t Woudt
Bestemmingsplan - Gemeente Midden-Delfland
Vastgesteld op 26-02-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 't Woudt van de gemeente Midden-Delfland.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1842.bp12BG04-vs01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aankapping
een aanbouw die is voorzien van een lessenaarsdak waarvan de hoge zijde zich aan de zijde van het hoofdgebouw bevindt;
1.5 aanwijzingsbesluit
het besluit tot aanwijzing van 't Woudt als beschermd dorpsgezicht d.d. 24 juli 1970, zoals opgenomen in Bijlage 2 van de toelichting.
1.6 agrarisch bedrijf
een onderneming waarin met economisch oogmerk uitsluitend of overwegend gewassen of dieren worden geteeld, dan wel producten worden gewonnen door middel van dit telen, nader te onderscheiden in:
- a. landbouwbedrijf en bedrijf tot tuinbouw in open grond: een onderneming waarin uitsluitend of overwegend gewassen of dieren worden geteeld in of op open grond, waaronder begrepen de sierteelt en fruitteelt;
- b. bedrijf tot intensieve veeteelt: een onderneming waarin uitsluitend of overwegend, slacht-, fok-, leg- of pelsdieren worden geteeld, zonder of nagenoeg zonder weidegang;
- c. bedrijf tot tuinbouw in staande glasopstallen: een onderneming waarin uitsluitend of overwegend gewassen in opstallen van staand glas of onder doorzichtig materiaal worden geteeld, hoger dan 1 m.
1.7 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.8 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.9 beschermd dorpsgezicht
het gebied dat door de (voormalige) minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening bij besluit van 24 juli 1970 is aangewezen tot beschermd dorpsgezicht in de zin van artikel 20 van de Monumentenwet 1988, op 28 september 1970 als zodanig is ingeschreven in het register van beschermde stads- en dorpsgezichten.
1.10 bestaand
ten aanzien van gebruik: het op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezige gebruik.
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bijgebouw
een gebouw dat vanwege zijn plaats, afmetingen en verschijningsvorm een afzonderlijke ruimte vormt, doch kennelijk als een niet voor bewoning bestemde bijruimte bij een hoofdgebouw is bedoeld.
1.14 bomenkaart
de in Bijlage 2 opgenomen kaart en de in opgenomen lijst waarop de in het plangebied waardevolle bomen zijn aangegeven.
1.15 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.16 Commissie beschermd dorpsgezicht
de op basis van de voor erfgoed relevante gemeentelijke verordening ingestelde commissie, die als taak heeft het college van burgemeester en wethouders te adviseren over de beschermde dorpsgezichten in Midden-Delfland, indien dit in het bestemmingsplan voor het betreffende beschermde dorpsgezicht is bepaald.
1.17 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker, een en ander met uitzondering van straat- of rivierhandel.
1.18 geveltekening
de in bijlage Bijlage 1 opgenomen geveltekeningen waarop de toelaatbare architectonische verschijningsvorm van de gevels is weergegeven.
1.19 hoofdgebouw
een woning of ene ander gebouw dat voor het gebruik van grond overeenkomstig zijn bestemming onmisbaar is.
1.20 kappenkaart
de in Bijlage 1 opgenomen kappenkaart waarop de toelaatbare verschijningsvorm van de kappen is weergegeven.
1.21 peil
- a. bij ligging aan een weg: de kruin van de weg;
- b. bij ligging aan een anderszins verhard terrein: de bovenkant van dat terrein;
- c. bij ligging, anders dan aan een weg of verhard terrein: het maaiveld.
1.22 plattelandswoning
een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf.
1.23 praktijk- en kantoorruimte
een gebouw of deel van een gebouw dat dient voor het uitoefenen van een beroep, of het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch of kunstzinnig gebied alsook op hiermee gelijk te stellen terreinen.
1.24 straatmeubilair
bouwwerken dienende ten gerieve van de gebruiker van de openbare weg, zoals straatverlichtingselementen, zitbanken, bloembakken, telefooncellen en wachtruimten voor verkeersdiensten, verkeersborden, stoeppalen en meerpalen.
1.25 semi-agrarisch bedrijf
het aan het agrarisch bedrijf verwant bedrijf, gericht op de handel in, de sport met en de bewaring van vee, huisdieren en agrarische producten, een en ander als dienstverlening aan de niet-agrariër; hieronder vallen onder meer maneges, ponyhouderijen, dierenasiels en dierenpensions, hondenkennels en hondenafrichtstations.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw
- a. tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren;
- b. in aanvulling op het bepaalde onder a wordt de breedte van gebouwen evenwijdig aan de naar de wegzijde gekeerde grens van de bebouwing gemeten.
2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven zoals bedoeld in artikel 1.6 onder a, waaronder begrepen:
- 1. een dienstwoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- 2. een plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning';
- 3. schuren, bergings- en opslagruimten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuur';
- 4. tevens parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van ondergeschikte betekenis aan en ten behoeve van het bepaalde in voorgaande.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' buiten het bouwvlak bijgebouwen bij agrarische bedrijven toegestaan tot een gezamenlijk oppervlak van maximaal 30 m² per bedrijf tot een goothoogte van 3 m;
- c. de goothoogte van overige gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven hoogte;
- d. de bouwhoogte van overige gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
- e. de onder b t/m d bedoelde goothoogte mag uitsluitend worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels, dakkapellen, schoorstenen en trappenhuizen;
- f. de voorgevelbreedte van dienstwoningen bedraagt ten minste 5 m, aangebouwde autoboxen of bergingen niet meegerekend;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'water' mag worden gebouwd, mits voorzien is in voldoende water ter compensatie van de toename van het verhard oppervlak, en de bebouwing landschappelijk wordt ingepast.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, gehoord de Commissie beschermd dorpsgezicht nadere eisen stellen omtrent de situering van de in lid 3.2 onder b bedoelde bouwwerken ter verzekering van het behoud of de verbetering van het voor het dorpsgezicht karakteristieke aanzien.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, gehoord de Commissie beschermd dorpsgezicht, worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 onder a om buiten het bouwvlak en buiten de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' de bouw van bijgebouwen bij agrarische bedrijven toe te staan tot een oppervlak van 30 m² per bedrijf tot een goothoogte van 3 m, met dien verstande dat de situering van de bijgebouwen geen afbreuk doet aan het karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan, gehoord de Commissie beschermd dorpsgezicht, worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 onder a en het gebruik van gronden voor hobbymatige agrarische activiteiten toestaan, met dien verstande dat dit uitsluitend toegestaan is op gronden die zijn gelegen in of direct grenzend aan de bebouwing van 't Woudt en het gebruik geen afbreuk doet aan het karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor plantsoen, bermbeplantingen en andere groenvoorzieningen en in samenhang daarmee voor voetpaden.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van ondergeschikte betekenis worden gebouwd, zoals straatmeubilair.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Horeca
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven in de vorm van een koffie- en theehuis en een bed & breakfast;
- b. opslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag' ten behoeve van het bepaalde onder a;
- c. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van ondergeschikte betekenis aan het bepaalde in voorgaande.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- b. voor zover ter plaatse de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gevel' is aangegeven, wordt de hoogte van gebouwen bepaald door de van toepassing zijnde geveltekening;
- c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven hoogte;
- d. de onder a bedoelde goothoogte mag uitsluitend worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels, dakkapellen, schoorstenen en trappenhuizen;
- e. de voorgevelbreedte van dienstwoningen bedraagt ten minste 5 m, aangebouwde autoboxen of bergingen niet meegerekend.
5.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 6 Maatschappelijk
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. godsdienstuitoefening;
- b. sociale en culturele doeleinden;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': een begraafplaats;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van ondergeschikte betekenis aan en ten behoeve van het bepaalde in voorgaande.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- b. ter plaatse de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gevel' wordt de bouwhoogte van gebouwen bepaald door de van toepassing zijnde geveltekening;
- c. de onder b bedoelde goothoogte mag uitsluitend worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels, dakkapellen, schoorstenen en trappenhuizen.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 7 Tuin
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. tuin;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hooiberg' een hooiberg.
7.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van ondergeschikte betekenis worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan om ten behoeve van de bestemming Maatschappelijk:
- 1. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - 2' één gebouw van ten hoogste 12 m² met een goothoogte van ten hoogste 2,5 m te bouwen;
- 2. ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - 3' één gebouw van ten hoogste 75 m² met een goothoogte van ten hoogste 2,5 m te bouwen.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeerswegen, rijwiel- en voetpaden;
- b. onder bij sub a behorende bermstroken, taluds en beplantingen.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van ondergeschikte betekenis worden gebouwd.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterlopen ten behoeve van de waterhuishouding.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van ondergeschikte betekenis worden gebouwd.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Wonen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen met de daarbij behorende:
- 1. autoboxen en/of bergplaatsen;
- b. een kinderdagverblijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang'
- c. praktijk- en hobbyruimten;
- d. hobbykastjes, volières en koven;
- e. tuinen, voor zover de gronden niet worden bebouwd;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van ondergeschikte betekenis aan en ten behoeve van het bepaalde in voorgaande.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, gehoord de Commissie beschermd dorpsgezicht, nadere eisen stellen omtrent situering en hoogte van de gebouwen, zoals bedoeld in lid 10.2.2, indien deze gebouwen over een lengte van meer dan 3 m, hetzij in de erfscheiding, hetzij binnen een afstand van 2 m hiervan zullen worden gebouwd, ten einde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en overigens met dien verstande dat:
- a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
- b. de bouwhoogte niet wordt teruggebracht tot beneden 2,4 m.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik geldt dat het in een woning of in daarbij behorende bouwwerken is toegestaan een aan-huis-gebonden beroep uit te oefenen of diensten te verlenen op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of hiermee te vergelijken gebied. Hierbij gelden de volgende regels:
- a. het aan-huis-gebonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit wordt door de bewoner van het desbetreffende pand uitgeoefend;
- b. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m²;
- c. ten behoeve van de aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten wordt in voldoende parkeergelegenheid voorzien;
- d. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten hebben geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- e. het gebruik ten behoeve van internetverkoop, geen webwinkel zijnde, is toegestaan;
- f. het gebruik ten behoeve van seksuele dienstverlening is niet toegestaan.
10.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 11 Leiding - Gas
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 11.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Waarde - Archeologie - 2
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden ter plaatse van gronden met een hoge archeologische verwachting.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder a en b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:
- 1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd dorpsgezicht verbonden cultuurhistorische waarden zoals benoemd in het aanwijzingsbesluit;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument': een rijksmonument;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument': een gemeentelijk monument;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - moestuin': instandhouding van de bestaande cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten van de bestaande moestuin;
- 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - zichtlijnen': instandhouding van de bestaande zichtlijnen.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) uitsluitend worden gebouwd, indien aan de volgende regels wordt voldaan:
13.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, nadat de Commissie beschermd dorpsgezicht is gehoord, worden afgeweken van het bepaalde in:
- a. lid 13.2.2 onder b ten behoeve van gerichte en ondergeschikte afwijkingen in de afmetingen en onderlinge verhouding van de gevelonderdelen. Ook ingeval van herbouw na algehele afbraak ten gevolge van een calamiteit is uitsluitend afwijking mogelijk op voornoemde onderdelen;
- b. lid 13.2.2 onder d en e voor wat betreft de vorm, met dien verstande dat andere dakvormen of hellingshoeken moeten passen in de karakteristiek van het dorpsgezicht;
- c. lid 13.2.4 onder a voor andere dakvormen en hellingshoeken mits deze passen in de karakteristiek van het dorpsgezicht;
- d. lid 13.2.2 onder f t/m h, lid 13.2.3 onder a en lid 13.2.4 onder b en c, ten behoeve van andere materialen mits deze passen in de karakteristiek van het dorpsgezicht.
13.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, gehoord de Commissie beschermddorpsgezicht, nadere eisen te stellen omtrent afmetingen en verschijningsvorm, ter verzekering van het behoud of de verbetering van het voor het dorpsgezicht karakteristieke aanzicht.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Waterstaat - Waterkering
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16 Algemene Bouwregels
16.1 Overschrijding bouwgrenzen
- 1. De bouwgrenzen mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden en funderingen;
- b. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding niet meer dan 12 cm bedraagt;
- c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, indien de overschrijding niet meer dan 50 cm bedraagt;
- d. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
- e. hijsinrichtingen, indien de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
- 2. Voor zover de bestemming Verkeer wordt overschreden:
- a. is het aanbrengen van de in lid 16.1 onder a genoemde bouwwerken of delen van bouwwerken niet toegestaan;
- b. mogen de in lid 16.1 genoemde bouwwerken niet lager worden aangebracht dan 4,2 m boven een rijweg en dan 2,2 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de hierboven bedoelde strook;
- c. mogen de in lid 16.1 onder e genoemde constructies niet lager worden aangebracht dan 4,2 m boven de gronden met de bestemming Verkeer.
16.2 Overschrijding bouwgrens via afwijking
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.1 voor:
- a. toegangen van bouwwerken, die de grens met de bestemming Verkeer niet overschrijden, tenzij het betreft een voetpad en overigens met dien verstande dat de overschrijding niet meer dan 1,5 m mag bedragen;
- b. stoepen, stoeptreden en funderingen, die de grens met de bestemming Verkeer met niet meer dan 1,5 m overschrijden met dien verstande dat, voor zover de stoepen of stoeptreden niet op gelijk niveau met de gronden met de bestemming Verkeer worden uitgevoerd, de rabatstrook of het voetpad over een breedte van ten minste 70 cm vrij moet blijven;
- c. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, die de bouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden;
- d. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken die de bouwgrens met meer dan 50 cm overschrijden, mits zij niet lager zijn aangebracht dan:
- 1. 4,2 m boven een rijweg of een strook ter breedte van 1,5 m langs een rijweg;
- 2. 2,2 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder 1 genoemde strook;
- e. erkers, balkons en galerijen, mits zij de bouwgrens met niet meer dan 1,5 m overschrijden en mits zij bij de overschrijding van de grens met de bestemming Verkeer, wat de hoogte van deze gronden betreft, voldoen aan het bepaalde onder d sub 1 en 2;
- f. hijsinrichtingen, niet vallende onder e van lid 16.1, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen die in enige stand de bouwgrens overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,2 m boven de gronden met de bestemming Verkeer;
- g. kelderingangen en kelderkoekoeken;
- h. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is dan:
- 1. de hoogte van de weg, voor zover de werken in de weg zijn gelegen;
- 2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voor zover de werken niet in de weg zijn gelegen.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, dan nadat de Commissie beschermddorpsgezicht is gehoord.
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
Onbebouwde gronden en bouwwerken mogen uitsluitend worden gebruikt voor werken, geen bouwwerken zijnde, of voor enig ander gebruik, een en ander overeenkomstig de bestemming, alsmede voor:
- a. het opslaan van bagger afkomstig van onderhoud van aan liggende watergangen;
- b. het tijdelijk opslaan van goederen, voor zover noodzakelijk in verband met het realiseren of in stand houden van een ingevolge het plan toegelaten gebruik of een onderdeel daarvan op gronden waarop het opslaan van die goederen ingevolge de bestemming niet uitdrukkelijk is toegelaten;
- c. het plaatsen van ten hoogste één toercaravan op de bij een woning behorende grond gelegen naast of achter de woning.
Artikel 18 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. de ruimte tussen bouwwerken;
- b. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
19.1 Maten en bouwgrenzen
Bij een omgevingsvergunning kan van de regels worden afgeweken voor:
- a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van openbare nutsbedrijven of van andere daarmee vergelijkbare gebouwen, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes en gemaalgebouwtjes, mits de oppervlakte daarvan niet groter is dan 20 m² en de hoogte niet meer dan 3 m en zij naar plaats, afmetingen en verschijningsvorm passen in, of althans geen afbreuk doen aan de karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht;
- b. voor straatmeubilair mits dit naar plaats, afmetingen en verschijningsvorm past in, of althans geen afbreuk doet aan de karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht;
- c. voor het bouwen van kleine bouwwerken, niet zijnde gebouwen, die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en keermeren;
- d. voor geringe veranderingen in tracés van wegen en de aanpassing van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen aan die tracés, indien bij definitieve uitmeting blijkt dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden uitgevoerd als op die ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken; voor afwijkingen van het bestemmingsplan, inbegrepen bouwgrenzen en -oppervlakten, ten einde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve meting blijkt dat aanpassing van het bestemmingsplan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking beperkt blijft tot maximaal 2% van het bouwoppervlak en overigens de structuur en karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht niet wordt aangetast.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, dan nadat de Commissie beschermddorpsgezicht is gehoord.
Artikel 20 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:
- a. een voorgenomen nadere eis wordt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis en via de gemeentelijke website ter inzage gelegd;
- b. burgemeester en wethouders maken voor de terinzagelegging het voornemen tot het nemen van een nader eis in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
21.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 22 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan 't Woudt' van de gemeente Midden-Delfland.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In het kader van het gemeentelijke actualiseringsprogramma van bestemmingsplannen, is het noodzakelijk om het vigerende bestemmingsplan dat geldt voor de kern 't Woudt te actualiseren. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijke verplichting, zoals opgenomen in de Wro, om voor 1 juli 2013 te beschikken over een actueel bestemmingsplan, dat wil zeggen niet ouder dan 10 jaar.
Daarnaast heeft de gemeenteraad van Midden-Delfland op 5 juli 2011 de Toekomstvisie 't Woudt vastgesteld. Deze visie is opgesteld in samenwerking met de bewoners van 't Woudt. In deze visie zijn enkele (kleinschalige) ontwikkelingen opgenomen, die niet mogelijk zijn op basis van het vigerende bestemmingsplan.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een actualisering van het vigerende bestemmingsplan, waarin de toekomstvisie verwerkt is. Dit plan biedt daartoe een consoliderende regeling voor de kern 't Woudt, waarbij een planologische grondslag wordt geboden voor een aantal ontwikkelingen, te weten de realisatie van een bijgebouw bij de kerk en de uitbreiding van de aanwezige agrarische bedrijven.
1.2 Ligging Plangebied
De kern 't Woudt ligt als dorp aan de noordzijde van de gemeente Midden-Delfland, nabij de gemeentegrens met Westland. De kern ligt ten noorden van de provincialeweg N223 (Woudseweg). Aan de oostzijde van het plangebied ligt op enige afstand de rijksweg A4. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Het bestemmingsplan 't Woudt vervangt het vigerende bestemmingsplan 't Woudt. Dit bestemmingsplan is op 27 januari 1981 vastgesteld door de raad van de gemeente Schipluiden. Daarnaast zijn enkele ontwikkelingen in de kern mogelijk gemaakt met vrijstellingen, ontheffingen of afwijkingen, zoals het gebruik van 't Woudt 15 als horecabedrijf. Deze ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan van een passend juridisch kader voorzien.
1.4 Planvorm
Gegeven het karakter van het plangebied vervult het bestemmingsplan een beheers- en gebruiksfunctie (consolidatie). De juridische planvorm is erop gericht is de aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten van de kern 't Woudt te behouden. Daarbij biedt het plan de mogelijkheid om het bestaande gebruik te continueren, om ook de leefbaarheid van 't Woudt te behouden.
Omdat de bestemmingsregeling uit het vigerende bestemmingsplan nog steeds goed functioneert, is ervoor gekozen deze regeling zoveel mogelijk in stand te houden en te vertalen naar actuele regelgeving. Bij de vertaling is wel voldaan aan de eisen die het Bro stelt aan bestemmingsplannen (zoals toepassing van de SVBP2008).
1.5 Planproces
De ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, zijn benoemd in de Toekomstvisie 't Woudt (2011). Bij het opstellen van de toekomstvisie heeft de bijdrage van de huidige bewoners en ondernemers een belangrijke rol gespeeld. De kansen en bedreigingen voor de toekomst van het buurtschap zijn tijdens 'keukentafelgesprekken' benoemd.
Voor 't Woudt is in 2012 ook een nieuw groenplan opgesteld. Ook bij de totstandkoming hiervan zijn de bewoners actief betrokken. De waardering uit dit groenplan is verwerkt in de planregels van dit bestemmingsplan.
Gezien het interactieve voortraject, en omdat het bestemmingsplan verder consoliderend van aard is, is ervoor gekozen geen formele inspraak op basis van de gemeentelijke inspraakprocedure toe te passen. Wel is het voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan de bewonersvereniging.
1.6 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 komt de visie op het plangebied aan de orde. Er wordt ingegaan op de conclusies van het beleidskader. Ook wordt een samenvatting gegeven van de ruimtelijke en functionele bouwstenen voor het plan. Deze twee bouwstenen leiden tot de ruimtelijk-functionele gebiedsvisie voor het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 en 5 dieper ingegaan op de achtergronden van het beleidskader en uitvoerbaarheid. Daarna komt in hoofdstuk 6 onderzoek op gebied van milieu, ecologie en water aan de orde. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 de externe onderzoeksrapporten benoemd en volgen de bijlagen.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de visie op het plangebied beschreven. Doel van het bestemmingsplan is het actualiseren van de regeling voor de bestaande situatie binnen het plangebied, waarbij de aanwezige waarden beschermd worden. Dit hoofdstuk is gebaseerd op de Toekomstvisie 't Woudt.
![]() |
Luchtfoto 't Woudt bron: bingmaps.com |
2.2 Bestaande Situatie
Locatie plangebied
Buurtschap 't Woudt is gelegen in het noordwesten van Midden-Delfland en maakt deel uit van de Woudse Polder. Deze polder wordt aan de noordzijde begrensd door het Zweth, aan de oostzijde door de Harnasch- of Lotswatering, aan de zuidzijde door de Woudseweg en aan de westzijde door de Monsterwatering.
![]() |
t Woudt omstreeks 1725 |
Ontstaansgeschiedenis en cultuurhistorie
Oorspronkelijk stond het landschap van Midden-Delfland in een open verbinding met de zee, dijken waren nog niet aanwezig. In die tijd bouwden de bewoners van het gebied terpen om toch te kunnen wonen in de nabijheid van het water. Een terp is een woonheuvel, opgeworpen uit aarde en plaggen. Relicten van de terpen zijn nog altijd zichtbaar aanwezig in de Woudse Polder.
Rond 1242 werd de Maasdijk aangelegd en was het land beter beschermd tegen overstromingen. Hierna werd het landschap verder ontgonnen. Als gevolg van weteringen die werden gegraven ten behoeve van de afwatering, begon het veen in te klinken en daalde de bodem. Zo zijn de kreekruggen ontstaan die nu nog als lichte glooiingen in het landschap herkenbaar zijn. De bewoning verplaatste zich vanaf de 13e eeuw van de terpjes naar de hoger gelegen en verlande Gantelarm.
![]() |
't Woudt - Kadasterkaart Minuutplan 1811-1832 bron: watwaswaar.nl |
Op de hoger gelegen delen van het landschap ontstond een netwerk van voetpaden die kerken en boerderijen met elkaar in verbinding bracht. Het regionale en nationale verkeer maakte gebruik van het aanwezige trekvaartennetwerk.
Na de 12e eeuw ontstonden de meer systematische ontginningen en vormde dit een eerste aanzet voor de polders zoals we die nu kennen. Het unieke karakter van Midden-Delfland gaat voornamelijk schuil achter de verfijnde maat en schaal van deze polders en de grote verscheidenheid daartussen.
De Woudse Polder bestaat uit een blokachtig verkavelingpatroon die voor Midden-Delfland zeer uniek is en tot stand is gekomen door ontginning van de zandige kreekruggen in de klei-op-veen bodemopbouw. De wijze waarop de rechthoekige ontginningsblokken begrensd worden door oude kreeklopen is bijzonder.
![]() |
't Woudt - Topografische militaire kaart, 1912 bron: watwaswaar.nl |
Ruimtelijke hoofdopzet
't Woudt ligt op een verlande Gantelarm die na inklinking van het omringende landschap hoger in het landschap is komen te liggen. Het buurtschap wordt aan de noordzijde gescheiden van de omgeving door de Moedersloot. Dit deel van de Woudse Polder wordt gekenmerkt door een open landschap, zodat het kerkdorp als eenheid duidelijk herkenbaar is vanuit alle zijden.
Het ruimtelijke karakter van 't Woudt ligt met name in de natuurlijke wijze waarop de bebouwde en onbebouwde elementen tot stand zijn gekomen. De waarde van deze kern wordt sterk bepaald door een drietal aspecten:
- a. de ligging van het kerkdorp in zijn omgeving;
- b. de groepering van de gebouwen aan de toegangsweg tot de kerk; én
- c. de boomgroepen die zich rondom de kerk en de andere bebouwing bevinden.
De historische kern van het buurtschap is nog in originele en goede staat aanwezig. Hoofdstructuur van 't Woudt is het lint dat de toegangsweg naar de kerk is. Het beeld van het buurtschap wordt grotendeels gevormd door drie historische boerderijen: de Hofwoning, de Lindehoeve en de Hooiberg, die entree tot het buurtschap markeren. Vervolgens begeleidt een rijtje woningen de straat die leidt naar de kerk, die op een terpachtige verhoging staat.
Het ruimtelijk beeld wordt gecompleteerd door de aanwezigheid van cultuurhistorische elementen in de openbare ruimte van 't Woudt: de Kerketerp, de Moedersloot, het Lint, het Weitje, de Boomgaard, het Geriefhoutbosje, de Moestuin met tuinmuur, de pastorietuin, de begraafplaats en de erven.
![]() |
Onderdelen openbare ruimte (bron: Toekomstvisie) |
Naast deze cultuurhistorische elementen, is een belangrijk kenmerk van de openbare ruimte van 't Woudt is dat er een ontspannen relatie bestaat tussen de openbare ruimte en het privédomein: de erven van de voormalige historische boerderijen maken in de ruimtelijke beleving deel uit van de openbare ruimte, terwijl deze feitelijk privédomein zijn. Hierdoor ontstaat toch de suggestie van een weidse openbare ruimte.
Men werd zich bewust van de ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het buurtschap en zodoende is het in 1970 aangewezen als 'beschermd dorpsgezicht'. Twee boerderijen (de Hofwoning en de Lindehoeve), de kerk, de kosterwoning en de pastorie hebben de status gekregen van rijksmonument, de derde boerderij (de Hooiberg) is aangewezen als gemeentelijk monument.
Transformatie 't Woudt (verandering van functies en betekenis)
De veranderingen die plaats hebben gevonden in de agrarische sector zijn van invloed geweest op de transformatie van 't Woudt. Tot circa halverwege de vorige eeuw vonden veranderingen of toevoegingen in de bedrijfsvoering nog op het eigen erf plaats. Maar vanaf het begin van de 20e eeuw werden mechanisatie en schaalvergroting in de agrarische sector een feit en werden agrarische bedrijven uit de historische kern verplaatst. Dit betekende een radicale breuk met de tot dan toe gehanteerde bedrijfsvoering waarbij gewoond en gewerkt werd onder één dak. De ligboxenstal deed haar intrede. In 't Woudt werden als eerste de activiteiten van de Hofwoning uitgeplaatst naar het perceel 't Woudt 2. Later zijn agrarische activiteiten van de Lindehoeve uitgeplaatst naar het perceel 't Woudt 7. Bij deze verplaatsing is tevens de tot dan toe gehanteerde bebouwingsgrens van de Moedersloot overschreden. Deze bedrijven zijn tot op de dag van vandaag actief in de melkveehouderij en zijn in de afgelopen jaren verder uitgebreid.
De boerderijen in de kern hebben in de loop der tijd hun agrarische functie verloren. Het merendeel van de panden in 't Woudt wordt nu bewoond door burgers die geen directe verbinding hebben met de landbouw. Het buurtschap heeft in recreatieve zin betekenis gekregen en er zijn functies ontstaan als een koffiehuis met (in de nabije toekomst) bed & breakfast en een kinderdagverblijf in respectievelijk een deel van een boerderij en de kosterwoning. Ook in culturele zin zijn nieuwe waarden toegevoegd door de kunstexposities die plaatsvinden op 't Woudt en gebruik van het kerkgebouw voor meerdere doeleinden.
2.3 Ontwikkelingen
Ruimtelijke ontwikkelingsvisie en uitgangspunten
De Toekomstvisie 't Woudt formuleert de volgende twee hoofduitgangspunten voor de verdere ontwikkeling van 't Woudt.
- 1. Verankering van het buurtschap in het landschap.
- 2. Instandhouding van een vitaal buurtschap.
Deze uitgangspunten kunnen worden samengevat als 'behoud door ontwikkeling'.
1. Verankering van het buurtschap in het landschap
Had de oorspronkelijke bebouwing van 't Woudt een sterke relatie met het landschap, bij de later toegevoegde bebouwing is deze relatie minder vanzelfsprekend. Nieuwe ontwikkelingen dienen daarom een bijdrage te leveren aan het vergroten van de samenhang tussen de verschillende delen van het buurtschap onderling en de relatie met het landschap. Hierbij formuleert de toekomstvisie de volgende uitgangspunten:
- het buurtschap dient herkenbaar te blijven als een 'eiland in een groene zee';
- de Moedersloot als toekomstige beelddrager van het buurtschap;
- versterken van het erfkarakter;
- inbedding van 't Woudt in het voetgangersnetwerk van Midden-Delfland.
2. Instandhouding van een vitaal buurtschap
In de toekomstvisie wordt geadviseerd om de beschermende werking die uitgaat van het 'beschermd dorpsgezicht' te continueren. Het echter in programmatische en ruimtelijke zin van belang dat het buurtschap niet op 'slot' gaat. Het is essentieel voor de vitaliteit van het buurtschap dat er niet teveel beperkingen zijn in programmatische en ruimtelijke zin. Nieuwbouw en transformatie blijft mogelijk in 't Woudt en is gebonden aan verschillende spelregels en restricties. De volgende vier opties zijn te onderscheiden ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen in 't Woudt:
- 1. uitbreiding van bouwvolumes is mogelijk, wanneer geen afbreuk wordt gedaan aan het beschermd dorpsgezicht;
- 2. transformatie binnen het bouwvolume, tenzij geen grote veranderingen in het aanzien van het bouwvolume worden doorgevoerd;
- 3. sloop van stallen en nieuwbouw is mogelijk bij gebouwen, die geen belangrijke bijdrage leveren aan het kenmerkende dorpse karakter van 't Woudt;
- 4. nieuwbouw van bijgebouwen is mogelijk als deze past binnen de karakteristiek van het buurtschap.
Concrete ontwikkelingen
Uit de toekomstvisie zijn enkele ontwikkelingen voorzien. Twee ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
Bijgebouw bij Woudtse kerk
De kerkgemeenschap 't Woudt/Den Hoorn heeft de wens te kunnen beschikken over goede toiletvoorzieningen, een ruimte voor kindernevendiensten en faciliteiten voor het serveren van koffie na de dienst. Deze wens is deels op te lossen in de bestaande bebouwing. Met een nieuw bijgebouw zijn de mogelijkheden ruimer omdat dan ook, naast de toiletvoorzieningen en ruime pantry, de kindernevendiensten en de oppas in het bijgebouw kunnen worden ondergebracht.
In het kader van de Toekomstvisie zijn diverse locaties voor een dergelijke voorziening afgewogen. Daarbij is geconstateerd, dat een bijgebouw tussen de kosterswoning en de kerk en aansluitend aan het oude lint, het beste ingepast kan worden in 't Woudt. Hierbij heeft een kleinschalig gebouw (circa 75 m²) met een geringe bouwhoogte de voorkeur.
![]() |
Impressie inpassing bijgebouw bron: toekomstvisie 't Woudt |
In dit bestemmingsplan is dit bijgebouw mogelijk gemaakt.
Uitbreiding veehouderijbedrijf
In 't Woudt liggen twee veehouderijbedrijven. Om de economische bedrijfsvoering te garanderen, vindt binnen de agrarische sector een schaalvergroting plaats. Om deze bedrijven in te passen in de historische structuur, is in de toekomstvisie aandacht besteed aan de ruimtelijke inpassing van nieuwe bouwblokken.
![]() |
stedenbouwkundige inpassing uitbreiding agrarische bedrijven bron: toekomstvisie 't Woudt |
In het verleden hebben de uitbreidingen van de bedrijven met name in de lengterichting plaatsgehad. Vanuit de wijdere omgeving zijn de stallen dominant aanwezig. Behalve rondom de bedrijfswoningen is er vrijwel geen erfbeplanting aanwezig. Nieuwe uitbreidingen van melkveehouderijbedrijven dienen in principe plaats te vinden in de breedterichting. Voorkomen dient te worden dat het erf nog verder het landschap in prikt en op deze wijze afbreuk doet aan het beeld van de buurtschap - een eiland in het groen. Verder dient aandacht te zijn voor de manier waarop de stallen, door middel van beplanting met een coulisseachtige opzet, een beter aansluiting kan krijgen met het omringende landschap.
Op dit moment ligt een concreet verzoek voor de uitbreiding van het bedrijf 't Woudt 7. Deze bestaande melkveehouderij omvat een verouderde ligboxenstal welke ruimte biedt aan circa 70 melkkoeien en 60 stuks jongvee. De wens is het bedrijf uit te breiden naar 140 melkkoeien, 2 stieren en 70 stuks jongvee. Hiertoe wordt een nieuwe stal toegevoegd aan het bedrijf. Deze stal bedraagt 35 bij 43 m. Deze stal zal tegen de bestaande stal worden gerealiseerd, zodat de impact landschappelijk zoveel mogelijk beperkt blijft. Deze uitbreiding wordt in dit bestemmingsplan direct mogelijk gemaakt.
![]() |
Impressie nieuwe stal 't Woudt 7 |
Dit bestemmingsplan maakt tevens een uitbreiding van het bedrijf 't Woudt 2 mogelijk. In de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft de eigenaar aangegeven zijn bedrijf in de toekomst uit te willen breiden. Deze uitbreiding wordt in dit bestemmingsplan planologisch gefaciliteerd. Dit bedrijf is recentelijk uitgebreid met een ligboxenstal, waardoor het bedrijf nu een capaciteit van 60 stuks melkvee en 30 stuks jongvee heeft. Op basis van de Toekomstvisie dient een eventuele uitbreiding van dit bedrijf in de breedterichting plaats te vinden, zodat de bedrijfsbebouwing niet verder het landschap in prikt. Op basis van deze uitgangspunten is het bouwvlak van 't Woudt 2 in dit bestemmingsplan vergroot.
Sloop van voormalige agrarische bebouwing
Aan de noordzijde van de Moedersloot staat voormalige agrarische bebouwing, die tot voorheen onderdeel uitmaakte van het agrarisch bedrijf 't Woudt 15 (de Hooiberg). De toekomstvisie beschrijft voor deze opstallen een mogelijkheid om middels sloop en nieuwbouw, of sloop en herbestemming, de bebouwingsoppervlakte buiten de Moedersloot terug te dringen. Als compensatie voor de sloop wordt de mogelijkheid geboden om hier, in afwijking van de agrarische bestemming, een kleinschalige logiesaccommodatie te vestigen. In dit bestemmingsplan is deze mogelijkheid niet direct opgenomen. Wel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee het college, onder voorwaarden, kan meewerken aan de functieverandering en de bijbehorende landschappelijke verbetering. Belangrijke eisen hierbij zijn dat de bedrijfsvoering van de aanwezige agrarische bedrijven niet beperkt mag worden en dat de verkeersafwikkeling gegarandeerd moet zijn.
![]() |
Impressie toekomstige situatie na effectuering wijzigingsbevoegdheid |
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Algemeen
Het bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de bestaande situatie en vervult in het plangebied vooral een beheers- en gebruiksfunctie. Het bestemmingsplan is daarom consoliderend van aard. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur is gekozen voor een gedetailleerde planvorm.
De juridisch-planologische regeling is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan 't Woudt en vertaald naar de actuele RO-standaarden. Dat betekent, dat de wijze van het beschermen van de aanwezige cultuurhistorische waarden, gelijk is gebleven.
3.2 Inleidende Regels
Begrippen (Artikel 1)
De begrippen die het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
3.3 Bestemmingsregels
In deze paragraaf worden de individuele bestemmingen toegelicht. De bestemmingen bestaan uit gebruiks- en bouwregels. Ten behoeve van de bescherming van de aanwezige waarden, gelden in veel bestemmingen aanlegverboden. Tenzij er sprake is van de in de bestemmingen genoemde uitzonderingsgevallen, kan alleen omgevingsvergunning worden verleend voor het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden, indien de Commissie beschermd dorpsgezicht is gehoord omtrent de vergunning, en indien de werken of werkzaamheden de historische karakteristieken van 't Woudt niet aantasten.
Een adviesorgaan voert de taken van de Commissie beschermd dorpsgezicht uit op basis van de relevante gemeentelijke verordening en adviseert over het beschermd dorpsgezicht, in die gevallen die in het betreffende bestemmingsplan zijn bepaald. Ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan is dit de Commissie Welstand en Erfgoed, die is ingesteld op basis van de Erfgoedverordening Midden-Delfland 2011 en de Verordening op de commissie Welstand en Erfgoed Midden-Delfland 2011.
Deze commissie heeft als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en het monumentenbeleid.
Agrarisch met waarden (Artikel 3)
De agrarische gronden om 't Woudt hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden'. Deze gronden zijn bestemd voor de agrarische bedrijfsvoering. De agrarische percelen zijn hierin mogelijk gemaakt met specifieke aanduidingen op de verbeelding. Daarbij zijn de dienstwoning en de schuren specifiek aangegeven. De uitbreiding van de agrarische bebouwing op de percelen 't Woudt 2 en 7 is bij recht mogelijk gemaakt, met als voorwaarde dat deze uitbreidingen pas gerealiseerd mogen worden indien in voldoende watercompensatie is voorzien en de uitbreiding landschappelijk ingepast wordt.
Binnen de bestemming zijn twee specifieke aanduidingen opgenomen. Op het perceel 't Woudt 5 ligt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning'. Dit betreft een woning, die voorheen behoorde tot het naastgelegen agrarisch bedrijf. Voor deze woning gelden lichtere milieunormen als voor reguliere burgerwoningen. Hierdoor wordt de bedrijfsvoering van het naastgelegen bedrijf niet gehinderd door de aanwezigheid van de woning.
Een tweede specifieke aanduiding ligt in het gebied achter 't Woudt 15. Hier vindt momenteel het parkeren plaats voor het koffiehuis De Hooiberg. Dit gebruik is hier geregeld met een aanduiding 'parkeerterrein'.
Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' geldt een omgevingsvergunningenstelsel voor het aanleggen. Voor onder meer het bestraten en verharden van de gronden, het geheel of ten dele vergraven of dempen van waterlopen, en het wijzigen, veranderen of aanbrengen van beschoeiingen en het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van gronden is omgevingsvergunning vereist. Doel hiervan is om de waarden van het gebied te beschermen.
Groen (Artikel 4)
Het structurele, openbare groen in en rondom 't Woudt heeft de bestemming Groen. Deze gronden zijn primair bedoeld voor plantsoen, bermbeplantingen en andere groenvoorzieningen. Binnen deze hoofdbestemming mogen ook voetpaden worden gerealiseerd. Qua bebouwing mogen alleen ondergeschikte elementen, zoals zitbanken, worden opgericht.
Binnen deze bestemming geldt een aanlegverbod voor het bestraten en verharden van deze gronden.
Horeca (Artikel 5)
Het perceel van koffie- en theehuis 'De Hooiberg' heeft de bestemming 'Horeca'. Hierin is het bestaande gebruik, dat wil zeggen het koffiehuis en de bed & breakfast, specifiek geregeld. De aanwezige woning en de schuur die nu gebruikt wordt voor opslag, zijn specifiek bestemd.
In deze bestemming is een sloopverbod opgenomen, waarmee wordt voorkomen dat (delen) van bouwwerken die voorkomen op de geveltekening zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels zonder vergunning gesloopt kunnen worden.
Maatschappelijk (Artikel 6)
De kerk van 't Woudt heeft de bestemming 'Maatschappelijk'. Naast de godsdienstuitoefening zijn binnen deze bestemming ook sociale en culturele doeleinden toegestaan. Hiermee is een ruimer gebruik van de kerk mogelijk.
De begraafplaats achter de kerk is binnen de bestemming 'Maatschappelijk' specifiek geregeld met een aanduiding.
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' geldt het aanlegverbod voor bestraten en verharden van gronden, en het sloopverbod.
Tuin (Artikel 7)
De tuinbestemming is gelegd op gronden waarop in principe geen bebouwing is toegestaan. Dit betreft gronden bij de bestemming 'Wonen' en de bestemming 'Maatschappelijk'. Door het opnemen van deze bestemming wordt het open karakter voor deze delen van 't Woudt planologisch beschermd.
In het algemeen is binnen de bestemming 'Tuin' geen bebouwing toegestaan. Hierop zijn 2 uitzonderingen, die planologisch specifiek zijn geregeld. In de eerste plaats is dit het bestaande baarhuisje naast de kerk, dat geregeld is met de 'specifieke bouwaanduiding - 2', het beoogde bijgebouw bij de kerk heeft de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3'.
Binnen deze bestemming geldt het aanlegverbod voor het bestraten en verharden van gronden, indien de verharding een groter oppervlak dan 30 m² beslaat.
Verkeer (Artikel 8)
De wegen, fiets- en voetpaden en de bijbehorende bermen, taluds en beplantingen, zijn geregeld binnen de bestemming 'Verkeer'. Binnen deze bestemming zijn alleen gebouwen van ondergeschikte betekenis toegestaan. Binnen de bestemming geldt ter bescherming van de huidige uitstraling van 't Woudt een aanlegverbod voor het bestraten, herstellen, verharden of anderszins inrichten, het aanbrengen van stoepen of stoepranden daaronder begrepen. Deze werkzaamheden zijn wel toelaatbaar, indien de Commissie beschermd dorpsgezicht is gehoord, en gebruik wordt gemaakt van materialen dat past binnen de historie en de karakteristiek van 't Woudt.
Water (Artikel 9)
De landschappelijk en waterhuishoudkundig relevante waterlopen hebben de bestemming Water.
Binnen deze bestemming mogen alleen ondergeschikte bouwwerken opgericht worden. Verder geldt een aanlegverbod voor het geheel of ten dele vergraven of dempen van waterlopen, het wijzigen of veranderen hiervan of het aanbrengen van beschoeiingen.
Wonen (Artikel 10 )
De woonpercelen in 't Woudt hebben de bestemming 'Wonen'. Binnen het bouwvlak mogen gebouwen worden opgericht. Indien de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gevel' is opgenomen, geldt de hoogte zoals opgenomen in de geveltekening in Bijlage 1 van de regels. Voor de overige panden geldt, dat de hoogte geldt zoals opgenomen in de aanduiding 'maximale goothoogte (m)'.
Op gronden buiten met de bestemming 'Wonen', mag maximaal 30 m² aan bebouwing worden opgericht, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'bijgebouwen'. Hier mag maximaal 90 m2 aan bebouwing worden opgericht.
Binnen de bestemming 'Wonen' is het toegestaan een aan-huis-gebonden beroep uit te oefenen of diensten te verlenen op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of hiermee te vergelijken gebied. Deze activiteiten mogen niet ten koste gaan van het woon- en leefklimaat in 't Woudt. Daarom worden hieraan voorwaarden gesteld.
Zo is als voorwaarde opgenomen, dat het gebruik zich beperkt tot maximaal 25% van de gezamenlijke inhoud van de woning of in daarbij behorende bouwwerken met een maximum van 40 m². Het bestaande kinderdagverblijf is specifiek aangeduid, omdat de oppervlakte hiervan de 25% of de 40 m² kan overschrijden. Daarnaast mogen deze activiteiten de verkeersafwikkeling in 't Woudt niet negatief beïnvloeden of leiden tot parkeeroverlast in 't Woudt.
In deze bestemming is een sloopverbod opgenomen, waarmee voorkomen wordt dat (delen) van bouwwerken die voorkomen op de geveltekening zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels zonder vergunning gesloopt kunnen worden.
Leiding - Gas (Artikel 11)
In het zuiden van het plangebied loopt een aardgastransportleiding. Deze in planologisch beschermd met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Binnen deze bestemming geldt een uitvoeringsverbod voor werkzaamheden, die de leiding zouden kunnen beschadigen. Deze werkzaamheden zijn toelaatbaar, als het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad.
Waarde - Archeologie 2 (Artikel 12)
Binnen de omgeving gelden diverse archeologische verwachtingswaarden. Binnen het plangebied geldt de archeologische verwachtingswaarde 2.
In het kader van de bescherming van de archeologische waarden is voor een aantal werken, niet zijnde bouwwerken, en werkzaamheden een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van werkzaamheden opgenomen. Dit betreft werken en werkzaamheden die een oppervlakte groter dan 50 m² beslaan.
Deze werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien de aanvrager een rapport overlegd, waarin de archeologische waarde van de locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en deze waarden, niet worden geschaad door de activiteiten of dat mogelijke schade kan worden voorkomen door voorschriften en beperkingen te verbinden aan de omgevingsvergunning.
Waarde - Beschermd dorpsgezicht (Artikel 13)
Het hele plangebied is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Op het gehele plangebied ligt de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht'. Dat betekent dat de gronden, naast de andere bestemmingen, bestemd zijn voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals benoemd in het aanwijzingsbesluit. Bovendien hebben de in het plangebied aanwezige monumenten binnen deze bestemming een aanduiding gekregen. Deze aanduiding heeft een signaalfunctie, de monumenten zijn al via de Monumentenwet beschermd.
Binnen deze bestemming zijn extra bouwregels opgenomen voor hoofd- en bijgebouwen. Deze regels zijn met name gericht op de beeldkwaliteit. Zo worden eisen gesteld over de verschijningsvorm, de hellingshoeken van de kappen en de materialisering van de gevels en daken van hoofdgebouwen.
Binnen de dubbelbestemming is een aanlegverbod opgenomen, bovenop de aanlegverboden uit de andere bestemmingen. Dit voorziet in de eerste plaats in het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en-of telecommunicatieleidingen.
Daarnaast is een verbod opgenomen voor het rooien van bomen en andere opgaande beplanting voor zover deze voorkomen op de bomenkaart. Deze bomenkaart is het resultaat van een groeninventarisatie, die recent heeft plaatsgevonden. Ook het beplanten van gronden met bomen en andere opgaande beplanting is opgenomen in dit aanlegverbod. Zo wordt onder meer voorkomen dat belangrijke zichtlijnen naar het landschap verdwijnen als gevolg van nieuwe beplanting en de waardevolle landschappelijke setting van 't Woudt verdwijnt. Het gebied waar dit aanlegverbod betrekking op heeft, is opgenomen in Bijlage 1. Ook is een aanlegverbod opgenomen, om de bestaande landschappelijke waarden van de moestuin bij de Hofwoning te beschermen.
Waterstaat - Waterkering (Artikel 14)
Ter bescherming van de waterkering die parallel aan de Woudseweg ligt, is de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen. Op de gronden van deze bestemming mag bij recht alleen worden gebouwd ten behoeve van de Waterkering. Van deze bepaling kan worden afgeweken, indien het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
3.4 Algemene Regels
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen:
Antidubbeltelregel (Artikel 15)
De antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Algemene bouwregels (Artikel 16)
Overschrijding bouwgrenzen
Dit lid bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. De overschrijding van de bouwgrenzen dient wel beperkt te zijn.
Bestaande maten
Dit lid betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.
Algemene gebruiksregels (Artikel 17)
In dit artikel wordt het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken geregeld. Deze gronden en bouwwerken mogen uitsluitende gebruikt worden voor het opslaan van bagger dat vrijkomt tijdens onderhoud aan naastgelegen watergangen, het tijdelijk opslaan van goederen behorend bij het gebruik van de gronden en het stallen van één toercaravan bij een woning.
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening (Artikel 18)
De regel geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan als gevolg van artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt. De bepaling voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 19)
In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen een omgevingsvergunning voor het afwijken kan worden verleend voor overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt.
Algemene procedureregels (Artikel 20)
In dit artikel wordt omschreven welke procedure word gevolgd bij het stellen van nadere eisen.
3.5 Overgangsrecht En Slotregels
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregel aan de orde.
Overgangsrecht (Artikel 21
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Slotregel (Artikel 22)
Deze regel bevat de titel van het plan.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Overleg Artikel 3.1.1 Bro
In deze paragraaf wordt verslag gedaan van de uitkomsten van het overleg artikel 3.1.1 Bro. De reacties worden samengevat en beantwoord.
4.1.1 Overlegreacties
Het voorontwerp bestemmingsplan " 't Woudt 2012" is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening op 14 september 2012 aan de overleginstanties toegezonden. Van de aangeschreven instanties hebben er 9 een reactie gegeven, waarvan 4 inhoudelijk. Gedurende deze periode is het voorontwerp bestemmingsplan ook om advies voorgelegd aan de Werkgroep Erfgoed Midden-Delfland en de Bewonersvereniging 't Woudt.
In de nota (Bijlage 3) zijn de inhoudelijke reacties samengevat en voorzien van een beantwoording.
4.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op bestaand gebied. Binnen het plangebied worden een aantal ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Met de initiatiefnemers wordt een overeenkomst gesloten, waarmee eventueel kostenverhaal zal worden afgedekt. Het vaststellen van een exploitatieplan is om die reden niet aan de orde.
4.3 Handhaving
De gemeente Midden-Delfland acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteiten binnen het plangebied te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaving zijn:
- de regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners mogen verwachten dat de regels gehandhaafd worden;
- handhaving gaat oneigenlijk gebruik en daarmee achteruitgang van de kwaliteit van de woonomgeving tegen; een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit in stand te houden en te verbeteren;
- niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid aan; het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.
Bij de handhaafbaarheid van bestemmingsplannen spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen een belangrijke rol.
Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. De basis wordt gevormd door:
- 1. de regeling in het bestemmingsplan zelf;
- 2. de handhaafbaarheid van de planregels;
- 3. het vrijstellingenbeleid en de wijzigingsbevoegdheden.
In dit bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden. Ook zijn aan de in het plan opgenomen vrijstellingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.
Integraal handhaven
Om op een professionele wijze inhoud te kunnen geven aan de uitvoering van de diverse handhavingstaken, is het noodzakelijk over een integraal handhavingsbeleid te beschikken. In dit beleid wordt aandacht besteed aan een gemeentelijke visie op handhaven en de uitgangspunten die daaraan ten grondslag liggen, de huidige situatie, een prioriteitenstelling, de strategie en werkwijze en de monitoring en evaluatie. Dit beleid voorziet in een eenduidige en transparante wijze waarop de gemeente Midden-Delfland inhoud geeft aan haar handhavingstaken.
Met de door de raad vastgestelde nota 'Integraal handhaven praktisch gemaakt' wordt invulling hieraan gegeven. In het (jaarlijkse) uitvoeringsprogramma: 'veiligheid en handhaving' wordt aangegeven op welke wijze uitvoering aan handhaving wordt gegeven.
Hoofdstuk 5 Ruimtelijk Beleid
5.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2011) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 2011)
Op rijksniveau zijn op ruimtelijk gebied de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de meest bepalende beleidsdocumenten. In de Structuurvisie richt het Rijk zich op zaken die voor Nederland als geheel van belang zijn. Dit zijn bijvoorbeeld:
- de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer en energie (inclusief het aanwijzen van gebieden waar grootschalige windparken kunnen komen);
- de waterveiligheid (zoals de Afsluitdijk), het kustfundament en de milieukwaliteit;
- de bescherming van het cultureel erfgoed en de unieke natuur (zoals de Waddenzee, de Stelling van Amsterdam en de Veluwe).
In het SVIR heeft het Rijk nationale belangen benoemd. Daarbij is 'ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten' specifiek benoemd. Het Rijk onderkent daarbij dat culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van belang voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat en daarmee voor de concurrentiekracht van Nederland. Het Rijk wil daarmee verantwoordelijk blijven voor Het cultureel en natuurlijk UNESCO-werelderfgoed (inclusief de voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en cultuurhistorische waarden in of op de zeebodem.
Voor de kern 't Woudt gelden de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht en de aanwezige rijksmonumenten als nationaal belang. Dit bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die deze belangen aantasten, maar is bedoeld om de aanwezige waarden planologisch te beschermen. Daarmee is het bestemmingsplan in lijn met het rijksbeleid.
5.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Provinciale Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' (2010), Herziening 2011 (2011) en Actualisering 2011 (2012)
In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. De visie is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:
- aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
- duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
- divers en samenhangend stedelijk netwerk;
- vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
- stad en land verbonden.
Op de functiekaart is de bebouwing van 't Woudt aangewezen als Stads- en dorpsgezicht. De omliggende gronden zijn aangewezen als agrarisch landschap. De kern ligt binnen het Provinciaal Landschap. Verder is het gebied aangewezen als 'belangrijk weidevogelgebied'. Het gebied rondom de kern is aangewezen als waterbergingslocatie. Op de kwaliteitskaart is onder meer opgenomen, dat het 't Woudt is gelegen in een stiltegebied. 't Woudt en de omgeving is aangewezen als cultureel erfgoed 'topgebied'. Het is verder aangewezen als provinciaal landschap. Ecologisch vormt het volgens de structuurvisie een belangrijk weidevogelgebied. Op de sectorale beleidsaspecten wordt in hoofdstuk 6 nader ingegaan.
Verordening Ruimte (2010), Herziening 2011 (2011) en Actualisering 2011 (2012)
Samen met de Provinciale Structuurvisie is op 2 juli 2010 ook de Provinciale Verordening Ruimte vastgesteld door Provinciale Staten en vervolgens zijn er een herziening en actualisering op onderdelen vastgesteld. Waar de visie een zelfbindend document is voor de provincie, daar bevat de Provinciale Verordening regels die algemeen bindend zijn en doorwerken in gemeentelijke bestemmingsplannen.
Bebouwingscontour
De provincie kiest ervoor om stedelijke functies zoveel mogelijk in bestaand stedelijk gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Het stedelijk netwerk en alle kernen hebben bebouwingscontouren, die de grens van de bouwmogelijkheden voor wonen en werken aangeven. Verstedelijking buiten deze contouren is in principe niet toegestaan. De bestaande bebouwing van de kern 't Woudt ligt geheel binnen de provinciale bebouwingscontour. Het bestemmingsplan voor dit gebied is gericht zijn op het bestemmen van de bestaande functies en voorziet in enkele kleinschalige ontwikkelingen. De hoofdstructuur wordt hierbij niet aangetast. Opgemerkt wordt dat het gemeentelijk beleid de Moedersloot hanteert als grens tussen buurtschap en agrarisch landschap en niet de rode contour.
![]() |
Gebied binnen de bebouwingscontour (bron: Verordening Ruimte) |
Gebiedsprofiel Midden-Delfland (2012)
Als uitwerking van de kwaliteitskaart uit de Provinciale Structuurvisie, worden 16 gebiedsprofielen opgesteld. De topgebieden cultuurhistorie, zoals opgenomen in de Provinciale Structuurvisie, vervallen op het moment dat alle gebiedsprofielen zijn vastgesteld. De regioprofielen cultuurhistorie worden opgenomen in de gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit. Daar waar een gebiedsprofiel is vastgesteld, vervalt het regioprofiel.
Het gebiedsprofiel Midden-Delfland is het eerste profiel in deze reeks. In dit profiel is een beschrijving van karakteristieken, uitgangspunten, kwaliteiten en ambities voor het open agrarisch landschap van Midden-Delfland opgenomen.
Voor het gebiedsprofiel Midden-Delfland zijn 13 van de 17 (hoofd)legenda-eenheden uit de kwaliteitskaart provincie Zuid-Holland van toepassing:
- 1. Herkenbaar waterrijk veen(weide);
- 2. Droogmakerij als herkenbare eenheid;
- 3. Onderscheidend rivierengebied;
- 4. Weg door stad en land;
- 5. Doorsnijdend spoor, verdichte stationsomgeving;
- 6. Water als structuurdrager;
- 7. Kwaliteit in stads- en dorpsgebied;
- 8. Kwaliteit in de stads- en dorpsrand;
- 9. Linten blijven linten;
- 10. Werkgebieden met karakter;
- 11. Gevarieerd en verbindend vrijetijdslandschap;
- 12. Identiteitsdragers van Zuid-Holland;
- 13. Rust en stilte.
Meerdere van deze agendaeenheden zijn relevant voor 't Woudt. Hieronder wordt nader ingegaan op de eenheden 'Kwaliteit in stads- en dorpsgebied' en 'Identiteitsdragers van Zuid-Holland', waarin nadrukkelijk ingegaan wordt op 't Woudt.
'Kwaliteit in de stads- en dorpsrand '
![]() | ![]() |
Themakaart Kwaliteit in de stads- en dorpsrand |
Binnen deze legenda-eenheid is 't Woudt aangewezen als 'Waardevol dorpsgezicht'. Dit betreft de dorpsgezichten die een kenmerkend, cultuurhistorisch silhouet vormen vanuit het landschap. Voor deze gezichten geldt als ambitie, dat behoud en versterking van dit dorpsgezicht is gewenst. Bij ontwikkeling om en nabij ‘t Woudt dient daarbij rekening te worden gehouden met de volgende punten:
- Voorkom zichtverstorende elementen in de omgeving.
- Voorkom ontwikkelingen in het dorp die het dorpsaanzicht schaden.
- Nieuwe kleinschalige ontwikkelingen vinden plaats op de kreekrug of op (klei) terpen die al bewoond zijn.
- Gebruik bij de inpassing streekeigen, zorgvuldig gekozen materialen.
'Identiteitsdragers van Zuid-Holland'
![]() | ![]() |
themakaart Identiteitsdragers van Zuid-Holland |
Binnen deze legenda-eenheid is 't Woudt aangemerkt als identiteitsdrager door zijn unieke ligging en cultuurhistorische karakter. Binnen de huidige contour van het dorp zijn, zeer sporadisch, kleinschalige rode ontwikkelingen mogelijk. Deze zijn alleen mogelijk ter versterking van de identiteit van het dorp en de leefbaarheid van de bewoners. Kleinschalige recreatieve initiatieven zijn mogelijk mits inachtneming van het cultuurhistorische karakter.
Dit bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend. De geboden ontwikkelingsruimte is in lijn met de ambities zoals geformuleerd in het Gebiedsprofiel Midden-Delfland.
Landschapontwikkelingsperspectief 2025 (LOP, 2009)
Met het Landschapsontwikkelingsperspectief Midden-Delfland 2025 zetten de gemeenten Midden-Delfland, Delft, Rotterdam-Overschie, Schiedam, Vlaardingen en Maassluis en het Hoogheemraadschap van Delfland een gezamenlijke koers uit voor de ontwikkeling van het Midden-Delflandgebied tot 2025. Het LOP is in 2011 door de gemeenteraad bij de vaststelling van de Structuurvisie Midden-Delfland 2025 aangemerkt als uitwerking van de structuurvisie voor het buitengebied.
Midden-Delfland is een prachtig open veenweidegebied tussen Rotterdam en Den Haag. In het LOP zijn de bestaande kwaliteiten van dit gebied in kaart gebracht en wordt aangegeven, waar deze in stand moeten blijven en verrijkt en versterkt worden.
Om de kernkwaliteiten van Midden-Delfland in stand te houden, te verrijken en te versterken, wordt gestreefd naar:
- versterken van het contrast land - stad;
- versterking van de relaties met de bredere omgeving;
- versterking van de relaties met de directe omgeving;
- versterking van de kwaliteit van de randen;
- zonering van het recreatief gebruik: stad - rand - land;
- versterking van het agrarisch kerngebied;
- versterking van het kerngebied weidevogels;
- benutting van de kwaliteiten van het land als recreatief uitloopgebied;
- benutting van de recreatieve potenties van het water.
![]() | ![]() |
Uitsnede Landschapontwikkelingsperspectief 2025 |
De kern 't Woudt is benoemd als parel. Daarom worden rondom 't Woudt extra eisen gesteld aan behoud van de openheid en aan de beeldkwaliteit (van fietspad tot schuur) zodat 't Woudt zich kan tonen als een parel in een open, agrarische setting.
In de uitwerking van de Woudsepolder is 't Woudt benoemd als belangrijke karakteristiek. Het kerkdorp ligt nog steeds als parel in een open polder. Het is een cultuurhistorisch zeer waardevolle nederzetting, midden in de polder op de kreekrug.
5.3 Gemeentelijk Beleid
Speerpunten in het gemeentelijk beleid zijn het openhouden en versterken van het Midden-Delflandgebied en het versterken en behouden van vitale dorpen in Midden-Delfland. Voor de eerste kernopgave is de gebiedsvisie Midden-Delfland® 2025 ontwikkeld (buiten het plangebied). Voor het behouden en versterken van het woon- en leefklimaat in de drie dorpen en twee buurtschappen, is de visie Behoud door ontwikkeling ontwikkeld en later uitgewerkt in een woonvisie.
Structuurvisie Midden-Delfland 2025 (2011)
Voor het gehele grondgebied van Midden-Delfland is een structuurvisie opgesteld. Deze structuurvisie legt de hoofdlijnen van ruimtelijke ontwikkelingen en het te voeren ruimtelijk beleid vast.
Midden-Delfland wil ten volle gebruikmaken van de mogelijkheden die de Wro biedt. De hoofddoelen van de structuurvisie zijn daarom als volgt geformuleerd:
- de structuurvisie vormt de basis en het kader voor een visie op de toekomst en het daaraan gekoppelde (ruimtelijk) beleid;
- de structuurvisie leidt tot een actief vereveningbeleid en een proactieve houding ten opzichte van nieuwe ontwikkelingen en dient als onderlegger voor de benutting van de mogelijkheden van de nieuwe Wro (Grexwet);
- de structuurvisie vormt een kapstok èn toetsingskader voor concrete plannen.
De beleidsdocumenten Gebiedsvisie Midden-Delfland®2025, de visie Vitale Dorpen Midden-Delfland 2025 en het Landschapsontwikkelingsperspectief vormen de belangrijke bouwstenen van deze structuurvisie.
Toekomstvisie 't Woudt (2011)
Vanwege de specifieke situatie van 't Woudt, is voor dit buurtschap een toegesneden toekomstvisie gemaakt. Deze visie is uitgangspunt voor dit bestemmingsplan. Op de Toekomstvisie 't Woudt is nader ingegaan in hoofdstuk 2.
Behoud door ontwikkeling, Visie voor de dorpen van Midden-Delfland (2009)
In het document, waarin een visie wordt gegeven op de dorpen van de gemeente, worden vijf speerpunten genoemd:
- Gezond Midden-Delfland. Inwoners voelen zich goed, zowel lichamelijk als geestelijk in het open en groene Midden-Delfland.
- Wonen voor het leven. De dorpen zijn zo ingericht dat jong en oud een leven lang met veel plezier in Midden-Delfland kunnen wonen.
- Midden-Delfland onderneemt. Het ondernemerschap leeft. Ondernemers spelen in op het unieke karakter van de dorpen in een open en groen Midden-Delfland.
- Gastvrije dorpen. Mensen van buiten Midden-Delfland voelen zich welkom in de dorpen en vermaken zich in Midden-Delfland.
- Bewust op weg. Het transport van en naar Midden-Delfland is veilig, efficiënt en schoon.
Dit bestemmingsplan sluit aan bij de visie zoals opgenomen. Binnen het bewaken van de aanwezige kwaliteiten, biedt dit bestemmingsplan de (planologische) mogelijkheden voor de bewoners om te ondernemen en zich gastvrij op te stellen.
Cittaslow
Cittaslow is het internationale keurmerk voor gemeenten met minder dan 50.000 inwoners die op het gebied van leefomgeving, landschap, streekproducten, gastvrijheid, milieu, infrastructuur, cultuurhistorie en behoud van identiteit, tot de top behoren. In deze tijden van verstedelijking en veralgemenisering is het voor authentieke gebieden belangrijk de lokale identiteit te bewaken, te versterken en verder uit te dragen. In een Cittaslow-gemeente kunnen inwoners en bezoekers op een plezierige, gastvrije manier en op een menselijk tempo genieten. Het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de leefomgeving en gastvrijheid zijn de belangrijkste kernkwaliteiten voor een Cittaslow-gemeente. Dit betekent dat een gezond milieu, het versterken van de landschappelijke kwaliteiten, een goede infrastructuur en het bieden van kwalitatieve horecavoorzieningen hoog op de agenda van de gemeente staan. Deze koestert het cultuurhistorisch erfgoed, de plaatselijke tradities en het aanbieden en promoten van streekproducten.
Dit bestemmingsplan zorgt voor de planologische borging van de aanwezige cultuurhistorische waarden. Verder wordt de bestaande horecavoorziening van een specifieke regeling voorzien en wordt via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid gegeven om de accommodatie uit te breiden. Hiermee wordt aangesloten bij de uitgangspunten van het keurmerk Cittaslow.
Conclusie
Het beleid dat is beschreven voor 't Woudt is er met name op gericht de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten te behouden en waar mogelijk te versterken. Daarbijwordt opgemerkt dat de rode contour uit de Provinciale Verordening ruimere mogelijkheden biedt dan de gemeentelijke toekomstvisie, waarin de Moedersloot als harde grens aangewezen is.
Hoofdstuk 6 Onderzoek
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de (technische) onderzoeken met conclusies. In elke paragraaf komt achtereenvolgens een korte beschrijving van de beoogde ontwikkeling aan de orde in relatie tot het betreffende milieuaspect. Vervolgens wordt de conclusie van het onderzoek vermeld en de aanvaardbaarheid van het plan, gelet op de uitkomsten van dit onderzoek en de normstelling en het beleid.
6.2 Besluit Milieueffectrapportage
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Onderzoek en conclusies
Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van de veehouderijen op de percelen 't Woudt 7 en 't Woudt 2 mogelijk. In de huidige situatie is op de locatie 't Woudt 7 sprake van 70 melkkoeien en 60 stuks jongvee. De wens is het bedrijf uit te breiden naar 140 melkkoeien, 2 stieren en 70 stuks jongvee. Daarmee blijft het bedrijf onder de drempelwaarden zoals opgenomen in de D-lijst bij het Besluit m.e.r. Op 't Woudt 2 is momenteel sprake van 60 stuks melkvee en 30 stuks jongvee. De uitbreiding van het bouwblok heeft daarbij zo'n omvang, dat het bedrijf niet boven de drempelwaarden zoals opgenomen in de D-lijst bij het Besluit met kan komen.
Het bestemmingsplan maakt ook de bouw van een bijgebouw bij de kerk mogelijk. Dit gebouw is kleinschalig en biedt faciliteiten voor de bestaande bezoekers van de kerk.
Gelet op de kenmerken van de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, de ligging van het plangebied en de kenmerken van de potentiële effecten, zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
6.3 Verkeer En Infrastructuur
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
Het plangebied van buurtschap 't Woudt ligt in de gemeente Midden-Delfland. Het buurtschap is te bereiken via de gelijknamige toegangsweg 't Woudt die aansluit op de Woudseweg (N223). De Woudseweg verbindt 't Woudt in oostelijke richting met Den Hoorn, Delft en de rijksweg A4 en in westelijke richting met de kern De Lier en knooppunt Westerlee. Daarmee vormt de Woudseweg de belangrijkste ontsluitingsweg voor 't Woudt.
De rijksweg A4 (Amsterdam-Delft Zuid) kan bereikt worden vanaf aansluiting 13 (Den Hoorn). Deze weg is onderdeel van het nationale en internationale wegennetwerk zodat het verkeer van en naar het buurtschap gemakkelijk toegang heeft tot het Nederlandse hoofdwegennet. Daarnaast zal in de toekomst een gedeelte van het tracé van de A4 binnen de gemeentegrenzen van Midden-Delfland komen te liggen. Het gaat dan om de ontbrekende schakel van de A4 (Delft-Schiedam). Sinds het tracébesluit A4 Delft-Schiedam van 6 juli 2011 is dit onherroepelijk. Het tracé geeft verkeer van en naar 't Woudt directere verbinding naar Rotterdam en het zuiden van Nederland.
De wegen zijn in Midden-Delfland conform Duurzaam Veilig gecategoriseerd. Zo heeft de provinciale weg N233 een snelheidsregime van 80 km/h en hebben de erftoegangswegen binnen het buurtschap een maximumsnelheid van 30 km/h. Geconcludeerd wordt dat de huidige verkeersontsluiting van 't Woudt goed is.
Openbaar vervoer
De dichtstbijzijnde bushalte is de halte 't Woudt aan de Woudseweg ter hoogte van de weg 't Woudt. Vanaf deze bushalte rijden er bussen naar Naaldwijk, De Lier, Den Hoorn en Delft. In Delft doet de bus onder andere het treinstation van Delft aan. De bus van Delft naar Naaldwijk rijdt met een frequentie van twee keer per uur per richting en tijdens de spits vier keer per uur per richting.
Aangezien de bushalte op loopafstand ligt van het buurtschap en er regelmatig een bus komt die direct naar een treinstation van regionaal en nationaal niveau gaat, wordt geconcludeerd dat de ontsluiting van het plangebied per openbaar vervoer goed is.
Langzaam verkeer
Het fietsverkeer heeft binnen de gemeente Midden-Delfland grotendeels een eigen fietsnetwerk van vrijliggende fietspaden die parallel aan de belangrijkste doorgaande routes liggen. Ook 't Woudt heeft door het fietsnetwerk directe routes naar omliggende gebieden. Zo ligt er langs de provinciale weg N223 een vrijliggend tweerichtingenfietspad van De Lier tot aan Den Hoorn/Delft. Daarnaast zijn er vrijliggende fietspaden die vanuit 't Woudt richting Wateringen en Schipluiden leiden. Het eerste fietspad loopt vanaf de weg 't Woudt via het oosten van het buurtschap naar het noorden om bij de Zweth aan te sluiten op de Zwethkade-Zuid die via de Dorpskade naar Wateringen leidt. De fietsroute naar Schipluiden volgt vanuit 't Woudt eerst de N223 in westelijke richting en gaat vanaf de watergang de Monster Watering via de Kleine Zijkade naar de Gaagweg te Schipluiden. Geconcludeerd wordt dat door het vrijliggende fietsnetwerk de ontsluiting van 't Woudt voor de fiets goed is.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
Het voorliggende bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Dit bestemmingsplan maakt een aantal ontwikkelingen mogelijk, te weten de uitbreiding van 2 agrarische bedrijven en de realisatie van een bijgebouw bij de kerk. Verder bevat het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid, waarmee bestaande agrarische bebouwing kan worden vervangen door een logiesaccommodatie. Deze verkeersgeneratie hiervan is zodanig klein, dat dit niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. Er zijn derhalve geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen gepland, waarmee extra verkeer wordt gegenereerd vanuit het plangebied. Waar toch nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt dient het parkeren altijd op eigen terrein opgevangen te worden. Daarbij dient voldaan te worden aan de kencijfers van CROW.
Verwachte ontwikkelingen
De grootste ingrijpende infrastructurele ontwikkeling in Midden-Delfland is de realisatie van de ontbrekende schakel van de A4 tussen Delft en Schiedam. In de Structuurvisie van het Rijk wordt aangegeven dat tot 2020 de schakel van de A4 gerealiseerd wordt. Het tracébesluit van 6 juli 2011 door de Raad van State maakt het tracébesluit onherroepelijk. Rijkswaterstaat heeft de eerste stap tot aanleg genomen door op 18 oktober 2011 opdracht te geven aan het consortium A4ALL voor de aanleg van de A4 Delft-Schiedam.
Conclusie
De ontsluiting van het buurtschap 't Woudt is goed te noemen voor verschillende modaliteiten. Parkeren wordt op eigen terrein opgevangen. Geconcludeerd wordt dat het aspect verkeer de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
6.4 Bodem
Toetsingskader
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek en conclusie
Het bestemmingsplan maakt beperkt functiewijzigingen mogelijk. De uitbreiding van de agrarische bedrijven vindt plaats op gronden die al een agrarische bestemming hebben. De bouw van het bijgebouw bij de kerk vindt plaats op gronden, die momenteel een woonbestemming hebben. Dat betekent, dat deze gronden planologisch al geschikt zijn voor een gevoeligere functie als wonen. Het gebruik voor een bijgebouw bij de kerk is daarbinnen ook mogelijk.
Het bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid. Hiermee is het mogelijk om agrarische bedrijfsbebouwing te vervangen door een logiesaccommodatie. Dit betreft een functiewijziging. Op het moment dat invulling gegeven wordt aan deze bevoegdheid, zal met een bodemonderzoek inzicht worden gegeven in de bodemkwaliteit ter plaatse.
Bodemonderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk. Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
6.5 Water
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan;
- Provinciale Structuurvisie;
- Verordening Ruimte.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het Hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.
In het kader van de afstemming van het waterbeleid met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening heeft het Hoogheemraadschap in 2007 een Waterkansenkaart opgesteld. Deze Waterkansenkaart kan gezien worden als de nadere, gebiedsspecifieke uitwerking van de Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland. Tenslotte is in 2007 een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld. Met deze handreiking wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het Hoogheemraadschap Delfland procedureel en inhoudelijk omgaat met de watertoets.
Gemeentelijk beleid
Het Waterplan Midden-Delfland is een gebiedsgericht plan van de gemeente en het Hoogheemraadschap waarin samenhangende thema's rond waterbeheer aan bod komen. Ruimtelijke ontwikkelingen spelen hierbij een belangrijke rol. Ook ontwikkelingen als de Europese Kaderrichtlijn Water, landelijk beleid als het waterbeleid voor de 21e eeuw (WB21, uitgewerkt in ABC-Delfland) en gemeentelijke plannen, zoals een gemeentelijk rioleringsplan, komen samen in het Waterplan. Het Waterplan bestaat uit drie fasen. De watervisie, het waterstructuurplan en het uitvoeringsplan. De watervisie geeft op hoofdlijnen de doelstelling aan op het gebied van waterbeheer in de gemeente Midden-Delfland.
De visie is uitgewerkt in het waterstructuurplan. Het waterstructuurplan geeft op kaart en in beschrijving weer wat de opgave in de polders van Midden-Delfland is. Bovendien maken de gemeente en Delfland afspraken over de wijze waarop de wateropgave wordt gerealiseerd. Concrete maatregelen en procesafspraken zijn gebundeld in het uitvoeringsprogramma van het waterplan.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied is gelegen in het noorden van de gemeente Midden Delfland en bestaat uit het dorp 't Woudt.
![]() | ![]() |
Figuur 6.1 Bodemsoort en grondwatertrap (www.bodemdata.nl) |
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zeekleigrond. Er is sprake van grondwatertrap III. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,8 en 1,2 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse varieert tussen circa NAP -1,1 en -2 m.
Het plangebied is gelegen in de Woudse polder.
Waterkwantiteit en -kwaliteit
Binnen het plangebied zijn verschillende primaire en secundaire watergangen gelegen.
De Woudsepolder wordt bemalen door het gemaal aan de Lots- of Harnasch watering. Tijdens droogte vindt inlaat van water op een aantal punten plaats. In de Woudsepolder is sprake van een bergingstekort. Deze wateropgave wordt opgelost door het aanleggen van een waterrijke zone in de Woudse Polder ten zuiden van de Woudse Droogmakerij (Waterplan Gemeente Midden-Delfland, d.d. januari 2009).
Veiligheid en waterkeringen
Ter hoogte van de Woudseweg is een polderkade gelegen. Deze valt echter buiten het plangebied.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Toekomstige situatie
In het plangebied worden drie ontwikkelingen mogelijk gemaakt:
- nabij de kerk wordt een multifunctioneel gebouw gerealiseerd;
- binnen het plangebied liggen twee agrarische bedrijven, die hun bedrijfsvoering willen uitbreiden.
Waterkwantiteit
Bij nieuwe ontwikkelingen moet uitgegaan worden van het stand-still principe. Dit betekent dat bij de ontwikkelingen niet tot een verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie mag leiden. Het plangebied ligt binnen de Woudsepolder waar een bergingstekort is en het hierdoor nog meer van belang is om geen verslechteringen plaats te laten vinden. Een maatregel om verslechtering te voorkomen is, dat bij een toename in verharding deze toename gecompenseerd dient te worden. Volgens de eis van het Waterschap dient bij een toename in verharding 506 m³ water per ha toename gecompenseerd te worden.
De ontwikkelingen waarin het bestemmingsplan voorziet zijn bijna allemaal kleinschalig van aard en leiden derhalve niet tot een merkbare verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie. Alleen de vergroting van de bouwsteden van de twee melkveehouderijen in het plangebied kunnen leiden tot een verslechtering. De toename in verharding van deze ontwikkelingen zullen worden gecompenseerd door de aanleg van open water. Deze compensatie wordt in het uitbreidingsplan verder uitgewerkt. Dit is geborgd in de bestemmingsregels.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting;
- (in)filtratie van afstromend hemelwater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
6.6 Ecologie
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit het buurtschap 't Woudt. De groenstructuren en watergangen herbergen de meeste ecologische kwaliteiten.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan voorziet is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden echter 2 ontwikkelingen voorzien. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
- verwijderen beplanting;
- bouwrijp maken;
- bouwwerkzaamheden.
Toetsingskader
Beleid
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Zuid-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
- 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
- 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
- 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
- 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
- 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
- a. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
- b. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
- c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het plangebied is wel gelegen in door de provincie aangewezen belangrijk weidevogelgebied.
Figuur 6.2 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland)
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven.
Vaatplanten
De laanbeplanting, de bermen en groenstroken binnen het plangebied bieden groeiplaatsen aan de beschermde brede wespenorchis. In en langs de waterpartijen zijn naar verwachting groeiplaatsen van de beschermde zwanenbloem en dotterbloem aanwezig. Het ruige plantsoen in het plangebied biedt groeiplaatsen aan de beschermde grote kaardenbol.
Vogels
In de plantsoenen en groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de buizerd, kraai en grote bonte specht. De waterpartijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen. In de Woudtsepolder komen daarnaast weidevogels voor, in dit gebied zijn grutto, patrijs en kievit waargenomen. Ook komen vrij grote aantallen ganzen voor. Het plangebied vormt slechts beperkt leefgebied voor deze soorten vanwege de nabijheid van bebouwing en verstoring.
Zoogdieren
Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn. De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. De groenstroken en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een migratieroute van vleermuizen.
Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruik zullen maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen, in kelders en als voortplantingsplaats in de waterpartijen.
Vissen
De waterpartijen bieden waarschijnlijk leefgebied aan de matig beschermde kleine modderkruiper. Andere beschermde vissoorten zijn hier niet te verwachten.
Overige soorten
Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel 6.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 6.1 Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
nader onderzoek nodig bij ontwikkelingen | ||||
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | grote kaardenbol, brede wespenorchis, zwanenbloem en dotterbloem mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, hermelijn, wezel, haas en konijn bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker | nee | |
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper | ja | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | nee | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen | ja | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | gierzwaluw en huismus | ja |
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
De ontwikkeling bij de kerk is niet van invloed op het weidevogelgebied. De uitbreiding bij het veehouderijbedrijf wordt aansluitend aan bestaande bebouwing (aan de noord- en westkant) gerealiseerd. Deze locatie is in de huidige situatie al minder geschikt voor weidevogels vanwege de bestaande verstoring. Doordat de uitbreiding niet in ongerept weidegebied wordt gerealiseerd, kunnen negatieve effecten op het weidevogelgebied worden uitgesloten.
De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. Voor de ontwikkelingen, die in het bestemmingsplan voorzien zijn, betekent dit het volgende:
1. Het bijgebouw bij de kerk wordt in de tuin van de kosterswoning gerealiseerd. Hiervoor moet wat beplanting worden verwijderd. Hier komen geen matig en zwaar beschermde soorten voor. Wel dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels, aangezien in de haag algemeen voorkomende vogels kunnen broeden. Nader onderzoek op deze locatie is niet noodzakelijk.
2. De uitbreiding van de veehouderijbedrijven vindt plaats op agrarisch grasland. Hier komen mogelijk licht beschermde soorten zoals muizen en amfibieën voor. Tevens kunnen hier, incidenteel, (weide)vogels broeden.
- Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
- In de watergangen komt mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) voor. Aantasting van de kleine modderkruiper tijdens werkzaamheden aan of het dempen van watergangen dient voorkomen te worden door de soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien dit door een erkende ecoloog wordt uitgevoerd of de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden.
Het bestemmingsplan maakt echter ook altijd indirect (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen in aanvulling op het bovenstaande rekening moet worden gehouden.
Ingeval er bij een ontwikkeling sprake is van potentieel leefgebied voor de tabel 2- en 3-soorten en broedvogels met vaste nesten, is nader veldonderzoek noodzakelijk.
Gezien bovenstaande staat de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
6.7 Archeologie
6.7.1 Wettelijk kader
In 1992 ondertekende Nederland mede het zogenaamde Verdrag van Valetta (Malta). Dit verdrag heeft als doel de bescherming van het archeologisch erfgoed van Europa te bevorderen. In Nederland heeft dit geleid tot een herziening van de Monumentenwet 1988 alsmede een aanvulling op of wijziging van bepaalde artikelen in enkele andere wetten. Deze wijzigingswet is beter bekend als de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ), die op 1 september 2007 van kracht werd.
De belangrijkste artikelen uit het Verdrag van Malta die in de Nederlandse wetgeving zijn overgenomen zijn dat het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke (in situ) dient te worden behouden (artikel 4), dat het archeologisch erfgoed deel uitmaakt van de belangenafweging in het kader van ruimtelijke ordening (artikel 5) en het 'veroorzakersprincipe' (artikel 6). Het veroorzakersprincipe betekent dat de verstoorder verantwoordelijk is voor het vroegtijdig (laten) uitvoeren van noodzakelijk archeologisch (voor)onderzoek en de financiering daarvan.
6.7.2 Bestaande situatie plangebied
Aanvankelijk bestond de ondergrond van het plangebied uit veen (Hollandveen Laagpakket). Rond 300 v.Chr. werden er in dit veengebied geulen uitgeschuurd, waarin zandige sedimenten werden afgezet: de geulafzettingen van de Gantel Laag (Laagpakket van Walcheren). Dergelijke afzettingen bevinden zich in een grootste deel van het plangebied aan het oppervlak (afb. 1). Naast deze geulen werd een dik kleipakket afgezet: de dekafzettingen van de Gantel Laag. In het 2e kwart van de 12e eeuw vonden er verschillende zee-inbraken plaats, waarbij een overstromingsdek werd afgezet op de dekafzettingen van de Gantel Laag. Dit overstromingsdek wordt aangeduid als de Laag van Poeldijk en heeft op verschillende plekken een erosieve invloed gehad op de toenmalige ondergrond en mogelijk aanwezige archeologische resten. De laag van Poeldijk bevindt zich in het plangebied in een beperkte zone aan het oppervlak.
Als gevolg van oxidatie en klink is er in het verleden inversie opgetreden in het landschap. Hierdoor zijn de geulafzettingen als hogere ruggen in het landschap komen te liggen. Deze geulafzettingen vormden daardoor ideale vestigingsplaatsen in zowel de Romeinse tijd als de late middeleeuwen. Tijdens de Romeinse tijd werden de afzettingen intensief bewoond. In de gebieden tussen de nederzettingen werden uitgebreide verkavelingssystemen uitgezet. Sporen van zowel nederzettingen als de bijbehorende verkavelingssystemen zijn op verschillende locaties binnen de gemeente Midden-Delfland teruggevonden, alsook op het aangrenzende grondgebied van de gemeente Delft. Op de dekafzettingen van de Laag van Poeldijk kunnen resten worden aangetroffen die dateren uit de late middeleeuwen en/of nieuwe tijd.
![]() |
Afbeelding 1: het plangebied geprojecteerd op de geologische kaart van Midden-Delfland. |
Binnen het plangebied zijn enkele archeologische waarnemingen verricht. In de historische dorpskern van 't Woudt is onderzoek uitgevoerd tijdens verbouwingswerkzaamheden van de aanwezige historische monumenten, zoals de kerk. Hierbij zijn observaties gedaan aan de funderingen. In het uiterste zuiden van het plangebied is in een nederzetting uit de Romeinse tijd aangetroffen op de geulafzettingen van de Gantel Laag in de kant van een verlengde sloot (afb. 2). In de directe omgeving van het plangebied zijn eveneens meerdere vindplaatsen bekend. Deze dateren uit de Romeinse tijd, vroege middeleeuwen en late middeleeuwen/nieuwe tijd en zijn voor het merendeel afkomstig van de geulafzettingen van de Gantel Laag. Het betreft resten van nederzettingen en verkavelingssystemen.
Uit historisch kaartmateriaal blijkt dat er tijdens de nieuwe tijd binnen het plangebied bewoning aanwezig was op de geulafzettingen van de Gantel Laag. Het betreft de historische dorpskern van 't Woudt (zie afb. 2).
![]() |
Afbeelding 2: de bekende vindplaatsen en historische bebouwing in (de omgeving van) het plangebied, geprojecteerd op de geologische kaart van Midden-Delfland |
Uit de ruimtelijke verspreiding van bekende archeologische vindplaatsen in (de omgeving van) Midden-Delfland, in combinatie met de bekende gegevens over de geologische ontwikkeling van het gebied, blijkt dat men door de eeuwen heen zoveel mogelijk woonde in de droge gebieden. De aanwezigheid van de relatief hooggelegen geulafzettingen van de Gantel Laag binnen het plangebied, betekent dat er een hoge kans bestaat op het aantreffen van nederzettingen uit de Romeinse tijd en de late middeleeuwen/nieuwe tijd.
Op de dekafzettingen van de Gantel Laag worden in principe voornamelijk zogenaamde off-site sporen aangetroffen, die samenhangen met de bewoning op de kreekruggen. Het betreft bijvoorbeeld resten van verkavelingssystemen (sloten en greppels), duikers en grafvelden. Vanwege de aard en intensiteit van dergelijke resten, geldt hiervoor altijd al een lagere verwachting. De dekafzettingen van de Gantel Laag zijn binnen het plangebied bovendien bedekt door de dekafzettingen van de Laag van Poeldijk die mogelijk een erosieve invloed hebben gehad op eventueel aanwezige archeologische resten. Deze afzettingen hebben op hun beurt wel een lage archeologische verwachting voor off-site structuren uit de late middeleeuwen en/of nieuwe tijd.
6.7.3 Archeologische verwachting
De oppervlakte van het bestemmingsplan en binnen het plangebied aanwezige bebouwing maak het niet wenselijk en mogelijk om, vooruitlopend op het vaststellen ervan, eventueel aanwezige archeologische resten te karteren en waarderen. De archeologische verwachting binnen het plangebied kan worden gebaseerd op bureauonderzoek en reeds uitgevoerde waarnemingen. Voor het bureauonderzoek is met name de reeds genoemde archeologische beleidskaart van de gemeente Midden-Delfland belangrijk.
![]() |
Afbeelding 3: de archeologische verwachting binnen het plangebied. |
Volgens de archeologische beleidskaart geldt binnen het gehele plangebied een hoge archeologische verwachting. Deze verwachting heeft betrekking op de aanwezigheid van nederzettingsresten uit de Romeinse tijd en late middeleeuwen/nieuwe tijd op de geulafzettingen van de Gantel Laag (afb. 3). Deze verwachting wordt bevestigd door de reeds bekende vindplaatsen in (de omgeving van) het plangebied.
De verwachtingszone is echter geen 1-op-1 overname van de begrenzing van de geulafzettingen (zie afb. 1) zoals deze is weergegeven op de geologische kaart. De geologische kaart is een afgeleide van de werkelijkheid en alleen door middel van veldonderzoek kan de precieze begrenzing van een bepaalde afzetting worden aangegeven. Zolang deze onbekend is wordt er gebruikgemaakt van een bufferzone rondom de archeologisch verwachtingsvolle afzetting.
6.7.4 Gewenste ontwikkeling
Binnen het plangebied is sprake van een hoge archeologische verwachting. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Midden-Delfland worden aan de verschillende verwachtingen grenzen gekoppeld tot waar voorgenomen bodemingrepen worden vrijgesteld van de verplichting tot archeologisch onderzoek. Binnen het plangebied is geen sprake van nieuwe inzichten sinds het vaststellen van de beleidskaart. Het kaartbeeld kan voor het onderhavige bestemmingsplan dan ook 1-op -1 worden overgenomen en vertaald naar een archeologische medebestemming.
![]() |
Afbeelding 4: het gehele plangebied dient een archeologische medebestemming te krijgen. Bodemingrepen zijn vergunningplichtig bij verstoringen die de gestelde vrijstellingsgrenzen overschrijden. |
Voor het gehele plangebied dient de medebestemming 'Waarde - Archeologie' te worden opgenomen. Deze zone omvat de hoge verwachting die gekoppeld is aan het voorkomen van geulafzettingen van de Gantel Laag (afb. 4). Binnen deze zone zijn bodemingrepen tot 50 m² en 40 cm beneden maaiveld vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Voor deze zone wordt afgeweken van de wettelijk gestelde 100 m² omdat hier een zeer hoge dichtheid aan resten worden verwacht. Wanneer bodemverstorende ingrepen deze vrijstellingsgrenzen overschrijden, dient archeologisch onderzoek als voorwaarde te worden gesteld bij het verlenen van een omgevingsvergunning.
6.7.5 Conclusie
Gelet op de schaal van het onderhavige bestemmingsplan en de in het gebied aanwezige bebouwing, is het niet wenselijk en mogelijk om, vooruitlopend op de vaststelling ervan, eventueel in het plangebied aanwezige archeologische resten te karteren en waarderen. Om een zorgvuldige omgang met archeologische waarden te waarborgen, dient in het bestemmingsplan dan ook de medebestemming 'Waarde - Archeologie' te worden opgelegd in het gehele plangebied. Conform het gemeentelijk beleid is het uitvoeren van bodemverstorende werkzaamheden die de aan de bestemmingszone gekoppelde vrijstellingsgrens overschrijden, gebonden aan een vergunningstelsel. In de afweging die ten grondslag ligt aan het verlenen van een omgevingsvergunning, wordt het belang van het archeologisch erfgoed meegewogen conform het doel van het Verdrag van Malta en de Monumentenwet.
Deze belangenafweging kan ertoe leiden dat er eisen worden gesteld aan de uitvoering van werkzaamheden, of dat de voorgenomen ingreep alleen na een archeologisch onderzoek wordt toegestaan. Op deze manier wordt documentatie en berging van eventueel aanwezige archeologische resten gewaarborgd. Wanneer vindplaatsen geheel of gedeeltelijk kunnen worden gespaard en worden behouden in situ, zal het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk worden ingepakt en afgedekt.
6.8 Cultuurhistorie
6.8.1 Provinciale Landschappen
't Woudt ligt in het bijzondere gebied Midden-Delfland, wat door de provincie is aangewezen als Provinciaal Landschap. Het beleid is erop gericht om de bestaande kwaliteiten van dit gebied te behouden en waar mogelijk te versterken. De ontwikkelingen die mogelijk zullen worden gemaakt, dienen om de bestaande kwaliteiten te versterken maar ook om de beleefbaarheid en leefbaarheid van 't Woudt te versterken.
Dit bestemmingsplan maakt een drietal ontwikkelingen mogelijk. De randvoorwaarden voor deze ruimtelijke ontwikkelingen zijn opgenomen in de Toekomstvisie 't Woudt. In dit document is een afweging gemaakt hoe deze ontwikkelingen ingepast kunnen worden, rekening houdend met landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. Deze randvoorwaarden zijn verwerkt in dit bestemmingsplan, zodat het behoud van de aanwezige kwaliteiten geborgd is. Verder heeft dit bestemmingsplan een consoliderend karakter. Daarmee voldoet het bestemmingsplan aan het beleid aangaande de Provinciale Landschappen.
6.8.2 Beschermd dorpsgezicht
Op 24 juli 1970 heeft de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de kern 't Woudt aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Daarbij is overwogen, dat 't Woudt 'een kleine nederzetting van hoge ouderdom, bestaande uit enige boerderijen, kleine woonhuizen en de op een verhoging gelegen Nederlands Hervormde Kerk een historische groepering van grote waarde vormt, die van algemeen belang is vanwege de schoonheid en het karakter ervan'. Het aanwijzingsbesluit is opgenomen in Bijlage 2.
De Monumentenwet 1988 schrijft voor dat gemeenten voor een beschermd dorpsgezicht een beschermend bestemmingsplan moeten vaststellen. Met het vigerende bestemmingsplan is aan deze voorwaarde voldaan. In dit bestemmingsplan is de beschermende regeling overgenomen en vertaald naar de actuele standaarden. Daarmee voldoet dit bestemmingsplan ook aan de monumentenwet.
6.8.3 Monumenten
Binnen 't Woudt zijn de volgende panden op basis van de Monumentenwet 1988 aangewezen als beschermd monument (rijksmonument).
1 | 't Woudt 6 | Voormalige boerderij 'de Hofwoning' Hoeve (17e-18e eeuw) op ongeveer t-vormige plattegrond, ontstaan door verscheidene vergrotingen. Dakbedekking riet en pannen. Ten dele nog ontlastingsbogen boven de vensters. |
2 | 't Woudt 9 | Voormalige boerderij 'de Lindehoeve' Gaaf bewaarde boerderij (1665) met woongedeelte onder met riet gedekt schilddak, dat links wordt afgesloten door een puntgevel. Rechts opkamer. Geblokte ontlastingsbogen. Roedenverdeling begin 19e eeuw. Mooie deel onder rieten dak. |
3 | 't Woudt 10 | Voormalige pastorie. Huis zonder verdieping en met schilddak, midden 19e eeuw. Deur met pilasteromlijsting; vensters met zesruitsschuiframen. |
4 | 't Woudt 17 | Voormalige boerderij Hoeve op L-vormige plattegrond (17e eeuw) onder pannen daken. Daklijst met consoles. |
5 | 't Woudt 21 | Voormalige herberg Witgepleisterd pand (18e eeuw) onder hoog, met pannen gedekt schilddak en twee dakkapellen. Roedenverdeling XIXa |
6 | 't Woudt 25 | Hervormde kerk Herv. Kerk. Van de laat-middeleeuwse parochiekerk zijn bewaard gebleven: de toren (waarschijnlijk eerste helft 14e eeuw) en het eenbeukige schip (midden 16e eeuw) gedekt door een houten tongewelf. Restauratie 1958, waarbij doopkapel aan de noordzijde herbouwd. Oud meubilair: kansel (eerste helft 17e eeuw), bank met toognissen (eerste helft 17e eeuw), drie gestoelten en doophek met lezenaar (18e eeuw). Tekstbord met eenvoudig lofwerk, 1599, eenvoudig tekstbord circa 1600, epitaaf voor J. Dirckzn. Houwaert. Klokkenstoel met klok van H. de Borch, 1516, diam. 94 m. Mechanisch torenuurwerk, L.W.F. Volcke, 1913, later voorzien van elektrische opwinding. |
7 | 't Woudt 23 | Voormalige school met meesterwoning Voormalige SCHOOL MET MEESTERWONING, op een jaartalsteen gedateerd 1772. Langwerpig huis, opgetrokken van IJsselsteen Gevel met afgeschuinde zijkanten en lijst; wolfdak. |
Één pand is geïnventariseerd als M.I.P.-pand en is op basis van de gemeentelijke monumentenverordening aangewezen als gemeentelijk monument.
1 | 't Woudt 15 | Voormalige boerderij 'De Hooiberg' |
De aanwezige monumenten worden in dit bestemmingsplan van een aanduiding voorzien.
![]() |
Impressie 't Woudt (bron: Inventarisatie waardevol groen 't Woudt) |
6.8.4 Waardevol groen en inrichting openbare ruimte
Zoals gesteld in hoofdstuk 2, leveren de openbare ruimte en het groen een belangrijke bijdrage aan de verschijningsvorm en de kwaliteiten van 't Woudt. In het kader van het vigerende bestemmingsplan is in 1972 een boominventarisatie uitgevoerd. Bij het actualiseren van dit bestemmingsplan, is een nieuwe inventarisatie uitgevoerd naar het waardevol groen (Inventarisatie waardevol groen 't Woudt, Bureau Jos van de Lindeloof, juli 2012). Uit deze inventarisatie is een tekening en een lijst met waardevolle beplantingen in 't Woudt opgesteld. Verder zijn aanbevelingen gedaan voor verbetering van de inrichting van de openbare ruimte.
Deze tekening en lijst met waardevolle beplanting is opgenomen als bijlage bij de regels. Deze zijn gekoppeld aan een aanlegverbod voor het rooien van deze beplanting. Dit is een actualisatie van het aanlegverbod uit het vigerende bestemmingsplan. Daarnaast is in de bestemming Verkeer het aanlegverbod voor het bestraten en herstraten. Hiermee wordt planologisch grip gehouden op de inrichting van de openbare ruimte en de toegepaste materialen.
Voor de beleving van 't Woudt als kern in een landschappelijke setting, is het van belang dat de bestaande zichtlijnen op de kern in stand blijven, en niet worden belemmerd door opgaande beplanting. Hiervoor is in dit bestemmingsplan een aanlegverbod opgenomen. Het gebied waar dit verbod betrekking op heeft, is opgenomen op de Kaart vrijezichtlijnen. Op deze kaart is tevens de bestaande moestuin bij de Hofwoning gewaardeerd als waardevol cultuurhistorisch groenelement. Gezien de wens om ook dit element te behouden, is hiervoor ook een aanlegverbod opgenomen.
6.8.5 Conclusie
't Woudt is cultuurhistorisch waardevol. Op verschillende niveaus zijn de cultuurhistorische waarden geborgd. Dit bestemmingsplan biedt een extra beschermingsniveau.
6.9 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Agrarische bedrijven
Binnen het plangebied is een aantal agrarische bedrijven aanwezig.
Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om afwijkende geurnormen vast te stellen voor (delen van) het grondgebied. De gemeente Midden-Delfland heeft een geurverordening vastgesteld. Op basis van deze verordening geldt een minimale afstand van 50 m ten opzichte van geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom en 25 m ten opzichte van geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom (gemeten tussen emissiepunt en gevel geurgevoelig object).
Besluit landbouw
Het Besluit landbouw milieubeheer (Blm) is van toepassing op melkrundveehouderijen, akkerbouw- en tuinbouwbedrijven met open grondteelt, gemechaniseerde loonbedrijven, paardenhouderijen, kinderboerderijen, kleinschalige veehouderijen, witloftrekkerijen, teeltbedrijven met eetbare paddenstoelen, spoelbassins en opslagen van vaste mest. Het Blm bevat voorwaarden die bepalen of een inrichting wel of niet onder het Blm valt. Deze voorwaarden hebben onder andere betrekking op het aantal dieren, de afstand tot een kwetsbaar gebied, de afstand tot gevoelige objecten en de aard en capaciteit van stoffen die worden op- en overgeslagen. Indien niet aan de minimale afstanden wordt voldaan, is het bedrijf Wm-vergunningplichtig. Per 1 januari 2013 zal het Blm worden geïntegreerd in het Activiteitenbesluit. De afstanden tot gevoelige objecten worden daarbij afgestemd op de afstanden uit de Wet geurhinder en veehouderij.
Onderzoek
In het plangebied zijn verschillende (potentieel) milieuhinderlijke bedrijven aanwezig. Het betreft agrarische bedrijven (veehouderijen) en horecabedrijven.
De veehouderij op het perceel 't Woudt 7 heeft concrete uitbreidingsplannen. De nieuwe stal zal aan de westzijde, aansluitend aan de bestaande stal, worden gerealiseerd. Dit bestemmingsplan maakt ook een uitbreiding van perceel 't Woudt 2 mogelijk. De uitbreiding van dit bedrijf is aan de zuidzijde voorzien, aansluitend aan de bestaande stal. De minimale afstand tussen emissiepunten en omliggende woningen wordt als gevolg van de uitbreidingen niet kleiner dan in de bestaande situatie. Ter plaatse van de omliggende woningen zal naar verwachting dan ook geen onaanvaardbare milieuhinder ontstaan. Voor de tweede veehouderij zijn op dit moment geen concrete uitbreidingsplannen bekend.
Binnen het plangebied is een horecabedrijf gevestigd. Het gaat om een koffiehuis met bed & breakfast. Dergelijke kleinschalige horeca leidt niet tot milieuhinder ter plaatse van omliggende woningen.
Het bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid, waarbij agrarische bebouwing vervangen wordt door een logiesaccommodatie. Uitgangspunt bij deze wijziging, is dat de bedrijfsvoering van omliggende agrarische bedrijven niet mag worden beperkt. Dit betreft met name het bedrijf 't Woudt 7. Dit is een melkveehouderij, waarvoor op basis van de gemeentelijke geurverordening een vaste minimale afstand geldt van 50 m ten opzichte van geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom. Dat betekent, dat de accommodatie niet binnen deze afstand opgericht mag worden. Er is echter sprake van voldoende afstand om deze functiewijziging mogelijk te maken.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de uitvoering van het bestemmingsplan niet leidt tot milieuhinder ter plaatse van woningen en andere milieugevoelige bestemmingen. De bestaande bedrijven binnen het plangebied worden door het bestemmingsplan niet in hun functioneren belemmerd.
6.10 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Onderzoek
Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn.
Transport over de A4 en N223
In de omgeving van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de A4 en over de Woudseweg (N223). De minimale afstand tot de A4 bedraagt ruim 1.200 m. Op een deze afstand is geen sprake meer van ruimtelijke beperkingen als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen. De transportroute over de Woudseweg ligt direct ten zuiden van het plangebied. Het aantal transportbewegingen en de bebouwingsdichtheid langs de route is zodanig dat geen sprake zal zijn van een relevant PR of GR. De ontwikkelingen die met het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt zijn zeer kleinschalig en zullen geen gevolgen hebben voor de hoogte van het groepsrisico.
Gasleidingen
Het plangebied wordt aan de zuidzijde doorsneden door een hoofdaardgastransportleiding. Figuur 6.3 geeft de ligging van de PR 10-6-contour weer ter hoogte van de kern 't Woudt. Binnen deze contour zijn geen kwetsbare objecten gelegen. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk binnen de contour. Wel is de uitbreiding van de veehouderij 't Woudt 2 gelegen binnen de PR 10-6-contour. Agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden beschouwd als een beperkt-kwetsbaar object. Voor beperkt-kwetsbare objecten vormt het PR van 10-6 een richtwaarde. In dit geval wordt een uitbreiding binnen de PR 10-6-contour acceptabel geacht omdat slechts sprake is van een zeer beperkte overschrijding van de richtwaarde voor het PR (de uitbreiding vindt plaats op ruime afstand van de gasleiding). Naast het PR is ook het GR langs de leiding van belang. De bebouwingsdichtheden in de zone langs de leiding is dermate laag, dat het GR ruimschoots onder de oriëntatie waarde is gelegen. Het bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de hoogte van het GR langs de leiding.
Ook ten westen en ten oosten van het plangebied zijn hoofdaardgastransportleidingen gelegen. De afstand tot het plangebied is dermate groot, dat deze leidingen niet leiden tot ruimtelijke beperkingen binnen het plangebied.
Figuur 6.3 Risicovolle leidingen in en rond het plangebied (bron: www.risicokaart.nl)
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
6.11 Planologisch Relevante Leidingen
Binnen het zuidelijke deel van het plangebied is een hoofdaardgastransportleiding gelegen. Deze leiding is met een bijbehorende belemmeringenstrook van 5 m aan weerszijden opgenomen op de verbeelding en in de regels.
Binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan zijn verder geen planologisch relevante kabels of leidingen gelegen.
6.12 Geluidshinder
6.12.1 Wegverkeerslawaai
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidszone van een gezoneerde weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wgh is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk). De Woudseweg (N223) is een buitenstedelijke weg met twee rijstroken en een maximumsnelheid van 80 km/h. De geluidszone van deze weg is hiermee 250 m.
Voor niet-gezoneerde wegen zoals de 30 km/h-weg 't Woudt zou toetsing aan de Wgh achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient bij nieuwe ontwikkelingen, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, aannemelijk gemaakt te worden dat er sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau zodat ook niet-gezoneerde wegen meegenomen dienen te worden. De geluidszone van een 30 km/h-weg in stedelijke ligging zoals de weg 't Woudt is 200 m.
Binnen de geluidszones van de Woudseweg (N223) en de weg 't Woudt worden in het voorliggende bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen mogelijk gemaakt zoals woningen. Tevens vinden er geen reconstructies van wegen plaats of worden nieuwe wegen aangelegd. Door het uitblijven van deze ontwikkelingen kan een toetsing aan de Wet geluidhinder achterwege blijven.
6.12.2 Stiltegebied
Een deel van het plangebied is door de provincie aangewezen als stiltegebied. Het beleid in dergelijke gebieden is voornamelijk conserverend van aard. Nieuwe geluidsproducerende activiteiten worden zo veel mogelijk geweerd. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsproducerende activiteiten mogelijk.
6.13 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 6.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht. In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project niet in betekenende mate bijdraagt. Dit is onder andere het geval als een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde stikstofdioxide en fijn stof (= 1,2 µg/m³).
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
Onderzoek en conclusie
De ontwikkelingen die met het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt zijn dermate kleinschalig dat deze 'niet in betekende mate' bijdragen aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen.
Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de monitoringstool (onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) blijkt dat binnen het plangebied langs de Woudseweg (N223) ten zuiden van het plangebied zowel in de huidige situatie als in de toekomst ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Aangezien langs deze relatief drukke weg geen sprake is van overschrijdingssituaties, zal ook binnen de kern 't Woudt worden voldaan aan de grenswaarden. De verkeersintensiteiten op de wegen in het plangebied zijn vele malen lager dan de verkeersintensiteiten op de Woudseweg.
De Wlk staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
Bijlage 1 Kappenkaart En Geveltekening
Bijlage 1 Kappenkaart en geveltekening
Bijlage 2 Bomenkaart
Bijlage 3 Bomenlijst
Bijlage 1 Kaart Vrije Zichtlijnen
Bijlage 1 Kaart vrije zichtlijnen