huidige bedrijfsactiviteiten toestaat. Bij een eventuele bedrijfsbeëindiging kan er zich op de betreffende locatie alleen nog een gelijkwaardig bedrijf vestigen of een bedrijf dat past in het geformuleerde toelatingsbeleid. Detailhandel, geluidshinderlijke en zogenaamde risicovolle bedrijven zijn niet toegestaan.
Bedrijfswoningen
Daar waar bedrijfswoningen zijn toegestaan, is de aanduiding 'bedrijfswoning' op de kaart ingetekend. Per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning inclusief aan- en uitbouwen toegestaan. De totale inhoud mag ten hoogste 650 m³ bedragen.
Gemengd (Artikel 5)
Aan het Prins Willen Alexanderhof is het appartementencomplex met bibliotheek, kantoor en kinderdagopvang bestemd als Gemengd. Binnen de bestemming Gemengd is horeca tot en met categorie 1b toegestaan. Detailhandel is mogelijk, maar wel beperkt tot een maximum oppervlak van 300 m². Alle functies op Wonen na, zijn alleen mogelijk in de eerste bouwlaag (begane grond).
Groen (Artikel 6)
De bestemming Groen is gegeven aan beeld- of structuurbepalend groen. Het gaat dan om gronden die in gebruik zijn als plantsoenen, bermen en voet- en fietspaden. Daar waar speelvoorzieningen aanwezig zijn worden deze aangeduid met een aanduiding. Ook de kinderboerderij aan de Oranjelaan is toegestaan binnen de bestemming Groen met een aanduiding.
Maatschappelijk (Artikel 7)
Aan gronden met daarop instellingen op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, zorg en welzijn, religie, jeugd-/kinderopvang, sociaal-culturele instellingen en verenigingsleven is de bestemming Maatschappelijk toegekend. In beginsel is bij het toekennen van het bouwvlak het huidige oppervlak van de bebouwing als uitgangspunt genomen. Daarbij wordt een beperkte ruimte gegeven voor uitbreiding om te kunnen inspelen op ontwikkelingen. Daar waar het gaat om specifieke voorzieningen, zoals een begraafplaats, is een aanduiding opgenomen.
Op diverse plekken is verder de aanduiding Wonen opgenomen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de schoolwoningen aan de Goudappel. De gebouwen functioneren nu als school, maar kunnen wanneer die functie niet meer nodig is, als woning worden ingezet.
Tuin (Artikel 8)
De tuinbestemming is gelegd op de bij een woning behorende gronden waarop in principe geen bebouwing is toegestaan. Dit betreffen de gronden gelegen aan de voorzijde van de woning en - bij hoeksituaties - ook delen van het zijerf.
Verkeer (Artikel 9)
De Hoornseweg en in het verlengde de Woudseweg zijn als Verkeer bestemd. Voor verkeersgerelateerde bouwwerken geldt geen maximum hoogte, voor alle overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een bouwhoogte van maximaal 3 m.
Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 10)
Daar waar het openbaar gebied een verblijfs- en verplaatsingsfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, het verzamelen van huisvuil, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke.
Water (Artikel 11)
Waterpartijen, structuurbepalende watergangen en locaties die van belang zijn voor de waterberging zijn bestemd voor Water. Binnen de bestemming Water zijn watergerelateerde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, keermuren, duikers etc., toegestaan.
Wonen (Artikel 12)
De woonfunctie is de belangrijkste functie in het plangebied. Het beleid is erop gericht de kwaliteit van de woonomgeving te behouden en waar mogelijk te versterken. Rekening houdend met dit uitgangspunt, is een regeling geformuleerd die het resultaat is van de afweging tussen enerzijds een maximaal woongenot voor de bewoners en anderzijds de opgave om de bestaande ruimtelijke kwaliteit te waarborgen.
Naast de bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden welke voortvloeien uit de vigerende regeling, is bij het toekennen van de bestemmingen het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande woningen het uitgangspunt. De basis voor de regeling van de bestaande woonfunctie wordt gevormd door een regeling die uit twee bestemmingen bestaat: Wonen en Tuin.
Vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit is het bouwen aan de voorkant in het algemeen kwetsbaarder dan het bouwen aan de achterkant. Dit heeft als resultaat dat voor het bouwen aan de achterkant in principe geen omgevingvergunningsvereiste geldt voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen, carports, dakkapellen en erfafscheidingen (mits ze aan bepaalde afmetingen voldoen), tenzij deze binnen 1 m van het erf van de buren, de weg of het openbaar groen worden gerealiseerd. Ook op een zijerf, dat niet grenst aan een weg of openbaar groen, kunnen dergelijke bouwwerken vergunningsvrij worden opgericht, indien een afstand van minimaal 1 m tot de voorgevellijn en het erf van de buren in acht wordt genomen. De betreffende gronden hebben in het algemeen de bestemming Wonen gekregen.
Aan de voorkant van de woning is voor de bovengenoemde bouwwerken in de meeste gevallen een omgevingsvergunning vereist. Er geldt een uitzondering voor erfafscheidingen tot een hoogte van maximaal 1 m. Omdat gebouwen en overkappingen aan de voorkant niet wenselijk zijn, zijn voortuinen bestemd tot Tuin. Datzelfde geldt voor zijerven die grenzen aan een weg of openbaar groen.
Het bovenstaande leidt tot de volgende regeling. De woning mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan op de overige gronden. Op de gronden met de bestemming Tuin zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Ondernemerschap
De gemeente Midden-Delfland wil het ondernemerschap stimuleren. Om die reden is in het artikel Wonen een aantal flexibiliteitsbepalingen opgenomen om dit mogelijk te maken. Deze zijn opgenomen onder de noemer beroep-aan-huis, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bed & breakfast.
Beroepen-aan-huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Om de woonfunctie te versterken en een aantrekkelijk woongebied te creëren waar ruimte is voor meerdere activiteiten, wordt een toename van de menging met kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten voorgestaan. Het uitgangspunt is dat zogenaamde vrije beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt, zonder meer vanuit de woning kunnen worden uitgeoefend, mits de woonfunctie gehandhaafd blijft. Er wordt van uitgegaan dat de woonfunctie gehandhaafd blijft bij een gebruik van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten van ten hoogste 25% van het gezamenlijk vloeroppervlak van de woning tot ten hoogste 40 m². Internetverkoop is toegestaan, mits deze voldoen aan de voorwaarde dat er geen uitstalling van goederen plaatsvindt en waarbij de goederen via internet worden aangeboden en overwegend per post worden geleverd. Webwinkels zijn derhalve niet toegestaan.
Bed & breakfast
In overeenstemming met het gemeentelijke 'beleidskader recreatieve verblijfsvoorzieningen' (zie paragraaf 5.3 Gemeentelijk beleid) is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om een bed & breakfastvoorziening aan huis toe te staan mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Zo mag de vloeroppervlakte die wordt aangewend voor de bed & breakfast activiteiten ten hoogste 50% van de totale vloeroppervlakte van de woning, bijgebouwen meegerekend bedragen.
Dakopbouwen
Dakopbouwen zijn alleen toegestaan op die bouwblokken waar reeds een of meerdere dakopbouwen aanwezig zijn. Dit is met een aanduiding (sba-1) en op de kaart weergegeven.
Dakterrassen
Dakterrassen zijn in de meeste gevallen in verband met privacy overwegingen onwenselijk. Toch komen dakterrassen regelmatig voor in Den Hoorn. Daar waar ze aanwezig zijn, zijn dakterrassen aangeduid met een aanduiding (sba-2 of sba-3). Bij de aanduiding 'sba-2' zijn dakterrassen toegestaan waarbij de maximale bouwhoogte mag worden overschreden door afscheidingen. De aanduiding 'sba-3' is specifiek bedoeld voor de situatie aan de Oude Veiling. Hier kan op de tweede bouwlaag of een dakterras worden aangelegd of de woning kan volledig worden opgetrokken tot de maximale bouwhoogte. Het is dan niet de bedoeling dat daar bovenop nog een dakterras kan worden aangelegd.
Erfbebouwing
Op de gronden buiten het bouwvlak wordt de mogelijkheid geboden om de gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw of voor de bouw van vrijstaande bijgebouwen. Het gezamenlijk oppervlak aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw behorende gronden buiten het bouwvlak bedragen, tot een maximum van 50 m². Ten minste 25 m² van die gronden dient altijd onbebouwd en onoverdekt te blijven. Op deze manier worden er voldoende erfbebouwingsmogelijkheden geboden, terwijl de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast. De genoemde 50 m² mag worden vermeerderd tot 80 m² indien de oppervlakte van de bij het hoofdgebouw behorende gronden buiten het bouwvlak ten minste 250 m² bedraagt.
Ter plaatse van de locatie Tanthofkade 1 is de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1' opgenomen. Op deze locatie is detailhandel toegestaan waarbij een deel van de gronden mag worden gebruikt als ondergeschikte horeca (categorie 1a van SvH) met een terras.
Waarde - Archeologie 1, 2 en 3 (Artikel 13, Artikel 14 en Artikel 15)
Het plangebied kent drie archeologische verwachtingswaarden. Twee van die waarden zijn dusdanig hoog dat, om deze waarden te waarborgen, een bestemming Waarde - Archeologie is opgenomen. Deze bestemming fungeert als dubbelbestemming. Bouwwerken op gronden met deze dubbelbestemming en andere samenvallende bestemmingen kunnen weliswaar worden gerealiseerd, maar dan met inachtneming van de in de regels opgenomen voorwaarden. Het verschil tussen 1, 2 en 3zit in het maximum oppervlak van het te bouwen bouwwerk. Is er volgens onderzoek geen sprake van archeologische waarden, dan kunnen de werken en bouwwerken via de flexibiliteitregelingen worden gerealiseerd.
In het kader van de bescherming van de archeologische waarden is voor een aantal werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van werkzaamheden opgenomen.
Waterstaat - Waterkering (Artikel 16)
De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor waterstaatkundige doeleinden worden beschermd via de dubbelbestemming Waterstaat. Het oprichten van bouwwerken binnen deze bestemming is in principe niet toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen van deze bepaling. Voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning wint het college advies in bij de waterbeheerder. Daarnaast moet er ontheffing op basis van de Keur aangevraagd worden bij de waterbeheerder.
3.4 Algemene Regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen:
Antidubbeltelregel (Artikel 17)
De antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Algemene bouwregels (Artikel 18)
Overschrijding bouwgrenzen
Dit lid bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.
Bestaande maten
Dit lid betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (Artikel 19)
De regel geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan als gevolg van artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt. De bepaling voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 20)
In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen een omgevingsvergunning voor het afwijken kan worden verleend voor overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt.
Algemene wijzigingsregels (Artikel 21)
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen.
Overige regels (Artikel 22)
Werking wettelijke regelingen
In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van de bestemmingsplanregels. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
Deze regel geeft aan dat de wettelijke regelingen waarnaar in het plan verwezen wordt gelden zoals ze zijn op het moment dat het bestemmingsplan wordt vastgesteld.
3.5 Overgangsrecht En Slotregels
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregel aan de orde.
Overgangsrecht (Artikel 23)
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Slotregel (Artikel 24)
Deze regel bevat de titel van het plan.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Inspraak En Overleg
In deze paragraaf wordt verslag gedaan van de uitkomsten van het overleg artikel 3.1.1 Bro en de inspraakreacties. De reacties worden samengevat en beantwoord.
4.1.1 Overlegreacties
1. Provincie Zuid-Holland
Samenvatting
De provincie wijst erop dat het bestemmingsplan conform het vastgesteld provinciaal beleid is.
Beantwoording
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
2. Gemeente Delft
Samenvatting
De gemeente Delft deelt schriftelijk mee dat zij geen reactie heeft op het bestemmingsplan.
Beantwoording
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
3. Hoogheemraadschap van Delfland
Samenvatting
Het Hoogheemraadschap geeft een positief wateradvies, omdat aan alle aspecten die van belang zijn bij een goede waterhuishouding is voldaan.
Beantwoording
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
4. Kamer van Koophandel
Samenvatting
- 1. Het conserverende karakter beperkt toekomstige ontwikkelingen in de kern van Den Hoorn. Dat terwijl nieuwe centrumplannen zijn ontwikkeld. Binnen het voorontwerpbestemmingsplan zullen een aantal ontwikkelingen die zijn opgenomen in de centrumplannen niet passen. Daarmee wordt het risico gelopen dat onwenselijke vertragingen ontstaan in de uitvoer van de centrumplannen.
- 2. Er zijn in het bedrijfsleven, en in Midden-Delfland specifiek, een aantal trends waarneembaar waarmee in het huidige voorontwerpbestemmingsplan geen rekening wordt gehouden. Landelijk ziet de Kamer van Koophandel een explosieve toename in virtuele detailhandel en in Midden-Delfland ziet de Kamer een sterke groei in bed & breakfast-ondernemingen. Op beide trends is in het deel kleinschalige bedrijvigheid niet voorgesorteerd. Voor de vitaliteit van de kern Den Hoorn is ruimte om te ondernemen essentieel. Er wordt dan ook aandacht gevraagd voor de genoemde punten.
Beantwoording
- 1. Zoals aangegeven is het de wens van de gemeente om het centrumplan niet in het voorliggende bestemmingsplan over te nemen. De planvorming voor deze herstructurering is nog in de onderzoeksfase en is nog niet vastgesteld. Het plan is derhalve onvoldoende concreet om de gevolgen ervan in dit bestemmingsplan mee te nemen. Er is op dit moment overigens geen aanleiding om aan te nemen dat door dit bestemmingsplan de uitwerking van de centrumplannen negatief worden beïnvloed.
- 2. In het bestemmingsplan zijn de bestaande bedrijven positief bestemd. Ook is het binnen de woonbestemming mogelijk een aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit uit te oefenen. Hierbij geldt het beginsel dat detailhandel in de woonbestemming niet is toegestaan omdat dit een negatieve invloed heeft op het woon- en leefklimaat vanwege de verkeersaantrekkende werking. Virtuele detailhandel zoals internetverkoop kan wel worden toegestaan, mits zij voldoen aan bepaalde voorwaarden (geen uitstalling van goederen, waarbij de goederen via internet worden aangeboden en overwegend per post worden geleverd). Om die reden wordt in het bestemmingsplan een definitie van webwinkel toegevoegd. Tot slot heeft de gemeente inmiddels in een eerdere fase ook beleid opgesteld voor recreatieve verblijfsvoorzieningen, waaronder bed & breakfast. Dit beleid wordt doorvertaald naar het bestemmingsplan.
Conclusie
De reactie leidt ten aanzien van punt 1 niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. De reactie onder 2 leidt wel tot aanpassing van het bestemmingsplan.
5. VAC
Samenvatting
Geadviseerd wordt om ruimhartig aanpassingen aan woningen door veranderende woonwensen of door het levensloopbestendig maken, toe te staan, uiteraard binnen de kaders van het bestemmingsplan.
Beantwoording
De opmerking is gericht op de bouwregelgeving en is niet zozeer van toepassing op het bestemmingsplan. Overigens wordt nog wel opgemerkt dat de landelijke bouwregels en het vergunningvrij bouwen al heel ruimhartig zijn.
Conclusie
De reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
4.1.2 Inspraakreacties
Indiener 1
Samenvatting
- 1. Inspreker wijst op blz. 18 eerste alinea: inrichtingen- en vergunningbesluit milieubeheer is vervallen en het Besluit omgevingsrecht is in werking getreden.
- 2. Inspreker wijst erop dat op blz. 18 eerste alinea de laatste zin niet helemaal duidelijk is. Waarschijnlijk wordt het volgende bedoeld: 'Er wordt vanuit gegaan dat de woonfunctie gehandhaafd blijft bij een gebruik ten behoeve van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten van ten hoogste 25% van het gezamenlijk vloeroppervlak tot een maximum van 40 m²'.
- 3. Inspreker wijst erop dat in paragraaf 4.2 eerste zin: if moet zijn of.
- 4. Inspreker wijst op paragraaf 4.3: in de tweede alinea wordt aangegeven dat controle en toezicht repressieve instrumenten zijn, terwijl dit volgens de meest gangbare theorieën preventieve instrumenten zijn. Repressieve instrumenten die hierbij vanuit het bestuursrecht ingezet kunnen worden, zijn het uitoefenen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom, aldus inspreker.
- 5. Inspreker wijst op paragraaf 4.3 één na laatste zin: met de formulering 'wordt hieraan tegemoetgekomen' wordt de indruk gewekt dat handhaving geen prioriteit heeft. Met de formulering 'wordt invulling hieraan gegeven' kan deze indruk worden weggenomen, aldus inspreker.
- 6. Inspreker wijst op paragraaf 6.4 blz. 33 tweede alinea: de formulering 'Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkelingen diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink….)' is door de dubbele ontkenning niet duidelijk.
- 7. Inspreker wijst op paragraaf 6.6 blz. 37 één na laatste alinea: in de tekst wordt aangegeven dat voor de gele gebieden (middelhoge verwachting voor archeologische resten) bij een oppervlakte van meer dan 100 m² archeologisch onderzoek moet worden verricht, terwijl in de legenda van de tekening op blz. 39 een oppervlakte van 200 m² wordt genoemd. Deze 200 m² wordt eveneens in artikel 14.2 genoemd.
- 8. Inspreker wijst op paragraaf 6.9 blz. 44 alinea: risicovolle inrichtingen en locaties: aangegeven is dat de opslagcapaciteit van vuurwerk voor de inrichting gevestigd op de Hooipolderweg minder is dan 1.000 kg en dat er sprake is van een veiligheidsafstand van 8 m. Gezien de omvang van de verkoopactiviteiten, is het uiterst onwaarschijnlijk dat het bedrijf kan volstaan met deze zeer beperkte opslagcapaciteit. Voorts is in de Verantwoording groepsrisico uitwerkingsplan 'Look-West, Gemengde Doeleinden, fase 1', aangegeven dat Benfried B.V. onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen valt, omdat vuurwerk (<10.000 kg) kan worden opgeslagen. Voor een opslag tot 10.000 kg gelden veiligheidsafstanden van 20 tot 30 m voor een bewaarplaats (afhankelijk van de grootte van de deur) en veiligheidsafstanden van 20 tot 48 m voor een bufferbewaarplaats (afhankelijk van de opslagcapaciteit).
- 9. Inspreker wijst op paragraaf 6.9 blz. 44 onderaan: Hulpverleningsregio Haaglanden is gewijzigd in Veiligheidsregio Haaglanden.
- 10. Inspreker wijst op bijlage 3 Ecologisch onderzoek, normstelling blz. 54: het lijkt inspreker zeer onwaarschijnlijk dat naar verwachting de vos in het betrokken gebied voorkomt. Inspreker vraagt waar dit op gebaseerd is.
- 11. Inspreker wijst op artikel 1.32: met de gehanteerde definitie wordt illegaal vuurwerk dat bestemd is voor particulieren aangemerkt als 'consumentenvuurwerk'. Het verdient aanbeveling aan te sluiten bij het Vuurwerkbesluit.
- 12. Inspreker wijst op artikel 1.35: met de gehanteerde definitie van dakopbouw valt een uitbouw ter plaatse van een dakterras op de tweede verdieping niet onder deze of een andere genoemde definitie.
- 13. Inspreker wijst op artikel 1.39: met de gehanteerde definitie worden evenementen met een politiek of maatschappelijk karakter uitgesloten. Inspreker beveelt aan een niet-limitatieve lijst van voorbeelden op te nemen: gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, bijvoorbeeld met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en/of cultuur.
- 14. Inspreker wijst op artikel 1.49: activiteitenbesluit milieubeheer moet zijn Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.
- 15. Inspreker wijst op artikel 1.50: met de gehanteerde definitie wordt het dak van een twee-onder-een-kapwoning (bijvoorbeeld Boomkwekerij) ten onrechte als een lessenaarsdak aangemerkt. Wellicht kan de volgende definitie gehanteerd worden: een dak met slechts aan één zijde van de nok een hellend dakvlak over (vrijwel) de gehele breedte of diepte van het gebouw, aldus inspreker.
- 16. Inspreker wijst op artikel 1.65: de opsommingsreeks klopt niet (a en b ontbreken).
- 17. Inspreker wijst op artikel 1.65: voor d, e en f klopt de zin niet: tuincentra, meubelbedrijven en bouwmarkten zijn namelijk geen volumineuze goederen. Inspreker stelt dat dit kan worden opgelost door voor 'd. tuincentra' de volgende zin toe te voegen: 'Voorbeelden van bedrijven waar veelal volumineuze goederen worden opgeslagen zijn:'.
- 18. Inspreker wijst op artikel 1.67: de definitie beperkt zich nu tot bedrijven, waarmee onder andere overheidsinstellingen, stichtingen en dergelijke worden uitgesloten. Inspreker beveelt aan het woord bedrijven te vervangen door inrichtingen.
- 19. Inspreker wijst op artikel 2.7: met deze formulering wordt een kelder ook meegerekend bij de inhoud van een bouwwerk. In principe is dat correct, maar voor de besluitvorming in het kader van de bouwregelgeving lijkt inspreker het volume boven het maaiveld (of peil) meer relevant.
- 20. Inspreker wijst op artikel 2.8 en beveelt aan (vanuit oogpunt van uniformiteit) aan te sluiten bij de formulering van 2.7. 'tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) geprojecteerd op peilniveau'.
- 21. Inspreker wijst op artikel 3.1: de formulering voor lid a 'De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor: ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' voor glastuinbouw' ' klopt niet, aldus inspreker. Mogelijk wordt het volgende bedoeld: 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor a. Glastuinbouwbedrijven (nadere specificatie op basis van SBI?) op de locaties met de aanduiding 'glastuinbouw'. b. De ….. toegangswegen.
- 22. Inspreker wijst op artikel 4.1 zie v). Inspreker beveelt aan de zin te herformuleren: a. Bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie B1'. Het is inspreker ook onduidelijk wat bedoeld wordt met lid b. Er wordt verwezen naar een tabel met maar 1 aanduiding, waardoor er geen noodzaak is om dit in een tabel weer te geven. Daarbij wordt verwezen naar een SBI-code in deze tabel, terwijl in de tabel geen SBI-code wordt genoemd (leeg veld).
- 23. Inspreker wijst op artikel 4.3: Met de huidige formulering van de punten a en b kan discussie ontstaan dat buiten het bouwvlak (immers onbebouwd) tot 4 m mag worden opgeslagen. Discussie kan voorkomen worden door aan lid b toe te voegen: 'waarbij lid a onverminderd van kracht blijft'.
- 24. Inspreker wijst op artikel 5.1 opsomming klopt niet (laatste punt a moet k zijn).
- 25. Inspreker wijst op artikel 5.2.1 lid d: Dit lid ontbreekt bij de artikelen 3.2.1 en 4.2.1. Een motivatie ontbreekt.
- 26. Inspreker wijst op artikel 5.3 lid b: Opslag van bulkgoederen is vergelijkbaar met de opslag van volumineuze goederen, waardoor het redelijk is om ook deze opslag uit te sluiten.
- 27. Inspreker wijst op artikel 6.1 lid b en c zijn geen bestemmingsomschrijvingen. Voor punt b staat er nu: 'De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij' is een kinderboerderij toegestaan'. Deze zin klopt niet en voor punt c geldt het zelfde. Dit kan worden opgelost door de punten b en c uit de opsommingsreeks (a t/m d) te halen en na de opsommingsreeks als separate zinnen op te nemen, aldus inspreker.
- 28. Inspreker wijst op artikel 7.1 lid b t/m e zijn geen bestemmingsomschrijvingen. Meer duidelijk is: een begraafplaats voor de locaties met de aanduiding 'begraafplaats' en een vergelijkbare zinsconstructie voor c, d en e, aldus inspreker.
- 29. Inspreker wijst op artikel 8.2 lid B1: met deze omschrijving zijn de erkers aan de Boomkwekerij in strijd met dit bestemmingsplan (hoogte is meer dan 0,25 m boven de eerste bouwlaag).
- 30. Inspreker wijst op artikel 11.1 lid d: is geen bestemmingsomschrijving. Dit kan worden opgelost door het punt d uit de opsommingsreeks (a t/m e) te halen en na de opsommingsreeks als separate zin op te nemen, aldus inspreker.
- 31. Inspreker wijst op artikel 12.2.1 lid i: de zin klopt niet. Boven dit artikel wordt aangegeven '… gelden de volgende regels' en bij i wordt geen regel beschreven. Dit kan worden opgelost door de omschrijving 'voor een onderdoorgang' te wijzigen in 'is een onderdoorgang toegestaan', aldus inspreker.
- 32. Inspreker wijst op artikel 12.2.2 lid l: de zin klopt niet. Daarbij heeft lid l betrekking op detailhandel, terwijl het artikel wonen betreft.
- 33. Inspreker wijst op artikel 12.3: opsommingsreeks klopt niet (a, b, c ontbreken).
- 34. Inspreker wijst op artikel 12.3 lid d: de zin klopt niet en kan beter gewijzigd worden in: het aan-huis-gebonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit wordt door de bewoner van het betreffende pand uitgeoefend, aldus inspreker.
- 35. Inspreker wijst op artikel 12.3 lid f: de zin klopt niet en kan beter gewijzigd worden in: ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten wordt in voldoende parkeergelegenheid voorzien, aldus inspreker.
- 36. Inspreker wijst op artikel 12.3 lid d: de zin klopt niet en kan volgens inspreker beter gewijzigd worden in: 'de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten hebben geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en gaan niet gepaard met horeca en detailhandel, uitgezonderd …..'.
- 37. Inspreker wijst op artikel 13.2 lid c: de omschrijving "in dit lid onder b.1 en b.2" is niet conform de systematiek die bij wetgeving wordt aangehouden. Om onduidelijkheid te voorkomen beveelt inspreker aan de systematiek van wetgeving aan te houden.
- 38. Inspreker stelt dat bij artikel 13.3.2 de omschrijving 'lid 13.3.1' moet zijn 'artikel 13.3.1'.
- 39. Inspreker wijst op artikel 13.3.2: het is inspreker onduidelijk of voor de punten a, b, c en d er sprake is van 'en' of 'of'.
- 40. Inspreker stelt dat bij artikel 13.3.3 de omschrijving 'lid 13.3.1' moet zijn 'artikel 13.3.1'.
- 41. Inspreker stelt dat bij artikel 22.1 lid b de omschrijving 'dit lid onder a' moet zijn 'dit artikel onder lid a'.
- 42. Inspreker wijst op de overzichtstekening: De uitbouwen van Boomkwekerij 17 en 19 zijn ingetekend met een diepte van 1,5 m, terwijl de uitbouwen feitelijk 2,5 m diep zijn.
Beantwoording
- 1. De constatering van inspreker is juist.
- 2. Bedoeld wordt aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
- 3. De constatering van inspreker is juist.
- 4. De constatering van inspreker is juist. De hele alinea wordt overigens verwijderd.
- 5. Het tekstvoorstel van inspreker wordt overgenomen.
- 6. Het tekstvoorstel van inspreker wordt overgenomen, in een iets aangepaste variant.
- 7. De constatering van inspreker is juist. Dit moet 200 m² zijn.
- 8. Wat betreft de opslagcapaciteit voor vuurwerk is uitgegaan van de vergunningsituatie. De suggestie dat het uiterst onwaarschijnlijk is dat het bedrijf kan volstaan met deze zeer beperkte opslagcapaciteit is dan ook niet juist. Wat betreft de opmerking met betrekking tot de verantwoording van het groepsrisico over het uitwerkingsplan Look-West wordt aangegeven dat dit niet meer actueel is, aangezien Benfried geen BEVI-inrichting (meer) is, zodat de aanname van inspreker ook niet meer opgaat.
- 9. De constatering van inspreker is juist.
- 10. Dit is gebaseerd op de omliggende landelijke biotoop. Hierdoor is de kans aanwezig dat er een vos in het plangebied voorkomt. Daarnaast staat er in de nationale databank Flora en fauna een aantal waarnemingen van de vos in de kern Den Hoorn en in delen van Delft. Voor de volledigheid is in de opsomming dus ook de vos genoemd.
- 11. Het begrip is uitsluitend toegevoegd om aan te geven dat gaat het om consumentenvuurwerk (niet zijnde theatervuurwerk). Voor het overige is het Vuurwerkbesluit van toepassing. Illegaal vuurwerk valt niet onder dit Vuurwerkbesluit. Het is dan ook niet noodzakelijk dit begrip aan te passen.
- 12. De gemeente wil deze ruimte open houden. Om die reden is het begrip op deze wijze geformuleerd.
- 13. Het tekstvoorstel van inspreker wordt overgenomen.
- 14. De constatering van inspreker is juist.
- 15. De constatering van inspreker is juist. Het artikel behoort thuis in de bestemmingsomschrijving.
- 16. De constatering van inspreker is juist.
- 17. De constatering van inspreker is juist. Beoogd wordt grootschalige detailhandel op te nemen. Het begrip zal om die reden dan ook onder die noemer worden geschaard in een nieuw begrip. Het begrip volumineuze goederen vervalt.
- 18. Het tekstvoorstel van inspreker wordt overgenomen.
- 19. Deze wijze van meten is bindend voorgeschreven in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). Het kan dan ook niet worden aangepast.
- 20. Zie hiervoor de beantwoording onder 19. Het kan dan ook niet worden aangepast.
- 21. De formulering van dergelijke regels is voorgeschreven in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen. Ter plaatse van deze aanduiding zijn uitsluitend glastuinbouwbedrijven toegestaan.
- 22. Voor wat betreft de aanhef van het artikel Bedrijf in sub a wordt verwezen naar de beantwoording onder 21. Deze reactie leidt dus niet tot aanpassing van het plan. De reactie op sub b is juist. Bedoeld wordt dat een bedrijf met SBI-codes 203, 204 en 205 is toegestaan zoals opgenomen in de bijlage 'Bedrijfsinventarisatie'. Dit type bedrijf komt niet voor in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. Om het bestaande bedrijf toch mogelijk te maken in bestemmingplan, is een maatbestemming opgenomen door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1'.
- 23. De constatering van inspreker is juist. Het tekstvoorstel wordt in een andere variant overgenomen. Dit om onduidelijkheid te voorkomen.
- 24. De constatering van inspreker is juist.
- 25. Dit lid is niet noodzakelijk om op te nemen aangezien een bebouwingspercentage geldt van 100%. Het wordt verwijderd. Overigens zal dit lid in artikel 4 juist wel worden opgenomen, omdat hier wel verschillende bebouwingspercentages zijn opgenomen.
- 26. Zoals al is aangegeven onder 17 wordt grootschalige detailhandel bedoeld in plaats van detailhandel in volumineuze goederen. Opslag buiten het bouwvlak is sowieso niet toegestaan, dit geldt dus ook voor deze activiteiten.
- 27. De constatering van inspreker is juist. Het tekstvoorstel wordt in een andere variant overgenomen. Dit om onduidelijkheid te voorkomen.
- 28. De constatering van inspreker is juist. Het tekstvoorstel wordt in een andere variant overgenomen. Dit om onduidelijkheid te voorkomen. Overigens worden de aanduidingen 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1 en - 2' om inhoudelijke redenen verwijderd.
- 29. Er is geen strijdigheid met het bestemmingsplan omdat de uitbouw aan de Boomkwekerij een integraal onderdeel is van het ontwerp van de woning. Het woord 'erker' wordt overigens vervangen door 'uitbouw'. Dit voorkomt verwarring.
- 30. De constatering van inspreker is juist. Het tekstvoorstel wordt in een andere variant overgenomen. Dit om onduidelijkheid te voorkomen.
- 31. Het tekstvoorstel van inspreker wordt overgenomen.
- 32. Dit lid is op de verkeerde plek in artikel 12 terechtgekomen en hoort in de bestemmingsomschrijving. Dit wordt aangepast.
- 33. De constatering van inspreker is juist.
- 34. Het tekstvoorstel van inspreker wordt overgenomen.
- 35. Het tekstvoorstel van inspreker wordt overgenomen.
- 36. Het tekstvoorstel van inspreker wordt overgenomen.
- 37. Het is niet duidelijk welke wetgeving wordt bedoeld. De nummering van het artikel is voldoende duidelijk en wordt daarom ook niet aangepast.
- 38. De constatering van inspreker wordt niet juist geacht. Daarnaast treden geen onduidelijkheden op in de verwijzing.
- 39. Het betreft een opsomming. Om die reden wordt 'en' beoogd.
- 40. Zie de beantwoording onder 38.
- 41. Zie de beantwoording onder 38.
- 42. De uitbouw is zichtbaar op de GBKN ondergrond die als onderlegger dient voor het opstellen van het bestemmingsplan. De ondergrond heeft geen juridisch bindende status in tegenstelling tot het bestemmingsplan. Inspreker wordt daarnaast niet in zijn belangen geschaad omdat de uitbouw op grond van dit bestemmingsplan mogelijk is. Overigens wordt de GBKN ondergrond regelmatig bijgewerkt waardoor het in de toekomst mogelijk is dat de uitbouw wel zichtbaar zal zijn. De reactie leidt dan ook niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Conclusie
De reactie onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 24, 25, 31, 32, 33, 34, 35, 36 leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
De reactie onder 22, 23, 26, 27, 28, 30 leidt gedeeltelijk tot aanpassing van het bestemmingsplan.
De reactie onder 8, 10, 11, 12, 19, 20, 21, 29, 37, 38, 39, 40, 41, 42 leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Indiener 2
Samenvatting
- 1. Inspreker verzoekt tot aanpassing van het maximum bebouwingspercentage voor het perceel Hoornseweg/Schoolstraat, omdat de beoogde uitbreiding van het parochiecentrum met circa 135 m² hier niet binnen past, zoals weergegeven in de zienswijze.
- 2. Inspreker verzoekt om de bestemming van het Scoutinggebouw aan te passen om hier de uitbreiding van de begraafplaats mogelijk te maken, omdat de Scouting naar verwachting de huidige plek gaat verlaten en deze locatie in eigendom is van Inspreker. Inspreker wijst erop dat de gemeente per brief d.d. 12-05-2011 heeft toegezegd de uitbreiding te faciliteren.
Beantwoording
- 1. Het bebouwingspercentage is gebaseerd op het vigerende bestemmingsplan. Aangezien er sinds 1 oktober 2010 geen bouwaanvraag is ingediend bij de gemeente en er dus nog verder geen besluitvorming heeft plaatsgevonden over een bouwplan op deze locatie, wordt het bebouwingspercentage dan ook niet aangepast. Wel bevat het bestemmingsplan nog wel een algemene afwijkingsmogelijkheid om het bestaande percentage te verhogen met 10%, waardoor enige flexibiliteit wordt betracht. Als voorwaarde om op deze manier af te wijken is opgenomen dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. Bij een concrete bouwaanvraag kan hieraan getoetst worden. Tot slot wordt nog opgemerkt dat ter plaatse van het desbetreffende perceel een ambtshalve aanpassing wordt gedaan, omdat is gebleken dat de bestaande woning niet is opgenomen op de plankaart.
- 2. De ontwikkeling is op dit moment dermate onzeker dat dit niet kan worden meegenomen in het bestemmingsplan.
Conclusie
De reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Indiener 3
Samenvatting
Inspreker verzoekt om de voorgestelde bestemming 'T' te wijzigen in de vigerende bestemming 'W' voor Oranjelaan 26, omdat inspreker de bebouwing heeft gesloopt ten behoeve van nieuwbouw. Inspreker geeft aan met de garantie van de gemeente dat de bebouwing en de bestemmingsgrenzen niet zouden worden wegbestemd.
Beantwoording
Inspreker constateert terecht dat in het vigerende bestemmingsplan de mogelijkheid is opgenomen om een woning op deze locatie te bouwen. De vigerende rechten worden gerespecteerd.
Conclusie
De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Indiener 4
Samenvatting
Inspreker verzoekt om de voorgestelde bestemming 'sm-2' van de Schoolstraat 1 te wijzigen in de vigerende bestemming Maatschappelijk, omdat de mogelijkheden voor toekomstige activiteiten ter plaatse anders worden beperkt tot kinderdagverblijf. Dit is voor inspreker aanleiding een verzoek tot vergoeding van planschade in te dienen. Inspreker wijst erop dat overige kinderdagverblijven (Oranjelaan en Achterdijkshoorn) wel de aanduiding Maatschappelijk (zonder aanduiding) hebben.
Beantwoording
Inspreker constateert terecht dat de aanduiding een beperking oplevert van de huidige rechten. In het vigerende bestemmingsplan Den Hoorn hebben de gronden ter plaatse van het perceel Schoolstraat 1 de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden'. Deze gronden zijn bestemd voor het openbaar bestuur, de dienstverlening van overheidswege, het sociale en culturele leven, de godsdienstuitoefening, het onderwijs, de volksgezondheid en de maatschappelijke dienstverlening. De aanduiding zal dan ook worden verwijderd, zodat in het algemeen maatschappelijke functies worden toegestaan.
Conclusie
De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Indiener 5
Samenvatting
Inspreker geeft aan dat de kwekerij aan de Hoornsekade 43 te Den Hoorn verkocht is om op deze locatie in overleg met het gemeentebestuur huur- en koopwoningen te bouwen. Het bedrijf is niet meer exploitabel en zal op korte termijn door de koper worden afgebroken. Een nieuw bedrijf is met deze kleine oppervlakte ook niet rendabel te maken. Voor inspreker is er geen economisch belang, en is het niet wenselijk dat het bedrijf verhuurd wordt aan ondernemers.
Beantwoording
De ontwikkeling is nog te prematuur om nu in dit bestemmingsplan mee te nemen. Derhalve wordt het gebied uit het bestemmingsplan gehaald.
Conclusie
De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan, het perceel wordt uit het bestemmingsplan gehaald.
Indiener 6
Samenvatting
Inspreker geeft aan dat het perceel Dijkshoornseweg 89-93 nu omschreven staat als 'bedrijven/bewoning'. Verzocht wordt tevens de omschrijving detailhandel toe te voegen, aangezien ter plaatse al sinds 1997 een installatiebedrijf annex winkel is gevestigd. Dit zou door de gemeente zijn toegezegd.
Beantwoording
Aan de reactie van inspreker wordt tegemoetgekomen.
Conclusie
De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Op het perceel wordt op de plankaart een specifieke aanduiding opgenomen en wordt deze specifieke vorm van detailhandel in de regels mogelijk gemaakt.
Indiener 7
Samenvatting
Inspreker geeft aan dat de kwekerij aan de Hoornsekade 43 te Den Hoorn verkocht is om op deze locatie in overleg met het gemeentebestuur huur- en koopwoningen te bouwen. Over deze ontwikkeling is overleg geweest omtrent de invulling van het plan hetwelk positief werd beoordeeld, mits er een samenwerking zou zijn voor de ontwikkeling van de locatie van het zogenaamde 'Balkengat'. Dit is bekend als een braakliggend terrein met een vervuiling.
Inspreker geeft aan dat het wenselijk is de kassen gelegen aan de Hoornsekade 43 op korte termijn af te breken omdat ze niet voldoen aan een economische haalbaarheid voor een normale exploitatie. Het is nog het enige bedrijf binnen het totale woongebied. Inspreker verzoek om die reden een uit te werken woonbestemming op de percelen Schipluiden, sectie I 5127 en sectie I 4689 in het bestemmingsplan op te nemen, teneinde te kunnen ontwikkelen in samenwerking met de gemeente, zodat er gebouwd kan worden binnen de behoefte van de bewoners van Midden-Delfland.
Beantwoording
De ontwikkeling is nog te prematuur om nu in dit bestemmingsplan mee te nemen. Derhalve wordt het gebied uit het bestemmingsplan gehaald.
Conclusie
De reactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan, het perceel wordt uit het bestemmingsplan gehaald.
Indiener 8
Samenvatting
- 1. Inspreker geeft aan dat het extreem conserverende karakter van het plan geen enkele ruimte geeft voor ontwikkeling van initiatieven. De conclusie van hoofdstuk 5 op pagina 28 (bij ontwikkeling wordt intensief ruimtegebruik nagestreefd) is naar mening van inspreker een loze belofte.
- 2. Inspreker is het er niet mee eens dat het centrum van Den Hoorn niet is opgenomen in het bestemmingsplan. Daardoor is er volgens inspreker geen enkele tijdsdruk binnen de gemeentelijke organisatie om voortvarend aan de centrumontwikkeling te werken.
- 3. De tekst in paragraaf 2.3 over het centrumplan gaat volgens Inspreker voorbij aan hetgeen er de afgelopen 10 tot 15 jaar heeft gespeeld. Gezien de huidige stand van zaken en de wijze waarop eraan gewerkt wordt, verwacht inspreker dat er niet voor 2015 in nieuwe winkels boodschappen gedaan kunnen worden.
- 4. Inspreker vindt het bezwaarlijk dat niet in wordt gegaan op de gevolgen, effecten of invloeden die de ontwikkeling van het centrum kan hebben op het plangebied.
- 5. Er dient tenminste aandacht worden geschonken aan de verkeersafwikkeling en parkeren.
- 6. In paragraaf 6.2 wordt volgens inspreker verzuimd de Voordijkshoorn en Achterdijkshoorn als hoofdontsluitingsroute (dorpsradiaal) voor de nieuwste woonwijken te noemen, terwijl deze door de Raad daar juist voor bedoeld zijn. Hiermee wordt de dorpskern ontlast. Immers, het knooppunt Hoornsekade-Dijkshoornseweg-Hoornsewal-Woudseweg is daarvoor fysiek ongeschikt, zelfs los van gewenste recreatieve herontwikkeling van het 'horecaplein'.
- 7. In het plan wordt in paragraaf 5.4 als gemeentelijk beleid de visie voor de dorpen genoemd. De eerste twee aandachtspunten zijn verwerkt in de woonvisie, maar aan de andere drie speerpunten wordt volgens inspreker op geen enkele wijze daarna in het plan daar aandacht en opvolging gegeven. De conclusie van paragraaf 5.4 is in dat verband stuitend en kortzichtig.
- 8. Het stimuleren van bed & breakfast in de dorpen is een invulling uit het gemeentelijk beleid, maar of het bestemmingsplan dat toelaat is inspreker niet duidelijk. Tussentijdse navraag bij het ambtelijk apparaat heeft geleid tot de uitspraak dat bed & breakfast is toegestaan, wat inspreker een verrassende, maar wel positieve, interpretatie van de regels vindt. Inspreker verzoekt hier enige tekst in de toelichting op de regels voor op te nemen.
- 9. Het in de plankaart specifiek omschrijven van het bedrijf, beperkt volgens inspreker het toekomstig gebruik en ontwikkeling van die locatie en komt op inspreker over als een 'uitsterfbeleid'. Op de plankaart en in de regels dient duidelijk te worden dat alle bedrijven passend binnen de toegestane bedrijfs- en milieucategorie B1, toegelaten zijn.
Beantwoording
- 1. De opmerking van indiener dat het plan niet flexibel is genoeg om verandering van gebruik in de toekomst op te vangen wordt niet gedeeld. Er vinden geen beperkingen van de huidige planologische rechten plaats, en op onderdelen bevat het plan juist extra flexibiliteitsinstrumenten (zoals de regeling voor beroep aan huis, internetverkoop en bed & breakfast) ten opzichte van het huidige bestemmingsplan. De opmerking over hoofdstuk 5 gaat over fysieke ontwikkelingen, dus bouwprojecten. Dit staat dus los van de flexibiliteit die het bestemmingsplan biedt. Zoals in het plan aangegeven worden bouwprojecten niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat gemeenten op 1 juli 2013 over actuele bestemmingsplannen moeten beschikken. Ontwikkelingen in de vorm van bouwprojecten kunnen het planproces van dit bestemmingsplan vertragen. Gelet hierop weegt het belang van de actualisering van bestemmingsplannen zwaar mee in deze keuze.
- 2. De ontwikkeling van het centrumplan staat los van het bestemmingsplan Den Hoorn. Hiervoor wordt een eigen bestemmingsplan opgesteld. Zoals ook aangegeven onder punt 1 levert het opnemen van ontwikkelingen belemmeringen op voor de voortgang van het bestemmingsplan voor het hele dorp Den Hoorn (exclusief het centrum).
- 3. De passage over draagvlak wordt verwijderd aangezien de planvorming voor de herstructurering van het centrumgebied nog in de onderzoeksfase is.
- 4. Aangezien het voorontwerpbestemmingsplan Den Hoorn een consoliderend bestemmingsplan is, worden slechts bestaande situaties en rechten vastgelegd. Het is vanuit het oogpunt van rechtszekerheid onwenselijk dat deze opgebouwde rechten veranderen. Daarnaast is er geen aanleiding om aan te nemen dat er woningen of andere ruimtelijke elementen in het plangebied van het bestemmingsplan Den Hoorn door de invloed van het centrumplan moeten worden afgebroken of dat er anderszins grensoverschrijdende effecten zijn. Er is verder geen wettelijke onderzoeksplicht voor dit bestemmingsplan Den Hoorn. Het onderzoek in het centrumgebied zal met name plaatsvinden in het kader van het bestemmingsplan voor het centrum. De toelichting wordt op dit punt verduidelijkt.
- 5. In paragraaf 6.2 van het bestemmingsplan is aandacht besteed aan zowel verkeer als aan parkeren. Het is niet duidelijk welke zaken indiener verder nog mist.
- 6. Het is niet bekend dat de gemeenteraad een dergelijke specifieke uitspraak over de Voordijkshoorn en Achterdijkshoorn heeft gedaan. Derhalve wordt het plan op dit punt ook niet aangepast. Voor het overige wordt verwezen naar paragraaf 6.2.
- 7. De speerpunten waar indiener op doelt zijn niet van toepassing op het bestemmingsplan, aangezien deze gericht zijn op ontwikkelingen. Zoals eerder aangegeven wordt in het bestemmingsplan geen rekening gehouden met ontwikkelingen.
- 8. Bed & breakfast activiteiten vallen niet onder de regeling voor aan-huis gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Wel heeft de gemeente beleid opgesteld om bed & breakfast mogelijk te maken, in verband met de groeiende vraag naar dergelijke activiteiten. In het bestemmingsplan wordt het daarom door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk gemaakt dat bed & breakfast-activiteiten aan huis zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. De toelichting en regels worden hierop aangepast.
- 9. In het bestemmingsplan is aangegeven dat alle bedrijven die vallen binnen categorie B1 toelaatbaar zijn. De bedrijven in het plangebied zijn niet specifiek bestemd. Alle bedrijven passen binnen de algemene toelaatbaarheid. Wel is in de toelichting een bijlage opgenomen met aanwezige bedrijven in het plangebied. Het bestemmingsplan legt dan ook geen beperkingen op voor de aanwezige bedrijven, en er is ook geen sprake van een uitsterfbeleid.
Conclusie
De reactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan, met uitzondering van punt 3 en 8. De reactie onder punt 4 en 5 leidt gedeeltelijk tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Indiener 9
Samenvatting
- 1. In het voorontwerpbestemmingsplan krijgt een gedeelte van de gronden van het perceel Hoornsekade 47 de bestemming 'Tuin'. Aangezien het perceel gelegen is in een woonwijk en ook het naastliggende perceel met de bestemming 'A (gt)' verkocht is aan een projectontwikkelaar, verzoekt inspreker het perceel te bestemmen voor wonen al dan niet nader uit te werken of een wijzigingsbevoegdheid daartoe op te nemen.
- 2. Het is inspreker niet duidelijk wat de toevoeging [sba-5] inhoudt. Verzocht wordt dit in het plan nader uit te werken.
Beantwoording
- 1. De ontwikkeling is nog te prematuur om nu in dit bestemmingsplan mee te nemen. Derhalve wordt de vigerende regeling aangehouden.
- 2. De aanduiding 'sba-5' is niet meer van toepassing op het plan. Deze wordt verwijderd van de plankaart.
Conclusie
Voor wat betreft de reactie onder 1 leidt dit niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. De reactie onder 2 leidt wel tot aanpassing van het bestemmingsplan.
4.2 Zienswijzen
In bijlage 6 zijn de zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording opgenomen.
4.3 Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op bestaand bebouwd gebied waarbinnen op dit moment geen nieuwe 'aangewezen bouwplannen' zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro mogelijk worden gemaakt. Vaststelling van een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven.
4.4 Handhaving
De gemeente Midden-Delfland acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteiten binnen het plangebied te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaving zijn:
- de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners mogen verwachten dat de regels gehandhaafd worden;
- handhaving gaat oneigenlijk gebruik en daarmee achteruitgang van de kwaliteit van de woonomgeving tegen; een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit in stand te houden en te verbeteren;
- niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid aan; het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.
Bij de handhaafbaarheid van bestemmingsplannen spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen een belangrijke rol.
Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. De basis wordt gevormd door:
- 1. de regeling in het bestemmingsplan zelf;
- 2. de handhaafbaarheid van de planregels;
- 3. het vrijstellingenbeleid en de wijzigingsbevoegdheden.
In dit bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden. Ook zijn aan de in het plan opgenomen vrijstellingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.
Integraal handhaven
Om op een professionele wijze inhoud te kunnen geven aan de uitvoering van de diverse handhavingstaken, is het noodzakelijk over een integraal handhavingsbeleid te beschikken. In dit beleid wordt aandacht besteed aan een gemeentelijke visie op handhaven en de uitgangspunten die daaraan ten grondslag liggen, de huidige situatie, een prioriteitenstelling, de strategie en werkwijze en de monitoring en evaluatie. Dit beleid voorziet in een eenduidige en transparante wijze waarop de gemeente Midden-Delfland inhoud geeft aan haar handhavingstaken.
Met de door de raad vastgestelde nota 'Integraal handhaven praktisch gemaakt' wordt invulling hieraan gegeven. In het (jaarlijkse) uitvoeringsprogramma: 'veiligheid en handhaving' wordt aangegeven op welke wijze uitvoering aan handhaving wordt gegeven.
Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Beleid
5.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte (2006)
In deze rijksnota worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Den Hoorn is gelegen in de ruimte van het stedelijk netwerk Randstad en het economisch kerngebied Zuidvleugel. Hier staan de volgende specifiekere beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaaleconomische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid.
Enkele beleidslijnen uit de Nota Ruimte:
- 1. streven naar bundeling van de verstedelijking, echter geen rode contouren om de kernen;
- 2. provincies stellen voor de rijksbufferzones een planologisch regime op, gericht op het vrijwaren van de gebieden voor verdere verstedelijking;
- 3. omvorming van de voormalige rijksbufferzones (waaronder Midden-Delfland) naar groene gebieden met mogelijkheden voor ontspanning en (dag)recreatie.
5.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' (2010)
In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. De visie is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:
- aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
- duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
- divers en samenhangend stedelijk netwerk;
- vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
- stad en land verbonden.
Het plangebied is in de structuurvisie grotendeels aangegeven als stads-en dorpsgebied: aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen. Het beleid is gericht op concentratie van verstedelijking binnen de bebouwingscontouren. Aan de westzijde van het plangebied is een regionale ov-verbinding geprojecteerd (voorlopig bus) en is een bedrijventerrein in ontwikkeling. Het Hof van Delftpark is als stedelijk groen aangemerkt.
![]() | ![]() |
Uitsnede functiekaart Provinciale structuurvisie
Verordening Ruimte (2010)
In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende artikel is relevant voor het bestemmingsplan:
- Om het stedelijk netwerk te versterken, kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan.
Het plangebied valt binnen de aangegeven bebouwingscontouren en is hiermee in overeenstemming met de Verordening Ruimte.
5.3 Gemeentelijk Beleid
Speerpunten in het gemeentelijk beleid zijn het openhouden en versterken van het Midden-Delfland gebied en het versterken en behouden van vitale dorpen in Midden-Delfland. Voor de eerste kernopgave is de gebiedsvisie Midden-Delfland® 2025 ontwikkeld (buiten het plangebied). Voor het behouden en versterken van het woon- en leefklimaat in de drie dorpen en twee buurtschappen, is de visie Behoud door ontwikkeling ontwikkeld en later uitgewerkt in een woonvisie.
Structuurvisie Midden-Delfland 2025 (2011)
Voor het gehele grondgebied van Midden-Delfland is een ontwerpstructuurvisie opgesteld. Deze ontwerpstructuurvisie legt de hoofdlijnen van ruimtelijke ontwikkelingen en het te voeren ruimtelijk beleid vast.
Midden-Delfland wil ten volle gebruikmaken van de mogelijkheden die de Wro biedt. De hoofddoelen van de structuurvisie zijn daarom als volgt geformuleerd:
- de structuurvisie vormt de basis en het kader voor een visie op de toekomst en het daaraan gekoppelde (ruimtelijk) beleid;
- de structuurvisie leidt tot een actief vereveningbeleid en een pro-actieve houding ten opzichte van nieuwe ontwikkelingen en dient als onderlegger voor de benutting van de mogelijkheden van de nieuwe Wro (grexwet);
- de structuurvisie vormt een kapstok èn toetsingskader voor concrete plannen.
De beleidsdocumenten Gebiedsvisie Midden-Delfland®2025, de visie Vitale Dorpen Midden-Delfland 2025 en het Landschapsontwikkelingsperspectief vormen de belangrijke bouwstenen van deze ontwerpstructuurvisie.
Voor Den Hoorn wordt ingezet op behoud en versterking van het dorpse karakter. De ligging aan het water vormt een belangrijk element in het eigen karakter van Den Hoorn. Hieraan gekoppeld vormt Den Hoorn een belangrijke schakel in het netwerk van recreatieve routes. Naast de herontwikkeling van het centrum wordt op een aantal plekken nieuwbouw van woningen voorzien.
Bij nieuwbouw is het uitgangspunt dat op een cultuurhistorisch verantwoorde wijze wordt gebouwd die goed aansluit bij de bestaande situatie. Voor de linten betekent dit afwisselend en vrijstaand bouwen.
Behoud door ontwikkeling, Visie voor de dorpen van Midden-Delfland (2009)
In het visiedocument worden vijf speerpunten genoemd:
- Gezond Midden-Delfland. Inwoners voelen zich goed, zowel lichamelijk als geestelijk in het open en groene Midden-Delfland.
- Wonen voor het leven. De dorpen zijn zo ingericht dat jong en oud een leven lang met veel plezier in Midden-Delfland kunnen wonen.
- Midden-Delfland onderneemt. Het ondernemerschap leeft. Ondernemers spelen in op het unieke karakter van de dorpen in een open en groen Midden-Delfland.
- Gastvrije dorpen. Mensen van buiten Midden-Delfland voelen zich welkom in de dorpen en vermaken zich in Midden-Delfland.
- Bewust op weg. Het transport van en naar Midden-Delfland is veilig, efficiënt en schoon.
Woonvisie Midden-Delfland 2010 - 2025, Sturen op diversiteit (2010)
De woonvisie vormt een belangrijke basis voor de toekomst van de dorpen.
Uit de woonvisie komt als veranderopgave naar voren een totaal van 1.020 tot 1.220 extra te bouwen woningen (gemiddeld 70 tot 80 woningen per jaar), waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met startende gezinnen en doorstroming van ouderen en senioren.
Op basis van deze woonvisie worden afspraken gemaakt met partners zoals woningbouwverenigingen en projectontwikkelaars ter realisering van de gewenste veranderopgave.
Nieuwbouw moet in omvang en qua uitstraling passen bij het eigene van de dorpen. Zo heeft Den Hoorn een wat stedelijker karakter dan Maasland en Schipluiden en ook de inwoners verschillen van karakter en woonvoorkeuren. Dat kan en mag ook tot uiting komen in de woningbouw.
De nieuwbouwmogelijkheden zijn wel begrensd; een groot deel is al benut in de afgelopen jaren of wordt de komende jaren ingevuld. Hele grote nieuwe uitleglocaties zijn niet meer beschikbaar. De nadruk, zeker op langere termijn richting 2025, zal daarom moeten komen te liggen op compacter bouwen op kleine schaal binnen de dorpen soms ter vervanging van bestaande bouw, en op aanpassing van de bestaande voorraad.
De volgende uitgangspunten zijn richtinggevend bij het invullen van programma's voor specifieke locaties in de dorpen.
Den Hoorn:
- het grootste deel van de woningbehoefte komt uit Den Hoorn, aangezien de groei van het aantal huishoudens en inwoners hier verreweg het grootst is;
- in Den Hoorn liggen de meeste mogelijkheden voor nieuwbouw;
- het grootste deel van de nieuwbouw vindt plaats in Den Hoorn;
- voor de periode 2010-2015 zijn er nu circa 400 woningen gepland. Grootste locaties zijn Lookwest-Noord en het centrum van Den Hoorn;
- accent op jonge gezinnen en starters;
- in Woonservicezone accent op nultredenwoningen;
- de nieuwbouw kent een groen kleinstedelijk tot suburbaan karakter en relatief wat meer appartementen;
- stimuleren van alternatieve woonvormen op kleine schaal.
Beleidskader recreatieve verblijfsvoorzieningen (2010)
Dit beleidskader is opgesteld om ruimte te bieden aan de groeiende vraag naar recreatieve voorzieningen in de gemeente Midden-Delfland. De doelstellingen zijn:
- a. De verschillende vormen van verblijfsvoorzieningen definiëren en verschillen in wet- en regelgeving duiden.
- b. Duidelijkheid verschaffen over de mogelijkheden voor logiesaccommodaties in de huidige en toekomstige bestemmingsplannen.
- c. Aangeven welke acties er nodig zijn om de gewenste vormen van verblijfsrecreatie te vertalen naar de verschillende gemeentelijke juridische kaders.
Specifiek voor Den Hoorn wordt geconcludeerd dat het exploiteren van een bed & breakfastvoorziening momenteel niet mogelijk is binnen de vigerende bestemmingsplannen voor de kern. Aangegeven wordt dat in het nieuwe bestemmingsplan voor Den Hoorn verruimde mogelijkheden geboden zullen worden voor verblijfsvoorzieningen. In dit bestemmingsplan is hier rekening mee gehouden. Binnen de bestemming Wonen en Gemengd is hiervoor een afwijkingsmogelijkheid opgenomen.
Conclusie
Het gebied is beleidsmatig grotendeels aangeduid als bestaand stedelijk gebied. De hoofdfunctie is wonen. Het beleid is gericht op behoud van het dorpse karakter. Het bestemmingsplan Den Hoorn past met zijn conserverende karakter binnen het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 6 Onderzoek
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de (technische) onderzoeken met conclusies. In elke paragraaf komt achtereenvolgens een korte beschrijving van de beoogde ontwikkeling aan de orde in relatie tot het betreffende milieuaspect. Vervolgens wordt de conclusie van het onderzoek vermeld en de aanvaardbaarheid van het plan, gelet op de uitkomsten van dit onderzoek en de normstelling en het beleid.
6.2 Verkeer En Infrastructuur
Verkeersstructuur
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
Den Hoorn wordt aan de westkant ontsloten vanaf de A4 via de Woudseweg. De Woudseweg gaat in oostelijke richting over in de Hoornseweg en geeft zo verbinding met Delft. In zuidelijke richting wordt het dorp ontsloten vanaf de N468, de Rijksstraatweg. Deze weg geeft verbinding met Schipluiden en Maasland en met de A20. Een belangrijke verbinding in noordelijke richting is de Dijkshoornseweg. Deze weg geeft verbinding met Rijswijk en Delft Noord.
De wijken worden voornamelijk ontsloten vanaf de Hoornsekade (parallel aan de Hoornseweg) en vanaf de Woudseweg. Hierbij zijn enkele erftoegangswegen eenrichtingsverkeer.
Het bedrijventerrein Woudseweg aan de westkant van Den Hoorn wordt ontsloten vanaf de Woudseweg.
De Woudseweg en Hoornseweg binnen het plangebied zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. De overige wegen binnen het plangebied zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h.
Ontsluiting langzaam verkeer
Twee belangrijke fietsroutes kruisen Den Hoorn. Een fietsroute loopt tussen Delft en De Lier aan de noordkant van de Gaag over de Hoornsekade. De ander loopt richting Schipluiden/Maasland langs de Gaag met een vrijliggend fietspad.
Op de meeste 30 km/h-wegen vindt de afwikkeling van het fietsverkeer en het gemotoriseerd verkeer gemengd plaats. Dit is conform de inrichting volgens Duurzaam Veilig. Langs de Hoornseweg is geen fietspad gelegen. Het verkeer dient gebruik te maken van de aan de overzijde van de Gaag gelegen Hoornsekade of van de aan de zuidzijde gelegen woonwijk. Ter hoogte van de Schoolstraat/het Koningin Julianaplein en de Buitenwatersloot is de mogelijkheid voor fietsers om de Gaag over te steken.
Ontsluiting openbaar vervoer
Per openbaar vervoer wordt Den Hoorn ontsloten door de busverbindingen tussen Delft en Naaldwijk, Delft en Maassluis en Delft en Honselersdijk Bloemenveiling (niet frequent).
Binnen het plangebied wordt gehalteerd langs de Woudseweg en de Hoornseweg. De meeste woningen zijn binnen een loopafstand van 500 m vanaf een halte gelegen. Voor enkele woningen is deze afstand echter groter (circa 700 m). In Delft en Maassluis kan worden overgestapt op het railnetwerk.
Parkeren
Het parkeren in het gebied vindt zowel plaats op eigen terrein als op openbare parkeerplaatsen. Bij het bepalen van de parkeerbehoefte van nieuwe ontwikkelingen dient gebruik te worden gemaakt van de parkeernormen uit de Bouwverordening Midden-Delfland 2007.
Conclusie
De bereikbaarheid voor het gemotoriseerd verkeer is goed te noemen, gezien de ligging van het dorp in de directe nabijheid van de A4. Tevens is de bereikbaarheid voor het fietsverkeer goed. De ontsluiting per openbaar vervoer is niet voor alle woningen binnen het gebied even goed, gezien de langere loopafstand naar de bushalten. Binnen het plangebied is de verkeersveiligheid voldoende gewaarborgd. Wanneer binnen het plangebied nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, dient de parkeerbehoefte aan de hand van de gemeentelijke parkeernormen bepaald te worden.
6.3 Bodem
Onderzoek en conclusie
Bij nieuwe ontwikkelingen dient de bodemkwaliteit van de gronden voldoende te zijn voor de beoogde functie. Het betreft hier een consoliderend bestemmingsplan, bodemonderzoek is derhalve voor de vaststelling van het bestemmingsplan niet noodzakelijk.
6.4 Water
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan;
- Provinciale Structuurvisie;
- Verordening Ruimte.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het Hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.
In het kader van de afstemming van het waterbeleid met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening heeft het Hoogheemraadschap in 2007 een Waterkansenkaart opgesteld. Deze Waterkansenkaart kan gezien worden als de nadere, gebiedsspecifieke uitwerking van de Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland. Tenslotte is in 2007 een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Met deze handreiking wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het Hoogheemraadschap Delfland procedureel en inhoudelijk omgaat met de watertoets.
Gemeentelijk beleid
Het Waterplan Midden-Delfland is een gebiedsgericht plan van de gemeente en het Hoogheemraadschap waarin samenhangende thema's rond waterbeheer aan bod komen. Ruimtelijke ontwikkelingen spelen hierbij een belangrijke rol. Ook ontwikkelingen als de Europese Kaderrichtlijn Water, landelijk beleid als het waterbeleid voor de 21e eeuw (WB21, uitgewerkt in ABC Delfland)) en gemeentelijke plannen, zoals een gemeentelijk rioleringsplan, komen samen in het Waterplan. Het Waterplan bestaat uit drie fasen. De watervisie, het waterstructuurplan en het uitvoeringsplan. De watervisie geeft op hoofdlijnen de doelstelling aan op het gebied van waterbeheer in de gemeente Midden-Delfland.
De visie is uitgewerkt in het waterstructuurplan. Het waterstructuurplan geeft op kaart en in beschrijving weer wat de opgave in de polders van Midden-Delfland is. Bovendien maken de gemeente en Delfland afspraken over de wijze waarop de wateropgave wordt gerealiseerd. Concrete maatregelen en procesafspraken zijn gebundeld in het uitvoeringsprogramma van het waterplan.
Het Waterplan is slechts een van de plannen die in Midden-Delfland spelen. Het Waterplan is afgestemd met het Landschapsontwikkelingsplan 2025, de FES-proeftuin, KRW-gebiedsproces en andere ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied is gelegen in het noorden van de gemeente Midden-Delfland en bestaat uit het dorp Den Hoorn, exclusief het centrum.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit lichte klei. Er is sprake van de grondwatertrappen III en IV. Dat wil zeggen dat in de gebieden met grondwatertrap III de gemiddeld hoogste grondwaterstand tussen de 0,25 en 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,8 m en de 1,2 m beneden maaiveld. In de gebieden met grondwatertrap IV ligt de gemiddeld hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,8 m en de 1,2 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt circa NAP -0,5 m.
Waterkwantiteit
Het plangebied is gelegen in de Voordijkshoornsepolder, ten noorden van de Hoornseweg/Buitenwatersloot en in de Kerkpolder en Hooge Abtswoudsepolder ten zuiden daarvan. Ten westen van de Dijkhoornseweg ligt het plangebied in de Harnaschpolder.
In de Voordijkshoornsepolder geldt een zomerpeil van NAP-1,45 m en een winterpeil van NAP -1,5 m. Het peilbesluit voor de Harnaschpolder is NAP -1,8 m, voor Kerkpolder is het peilbesluit NAP -1,2 m. In de Hooge Abtswoudsepolder wordt een waterpeil van NAP -1,5 m aangehouden. Voor de Hooge Abtswoudsepolder geldt dat er een bergingstekort is.
In het plangebied bevinden zich enkele primaire watergangen, zoals de Lookwatering en Gaag en daarnaast ook enkele secundaire watergangen.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
De waterkwaliteit in Midden-Delfland voldoet niet aan de wettelijk geldende normen. De belangrijkste chemische probleemstoffen zijn stikstof, fosfaat en zware metalen.
De Gaag en Lookwatering zijn een zogeheten 'waterlichaam' voor de KRW.
Veiligheid en waterkeringen
Binnen het plangebied liggen diverse polder- en boezemkaden. De afmetingen van de kernzones verschillen per watergang. De afmeting van de beschermingszones bedraagt bij alle keringen 15 m.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het riool (gemengd en/of gescheiden).
Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Bij ontwikkelingen binnen de Hooge Abtswoudsepolder moet rekening worden gehouden met het bergingstekort, waarbij er volgens de ABC-normen van Delfland een bergingsnorm van 325 m³/ha geldt.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.
Conclusie
Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
6.5 Ecologie
Samenvatting
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 3.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit het dorp Den Hoorn, exclusief het centrum.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Resultaten onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Ook in de nabijheid van het plangebied liggen geen beschermde gebieden. De Natuurbeschermingswet en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.
Aangezien het hier een consoliderend plan betreft, worden er geen ontwikkelingen voorzien die kunnen leiden tot aantasting of verstoring van beschermde dier- en plantensoorten. De Ffw staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
6.6 Archeologie En Cultuurhistorie
Beleid en onderzoek
In 1998 is door het Nederlandse parlement het Verdrag van Valetta goedgekeurd. In 2007 heeft dit zijn beslag gekregen in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Hierin stelt het rijk zich op het standpunt dat op gemeentelijk niveau in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Het uitgangspunt van zowel het nationaal als gemeentelijk beleid is om waardevol archeologisch erfgoed zoveel mogelijk te beschermen en in situ te behouden. Ook in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is vastgelegd dat zorgvuldig met archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan voor archeologische waarden ter plaatse, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch vooronderzoek te worden uitgevoerd. Eén van de uitgangspunten van de wet is het veroorzakersprincipe. Dit houdt in dat de initiatiefnemer of omgevingsvergunningaanvrager zelf verantwoordelijk is voor de bekostiging van het archeologisch onderzoek.
De bescherming van het archeologisch erfgoed dient in het bestemmingsplan te worden geregeld, net als andere in het bestemmingsplan op te nemen en te beschermen belangen. Voor het bestemmingsplan geldt als norm de eis van een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat het belang van het archeologisch erfgoed mee dient te tellen bij de beoordeling en afweging van alle bij die goede ruimtelijke ordening spelende belangen. Dit wordt geregeld via een omgevingsvergunningstelsel dat betrekking heeft op grondroerende werkzaamheden voor zover deze worden uitgevoerd in gebieden die op de plankaart staan aangegeven met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' (WR-A).
In de regels staat opgenomen welke werken of werkzaamheden schadelijk kunnen zijn voor (verwachte) archeologische waarden en daarom omgevingsvergunningplichtig zijn. Hierin staan ook voorwaarden opgenomen ter bescherming van archeologische waarden. Zo'n voorwaarde kan zijn dat een rapport moet zijn overlegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld. Het verlenen van een omgevingsvergunning is afhankelijk van de uitkomsten van dit archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.
Archeologie
Bestaande situatie
De ondergrond van het plangebied bestaat uit zeekleiafzettingen, die vanaf circa 4000 v.Chr. in het gebied sedimenteerden. Deze wadafzettingen worden gerekend tot het Laagpakket van Wormer. Rond 3200 v.Chr. vernatte het onderzoeksgebied en ontstond grootschalige veengroei, waarbij het zogenaamde Hollandveen Laagpakket werd gevormd. De omstandigheden in dit gebied waren in het algemeen zeer nat. De veenkussens waren alleen bewoonbaar nabij watervoerende geulen, die het gebied ontwaterden. In het plangebied kan bewoning op het veen hebben plaatsgevonden tijdens het Neolithicum en de IJzertijd.
Rond 300 v.Chr. werden er in dit veengebied geulen uitgeschuurd, waarin zandige sedimenten werden afgezet: de geulafzettingen van de Gantel Laag (Laagpakket van Walcheren). Een uitloper hiervan loopt door het zuidwestelijk deel van het plangebied (zie onderstaande afbeelding). Naast de geulen werd een dik kleipakket afgezet: de dekafzettingen van de Gantel Laag.
Als gevolg van oxidatie en klink is er in het verleden inversie opgetreden in het landschap. Hierdoor zijn de geulafzettingen als hogere ruggen in het landschap komen te liggen. Deze geulafzettingen vormden daardoor ideale vestigingsplaatsen in zowel de Romeinse tijd als de Late Middeleeuwen. Tijdens de Romeinse tijd werden de afzettingen intensief bewoond. In de gebieden tussen de nederzettingen werden uitgebreide verkavelingsystemen uitgezet. Sporen van zowel nederzettingen als verkavelingsystemen zijn op verschillende locaties in Midden-Delfland gedocumenteerd, onder andere in het deel van de Harnaschpolder dat direct aan het huidige plangebied grenst.
Afbeelding 1: het plangebied geprojecteerd op de geologische kaart van Zuid-Holland.
In de Late Middeleeuwen ontstond er in de bocht van de Kickert en de Gaag ter hoogte van een overtoom een klein buurtschap, Den Hoorn. Aan de zuidkant van het water lag de Corneliskapel, ten noorden van het water lagen in het begin van de 16e eeuw enkele boerderijen binnen het plangebied langs de westzijde van de Dijkshoornseweg (zie onderstaande afbeelding). In het begin van de 18e eeuw stonden er ook enkele huizen langs de Hoornsekade ten westen van de Dijkhoornseweg. Rondom deze bebouwing bestond de rest van het plangebied uit moestuinen en boomgaarden. Ten behoeve van de tuinbouw werd sindsdien de bovengrond opgehoogd met zogenaamde opgevaren gronden, die hier tot 70 cm dik kunnen zijn. Richting het noorden worden de opgevaren gronden wat dunner, tot een dikte van 40 cm. Volgens de oudste kadasterkaart uit ongeveer 1830 is de bewoning slechts iets in westelijke richting uitgebreid.
Afbeelding 2: het plangebied (globaal) geprojecteerd op de kaart van Kruikius uit 1712.
Een groot deel van het plangebied is bebouwd en opgehoogd in de periode voor er aandacht werd besteed aan het voorkomen van archeologische resten. Dit geldt echter niet voor ontwikkelingsgebied Harnaschpolder. Hier heeft in 2001 karterend booronderzoek plaatsgevonden, waarbij geen aanwijzingen zijn aangetroffen voor de aanwezigheid van archeologische waarden.
Gewenste ontwikkeling
De huidige bebouwing, beplanting en bestrating in het gebied maakt het vrijwel onmogelijk om vooruitlopend op het vaststellen van dit bestemmingsplan eventueel aanwezige archeologische resten te karteren en waarderen. Ter bescherming van de (nog) onbekende archeologische waarden dient dan ook een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.
De archeologische beleidskaart van de gemeente Midden-Delfland is een archeologisch verwachtingsmodel, waaraan grenzen zijn gekoppeld tot waar voorgenomen bodemingrepen worden vrijgesteld van de verplichting tot archeologisch onderzoek. Omdat er sprake is van een gedifferentieerde archeologische verwachting, is er ook sprake van gedifferentieerde vrijstellingszones.
Afbeelding 3: het plangebied geprojecteerd op de gemeentelijke archeologische beleidskaart.
Volgens de archeologische beleidskaart geldt binnen het plangebied een lage tot hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten (afbeelding 3). Deze verwachting heeft voornamelijk betrekking op overblijfselen uit de Romeinse tijd en Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd. Omdat de kaart gebaseerd is op een archeologisch verwachtingsmodel voor de gehele gemeente, geeft deze een globaal beeld. Voor kleinere gebieden kan dit beeld worden aangescherpt.
Binnen het westelijk deel van het onderhavig plangebied (ontwikkelingsgebied Harnaschpolder) heeft in 2001 archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Hierbij zijn geen aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van archeologische resten. Op basis van deze conclusie is het toenmalige plangebied vrijgegeven voor ontwikkeling. Voor het huidige bestemmingsplan worden deze conclusies overgenomen. Aan dit deel van het plangebied wordt dan ook geen medebestemming Waarde – Archeologie toegekend (afbeelding 4).
Afbeelding 4: kaart met de gebieden met medebestemming 'Waarde - Archeologie' waarvoor een omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd bij bodemingrepen die de gestelde vrijstellingsgrenzen overschrijden.
Binnen het zuidelijk deel van het onderhavig plangebied bevindt zich de woonwijk De Oude Veiling. Zoals de naam aangeeft is deze wijk ontwikkeld op een voormalig veilingterrein. Op basis van oud kaartmateriaal is vastgesteld dat zich hier een uitgebreid systeem van vaarten bevond. Aangenomen wordt dat deze circa 1,5 - 2 m diep zijn geweest. Het uitgraven van deze vaarten, alsmede de uitgebreide saneringswerkzaamheden die hebben plaatsgevonden voorafgaand aan de bouw van de huidige woonwijk, hebben aanzienlijke schade toebracht aan het eventueel aanwezige bodemarchief uit de Romeinse tijd en Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd. De hoge archeologische verwachting komt daarmee te vervallen. Wel is het mogelijk dat zich in het veen onder de kleilaag archeologische resten uit de IJzertijd en het Neolithicum bevinden. Voor dit deel van het plangebied wordt de archeologische verwachting bijgesteld naar 'laag' en zal een vrijstelling worden gehanteerd voor bodemingrepen met een maximale verstoringsoppervlakte van 200 m² en diepte van 2 m onder het maaiveld.
Conclusie
Er zijn onvoldoende mogelijkheden om vooruitlopend op de vaststelling van het bestemmingsplan eventueel aanwezige archeologische resten te karteren en waarderen. Om een zorgvuldige omgang met archeologische waarden te waarborgen wordt in het bestemmingsplan op het merendeel van het plangebied dan ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' gelegd. Omdat het plangebied bestaat uit drie verschillende archeologische verwachtingszones, is er sprake van een gedifferentieerd vrijstellingsbeleid. Binnen de gebieden met de genoemde dubbelbestemming is het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van de beoogde ontwikkeling gebonden aan een omgevingsvergunningenstelsel. Een dergelijke vergunning dient te worden aangevraagd wanneer geplande bodemingrepen de vrijstellingsgrenzen van respectievelijk 50 m² & 40 cm -maaiveld, 200 m² & 40 cm -maaiveld en 200 m² & 200 cm -maaiveld overschrijden. In de afweging die ten grondslag ligt aan de omgevingsvergunning wordt het belang van het archeologisch erfgoed meegewogen conform het doel van het Verdrag van Malta en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.
Deze belangenafweging kan ertoe leiden dat er eisen worden gesteld aan de uitvoering van de werkzaamheden of dat de voorgenomen ingreep alleen na een archeologisch onderzoek wordt toegestaan. Zo wordt documentatie en berging van eventueel aanwezige archeologische resten gewaarborgd. Wanneer vindplaatsen geheel of gedeeltelijk kunnen worden gespaard en worden behouden in situ, zal het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk worden ingepakt en afgedekt.
Door voorafgaand en tijdens verstoringen de genoemde maatregelen te treffen voldoet het plangebied voor het aspect archeologie aan de eis van een goede ruimtelijke ordening.
Monumenten
Binnen het plangebied is een viertal gemeentelijke monumenten aanwezig. Dit zijn:
- Hoornsekade nabij nr. 43: vrijstaande tuindersschoorsteen;
- Hoornsekade 50: Voordijkshoornse molen, molenromp met schuur en kleine woning;
- Hoornseweg 12: R.K.Kerk HH Antonius en Cornelis;
- Schoolstraat 1: voormalig zusterhuis bij R.K.Kerk HH Antonius en Cornelis;
- nabij Lookwetering 13,14: twee voetgangersbruggen.
Tuindersschoorsteen
Deze cirkelvormige bakstenen schoorsteen is gebouwd omstreeks 1900 is de enige overgebleven tuindersschoorsteen in deze omgeving en is als herinnering aan de tuinbouwgeschiedenis van het dorp van hoge monumentale en cultuurhistorische waarde.
Voordijkshoornse molen
Dit complex van molenromp, schuur en kleine woning gegroepeerd rond en op een voorboezemsloot vormt een verwijzing naar het verleden van het Hollands polderlandschap tussen de nieuwe woonwijken van Delft en Den Hoorn. De molen is gebouwd in 1737 als windwatermolen, de schuur en woning zijn rond 1900 gebouwd. In de beeldbepalende molenromp is in 1924 een elektrisch gemaal geplaatst dat nu nog een functie vervult voor de waterhuishouding in het gebied. Na een aantal jaren verdwenen de in onbruik geraakte wieken en de kap en werd een deel van de romp gesloopt.
Het complex is een voorbeeld van een vooroorlogse combinatie van woon- en bedrijfscomplex en van de ontwikkelingen op het gebied van waterhuishouding in dit gebied.
R.k.-kerk HH Antonius en Cornelis en zusterhuis
De kruiskerk is rond 1900 in neogotische stijl gebouwd en is voor de gemeente van belang vanwege de architectuur- en cultuurhistorische waarde. De bouwmassa met toren vormt een belangrijk herkenningspunt in Den Hoorn en daarbuiten.
Het bij de kerk behorende zusterhuis is gebouwd in 1922, eveneens in neo-gotische stijl. Beide gebouwen zijn voor de gemeente van belang vanwege de architectuur- en cultuurhistorische waarden.
Twee voetgangersbruggen
Deze twee voetgangersbruggen vormen een eenheid met het verder van het dorp afgelegen bruggetje (nabij Lookwatering 54). De bruggetjes (ook wel kwakels genoemd) zijn een karakteristiek overblijfsel uit de eerste helft van de 20e eeuw en zijn illustratief voor de voor- en naoorlogse bloeiperiode van de kwekerijen en tuinderijen in de Harnaschpolder. De kwakels hebben in hun oorspronkelijke vorm een boogvorm, waardoor de platte schuiten die werden gebruikt om de tuinbouwproducten te vervoeren er makkelijk onderdoor konden varen.
Deze gemeentelijke monumenten worden via de Monumentenwet beschermd en zijn op de verbeelding aangeduid.
Cultuurhistorische elementen
Het plangebied is de laatste twee eeuwen sterk veranderd. Evenwel is de ruimtelijke structuur, zoals vastgelegd door Kruikius in 1712, nog steeds te herkennen. Het gaat daarbij om de historische linten en de verkaveling van het landschap. Met name de historische linten zijn nog duidelijk herkenbaar. In paragraaf 2.2 van deze toelichting zijn deze linten beschreven. De ruimtelijke kwaliteit van de linten wordt beschermd door het conserverende karakter van dit bestemmingsplan, waarbij de hoofdgebouwen met een bouwgrens zijn vastgelegd, en de ter plaatse geldende welstandseisen.
Verder heeft de molen aan de Hoornseweg 50 van oudsher een ruimtelijk-functionele relatie met de watergang. Om die reden heeft deze watergang ook een cultuurhistorische waarde. Deze watergang is bestemd als water en blijft ook om waterstaatkundige redenen gehandhaafd.
6.7 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gekoppeld aan een mate van milieubelasting. De SvB is opgesteld met behulp van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
In het plangebied zijn naast woningen nog andere functies (zoals bedrijven, kantoren, detailhandel en horeca) aanwezig. In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies naast elkaar voorkomen en zelfs gewenst zijn, wordt gebruikgemaakt van de SvB 'functiemenging'. Bij deze lijst wordt per bedrijfsactiviteit bekeken in welke mate deze direct naast woningen toelaatbaar is. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de SvB 'functiemenging' wordt verwezen naar Bijlage 4.
Toelaatbaarheid per gebied
Het plangebied bestaat voornamelijk uit woongebied waar grote en hinderlijke bedrijven niet gewenst zijn. Enige mate van functiemenging is wel wenselijk. Binnen het plangebied worden daarom bedrijven uit ten hoogste milieucategorie B1 algemeen toelaatbaar geacht. Dit zijn bedrijven die direct naast of beneden woningen toelaatbaar zijn en zodanig weinig milieubelastend zijn dat de eisen uit het bouwbesluit voldoende zijn om relevante milieuhinder te voorkomen. Met behulp van de SvB 'functiemenging' wordt bepaald welke bedrijven binnen de algemene toelaatbaarheid passen. Bestaande bedrijven uit hogere categorieën dan de algemene toelaatbaarheid worden mogelijk gemaakt via een maatbestemming. Bij bedrijfsbeëindiging of verplaatsing kan zich op die locatie alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid. Op deze manier wordt relevante milieuhinder in de toekomst voorkomen.
Inventarisatie bedrijven
In het plangebied voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn geïnventariseerd en ingeschaald op basis van de categorieën uit de SvB 'functiemenging' (zie Bijlage 1). De bedrijven passen binnen de algemeen toelaatbare milieucategorie.
Conclusie
Het voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend plan. Nieuwe hinderveroorzakende en gevoelige functies worden niet mogelijk gemaakt. Daardoor levert het aspect milieuhinder en bedrijven geen belemmering op voor de vaststelling van het plan. Door het toepassen van een milieuzonering worden nieuwe hindersituaties voorkomen.
6.8 Horeca
In het plangebied is één horecavestiging aanwezig (zie Bijlage 2). Deze kan worden ingeschaald volgens de Staat van Horeca-activiteiten (SvH) (zie Bijlage 2 bij de regels). Hierin wordt met behulp van verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid toelaatbaar kan worden geacht. Voor een algemene toelichting op de SvH wordt verwezen naar Bijlage 5.
Inschaling en toelaatbaarheid
De in het plangebied aanwezige horecagelegenheid betreft Tandy catering aan de Koningin Wilhelminalaan 2. Gelet op de aard van de omgeving (een dorpskern met meerdere functies), de omvang van het gebied en de reeds aanwezige horeca, zijn in het plangebied horeca-activiteiten uit categorie 1 (onderverdeeld in categorie 1a, 1b en 1c) toegestaan. Dit is lichte horeca die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend hoeven te zijn.
De aanwezige horeca is ingeschaald in categorie 1b van de SvH en past daarmee binnen de algemene toelaatbaarheid.
Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering voor horeca, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een goede afstemming tussen gevoelige functies (zoals woningen) en horeca-activiteiten.
6.9 Externe Veiligheid
Beleid en normstelling
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht geworden. Het Bevi legt veiligheidsnormen en zoneringen op aan bedrijven en/of activiteiten die een risico vormen voor personen.
Op grond van bovengenoemde regelgeving, dienen bij ruimtelijke ontwikkelingen verplichte afstandsnormen tussen gevaarlijke inrichtingen of activiteiten als chemische fabrieken, lpg-tankstations en het vervoer van gevaarlijke stoffen (inclusief transportleidingen) en (beperkt) kwetsbare objecten in acht te worden genomen.
Op het gebied van externe veiligheid is op provinciaal niveau de nota 'Risico's in Balans' vastgesteld. Daarnaast heeft het Stadsgewest Haaglanden, waartoe ook de gemeente Midden-Delfland behoort, de beleidsnota 'Samen Werken aan Externe Veiligheid' opgesteld. In beide nota's zijn vijf kernpunten opgenomen:
- 1. het ontstaan van nieuwe knelpunten tegengaan;
- 2. het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van inrichtingen;
- 3. bestaande knelpunten saneren;
- 4. zorgvuldige risicocommunicatie;
- 5. hulpverlening: het bevorderen van de samenwerking en de kwaliteit van de uitvoering en het richting geven aan de organisatorische versterking.
Externe veiligheid betreft de risico's die ontstaan door gevaarlijke stoffen: tijdens de productie, de opslag, het gebruik en het transport kunnen zich calamiteiten voordoen waardoor de veiligheid van de omgeving in het geding is. Deze risico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, waarbij in de normering onderscheid wordt gemaakt in bestaande en toekomstige situaties. Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's van gevaarlijke stoffen.
Voor inrichtingen waar vuurwerk wordt opgeslagen of bewerkt is het Vuurwerkbesluit uit 2002 van toepassing. Op basis van dit besluit dienen alle bedrijven te voldoen aan afstanden tot kwetsbare objecten. Voor de opslag van consumentenvuurwerk tot 10.000 kg geldt, indien aan de eisen voor een bufferbewaarplaats wordt voldaan, een afstand van 8 m tot een (geprojecteerd) kwetsbaar object. Bij meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk gaat het om 20 tot 30 m tot een (geprojecteerd) kwetsbaar object, afhankelijk van de grootte van de deuropening.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat iemand komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hierbij wordt verondersteld dat een (fictieve) persoon zich gedurende 24 uur per dag gedurende een heel jaar, onbeschermd op een plaats bevindt. Het PR kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (de zogeheten risicocontour).
Voor kwetsbare objecten geldt een maximale toelaatbare overlijdenskans van 1 op een miljoen (10-6 risicocontour). Dit betekent dat bij nieuwe situaties de grenswaarde wordt overschreden als zich woningen of andere kwetsbare objecten tussen de 10-6-risicocontour en de inrichting, transportroute of buisleiding bevinden.
Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6-contour als richtlijn. Dit betekent dat bij voorkeur geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour opgericht worden. Een gemeente kan hier gemotiveerd van afwijken en besluiten om toch aan de realisatie van nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour mee te werken.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat meerdere personen gelijktijdig overlijden als direct gevolg van één ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het GR hangt af van de kans op een ongeval, het effect van het ongeval en het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied (de afstand tot waar nog dodelijke slachtoffers vallen). Het GR is niet ruimtelijk weer te geven met contouren, maar wordt uitgedrukt in een grafiek waarin de groepsgrootte van aantallen slachtoffers wordt uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een dergelijke groep slachtoffer wordt van een ongeval: de Fn-curve.
Inventarisatie relevante risicobronnen voor het plangebied
Risicovolle inrichtingen en locaties
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat binnen het plangebied geen risicovolle inrichtingen liggen. Direct aangrenzend aan het plangebied ligt aan de Hooipolderweg een opslag van bestrijdingsmiddelen en meststoffen. Naast bestrijdingsmiddelen en meststoffen wordt hier ook consumentenvuurwerk opgeslagen.
Ongeveer 850 m ten noordoosten van het plangebied ligt DSM Anti-infectives.
Direct genzend aan het plangebied is een tabaksboetiek gelegen dat tevens is ingericht als een verkooppunt voor consumentenvuurwerk.
Route gevaarlijke stoffen
Op meer dan 570 m van het plangebied loopt de A4. Over deze weg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. In de omgeving van het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen over het spoor of over het water vervoerd.
Transport- en buisleidingen
In, of in de omgeving van, het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen door leidingen vervoerd.
Situatie plangebied (GR en PR)
Risicovolle inrichtingen en locaties
De PR 10-6-risicocontour van het bedrijf aan de Hooipolderweg (opslag van bestrijdingsmiddelen en meststoffen) ligt niet buiten de inrichting. Het plangebied ligt dus buiten deze risicocontour. Voor dit bedrijf geldt geen invloedsgebied voor het GR. Zowel het PR als het GR vormen dus geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Omdat de opslagcapaciteit van de vuurwerkopslagen bij dit bedrijf minder dan 10.000 kg bedraagt, geldt op basis van het Vuurwerkbesluit een veiligheidsafstand van 8 m ten opzichte van kwetsbare objecten. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan. Ook de opslag van vuurwerk vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
De capaciteit van de vuurwerkopslag bij de tabaksboetiek met consumenten vuurwerkverkooppunt bedraagt maximaal 1.000 kg consumentenvuurwerk. Op grond van het Vuurwerkbesluit geldt een veiligheidsafstand van 8 m ten opzichte van kwetsbare objecten. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan. Ook de opslagen van vuurwerk bij de grens van het plangebied vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Voor de inrichting van DSM Anti-infectives geldt een PR 10-6-risicocontour van 220 m. Het plangebied ligt buiten deze risicocontour. Aangezien het plangebied ook buiten het invloedsgebied van het GR ligt, vormt dit bedrijf geen belemmering voor de vaststelling van het plan.
Route gevaarlijke stoffen
Uit de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen - het toetsingskader voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg - blijkt dat op een afstand van 200 m van de weg geen belemmeringen voor het ruimtegebruik gelden. Gezien de afstand tussen de A4 en het plangebied (570 m), vormt het transport van gevaarlijke stoffen over de weg daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.
Transport- en buisleidingen
Van dergelijk vervoer van gevaarlijke stoffen is in dit geval geen sprake.
Verantwoording GR en advies Veiligheidsregio Haaglanden
Aangezien het bestemmingsplan buiten de invloedsgebieden van het GR van de verschillende risicovolle inrichtingen en A4 ligt, is ter plaatse van het plangebied geen sprake van een GR als gevolg van deze risicovolle bronnen. Een verantwoording van het GR is daarom niet nodig.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Geen van de risicovolle inrichtingen of transportassen leidt tot (onaanvaardbare) risico's ter plaatse van het plangebied.
6.10 Planologisch Relevante Leidingen
Beleid hoogspanningsleidingen
Het Ministerie van VROM (inmiddels Ministerie van Infrastructuur en Milieu geheten), heeft in 2005 advies uitgebracht aan gemeenten en provincies over het omgaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de buurt van bovengrondse hoogspanningsleidingen. Zij adviseert om geen nieuwe gevoelige functies (functies waar kinderen van 0 tot 15 jaar langdurig kunnen verblijven, zoals wonen, scholen en kinderopvangvoorzieningen) te realiseren binnen de 0,4 microtesla-zone rond een hoogspanningslijn. Aanleiding voor dit rijksbeleid voor hoogspanningsleidingen vormen mogelijke gezondheidsrisico's bij langdurige blootstelling van kinderen aan elektromagnetische velden. Bij ondergrondse hoogspanningsleidingen dient slechts rekening te worden gehouden met een belemmeringenstrook.
Onderzoek en conclusie
In en in de omgeving van het plangebied liggen geen planologisch relevante leidingen. Wel ligt op ongeveer 150 m ten westen van het plangebied een 150 kV-hoogspanningsverbinding. Voor deze leidingen geldt een belemmeringenstrook van 22,5 m aan beide zijden van de leiding en een 0,4 microtesla-zone van 80 m aan weerszijden van de leiding. Aangezien het plangebied buiten de belemmeringenstrook en de 0,4 microtesla-zone ligt, staat het aspect kabels en leidingen de vaststelling van het plan niet in de weg.
6.11 Geluidshinder
Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt zodat akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai achterwege kan blijven.
6.12 Luchtkwaliteit
Beleid en normstelling
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 6.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 48 µg/m³ | tot en met 10 juni 2011 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 75 µg/m³ | tot en met 10 juni 2011 | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wm behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.
Onderzoek
Aangezien het hier een consoliderend bestemmingsplan betreft kan zonder berekeningen worden geconcludeerd dat voldaan wordt aan de eisen uit hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Het bestemmingsplan maakt namelijk geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de saneringstool (www.saneringstool.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide ter plaatse van de Hoornseweg, een maatgevende weg die door het plangebied loopt, in 2011 onder de 38 µg/m³ ligt. In datzelfde jaar ligt de jaargemiddelde concentratie fijn stof hier onder de 30 µg/m³. Deze concentraties liggen onder de grenswaarden uit de Wm. Aangezien de concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate een locatie verder van de weg af ligt, zal ook ter plaatse van de overige delen van het plangebied worden voldaan aan de grenswaarden uit de Wm. Ter plaatse van het plangebied is dan ook sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is namelijk sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse.
Bijlage 1 Svb 'Functiemenging'
Bijlage 1 SvB 'functiemenging'
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Bedrijfsinventarisatie
straat | nr. | naam en aard van het bedrijf | S.B.I. code | categorie | algemene toelaatbaarheid | specifieke aan duiding | opmerkingen/ bijzonderhedeneventuele klachten |
Dijkhoornseweg | 105 | Buying Stand- en Tentoon stellingsbouw BV (houtindustrie en vervaardiging artikelen van hout, riet, kurk e.d.) | 203,204,205 | - | B1 | (sb-1) | p.o.>200 m² |
Dijk hoornseweg | 89 | J.H. Keyzers B.V. (bouw- en aannemers bedrijven met werkplaats) | 45 | B1 | B1 | b.o. <1.000 m² | |
Woudseweg | 50 | Bouwbedrijf van de Berg&Lang straat (bouw- en aannemers bedrijven met werkplaats) | 45 | B1 | B1 | b.o.< 1.000 m² | |
Lookwatering | 7-9 | Groothandel/ opslag in installatie materiaal en sanitair | 5153.2 | B1 | B1 | b.o.< 2.000 m² |
Bijlage 2 Horeca-inventarisatie
straat | nr. | naam en aard van het horeca | categorie SvH | algemene toelaatbaarheid | |
Koningin Wilhelminalaan | 2 | Tandy Catering | 1b | 1c |
Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit het dorp Den Hoorn, exclusief het centrum.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Toetsingskader
Beleid
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door gebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EL&I de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
- 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
- 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
- 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
- 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
- 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
- d. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
- e. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
- f. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Ook in de nabijheid van het plangebied liggen geen beschermde gebieden. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997; www.ravon.nl; FLORON, 2002 en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Tevens is gebruikgemaakt van informatie van de gemeente Midden-Delfland over voorkomende soorten binnen de gemeente. Het betreft hier de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) van de Gegevensautoriteit Natuur (GAN).
Amfibieën
Den Hoorn biedt op diverse plekken leefgebied voor amfibieën doordat het gebied wordt doorkruist door verschillende watergangen. De watergangen bieden mogelijk een goede leefomgeving voor deze groep dieren. Naar verwachting komen in het plangebied bruine kikker, gewone pad, middelste groene kikker en kleine watersalamander voor.
Grondgebonden zoogdieren
Op basis van de milieu omstandigheden en het onderzoek in het NDFF (Nationale Databank Flora en Fauna) systeem, mag worden aangenomen dat een aantal beschermde soorten in het gebied voorkomt. Het gaat naar verwachting om de 'licht' beschermde soorten bunzing, egel, haas, huisspitsmuis, mol, ondergrondse woelmuis en vos.
Vleermuizen
Alle in Nederland voorkomende vleermuizen behoren tot de meest streng beschermde soorten. Op basis van de milieu omstandigheden en het onderzoek van Bureau Stadsnatuur Rotterdam, mag er van uit worden gegaan dat met name oudere bebouwing in het plangebied leefruimte kan bieden aan vleermuizen. In het zuidwestelijke gedeelte van het bestemmingsplangebied zijn de volgende vleermuissoorten waargenomen: ruige dwergvleermuis, gewone dwergvleermuis, watervleermuis, rosse vleermuis en laatvlieger.
Vogels
Het plangebied kan mogelijk door vogels gebruikt worden als broedgebied. Verschillende vogelsoorten kunnen van de weidepercelen en het bosperceel gebruik maken als foerageer-, rust- of voortplantingsgebied. Het zal hierbij vooral gaan om stadsvogels en om vogels van bos en struweel, zoals pimpelmees, koolmees, staartmees, roodborst, spreeuw en ekster. De bebouwing biedt mogelijk ook nestgelegenheid aan vogelsoorten als huismus, gierzwaluw, kauw en spreeuw. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de kraai. De watergangen kunnen leefgebied bieden aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen.
Vaatplanten
Zeer waarschijnlijk behoren alle planten die in het gebied voorkomen tot soorten die op voedselrijke bodems kunnen leven. Deze planten behoren tot de meest voorkomende plantensoorten van ons land en zijn meestal niet beschermd. Enkele soorten die mogelijk ook in het gebied voorkomen zijn wel beschermd, zoals de zwanenbloem en de brede wespenorchis. Voor deze soorten geldt voor het uitvoeren van bestendig beheer en het doen van ruimtelijke ingrepen een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Ffw. Het plangebied biedt geen geschikte biotoop voor streng beschermde plantensoorten.
Vissen
De watergangen in het plangebied worden gekenmerkt door een voedselrijke situatie. Het is aannemelijk dat in de watergangen aan de randen van het plangebied, op de grenzen met het polderlandschap beschermde vissoorten leven. Volgens de NDFF zijn in de omgeving van het plangebied de kleine modderkruiper en de bittervoorn aangetroffen.
Overige soorten
Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). De genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 6.2 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | zwanenbloem en brede wespenorchis bunzing, egel, haas, huisspitsmuis, mol, ondergrondse woelmuis en vos bruine kikker, gewone pad en de middelste groene kikker | |
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | bittervoorn | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | gierzwaluw en huismus en overige stadsvogels |
Toetsing en conclusie
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.
Aangezien het hier een consoliderend plan betreft, worden er geen ontwikkelingen voorzien die kunnen leiden tot aantasting of verstoring van beschermde dier- en plantensoorten. De Ffw staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Bijlage 4 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 5 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 5 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten