Ruurlo, Willibrordusschool en sportvelden 2012
Bestemmingsplan - gemeente Berkelland
Onherroepelijk op 22-08-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Ruurlo, Willibrordusschool en sportvelden 2012van de gemeente Berkelland;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1859.BPRLO20090009-1000, met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 verbeelding:
- a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Ruurlo, Willibrordusschool en sportvelden 2012 bestaande uit de kaart met tekeningnummer NL.IMRO.1859.BPRLO20090009-1000;
- b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Ruurlo, Willibrordusschool en sportvelden 2012;
1.4 aan- of uitbouw:
een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw dat in ruimtelijk en/of architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aanduidingsvlak:
een geometrisch vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;
1.8 afwijking van de bouwregels en/of de gebruiksregels:
een afwijking zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
1.9 andere werken:
een werk, geen gebouw zijnde, of een werkzaamheid;
1.10 archeologisch deskundige:
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders van Berkelland aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.11 archeologisch onderzoek:
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.12 archeologische verwachting:
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.13 archeologische waarde:
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.15 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de maximaal bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak of het bestemmingsvlak aangeeft;
1.16 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen;
1.17 bedrijfsgebouw:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebruikt worden voor het uitoefenen van een bedrijf;
1.18 bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.):
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een bedrijfsmatige activiteit aan huis, inclusief opslag en administratieruimten;
1.19 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.20 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.21 bestaand:
- a. bij gebruik: het gebruik zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij bouwwerken: de legaal aanwezige bebouwing die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of wordt gebouwd;
1.22 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.23 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.24 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in ruimtelijk en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.28 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.29 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.30 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.31 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.32 bouwwerk, geen gebouw zijnde:
alle overige bouwwerken die geen gebouw zijn;
1.33 buitenschoolse opvang:
opvang, verzorgd door een kindercentrum voor kinderen in de leeftijd dat zij naar het basisonderwijs kunnen gaan, waarbij opvang wordt geboden voor of na de dagelijkse schooltijd, evenals gedurende vrije dagen of middagen en in de schoolvakanties;
1.34 coffeeshop:
een horecabedrijf, dat tot doel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinogene stoffen als bedoeld in bijlage II van de Opiumwet;
1.35 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.36 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder volumineuze (grootschalige) detailhandel, tuincentrum en supermarkt;
1.37 doeleinden van openbaar nut:
nutsvoorzieningen zoals stroom-, gas, water- en/of telecommunicatievoorzieningen;
1.38 educatieve voorzieningen:
voorzieningen gericht op doeleinden van onderwijs;
1.39 eerste bouwlaag:
een bouwlaag op de begane grond, boven peil;
1.40 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.41 gebruiken:
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.42 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel in ruimtelijk en architectonisch opzicht, of gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.43 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of ter plaatse zaalruimten worden verhuurd en beschikbaar gesteld. Tot een horecabedrijf worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgingsdiensten gerekend;
1.44 kinderopvang:
dagopvang, verzorgd door een kindercentrum voor kinderen tot de leeftijd waarop zij basisonderwijs volgen;
1.45 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.46 maaiveld:
het oppervlak (of de gemiddelde hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.47 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
1.48 nadere eis:
een nadere eis zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.49 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving van de bestemming;
1.50 omgevingsvergunning
een vergunning zoals bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.51 ondergeschikte horeca:
een horecavoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan horeca, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/functie voor de consumptie van dranken en etenswaren, in oppervlakte maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.) met een maximum van 100 m² (b.v.o.) en/of maximaal 20% van de totale omzet;
1.52 ondergeschikte detailhandel:
een detailhandelsvoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan detailhandel, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/functie, in oppervlakte maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.) met een maximum van 100 m² (b.v.o.) en/of maximaal 20% van de totale omzet;
1.53 overkapping:
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met niet meer dan één wand is uitgevoerd;
1.54 parkeervoorziening:
voorzieningen voor het parkeren, zoals parkeerplaatsen en in- en uitritten;
1.55 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.56 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico en/of een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.57 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.58 speelvoorzieningen:
attributen voor sport en spel, vooral op en rond kinderspeelplaatsen en trapveldjes;
1.59 sportkantine:
een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;
1.60 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, als een gebouw met meer dan één zijde naar de weg is gekeerd, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(s);
1.61 watergang:
een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
1.62 waterhuishoudkundige voorziening:
voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit;
1.63 wijzigingsbevoegdheid:
de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om het bestemmingsplan te wijzigen zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens:
Vanaf de buitenwerkse gevelvlakken - dan wel, als sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 meter, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 meter, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek - neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.
2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.3 De breedte van een gebouw:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
2.1.4 De dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.1.5 De goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.1.6 De goothoogte van een windturbine of een windmolen:
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van een windturbine of windmolen.
2.1.7 De inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.1.8 De oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en aan- of uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;
- b. overstekende daken;
- c. luifels als geïntegreerd onderdeel van een gebouw of een uitbouw;
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 meter ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot en/of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. kleinschalig gebruik voor agrarische doeleinden;
met daarbij behorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- e. verblijfsgebied;
- f. paden en verhardingen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. water;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. doeleinden van openbaar nut.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 4 Maatschappelijk - Onderwijs
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen voor zover het betreft educatieve voorzieningen, kinderopvang en buitenschoolse opvang;
- b. speelvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. fietsenstallingen;
- k. speelvoorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- n. doeleinden van openbaar nut.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.3 Nadere eisen
Artikel 5 Sport
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van sportactiviteiten, met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren;
- b. culturele activiteiten;
- c. buitenschoolse opvang;
met daarbij behorende:
- d. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- g. wegen;
- h. paden;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. speelvoorzieningen;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. doeleinden van openbaar nut;
en met dien verstande dat ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca is toegestaan.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
5.3 Nadere eisen
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten, pleinen en voet- en fietspaden;
- b. markten;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. picknickplaatsen;
met daarbij behorende:
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- g. fietsenstallingen;
- h. ondergrondse afvalvoorzieningen;
- i. bermen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. speelvoorzieningen;
- l. water;
- m. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- n. doeleinden van openbaar nut.
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 7 Waarde - Archeologische Verwachting 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Waarde - Archeologische Verwachting 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Bestaande afstanden en maten
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Strijdig gebruik
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 Wro-zone - wijzigingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied' zijn Burgemeester en wethouders bevoegd ten behoeve van de bestemmingen 'Maatschappelijk - Onderwijs' en/of 'Sport' deze te wijzigen in een bestemming die maatschappelijke voorzieningen mogelijk maakt, met dien verstande dat:
- a. het bebouwingspercentage van het bouwvlak maximaal 55% bedraagt;
- b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10 meter;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie (in de omgeving);
- 3. de milieusituatie;
- 4. de parkeersituatie;
- 5. de verkeersveiligheid;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 7. de sociale veiligheid;
- 8. de externe veiligheid.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 Afwijkingsbevoegdheid
13.2 Afwegingskader
Een in artikel 13.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie (in de omgeving);
- c. de parkeersituatie;
- d. de milieusituatie;
- e. de verkeersveiligheid;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- g. de sociale veiligheid;
- h. de externe veiligheid.
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
14.1 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 15 Algemene Procedureregels
15.1 Nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. het voornemen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking meldt de mogelijkheid voor belanghebbenden om schriftelijk en/of mondeling hun zienswijze over het voornemen bij burgemeester en wethouders kenbaar te maken gedurende de onder a genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
15.2 Wijzigingen
Burgemeester en wethouders geven in geval van wijziging van het bestemmingsplan toepassing aan de procedureregels van artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
16.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 17 Slotregel
Deze planregels worden aangehaald als:
Regels bestemmingsplan Ruurlo, Willibrordusschool en sportvelden 2012, gemeente Berkelland
Het bestemmingsplan Ruurlo, Willibrordusschool en sportvelden 2012 heeft van 28 maart 2012 tot en met 8 mei 2012 ter inzage gelegen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Berkelland, gehouden op 26 juni 2012.
De voorzitter,
………………
De griffier,
………………
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Dit bestemmingsplan is opgesteld om een herontwikkeling van sportpark 't Rikkelder in Ruurlo mogelijk te maken. Een eerste aanleiding voor deze herontwikkeling is de verplaatsing van de Katholieke Basisschool St. Willibrordus. Deze basisschool is nu gevestigd aan de Stationsstraat in Ruurlo. De huidige locatie biedt geen uitbreidingsmogelijkheden. Verder is het schoolgebouw verouderd en voldoet het niet meer aan de eisen van deze tijd. Er is een concrete vraag naar een nieuw schoolgebouw. Vanuit deze vraag is gezocht naar een geschikte locatie om een basisschool te vestigen.
In deze zoektocht is sportpark 't Rikkelder in beeld gekomen als locatie om de basisschool te vestigen. Op dit moment bevinden zich op het sportpark 't Rikkelder in Ruurlo de voetbalvelden en voorzieningen van voetbalvereniging Ruurlo. In de nabije omgeving komen verschillende sociaal-maatschappelijke functies voor zoals een sporthal en een kulturhus. Bovendien ligt het sportpark op een gunstige locatie, centraal in Ruurlo en dichtbij woonwijken met veel schoolgaande kinderen. Tegelijkertijd biedt een herontwikkeling van het sportpark de voetbalvereniging de kans om te vernieuwen. Een tweede aanleiding voor deze herontwikkeling is dan ook de modernisering van de voorzieningen van de voetbalvereniging.
Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om een schoolgebouw te bouwen langs de Nieuwe Weg. Hierin wordt de Katholieke Basisschool St. Willibrordus gevestigd. De mogelijkheid bestaat dat in dit schoolgebouw nog een tweede basisschool wordt gerealiseerd. Voor V.V. Ruurlo wordt het mogelijk de velden opnieuw in te richten, een nieuw kunstgrasveld aan te leggen en de voorzieningen te optimaliseren. Het is dan ook toegestaan om de nieuwe parkeervoorzieningen aan te leggen. Tot slot is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee op langere termijn de sportbestemming op de hoek Nieuwe Weg - Enkeerdlaan gewijzigd kan worden om een maatschappelijke bestemming toe te staan. Een volledige omschrijving van het plan staat in hoofdstuk 3.
Afbeelding 1:Ontwerpvoorstel herontwikkeling plangebied
1.2 Plangebied
Het plangebied bestaat uit sportpark 't Rikkelder. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer zes hectare. Het ligt in de kern van Ruurlo, ten oosten van het centrum. Aan de oostzijde grenst het gebied aan de Nieuwe Weg. Aan de overzijde van de Nieuwe Weg bevinden zich vrij nieuwe woningen. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de Enkeerdlaan, aan de zuidzijde door de Fürstenauerstraat. Ten oosten van het plangebied ligt de woonwijk 'Leusinkbrink'.
Uit historische kaarten blijkt dat de locatie al van voor 1900 bestaat uit grasland. Het sportcomplex is midden jaren '70 van de vorige eeuw aangelegd. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit voetbalvelden, oefenhoeken, kleedkamers een kantine, fietsenstalling en groenstroken.
Het plangebied ligt kadastraal in Ruurlo, sectie T op de percelen 704, 706, 1076, 1077, sectie K op de percelen 2716, 2718 en 2981. Op afbeelding 2 is een luchtfoto met het plangebied te zien.
Afbeelding 2: Luchtfoto plangebied (bron: Bing Maps)
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Binnen de grenzen van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Leusinkbrink/Oostelijke Verbindingsweg'. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad van Ruurlo op 24 september 1998 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 9 februari 1999. De gronden hebben hierin de bestemming 'sportvoorziening'. De gronden zijn daarmee bestemd voor sportieve recreatie in de open lucht. Het bebouwen en gebruiken van deze gronden voor scholen is in strijd met de geldende bestemming. Om de herontwikkeling van het sportpark mogelijk te maken moet het bestemmingsplan worden herzien.
Afbeelding 3: Plankaart geldend bestemmingsplan Leusinkbrink/Oostelijke Verbindingsweg
1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken
Voor de totstandkoming van het plan Ruurlo, Willibrordusschool en sportvelden 2012 zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd, waarvan de resultaten op hoofdlijnen in dit bestemmingsplan zijn verwoord.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Algemeen
De herontwikkeling van sportpark 't Rikkelder start met de herinrichting van de velden van voetbalvereniging Ruurlo. Hierdoor ontstaat er ruimte langs de Nieuwe Weg om een schoolgebouw te bouwen voor de Katholieke Basisschool St. Willibrordusschool (hierna Willibrordusschool). Het wordt mogelijk gemaakt om dit schoolgebouw later uit te breiden. Voor de langere termijn is bovendien een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om op de hoek Enkeerdlaan – Nieuwe Weg een tweede gebouw voor maatschappelijke voorzieningen te bouwen. Tot slot wordt ten behoeve van zowel de voetbalvereniging als de gebruikers van de school een nieuwe parkeerplaats gerealiseerd. In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de stedenbouwkundige randvoorwaarden. Vervolgens wordt ingegaan op de plannen voor het nieuwe schoolgebouw, de voetbalvoorzieningen, de parkeerplaats en de wijzigingsbevoegdheid.
2.2 Stedenbouwkundige Randvoorwaarden
2.2.1 Oriëntatie van het plangebied
Voor dit bestemmingsplan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, zie bijlage 1. Op afbeelding 4 is de ligging van het plangebied binnen de bebouwde kom weergegeven. In de huidige situatie vormt het sportpark een op zichzelf staand complex. Het is een centrale open groene ruimte in een stedelijk geheel. Het plangebied is grotendeels door bebouwing ingesloten. De noordzijde van het plangebied grenst nog aan het buitengebied. Aan de westzijde worden de voetbalvelden door middel van de Nieuwe weg van de aanliggende bebouwing gescheiden. Ter hoogte van de sportvelden grenzen aan de Nieuwe Weg drie bebouwingclusters. Deze clusters hebben maar een beperkte oriëntatie en relatie met de Nieuwe weg. Vooral het cluster met woningen direct tegenover de bouwlocatie is in zichzelf gekeerd.
Afbeelding 4: Ligging plangebied Afbeelding 5: Oriëntatie sportvelden
De kantine en kleedkamers van de voetbalvereniging Ruurlo zijn op de velden georiënteerd en vormen aan de zuidzijde de begrenzing van het plangebied. De sportvelden worden zowel aan de westzijde als aan de oostzijde grotendeels door bomen en struiken afgescheiden van de omgeving. Door de afschermende beplantingen hebben de sportvelden geen relatie met de omliggende bebouwing. Er is wel een open zicht vanaf de velden richting het buitengebied (Enkeerdlaan) en andersom is er zicht op de open ruimte van de sportvelden (zie afbeelding 5). Door de bijzondere locatie van de nieuwe scholen, zo direct naast de eigen wereld van de voetbalvelden, is een zorgvuldige stedenbouwkundige inpassing van belang.
2.2.2 Stedenbouwkundige uitgangspunten
In eerste instantie wordt langs de Nieuwe Weg een schoolgebouw gebouwd voor de Willibrordusschool. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk hetzelfde schoolgebouw later uit te breiden, zodat hier een tweede basisschool in kan worden gevestigd. Het nieuwe schoolgebouw dient zich te oriënteren op de Nieuwe Weg. De nieuwe bebouwing moet aansluiting zoeken bij de bestaande bebouwing en geen relatie zoeken met de onbebouwde voetbalvelden. Tegenover de bouwlocatie voor de scholen ligt een bebouwingscluster met woningen. Dit cluster is opgedeeld in drie bebouwingsgroepen en twee groene open ruimtes (wadi's). Vanuit de groene open ruimtes is er zicht op de bouwlocatie. Het is wenselijk om deze lijnen door te laten lopen. Zo ontstaat een verbinding tussen de open ruimtes aan beide zijden van de Nieuwe weg. En wordt de relatie tussen de bebouwing aan beide zijden van de Nieuwe weg ook versterkt. Om aan te sluiten bij de kleinschaligheid van de tegenoverliggende woningen, mogen de schoolgebouwen maximaal twee bouwlagen met kap worden. Door het grotere volume van een schoolgebouw ten opzichte van woningen, moet er terughoudend worden omgegaan met kleurgebruik aan de buitenzijde. De scholen moeten een ingetogen karakter hebben. Door de scholen bij voorkeur van een beplant dak te voorzien, is de overgang van de voetbalvelden naar de schoolgebouwen geleidelijk. De openheid van de sportvelden wordt door een afscheiding met groen, van de omliggende bebouwing afgescheiden. Dat is een heldere structuur, want de sportvelden zijn een wereld op zich. Dit karakter moet in de nieuwe situatie behouden blijven. Het bovenstaande leidt tot de volgende stedenbouwkundige randvoorwaarden:
- het schoolgebouw dient zich te oriënteren op de Nieuwe weg;
- het schoolgebouw en de buitenruimte moeten een eigen wereld voor de school vormen / een eigen identiteit hebben;
- een duidelijke erfafscheiding richting de voetbalvelden moet in het ontwerp worden meegenomen;
- er moet een relatie worden gezocht met de groene open ruimte van het bebouwingscluster aan de andere zijde van de Nieuwe weg;
- om aan te sluiten bij de kleinschaligheid van de tegenoverliggende woningen wordt het schoolgebouw in verschillende bouwvolumes opgedeeld;
- de bouwvolumes hebben verschillende goot- en bouwhoogten met hellende daken (afbeelding 6);
- de daken bij voorkeur beplant om de overgang tussen de open groene ruimte van de sportvelden en de nieuwbouw te verzachten;
- de laagbouw aan de zijde van de velden is maximaal één bouwlaag met kap;
- de bebouwing aan de zijde van de Nieuwe weg is hoger, maar maximaal twee bouwlagen met kap;
- de school is gebouwd van hoogwaardige en duurzame materialen;
- het kleurgebruik aan de buitenzijde is terughoudend.
Afbeelding 6: Dwarsprofiel nieuwbouw eerste twee scholen
Via een wijzigingsbevoegdheid wordt de mogelijkheid opgenomen om op de hoek Enkeerdlaan – Nieuwe Weg een gebouw voor maatschappelijke voorzieningen te bouwen. Als van deze wijziging gebruik wordt gemaakt, dan dient dit gebouw zowel op de Nieuwe Weg als de Enkeerdlaan te zijn georiënteerd. Ook deze locatie ligt tegenover een bebouwingscluster met woningen en een open groene ruimte (wadi). De nieuwe bouwlocatie moet een relatie hebben met de groene open ruimte aan de overzijde en de aanwezige bebouwing. Het gebouw moet daarom tegenover de bestaande bebouwing worden gepositioneerd in de hoek bij de Enkeerdlaan. Hierdoor kan het onbebouwde deel van de nieuwe bouwlocatie een relatie krijgen met de bestaande open groene ruimte. Vanaf de Enkeerdlaan moet het uitzicht op de open ruimte van de sportvelden zoveel mogelijk behouden blijven. Het gebouw mag niet identiek zijn aan het eerste schoolgebouw, maar moet hier wel samenhang mee vertonen. Voor de relatie met de voetbalvelden geldt hier hetzelfde als bij het eerste schoolgebouw. De voetbalvelden moeten hun eigen identiteit behouden. Ook dit gebouw heeft bij voorkeur een beplant dak, wat de overgang naar de voetbalvelden verzacht. Het bovenstaande leidt tot de volgende stedenbouwkundige randvoorwaarden:
- het gebouw dient zich te oriënteren op de Nieuwe weg en de Enkeerdlaan;
- vanuit het noorden gezien moet het zicht op de open ruimte van de sportvelden behouden blijven;
- er moet een relatie worden gezocht met de groene open ruimte van het bebouwingscluster aan de andere zijde van de Nieuwe weg;
- het gebouw is niet identiek aan het eerste schoolgebouw, maar vertoont wel samenhang;
- het gebouw en de buitenruimte moeten een eigen wereld vormen / een eigen identiteit hebben;
- een duidelijke erfafscheiding richting de voetbalvelden moet in het ontwerp worden meegenomen;
- om aan te sluiten bij de kleinschaligheid van de tegenoverliggende woningen wordt het gebouw in verschillende bouwvolumes opgedeeld;
- de bouwvolumes hebben verschillende goot- en bouwhoogten met hellende daken;
- de daken bij voorkeur beplant om de overgang tussen de open groene ruimte van de sportvelden en de nieuwbouw te verzachten;
- de bebouwing is maximaal twee bouwlagen met kap;
- het gebouw is gebouwd van hoogwaardige en duurzame materialen;
- het kleurgebruik aan de buitenzijde is terughoudend.
2.3 Het Schoolgebouw
De aanleiding voor de herontwikkeling van sportpark 't Rikkelder is de bouw van een nieuw schoolgebouw voor de Willibrordusschool. Het schoolgebouw komt langs de Nieuwe Weg te staan. Tussen de Fürstenauerstraat en het schoolgebouw wordt een parkeerplaats aangelegd.
Naar aanleiding van de bovenstaande stedenbouwkundige uitgangspunten zijn door Jorissen Simonetti Architecten al de eerste schetsen voor de Willibrordusschool gemaakt. De voorzijde van het schoolgebouw, gericht op de Nieuwe Weg, bestaat uit twee bouwlagen. De kap loopt schuin af tot één bouwlaag aan de achterzijde, waar de voetbalvelden liggen. Zie afbeelding 7 voor de voorlopige achtergevel en de situatieschets van de toekomstige Willibrordusschool.
Afbeelding 7:Ontwerpvoorstel Willibrordusschool (zuidelijkst gelegen school), fase 1
Met het oog op de toekomst wordt rekening gehouden met de vestiging van een tweede basisschool in hetzelfde schoolgebouw. Het schoolgebouw kan daarvoor worden uitgebreid zodat er twee basisscholen in passen. Het bestemmingsplan laat een schoolgebouw toe dat 55% van de oppervlakte van het bouwvlak beslaat. Het schoolgebouw wordt maximaal 10 meter hoog. Binnen de bestemming voor het schoolgebouw zijn eveneens kinderopvang en buitenschoolse opvang toegestaan. Zie afbeelding 8 voor de schets van een schoolgebouw dat ruimte biedt aan twee basisscholen.
Afbeelding 8:Ontwerpvoorstel Willibrordusschool en mogelijk tweede school, fase 1 en fase 2
2.4 Sportvoorzieningen
De VV Ruurlo is een bloeiende sportvereniging met een accommodatie te Ruurlo. In de huidige situatie zijn in het plangebied vier voetbalvelden van natuurgras, twee oefenhoeken, kleedkamers en een kantine gelegen.
De voetbalvereniging wil met de tijd mee en wil haar velden herschikken. Het hoofdveld (veld 1) wordt hierbij gehandhaafd op de huidige locatie. Dit veld, of veld 2, zal een wijziging van natuurgras naar kunstgras ondergaan en kan daardoor intensiever gebruikt worden. Ook de ligging van het veld aan de Leusinkbrink (veld 4) blijft ongewijzigd. De twee velden die nu met de lange zijde parallel liggen aan het hoofdveld worden beide een kwartslag gedraaid (velden 2 en 3). Het hoofdveld en het meest noordelijk gelegen veld zullen verlicht worden volgens de geldende eisen en normen.
Voor de oefenterreinen geldt dat het kleine terrein aan de Leusinkbrink behouden blijft (trainingsveld 1). Deze is verlicht in de huidige situatie en zal verlicht blijven. Het oefenterrein in de hoek Nieuwe Weg/ Enkeerdlaan (trainingsveld 2) blijft voorlopig beschikbaar voor trainingen, maar zal wel worden gehalveerd in oppervlakte. Omdat voor dit gebied via dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, kan dat mogelijk veranderen in de toekomst.
Er bestaan plannen voor het oprichten van een zogenaamde pannakooi. De meest geschikte locatie hiervoor is in de nabijheid van de keerlus van het grote parkeerterrein.
Het opwaarderen van de accommodaties wordt ook mogelijk gemaakt voor de kantine. Het wordt middels onderhavig plan mogelijk om de kantine uit te breiden.
Afbeelding 9: Oude en nieuwe situatie voetbalvereniging Ruurlo
2.5 Parkeerplaats
Een onderdeel van de herontwikkeling is de aanleg van een parkeerterrein van 75 parkeerplaatsen. Dit parkeerterrein is te bereiken via de Fürstenauerstraat. De parkeerplaatsen kunnen worden gebruikt door de verschillende functies in het plangebied. Verwacht wordt dat het gebruik door de voetbalvereniging en de school niet tegelijkertijd zal plaatsvinden. Zowel bezoekers van de sportvelden als schoolgaande kinderen kunnen worden gehaald en gebracht via dit parkeerterrein. Ten noorden van de scholen komt een in- en uitstapplek voor schoolgaande kinderen die via de route Enkeerdlaan, Nieuwe Weg worden gebracht. Voor fietsers en voetgangers wordt de school uitstekend bereikbaar via het vrij liggende fietspad langs de Nieuwe Weg. Door de bereikbaarheid, ruimte voor halen en brengen en een goede parkeergelegenheid ontstaat een veilige situatie.
2.6 Wijzigingsbevoegdheid
In het bestemmingsplan wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de bestemmingen 'Maatschappelijk - Onderwijs' en 'Sport'. Deze bestemmingen kunnen dan worden gewijzigd in een bredere bestemming waarbinnen meer maatschappelijke voorzieningen passen. Deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om via een wijziging in het verlengde van het schoolgebouw nog een schoolgebouw of een gebouw voor andere maatschappelijke functies te kunnen realiseren. De specifieke locaties waar het om gaat binnen de bestemming 'Sport' en 'Maatschappelijk - Onderwijs' staat op de verbeelding aangegeven met de aanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied' .
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nota Ruimte en Ruimtelijke Hoofdstructuur
De Nota Ruimte is een strategische nota op hoofdlijnen, waarin het nationaal ruimtelijk beleid is ondergebracht. In de nota wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020 met een doorkijk tot 2030. In de Nota Ruimte wordt duidelijk welke ruimtelijke waarden overal tenminste gegarandeerd worden: de 'basiskwaliteit' en voor welke ruimtelijke structuren het rijk een grotere verantwoordelijkheid heeft: de nationale 'Ruimtelijke Hoofdstructuur'. In het rijksbeleid is aangegeven dat het de verantwoordelijkheid van provincies en (samenwerkende) gemeenten is om het beleid met betrekking tot steden, dorpen en bereikbaarheid integraal en concreet gestalte te geven.
In de Nota Ruimte geeft het rijk voor de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur en de basiskwaliteit aan welke de daarbij te betrekken kwaliteiten zijn. Op nationaal niveau zorgt het kabinet hiermee voor een goede ruimtelijke kwaliteit. Decentrale overheden zorgen daarvoor op hun schaalniveau.
De nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur omvat gebieden en netwerken, die voor de ruimtelijke structuur en het functioneren van Nederland van grote betekenis zijn. Op het gebied van economie, infrastructuur en verstedelijking gaat het met name om de economische kerngebieden, mainports, brainports en greenports, nieuwe sleutelprojecten, hoofdverbindingsassen en de nationale stedelijke netwerken. Met betrekking tot water, natuur en landschap bestaat de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur uit de grote rivieren, het IJsselmeergebied, de Kust, Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en natuurbeschermingsgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur en robuuste ecologische verbindingen, werelderfgoedgebieden en nationale landschappen.
Hoewel de Ruimtelijke Hoofdstructuur kaders schetst voor met name grote ontwikkelingen, heeft het beleid wel degelijk aandacht voor kleinschaliger plannen. Het kabinet streeft buiten de Ruimtelijke Hoofdstructuur naar basiskwaliteit en bereikbaarheid voor steden en dorpen. In steden en dorpen wordt het draagvlak voor goede voorzieningen ondersteund.
3.1.2 Conclusie Rijksbeleid
Het Rijk legt de verantwoordelijkheid van ruimtelijke ontwikkelingen via de Nota Ruimte in de handen van provincies en (samenwerkende) gemeenten. Zij zijn bevoegd gezag voor ontwikkelingen en het opstellen van nieuwe plannen. Het plangebied voor de ontwikkelingen van de scholen en sportvelden ligt niet in de Ruimtelijke Hoofdstructuur. Het rijksbeleid bevat daarom geen specifieke kaders voor de ontwikkeling zoals beschreven in dit plan. Daarmee staat het Rijksbeleid de herontwikkeling van Sportpark 't Rikkelder en de scholen niet in de weg.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Streekplan Gelderland 2005 (Structuurvisie Gelderland sinds 1 juli 2008)
Op de beleidskaart ruimtelijke structuur van het streekplan Gelderland 2005 is het plangebied aangewezen als 'Multifunctioneel Platteland '. In deze gebieden wordt meervoudig ruimtegebruik in dorpen, steden en landelijk gebied toegestaan. Wat opvalt is dat het gehele plangebied als een groene wig Ruurlo insteekt en aan oost-, zuid- en westzijde volledig omsloten is door stedelijk gebied. Binnen de gebieden die zijn aangewezen als multifunctioneel platteland is geen expliciete provinciale sturing georganiseerd. Er wordt juist planologische beleidsvrijheid voor gemeenten gecreëerd. De provincie wil voorzien in voldoende ruimtelijke reservering voor de behoefte aan stedelijke functies, zoals wonen, werken, winkels, sportvelden en - accommodaties, sociaal-culturele voorzieningen, scholen, kerken en dergelijke. In algemene zin geldt dat bij de uitbreiding of herstructurering/ transformatie van stedelijk gebied gekeken moet worden naar de consequenties voor de sociale en culturele kwaliteit van de leefomgeving.
De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen. Voorkomen moet worden dat de sociaal-culturele kwaliteit van de leefomgeving onder een bepaald minimum zakt. Met vormen van bundeling kan dit worden voorkomen. Sprekende voorbeelden hiervan zijn scholen en sportaccommodaties.
Afbeelding 10: Globale ligging plangebied (rode cirkel) in Multifunctioneel Platteland in uitsnede beleidskaart ruimtelijke structuur, provincie Gelderland
Dit plan tot herontwikkeling van sportpark 't Rikkelder te Ruurlo is een plan dat in deze behoefte voorziet. Binnen het sportpark ontstaat door een herinrichting van de velden ruimte voor de bouw van een schoolgebouw en de aanleg van parkeerplaatsen. Binnen het schoolgebouw worden ook kinderopvang en buitenschoolse opvang mogelijk gemaakt. Het plangebied grenst al aan een sporthal en een kulthurhus. De herontwikkeling draagt daarmee, conform het provinciale beleid, bij aan een verdere bundeling van sociaal-culturele functies op een centrale plaats in Ruurlo. Tegelijkertijd kan de voetbalvereniging haar voorzieningen moderniseren, waardoor de voetbalvereniging in de toekomst vooruit kan. Door de bundeling van deze functies, kunnen deze elkaar ook versterken. De nieuwe parkeerplaatsen worden door zowel gebruikers van de voetbalvelden als van de school gebruikt. Een ander voorbeeld is het gebruik van sportvoorzieningen door schoolgaande kinderen.
Bij de stedenbouwkundige invulling van het plangebied is ervoor gekozen het nieuwe schoolgebouw en de parkeerplaatsen langs de Nieuwe Weg aan de rand van het sportpark plaats te situeren. De bestaande groenstrook wordt daarbij zoveel mogelijk in stand gehouden. Door zorgvuldige maatvoering en materiaalgebruik bij de nieuwe bebouwing wordt geprobeerd de voetbalvelden een eigen 'groene' identiteit te laten behouden. Hierdoor kan sportpark 't Rikkelder naar de toekomst toe als groene wig in Ruurlo blijven functioneren.
3.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland
Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten.
De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen. De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie.
De Gelderse ruimtelijke structuurvisie hanteert als uitgangspunt dat nieuwe verstedelijking bij voorkeur plaatsvindt binnen het bestaand bebouwd gebied. Volgens de regels van de Ruimtelijke Verordening wordt de ontwikkeling van een nieuw schoolgebouw dus niet direct toegestaan binnen de verordening. Wanneer echter kan worden aangetoond dat de plannen bijdragen aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, kan hier van af geweken worden.
Afbeelding 11: Kaart verstedelijking Ruimtelijke Verordening Gelderland
Zoals in de motivatie van het Streekplan is aangegeven draagt het plan 't Rikkelder bij aan de verbetering van ruimtelijke kwaliteit en aan de verbetering van de sociaal-culturele infrastructuur van Ruurlo. Uit bovenstaande kaart blijkt dat het plangebied op dit moment al aan drie zijden wordt ingesloten door bestaand stedelijk gebied. Aan de enige open zijde bevindt zich bovendien een 'zoekzone wonen en werken' uit het streekplan. De provincie zet in op verstedelijking in deze zoekgebieden. Het plangebied ligt ertussenin en wordt gezien als 'multifunctioneel platteland'.
Het plan zoals dat voorligt, leidt tot een toename van de verstedelijking buiten bestaand bebouwd gebied. Zoals hierboven aangegeven wordt het plangebied echter geheel omsloten door stedelijk gebied. Het nieuwe schoolgebouw sluit aan op de bestaande stedelijke structuren in Ruurlo. Zo ligt het centraal tussen woonwijken in en zijn er in de nabije omgeving een sporthal en een kulturhus. Ook de infrastructuur is in de omgeving van deze locatie al aanwezig. Tegelijkertijd wordt de nieuwe bebouwing langs de Nieuwe Weg gesitueerd en worden bestaande groenstructuren zoveel mogelijk behouden. Dit plan leidt daarmee tot een verbetering van de sociale- culturele en ruimtelijke kwaliteit van dit gebied.
3.2.3 Conclusie provinciaal beleid
Het plan past binnen het provinciale beleid zoals dat is verwoord in het Streekplan Gelderland 2005. Omdat het plangebied op de beleidskaart bij de Ruimtelijke Verordening Gelderland niet ligt binnen 'bestaand bebouwd gebied' past het plan niet rechtstreeks binnen deze beleidsnota. Gelet op bovenstaande kan echter wel worden geconcludeerd dat de herontwikkeling van sportpark 't Rikkelder bijdraagt aan een verbetering van de sociale- culturele en ook de ruimtelijke kwaliteit. Daarmee is het mogelijk voor dit plan af te wijken van de bovenstaande regel uit de Ruimtelijke Verordening Gelderland.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Berkelland 2025
De Structuurvisie laat in grote lijnen zien hoe Berkelland zich tot het jaar 2025 zal gaan ontwikkelen. De belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, economie, landbouw, infrastructuur, natuur en landschap en recreatie voor de komende jaren hebben in de Structuurvisie allemaal hun plek.
Een belangrijk element is de groene as die vanaf de zuidzijde via de Blikmansweide en de sportvelden naar het buitengebied loopt. Deze 'groene long' is de verbinding van Ruurlo met het landschap. Deze groene as vormt onderdeel van het plan Leusinkbrink. De verdere ontwikkeling van dit plan kan en dient in te spelen op deze 'groene long'. Het behouden van de groene long is van betekenis voor Ruurlo maar heeft nog meer toegevoegde waarde voor de toekomstige bewoner van het plan Leusinkbrink. Deze 'groene long' is belangrijk voor de verbinding van Ruurlo met het landschap.
Verder heeft Berkelland de ambitie de sport verder te versterken en het maatschappelijke rendement hiervan te optimaliseren. Dit kan gerealiseerd worden door middel van het versterken van de samenhang binnen de sport, het benutten van mogelijkheden tot schaal en synergievoordelen, het hanteren van een brede benadering van de sport in relatie tot onderwijs, zorg, welzijn, etc.
Deze ambitie is nader uitgewerkt in een aantal kernthema's:
- Aandacht voor alle kernen: behoud van de leefbaarheid en sociale cohesie van de kernen, onder meer door het handhaven van eigen voorzieningen en functies. Voorop staat maatwerk per kern;
- Optimaal aanbod: krachten bundelen en zoeken naar combinatiemogelijkheden van functies (multifunctionaliteit) en voorzieningen op kernniveau;
- Structurele inbedding sport en bewegen in samenleving: sport nadrukkelijker als verbindende schakel in de samenleving gebruiken voor integraal beleid.
3.3.2 Welstandsnota
Bouwplannen kunnen in principe pas worden uitgevoerd als daarover een positief welstandsadvies is gegeven. In artikel 12a van de Woningwet is bepaald dat beleidsregels voor het beoordelen van bouwwerken aan de redelijke eisen van welstand moeten worden vastgelegd in een welstandsnota. De voormalige gemeenten Borculo, Eibergen, Neede en Ruurlo hebben aan deze verplichting inhoud gegeven door voor hun grondgebied een welstandsnota vast te stellen. Voor Ruurlo is dit Welstandsnota Ruurlo van 27-11-2003. Daarin is vastgelegd op welke wijze en in welke mate nieuwe gebouwen, bouwwerken en gebouwde objecten dienen te worden ingepast in de bestaande omgeving. Voor de verschillende delen van de gemeente gelden verschillende niveaus van toetsing. Tijdens de procedure van de Omgevingsvergunning zal toetsing plaatsvinden door de Welstandscommissie.
3.3.3 Berkelland in beweging, Sportvisie 2007-2012
De gemeente Berkelland wil bereiken dat sport en bewegen als onderdeel van een levensloopbestendige, gezonde en actieve leefstijl zo jong mogelijk wordt geleerd en dat sporten in verenigingsverband een duurzame bijdrage zal blijven leveren aan de sociale binding in de gemeenschap.
In de huidige situatie verschilt de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het beheer en de exploitatie van de diverse sportparken en velden nogal van elkaar. Een deel van de accommodaties wordt beheerd en onderhouden door of namens de gemeente en voor een ander deel is de bespelende vereniging hiervoor verantwoordelijk en is soms zelfs het eigendom in handen van de vereniging. Voor alle buitensportaccommodaties is wel gelijk dat de opstallen (kleed- en clubaccommodaties, lichtinstallaties, etc.) in eigendom zijn van de verenigingen. Het overdragen van beheer en onderhoudstaken van buitensportaccommodaties aan de bespelende verenigingen kan in sommige gevallen leiden tot een betere prijs-prestatieverhouding. Verenigingen kunnen vanwege de kortere afstand tot hun accommodaties vaak gerichter en flexibeler optreden wanneer de rol van de gemeente als intermediair komt te vervallen. Voorwaarde voor een overdracht van taken is dat vooraf helder inzicht bestaat in de huidige en verwachte toekomstige kosten en dat per geval maatafspraken worden gemaakt met individuele verenigingen, waarbij het uitgangspunt geldt dat er sprake is van een win-win-situatie voor zowel vereniging als gemeente.
3.3.4 Conclusie gemeentelijk beleid
Ook voor het gemeentelijke beleid geldt dat de plannen voor 't Rikkelder uitstekend passen. De gemeente zet in op sport en de groene long van Ruurlo blijft behouden.
Hoofdstuk 4 Onderzoek Planeffecten
4.1 Algemeen
In het kader van de ontwikkeling van Ruurlo, Willibrordusschool en sportvelden 2012 zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de inpasbaarheid van deze ontwikkeling in de omgeving. De uitkomsten hiervan zijn, voor zover relevant, in onderstaande paragrafen beschreven.
4.2 Watertoets
Voor dit plan is een watertoets uitgevoerd (Watertoets Ruurlo, sportvelden e.o., Grontmij, 24 november 2011)”.
Op basis van het Actueel Hoogtebestand Nederland blijkt dat de hoogteligging in het plangebied oploopt van noord naar zuid van circa NAP +16,8 m naar circa NAP +17,8 m.
Uit de Bodemkaart van Nederland valt af te leiden dat de bodem ter plaatse van het plangebied uit hoge zwarte enkeerdgronden (zEZ23) bestaat, welke overwegend zijn opgebouwd uit lemig fijn zand.
Tijdens het veldonderzoek is de doorlatendheid van de bodem geschat op basis van de textuur van de bodem. De bodem is redelijk tot goed doorlatend. De doorlaatfactor varieert van 0,65 m/dag voor de matig humeuze gronden tot 1,5 à 3 m/dag voor de matig fijn, zwak ziltige zandgronden.
Volgens de Bodemkaart van Nederland komt ter plaatse van het plangebied grondwatertrap VII voor. Bij grondwatertrap VII ligt de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) dieper dan 80 cm -mv. De Wateratlas van de provincie Gelderland laat zien dat in het noorden van het plangebied de GHG dieper dan 1,5 m -mv ligt en in het zuiden van het plangebied ligt de GHG dieper dan 2,5 m -mv. In de omgeving van het plangebied liggen geen peilbuizen uit het meetnet van TNO-NITG met voldoende waarnemingen. Aan de hand van hydromorfe profielkenmerken zoals roest- en reductieverschijnselen is tijdens het veldwerk een schatting gemaakt van de GHG en de GLG in de boorprofielen. Uit de boorprofielen is af te leiden dat de GHG in het noordelijk deel van het plangebied op 1,3 m -mv is gelegen. In het zuidelijk deel van het plangebied ligt de GHG op 2,4 à 2,5 m -mv. De GLG varieert van 2,4 m -mv tot 3,5 m -mv. Geconcludeerd kan worden dat de GHG die in het veld is aangetroffen, overeenkomt met de GHG’s uit de Wateratlas en de Bodemkaart van Nederland.
Per thema zijn de relevante waterhuishoudkundige aspecten nader uitgewerkt.
4.2.1 Riolering en afvalwaterketen
Het afvalwater neemt toe door de ontwikkelingen in dit plan. Het afvalwater afkomstig van de basisscholen wordt afgevoerd naar het gemengde stelsel in de Fürstenauerstraat. Regenwater wordt niet afgevoerd via het riool
4.2.2 Wateroverlast
Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard oppervlak toe. Om wateroverlast, kwantitatief en kwalitatief, nu en in de toekomst te voorkomen wordt het regenwater niet afgevoerd naar het rioolstelsel maar volgens de trits vasthouden - bergen - afvoeren behandeld.
In het plangebied komt een verhard oppervlak van circa 13.500 m2, zie onderstaande tabel. In de huidige situatie bedraagt het verhard oppervlak circa 1850 m2 (kleedkamers, kantine en parkeervoorzieningen).
Verhard oppervlak toekomstige situatie:
Onderdeel | Verhard oppervlak toekomstige situatie |
Parkeren | 3.570 m2 |
School en schoolplein | 6.200 m2 |
Kunstgrasveld (50%) | 3.625 m2 |
Uitbreiding kantine | 100 m2 |
Totaal (afgerond) | 13.500 m2 |
In het plan wordt ruimte gereserveerd voor infiltratievoorzieningen. Deze voorziening kan tussen de te bouwen scholen en het sportveld, over een lengte van circa 210 meter, gerealiseerd worden. Daarnaast is een aanvullende berging voorzien in de groene zone direct ten noorden van de sportvelden. Deze voorziening heeft een bodemoppervlak van ca. 740 m2. De voorzieningen zijn onderling verbonden. De ligging van de infiltratievoorzieningen is weergegeven in afbeelding 11. Bij een infiltratievoorziening die voldoet aan het profiel en een infiltratieveld met een bodemoppervlak van 740 m2 en een talud van 1:3 is de voorziening, bij een neerslaggebeurtenis die statische gezien één maal per tien jaar voorkomt (T=10), maximaal 30 cm gevuld. Binnen twee dagen is het regenwater geïnfiltreerd in de bodem.
Afbeelding 12: Ligging infiltratievoorzieningen in blauw
Bij een T=100+10% neerslaggebeurtenis stijgt het waterpeil in de infiltratiegreppel tot 44 cm. Daarmee voldoet de greppel. De dimensioneringsberekeningen van de infiltratiegreppel zijn opgenomen in de watertoets.
Bij de aanleg van de infiltratiegreppel op één niveau verloopt de greppel van 0,5 tot circa 1,0 m diep. Deze diepte is ongewenst in verband met veiligheid. Door compartimentering van de greppel, door het aanbrengen van overstortdrempels, is de bodem trapsgewijs te verlagen waardoor het aangrenzend maaiveld gevolgd kan worden. Voorgesteld wordt om het talud aan de zijde van het voetbalveld te verlengen zodat de andere zijde het maaiveldverloop kan volgen. In afbeelding 11 is de doorsnede van de greppel weergegeven bij een diepte van 0,50 meter. Bij de nadere uitwerking verdient deze compartimentering extra aandacht.
Voorgesteld wordt om de infiltratievoorzieningen te koppelen aan de retentievoorzieningen van de nieuwbouwwijk 't Rikkelder ten noordoosten van de sportvelden.
4.2.3 Oppervlaktewaterkwaliteit
De zuidoostelijke rand van het plangebied (huidige kantine en kleedkamers) ligt in het strategisch actiegebied. De beoogde ontwikkelingen hebben geen negatieve effecten voor het strategisch actiegebied.
4.2.4 Volksgezondheid
De infiltratiegreppel is een droogstaande greppel. Bij een T=10 neerslagsituatie is de greppel binnen twee dagen weer leeg. Hierdoor wordt het risico op verdrinking beperkt. Geadviseerd wordt om langs de zijde van de scholen een hekwerk te plaatsen om te voorkomen dat scholieren in de greppel vallen.
Om de milieuhygiënische risico's tot een minimum te beperken wordt geadviseerd geen uitlogende materialen zoals lood, koper en zink te gebruiken voor oppervlakken die in direct contact staan met regenwater.
4.2.5 Goedkeuring watertoets
Waterschap Rijn en IJssel heeft zich op 20 december 2011akkoord verklaard met de watertoets.
4.3 Bodemkwaliteit
Voor dit plan zijn twee verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek Ruurlo, sportvelden e.o., Grontmij Nederland B.V., Arnhem, 4 januari 2009; Verkennend bodemonderzoek Sportvelden 't Rikkelder -2011, Grontmij Nederland B.V., Assen, 22 november 2011).
De bodems in het plangebied worden op de Bodemkaart getypeerd als hoge, zwarte enkeerdgronden, bestaande uit lemig fijn zand (eenheid zEz23). Deze gronden liggen in het dekzandgebied en bestaan uit een humushoudende laag met een dikte van 0,50 tot 1,20 m. Hieronder ligt dekzand, vaak met een humuspodzol. Enkeerdgronden ontstaan op podzolgronden doordat de akkers (vanaf de Middeleeuwen) bemest werden met mest en plaggen uit de potstal. In de loop van de eeuwen is er een donkerbruin dek (ook wel esdek genoemd) ontstaan waardoor de oude bouwvoor, met eventueel de archeologische resten, goed bewaard kan zijn gebleven. Enkeerdgronden zijn daarom archeologisch waardevol. Esdekken werden vaak aangelegd in relatief hoge delen in het landschap. Ter plekke van het plangebied bestaan de grote complexen met zwarte enkeerdgronden uit een aantal afzonderlijke, kleinere hoogten, die gescheiden zijn door lagere stroken waarin wegen en boerderijen liggen.
Op oude historische kaarten, zoals een kaart uit 1773-1794 en het kadastrale minuutplan uit 1811-1832 wordt het plangebied weergegeven als bouwland. Destijds lag het aan de rand van de bebouwing van Ruurlo, nabij een pastorie. Het plangebied heeft lange tijd als bouwland bestaan. Pas vanaf de jaren ’80 van de 20e eeuw staat het plangebied niet langer meer als landbouwgrond, maar als sportterrein op de topografische kaarten.
Aanleiding voor het uitvoeren van het verkennend bodemonderzoek is de voorgenomen herinrichting van de locatie en realisatie van de schoolvoorzieningen. In verband met de te doorlopen procedures (bestemmingsplanwijziging, bouwvergunning e.d.) is inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (grond en grondwater) noodzakelijk. Doel van het onderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit van de onderzoekslocatie.
4.3.1 Milieuhygiënische kwaliteit van de bodem
Op de onderzoekslocatie zijn zowel in de bovengrond als in de ondergrond geen verontreinigingen aangetroffen. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan barium, cadmium, zink, xylenen en naftaleen aangetroffen.
4.3.2 Conclusies en aanbevelingen
Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voor de onderzoekslocatie opgestelde hypothese “onverdachte locatie” niet geheel juist is. Er zijn immers in het grondwater ter plaatse enkele gehalten aangetroffen die de streefwaarde overschrijden. Gezien de geringe mate waarin de streefwaarde wordt overschreden bestaat er geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek met een aangepaste hypothese.
Het verkennend bodemonderzoek heeft zich gericht op het voorkomen van verontreinigingen op de locatie. Indien grond van de locatie vrijkomt en elders wordt toegepast geldt een ander wettelijk kader, namelijk dat van het Besluit bodemkwaliteit.
4.4 Archeologie
Voor dit plan zijn twee inventariserende archeologische onderzoeken uitgevoerd (Archeologisch onderzoek Ruurlo, Sportvelden e.o., Grontmij Nederland B.V., Assen, 11 januari 2010; Archeologisch onderzoek sportpark 't Rikkelder te Ruurlo, Grontmij Nederland B.V., Arnhem 22 november 2011).
Bij grondwerkzaamheden in verband met de voorgenomen bouw van twee schoolgebouwen naast sportpark ’t Rikkelder in Ruurlo, worden mogelijk archeologische waarden verstoord. Daarom is door Grontmij, in opdracht van VOF Heeckeren, een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd om de archeologische verwachting van het plangebied te toetsen. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in een rapport.
In Archis2 (het centraal archeologisch registratie- en informatiesysteem van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, bevat informatie over vondsten, geplande opgravingen en de resultaten daarvan ) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. In het plangebied zijn geen waarnemingen geregistreerd.
De vondsten die tijdens het booronderzoek en de opgraving zijn gedaan betreffen nederzettingsresten die ruwweg gedateerd kunnen worden tussen de midden-IJzertijd en de Romeinse tijd, en tussen de tweede helft van de vroege Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. De vondsten betreffen voornamelijk aardewerk, maar ook sporen van metaalbewerking zijn aangetroffen. Bij de waarneming op het sportterrein wordt vermeld dat het esdek ter plekke intact is.
In opdracht van VOF Heeckeren heeft Grontmij Nederland B.V. een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor de te herontwikkelen sportvelden van sportpark ’t Rikkelder. Het onderzoek heeft bestaan uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied zich in een eslandschap bevindt, bestaande uit enkeerdgronden. Direct ten westen van het plangebied zijn nederzettingsresten aangetroffen. Binnen het plangebied wordt de kans op archeologische resten, die dateren vanaf de IJzertijd, hoog geacht. De kans op het aantreffen van archeologische resten uit eerdere perioden wordt op middelhoog geschat.
Uit het veldonderzoek is gebleken dat de bodem in het noordoostelijke deel van het plangebied, ter plaatse van boringen 101 tot en met 104, intact is. In deze boringen is een intact esdek aangetroffen. Bij boring 102 is onder het intacte esdek tevens een lichte podzolering aangetroffen. In het zuidwestelijke deel van het plangebied, ter plaatse van boringen 105 en 106, is de bodem (deels) verstoord.
Aangezien de kans groot wordt geacht dat de nederzettingsresten die direct ten westen van het plangebied zijn aangetroffen zich uitstrekken in de richting van het plangebied, wordt geadviseerd om ter hoogte van de boorlocaties 101 tot en met 104, waar een intact esdek is waargenomen, geen graafwerkzaamheden uit te voeren. Indien dit niet mogelijk is, dient ter plaatse van deze boringen een proefsleuvenonderzoek plaats te vinden om vast te stellen of binnen het plangebied archeologische resten aanwezig zijn. Voor aanvang hiervan dient een Programma van Eisen opgesteld te worden, waarin de onderzoeksvragen, uitvoeringsaspecten en randvoorwaarden van het onderzoek worden opgenomen. Dit PvE dient door het bevoegd gezag goedgekeurd te worden. Een voorstel voor de locaties voor het vervolgonderzoek staat weergegeven in het archeologisch onderzoekrapport.
Het aantal proefsleuven en de ligging daarvan is bepaald op basis van de KNA leidraad voor inventariserend veldonderzoek10. Er is uitgegaan van het onderzoeken van circa 10% van het gebied met intacte bodem. In het eerder door Grontmij uitgevoerde archeologisch onderzoek (GAR nr. 851, 2009) is voor het gebied ten noordoosten van onderhavig plangebied eveneens een proefsleuvenonderzoek geadviseerd. Dit gebied is gelegen in het verlengde van onderhavig plangebied en behoort tot het deel van het sportpark, waarbinnen de geplande werkzaamheden uitgevoerd zullen gaan worden. Dit gebied is daarom meegenomen in de opzet van onderhavig advies. Op basis van de afmetingen van het te onderzoeken gebied, worden er negen proefsleuven van 4 bij 20 m geadviseerd. Het onderzoek is gebaseerd op een steekproef. Indien tijdens de uitvoering van graafwerkzaamheden in de delen van het plangebied die niet voor vervolgonderzoek in aanmerking komen alsnog archeologische resten worden aangetroffen, dient direct contact opgenomen te worden met de bevoegde overheid.
Afbeelding 13: Archeologische verwachtingswaarden plangebied
4.4.1 Ambtelijk advies
Op basis van de resultaten van het archeologisch vooronderzoek wordt in het plangebied een vervolgonderzoek geadviseerd met gebruik van proefsleuven. In dit voorstel wordt eveneens een deel meegenomen waarover reeds eerder is geadviseerd om proefsleuven aan te leggen (CIS-code 37171 / regiokenmerk 2009u0944). Met dit advies wordt ingestemd, echter met de aanvulling dat bij het aantreffen van een archeologische vindplaats binnen het te onderzoeken areaal ook nog een controlesleuf wordt aangelegd tussen de boringen 105 en 106. Deze dient als optioneel te worden toegevoegd. Voor het proefsleuvenonderzoek dient een Programma van Eisen te worden opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag, namens deze de regionaal archeoloog. Verder dient te allen tijde bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het verdient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Berkelland hiervan per direct in kennis te stellen.
4.5 Natuur En Soorten
Voor dit plan is een natuuronderzoek uitgevoerd (Natuurtoets Sportvelden vv Ruurlo, Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, 8 november 2011).
4.5.1 Inleiding
Op 1 oktober 2005 is de nieuwe Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden en deze heeft als doel het beschermen en in stand houden van bijzondere gebieden (Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten) in Nederland. Projecten of handelingen die negatieve effecten op deze beschermde gebieden kunnen hebben, zijn verboden. Ook activiteiten buiten de beschermde gebieden kunnen verboden zijn, indien deze negatieve effecten veroorzaken (externe werking). Bij negatieve effecten is het nodig een vergunning aan te vragen op basis van een verslechterings- en verstoringstoets. Het uitvoeren van een passende beoordeling (uitgebreide effectenstudie, alternatievenonderzoek en onderbouwing dwingende redenen van groot openbaar belang) is noodzakelijk wanneer de negatieve effecten (mogelijk) significant zijn.
4.5.2 Gebiedsbescherming
De wijzingen in het plangebied hebben geen negatieve gevolgen op:
- 1. Natura 2000-gebieden
- 2. Beschermde Natuurmonumenten
- 3. Provinciale EHS
- 4. Weidevogel- en ganzenbeschermingsgebieden
4.5.3 Flora- en faunawet
Het plangebied bestaat uit vier voetbalvelden met twee kleinere trainingsvelden. Aan de zuidkant van het plangebied zijn de kantine en kleedkamers van de voetbalclub gelegen. In het noordoosten is een stukje verruigd terrein aanwezig. Het gehele plangebied is omgeven door houtwallen met bomen of lage hagen bestaande uit: zomer eik, haagbeuk, veldesdoorn, kornoelje, liguster, vlier, kardinaalsmuts, krentenboompje en hazelaar. In het plangebied is geen open water aanwezig.
Aangezien er zich in kantine en kleedkamers spouwmuren bevinden met openingen is niet op voorhand uit te sluiten dat er zich vaste verblijf- of rustplaatsen van vleermuizen in het gebouw van VV Ruurlo bevinden. Er wordt daarom geadviseerd de gebouwen nader te laten onderzoeken naar het voorkomen van vleermuizen. Mochten er vaste rust- en/of verblijfplaatsen worden aangetroffen tijdens het nader onderzoek, dan dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen.
In de overige begroeiing zijn alleen algemeen voorkomende soorten waargenomen als: heggenmus, winterkoning, merel, houtduif, roodborst. Aangezien het verboden is om alle broedende vogels te verstoren tijdens het broedseizoen, moet ervoor gezorgd worden dat de werkzaamheden niet in het broedseizoen worden uitgevoerd. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot 15 juli. Indien het toch noodzakelijk is om in het broedseizoen activiteiten uit te voeren, dan moet vooraf door een ter zake kundige bepaald worden of er broedende vogels voorkomen. Eventueel is het mogelijk om voor het broedseizoen maatregelen te nemen, zoals het verwijderen van beplanting, zodat vogels zonder vaste verblijfplaats niet kunnen gaan broeden.
In het plangebied zijn een aantal oude eiken aanwezig, welke mogelijk geschikt zijn voor vogels met een jaarrond beschermde vaste verblijfplaats. Indien één of meerdere van de aanwezige eiken worden verwijderd, dan dienen deze vooraf aan de uitvoering van kapwerkzaamheden te worden gecontroleerd op aanwezigheid van vaste rust- of verblijfplaatsen van vogels.
4.5.4 Aanvullend vleermuisonderzoek
De Flora- en faunawet biedt de juridische basis voor de bescherming van vleermuissoorten in ons land. Alle in Nederland in het wild voorkomende vleermuissoorten zijn wettelijk beschermd op grond van de Flora- en faunawet, en vallen onder het zwaarste beschermingsregime (strikt beschermde soort, tabel 3 AMvB). Dit betekent dat vleermuizen bijvoorbeeld niet mogen worden gedood of verwond en niet opzettelijk mogen worden verontrust. Ook hun vaste rust- en verblijfplaatsen zijn wettelijk beschermd, en mogen niet worden verstoord, aangetast of vernietigd. Deze verbodsbepalingen zijn terug te vinden in de artikelen 9, 10 en 11 van de Flora- en faunawet.
Indien bij een ruimtelijke ingreep toch een van de verbodsbepalingen ten aanzien van vleermuizen wordt overtreden, dan is daarvoor een ontheffing noodzakelijk op grond van artikel 75 Flora- en faunawet. De minister van LNV bepaalt of de ontheffing al dan niet wordt verleend. Onderzoeksresultaten voor dit plangebied:
- Het kantinegebouw van de voetbalvereniging Ruurlo wordt niet door vleermuizen gebruikt als vaste rust- en verblijfplaats. Voor de sloop van het kantinegebouw is derhalve geen ontheffing noodzakelijk op grond van artikel 75 Flora- en faunawet.
- Het sportpark, en met name de groenstructuren langs de randen van het sportpark, vormt een belangrijk foerageergebied voor vleermuizen. Tijdens het onderzoek werden enkele rosse vleermuizen en laatvliegers en enkele tientallen gewone dwergvleermuizen foeragerend op en langs het terrein waargenomen. Indien de groenstructuren langs de randen van het sportpark behouden blijven, komt de functie van het sportpark als foerageergebied voor vleermuizen niet in gevaar. Het aanvragen van een ontheffing op grond van artikel 75 Flora- en faunawet is dan niet noodzakelijk.
- De bomenlaan langs de Furstenauerstraat en de bosschages langs het sportpark vormen vliegroutes voor de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger. Indien deze groenstructuren langs de randen van het sportpark behouden blijven, komt de functie ervan als vliegroute voor vleermuizen niet in gevaar. Het aanvragen van een ontheffing op grond van artikel 75 Flora- en faunawet is dan niet noodzakelijk.
4.6 Geluid
4.6.1 Verkeerslawaai
In de Wet geluidhinder staat beschreven dat alle wegen een zone hebben. Een uitzondering hierop zijn wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur of lager. De zone is een gebied waarbinnen een akoestisch onderzoek verplicht is als er een nieuwe woning mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of de omgeving binnenstedelijk of buitenstedelijk is. In de onderstaande tabel staan de zonebreedtes gegeven.
In de Wet geluidhinder (Wgh) worden eisen gesteld aan:
- de toelaatbare geluidbelasting op de gevels van nog niet geprojecteerde woningen langs een bestaande weg binnen en buiten de bebouwde kom. In artikel 82 ,lid 1 staat dat voor deze woningen de geluidbelasting van het verkeerslawaai op de gevel maximaal 48 dB mag zijn. Dit wordt de voorkeurswaarde genoemd.
Als niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders van de gemeente een hogere toelaatbare waarde vaststellen. Dit wordt geregeld in het Besluit geluidhinder. De maximaal te verlenen ontheffingswaarde voor een nieuw te bouwen woning in:
- binnenstedelijk gebied bedraagt 63 dB;
- buitenstedelijk gebied bedraagt 53 dB;
- buitenstedelijk gebied: agrarische bedrijfswoningen maximaal 58 dB.
Uitgangspunt voor het vaststellen van een hogere waarde is dat :
- maatregelen, gericht op het terugbrengen van de te verwachten geluidbelasting op de gevel, tengevolge van de weg, tot 48 dB onvoldoende doeltreffend zijn,
- dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard.
Op grond van de verwachting dat de geluidproductie van motorvoertuigen in de toekomst afneemt, mogen de berekende geluidbelastingen op de gevels worden gereduceerd:
- met 2 dB bij wegen met een toegestane rijsnelheid van 70 km/h en hoger en
- met 5 dB bij wegen met een rijsnelheid van lager dan 70 km/h.
Voor de bepaling van de geluidwering van de gevels (bij de bouwvergunning) mogen deze reducties niet worden toegepast.
Er is een cumulatieve geluidberekening uitgevoerd. Hierin is de belasting alle omliggende wegen meegenomen. Uitgangspunt daarbij was het toekomstmodel van het verkeersmodel Berkelland. Dit geeft het onderstaande plaatje. Hieruit blijkt dat verkeerslawaai geen rol speelt omdat de belasting onder de 48 dB blijf.
Afbeelding 14: Cumulatieve geluidberekening
4.7 Luchtkwaliteit
4.7.1 Wettelijk kader
Op 15 november 2007 is de regelgeving rond luchtkwaliteit drastisch aangepast. Als gevolg hiervan is het voor diverse projecten niet meer nodig een volledig luchtonderzoek uit te voeren. In deze notitie gaan wij in op de gewijzigde wetgeving in het algemeen en voor het bovenstaande plan in bijzonder.
Wettelijk kader luchtkwaliteit na 15 november 2007
Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam ‘Wet luchtkwaliteit’. Het Besluit luchtkwaliteit 2005 is, inclusief alle daaronder vallende ministeriële regelingen, ingetrokken. De ‘Wet luchtkwaliteit’ bestaat uit de volgende wet, AMvB en ministeriële regelingen:
- Wet tot wijziging Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen);
- Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM);
- Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Regeling NIBM);
- Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007;
- Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.
Met de Wet tot wijziging Wet milieubeheer wordt in de Wet milieubeheer in hoofdstuk 5 een nieuwe titel 5.2 ‘luchtkwaliteitseisen’ opgenomen. Deze regelgeving is van toepassing op de buitenlucht en is niet van toepassing op een arbeidsplaats.
Wanneer kan een project doorgaan.
Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- grenswaarden niet worden overschreden, of;
- de luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of;
- het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;
- het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Niet in betekenende mate (NIBM)
Onderhavig plan leidt tot een beperkte toename van de verkeersintensiteit op de nabijgelegen wegen. Deze toename is als worst-case geschat op maximaal 500 voertuigbewegingen per weekdag met een aandeel van middelzwaar en zwaar verkeer van 3%. Uit de berekening van dit worst-case scenario blijkt dat de toename van de emissies voor NO2 en PM10 onder de 3%-grens van 1.2 Eg/m³ blijft. Hieruit volgt dat als gevolg van het plan de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechtert. Op basis hiervan hoeft een verdere toetsing niet plaats te vinden.
4.8 Licht
Voor dit plan is een lichtonderzoek uitgevoerd (Sportpark Ruurlo, Lichthinder van de sportvelden naar de omgeving , Grontmij Nederland B.V., Amersfoort, 16 november 2011).
Bij het ontwerp van sportveldverlichting gaan we uit van de NEN 12193, aanbevelingen van de NOC/NSF, NSvV en de relevante sportbonden. Ook de invloed van de sportveldverlichting op de omgeving is van belang. Een goed ontwerp houdt hier rekening mee en voorkomt lichthinder en verblinding.
Afbeelding 15: Overzicht nieuwe inrichting plangebied
- 1. Hoofdveld VV Ruurlo (verlicht)
- 2. Speelveld VV Ruurlo (verlicht)
- 3. Trainingsveld/klein veld VV Ruurlo (verlicht)
- 4. Nieuwbouwomgeving
- 5. Nieuwbouw scholen (plan in ontwikkeling)
De verlichting op de sportaccommodatie wordt op basis van omgevingszone E3 gekenmerkt als “stedelijk gebied” voor de gemeente Berkelland. Deze omgevingszone wordt door de gemeente Berkelland ook uitgedragen.
Om na te gaan of er sprake is van lichthinder van de sportvelden naast het nieuw te ontwikkelen woongebied moeten lichtberekeningen gemaakt worden van de nieuwe verlichtingsinstallatie. Deze berekeningen kunnen worden gemaakt met een simulatieprogramma.
Uitgaande van het feit dat de verlichting wordt uitgeschakeld na 23.00 uur zijn de volgende grenswaarden genoemd bij dag en avond genoemd van maximaal:
- 1. Verlichtingssterkte op de gevel (hoogte 1,8 m + vloerhoogte): 10 lux.
- 2. Lichtsterkte van elk armatuur: 10.000 cd.
Door het toe passen van de juiste materialen, juiste armaturen, goede spiegelinstelling, ect, kan lichthinder zoveel mogelijk worden beperkt. Dit zal getoetst moeten worden aan de hand van de gestelde normen en richtlijnen.
Worden er in de omgeving van de sportaccommodatie ook nog appartementen gebouwd dan dient voor ieder verdiepingsvloer deze omgevingszone te worden toegepast, naarmate men hoger gaat bouwt dient de hinder af te nemen. Hiermee wordt eveneens voldaan aan de opwaartse lichthinder direct naar boven.
Na aanleg van de sportaccommodatie kunnen lichtmetingen worden verricht om vast te stellen of er daadwerkelijk geen hinder wordt veroorzaakt aan de omgeving en of de installatie goed is geïnstalleerd. Zoals deze in de lichtberekeningen is bepaald en vastgelegd met de draai- en tilthoek van alle armaturen afzonderlijk.
Het verkomen van lichthinder wordt onderbouwd door een lichtberekening voor de betreffende locatie van de nieuwe sportvelden. Deze lichtberekening is als bijlage bij dit rapport toegevoegd. In de berekening is gekozen voor armaturen met verschillende uitstralingshoeken, zodat naar de omgeving geen hinder ontstaat.
In de lichtberekening is te lezen dat er voldaan kan worden aan de gestelde omgevingszone en normen voor de sportvelden. De gestelde omgevingszone E3 wordt ruim gehaald doordat er maar op een aantal punten boven de 7500 cd komen.
Voor de verticale verlichtingssterkte zijn er cilindrische berekeningspunten gebruikt, hierbij komen de berekende waardes niet boven de maximale 10lux.Hiermee wordt er ook voldaan aan de gestelde grenswaarden bij omgevingszone E3.
4.9 Externe Veiligheid
Bij de externe veiligheid gaat het om het beheersen van risico's voor de omgeving met betrekking tot gevaarlijke stoffen. Het gaat dan om risico's die ontstaan bij het gebruik en de opslag van gevaarlijke stoffen, bijvoorbeeld vuurwerk, lpg of munitie. Ook het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen valt onder de externe veiligheid.
Het op 27 oktober 2004 in werking getreden Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder aangeduid met Bevi) regelt hoe een gemeente of provincie moet omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daartoe legt het besluit het plaatsgebonden risico vast en geeft het besluit een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. In de omgeving van de voorgestane ontwikkeling zijn geen qua externe veiligheid relevante inrichtingen aanwezig. De locatie valt buiten de plaatsgebonden risicocontouren van 10-6per jaar en is bovendien niet gelegen in enig invloedsgebied van het groepsrisico.
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is door het ministerie van Verkeer en Waterstaat vastgelegd in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (nota Rnvgs). Hierover is vervolgens een circulaire verschenen waarin dit beleid verder is uitgewerkt en verduidelijkt. In onderhavig plan wordt niet voorzien in verkeersbewegingen die onder de noemer “vervoer gevaarlijke stoffen” vallen. Op wegen in de omgeving is het aantal transporten met gevaarlijke stoffen bovendien zodanig gering, dat de plaatsgebonden risicocontouren van 10-6 per jaar binnen de rijbaan liggen en het groepsrisico verwaarloosbaar klein is. Verder zijn in de omgeving geen ondergrondse buisleidingen voor het vervoer van aardgas onder hoge druk of vloeibare brandstoffen aanwezig.
4.10 Beoordeling Milieucontouren
De voorgestelde situatie op het terrein van Voetbalvereniging Ruurlo is vanuit de milieucontouren geen direct probleem. De contouren van de school raken geen andere gevoelige functies. De school zelf ligt alleen binnen de contour van het voetbalveldcomplex. Dit levert geen problemen op omdat beide op andere tijden in werking zijn. Als de school in werking is, dan is er geen voetbalactiviteit en andersom. Het versterkt elkaar alleen maar. Dit is dus geen probleem. De afstand tussen de nieuwe woningen aan de overkant van de Nieuwe Weg en het schoolterrein moet minimaal 30 meter blijven.
4.11 Verkeer
Het plan
De basisschool ligt aan de Nieuwe Weg, tussen de Fürstenauerstraat en de Enkeerdlaan. De school wordt voor auto's vanaf twee zijden bereikbaar. Door het aanwezige vrij liggende fietspad is een scheiding mogelijk tussen autoverkeer en fietsverkeer.
Aan de zijde van de Fürstenauerstraat worden nieuwe parkeerplaatsen aangelegd. De in- en uitstapplek bij de nieuwe school wordt over dit parkeerterrein bereikt. Ten noorden van de nieuwe school is ook een nieuwe in- en uitstapplek gepland, zodat de school ook via de Enkeerdlaan te bereiken is.
Parkeren
De huidige parkeerdruk in de Fürstenauerstraat wordt opgelost met de aanleg van 75 extra parkeerplaatsen ten zuiden van het nieuwe schoolgebouw. De ingang van het nieuwe parkeerterrein komt aan de Fürstenauerstraat, op de hoek met de Nieuwe Weg. De verwachting is dat de gebruikers van de parkeerplaats niet door de Fürstenauerstraat en Joostenkamp gaan rijden. De parkeerplaatsen zijn goed bereikbaar vanaf de Groenloseweg of Vordenseweg, via de Nieuwe Weg. Door de aanleg van de parkeerplaatsen worden geen nadelige effecten verwacht ten opzichte van de huidige situatie. Alleen bij grote evenementen blijft een hoge parkeerdruk mogelijk.
Autoverkeer van en naar de basisschool.
Voor de vestiging van de nieuwe school worden gemiddeld 200 voertuigenbewegingen per dag (mvtg/etm) verwacht. Het is moeilijk in te schatten van welke zijde de auto's komen aanrijden. Geschat wordt dat 60-90% vanaf de zijde Fürstenauerstraat komt en 10-40% vanaf de zijde Enkeerdlaan komt. Dat betekent voor de zijde Fürstenauerstraat maximaal 180 mvtg/etm extra en voor de zijde Enkeerdlaan maximaal 80 mvtg/etm extra. Volgens het verkeersmodel worden in 2020 op de Nieuwe Weg tussen de Groenloseweg en Fürstenauerstraat circa 2250 mvtg/etm verwacht. Op de Enkeerdlaan circa 1200 mvtg/etm. Door de vestiging van de basisschool ontstaat het volgende beeld:
- Nieuwe Weg: maximaal 2250+180 = 2430 mvtg/etm
- Enkeerdlaan: maximaal 1200+80 = 1280 mvtg/etm
Bij een eventuele uitbreiding van het schoolgebouw om de vestiging van een tweede basisschool mogelijk te maken, wordt uitgegaan van de volgende cijfers. Voor de twee scholen worden dan in plaats van 200 voertuigbewegingen per dag 400 voertuigbewegingen per dag verwacht. Wel kan dan worden uitgegaan van een meer evenredige verdeling van auto's vanaf de zijde Fürstenauerstraat als van de zijde Enkeerdlaan. Voor de zuidzijde 40-70% van het totaal van 400, voor de noordzijde 30-60% van het totaal van 400. Dit betekent voor de zijde Nieuwe Weg maximaal 280 mvtg/etm extra en voor de zijde Enkeerdlaan maximaal 240 extra. Dit leidt tot de volgende cijfers.
- Nieuwe Weg: maximaal 2250+280 = 2530 mvtg/etm
- Enkeerdlaan: maximaal 1200+240 = 1440 mvtg/etm
Beide straten zijn ingericht als Toegangstraat 50 km/uur en kunnen maximaal 5.000 mvtg/etm aan. De kruispunten en aansluitingen zijn hierop ingericht. De verwachte toename door de vestiging van een nieuwe basisschool en een eventuele uitbreiding van het schoolgebouw voor de vestiging van een tweede basisschool geeft daarmee geen problemen op de directe toegangstraten.
Langzaam verkeer van en naar de basisschool
Voor fietsers en voetgangers wordt het schoolgebouw uitstekend bereikbaar via de vrij liggende fietspaden langs de Nieuwe Weg. De oversteek door voetgangers van de Nieuwe Weg ter hoogte van de Fürstenauerstraat kan het beste aan de zijde van de busbaan genomen worden. Daarvoor wordt geen extra voorziening op de Nieuwe Weg geadviseerd. De fietsroute in 't Rikkelder is in de wegverharding herkenbaar. Deze rode loper loopt niet door tot in de Fürstenauerstraat. Geadviseerd wordt om bij toekomstig onderhoud deze rode loper door te trekken tot aan de sporthal. Het doortrekken van deze rode loper draagt bij aan de veiligheid voor de fietser. De automobilist is zich door de rode baan meer bewust van de aanwezige fietsroute.
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.
Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en eventueel specifieke regels voor het gebruik van de bouwwerken. De verbeelding (plankaart) heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding (plankaart) vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.
In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de bestemmingsplanregels, de systematiek en leeswijzer bij de regels en ten slotte de handhaafbaarheid.
5.2 Planregels
5.2.1 Indeling hoofdstukken
Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen een vaste volgorde te worden aangehouden, te weten:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
5.2.2 Inleidende regels
In dit artikel worden begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen.
5.2.3 Bestemmingsregels
De regels in verband met de bestemmingen kennen allen een gelijke opbouw (voor zover van toepassing). De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan.
De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om een vergunning voor het bouwen.
Het kan in een concrete situatie voorkomen dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe zijn in het bestemmingsplan afwijkingsbepalingen opgenomen, te weten ontheffingsbevoegdheden. De bevoegdheid om van bepaalde regels af te wijken is gebaseerd op artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening. Via een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kunnen burgemeester en wethouders in een concreet geval van het plan afwijken. Deze bevoegdheid maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd blijft.
5.2.4 Algemene regels
De algemene regels zijn opgenomen in hoofdstuk 3. Hierin is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemmingen Sport en Maatschappelijk - Onderwijs te kunnen wijzigen in een bredere bestemming waarbinnen meer maatschappelijke voorzieningen passen. Deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om via een wijziging in het verlengde van het schoolgebouw nog een schoolgebouw of een gebouw voor andere maatschappelijke functies te kunnen realiseren. De anti-dubbeltelbepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
5.2.5 Overgangs- en slotregels
In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht overeenkomstig artikel 3.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling omschrijft de titel van het plan.
5.3 Verbeelding
Bij dit bestemmingsplan behoort de verbeelding met de plancode NL.IMRO.1859.BPRLO20090009-1000
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt de (economische) uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Voor het bestemmingsplan is geen exploitatieplan opgesteld. Conform artikel 6.12 lid 2 Wro kan de gemeenteraad besluiten geen exploitatieplan op te stellen indien het verhalen van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. Dit is bij het onderhavige plan het geval. Eventuele kosten voor de gemeente zijn verzekerd op basis van de gemeentelijke legesverordening. Mogelijke planschadekosten worden verhaald op de initiatiefnemer. De noodzakelijke overeenkomsten tussen gemeente en initiatiefnemers zullen nog worden gesloten.
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Inspraak En Vooroverleg
Het voorontwerp bestemmingsplan Ruurlo, Willibrordusschool en sportvelden 2012 heeft - in het kader van de gemeentelijke inspraakprocedure - ter inzage gelegen van 25 januari 2012 tot en met 6 maart 2012. Deze tervisielegging is zoals gebruikelijk gepubliceerd op de gemeentepagina en in het weekblad dat huis aan huis in de gemeente Berkelland wordt verspreid. Op 9 februari 2012 is een inloopavond georganiseerd De Luifel in Ruurlo.
Het voorontwerp bestemmingsplan is tevens aan diverse betrokken adviesinstanties en -organen toegezonden in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
Er zijn drie inspraakreacties en twee reacties uit het artikel 3.1.1 Bro overleg ontvangen. Deze zijn samengevat en van commentaar voorzien. Daarbij is aangegeven of de reactie heeft geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Alle indieners van een reactie hebben schriftelijk antwoord ontvangen. De inspraaknota is bijgevoegd als Bijlage 11. De inspraak en het vooroverleg hebben niet geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan Ruurlo, Willibrordusschool en sportvelden 2012.
7.2 Ontwerp
Het Ontwerpbestemmingsplan Ruurlo, Willibrordusschool en sportvelden 2012, heeft van 28 maart tot en met 8 mei 2012 ter inzage gelegen.De gemeente heeft gedurende de periode van terinzagelegging één zienswijze ontvangen. De 'Zienswijzennota Ontwerpbestemmingsplan Ruurlo, Willibrordusschool en sportvelden 2012' geeft een overzicht van de indieners van zienswijzen, de inhoud van de zienswijzen, de beoordeling ervan en de eventueel daaruit voortvloeiende aanpassingen.De nota is als bijlage 12 bij de toelichting gevoegd.
7.3 Beroep
Na vaststelling van het bestemmingsplan Ruurlo, Willibrordusschool en sportvelden 2012 kan binnen 6 weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er staat echter geen beroep open als geen zienswijze is ingediend, tenzij het beroep zich richt tegen wijziging bij vaststelling van het bestemmingsplan Ruurlo, Willibrordusschool en sportvelden 2012.
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Bodemonderzoek, Deelgebied Zuid
Bijlage 3 Bodemonderzoek, deelgebied Zuid
Bijlage 4 Bodemonderzoek, Deelgebied Noord
Bijlage 4 Bodemonderzoek, deelgebied Noord
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek, Deelgebied Zuid
Bijlage 5 Archeologisch onderzoek, deelgebied Zuid
Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek, Deelgebied Noord
Bijlage 6 Archeologisch onderzoek, deelgebied Noord