Neede, Woongebieden 2011
Bestemmingsplan - gemeente Berkelland
Vastgesteld op 26-06-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Neede, Woongebieden 2011 van de gemeente Berkelland;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1859.BPNDE20090016-1000 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 verbeelding
- a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Neede, Woongebieden 2011, bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer(s) NL.IMRO.1859.BPNDE20090016-1000;
- b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Neede, Woongebieden 2011;
1.4 aan- of uitbouw
een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw dat in ruimtelijk en/of architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding als het een vlak betreft;
1.7 aanduidingsvlak
een geometrisch vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;
1.8 aaneengebouwd
bebouwing die wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;
1.9 achtererf
het achter de woning gelegen gedeelte van het erf, voor zover gelegen achter de achtergevel en het verlengde daarvan en tussen de zijdelingse perceelgrenzen;
1.10 achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel;
1.11 afwijking van de bouwregels en/of de gebruiksregels
een afwijking zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
1.12 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een wormenkwekerij;
1.13 ander-werk
een werk, geen gebouw zijnde, of een werkzaamheid;
1.14 appartement
het geheel van bij elkaar behorende vertrekken als afzonderlijk woongelegenheid in een groter gebouw;
1.15 archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders van Berkelland aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.16 archeologisch monument
een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.17 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.18 archeologische verwachting
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.19 archeologische waarde
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.20 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.21 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de maximaal bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak of het bestemmingsvlak aangeeft;
1.22 Bed and Breakfast
een logiesverstrekkend bedrijf dat alleen is ingericht voor nachtverblijf;
1.23 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen;
1.24 bedrijfsgebouw
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebruikt worden voor de uitoefening van een bedrijf;
1.25 bedrijfsmatige activiteiten aan huis
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter niet zijnde de vrije beroepen, die in een gedeelte van de woning en/of de daarbij behorende (bij)gebouwen worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.26 bedrijfsruimte
een ruimte die onderdeel is van een gebouw en die dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.27 bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.)
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een bedrijfsmatige activiteit aan huis, inclusief opslag en administratieruimten;
1.28 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.29 begeleid wonen
het leven in een permanent dag- en nachtverblijf alwaar een huishouden wordt gevoerd, in combinatie met begeleiding en ondersteuning door zorgverleners;
1.30 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.31 bestaand
- a. bij gebruik: het gebruik zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij bouwwerken: de legaal aanwezige bebouwing die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of wordt gebouwd;
1.32 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.33 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.34 Bevi-inrichting
een inrichting zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.35 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in ruimtelijk en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.36 bijzondere woonvoorziening
een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte voor personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten of anderszins verzorging behoevenden;
1.37 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats;
1.38 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.39 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, dit met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.40 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.41 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.42 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.43 bouwvlakgrens
de grens van een bouwvlak;
1.44 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.45 bouwwerk geen gebouw zijnde
alle overige bouwwerken die geen gebouw zijn;
1.46 buitenschoolse opvang
opvang, verzorgd door een kindercentrum voor kinderen in de leeftijd dat zij naar het basisonderwijs kunnen gaan, waarbij opvang wordt geboden voor of na de dagelijkse schooltijd, evenals gedurende vrije dagen of middagen en in de schoolvakanties;
1.47 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;
1.48 cafetaria (snackbar)
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;
1.49 coffeeshop
een horecabedrijf, dat tot doel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinogene stoffen als bedoeld in bijlage II van de Opiumwet;
1.50 culturele activiteiten
activiteiten ten behoeve van culturele ontspanning zoals, tentoonstellingen, voorstellingen, repetities en workshops;
1.51 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.52 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.53 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder volumineuze (grootschalige) detailhandel, tuincentrum en supermarkt;
1.54 dienstverlenend bedrijf
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, reisbureaus, detacherings- en uitzendbureaus, fotostudio's, galerieën en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.55 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.56 discotheek
een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek op een dansvloer van meer dan 10 m2 en het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
1.57 doeleinden van openbaar nut
nutsvoorzieningen zoals stroom-, gas-, water- en/of telecommunicatievoorzieningen;
1.58 ecologische waarden
de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;
1.59 educatieve voorzieningen
voorzieningen gericht op doeleinden van onderwijs;
1.60 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond, boven peil;
1.61 eerste verdieping
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.62 erf
het gedeelte van het bouwperceel voor zover dat behoort tot het zijerf en/of het achtererf, niet meegerekend de oppervlakte van het hoofdgebouw;
1.63 erfgrens
de grens van een erf;
1.64 erker
een ondergeschikte uitbouw van het hoofdgebouw met een beperkte omvang (breedte, hoogte, diepte) en transparante verschijningsvorm, waardoor het stedenbouwkundig aanzicht niet wezenlijk wordt beïnvloed;
1.65 evenement
elke voor publiek buiten de daarvoor ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
1.66 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.67 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.68 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.69 geluidsbelasting vanwege een spoorweg
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
1.70 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.71 geluidsgevoelige functies
bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.72 geluidsgevoelige objecten
gebouwen die moeten dienen voor bewoning of voor een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.73 geluidszone
het op grond van de Wet geluidhinder in het bestemmingsplan vastgelegde gebied om een industrieterrein, waarbuiten de geluidsbelasting van dat industrieterrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A);
1.74 geluidszoneringplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.75 geschakeld hoofdgebouw
een hoofdgebouw dat door middel van een bijgebouw met een ander hoofdgebouw is verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
1.76 gestapelde woning
boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;
1.77 groenvoorziening
een voor het publiek toegankelijk park of plantsoen of bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken;
1.78 groepsaccommodatie
een zelfstandige verblijfsaccommodatie die naar afmetingen en inrichting specifiek bedoeld is voor een grotere groep van personen, tot uitdrukking komend in onder andere gezamenlijke faciliteiten voor logies, dagverblijf en maaltijdbereiding;
1.79 halfvrijstaande woning
een woning van het type twee-aaneen gebouwd, waarbij sprake is van twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen;
1.80 handel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen en/of bedrijven die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending al dan niet in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.81 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.82 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel in ruimtelijk en architectonisch opzicht, of gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.83 horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of ter plaatse zaalruimten worden verhuurd en beschikbaar gesteld.
Tot een horecabedrijf worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgingsdiensten gerekend;
1.84 hotel
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (voor langere tijd) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten;
1.85 huishouden
een huishouden bestaat uit één of meer personen die alleen of samen in een woonruimte wonen en zelf in hun dagelijkse behoeften voorzien;
1.86 indelingslijn
een als zodanig op de verbeelding aangegeven lijn voor het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;
1.87 internetdetailhandel
detailhandel zonder showroom, waarvan de handel voornamelijk via internet loopt. Er is hier geen sprake van het ter plaatse afhalen van een product dat via internet is besteld (en betaald). Het product wordt via de post aan de koper verzonden;
1.88 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.89 kap
een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak;
1.90 kinderopvang
dagopvang, verzorgd door een kindercentrum voor kinderen tot de leeftijd waarop zij basisonderwijs volgen;
1.91 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit
de in de bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' ontleend aan de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.92 kleinschalig kampeerterrein (minicamping)
een kampeerterrein met maximaal 25 kampeerplaatsen;
1.93 koppelteken
een lijn op de verbeelding die twee van elkaar gescheiden delen van een bouwperceel verbindt, zodanig dat er sprake is van één bouwperceel met de daarbij behorende bouwmogelijkheden;
1.94 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.95 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.96 logiesverstrekkend bedrijf
een bedrijf waar, als toeristisch-recreatieve voorziening, tegen vergoeding, logies wordt verstrekt, waarbij de bed- en ontbijteenheden alleen zijn ingericht voor nachtverblijf;
1.97 maaiveld
het oppervlak (of de gemiddelde hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.98 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.99 mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.100 minicamping
zie: kleinschalig kampeerterrein;
1.101 molenbeschermingszone
aangewezen gebied waarbinnen het (uit)zicht op de molen en de vrije windtoetreding beschermd worden;
1.102 nadere eis
een nadere eis zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.103 natuur(wetenschappe)lijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.104 normaal agrarisch gebruik
het zaai- en oogstklaar maken van de bodem evenals het oogsten;
1.105 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving van de bestemming;
1.106 omgevingsvergunning
een vergunning zoals bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.107 onderbouw
een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;
1.108 ondergeschikte detailhandel
een detailhandelsvoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan detailhandel, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/functie, in oppervlakte maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.) met een maximum van 100 m² (b.v.o.) en/of maximaal 20% van de totale omzet;
1.109 ondergeschikte horeca
een horecavoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan horeca, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/functie voor de consumptie van dranken en etenswaren, in oppervlakte maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.) met een maximum van 100 m² (b.v.o.) en/of maximaal 20% van de totale omzet;
1.110 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer ligt op ten minste 1,75 meter beneden peil;
1.111 onderkomens
voor verblijf geschikte voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;
1.112 openbare ruimte
het gebied binnen de bebouwde kom van de gemeente Berkelland met een openbare functie, niet zijnde gebouwen, waarvan de gemeente Berkelland het eigendom en/of beheer heeft;
1.113 overkapping
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met niet meer dan één wand is uitgevoerd;
1.114 parkeervoorziening
voorzieningen voor het parkeren, zoals parkeerplaatsen en in- en uitritten;
1.115 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. als in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.116 pension
zie: hotel;
1.117 plankaart
zie: verbeelding;
1.118 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd en/of gerepareerd in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.119 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.120 recreatiewoning
een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;
1.121 restaurant
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
1.122 rijwoning
een woning die in een rij staat en van beide kanten wordt ingesloten door een andere, meestal identieke woning;
1.123 risicogevoelig bouwwerk en/of object
een bouwwerk en/of object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;
1.124 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico en/of een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.125 schuilgelegenheid
een niet voor bewoning, al dan niet in het kader van een agrarisch bedrijf bestemd gebouw, dat dient voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden;
1.126 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.127 slopen
het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken
1.128 snackbar
zie: cafetaria;
1.129 speelvoorzieningen
attributen voor sport en spel, vooral op en rond kinderspeelplaatsen en trapveldjes;
1.130 sportkantine
een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;
1.131 Staat van Bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.132 stapsteen
relatief klein gebied met natuurwaarden dat een functie heeft in de ecologische structuur van een groter gebied;
1.133 supermarkt
een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak met een minimale v.v.o. van 600 m²;
1.134 twee-onder-een-kapwoning (halfvrijstaand)
een woningtype waarbij twee woningen een gedeelde muur hebben;
1.135 verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.)
een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte voor de detailhandel (let op: dit is dus de netto-vloeroppervlakte en/of winkelvloeroppervlakte);
1.136 vloeroppervlakte
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;
1.137 volumineuze (grootschalige) detailhandel
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen;
1.138 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, als een gebouw met meer dan één zijde naar de weg is gekeerd, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(s);
1.139 voorgevelrooilijn:
de voorgevelrooilijn is:
- a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
- 1. de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
- b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
- 1. bij een wegbreedte van meer dan 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
- 2. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;
1.140 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.141 vrij beroep
een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied;
1.142 vrijstaande woning
een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;
1.143 vuurwerkbedrijf
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.144 watergang
een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
1.145 waterhuishoudkundige voorziening
voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit;
1.146 Wgh-inrichting
een inrichting zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
1.147 wijzigingsbevoegdheid
de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om het bestemmingsplan te wijzigen zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.148 winkel
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin goederen aan particulieren worden verkocht, ook al bedraagt die verkoop slechts 1% van de omzet van het bedrijf;
1.149 winkelvloeroppervlakte (w.v.o.)
zie: verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.);
1.150 wonen
het leven in een permanent dag- en nachtverblijf alwaar een huishouden wordt gevoerd;
1.151 woning (wooneenheid)
een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.152 wooneenheid
zie:woning;
1.153 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of appartementen omvat met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.154 zijerf
gedeelte van het erf dat aan de zijkant en achter het verlengde van de voorgevel van het gebouw is gelegen;
1.155 zijgevel
de naar de zijkant(en) van het erf toegekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw;
1.156 zorgaccommodatie
een gebouw met een zorgfunctie als hoofdtak voor de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn;
1.157 zorgfunctie:
een zorgfunctie als neventak bij een bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de bedrijfsactiviteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de bedrijfsactiviteiten.
1.158 zorgwoning
een woning die dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte al dan niet in combinatie met medische en/of verzorgende ondersteuning, bijvoorbeeld voor personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en aan- of uitbouwen met een oppervlakte van 2 m2 of kleiner;
- b. overstekende daken;
- c. luifels als geïntegreerd onderdeel van een gebouw of een uitbouw;
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 meter ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot en/of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
- b. het weiden van vee;
- c. het verbouwen van gewassen;
- d. recreatief medegebruik in de vorm van voet-, fiets- en/of ruiterpaden;
- e. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van parkeer- en picknickvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;
- f. infrastructurele voorzieningen die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- g. de waterhuishouding;
met daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde - niet zijnde voorzieningen voor de opslag van mest;
- i. doeleinden van openbaar nut.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staatvan Bedrijfsactiviteiten';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerking'tevens voor een metaalbewerkingsbedrijf, waarbij ook de uitstalling en verkoop van ter plaatse gemaakte en aanverwante artikelen is toegestaan tot een maximale oppervlakte (v.v.o.) van 125 m²;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens voor detailhandel;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meubelmakerij' tevens voor een meubelmakerij;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - buitenleven'tevens voor een detailhandelbedrijf in goederen en artikelen ten behoeve van tuinaanleg en -onderhoud, dierenvoeding en -verzorging, agrarische activiteiten, buiten-recreatie en daarbij behorende en daarmee gelijk te stellen functies en activiteiten;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'garage' tevens voor een garagebedrijf;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' tevens voor de verkoop van motorbrandstoffen, uitgezonderd lpg;
met daarbij behorende:
- h. gebouwen, een (bedrijfs)woning daaronder niet begrepen met uitzondering van (bedrijfs)woningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- j. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- k. tuinen;
- l. erven;
- m. terreinen;
- n. ontsluitingspaden;
- o. parkeervoorzieningen;
- p. groenvoorzieningen;
- q. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- r. doeleinden van openbaar nut;
met dien verstande dat:
- s. detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel en detailhandel genoemd onder 4.1, onder b tot en met g;
- t. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
- u. vuurwerkinrichtingen niet zijn toegestaan;
- v. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
- w. inrichtingen die zijn genoemd in de onderdelen C of D van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage niet zijn toegestaan.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.3 Nadere eisen
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten voor het openbaar nut;
- b. transformatoren, gasvoorzieningen, (riool)gemalen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' voor een antennemast;
met daarbij behorende:
- d. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. erven;
- g. terreinen.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning - Speeltuin
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Speeltuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. speelvoorzieningen;
- b. culturele activiteiten;
- c. verenigingen;
met daarbij behorende:
- d. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- g. verblijfsgebied;
- h. paden en verhardingen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- l. doeleinden van openbaar nut.
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Cultuur en ontspanning - Speeltuin' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
6.3 Nadere eisen
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. kleinschalig gebruik voor agrarische doeleinden;
met daarbij behorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- e. verblijfsgebied;
- f. paden en verhardingen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. water;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. doeleinden van openbaar nut.
7.2 Bouwregels
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven als genoemd in categorieën 1 tot en met 3 van de bij deze regels behorende 'Lijst van horecabedrijven';
met daarbij behorende:
- b. gebouwen, een (bedrijfs)woning daaronder niet begrepen met uitzondering van (bedrijfs)woningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- e. tuinen;
- f. erven;
- g. terreinen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. doeleinden van openbaar nut.
8.2 Bouwregels
Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
8.3 Nadere eisen
Artikel 9 Kantoor
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren
met daarbij behorende:
- b. gebouwen, een (bedrijfs)woning daaronder niet begrepen met uitzondering van (bedrijfs)woningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- e. tuinen;
- f. erven;
- g. terreinen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. doeleinden van openbaar nut.
9.2 Bouwregels
Op de voor 'Kantoor' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
9.3 Nadere eisen
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. culturele activiteiten;
- c. sport;
- d. verenigingen;
- e. gezondheidszorg, inclusief een apotheek;
- f. dierenartsenpraktijk;
- g. overheidsinstelling;
- h. kinder- en buitenschoolse opvang;
- i. ondergeschikte horeca
met daarbij behorende:
- j. gebouwen, een (bedrijfs)woning daaronder niet begrepen met uitzondering van (bedrijfs)woningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- l. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- m. tuinen;
- n. erven;
- o. terreinen;
- p. parkeervoorzieningen;
- q. groenvoorzieningen;
- r. speelvoorzieningen;
- s. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- t. doeleinden van openbaar nut.
10.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
10.3 Nadere eisen
Artikel 11 Maatschappelijk - Begraafplaats
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een begraafplaats;
- b. een urnenmuur;
- c. een urnentuin;
met daarbij behorende:
- d. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- g. tuinen;
- h. erven;
- i. terreinen;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. doeleinden van openbaar nut.
11.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
11.3 Nadere eisen
Artikel 12 Maatschappelijk - Cultuur En Ontspanning
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen voor zover gericht op culturele en recreatieve activiteiten;
met daarbij behorende:
- b. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- e. tuinen;
- f. erven;
- g. terreinen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- l. doeleinden van openbaar nut.
12.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk - Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
12.3 Nadere eisen
Artikel 13 Maatschappelijk - Onderwijs
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen voor zover het betreft educatieve voorzieningen, kinderopvang en buitenschoolse opvang;
- b. speelvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen, een (bedrijfs)woning daaronder niet begrepen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. fietsenstallingen;
- k. speelvoorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- n. doeleinden van openbaar nut.
13.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
13.3 Nadere eisen
Artikel 14 Maatschappelijk - Religie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen voor zover het betreft levensbeschouwelijke voorzieningen, sociaal-culturele voorzieningen, en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
- b. begraafplaatsen;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen, een (bedrijfs)woning daaronder niet begrepen met uitzondering van (bedrijfs)woningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- l. doeleinden van openbaar nut.
14.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
14.3 Nadere eisen
Artikel 15 Maatschappelijk - Zorginstelling
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ''Maatschappelijk - Zorginstelling'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen voor zover het betreft een zorgaccommodatie;
- b. wonen in de vorm van appartementen en bijzondere woonvoorzieningen al dan niet in combinatie met medische, paramedische en verzorgende ondersteuning;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagopvang' tevens voor kinder- en buitenschoolse opvang;
- d. ondergeschikte horeca en ondergeschikte detailhandel;
met daarbij behorende:
- e. gebouwen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- h. tuinen;
- i. erven;
- j. terreinen;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- n. doeleinden van openbaar nut.
15.2 Bouwregels
Op de voor ''Maatschappelijk - Zorginstelling'' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
15.3 Nadere eisen
Artikel 16 Sport
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van sportactiviteiten, met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren;
- b. culturele activiteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - buitenschoolse opvang' tevens voor buitenschoolse opvang;
met daarbij behorende:
- d. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- g. wegen;
- h. paden;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. speelvoorzieningen;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. doeleinden van openbaar nut;
en met dien verstande dat ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca is toegestaan.
16.2 Bouwregels
Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
16.3 Nadere eisen
16.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 17 Sport - Sporthal
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Sporthal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van sportactiviteiten, met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren;
- b. culturele activiteiten;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. wegen;
- g. paden;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- l. doeleinden van openbaar nut;
en met dien verstande dat ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca is toegestaan.
17.2 Bouwregels
Op de voor 'Sport - Sporthal' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
17.3 Nadere eisen
Artikel 18 Tuin
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
- b. erkers ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen';
met daarbij behorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. voorzieningen, zoals wegen, paden en parkeervoorzieningen.
18.2 Bouwregels
Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 19 Verkeer
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en voet- en fietspaden;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. ondergrondse afvalvoorzieningen;
- g. bermen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. water;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.
19.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten, pleinen en voet- en fietspaden;
- b. markten;
- c. parkeervoorzieningen, waaronder ook garageboxen;
- d. picknickplaatsen;
met daarbij behorende:
- e. gebouwen, alleen in de vorm van garageboxen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- h. fietsenstallingen;
- i. ondergrondse afvalvoorzieningen;
- j. bermen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. speelvoorzieningen;
- m. water;
- n. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- o. doeleinden van openbaar nut.
20.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 21 Water
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen, waterwegen en vijvers;
met daarbij behorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. kruisingen met (spoor)wegen, waaronder bruggen;
- g. dammen;
- h. duikers.
21.2 Bouwregels
Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 22 Wonen
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis' ook voor een bedrijf aan huis;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' ook voor detailhandel op de begane grond;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' ook voor een praktijk van een vrij beroep;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtbewerking'ook voor een houtbewerkend bedrijf;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - taxibedrijf' ook voor de stalling van taxi's;
- g. de waterhuishouding;
met daarbij behorende:
- h. gebouwen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- j. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- k. tuinen;
- l. erven;
- m. verhardingen;
- n. ontsluitingspaden;
- o. parkeervoorzieningen;
- p. groenvoorzieningen;
- q. speelvoorzieningen;
- r. water;
- s. doeleinden van openbaar nut.
22.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
22.3 Nadere eisen
22.4 Afwijken van de bouwregels
22.5 Specifieke gebruiksregels
22.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 23 Wonen - Gestapeld
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gestapelde woningen en appartementen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' voor het wonen in zorgwoningen;
- c. de waterhuishouding;
met daarbij behorende:
- d. gebouwen;
- e. vrijstaande bijgebouwen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- h. tuinen;
- i. erven;
- j. verhardingen;
- k. ontsluitingspaden;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. groenvoorzieningen;
- n. speelvoorzieningen;
- o. water;
- p. doeleinden van openbaar nut.
23.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
23.3 Nadere eisen
23.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 24 Leiding - Gas
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de bescherming van de in de strook gelegen leidingen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding – gas' voor de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding.
24.2 Bouwregels
Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht.
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Leiding - Riool
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de bescherming van de in de strook gelegen leidingen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding – riool' voor de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding.
25.2 Bouwregels
Op de voor 'Leiding - Riool'' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht.
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Waarde - Archeologie 2
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
26.2 Bouwregels
26.3 Nadere eisen
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 27 Waarde - Archeologische Verwachting 1
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
27.2 Bouwregels
27.3 Nadere eisen
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 28 Waarde - Archeologische Verwachting 2
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
28.2 Bouwregels
28.3 Nadere eisen
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 29 Waarde - Archeologische Verwachting 3
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
29.2 Bouwregels
29.3 Nadere eisen
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 30 Waarde - Industrieel Erfgoed
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Industrieel erfgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van het bestaande industriële erfgoed.
30.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Industrieel erfgoed' aangewezen gronden wordt de bestaande bebouwing gehandhaafd en vormt de basis voor verdere ontwikkeling.
30.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 31 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 32 Algemene Bouwregels
32.1 Bestaande afstanden en maten
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 33 Algemene Gebruiksregels
33.1 Strijdig gebruik
33.2 Parkeernormen
De inrichting van de gronden moet zodanig plaatsvinden dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in de bijlage 'Parkeernormen' die bij deze regels is gevoegd.
Artikel 34 Algemene Aanduidingsregels
34.1 veiligheidszone - bevi
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' geldt dat die gronden naast de andere aangewezen bestemming(en) tevens bestemd zijn voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een nabij aanwezige Bevi-inrichting.
34.2 wro-zone - wijzigingsgebied 1
Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' zijn burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming 'Sport - Sporthal' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin' en/of 'Verkeer - Verblijfsgebied', met dien verstande dat:
- a. het bepaalde in de artikelen 18, 20 en/of22 van overeenkomstige toepassing is;
- b. niet meer dan 8 eengezinswoningen mogen worden opgericht;
- c. woningbouw moet passen in de stedenbouwkundige karakteristiek van het gebied;
- d. de goothoogte van de woningen niet meer mag bedragen dan 6 meter en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 meter;
- e. woningbouw moet passen in het gemeentelijk woningbouwprogramma;
- f. er sprak is van een aanvaardbaar leefklimaat;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- h. de kwaliteit van bodem gewaarborgd is;
- i. er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is of wordt gerealiseerd.
34.3 vrijwaringszone - molenbiotoop Hollandsche Molen
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop HollandscheMolen' geldt dat die gronden naast de andere aangewezen bestemming(en), tevens bestemd zijn voor het behoud, het herstel en de bescherming van de windvang van de molen.
Artikel 35 Algemene Afwijkingsregels
35.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 36 Algemene Wijzigingsregels
36.1 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 37 Algemene Procedureregels
37.1 Nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. het voornemen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking meldt de mogelijkheid voor belanghebbenden om schriftelijk en/of mondeling hun zienswijze over het voornemen bij burgemeester en wethouders kenbaar te maken gedurende de ondera genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
37.2 Wijzigingen
Burgemeester en wethouders geven ingeval van wijziging van het bestemmingsplan toepassing aan de procedureregels van artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 38 Overgangsrecht
38.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan door een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
38.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 38.1met maximaal 10%.
38.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
38.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
38.5 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 38.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- b. Als het gebruik, bedoeld 38.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
38.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in 38.4 is niet van toepassing op het gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
38.7 Persoonsgebonden overgangsrecht
Voor de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - overgangsrecht' geldt het volgende:
- a. Deze gebouwen zijn in strijd met het bestemmingsplan in gebruik genomen als autobedrijf. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegene die de gebouwen gebruiken als autobedrijf ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Zodra het gebruik als autobedrijf door de bestaande gebruikers wordt beëindigd vervalt het recht op gebruik van deze gebouwen als autobedrijf.
- b. Als bestaande gebruiker wordt aangemerkt de persoon/personen die op het moment van het van kracht worden van deze regels volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Berkelland als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het betreffende adres van de bijbehorende woning.
Artikel 39 Slotregel
Deze planregels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Neede, Woongebieden 2011.
Het bestemmingsplan Neede, Woongebieden 2011 heeft van 7 maart tot en met 17 april 2012 in ontwerp ter inzage gelegen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Berkelland, gehouden op 26 juni 2012.
, voorzitter
, griffier
juni 2012.
Bijlagen Bij De Planregels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Parkeernormen
Bijlage 3 Lijst Van Horecabedrijven
Hoofdstuk 1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor dit bestemmingsplan en de ligging en begrenzing van het plangebied beschreven. Dit wordt geïllustreerd met een kaartfragment, waaruit de ligging van het plangebied blijkt.
1.1 Aanleiding
De gemeente Berkelland wil voor haar grondgebied alle bestemmingsplannen actualiseren en op elkaar afstemmen. In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald dat een bestemmingsplan niet langer dan 10 jaar van kracht is. De gemeente Berkelland wil van ongeveer 400 bestemmingsplannen naar minder dan 50 bestemmingsplannen.
Het voorliggende bestemmingsplan "Neede, Woongebieden 2011" is een actualisatie en harmonisatie van de woongebieden in Neede en regelt planologisch de bestaande situatie.
1.2 Geldende Plannen
Er gelden voor de bebouwde kom van Neede meerdere bestemmingsplannen. Dit zijn vooral veel oudere plannen. Hieronder vallen veel herzieningen en wijzigingen van het bestemmingsplan "Neede Dorp". In totaal gelden ongeveer vijftig bestemmingsplannen voor het gebied waarvoor nu dit bestemmingsplan "Neede, Woongebieden 2011" is opgesteld. Het grootste deel van deze bestemmingplannen komt te vervallen op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt.
De acht belangrijkste plannen die voor ongeveer 90% van het plangebied gelden zijn:
- De Hofmaat (1975);
- Neede Dorp (1976);
- Roodland (1990);
- De Höfte (1995);
- Bleekenesch (1996);
- Ter Weemecomplex (2004);
- Plan Hondelink 2009;
- De Berg 2010.
De bestemmingsplannen De Höfte, Plan Hondelink en De Berg komen met deze herziening volledig te vervallen. Grote en/of kleine delen van de andere (moeder)plannen vallen buiten het plangebied van “Neede, Woongebieden 2011”. Voor deze gebieden worden andere geactualiseerde bestemmingsplannen opgesteld.
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan “Neede, Woongebieden 2011” in de gemeente Berkelland bestaat uit de volgende stukken:
- Verbeelding (plankaart), schaal 1:1.000 tekeningnummer NL.IMRO.1859.BPNDE20090016-1000
- Planregels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de planregels zijn de regels opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving zijn opgenomen. Bovendien wordt de juridische opzet van het plan toegelicht en wordt verslag gedaan van de inspraak- en overlegprocedure.
1.4 Situering Van Het Plan
Het plangebied omvat de woongebieden van de kern Neede. Neede ligt ten noord-westen van Eibergen en ten noord-oosten van Borculo. Voor het centrum en de bedrijventerreinen volgen afzonderlijke bestemmingsplannen. De begrenzing is verder afgestemd op het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan "Buitengebied". De begrenzing is weergegeven in Bijlage 1 Situering plangebied.
Hoofdstuk 2 Neede
2.1 Bestaande Situatie
De dorpskern Neede ligt op de grens met de provincie Overijssel en de streek Twente aan de voet van de Needse Berg. Aan de zuidzijde grenst het Berkeldal. De doorgaande weg van Doetinchem via Ruurlo (N315) naar de Rijksweg N18 loopt noordelijk langs Neede.
De oorspronkelijke uitvalswegen van het dorp Neede zijn in de loop der tijd echte bebouwingslinten geworden. Dit is nog steeds erg karakteristiek voor de opbouw van Neede. Langs deze linten bevinden zich vaak nog oude boerderijen die verwijzen naar het agrarische verleden. Inmiddels zijn de karakteristieke boerderijen opgenomen in de omliggende woonomgeving. De oude kern (het centrum) en ook het oude buurtschap Ruwenhof zijn nog goed herkenbaar in de bebouwingsstructuur van Neede.
Op de bedrijventerreinen van Neede zit maakindustrie, maar ook bouwnijverheid, groothandel-, en transportbedrijven. Daarnaast is er natuurlijk veel landbouw en daaraan verwante bedrijven.
Neede is een dynamisch dorp. Het inkomensniveau en de woningvoorraad zijn vergelijkbaar met de andere kernen. Het Needse winkelcentrum biedt voldoende aanbod voor de dagelijkse boodschappen. Elk jaar wordt er de internationale Jammarkt gehouden. In het coulisselandschap, rondom Neede treffen we nog pure natuur aan. Er is rust en voldoende mogelijkheden om te wandelen en te fietsen.
Tenslotte heeft het dorp een bloeiend verenigingsleven met onder andere meerdere sport- en muziekverenigingen.
2.2 Geschiedenis
Neede moet al in de prehistorie bewoond zijn geweest. Gezien de archeologische vondsten. Zo is er in Neede aardewerk gevonden van een beschaving die bekend staat als de trechterbekercultuur. Deze groep akkerbouwers – elders in het land bekend als hunebedbouwers – leefde ongeveer 2700 tot 2300 jaar voor Christus. Maar veel meer weten we daar niet van.
Onze geschriften over de bewoning van Neede gaan terug tot in de elfde eeuw. Dan blijkt uit goederenlijsten van het nonnenklooster Santa Maria trans Aquam of Ueberwasser in Münster dat het onder andere bezittingen heeft in Neede. Het klooster was eigenaar van de zogenaamde „Hof Neede“. De havezate Huize De Kamp stamt uit de dertiende eeuw.
De steen- en dakpannenindustrie rondom de Needse Berg floreerde tot ongeveer 1960. Dat kwam doordat er veel klei aanwezig was. Neede is ook lange tijd een belangrijk textieldorp geweest met een groot spoorwegemplacement. In de jaren zestig van de vorige eeuw trof de textielcrisis ook Neede. Inmiddels zijn vervangende industrieën gekomen, waar veel inwoners hun werk hebben.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt het rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen. Het nationale en provinciale beleid is beschreven in verschillende nota's over de ruimtelijke ordening, alsmede in het streekplan. Een "doorzetting" van dit beleid vindt plaats in de verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Berkelland is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is echter vaak van een andere schaal dan de schaal waarop een bestemmingsplan wordt opgesteld. Om die reden wordt slechts beknopt het beleid op rijksniveau toegelicht. Op het Streekplan Gelderland, het regionaal beleid en het gemeentelijk beleid wordt uitvoeriger ingegaan.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nota Ruimte
De Nota Ruimte is een strategische nota op hoofdlijnen waarin het nationaal ruimtelijke beleid en de bijbehorende doelstellingen tot 2020 (met een doorkijk naar de periode 2020-2030) zijn opgenomen. Hoofddoel is het scheppen van ruimte voor de ruimtevragende functies met als (sub)doel de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland. Naast deregulering en decentralisatie hanteert de Nota ontwikkelingsplanologie en uitvoeringsgerichtheid.
Het rijk mengt zich niet in kwesties op microniveau maar stuurt op hoofdlijnen. Het motto is, "Decentraal wat kan, centraal wat moet". De verantwoordelijkheid voor de inrichting van het ruimtelijk gebied wordt neergelegd bij lagere overheden (provincie en gemeente).
Basiskwaliteit buiten de stedelijke netwerken
Het kabinet streeft buiten de stedelijke netwerken naar basiskwaliteit en bereikbaarheid voor steden en dorpen. In steden en dorpen wordt het draagvlak voor voorzieningen ondersteund. Het rijk beperkt zich tot het aangeven van kaders en normen. Uitgangspunt is dat iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. Dat geldt ook voor de meer landelijke gebieden.
Het is de bedoeling dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt. Dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Revitalisering, herstructurering en transformatie van woon- en werkgebieden is cruciaal om de ruimtelijke doelen van het kabinet te halen. Het rijk stimuleert herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen. Het is voor het rijk belangrijk dat betrokken overheden voldoende ruimte reserveren voor groengebieden en andere recreatiemogelijkheden om de stad en dat recreatieve landschappen ontstaan en/of behouden blijven.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Streekplan Gelderland 2005
Op 29 juni 2005 is door Gedeputeerde Staten van Gelderland het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. Het streekplan voorziet in een integrale herziening van het ruimtelijke beleid van de provincie (Streekplan Gelderland 1996 en de daaropvolgende partiële herzieningen). In het Streekplan Gelderland 2005 wordt aangegeven, dat de provincie wil voorzien in voldoende ruimtelijke reservering voor de behoefte aan stedelijke functies. In de WGR-regio's wordt de benodigde uitbreidingsruimte uitgewerkt in "zoekzones voor stedelijke functies". Gemeentelijke visies voor wonen en werken dienen daarvoor mede als basis.
Het streekplan geeft de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek, dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. De provincie vraagt de samenwerkende overheden de diverse ruimtelijke opgaven in de regionale plannen en programma's af te stemmen op de ruimtelijke structuur. In de interactieve voorbereiding van dit streekplan is daarom intensief overleg gepleegd met maatschappelijke organisaties, regio's, gemeenten, waterschappen en het rijk.
Na dit overleg is geconcludeerd dat het ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 gericht moet zijn op:
- een kwalitatieve benadering;
- een ontwikkelingsgerichte aanpak, waarbij de provincie minder gedetailleerd bestemmingsplannen toetst;
- gebiedsgericht en regionaal gedifferentieerd ruimtelijk beleid;
- het begeleiden van het (ruimtelijk) planvormingsproces.
In de uitgangspunten voor het ruimtelijk beleid zijn de ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten alsmede een regionale inzet bepalend. Door de Regio Achterhoek is in april 2004 de "Regionale structuurvisie Achterhoek" opgesteld. Uitgangspunt van deze structuurvisie is om de Achterhoek verder te ontwikkelen als een economisch, sociaal en cultureel zelfstandige regio die zich naar buiten toe met name profileert met haar kleinschaligheid en landschappelijke kwaliteiten. Het bevorderen van een volwaardig voorzieningenpeil in de grotere kernen is hierbij één van de ambities.
Het dorp Neede komt in het streekplan niet specifiek voor. Op de beleidskaart ruimtelijke structuur valt het dorp Neede binnen het "multifunctioneel gebied; bebouwd gebied 2000".
3.3.2 Provinciaal woonbeleid
Wat betreft het provinciaal woonbeleid wordt in het streekplan gerefereerd aan de Woonvisie Gelderland (2004). De woonvisie heeft het motto "Woonbeleid met kwaliteit" en bestaat uit drie delen: de algemene woonvisie, de regionale woonvisie en een kwalitatief woonprogramma (KWP). De woonvisie is erop gericht de spanning op de woningmarkt te verminderen door een voldoende aanbod van kwalitatief passende woningen en woonmilieus te realiseren, dat aansluit bij de voorkeuren van bewoners. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is de bouw van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum-stedelijk en landelijk wonen. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit. Het woonprogramma wordt periodiek geactualiseerd.
De rapportages Wonen in Gelderland (monitoring) geven antwoord op de vraag of gemeenten, woningcorporaties en andere marktpartijen slagen in het nakomen van afspraken en voorzien in de regionale woningbehoefte (conform KWP). In oktober 2009 is de rapportage Wonen in Gelderland 2009 verschenen. Deze rapportage bevat informatie over de ontwikkelingen op de Gelderse woningmarkt.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie Berkelland 2025
De "Structuurvisie Berkelland 2025" geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot het jaar 2025 weer. Het is een integrale visie die geldt voor het grondgebied van de hele gemeente.
Een uitgangspunt voor de gemeente is het behouden van de rust, de variatie en de kleinschaligheid van het woningaanbod. De vier hoofdkernen hebben daarbij ieder hun eigen kwaliteiten. Deze kwaliteiten moeten verder worden versterkt.
Berkelland streeft naar leefbare wijken en kernen met een gedifferentieerde woningvoorraad en bevolking. Woningbouw wordt geconcentreerd in de vier hoofdkernen en moet zo min mogelijk beslag leggen op ruimte buiten de bebouwde kom, dit betekent dat inbreiden zoveel mogelijk voor uitbreiden gaat. Inbreiden mag echter niet ten koste gaan van de kwaliteit van bestaande wijken.
In de structuurvisie worden de belangrijkste ontwikkelingen voor de vier grote kernen; Borculo, Eibergen, Neede en Ruurlo afzonderlijk weergegeven. In Neede wordt het accent gelegd op bouwen voor de eigen woningbehoefte, het opwaarderen van een aantal bestaande wijken, versterken van het dorpshart en het verbeteren van de ontsluitingsstructuur.
3.4.2 Woningbouw
De Achterhoek krijgt de komende jaren te maken met bevolkingsdaling. Het aantal inwoners daalt nu al licht. Bevolkingsdaling heeft directe consequenties voor het draagvlak van diverse voorzieningen. Vanaf ongeveer 2025 krijgt de Achterhoek ook te maken met een dalend aantal huishoudens. Wanneer hier niet tijdig op ingespeeld wordt, heeft dit grote gevolgen voor de woningmarkt. De Achterhoekse gemeenten zijn op tijd om nu in te spelen op deze gewijzigde ontwikkelingen.
Ook hebben Nederland en de Achterhoek te maken met een sterke vergrijzing en daarmee een andere vraag op de woningmarkt. Daar komt bij dat we op dit moment (2012) in een tijd leven, die de vraag naar betaalbare woningen vergroot. Ook staan we aan de vooravond van grote bezuinigingen voor zowel gemeenten als corporaties, die investeringsmogelijkheden drastisch verkleinen. De opgave is groter, de mogelijkheden zijn kleiner.
Deze trends hebben een kwalitatieve en kwantitatieve druk op de woningbouwmarkt tot gevolg. De noodzaak wordt gevoeld en heeft ertoe geleid dat de zeven Achterhoekse gemeenten, zes woningbouwcorporaties en de provincie Gelderland de krachten bundelen en verantwoordelijkheid nemen voor de situatie op de Achterhoekse woningmarkt in de toekomst. De eerste regionale woonvisie voor de Achterhoek is hiervan het resultaat.
Voor de actualisering van de bestemmingsplannen in Berkelland heeft dit tot gevolg dat in de plannen geen sprake is van uitbreiding van het aantal woningen. Wij spreken hier dan van conserverende bestemmingsplannen.
3.4.3 Welstandsnota
De gemeente Berkelland heeft nieuw welstandsbeleid. Op 22 mei 2012 heeft de gemeenteraad van Berkelland de Welstandsnota 2012 vastgesteld. Hierbij zijn de welstandsnota's van de voormalige gemeenten Borculo, Eibergen, Neede en Ruurlo ingetrokken.
De Welstandsnota 2012 gaat uit van vier welstandsniveau's: bijzonder, regulier, soepel en welstandsvrij. Voor de woongebieden van Neede geldt vooral een welstandsvrijniveau. Uitzonderingen hierop zijn de gebieden binnen de beeldkwaliteitplannen De Berg en Plan Hondelink en de historische linten langs de Borculoseweg, de Ruwenhofstraat en de Stationsweg-Eibergseweg.
Voor een juiste bepaling van het welstandsniveau voor een willekeurig perceel, moet de Welstandsnota 2012 worden geraadpleegd.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden, Onderzoek En Verantwoording
4.1 Algemeen
Op grond van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan wordt onderzocht welke waarden bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden.
4.2 Milieuaspecten
In milieuhygienisch opzicht moet aandacht besteed worden aan de mogelijke hinder van geluid, eventuele bodem- en/of grondwaterverontreiniging, bedrijven en milieuzonering en luchtkwaliteit.
4.2.1 Geluid
Ter bescherming van de burger tegen overlast door geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. In deze wet zijn normen opgenomen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige bestemmingen (woningen, ziekenhuizen, scholen en dergelijke.) In de Wgh zijn ook normen opgenomen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelastingen in ruimten binnen gebouwen. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone. Als in deze zone geluidsgevoelige bebouwing wordt geprojecteerd dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Het onderzoek moet aantonen of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevels van te bouwen woonbebouwing als gevolg van het verkeer op de weg.
Vanwege het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is nader onderzoek naar geluidsbelasting niet van toepassing. Er worden immers geen nieuwe geluidsgevoelige objecten geprojecteerd. Hierdoor is het niet nodig om verder op dit onderwerp in te gaan.
4.2.2 Bodem
Het bodembeleid is gebaseerd op de Wet bodembescherming. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd. Bodemverontreiniging kan immers voor gezondheidsrisico's zorgen. Ook kan eventuele bodemverontreiniging gevolgen hebben voor de uitvoerbaarheid van de ruimtelijke plannen.
Om bouwen op verontreinigde grond tegen te gaan kan bij de aanvraag om een omgevingsvergunning een bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Het doel van een bodemonderzoek is om inzicht te krijgen in de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen in de grond en het grondwater. Ook kan een nieuw bouwwerk het verwijderen van een bodemverontreiniging onmogelijk maken. De onderzoeksplicht komt voort uit de Woningwet.
Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is geen nader onderzoek gedaan naar het voorkomen van bodemverontreining in het plangebied. Hierdoor is het niet nodig om verder op dit onderwerp in te gaan.
4.2.3 Bedrijven en milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet rekening worden gehouden met voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten.
Het is gebruikelijk om voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bedrijvigheid aansluiting te zoeken bij de afstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, 2009). Andersom kan deze publicatie worden gebruikt voor het op verantwoorde wijze inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving. De VNG-publicatie geeft op systematische wijze informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau op elkaar af te stemmen.
Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is verder onderzoek niet van toepassing. Hierdoor is het niet nodig om dieper op dit onderwerp in te gaan.
4.2.4 Luchtkwaliteit
Voor luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, als:
- a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een opgenomen grenswaarde; of
- b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect; of
- c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor een grenswaarde is opgenomen; of
- d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Daardoor kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden meegenomen in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor stikstof (NO2) en fijnstof (PM10). In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Vooralsnog geldt dat:
- voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (met één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (met twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit hoeft plaats te vinden;
- voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit hoeft plaats te vinden;
- voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkeling mogelijk, die van grotere omvang is dan wat hiervoor is aangegeven. Daarom kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit ''niet in betekenende mate" verslechtert. Derhalve hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit worden ingegaan.
Bijzondere aandacht verdient verder het op 16 januari 2009 in werking getreden Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de nabijheid van rijks- en provinciale wegen beperkt. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg).
Waar in zo'n onderzoekszone de grenswaarden voor fijn stof of stikstofdioxide worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen. Dit wordt bereikt door op zo'n plek de vestiging van bijvoorbeeld een school niet toe te staan. Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan is er ook geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone. Wel moet in die situaties de locatiekeuze goed gemotiveerd worden. Dat gebeurt in de context van de goede ruimtelijke ordening.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties dus niet als gevoelige bestemming gezien.
Het plangebied Neede, Woongebieden kent acht gevoelige bestemmingen. Deze liggen echter allemaal buiten de hierboven aangegeven zones van 50 en 300 meter. Bovendien is geen sprake van realisatie van nieuwe gevoelige bestemmingen. Verder is vanuit de jaarlijkse luchtkwaliteitsrapportages bekend dat zich binnen de gemeente Berkelland geen overschrijdingen van luchtkwaliteitsnormen voordoen.
4.3 Water
Sinds 1 november 2003 is het verplicht ruimtelijke plannen te toetsen op waterhuishoudkundige aspecten: de zogenaamde watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Waterhuishoudkundige doelstellingen worden daarbij expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing genomen binnen deze ruimtelijke plannen en besluiten. Het watersysteem wordt hierbij op een integrale wijze benaderd. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater worden dus -in samenhang- in beschouwing genomen. Daarbij gaat het naast de kwantiteit ook om de kwaliteit. De integrale benadering van het watersysteem betekent ook dat het watersysteem wordt benaderd in samenhang met andere beleidsvelden. De watertoets is een instrument om deze integrale benadering vorm te geven en om het watersysteem op orde te krijgen. De belangrijkste beleidsdocumenten waarin de waterhuishoudkundige doelstellingen zijn beschreven zijn Het Nationaal Waterplan, de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Nota Ruimte.
4.3.1 Rijk: Nationaal Waterplan
In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.
Neede ligt in het gebied 'Hoog Nederland'. Dit gebied omvat grofweg de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Hoog Nederland is grotendeels vrij afwaterend, dat wil zeggen dat het water onder vrij verval naar de rivieren en de zee stroomt. Het gebied bevat enkele scheepvaartkanalen die door het rijk worden beheerd en daarnaast vooral regionale wateren in beheer bij de waterschappen. Kenmerkend voor dit deelgebied is de directe samenhang tussen het grond- en oppervlaktewatersysteem en de van nature meanderende beken met aangrenzende beekdalgronden die incidenteel in tijden van extreem natte perioden op natuurlijke wijze kunnen overstromen.
De belangrijkste wateropgaven voor hoog Nederland zijn watertekort, grondwater, wateroverlast en waterkwaliteit.
4.3.2 Provincie: Waterplan
Het Waterplan Gelderland 2010-2015 bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.
In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
Het plangebied heeft op grond van het Waterplan de basisfunctie stedelijk gebied. Zowel in nieuw als in bestaand stedelijk gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel voorkomen worden. Hierbij wordt het water in de stad met het omringende watersysteem als één geheel beschouwd. De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem zijn in stedelijk gebied gericht op:
- het voorkomen of zo veel mogelijk beperken van wateroverlast;
- de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied;
- het voorkomen van zettingen;
- het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor herstel van verdroogde natuur;
- het weren van de riolering van (diepe) drainage en instromend grond- en oppervlaktewater;
- het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten en hemelwateruitlaten;
- het beperken van de invloed van bronbemaling;
- het realiseren van de basiskwaliteit voor oppervlaktewater.
4.3.3 Waterschap: Waterbeheerplan
Neede ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn & IJssel. Het Waterschap Rijn & IJssel heeft in 2009 een waterbeheerplan vastgesteld voor de periode 2010-2015. Met de voornemens uit het Waterbeheerplan wil het waterschap actief inspelen op alle lopende en komende veranderingen zoals de wijzigingen in de waterwetgeving en de Kaderrichtlijn Water. Er zijn mogelijkheden om de waterkwaliteit nog verder te verbeteren en om meer ruimte te bieden voor het vasthouden van water. Het gewenste peilbeheer wordt in het hele gebied in de komende periode planmatig opgepakt voor de landbouw en de natuur. Het beheer van water en afvalwater in stedelijk gebied krijgt steeds meer aandacht. In het landelijk gebied wil het waterschap kansen bieden voor recreatie op of bij het water.
Het Waterbeheerplan 2010-2015 bevat het beleid op hoofdlijnen voor alle taakgebieden van Waterschap Rijn & IJssel. Dit plan is opgesteld samen met vier andere waterschappen, die deel uitmaken van deelstroomgebied Rijn-Oost. Het plan geeft aan welke doelen het Waterschap nastreeft en welke maatregelen en projecten daarvoor in de planperiode worden ingezet. De maatregelen die uitgevoerd worden en de bijbehorende financiële middelen zijn op hoofdlijnen aangegeven.
De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor voldoende water, schoon water en voor veilig wonen en werken op de taakvelden watersysteem, waterketen en veiligheid. Het waterschap houdt daarbij rekening met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen. Aandachtspunten zijn het verbeteren van ecologische en chemische waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast, waarbij rekening wordt gehouden met het veranderende klimaat. In zowel landelijk als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem.
In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Nader onderzoek naar het toetsen op waterhuishoudkundige aspecten is dan ook niet van toepassing. Hierdoor is het niet nodig om nog verder op dit onderwerp in te gaan.
4.4 Archeologie, Cultuurhistorie En Monumenten
Berkelland beschikt over een Archeologische Beleidskaart en een monumentenlijst (rijks- en gemeentelijke monumenten). Ook heeft in 2011 een inventarisatie van de belangrijkste cultuurhistorische waarden van Berkelland plaatsgevonden in de vorm van een Cultuurhistorische beschrijving. Deze wordt in 2012 afgerond.
Dit bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan en maakt geen nieuwe of ingrijpende ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Er vinden geen veranderingen plaats voor wat betreft de cultuurhistorische waarden (landschap, archeologie en monumenten). Daarom is geen aanvullend cultuurhistorisch onderzoek nodig.
4.4.1 Archeologie
Het Europese Verdrag van Valletta en de gewijzigde Monumentenwet 1998 regelen de omgang met het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van het Verdrag en de Wet op de archeologische monumentenzorg is het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke (in-situ) te bewaren. Waar dit niet mogelijk is, betalen de “bodemverstoorders” het archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen.
Om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische waarde van het gebied is de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Berkelland geraadpleegd.
Archeologische beleidsadvieskaart
Ter ondersteuning van het gemeentelijke archeologische beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Berkelland een archeologische landschappen- en beleidskaart gemaakt. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische verwachting van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Berkelland.
De archeologische verwachtingskaart is ontstaan door het inventariseren van de reliëf- en bodemkenmerken, de ontstaansgeschiedenis van het landschap, archeologische vindplaatsen en andere cultuurhistorische relicten in Berkelland.
Aan de hand van deze gegevens zijn vijf Archeologisch Waardevolle Gebieden (AWG) en vijf Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden (AWV) onderscheiden, waarin sprake is van verschillen in de verwachte dichtheid waarin archeologische resten voorkomen.
Neede heeft een aantal Archeologisch Waardevolle Gebieden (AWG) en een aantal Archeologische Waardevolle Verwachtingsgebieden (AWV), zie Bijlage 2Archeologische verwachtingskaart, te weten:
- AWG categorie 3 (bekende archeologische vindplaats met rondom attentiezone van 50 meter). De uitgangspunten van het archeologisch beleid hierbij is het streven naar behoud in huidige staat. Inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 100 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm onder het maaiveld.
- AWG categorie 4 (historische dorpskernen of gemeentelijk gebouwd monument). De uitgangspunten van het archeologisch beleid hierbij is het streven naar behoud in huidige staat. Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld en de oppervlakte groter dan 30 m2 is inventariserend archeologisch (bureau)onderzoek verplicht.
- AWV categorie 6 (geomorfologische eenheden met een plaggendek, gebieden met een hoge acheologische verwachting). De uitgangspunten van het archeologisch beleid hierbij is het streven naar behoud in huidige staat. Inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 100 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 40 cm onder het maaiveld.
- AWV categorie 8 (gebieden met een middelmatige archeologische verwachting). De uitgangspunten van het archeologisch beleid hierbij is het streven naar behoud in huidige staat. Inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 100 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm onder maaiveld.
- AWV categorie 9 (gebieden met een lage archeologische verwachting). De uitgangspunten van het archeologisch beleid hierbij is dat het niet vereist is te streven naar behoud in huidige staat. Inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 2.500 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm onder maaiveld.
- AWV categorie 10 (gebieden met een lage archeologische verwachting, verhoogde kans op archeologische off-site resten mogelijk goed geconserveerd). De uitgangspunten van het archeologisch beleid hierbij is het streven naar behoud in de huidige staat. Inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 2.500 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm onder maaiveld.
Conclusie archeologie
Bij bouwwerkzaamheden (of andere werkzaamheden die de bodem verstoren) binnen het gebied is vaak een archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Echter, omdat de bodem in het plangebied niet verstoord wordt hoeft niet verder op dit onderwerp worden ingegaan. Er worden tenslotte geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen in dit bestemmingsplan.
4.4.2 Cultuurhistorie
Het dorp Neede ligt tussen de beekdalen van de Bolksbeek en Berkel en de Needse Berg in. De naam 'de Nede' wordt voor het eerst vermeld in de 12de eeuw. Neede is verwant met de betekenis 'laag gelegen' of 'neder en beneden'. In het dialect wordt gesproken over 'Nee'.
Landschap
De stuwwal van de Needse Berg geeft het Needse landschap een bijzondere verschijningsvorm. De door ijslobben opgestuwde berg, is van hoge ouderdom en stamt net als de keileemlaag in de ondergrond uit het Saalien. Na de landijstijd hebben rivieren en beekdalen de randen van de berg afgesleten en is door wind, het gebied bedekt met dekzand. Neede ligt ten noorden van het brede Berkeldal en oostelijk van de Bolksbeek.
Het dorp Neede ligt op de zuidelijke flank van de Needse berg. De flanken waren uitstekende plekken voor het aanleggen van akkers. Dat is de reden dat rondom de berg essen zijn aangelegd, waaruit weer nederzettingen zijn ontstaan. De hoge delen van de berg waren geschikt voor bos.
De contouren van de rug liggen zichtbaar in het landschap. De lagere dekzandgebieden bij de berg waren door de leemlaag in de ondergrond vaak te drassig voor akkerbouw. Er lagen heide- en broekgebieden. Bij de Schipbeek en de Berkel kwamen natte graslanden voor. Eind 19de en begin 20ste eeuw werden de natte gebieden ontwaterd en ontgonnen. Ze zijn omgezet in weilanden. De tijd van ontginning is aan de kavelpatronen af te lezen. De oude bouwlanden hebben een onregelmatige blokvormige kavelvorm. De 19de en 20ste eeuwse ontginningen in de dekzandgebieden hebben een regelmatig en strookvormig kavelpatroon.
Historie
Neede en omgeving wordt al zeer lang bewoond. In de vroege middeleeuwen zijn de bewoners akkers (essen) gaan aanleggen op de stuwwalhelling. De essen breidden uit en groeiden aan elkaar. Meer richting de drassige gebieden lagen de hoevennederzettingen met verspreid liggende kampen (eenmansessen). In de late middeleeuwen liep een Hessenweg langs Neede. De weg liep van Deventer over Mallem en Rekken naar Vreden. Deze weg heeft ongetwijfeld voor bedrijvigheid gezorgd in Neede. Mogelijk had dit te maken met een hof en kerk in Neede, dichtbij een oversteekplaats.
Ten zuiden van het dorp lag in de late middeleeuwen havezate Huize de Kamp. Het huis werd in 1469 voor het eerst genoemd en het huidige woonhuis stamt uit 1636.
Net als in andere esdorpen, speelde ook in dit gebied de organisatie in marken een grote rol in de samenleving. Dit duurde tot in de 19de eeuw. Tot 1800 bestond de Heerlijkheid Borculo en vielen de marken onder het gezag van de heer van Borculo. Niet veel later dan 1800 kwam de markeverdeling op gang. Ook voor Neede en omgeving bracht dit veel veranderingen teweeg.
Middelen van bestaan
Naast het agrarisch bestaan, kreeg de huisweverij steeds meer betekenis als inkomstenbron. De huisnijverheid groeide tussen 1600 en 1850 uit tot een industrie. In de 19de eeuw zette de huisnijverheid zich om in de stichting van drie textielfabrieken. Neede kreeg hierdoor steeds meer een industrieel karakter en behoorde samen met Eibergen tot de jonge textielcentra in de Achterhoek.
Naast de textielindustrie, was er in Neede een steen- en pannenfabricage, een ijzergieterij en een conservenfabriek. Van deze industrieën zijn geen historische bedrijfsgebouwen bewaard gebleven. Aan het Rapenburg is de locatie van weverij Ten Hoopen nog wel herkenbaar.
Direct ten noorden van het dorp staat aan de Diepenheimseweg een windkorenmolen van het stellingmolentype, gebouwd in 1926 . Deze molen is in de plek gekomen van een oude standaardmolen die bij de wervelstorm van 1925 verloren was gegaan. De molen ligt nog steeds zeer markant op de Needse Berg.
De wervelstormen van 10 augustus 1925, maar met name van 1 juni 1927 brachten grote schade aan in Neede. Ook industriële gebouwen en spoorwegen werden niet gespaard.
Infrastructuur
Met de opkomst van de industrie kwam ook de aanleg van de Kunstweg tussen Hummelo en Enschede (ca. 1860), de ingebruikname van een gasfabriek (1880) en de rol van Neede als knooppunt van spoorwegen. In 1884 kwamen de spoorlijnen Winterswijk-Neede en Ruurlo-Hengelo (O) gereed. Tot 1972 werden nog goederen vervoerd. Tussen 1910 en 1936 lag er ook een spoorlijn tussen Neede en Hellendoorn. Busdiensten namen het personenvervoer tussen deze plaatsen over.
Groei
De ontwikkelingen in de 19de en 20ste eeuw zorgden ervoor dat de bevolking tussen 1900 en 1940 groeide. De bebouwing van Neede nam dan ook toe, waardoor onder andere beide kanten van de Oudestraat en Nieuwstraat verdichtte. Geleidelijk verdween het agrarische karakter van de bebouwing. Met name de Oudestraat kreeg het karakter van een winkelstraat. Opvallend in deze straat is de relatief grote hoeveelheid gebouwen dat in de naoorlogse periode tot stand is gekomen in een modernistische stijl. Aan het begin van de 20ste eeuw raakte de Borculoseweg bebouwd. Ook verrezen er villa's aan de Stationsweg. De villa's werden voornamelijk gebouwd in bouwstijlen die beïnvloed zijn door de neorenaissance en het eclecticisme. Bij de fabrieken kwamen arbeiderswoningen te staan. Onder andere in de Wilhelminastraat, Kempersdijk, Ruwenhofstraat en het Moeshof.
Het buurschap Ruwenhof ging deel uitmaken van de kern Neede. Daarvoor was het een buurschap met verspreid liggende boerderijen. Na WO II raakte het gebied verdicht met planmatige woningbouw en wijkjes. De oude boerderijen, zoals De Meijer aan de Hessenweg, blijven echter voor een groot deel behouden en staan nog steeds verspreid door de woonwijken.
In het zuidoosten ontstaat rond het stationsgebied een industriegebied. De rondweg om het noorden van Neede, scheidt het dorp af van de Needse Berg.
Stedenbouwkundige ontwikkelingen
De dorpskern van Neede bestond eeuwenlang uit lintbebouwing langs de Oudestraat en Rapenburg richting Needse Berg en lang de Marktstraat en Nieuwstraat richting Haaksbergen. Deze twee straten, die haaks op elkaar aansluiten, vormen de hoofdstructuur van de oude dorpskern.
In de periode na 1940 is hoofdzakelijk sprake van verdichting in de vorm van planmatige woningbouw in buurtjes. Er vindt op kleine schaal ook uitbreiding plaats in de vorm van geplande wijken. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om uitbreiding ten noordwesten van de kern van Neede, woonwijk De Berg. In de periode tussen 1955 en 1965 vinden de uitbreidingen voornamelijk ten oosten en noordoosten van de kern plaats. Hierna vooral ten zuidwesten van de kern; De Hofmaat.
Karakteristieken
- Hoogteverschillen.
- Needse Berg, met voormalig pannen- en steenbakkerij, met vindplaatsen van menselijk en dierlijk leven uit de prehistorie.
- Esnederzettingen op de zuidelijke flank van de Needse Berg.
- Hoofdstructuur van Oudestraat-Rapenburg richting Needse Berg en Marktstraat en Nieuwstraat richting Haaksbergen.
- Een van de belangrijkste Oost-Gelderse jonge textielcentra.
- Arbeiderswoningen uit de periode 1860-1910.
- Een straat met blokken arbeiderswoningen uit 1915.
- Boerderijen in voormalig buurschap Ruwenhof.
- Villa's in eclectische en neorenaissancestijl in de kern.
4.4.3 Monumenten
In het plangebied bevindt zich één rijksmonument en een aantal gemeentelijke monumenten. Gemeentelijke monumenten worden door het gemeentebestuur aangewezen op grond van de Erfgoedverordening.
Rijksmonumenten worden beschermd door het Rijk, op grond van de Monumentenwet (1988). Met monumenten worden alle 'onroerende zaken' bedoeld. Tot die onroerende zaken horen gebouwen en objecten, zoals vaarten, bruggen, wegen, bomen en pleinen, die tenminste vijftig jaar oud zijn. Zij moeten van belang zijn door hun schoonheid, de wetenschappelijke en/of hun cultuurhistorische betekenis.
Gebieden met een cultuurhistorische waarde en waarin zich in ieder geval één monument bevindt, kunnen worden aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht. Door die bescherming is de historisch gegroeide structuur van dat gebied beter te handhaven.
In onderstaande tabel is het rijksmonument weergegeven.
Adres | Omschrijving | Naam | |
Hessenweg 2 | bibliotheek | hoeve "De Meijer" |
In onderstaande tabel zijn de gemeentelijke monumenten weergegeven.
Adres | Omschrijving | Naam | |
Borculoseweg 33-33u | appartementen complex | "Olde Haar" | |
Eibergseweg 18 | villa | villa "Reefhorst", koetshuis en tuin | |
Haaksbergseweg 17 | begraafplaats | begraafplaats "Rozenkamp" | |
Haaksbergseweg t.o. 42 | bank | cycloonbank | |
Ruwenhofstraat 10-16 | woonhuizen in complex | arbeiderswoningen in complex | |
Ruwenhofstraat 25 | woonhuis | woonhuis met timmerbedrijf | |
Stationsweg 6 | villa | villa "De Haverij | |
Stationsweg 8 | villa | villa "De Bleekenesch" | |
Stationsweg 25 | transformatorhuisje | transformatorhuisje | |
Weemerhof t/o 28 | schoorsteen | fabriek schoorsteen "Ter Weeme" | |
Wilhelminastraat 28-52 | woonhuizen in complex | arbeiderswoningen in complex |
4.5 Molenbiotoop
Iets buiten Neede, op de flanken van de Needse Berg, staat de Hollandsche Molen aan de Diepenheimseweg 23. Dit is buiten het plangebied. De bijbehorende molenbiotoop ligt echter wel deels binnen het plangebied.
De molen is vernoemd naar de vereniging "De Hollandsche Molen", die na de stormramp van 10 augustus 1925 (waarbij de voorganger geheel werd verwoest) het initiatief nam voor wederopbouw.
De ronde, stenen stellingmolen heeft als bestemming het malen van graan, thans op vrijwillige basis. De oorspronkelijke functie van de molen was ook het malen van graan. In 1927 werd de molen verkocht en kwam deze na enkele jaren stil te staan. In 1943 werd de molen weer verkocht en in 1951/52 werd de molen als houtzaagmolen ingericht. In 1976 werd door een verbouwing de molen weer maalvaardig. De huidige molenaar maalt nu met de molen rogge voor een bakker.
Dit hobbymatige gebruik is niet voldoende om een molen te laten functioneren. Het werktuig stelt ook eisen aan zijn omgeving: er moet wind zijn om de wieken in beweging te kunnen zetten. Om dit omgevingselement aan te duiden, werd in 1973 het begrip 'molenbiotoop' geïntroduceerd. De molenbiotoop heeft betrekking op de hele omgeving van een molen, voor zover die van invloed is op het functioneren van die molen als maalwerktuig en als monument. Naast windvang wordt ook gelet op de belevingswaarde van de molen. Gebouwen en bomen kunnen de molenbiotoop aantasten. Bomen en boomgroepen veroorzaken een extra nadeel voor de windvang, omdat zij met hun bladerkroon de wind enige tijd vasthouden, waardoor grotere turbulentie optreedt en de wind met grotere kracht en met vlagen op de molen afkomt.
Een tweede aspect van de molenbiotoop heeft te maken met de belevingswaarde. Molens zijn een belangrijk element in het landschap en hebben vaak te maken met de ontstaansgeschiedenis van dat landschap. Molens moesten wind kunnen vangen. Daarom stonden ze in een open landschap of staken ze in ieder geval boven hun omgeving uit. Die voor molens kenmerkende situatie moet zoveel mogelijk worden bewaard, willen de werktuigen volledig tot hun recht komen. Molens horen in het zicht te staan. Als dat het geval is blijken molens zeer belangrijke herkenningspunten in een gebied te zijn.
Door de Vereniging De Hollandsche Molen zijn in 1982 nieuwe normen ontwikkeld. Deze zijn vastgelegd in het rapport "De inrichting van de omgeving van molens". Daarin staat op welke manier met de molen rekening kan worden gehouden.
Er is een formule ontwikkeld om te bepalen hoe hoog een obstakel mag zijn op een bepaalde afstand van een molen zonder te veel windbelemmering te veroorzaken.
Deze biotoopformule luidt als volgt:
Hx = X/n + c*z of X = n(Hx - c*z)
Waarin:
H = hoogte obstakel
X = afstand obstakel tot molen
n = 140 voor open gebied, 75 voor ruw gebied, 50 voor gesloten gebied
c = constante = 0,2
z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + eventuele stelling- of belthoogte)
Wanneer de omgeving van de molen voldoet aan de eisen uit de formule is er sprake van een toelaatbare situatie.
Voor de Hollandsche Molen geldt dat binnen een afstand van 100 meter van de molen een gebouw (obstakel) niet hoger mag zijn dan 4,10 meter. Buiten deze eerste 100 meter geldt dat de biotoopformule moet worden toegepast. Gerekend moet dan worden met een askophoogte van 17,10 meter en moet worden uitgegaan van gesloten gebied.
4.6 Ecologie
Bij ruimtelijke plannen moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. In de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet. De gebiedsbescherming gebeurt via de Natuurbeschermingswet 1998.
Soortbescherming
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren (beschermde flora- en faunasoorten). Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Als dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden. Voor het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is het noodzakelijk om hiernaar onderzoek te doen.
Gebiedsbescherming
Vanaf oktober 2005 vindt de gebiedsbescherming in Nederland plaats via de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998.
De Natuurbeschermingswet kent de volgende beschermde gebieden:
- Natura 2000-gebieden (vogel- en habitatrichtlijngebieden);
- Beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten);
- Ecologische Hoofdstructuur;
- Nationale Landschappen.
Natura 2000-gebieden
Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er voor projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden. Binnen de Natura 2000-gebieden zijn de Vogelrichtlijngebieden en Habitatrichtlijngebieden te onderscheiden. De Vogelrichtlijn heeft tot doel alle in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De Habitatrichtlijn is zowel gericht op de bescherming van soorten als natuurlijke habitats.
Op ongeveer 2,3 km vanaf Neede bevindt zich het Natura 2000-gebied Teeslinkven. Het is voor dit plan niet nodig om hier verder onderzoek naar te doen.
Beschermde natuurmonumenten
Beschermde natuurmonumenten hebben als doel om gebieden met een natuurwetenschappelijke of landschappelijke betekenis te vrijwaren tegen ingrepen. Het kan gaan om gebieden met zeldzame plant- en/of diersoorten, maar ook om gebieden die door hun ontstaansgeschiedenis, bodembouw of landschappelijke schoonheid waardevol zijn.
Binnen 3 km van de kern Neede bevindt zich geen beschermd natuurmonument. Voor dit plan hoeft hier niet verder op worden ingegaan.
Ecologische Hoofdstructuur
De provincie Gelderland heeft de natuurwaarden in Gelderland begrensd in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De kern Neede ligt op 600 meter van de EHS. Gezien het conserverende karakter van het onderhavige bestemmingsplan is de invloed op de PEHS in de omgeving minimaal. Verder onderzoek is niet nodig.
Nationaal Landschap
In de Nota Ruimte wijst het rijk 20 Nationale Landschappen aan. Dit zijn gebieden met (inter)nationaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee bijzondere, natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De opgave voor deze Nationale Landschappen is het behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de bijzondere kwaliteiten. De kern Neede ligt niet in een Nationaal Landschap. Aangezien het in dit bestemmingsplan om een conserverend plan gaat, is het voor dit plan niet nodig om verder onderzoek te doen.
4.7 Externe Veiligheid
4.7.1 Algemeen
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang.
Deze ongevallen kunnen worden onderscheiden in ongevallen met:
- inrichtingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
4.7.2 Inrichtingen
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen moeten tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt. Daarvoor zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regels gesteld.
Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen moet onderzocht worden:
- of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds vanwege het plaatsgebonden risico;
- of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.
Voor het plangebied is één inrichting belangrijk: Esso tankstation aan de Rondweg. Het gaat om een tankstation met een lpg-installatie.
Van de regionale brandweer (VNOG) is een advies ontvangen op 20 juli 2011. Zij kunnen zich vinden in de uitgangspunten en de uitvoering van de berekeningen. Ook vinden zij geen knelpunten ten aanzien van de zelfredzaamheid van burgers en de bestrijding van incidenten. Zie ook paragraaf 8.2.
Plaatsgebonden risico
In verband met het plaatsgebonden risico en gelet op de doorzet lpg (minder dan 1.000 m3) moeten de volgende afstanden tot de (beperkt) kwetsbare objecten in acht worden genomen:
15 meter vanaf de afleverzuil;
25 meter vanaf het ondergrondse reservoir;
35 meter vanaf het vulpunt.
De ligging van deze contouren zijn op de afbeelding in Bijlage 3 Externe veiligheid Essotankstation aangegeven. Het blijkt dat bij het Esso-station de PR-veiligheidscontouren precies buiten de plangrens vallen. Het invloedsgebied voor het berekenen van het groepsrisico valt wel binnen het plangebied.
Groepsrisico
Conform artikel 13 lid 1 Bevi wordt hierna ingegaan op de volgende aspecten:
- a. de aanwezige en op grond van het bestemmingsplan te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de risicovolle inrichting;
- b. het groepsrisico per inrichting op moment vaststelling bestemmingsplan en de bijdrage van de toegelaten (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico;
- c. indien mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft;
- d. indien mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die in het bestemmingsplan zijn opgenomen;
- e. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die aan de milieuvergunning worden verbonden;
- f. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
- g. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst;
- h. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval in de risicovolle inrichting;
- i. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen.
Esso Tankstation aan de Rondweg
ad a en b.
Voor standaardsituaties kan het groepsrisico bij lpg-tankstations berekend worden met behulp van de berekeningsmodule van www.groepsrisico.nl. Deze rekentool vervangt de tabel met kengetallen voor personendichtheden bij lpg-tankstations, zoals is opgenomen in de "Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico" van augustus 2004 en de update van 2007. Onder standaardsituaties wordt verstaan een lpg-tankstation waarbij het lpg-vulpunt op minder dan 50 meter van de (al dan niet ondergrondse) lpg-voorraadtank is gelegen en in de omgeving (in een straal van 150 meter rondom het tankstation) uitsluitend woningen, woongebouwen, kantoren, scholen en bedrijven zijn gelegen.
De rekentool heeft als basis het "Stappenplan Groepsrisicoberekening lpg-tankstations" van het Centrum voor Externe Veiligheid (RIVM) van 6 juni 2008.
Uit de berekening blijkt dat binnen de contour rond het vulpunt in de dagsituatie er sprake is van de aanwezigheid van 54 personen en in de nachtsituatie van 108 personen. Binnen de contour rond de opslagtank is in de dagsituatie sprake van de aanwezigheid van 35 personen en in de nachtsituatie van 70 personen. Zie Bijlage 4EV-berekeningen Esso tankstation.
De rapportage laat ook zien dat de berekende FN-curve nog ruim onder de oriëntatiewaarde blijft.
ad c.
In het Besluit lpg-tankstations milieubeheer zijn voorschriften opgenomen voor de exploitatie van het tankstation. De exploitant heeft hieraan te voldoen. Verder is van belang dat de lpg-branche thans maatregelen voorbereidt die tot vermindering van het groepsrisico zullen leiden. Het gaat om de volgende maatregelen:
- het gebruiken van een verbeterde vulslang. Hierdoor daalt de kans op een lek of breuk en vermindert het aantal knelpunten met het plaatsgebonden risico.
- het aanbrengen van hittewerende coating op lpg-tankauto's. Deze coating geeft de brandweer bij een ongeluk meer tijd en meer mogelijkheden om een explosie (een zogenoemde warme 'BLEVE': Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) te voorkomen.
- In de onderhavige situatie is het wenselijk om de aflevering overdag te laten plaatsvinden.
ad d.
In het invloedsgebied zijn bestemmingsplannen geldend. Dit zijn gedetailleerde bestemmingsplannen, die bij recht nauwelijks tot geen ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen. De personendichtheden zijn daarmee indirect verankerd in het bestemmingsplan.
De maximale doorzet tot 1.000 m3 wordt in het onderhavige bestemmingsplan vastgelegd.
ad e.
In de milieuvergunning is de lpg-doorzet inmiddels begrensd tot 1.000 m3 per jaar. De feitelijk verkochte hoeveelheid ligt een stuk onder die hoeveelheid.
ad f.
Ruimte is schaars en de invulling van de ruimte wordt door tal van factoren bepaald. Het groepsrisico als gevolg van een lpg-tankstation is er daar één van. Het gemeentelijke beleid richt zich in beginsel op de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Onder omstandigheden kan een toename onder de oriëntatiewaarde onaanvaardbaar worden gevonden. Dat is in de onderhavige situatie niet het geval, mede gelet op alle andere factoren die de invulling op de onderhavige locatie bepalen, waaronder de stedenbouwkundige inpassing.
ad g en h.
Een belangrijk aspect betreft bestrijdbaarheid. Bestrijding van de direct optredende effecten is in het geval van een BLEVE niet realistisch, omdat een BLEVE zich te snel ontwikkelt. De inzet van de brandweer zal derhalve voornamelijk gericht zijn op het bestrijden van secundaire branden. Bronbestrijding ligt -indien mogelijk- in de regel in het blussen van het object dat de lpg-tankauto aanstraalt.
In geval van een dreigende BLEVE kan de brandweer bij tijdige aankomst trachten de lpg-tankwagen te koelen. Zijn ze niet tijdig aanwezig dan gaat de brandweer op afstand staan en wordt de inzet met name op de bescherming van de omgeving gericht. Om te koelen is bluswater nodig en de bluswatervoorziening in de directe omgeving zal daar op afgestemd moeten zijn. Tevens kan een sprinklerinstallatie voor koeling zorgen. Hierdoor wordt drukopbouw in de tank, die tot een BLEVE leidt voorkomen.
ad i.
Een belangrijk aspect in het kader van het groepsrisico dat bestaat ten gevolge van het lpg-tankstation betreffen de mogelijkheden ten aanzien van de zelfredzaamheid van de bevolking. De tijd tussen het begin van een brand en een BLEVE (een explosie van een lpg-tankwagen) varieert tussen circa 10 en 30 minuten. De beschikbare tijd voor personen om zichzelf in veiligheid te brengen is dus slechts kort. Aangezien het evacueren van de bevolking in zo'n korte tijd organisatorisch naar alle waarschijnlijkheid niet realiseerbaar is, wordt verondersteld dat het merendeel van de aanwezigen in de omgeving zichzelf in veiligheid kan brengen. Het verloop van de wegenstructuur rond het lpg-station is zodanig dat een ieder zich bij een (dreigende) explosie in veiligheid kan brengen (binnen 150 meter is het advies vluchten en schuilen en daarbuiten is het schuilen). In veiligheid brengen is vluchten en dat betekent weg van de brand.
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van dit lpg-station het groepsrisico binnen aanvaardbare grenzen zal blijven.
Overige stationaire risicobron
Aan de Moeshof is een gasdrukregel en –meetstation gevestigd. Deze valt onder de werkingssfeer van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Volgens dit besluit (artikel 3.12) moet bij de capaciteit van dit station rekening worden gehouden met een 10-6-veiligheidsafstand van 15 meter tot kwetsbare objecten (zoals woningen) en 4 meter tot beperkt kwetsbare objecten als sporthallen, winkels, bedrijven met meer dan 50 personen et cetera. Aangezien deze contour voor een deel buiten de inrichting valt wordt dat deel op de verbeelding aangegeven met de gebiedsaanduiding "veiligheidszone".
4.7.3 Buisleidingen
Op 17 september 2010 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) gepubliceerd en op 1 januari 2011 in werking getreden.
Het Besluit is gebaseerd op de artikelen 5.1, eerste lid, 5.2, eerste lid, en 5.3, eerste en tweede lid, en 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 3.37 en 4.3, eerste en tweede lid van de Wet ruimtelijke ordening. Deze AMvB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.
In het plangebied ligt één buisleiding waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Het is de gasleiding N-569-83 met een uitwendige diameter van 4,25 inch en een werkdruk van 40 bar. De PR-contour ligt op 0 meter en het groepsrisico zal niet toenemen, omdat er in de directe omgeving van deze leiding geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.
In het kader van het nieuwe Besluit is voor deze leiding een berekening uitgevoerd met behulp van het programma Carola.
Omdat het onderhavige plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt wordt uitgegaan van de bestaande situatie.
Uit deze berekeningen blijkt, dat de 10-6-contour op 0 meter ligt van de leiding en dat de FN-curve zodanig ver van de oriëntatiewaarde vandaan blijft, dat de gemeente Berkelland de ligging van de leiding acceptabel vindt. Zie Bijlage 5 EV Buisleiding.
Volgens het nieuwe Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt in het bestemmingsplan de ligging weergegeven van de aanwezige buisleidingen en ook de volgens artikel 14 lid 1 Bevb daarbijbehorende belemmeringenstrook voor onderhoud van de buisleiding. Deze belemmeringenstrook bedraagt bij 40 bar en meer 5 meter aan weerszijden van een buisleiding, gemeten uit het hart van de leiding. De gronden die binnen deze strook zijn gelegen krijgen de dubbelbestemming "Leiding – Gas”.
4.7.4 Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
In de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (2005) wordt een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen aangekondigd, dat naar verwachting in de loop van 2011 wordt voorzien van een wettelijke basis. In dat kader zijn op 4 december 2008 de ontwerpen voor de Basisnetten Water en Weg, alsmede het conceptontwerp Basisnet Spoor aan de Tweede Kamer aangeboden.
Daarna is in oktober 2009 door de Basisnet-werkgroep Weg de definitieve eindrapportage "Voorstel Basisnet Weg" gepresenteerd. Op 18 februari 2010 is het ontwerp-Basisnet Spoor naar de Tweede Kamer gestuurd en dat is inmiddels op 9 juli 2010 als definitief vastgesteld.
In deze stukken wordt ook aandacht besteed aan het begrip "Plasbrandaandachtsgebied" (PAG). Onder een PAG wordt verstaan het gebied tot 30 meter van de weg. Hierbinnen moet bij realisering van kwetsbare objecten, rekening worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Een plasbrand is verbranding van een door bijvoorbeeld lekkage ontstane plas van brandbare vloeistof. Een PAG geldt alleen voor nieuw te bouwen kwetsbare objecten. Bestaande objecten binnen de PAG hoeven niet te worden gesaneerd.
Op dit moment wordt het beleidskader nog gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RNVGS, 4 augustus 2004) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS, 1995/96). De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota. Op basis van deze beleidsstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
In en bij het plangebied vinden incidenteel vervoersbewegingen met gevaarlijke stoffen plaats. Het gaat daarbij in hoofdzaak om de bevoorrading van bedrijven in of bij het plangebied (bijvoorbeeld levering van benzine, gasflessen en bestrijdingsmiddelen). De aard en omvang van deze transporten is uiterst beperkt, zodat met inachtneming van de vuistregels uit de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen duidelijk sprake is van verwaarloosbare risico's. In het plangebied zijn naast de N315 geen (water)wegen of spoorwegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.
Hoofdstuk 5 Het Plan
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. Deze regeling, die voor bestaande functies beperkte mogelijkheden biedt is overwegend conserverend van aard. In het algemeen wordt gesteld dat het huidige gebruik van gronden en gebouwen de basis is voor dit onderdeel van het plan. Dit bestemmingsplan behoudt in belangrijke mate de ruimtelijke situatie. Daarnaast biedt dit plan voor de bestaande situatie kaders voor het behoud van een goed woon- en leefklimaat.
Naast de regeling voor het bestaande gebruik is het uitgangspunt dat voor de bedrijfsactiviteiten in relatie met de omringende woningbouw geen verslechtering ontstaat. In ieder geval geldt het "stand-still"-principe, met een voorkeur voor een vermindering van de (woon)milieubelasting.
Dit bestemmingsplan maakt voor Neede geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
5.2 Woonbebouwing
Aan iedere woning binnen het plangebied is een woonbestemming toegekend die is afgestemd op de verschijningsvorm. Te onderscheiden zijn vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengebouwde huizen. Hieraan is steeds de bestemming "Wonen" toegekend. De goothoogte en nokhoogte is voor alle woningen 6 meter, respectievelijk 10 meter. Uitzonderingen zijn op de verbeelding (plankaart) weergegeven. Voor bijgebouwen geldt dat bij iedere woning een bepaalde oppervlakte bijgebouwen is toegestaan. Dit is maximaal 100 m2.Onder bijgebouwen worden begrepen vrijstaande bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen (aangebouwde bijgebouwen).
Naast de woonfunctie is ook de uitoefening van bepaalde beroepen aan huis mogelijk. Dit zijn beroepen, die door hun aard aanvaardbaar zijn binnen het woonmilieu en waarvan wordt aangenomen dat daarvan geen negatieve invloed uitgaat. De woonfunctie moet hoofdzaak blijven. Ook de uiterlijke kenmerken van de woonsfeer van het betreffende perceel, zoals dat tot uitdrukking komt in de gevelindeling, tuinaanleg en -gebruik, moet zoveel mogelijk behouden blijven.
De delen van het woongebied die uit stedenbouwkundige overwegingen onbebouwd moeten blijven zijn tot "Tuin" bestemd. Het betreft in de meeste gevallen de voortuinen en soms ook zijtuinen
5.3 Functies
De aanwezige functies worden als zodanig geaccepteerd. In veel gevallen heeft dit geleid tot een specifieke bestemming. Zo heeft het partycentrum aan de Borculoseweg ('t Haantje) de bestemming "Horeca" gekregen. Tot de bestemming "Maatschappelijk" worden de openbare voorzieningen gerekend, zoals bijvoorbeeld de scholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijf, kerken en zorginstelling. De begraafplaats heeft de gelijknamige bestemming gekregen. De sportvelden zijn tot slot bestemd als "Sport".
5.4 Planopzet
In dit plan staan de randvoorwaarden voor grond en gebouwen. Het geeft aan welk gebruik en welke bebouwing mogelijk zijn.
Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Planregels
6.1 Algemeen
De (plan)regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is geprobeerd het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts het strikt noodzakelijke vast te leggen.
Het kan in een concrete situatie voorkomen, dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan diverse afwijkingsmogelijkheden opgenomen.
De bevoegdheid om afwijking van bepaalde normen te verlenen is gebaseerd op artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De uitvoering ervan berust bij burgemeester en wethouders. Deze flexibiliteitsbepaling maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd moet blijven.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
- 1. Inleidende regels.
- 2. Bestemmingsregels.
- 3. Algemene regels.
- 4. Overgangs- en slotregels.
In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.
In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Ook worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.
Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.
In hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht aan de orde en de slotregel.
6.2 Toelichting Op De Regels
Agrarisch
Deze bestemming is binnen het plangebied beperkt aanwezig en is zoveel mogelijk overeenkomstig de geldende plannen opgenomen. Het betreft merendeels 'snipper'gronden' met nog een agrarische gebruiksvorm.
Bedrijf
Deze bestemming komt voor op diverse adressen verspreid door het gebied. Het betreft geen zware bedrijvigheid. Binnen de bestemming wordt het mogelijk gemaakt de huidige bedrijfsactiviteiten te continueren. Nieuwe bedrijven zijn alleen mogelijk tot en met categorie 2 van de "Staat van bedrijfsactiviteiten" van de VNG. Deze lijst is als bijlage bij de planregels opgenomen. Verder zijn op enkele locaties specifieke functies mogelijk. Op de verbeelding zijn deze locaties aangegeven.
Bedrijf - Nutsvoorzieningen
De gebouwen voor de voorzieningen van algemeen nut hebben deze bestemming gekregen.
Cultuur en ontspanning - Speeltuin
De aanwezige speeltuinen zijn als zodanig bestemd.
Groen
Deze bestemming is mede bedoeld om de karakteristieke groene ruimten in het plangebied vast te leggen.
Horeca
Binnen deze bestemming vallen horecabedrijven in de categorieën 1 t/m 3 van de 'Lijst van horecabedrijven'. Deze lijst is als bijlage aan de regels toegevoegd. Genoemde categorieën zijn vrij uitwisselbaar.
Kantoor
Deze bestemming komt voor op meerdere adressen. Alleen de bestaande functies zijn als zodanig bestemd.
Maatschappelijk
Deze bestemming is bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen in het algemeen. Functiewisseling is, binnen de opgesomde functies, mogelijk binnen de bestemming.
Vanwege de functiewisseling past ook een initiatief, waarbij startende ondernemers of werknemers op één locatie op innovatieve wijze met elkaar worden verbonden. Een ontmoetingsplek met gezamenlijk gebruik van vergaderruimte, internet, reproservice en dergelijk. Het initiatief is gekoppeld aan een openbare maatschappelijke voorziening.
Maatschappelijk - Begraafplaats, Maatschappelijk - Cultuur en Ontspanning, Maatschappelijk - Onderwijs, Maatschappelijk - Religie, Maatschappelijk - Zorginstelling
Deze bestemmingen zijn bedoeld voor de nader aangegeven maatschappelijke voorzieningen. In tegenstelling tot de bestemming 'Maatschappelijk' is hier geen functiewisseling mogelijk, maar is gekozen voor een specifiek op de situatie toegespitste bestemming.
Sport
Deze bestemming komt voor op de bestaande sportterreinnen en het hierbij aansluitende gebied en biedt mogelijkheden voor het gebruik van de gronden voor de uitoefening van (buiten)sportactiviteiten, met uitzondering van gemotoriseerde sporten en sporten met dieren, en culturele activiteiten.
Sport - Sporthal
De gymzaaltjes aan de Dumasweg en Oranjelaan hebben de bestemming "Sport - Sporthal" gekregen. Van belang is dat ook hier gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren niet zijn toegestaan. Wel is ruimte geboden aan culturele activiteiten, zodat een iets breder gebruik mogelijk is.
Tuin
Deze gronden behoren bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen. Ook mogen er erkers gebouwd worden ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen'.
Verkeer
Deze bestemming betreft 50km-wegen met vooral een verbindingsfunctie. Er wordt niet voorzien in een verblijfsfunctie.
Verkeer - Verblijfsgebied
Deze bestemming geldt voor 30km-wegen en heeft betrekking op in het plangebied voorkomende dan wel daarvoor aangewezen wegen, straten en voet- en fietspaden. Deze wegen hebben ook deels een verblijfsfunctie (pleinen, markten) en zijn kleinschaliger van aard dan de wegen met de bestemming 'Verkeer'.
Water
Deze bestemming zijn vooral waterpartijen, watergangen en dergelijke. Binnen andere bestemmingen is water eveneens toegestaan, maar dan meer in ondergeschikte zin.
Wonen
Deze bestemming heeft betrekking op alle woningen, al dan niet in combinatie met vrije beroepen, die bij recht mogelijk zijn. Voorts zijn bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogelijk, als burgemeester en wethouders besluiten om hiervoor bij een omgevingsvergunning af te wijken van het plan. Bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn dus activiteiten die niet onder de vrije beroepen vallen maar waaraan toch onder voorwaarden medewerking kan worden verleend als aan de opgenomen criteria hiervoor wordt voldaan.
Wonen - Gestapeld
Gestapelde woningen zijn als zodanig bestemd. Op locaties waar sprake is van maatschappelijke voorzieningen respectievelijk van zorgwoningen, wordt dit aangegeven op de verbeelding en daarmee positief bestemd.
Leiding - Gas
Deze dubbelbestemming voorziet in de beschreming van de (hoofd)gasleiding en de bijbehorende beschermingszone. Er mag zonder nadere (veiligheids)toets niet worden gebouwd. Ook diverse werken en werkzaamheden zijn aan een omgevingsvergunning verbonden.
Leiding - Riool
De aanwezige rioolleiding is bestemd. Om schade aan de leidng te voorkomen zijn hier beperkende regels opgenomen.
Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologische Verwachting 1, Waarde - Archeologische Verwachting 2 en Waarde - Archeologische Verwachting 3
Deze dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op de beleidsnota "Archeologische monumentenzorg in de gemeente Berkelland". Wat wel of niet is toegestaan wordt in de regels aangegeven.
De bestemming W-A2 is een gebied waar archeologische waarden zijn geconstateerd. Bouwen kan zonder nader onderzoek tot 30 m2 en tot een diepte van 30 cm. Voor de toelaatbaarheid van de vergunning is een advies van de archeoloog vereist. Verder kunnen aan de vergunning voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden. Daarnaast geldt voor diverse werkzaamheden nog een vergunningplicht. Ook hiervoor geldt dat een onderzoeksrapport dan wel andere goedbevonden informatie is vereist ter beoordeling van de toelaatbaarheid. De archeoloog wordt ook hier gehoord zodat het bevoegd gezag zich een goed beeld kan vormen ten aanzien van de toelaatbaarheid van de ingreep. Ook aan deze vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.
Voor de bestemming WR-AV1 geldt dat voor het bouwen in principe een onderzoeksrapport nodig is, dan wel andere informatie omtrent de archeologische situatie ter plekke moet worden overgelegd. Dit is niet het geval bij kleine bouwwerken tot 100 m2 of de diepte van de ingreep dieper reikt dan 40 cm onder het maaiveld of wanneer op dan wel maximaal tot 2,50 m uit de fundering wordt gebouwd. Voor de toelaatbaarheid van de vergunning is een advies van de archeoloog vereist. Verder kunnen aan de vergunning voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.
Verder geldt voor diverse werkzaamheden nog een vergunningplicht. Ook hiervoor geldt dat een onderzoeksrapport dan wel andere goedbevonden informatie is vereist ter beoordeling van de toelaatbaarheid. De archeoloog wordt ook hier gehoord zodat het bevoegd gezag zich een goed beeld kan vormen ten aanzien van de toelaatbaarheid van de ingreep. Ook aan deze vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden .
Voor de bestemmingen WR-AV2 en WR-AV3 gelden iets minder strenge regels. De regels verschillen voor wat betreft de toegestane oppervlakte en diepte van de gebouwen en de diepte van de werkzaamheden waarvoor geen vergunning is vereist.
De dubbelbestemming WR-A2 komt overeen met categorie AWG 4 van de beleidsnota, WR-AV1 met AWV6, WR-AV2 met AWG 3 en AWV 7 en 8 en WR-AV3 met AWV 9 en 10.
Waarde - Industrieel Erfgoed
Deze dubbelbestemming beschermt de fabrieksschoorsteen van de voormalige textielfabriek Ter Weeme. De schoorsteen is als cultuurhistorisch element ingepast in het woongebied ''Ter Weemecomplex''.
Anti-dubbeltelbepaling
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te kunnen voorkomen. Dit kan zich met name voordoen, als een deel van een bouwperceel, dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken, opnieuw - nu ten behoeve van de berekening van het maximale bebouwingspercentage van een ander bouwperceel - wordt betrokken.
Algemene gebruiksregels
Voor de redactie van de gebruiksregels is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte, dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk, dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is.
Algemene aanduidingsregels
In verband met de aanwezigheid van een gasdrukregel- en meetstation is er sprake van een veiligheidszone. Deze zone is op de verbeelding aangegeven. Om veiligheidsredenen gelden binnen deze zone beperkingen.
Ook is sprake van een wijzigingsbevoegdheid. Deze kan worden toegepast om de gymzaal aan de Dumasweg te wijzigen in maximaal acht woningen. Hiervoor moet wel aan enkele randvoorwaarden worden voldaan.
In het plangebied is sprake van een molenbiotoop vanwege de Hollandsche Molen aan de Diepenheimseweg. Binnen de aangegeven zone gelden (hoogte)beperkingen. De regels voorzien in deze beperkingen.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is een aantal regels opgenomen, om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Dit met het voorbehoud dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden aangetast. Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de regels opgenomen, of op de kaart aangegeven maten ten aanzien van hoogten en afstanden, kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt.
Omdat één en ander zich niet beperkt tot één bestemming maar bij meerdere bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels op alle bestemmingscategorieën van toepassing.
Overgangsrecht
Voor de redactie van deze bepalingen is het Besluit ruimtelijke ordening bepalend. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Als de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat is volledige herbouw toegestaan.
Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van het rechtskracht worden daarvan, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, als de afwijking van het plan wordt vergroot.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een onderzoek worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan.
In het kader van de economische uitvoerbaarheid wordt opgemerkt dat het hier om een conserverend plan van de gemeente zelf gaat. Het is niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen. Er zijn naast procedurele kosten geen andere kosten verbonden aan de vaststelling van dit plan.
Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg
8.1 Algemeen
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening. Aangegeven is dat tussen de gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpbestemmingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (zienswijzenprocedure).
Het voorontwerpbestemmingsplan "Neede, Woongebieden 2011" heeft van 15 juni tot en met 9 augustus 2011 ter inzage gelegen. Op 22 juni 2011 is een inloopavond georganiseerd over het voorontwerpbestemmingsplan in Partycentrum 't Haantje aan de Borculoseweg 111 in Neede.
Na het voorontwerp is het bestemmingsplan met aanpassingen in ontwerp ter inzage gelegd. Tegen dit ontwerpplan kunnen gedurende zes weken zienswijzen worden ingediend. Na deze termijn beoordeelt de gemeente de zienswijzen. De gemeenteraad stelt vervolgens het bestemmingsplan (al dan niet gewijzigd) vast.
8.2 Overleg
Volgens artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening moet het bestemmingsplan worden voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Het voorontwerpbestemmingsplan is op 15 juni 2011 voorgelegd aan de volgende
instanties:
- VROM-inspectie;
- Waterschap Rijn en IJssel;
- Alliander;
- Gasunie;
- KPN Telecom;
- Vitens;
- Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland.
Naar aanleiding hiervan zijn de volgende schriftelijke reacties ontvangen:
VROM-inspectie
Het voorontwerpbestemmingsplan “Neede, Woongebieden 2011” geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding om opmerkingen te maken. Dit, gelet op de nationale belangen in de RNRB (Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid).
Waterschap Rijn en IJssel
Het waterschap heeft het voorontwerpbestemmingsplan beoordeeld. Zij schrijven dat niet de juiste bestemmingen op de verbeelding staan. Een deel van het persleidingentracé ontbreekt op de verbeelding.
Het waterschap verzoekt om deze elementen alsnog op te nemen. Nieuwe bebouwing op deze gronden mag niet mogelijk zijn. Tenzij een ontheffing en advies van het waterschap dit alsnog toestaan. Ook verzoekt het waterschap om een aanlegvergunningenstelsel om de leidingstrook te vrijwaren voor andere werkzaamheden.
Reactie gemeente
Het genoemde deel van het leidingentracé (ongeveer ter hoogte van de voormalige spoorbaan bij de Peppelendijk) ontbreekt inderdaad op de verbeelding van het voorontwerpbestemmingsplan. De persleidingen zijn nu volledig opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. In de bestemming Leiding-Riool is in de regels een vergunningstelsel beschreven voor andere werkzaamheden.
N.V. Nederlandse Gasunie
Het voorontwerpbestemmingsplan geeft de Gasunie geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG)
De VNOG kan zich vinden in de uitgangspunten en de uitvoering van berekeningen. Ook constateren zij dat er geen knelpunten zijn ten aanzien van de zelfredzaamheid van burgers en de bestrijding van incidenten.
Alliander, KPN Telecom en Vitens
Van de hierboven genoemde instanties is niet (tijdig) een schriftelijke reactie ontvangen. Wij gaan er vanuit dat zij instemmen met het aan hen verzonden voorontwerpbestemmingsplan.
8.3 Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan is ter inspraak aangeboden.
Van 15 juni tot en met 9 augustus 2011 heeft het voorontwerp ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn kon iedereen zijn of haar zienswijze geven over dit plan. Dit kon schriftelijk en mondeling.
Tegen het voorontwerpbestemmingsplan “Neede, Woongebieden 2011” zijn zes zienswijzen ingediend. Vijf schriftelijk en één mondeling.
Indiener 1
Samenvatting zienswijze
Betrokkene constateert dat een deel van de begraafplaats aan de Haaksbergseweg is bestemd als “Groen”. In dit gebied liggen ook (oude) graven. Het zou daarom eerder een bestemming “Begraafplaats” moeten hebben.
Beoordeling gemeente
Deze voormalige gemeentelijke begraafplaats was tot 1976 in gebruik. Een werkgroep is bezig om de begraafplaats zijn oude grootte terug te geven. Door de lanen te herstellen, willen de vrijwilligers van het geheel een wandelpark maken. Een bestemming “Groen” staat dit niet in de weg.
In het geldende bestemmingsplan “Dorp Neede” uit 1974 heeft het genoemde gebied de bestemming “Openbaar groen”. Wij zien echter wel het belang dat de oude begraafplaats als één geheel wordt gezien. Één bestemming voor het hele terrein heeft dan ook onze voorkeur.
Gevolgen voor het bestemmingsplan Neede, Woongebieden 2011
De bestemming van het gebied langs de Haaksbergseweg, grenzend aan de begraafplaats, wordt veranderd. In plaats van de bestemming “Groen” krijgt het de bestemming “Maatschappelijk – Begraafplaats”.
Indiener 2
Samenvatting zienswijze
Indiener schrijft dat er een procedure loopt om op het perceel, gemeente Neede, sectie G, nummer 3670 (De Koem 1), een vrijstaande woning te bouwen. Dit, in de plaats van de geldende bestemming waarbinnen 2 tot 4 woningen mogelijk zijn. De gemeente heeft indiener al laten weten hier aan mee te willen werken. Schrijver ziet graag dat deze (nieuwe) woning wordt opgenomen in dit bestemmingsplan.
Beoordeling gemeente
Voor één nieuwe woning aan De Koem in Neede is (inmiddels) een procedure gevolgd om af te wijken van het geldende bestemmingsplan. Op 25 november 2011 is de omgevingsvergunning hiervoor verleend. Hiermee is de mogelijkheid gegeven om één woning op het genoemde perceel te kunnen bouwen. De vergunning is op 19 januari 2012 onherroepelijk geworden.
De voorschriften die bij de omgevingsvergunning horen, lopen al vooruit op een aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. De verbeelding geeft een bouwvlak waarbinnen één woning gebouwd mag worden. De bijbehorende voorschriften zijn hetzelfde als de regels in het voorontwerpbestemmingsplan.
Gevolgen voor het bestemmingsplan Neede, Woongebieden 2011
Aan De Koem (1) wordt een bouwvlak getekend. Binnen dit bouwvlak kan één woning gebouwd worden. Voor het bouwvlak gelden de standaard maximale maten: 12 meter diep, goothoogte van 6 meter en bouwhoogte van 10 meter.
Indiener 3
Samenvatting zienswijze
De gemeente schrijft dat er niet veel is veranderd. Voor de indiener is het niet duidelijk wat er nu wel is veranderd. Indiener maakt zich verder zorgen of de inwoners van Neede wel voldoende zijn geïnformeerd over de consequenties van het bestemmingsplan. Voor de individuele burger is het plan erg ondoorzichtig. Graag ziet indiener dat de wijzigingen duidelijker in beeld worden gebracht.
Aanvullende reactie
Naar aanleiding van de bovengenoemde reactie is buiten de termijn nog een aanvulling ontvangen. De genoemde punten worden nogmaals benadrukt. Ook wordt een verzoek gedaan om expliciet aan te geven wat de wijzigingen en beperkingen zijn ten opzichte van de geldende bestemmingsplannen.
Beoordeling gemeente
Alle gemeenten moeten nieuwe bestemmingsplannen maken volgens de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening. Deze wet schrijft voor dat alle bestemmingsplannen moeten voldoen aan nieuwe richtlijnen. De bestemmingsplannen moeten daarvoor uiterlijk op 1 juli 2013 zijn vastgesteld. Dit is een gigantische operatie. Voor Berkelland geldt dat ongeveer 400 bestemmingsplannen worden teruggebracht naar ongeveer 40.
Alleen voor het dorp Neede gelden nu ongeveer 70 bestemmingsplannen. Dit wordt teruggebracht naar 3 grote. Het bestemmingsplan voor de woongebieden is hier de grootste van. Elk van de 70 bestemmingsplannen heeft z'n eigen voorschriften. Het is binnen de beperkte beschikbare tijd absoluut niet mogelijk om exact per perceel, aan te geven wat de verschillen zijn met de geldende plannen. Voor zover die er al zijn.
In de nieuwe bestemmingsplannen is niet veel verandert. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen of grootschalige bouwprojecten in opgenomen. Het nieuwe plan geeft vooral de bestaande situatie weer. De vorm is wel veranderd. Deze vorm is deels wettelijk voorgeschreven en deels het gevolg van een harmonisatie (in iedere kern dezelfde (bouw)mogelijkheden) binnen de gemeente Berkelland.
Als voorbeeld kan aangegeven worden, dat de breedte van de bouwstroken in de geldende bestemmingsplannen vaak 10 meter is. Soms, 12 meter. In de nieuwe plannen is dit bijna overal naar 12 meter opgetrokken. Voor de maximale goot- en bouwhoogtes golden per woningtype vaak verschillende maten. Voor het overgrote deel is dit nu gestandaardiseerd naar een maximale goothoogte van 6 meter en een bouwhoogte van 10 meter. Bovendien is in het bestemmingsplan een regel opgenomen dat bestaande afwijkingen die rechtens tot stand zijn gekomen, behouden blijven.
Wel is de latente woningbouwcapaciteit uit de plannen gehaald. Dit zijn woningbouwmogelijkheden die in de verschillende bouwstroken nog aanwezig waren. Vanwege de demografische ontwikkelingen geldt nieuw beleid en nieuwe planologische inzichten. De ontwikkelingen geven voor Berkelland aan, dat de bevolking in de nabije toekomst afneemt. De behoefte aan nieuwe woningen neemt drastisch af. Er zijn geen nieuwe woningen nodig. Vanwege deze zogenoemde “krimp” worden dan ook geen nieuwe mogelijkheden voor woningbouw meer geschapen en worden bestaande mogelijkheden geschrapt.
Gevolgen voor het bestemmingsplan Neede, Woongebieden 2011
Geen.
Indiener 4
Samenvatting zienswijze
Indiener heeft eind 2005 een bouwperceel gekocht, grenzend aan zijn eigen perceel. Door de gemeente Berkelland is toen schriftelijk bevestigd, dat er op dat perceel een woningbouwbestemming ligt. Indiener verzoekt om de bestemming voor het bouwen van een vrijstaande woning voor dit perceel niet te wijzigen.
Indiener merkt verder op dat het bouwvlak van zijn buurman doorloopt over het door hem aangekochte perceel. Hij vind dit niet correct en verzoekt om correctie.
Beoordeling gemeente
In het bestemmingsplan “Dorp Neede” uit 1974 is deze locatie bestemd als “Woningbouw EO”. Binnen deze bestemming mogen vrijstaande of dubbele woningen worden gebouwd. Van deze bouwmogelijkheid is gedurende 37 jaar nooit gebruik gemaakt. Niet door de huidige eigenaar en niet door de vorige eigena(a)r(en).
Op 27 april 2011 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in het bestemmingsplan “Overberkel Borculo 2008”. Wij conformeren ons daaraan. De Raad van State overwoog daarbij: (citaat) “In het algemeen kunnen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. Een gemeenteraad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen voor gronden vaststellen. Tot dusver heeft indiener geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een woning te bouwen en ook geen aanvraag voor een bouwvergunning ingediend. Aan het voormalig planologisch regiem kan indiener derhalve geen rechten ontlenen” (einde citaat).
Indiener, en zijn rechtmatige voorganger(s), hebben sinds 1974 geen gebruik gemaakt van de bouwmogelijkheden (passieve risicoaansprakelijkheid). Er is geen sprake van een bijzonder geval. Ook gelden inmiddels nieuwe planologische inzichten en nieuw beleid vanwege de demografische ontwikkelingen. Die ontwikkelingen geven voor Berkelland aan, dat de bevolking in de nabije toekomst afneemt. Op basis daarvan is de behoefte aan nieuwe woningen drastisch afgenomen en zijn geen extra nieuwe woningen nodig. Er is geen reden om het voorontwerpbestemmingsplan op dit aspect aan te passen
Ten aanzien van de tweede opmerking kunnen wij mee gaan met het verzoek. Het bouwvlak van de buurman brengen we terug tot aan de perceelgrens. Tevens maken we het bouwvlak van de woning van indiener een gelijke hoeveelheid breder.
Gevolgen voor het bestemmingsplan Neede, Woongebieden 2011
Het bouwvlak van Meiersweg 44 wordt verkleind tot aan de perceelgrens en het bouwvlak van Meiersweg 42 wordt ongeveer 3 meter breder gemaakt.
Indiener 5
Samenvatting zienswijze
- 1. Het metaalbedrijf aan de Borculoseweg verwacht door dit nieuwe bestemmingsplan in zijn bedrijfsvoering te worden beperkt. Dit, vanwege het woongebied dat achter het bedrijf is gepland. Het gaat dan vooral om de geluid- en milieucirkels.
- 2. Indiener geeft verder aan dat er op het perceel veel is wegbestemd. Hij wil graag weten in welke categorie zijn bedrijf is ingedeeld.
- 3. Schrijver maakt bezwaar tegen het opleggen van beperkte detailhandel. Zij hebben altijd ingekochte producten verkocht, en willen een volledige detailhandelbestemming hebben.
- 4. Er wordt verwezen naar bijlage C en D. Indiener ontvangt hier graag een kopie van.
- 5. Schrijver wil weten wat bedoeld wordt met “specifieke staat van bedrijfsactiviteiten”.
- 6. Indiener wil graag winkel en woonhuis apart bestemd hebben.
- 7. Dit bestemmingsplan ontneemt de mogelijkheid om in zware economische tijden meer nadruk op een andere bedrijfstak te leggen.
- 8. De gemeente perkt bedrijfsactiviteiten in, waardoor een waardevermindering dreigt te ontstaan bij overname.
Beoordeling gemeente
- 1. Het woongebied achter het bedrijf is het Plan Hondelink. Het bijbehorende bestemmingsplan is sinds 10 maart 2010 onherroepelijk. In dit bestemmingsplan voor de woongebieden van Neede, is niet meer gedaan dan het bestemmingsplan Hondelink integraal over te nemen. Verder is in onze reactie op de destijds ingediende zienswijze als volgt al gereageerd op het aspect van de geluid- en hindercirkels: “(..) Door Adviesburo Van der Boom is een akoestisch onderzoek gedaan. In dit onderzoek zijn drie inrichtingen in de omgeving van het plangebied op geluidsaspecten beoordeeld. Het zijn het metaalbewerkingsbedrijf, het sportpark en de school. Van alle drie deze inrichtingen wordt geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor de nieuwbouw van woningen. (...) dat het metaalbedrijf, de school en het sportpark geen belemmering vormen voor de nieuwbouw. Verder geldt ook dat het bedrijf en de school door de woningbouw niet in hun vergunde geluidrechten worden aangetast.”
- 2. De mogelijkheden voor het betreffende perceel zijn eerder verruimd dan beperkt. Voor het zuidelijke (achterste) deel van het perceel geldt (nog) het bestemmingsplan Buitengebied, herziening 1987. In dit bestemmingsplan is het terrein bestemd als agrarisch gebied. Bedrijfsmatige activiteiten zijn hierbinnen niet zondermeer mogelijk. In het nieuwe bestemmingsplan heeft het hele perceel de bestemming “Bedrijf” gekregen. Ook is een zeer ruim bouwvlak ingetekend, waarbinnen gebouwen gebouwd mogen worden. Het bouwvlak mag maximaal tot 50% worden volgebouwd. Binnen de bestemming “Bedrijf” zijn alle categorie 1 en 2 bedrijven toegestaan. Hiernaast is op dit perceel ook een metaalbewerkingsbedrijf toegestaan: het huidige aanwezige bedrijf, dat overigens in (milieu)categorie 3.2 valt.
- 3. De bestaande winkelvoorzieningen die buiten het winkelgebied (Oudestraat e.o.) liggen, worden specifiek bestemd. Deze winkels liggen perifeer, op een grote afstand van het winkelgebied en leveren geen bijdrage aan de gewenste winkelconcentratie. Met een specifieke bestemmingsregeling wordt uitgesloten dat zich op het perceel andere winkels kunnen vestigen. Ook wordt hiermee gestimuleerd dat nieuwe winkels zich vooral vestigen in het winkelgebied. Wel kunnen wij in de specifieke aanduiding van het metaalbewerkingsbedrijf opnemen dat detailhandel van aanverwante artikelen ook is toegestaan.
- 4. De genoemde bijlagen C en D zijn bijlagen bij een wettelijk besluit. Het zijn geen bijlagen die specifiek bij dit bestemmingsplan horen. Dergelijke wetgeving en bijbehorende stukken zijn ook via internet te raadplegen. Een website waar wettelijke regelingen en bijbehorende bijlagen te vinden zijn is: www.overheid.nl.
De gemeente kan ook een kopie van deze regeling maken. Hieraan zijn echter wel (leges)kosten verbonden.
De genoemde bijlagen geven niet meer aan dan activiteiten, waarvoor een m.e.r. (milieueffectrapportage) verplicht is, of een m.e.r. beoordeling moet worden gedaan. Voor het bedrijf aan de Borculoseweg speelt dit absoluut niet. - 5. De 'Staat van bedrijfsactiviteiten' is een lijst waar in staat welke bedrijven en met welke categorie zijn toegestaan binnen dit bestemmingsplan. De lijst geeft de verschillende categorie aan per bedrijfstype. De lijst is als bijlage opgenomen achter in dit bestemmingsplan.
- 6. De winkel en de woning maken onderdeel uit van de bedrijfsbestemming. De bestaande woning(en) zijn bedrijfswoning(en). De winkel is ook aan het bedrijf gerelateerd. Zie ook onder 3.
- 7. Binnen de bestemming “Bedrijf” zijn alle bedrijven in categorie 1 en 2 toegestaan. Hiernaast is een metaalbewerkingsbedrijf op genoemd perceel mogelijk. Van andere (eventuele) mogelijkheden is nu geen sprake en willen wij ook niet op vooruit lopen.
- 8. Zie onze reacties onder 2 en 7.
Gevolgen voor het bestemmingsplan Neede, Woongebieden 2011
In de regel voor de specifieke aanduiding “metaalbewerkingsbedrijf” wordt ook opgenomen dat detailhandel van aanverwante artikelen is toegestaan tot een maximale verkoopoppervlakte (v.v.o.) van 125 m².
Indiener 6
Samenvatting zienswijze
Betreft het perceel Borculoseweg 97, op de hoek met de Kronenkamp. Indiener schrijft dat er tot nu toe mogelijkheden bestonden om op “lege plekken” in het dorp woningen te bouwen. Voorbeelden zijn Rutgerinksdijk 1a, 1b, 2a en 2b. Volgens indiener is zijn perceel groot genoeg voor nog 2 woningen. Met een bijgevoegde schets is dit ook ingetekend.
Beoordeling gemeente
Vanwege de demografische ontwikkelingen geldt nieuw beleid en nieuwe planologische inzichten. De ontwikkelingen geven voor Berkelland aan, dat de bevolking in de nabije toekomst afneemt. De behoefte aan nieuwe woningen neemt drastisch af. Er zijn geen nieuwe woningen nodig. Vanwege deze zogenoemde “krimp” worden dan ook geen nieuwe mogelijkheden voor woningbouw meer geschapen.
Voor het perceel aan de Borculoseweg 97 geldt het bestemmingsplan “Dorp Neede, 5e wijziging”. In dit bestemmingsplan kan op het genoemde perceel één woning worden gebouwd: de bestaande woning. Het hele achtererf (aan de Kronenkamp) is hierin bestemd als erf. Hier kunnen (alleen) bijgebouwen ten behoeve van de woning worden gebouwd. Het bouwen van woningen op het achtererf is in het geldende bestemmingsplan niet mogelijk.
Voor de genoemde voorbeelden geldt dat hier wel sprake is van bouwmogelijkheden in de geldende bestemmingsplannen. Bovendien zijn deze woningen gebouwd, voordat de gemeente haar “krimpbeleid” had vastgesteld.
Gevolgen voor het bestemmingsplan Neede, Woongebieden 2011
Geen.
8.4 Ambtshalve Wijzigingen
Regels
De regels van het voorontwerpbestemmingsplan Neede, Woongebieden 2011 zijn tekstueel aangepast aan het meest recente gemeentelijke Handboek Ruimtelijke Plannen. Inhoudelijk is hierdoor niet zo veel veranderd. Belangrijk om hier nog wel te vermelden is, dat:
- toegevoegd is dat bedrijfswoningen niet groter mogen zijn dan 750 m³;
- een apotheek en ondergeschikte horeca zijn toegevoegd aan de bestemming 'Maatschappelijk';
- onder de functieaanduiding 'detailhandel' is alleen detailhandel mogelijk op de begane grond;
- de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' is vervangen door een recentere versie.
De molenbiotoop van de Hollandsche Molen is als vrijwaringszone in de algemene aanduidingsregels opgenomen. Een klein deel van deze zone valt binnen de grenzen van dit bestemmingsplan.
Vanwege een genomen (persoonsgebonden) gedoogbeschikking voor een autobedrijf op het adres Borculoseweg 97, is het nu noodzakelijk om dit ook in het bestemmingsplan op te nemen. Het persoonsgebonden overgangsrecht is opgenomen in artikel 37, onder 7.
De regels laten een vrij beroep aan huis toe tot maximaal 50 m². Wij zijn gewezen op een tweetal bestaande praktijken aan huis die deze oppervlakte (ruim) overschrijden. Betreffende ruimtes worden opgenomen met een functieaanduiding “praktijkruimte” ter grootte van de bestaande praktijk.. Deze functieaanduiding is opgenomen in de regels bij de bestemming “Wonen”. Zie ook onder Verbeelding.
Verbeelding
Buiten de terinzage termijn is nog een brief ontvangen. Hierin wordt gewezen op een onjuistheid op de verbeelding. De praktijkruimte (huisarts) aan de Huikert 17 is groter dan de rechtsgeldige oppervlakte (maximaal 50 m²) binnen de bestemming “Wonen” voor vrije beroepen. De praktijkruimte is met een geldende bouwvergunning gebouwd. Het bestemmingsplan wordt aangepast met een functieaanduiding voor de praktijkruimte.
Hetzelfde geldt ook voor de Borculoseweg 40. Hier is een bestaande notarispraktijk. Ook hier wordt de functieaanduiding “praktijkruimte” op de verbeelding opgenomen.
Aan de Patrijsstraat (nummer 51 t/m 73) zijn de bestemmingen “Tuin” en “Wonen” omgewisseld ten opzichte van het geldende bestemmingsplan “De Hofmaat”. In het ontwerpplan is dit weer hersteld.
Het voorontwerpbestemmingsplan gaf aan de Stationsweg 29 de bestemming “Bedrijf”. In het geldende bestemmingsplan is dit (nog) een bestemming “Woningbouw”. Om recht te doen aan de bestaande situatie wordt aan het oostelijke deel van het perceel (daar waar de woning staat) een bestemming “Wonen” gegeven.
De molenbiotoop van de Hollandsche Molen op de Needse Berg overlapt een klein deel de grenzen van dit bestemmingsplan. Op de verbeelding is deze biotoop nu ook ingetekend.
In het onderdeel Regels is een persoonsgebonden overgangsrecht genoemd. De aanduiding die hier bij hoort is ter plaatse van de Borculoseweg 97 op de verbeelding opgenomen.
Enkele groenstroken van de gemeente zijn in eigendom overgegaan naar particulieren. Nog niet overal was dit op een goede manier verwerkt op de verbeelding. Deze aanpassing is nu alsnog gedaan. Dit geldt dan voor Höfteweg 21, 29 en 31 en Hengeler 50, 52, 54, 56, 58 en 60.
Toelichting
De toelichting is geactualiseerd en tekstueel verbeterd. Het betreft vooral het aanpassen van kleine verschrijvingen en verbeteringen.
Paragraaf 4.4 is uitgebreid met een geschreven tekst over de cultuurhistorie van Neede. Er is verder een paragraaf (4.5) toegevoegd waarin de molenbiotoop nader wordt beschreven en uitgelegd. Tenslotte is vooral hoofdstuk 8 uitgebreid, doordat de inspraak en het vooroverleg hierin is verwerkt. Ook de ambtshalve wijzigingen ten opzichte van het voorontwerp worden hierin kort genoemd.
juni 2012.