KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Water
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Plan
2.1 Begrenzing
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Hoofdstuk 4 Gevolgen Van De Herziening
Hoofdstuk 5 Juridische Regelgeving
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Vooroverleg En Inspraak
Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan

Partiële herziening Maaslandse Dam ten behoeve van woning Oostgaag 10a te Maasland

Bestemmingsplan - Gemeente Midden-Delfland

Vastgesteld op 22-05-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan:

het bestemmingsplan Partiële herziening Maaslandse Dam ten behoeve van woning Oostgaag 10a te Maasland met identificatienummer NL.IMRO.1842.bp17BG02-va01 van de gemeente Midden-Delfland.

1.2 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 Toepassingsbereik:

Voor zover niet anders bepaald in dit plan blijven de regels behorende bij het bestemmingsplan Maaslandse Dam onverminderd van kracht.

1.4 Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanbouw/Uitbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw (door de vorm) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.8 Bebouwing:

één of meerdere gebouwen en/of andere bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 Beeldkwaliteitplan:

geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld plan.

1.10 Bestaand:

  1. 1. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. 2. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

1.11 Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 Bijgebouw:

een vrijstaand of aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat vanaf het hoofdgebouw niet rechtstreeks toegankelijk is.

1.14 Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15 Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.16 Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 Bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.18 Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 Erfafscheiding:

schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst.

1.21 Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 Hoofdgebouw:

een gebouw dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.

1.23 Huishouden:

één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep van personen van beperkte omvang, die bij verblijf in een zelfstandige woning of een recreatiewoning de daar aanwezige essentiële woonvoorzieningen deelt.

1.24 Kap:

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.25 (Referentie-)Maaiveld:

  1. 1. bij nieuw te bouwen hoofdgebouwen en daarbij behorende aan- of uitbouwen: het straatpeil ter plaatse van de perceelgrens vermeerderd met 3 centimeter per meter afstand tussen de hoofdtoegang van het gebouw en die perceelgrens met een maximum van 30 centimeter;
  2. 2. bij bijgebouwen: de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitend afgewerkte terrein;
  3. 3. bij bestaande gebouwen: een denkbeeldig vlak op 5 centimeter onder het niveau van de afgewerkte begane grondvloer.

1.26 Nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.27 Onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.28 Overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een voor mensen toegankelijke oppervlakte overdekt, bestaande uit een dakconstructie en voorzien van ten hoogste één wand.

1.29 Peil:

  1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;
  3. 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).

1.30 Voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.31 Voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.32 Vrijstaande woning:

een woning die hoogstens door middel van de bijgebouwen met een andere woning verbonden is en waarvan geen van beide zijgevels in de zijdelingse perceelgrens staan.

1.33 Wabo:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zoals deze geldt ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.34 Watergang / waterloop:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

1.35 Wet ruimtelijke ordening:

Wet ruimtelijke ordening zoals deze geldt ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.36 Woning:

een complex van ruimten, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 De inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 De afstand tot de perceelgrens:

Vanaf de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de perceelgrens.

2.7 De lengte, de breedte en de diepte van een bouwwerk:

Tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van scheidingsmuren).

2.8 De bruto-vloeroppervlakte:

Gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.

2.9 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. de bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. in- en uitritten;

met de ten behoeve van het gebruik toegelaten bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor de realisatie van balkons, erkers of gelijkwaardig, welke onderdeel zijn van het hoofdgebouw voor een maximum oppervlak van 5 m2.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c van de Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. voor opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. voor het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. b. water ten behoeve van de aan- en afvoer, waterberging, water en natuurlijke oevers;
  3. c. bruggen;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals: duikers, andere vergelijkbare voorzieningen en groenvoorzieningen ten behoeve van de bestemming.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;

met de daarbij behorende:

  1. b. erven, tuinen en terreinen, in- en uitritten;
  2. c. parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  3. d. verhardingen;
  4. e. water en groenvoorzieningen;
  5. f. bouwwerken, werken en werkzaamheden en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. waterkering;
  2. b. bermen en groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. c. waterhuishoudkundige voorzieningen
  2. d. werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, overige kunstwerken en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecologische voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de primaire bestemming worden gebouwd;
  2. b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter;
  3. c. het bouwen ten dienste van de overige bestemmingen is slechts toegestaan indien vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering en/of waterloop.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het bepaalde in lid 6.1 zodat:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterstaatsbelangen;
  2. b. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering en/of waterloop.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels

8.1 geluidzone - weg - 1

8.2 geluidzone - weg - 2

8.3 luchtvaartverkeerzone

  1. a. In aanvulling op of afwijking van hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' dat ten behoeve van het toetsingsvlak van de communicatie-, navigatie- of surveillanceapparatuur van LVNL de bouwhoogte van een bouwwerk in geen enkel opzicht meer mag bedragen dan de hoogtemaat van 20 meter.
  2. b. Van de hoogtemaat in 8.3 onder a kan worden afgeweken indien advies wordt ingewonnen bij LVNL (of diens rechtsopvolger) over het effect hiervan op de goede werking van de betreffende apparatuur en uit dit advies blijkt dat er geen nadelige effecten zijn op de goede werking van de betreffende apparatuur.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  1. a. voor afwijkingen ten aanzien van de aanduidingen en in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere (goot)hoogte dan 3,5 meter hebben en geen grotere inhoud hebben dan 80 m3;
  3. c. voor straatmeubilair, zoals lichtmasten en verkeerslichtinstallaties e.d. met een hoogte van maximaal 15 meter;
  4. d. voor abri's, reclame- en informatieobjecten, kunstwerken, vlaggenmasten e.d.;
  5. e. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassingen aan de werkelijke afmetingen in het terrein en aan het beloop van bepaalde gegevenheden, met dien verstande dat de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst of noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  6. f. voor het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van telecommunicatiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 meter voor antennes voor privégebruik en maximaal 40 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik.

9.2 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan bij de verlening van een omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en maatvoering van de in lid 9.1 onder d en f genoemde objecten teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van deze objecten ten opzichte van de omgeving te waarborgen;
  2. b. de waarborging van de verkeersveiligheid, de brandveiligheid, een adequate brand- en rampenbestrijding en zelfredzaamheid;
  3. c. de gewenste parkeer-, laad- en losruimte, van voldoende omvang, op eigen terrein.

9.3 Nadere eisen

De in lid 9.1 genoemde afwijkingen bij omgevingsvergunning mogen slechts worden verleend indien:

  1. a. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in het bestemmingsplan beschreven en te beschermen stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
  3. c. geen verkeersonveilige situaties ontstaan.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

10.1 Algemene wijzigingsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Partiële herziening Maaslandse Dam ten behoeve van woning Oostgaag 10a te Maasland, van de gemeente Midden-Delfland.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 28 april 2015 heeft de gemeenteraad van Midden-Delfland het bestemmingsplan 'Maaslandse Dam' vastgesteld. Na vaststelling van het plan is gebleken dat er ter plaatse van de locatie Oostgaag 10a de eigenaar van dit perceel een wijziging voor ogen heeft. In plaats van een nieuwe woning ten noordoosten van de huidige woning (zoals opgenomen in het huidige bestemmingsplan) is het voornemen om de nieuwbouw te realiseren op de plaats van de huidige woning.

Het voorliggend bestemmingsplan heeft als doel om de ter plaatse van het perceel Oostgaag 10a het bouwvlak aan te passen en zo de nieuw te bouwen woning op een juiste wijze planologisch te verankeren. Dit heeft uitsluitend gevolgen voor de verbeelding van het bestemmingsplan. Met het voorliggend plan wordt de verbeelding van bestemmingsplan Maaslandse Dam ter hoogte van het perceel Oostgaag 10a herzien.

1.2 Plangebied

Het plangebied Maaslandse Dam, waarvoor dit bestemmingsplan van kracht is, is gelegen in de gemeente Midden-Delfland en maakt onderdeel uit van de Commandeurspolder. Aan de noord- en westzijde wordt het gebied globaal begrensd door de Oostgaag respectievelijk Zuidgaag. Aan de zuidzijde wordt de begrenzing gevormd door de oude tramkade (Gaagpad) en aan de oostzijde door de Middelwatering en de Kwakelweg.

Het perceel Oostgaag 10a is gelegen halverwege het plangebied aan de Oostgaag. Op figuur 1 is de begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1842.bp17BG02-va01_0001.png"Figuur 1: ligging plangebied (rood kader) binnen de Maaslandse Dam

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Tot het moment waarop het bestemmingsplan 'Partiële herziening Maaslandse Dam ten behoeve van woning Oostgaag 10a te Maasland' in werking treedt, geldt het bestemmingsplan 'Maaslandse Dam', zoals op 28 april 2015 door de gemeenteraad van Midden-Delfland is vastgesteld. In dit bestemmingsplan zijn de gronden voorzien van de bestemming 'Wonen', met dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Het bouwvlak is in dit bestemmingsplan gepositioneerd ten noordoosten van de huidige woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1842.bp17BG02-va01_0002.png"

Figuur 2: uitsnede bestemmingsplan 'Maaslandse Dam', rood omkaderd het plangebied, waarbij de ligging van de huidige woning is aangeduid met de blauwe markering en het bouwvlak ten noordoosten van de huidige woning is gepositioneerd.

1.4 Leeswijzer

De toelichting bestaat uit 7 hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van het plan. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de beleidsaspecten. Hoofdstuk 4 beschrijft de gevolgen van de herziening waarna hoofdstuk 5 ingaat op de juridische regelgeving. Daarna komt in hoofdstuk 6 de economische uitvoerbaarheid aan bod en tot slot in hoofdstuk 7 de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Het Plan

2.1 Begrenzing

Deze herziening betreft het rood omkaderde gebied (zie figuur 2), perceel Oostgaag 10a te Maasdam.

2.2 Toekomstige Situatie

Op de onderstaande figuur 3 is de toekomstige situatie weergegeven waarbij het bouwvlak van perceel Oostgaag 10a is teruggebracht naar de locatie van de huidige woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1842.bp17BG02-va01_0003.png"

Figuur 3: uitsnede verbeelding nieuwe situatie

De wijzigingen ten opzichte van het geldende bestemmingsplan zijn:

  1. a. het bouwvlak (nu ten noordoosten van huidige woning) wordt teruggeplaatst naar de locatie van huidige woning;
  2. b. in de regels wordt de maatvoering vastgelegd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

De wijzigingen zoals beschreven in dit bestemmingsplan zijn (conform het bestemmingsplan 'Maaslandse Dam' en vigerende beleid) navolgbaar aan de beleidsdoeleinden zoals gesteld door Rijks-, provinciale en gemeentelijke overheid. Dit plan betreft uitsluitend een correctie van een bouwvlak op basis van de huidige en tevens toekomstige situatie.

Hoofdstuk 4 Gevolgen Van De Herziening

Vanuit een goede ruimtelijke ordening worden er, naar aanleiding van het corrigeren van het bouwvlak op perceel Oostgaag 10a, geen negatieve effecten verwacht op de omgeving.

Hoofdstuk 5 Juridische Regelgeving

Deze herziening is wat betreft de regeling afgestemd op het vigerende bestemmingsplan 'Maaslandse Dam', waarbij de regels die van toepassing zijn in dit plan zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Het plan betreft het in overeenstemming brengen van het bouwvlak met de huidige en toekomstige situatie. Het plan heeft voor de gemeente geen financiële consequenties. Een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk en het bestemmingsplan is daarmee financieel uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Vooroverleg En Inspraak

De maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt getoetst met het versturen van het plan naar de verschillende overlegpartners. Naast de overlegpartners wordt iedereen in de gelegenheid gesteld het plan te beoordelen. Onderstaand is aangegeven op welke manier de maatschappelijke uitvoerbaarheid precies getoetst wordt.

Vooroverleg

Het concept ontwerpbestemmingsplan is op grond van artikel 3.1.1 Bro (Besluit ruimtelijke ordening) verzonden aan de relevante wettelijke instanties ten behoeve van het vooroverleg.

Conclusie

De vooroverlegpartners hebben geen reactie ingediend in het kader van artikel 3.1.1. Bro die leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Partiële herziening Maaslandse Dam ten behoeve van woning Oostgaag 10a te Maasland heeft vanaf 26 januari tot 8 maart 2018 ter inzage gelegen. Het plan is eveneens gepubliceerd op www.ruimtelijkeplannen.nl.

Conclusie

Er zijn binnen de zienswijzentermijn geen zienswijzen ontvangen tegen het bestemmingsplan.

Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan

Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan