Ruurlo, Woongebieden 2011
Bestemmingsplan - gemeente Berkelland
Vastgesteld op 10-04-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Ruurlo, Woongebieden 2011 van de gemeente Berkelland;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1859.BPRLO20090020-1000 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 verbeelding
- a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Ruurlo, Woongebieden 2011, bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer(s) NL.IMRO.1859.BPRLO20090020-1000;
- b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Ruurlo, Woongebieden 2011;
1.4 aan- of uitbouw
een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw dat in ruimtelijk en/of architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding als het een vlak betreft;
1.7 aanduidingsvlak
een geometrisch vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;
1.8 aaneengebouwd
bebouwing die wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;
1.9 achtererf
het achter de woning gelegen gedeelte van het erf, voor zover gelegen achter de achtergevel en het verlengde daarvan en tussen de zijdelingse perceelgrenzen;
1.10 achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel;
1.11 afwijking van de bouwregels en/of de gebruiksregels
een afwijking zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
1.12 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een wormenkwekerij;
1.13 ander-werk
een werk, geen gebouw zijnde, of een werkzaamheid;
1.14 appartement
het geheel van bij elkaar behorende vertrekken als afzonderlijk woongelegenheid in een groter gebouw;
1.15 archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders van Berkelland aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.16 archeologisch monument
een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.17 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.18 archeologische verwachting
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.19 archeologische waarde
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.20 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.21 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de maximaal bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak of het bestemmingsvlak aangeeft;
1.22 Bed and Breakfast
een logiesverstrekkend bedrijf dat alleen is ingericht voor nachtverblijf;
1.23 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen;
1.24 bedrijfsgebouw
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebruikt worden voor het uitoefenen van een bedrijf;
1.25 bedrijfsmatige activiteiten aan huis
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter niet zijnde de vrije beroepen, die in een gedeelte van de woning en/of de daarbij behorende (bij)gebouwen worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.26 bedrijfsruimte
een ruimte die onderdeel is van een gebouw en die dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.27 bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.)
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een bedrijfsmatige activiteit aan huis, inclusief opslag en administratieruimten;
1.28 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.29 begeleid wonen
het leven in een permanent dag- en nachtverblijf alwaar een huishouden wordt gevoerd, in combinatie met begeleiding en ondersteuning door zorgverleners;
1.30 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.31 bestaand
- a. bij gebruik: het gebruik zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
- b. bij bouwwerken: de legaal aanwezige bebouwing die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of wordt gebouwd;
1.32 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.33 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.34 Bevi-inrichting
een inrichting zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
1.35 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in ruimtelijk en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.36 bijzondere woonvoorziening
een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte voor personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten of anderszins verzorging behoevenden;
1.37 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats;
1.38 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.39 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, dit met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.40 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.41 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.42 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.43 bouwvlakgrens
de grens van een bouwvlak;
1.44 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.45 bouwwerk geen gebouw zijnde
alle overige bouwwerken die geen gebouw zijn;
1.46 buitenschoolse opvang
opvang, verzorgd door een kindercentrum voor kinderen in de leeftijd dat zij naar het basisonderwijs kunnen gaan, waarbij opvang wordt geboden voor of na de dagelijkse schooltijd, evenals gedurende vrije dagen of middagen en in de schoolvakanties;
1.47 café
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;
1.48 cafetaria (snackbar)
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;
1.49 coffeeshop
een horecabedrijf, dat tot doel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinogene stoffen als bedoeld in bijlage II van de Opiumwet;
1.50 culturele activiteiten
activiteiten ten behoeve van culturele ontspanning zoals, tentoonstellingen, voorstellingen, repetities en workshops;
1.51 cultuurhistorische waarde
de aan etaren bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.52 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.53 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;
1.54 detailhandel in (volumineuze) grootschalige goederen
detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen, wooninrichtingen, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen;
1.55 dienstverlenend bedrijf
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, reisbureaus, detacherings- en uitzendbureaus, fotostudio's, galerieën en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.56 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.57 discotheek
een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek op een dansvloer van meer dan 10 m2 en het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
1.58 doeleinden van openbaar nut
nutsvoorzieningen zoals stroom-, gas-, water- en/of telecommunicatievoorzieningen;
1.59 ecologische waarden
de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;
1.60 educatieve voorzieningen
voorzieningen gericht op doeleinden van onderwijs;
1.61 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond, boven peil;
1.62 eerste verdieping
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.63 erf
het gedeelte van het bouwperceel voor zover dat behoort tot het zijerf en/of het achterf, niet meegerekend de oppervlakte van het hoofdgebouw;
1.64 erfgrens
de grens van een erf;
1.65 erker
een ondergeschikte uitbouw van het hoofdgebouw met een beperkte omvang (breedte, hoogte, diepte) en transparante verschijningsvorm, waardoor het stedenbouwkundig aanzicht niet wezenlijk wordt beïnvloed;
1.66 evenement
elke voor publiek buiten de daarvoor ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten, als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
1.67 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.68 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.69 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.70 geluidsbelasting vanwege een spoorweg
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
1.71 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.72 geluidsgevoelige functies
bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.73 geluidsgevoelige objecten
gebouwen die moeten dienen voor bewoning of voor een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.74 geluidszone
het op grond van de Wet geluidhinder in het bestemmingsplan vastgelegde gebied om een industrieterrein, waarbuiten de geluidsbelasting van dat industrieterrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A);
1.75 geluidszoneringplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.76 geschakeld hoofdgebouw
een hoofdgebouw dat door middel van een bijgebouw met een ander hoofdgebouw is verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
1.77 gestapelde woning
boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;
1.78 groenvoorziening
een voor het publiek toegankelijk park of plantsoen of bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken;
1.79 groepsaccommodatie
een zelfstandige verblijfsaccommodatie die naar afmetingen en inrichting specifiek bedoeld is voor een grotere groep van personen, tot uitdrukking komend in onder andere gezamenlijke faciliteiten voor logies, dagverblijf en maaltijdbereiding;
1.80 halfvrijstaande woning
een woning van het type twee-aaneen gebouwd, waarbij sprake is van twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen;
1.81 handel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen en/of bedrijven die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending al dan niet in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.82 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.83 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel in ruimtelijk en architectonisch opzicht, of gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.84 horecabedrijf
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of ter plaatse zaalruimten worden verhuurd en beschikbaar gesteld.
Tot een horecabedrijf worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgingsdiensten gerekend;
1.85 hotel
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (voor langere tijd) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten;
1.86 huishouden
een huishouden bestaat uit één of meer personen die alleen of samen in een woonruimte wonen en zelf in hun dagelijkse behoeften voorzien;
1.87 indelingslijn
een als zodanig op de verbeelding aangegeven lijn voor het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;
1.88 internetdetailhandel
detailhandel zonder showroom, waarvan de handel voornamelijk via internet loopt. Er is hier geen sprake van het ter plaatse afhalen van een product dat via internet is besteld (en betaald). Het product wordt via de post aan de koper verzonden;
1.89 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.90 kap
een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak;
1.91 kinderopvang
dagopvang, verzorgd door een kindercentrum voor kinderen tot de leeftijd waarop zij basisonderwijs volgen;
1.92 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit
de in de bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', ontleend aan de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering", genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.93 kleinschalig kampeerterrein (minicamping)
een kampeerterrein met maximaal 25 kampeerplaatsen;
1.94 koppelteken
een lijn op de verbeelding die twee van elkaar gescheiden delen van een bouwperceel verbindt, zodanig dat er sprake is van één bouwperceel met de daarbij behorende bouwmogelijkheden;
1.95 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.96 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.97 logiesverstrekkend bedrijf
een bedrijf waar, als toeristisch-recreatieve voorziening, tegen vergoeding, logies wordt verstrekt, waarbij de bed- en ontbijteenheden alleen zijn ingericht voor nachtverblijf;
1.98 maaiveld
het oppervlak (of de gemiddelde hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.99 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.100 mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.101 minicamping
zie: kleinschalig kampeerterrein;
1.102 molenbeschermingszone
aangewezen gebied waarbinnen het (uit)zicht op de molen en de vrije windtoetreding beschermd worden;
1.103 nadere eis
een nadere eis zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.104 natuur(wetenschappe)lijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.105 normaal agrarisch gebruik
het zaai- en oogstklaar maken van de bodem evenals het oogsten;
1.106 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving van de bestemming;
1.107 omgevingsvergunning
een vergunning zoals bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.108 onderbouw
een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;
1.109 ondergeschikte detailhandel
een detailhandelsvoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan detailhandel, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/functie, in oppervlakte maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.) met een maximum van 100 m² (b.v.o.) en/of maximaal 20% van de totale omzet;
1.110 ondergeschikte horeca
een horecavoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan horeca, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/functie voor de consumptie van dranken en etenswaren, in oppervlakte maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.) met een maximum van 100 m² (b.v.o.) en/of maximaal 20% van de totale omzet;
1.111 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer ligt op ten minste 1,75 meter beneden peil;
1.112 onderkomens
voor verblijf geschikte voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;
1.113 openbare ruimte
het gebied binnen de bebouwde kom van de gemeente Berkelland met een openbare functie, niet zijnde gebouwen, waarvan de gemeente Berkelland het eigendom en/of beheer heeft;
1.114 overkapping
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met niet meer dan één wand is uitgevoerd;
1.115 parkeervoorziening
voorzieningen voor het parkeren, zoals parkeerplaatsen en in- en uitritten;
1.116 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. als in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.117 pension
zie: hotel;
1.118 plankaart
zie: verbeelding;
1.119 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd en/of gerepareerd in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.120 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.121 recreatiewoning
een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;
1.122 restaurant
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
1.123 rijwoning
een woning die in een rij staat en van beide kanten wordt ingesloten door een andere, meestal identieke woning;
1.124 risicogevoelig bouwwerk en/of object
een bouwwerk en/of object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;
1.125 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico en/of een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.126 schuilgelegenheid
een niet voor bewoning, al dan niet in het kader van een agrarisch bedrijf bestemd gebouw, dat dient voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden;
1.127 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.128 slopen
het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;
1.129 snackbar
zie: cafetaria;
1.130 speelvoorzieningen
attributen voor sport en spel, vooral op en rond kinderspeelplaatsen en trapveldjes;
1.131 sportkantine
een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;
1.132 Staat van Bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.133 stapsteen
relatief klein gebied met natuurwaarden dat een functie heeft in de ecologische structuur van een groter gebied;
1.134 supermarkt
een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak met een minimale v.v.o. van 600m2;
1.135 twee-onder-een-kapwoning (halfvrijstaand)
een woningtype waarbij twee woningen een gedeelde muur hebben;
1.136 verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.)
een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte voor de detailhandel (let op: dit is dus de netto-vloeroppervlakte en/of winkelvloeroppervlakte);
1.137 vloeroppervlakte
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;
1.138 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, als een gebouw met meer dan één zijde naar de weg is gekeerd, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(s);
1.139 voorgevelrooilijn:
de voorgevelrooilijn is:
- a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
- 1. de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
- b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
- 1. bij een wegbreedte van meer dan 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
- 2. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;
1.140 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.141 vrij beroep
een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied;
1.142 vrijstaande woning
een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;
1.143 vuurwerkbedrijf
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.144 watergang
een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
1.145 waterhuishoudkundige voorziening
voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit;
1.146 Wgh-inrichting
een inrichting zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
1.147 wijzigingsbevoegdheid
de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om het bestemmingsplan te wijzigen zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.148 winkel
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin goederen aan particulieren worden verkocht, ook al bedraagt die verkoop slechts 1% van de omzet van het bedrijf;
1.149 winkelvloeroppervlakte (w.v.o.)
zie:verkoopvloeroppervlakte (v.v.o);
1.150 wonen
het leven in een permanent dag- en nachtverblijf alwaar een huishouden wordt gevoerd;
1.151 woning (wooneenheid)
een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.152 wooneenheid
zie: woning;
1.153 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen en/of appartementen omvat met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.154 zijerf
gedeelte van het erf dat aan de zijkant en achter het verlengde van de voorgevel van het gebouw is gelegen;
1.155 zijgevel
de naar de zijkant(en) van het erf toegekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw;
1.156 zorgaccommodatie
een gebouw met een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn;
1.157 zorgfunctie:
een zorgfunctie als neventak bij een bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de bedrijfsactiviteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de bedrijfsactiviteiten;
1.158 zorgwoning
een woning die dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte al dan niet in combinatie met medische en/of verzorgende ondersteuning, bijvoorbeeld voor personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en aan- of uitbouwen met een oppervlakte van 2 m2 of kleiner;
- b. overstekende daken;
- c. luifels als geïntegreerd onderdeel van een gebouw of een uitbouw;
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 meter ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot en/of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
- b. het weiden van vee;
- c. het verbouwen van gewassen;
- d. recreatief medegebruik in de vorm van voet-, fiets- en/of ruiterpaden;
- e. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van parkeer- en picknickvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;
- f. infrastructurele voorzieningen die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- g. de waterhuishouding;
met daarbij behorende:
- h. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen met uitzondering van bedrijfswoningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- j. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- k. tuinen;
- l. erven;
- m. terreinen;
- n. ontsluitingspaden;
- o. parkeervoorzieningen;
- p. groenvoorzieningen;
- q. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- r. doeleinden van openbaar nut.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.3 Nadere eisen
3.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staatvan Bedrijfsactiviteiten';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kunstnijverheidsbedrijf' tevens voor een kunstnijverheidsbedrijf;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen met uitzondering van bedrijfswoningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. ontsluitingspaden;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. doeleinden van openbaar nut;
met dien verstande dat:
- n. detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
- o. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
- p. vuurwerkinrichtingen niet zijn toegestaan;
- q. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
- r. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 niet zijn toegestaan.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
4.3 Nadere eisen
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten voor het openbaar nut;
- b. transformatoren, gasvoorzieningen, (riool)gemalen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. erven;
- f. terreinen.
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning - Molen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden van de aanwezige molen;
- b. culturele activiteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtzagerij' tevens voor een houtzagerij en voor bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
met daarbij behorende:
- d. gebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- g. tuinen;
- h. erven;
- i. verblijfsgebied;
- j. paden en verhardingen;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. speelvoorzieningen;
- n. picknickplaatsen;
- o. kleinschalig gebruik voor agrarische doeleinden;
- p. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- q. doeleinden van openbaar nut.
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Cultuur en ontspanning - Molen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
6.3 Nadere eisen
Artikel 7 Detailhandel
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
- b. kleinschalige horeca als genoemd in catagorie 1 van de bij deze regels behorendeBijlage 3 Lijst van horecabedrijven;
- c. de bestaande woningen;
met daarbij behorende:
- d. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen met uitzondering van (bedrijfs)woningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- g. tuinen;
- h. erven;
- i. terreinen;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. doeleinden van openbaar nut.
7.2 Bouwregels
Op de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
7.3 Nadere eisen
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. kleinschalig gebruik voor agrarische doeleinden;
met daarbij behorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- e. verblijfsgebied;
- f. paden en verhardingen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. water;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. doeleinden van openbaar nut.
8.2 Bouwregels
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. culturele activiteiten;
- c. sport;
- d. verenigingen;
- e. gezondheidszorg, inclusief een apotheek;
- f. dierenartsenpraktijk;
- g. overheidsinstelling;
- h. kinder- en buitenschoolse opvang;
- i. ondergeschikte horeca
met daarbij behorende:
- j. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen met uitzondering van (bedrijfs)woningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- l. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- m. tuinen;
- n. erven;
- o. terreinen;
- p. parkeervoorzieningen;
- q. groenvoorzieningen;
- r. speelvoorzieningen;
- s. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- t. doeleinden van openbaar nut.
9.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
9.3 Nadere eisen
Artikel 10 Maatschappelijk - Begraafplaats
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een begraafplaats;
- b. een urnenmuur;
- c. een urnentuin;
met daarbij behorende:
- d. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- g. tuinen;
- h. erven;
- i. terreinen;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. doeleinden van openbaar nut.
10.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
10.3 Nadere eisen
Artikel 11 Maatschappelijk - Onderwijs
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen voor zover het betreft educatieve voorzieningen, kinderopvang en buitenschoolse opvang;
- b. speelvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. fietsenstallingen;
- k. speelvoorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- n. doeleinden van openbaar nut.
11.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk - Onderwijs' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
11.3 Nadere eisen
Artikel 12 Maatschappelijk - Religie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen voor zover het betreft levensbeschouwelijke voorzieningen, sociaal-culturele voorzieningen, en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
- b. begraafplaatsen;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen met uitzondering van bedrijfswoningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. tuinen;
- g. erven;
- h. terreinen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- l. doeleinden van openbaar nut.
12.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk - Religie' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
12.3 Nadere eisen
Artikel 13 Maatschappelijk - Zorginstelling
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Zorginstelling' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen voor zover het betreft een zorgaccommodatie;
- b. wonen in de vorm van appartementen en bijzondere woonvoorzieningen al dan niet in combinatie met medische, paramedische en verzorgende ondersteuning;
- c. ondergeschikte horeca en ondergeschikte detailhandel;
met daarbij behorende:
- d. gebouwen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- g. tuinen;
- h. erven;
- i. terreinen;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- m. doeleinden van openbaar nut.
13.2 Bouwregels
Op de voor 'Maatschappelijk - Zorginstelling' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
13.3 Nadere eisen
Artikel 14 Sport
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van sportactiviteiten, met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren;
- b. culturele activiteiten;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. wegen;
- g. paden;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- l. doeleinden van openbaar nut;
en met dien verstande dat ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca is toegestaan.
14.2 Bouwregels
Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
14.3 Nadere eisen
14.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 15 Sport - Sporthal
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Sporthal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van sportactiviteiten, met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren;
- b. culturele activiteiten;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. wegen;
- g. paden;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- l. doeleinden van openbaar nut;
en met dien verstande dat ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca is toegestaan.
15.2 Bouwregels
Op de voor 'Sport - Sporthal' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
15.3 Nadere eisen
Artikel 16 Sport- Zwembad
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport- Zwembad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportieve recreatie in een zwembad;
met daarbij behorende:
- b. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- e. wegen;
- f. paden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. doeleinden van openbaar nut.
en met dien verstande dat ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca is toegestaan.
16.2 Bouwregels
Op de voor 'Sport- Zwembad' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
16.3 Nadere eisen
Artikel 17 Tuin
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
- b. erkers ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen'
met daarbij behorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. voorzieningen, zoals wegen, paden en parkeervoorzieningen.
17.2 Bouwregels
Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 18 Verkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en voet- en fietspaden;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- f. ondergrondse afvalvoorzieningen;
- g. bermen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. water;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.
18.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten, pleinen en voet- en fietspaden;
- b. markten;
- c. parkeervoorzieningen, waaronder ook garageboxen;
- d. picknickplaatsen;
met daarbij behorende:
- e. gebouwen, alleen in de vorm van garageboxen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- h. fietsenstallingen;
- i. ondergrondse afvalvoorzieningen;
- j. bermen;
- k. groenvoorzieningen;
- l. speelvoorzieningen;
- m. water;
- n. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- o. doeleinden van openbaar nut.
19.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Artikel 20 Wonen
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' voor een kantoor;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' voor het wonen in zorgwoningen;
- d. de waterhuishouding;
met daarbij behorende:
- e. gebouwen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- h. tuinen;
- i. erven;
- j. verhardingen;
- k. ontsluitingspaden;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. groenvoorzieningen;
- n. speelvoorzieningen;
- o. water;
- p. doeleinden van openbaar nut.
20.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
20.3 Nadere eisen
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.5 Specifieke gebruiksregels
20.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 21 Wonen - Gestapeld
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen en appartementen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' voor het wonen in zorgwoningen;
- c. de waterhuishouding;
met daarbij behorende:
- d. gebouwen;
- e. vrijstaande bijgebouwen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
- h. tuinen;
- i. erven;
- j. verhardingen;
- k. ontsluitingspaden;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. groenvoorzieningen;
- n. speelvoorzieningen;
- o. water;
- p. doeleinden van openbaar nut.
21.2 Bouwregels
Op de voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
21.3 Nadere eisen
21.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 22 Leiding - Riool
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de bescherming van de in de strook gelegen leidingen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding – riool' voor de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding.
22.2 Bouwregels
Op de voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Archeologie 2
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
23.2 Bouwregels
23.3 Nadere eisen
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Archeologische Verwachting 1
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
24.2 Bouwregels
24.3 Nadere eisen
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Waarde - Archeologische Verwachting 2
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
25.2 Bouwregels
25.3 Nadere eisen
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Waarde - Archeologische Verwachting 3
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
26.2 Bouwregels
26.3 Nadere eisen
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 27 Waarde - Ecologische Verbindingszone
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologische verbindingszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. behoud en ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, zodanig dat door het realiseren van stapstenen voor flora en fauna verbindingen kunnen ontstaan tussen natuur- en natuurontwikkelingsgebieden;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en andere voorzieningen ten behoeve van en behorende bij de in 27.1 onder a bedoelde doeleinden.
27.2 Bouwregels
Voor het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. op en in de voor 'Waarde - Ecologische verbindingszone' aangewezen gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
- b. een omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, wordt alleen verleend als vaststaat dat daardoor de belangen van de ecologische verbindingszone niet onevenredig worden aangetast.
27.3 Nadere eisen
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 28 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 29 Algemene Bouwregels
29.1 Bestaande afstanden en maten
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 30 Algemene Gebruiksregels
30.1 Strijdig gebruik
30.2 Parkeernormen
De inrichting van de gronden moet zodanig plaatsvinden dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in de bijlage 'Parkeernormen' die bij deze regels is gevoegd.
Artikel 31 Algemene Aanduidingsregels
31.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop Agneta
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop Agneta' geldt dat die gronden naast de andere bestemming(en), tevens bestemd zijn voor het behoud, het herstel en de bescherming van de windvang van de molen.
Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels
32.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 33 Algemene Wijzigingsregels
33.1 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 34 Algemene Procedureregels
34.1 Nadere eisen
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. het voornemen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking meldt de mogelijkheid voor belanghebbenden om schriftelijk en/of mondeling hun zienswijze over het voornemen bij burgemeester en wethouders kenbaar te maken gedurende de ondera genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
34.2 Wijzigingen
Burgemeester en wethouders geven ingeval van wijziging van het bestemmingsplan toepassing aan de procedureregels van artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 35 Overgangsrecht
35.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan door een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
35.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 35.1met maximaal 10%.
35.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
35.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande gebruik.
35.5 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 35.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- b. Als het gebruik, bedoeld in 35.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
35.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in 35.4 is niet van toepassing op het gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 36 Slotregel
Deze planregels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanRuurlo, Woongebieden 2011.
Het bestemmingsplan "Ruurlo, Woongebieden 2011" heeft van 26 oktober tot en met 6 december 2011 in ontwerp ter inzage gelegen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Berkelland, gehouden op 10 april 2012.
, voorzitter
, griffier
april 2012.
Bijlagen Bij De Planregels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Parkeernormen
Bijlage 3 Lijst Van Horecabedrijven
Hoofdstuk 1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor dit bestemmingsplan en de ligging en begrenzing van het plangebied beschreven. Dit wordt geïllustreerd met een kaartfragment, waaruit de ligging van het plangebied blijkt.
1.1 Aanleiding
De gemeente Berkelland wil voor haar grondgebied alle bestemmingsplannen actualiseren en op elkaar afstemmen. In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald dat een bestemmingsplan niet langer dan 10 jaar van kracht is. De gemeente Berkelland wil van ongeveer 400 bestemmingsplannen naar minder dan 50 bestemmingsplannen.
Het voorliggende bestemmingsplan "Ruurlo, Woongebieden 2011" is een actualisatie en harmonisatie van de woongebieden in Ruurlo en regelt planologisch de bestaande situatie.
1.2 Geldende Plannen
Er gelden voor de bebouwde kom van Ruurlo meerdere bestemmingsplannen. Dit zijn zowel oude als enigszins recente plannen. Hieronder vallen veel herzieningen en wijzigingen van de grotere (moeder)plannen. In totaal gelden ongeveer 25 bestemmingsplannen voor het gebied waarvoor nu dit bestemmingsplan “Ruurlo, Woongebieden 2011” is opgesteld. Het grootste deel van deze bestemmingsplannen komt te vervallen op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt.
De acht belangrijkste plannen die voor ongeveer 90% van het plangebied gelden zijn:
- Everwenninkhoek III (1977)
- Hessenweg (1977)
- Schansekamp (1983)
- 't Loo (1992)
- Garvelinkkamp (1994)
- Leusinkbrink (1999)
- Bekol-terrein (2000)
- Ruurlo-Centrum (2000)
De (moeder)plannen Schansekamp, Leusinkbrink en Ruurlo-Centrum komen met deze herziening niet helemaal te vervallen. Delen van deze bestemmingsplannen vallen buiten het plangebied van “Ruurlo, Woongebieden 2011”. Voor deze delen worden andere geactualiseerde bestemmingsplannen opgesteld.
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan “Ruurlo, Woongebieden 2011” in de gemeente Berkelland bestaat uit de volgende stukken:
- Verbeelding (plankaart), schaal 1:1.000 tekeningnummer NL.IMRO.1859.BPRLO20090020-1000
- Planregels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de onder het plan vallende gronden en opstallen aangegeven. In de planregels zijn de regels opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving zijn opgenomen. Bovendien wordt de juridische opzet van het plan toegelicht en wordt verslag gedaan van de inspraak- en overlegprocedure.
1.4 Situering Van Het Plan
Het plangebied omvat de woongebieden van de kern Ruurlo. Voor het centrum en de bedrijventerreinen volgen afzonderlijke bestemmingsplannen. Ruurlo ligt ten zuid-westen van Borculo en ten noord-westen van Groenlo. De begrenzing is verder afgestemd op het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan "Buitengebied". Zie Bijlage1 Situering plangebied.
Hoofdstuk 2 Ruurlo
2.1 Bestaande Situatie
Ruurlo ligt aan de spoorlijn Zutphen -Winterswijk en heeft een eigen station. De doorgaande weg tussen Zutphen en Winterswijk (N319) loopt langs Ruurlo. De aftakking richting Lochem loopt door de kern. Aan het eind van de 20e eeuw is er een rondweg om het dorp aangelegd die het verkeer in de kern verlichtte. De aftakking naar Borculo (N315) loopt nu ook via deze rondweg.
Om het dorp Ruurlo liggen open gebieden, de jonge ontginningen, en gebieden met een meer besloten karakter van het oude cultuurlandschap, de kampen. Ten westen van het dorp vinden we daarnaast ook een grote hoeveelheid bossen.
Op de bedrijventerreinen van Ruurlo zit veel maakindustrie, maar ook transport- en autobedrijven. Daarnaast is er natuurlijk veel landbouw en daaraan verwante bedrijven. Door de gunstige ligging in het Achterhoekse coulisselandschap, is toerisme voor Ruurlo ook een belangrijke inkomstenbron. De aanwezigheid van het historisch erfgoed, Buitenplaats Kasteel Ruurlo, draagt hier ook aan bij. Tenslotte heeft het dorp een bloeiend verenigingsleven met onder andere meerdere sport- en muziekverenigingen.
2.2 Geschiedenis
Ruurlo ontstond als een agrarische nederzetting rond het knooppunt van een aantal uit de omgeving samenkomende wegen. Van oudsher vestigde de agrarische bevolking zich te midden van akkers en velden, waardoor een verspreid vestigingspatroon ontstond: het hoevenlandschap. De boerderijen waren geclusterd gesitueerd aan de linten in en om de dorpskern. In dit beeld betekende het dorp Ruurlo slechts een lichte concentratie waardoor het eigenlijk meer het karakter van een buurtschap droeg. Behalve door de gunstige ligging werd de verdere ontwikkeling van Ruurlo zeker ook bevorderd door de nabijgelegen havezate, het huidige kasteel Ruurlo. Naast het kasteel vormt de Hervormde Kerk, eertijds gewijd aan St. Willibrord, in feite de enige nog aanwezige getuigenis van een ver verleden.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt het rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen. Het nationale en provinciale beleid is beschreven in verschillende nota's over de ruimtelijke ordening, alsmede in het streekplan. Een "doorzetting" van dit beleid vindt plaats in de verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Berkelland is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is echter vaak van een andere schaal dan de schaal waarop een bestemmingsplan wordt opgesteld. Om die reden wordt slechts beknopt het beleid op rijksniveau toegelicht. Op het Streekplan Gelderland, het regionaal beleid en het gemeentelijk beleid wordt uitvoeriger ingegaan.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nota Ruimte
De Nota Ruimte is een strategische nota op hoofdlijnen waarin het nationaal ruimtelijke beleid en de bijbehorende doelstellingen tot 2020 (met een doorkijk naar de periode 2020-2030) zijn opgenomen. Hoofddoel is het scheppen van ruimte voor de ruimtevragende functies met als (sub)doel de bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland. Naast deregulering en decentralisatie hanteert de Nota ontwikkelingsplanologie en uitvoeringsgerichtheid.
Het rijk mengt zich niet in kwesties op microniveau maar stuurt op hoofdlijnen. Het motto is, "Decentraal wat kan, centraal wat moet". De verantwoordelijkheid voor de inrichting van het ruimtelijk gebied wordt neergelegd bij lagere overheden (provincie en gemeente).
Basiskwaliteit buiten de stedelijke netwerken
Het kabinet streeft buiten de stedelijke netwerken naar basiskwaliteit en bereikbaarheid voor steden en dorpen. In steden en dorpen wordt het draagvlak voor voorzieningen ondersteund. Het rijk beperkt zich tot het aangeven van kaders en normen. Uitgangspunt is dat iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. Dat geldt ook voor meer de landelijke gebieden.
Het is de bedoeling dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt, dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Revitalisering, herstructurering en transformatie van woon- en werkgebieden is cruciaal om de ruimtelijke doelen van het kabinet te halen. Het rijk stimuleert herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen. Het is voor het rijk belangrijk dat betrokken overheden voldoende ruimte reserveren voor groengebieden en andere recreatiemogelijkheden om de stad en dat recreatieve landschappen ontstaan en/of behouden blijven.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Streekplan Gelderland 2005
Op 29 juni 2005 is door Gedeputeerde Staten van Gelderland het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. Het streekplan voorziet in een integrale herziening van het ruimtelijke beleid van de provincie (Streekplan Gelderland 1996 en de daaropvolgende partiële herzieningen). In het Streekplan Gelderland 2005 wordt aangegeven, dat de provincie wil voorzien in voldoende ruimtelijke reservering voor de behoefte aan stedelijke functies. In de WGR-regio's wordt de benodigde uitbreidingsruimte uitgewerkt in "zoekzones voor stedelijke functies". Gemeentelijke visies voor wonen en werken dienen daarvoor mede als basis.
Het streekplan geeft de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek, dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. De provincie vraagt de samenwerkende overheden de diverse ruimtelijke opgaven in de regionale plannen en programma's af te stemmen op de ruimtelijke structuur. In de interactieve voorbereiding van dit streekplan is daarom intensief overleg gepleegd met maatschappelijke organisaties, regio's, gemeenten, waterschappen en het rijk.
Na dit overleg is geconcludeerd dat het ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 gericht moet zijn op:
- een kwalitatieve benadering;
- een ontwikkelingsgerichte aanpak, waarbij de provincie minder gedetailleerd bestemmingsplannen toetst;
- gebiedsgericht en regionaal gedifferentieerd ruimtelijk beleid;
- het begeleiden van het (ruimtelijk) planvormingsproces.
In de uitgangspunten voor het ruimtelijk beleid zijn de ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten alsmede een regionale inzet bepalend. Door de Regio Achterhoek is in april 2004 de "Regionale structuurvisie Achterhoek" opgesteld. Uitgangspunt van deze structuurvisie is om de Achterhoek verder te ontwikkelen als een economisch, sociaal en cultureel zelfstandige regio die zich naar buiten toe met name profileert met haar kleinschaligheid en landschappelijke kwaliteiten. Het bevorderen van een volwaardig voorzieningenpeil in de grotere kernen is hierbij één van de ambities.
Het dorp Ruurlo komt in het streekplan niet specifiek voor. Op de beleidskaart ruimtelijke structuur valt het dorp Ruurlo binnen het "multifunctioneel gebied; bebouwd gebied 2000".
3.3.2 Provinciaal woonbeleid
Wat betreft het provinciaal woonbeleid wordt in het streekplan gerefereerd aan de Woonvisie Gelderland (2004). De woonvisie heeft het motto "Woonbeleid met kwaliteit" en bestaat uit drie delen: de algemene woonvisie, de regionale woonvisie en een kwalitatief woonprogramma (KWP). De woonvisie is erop gericht de spanning op de woningmarkt te verminderen door een voldoende aanbod van kwalitatief passende woningen en woonmilieus te realiseren, dat aansluit bij de voorkeuren van bewoners. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is de bouw van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum-stedelijk en landelijk wonen. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit. Het woonprogramma wordt periodiek geactualiseerd.
De rapportages Wonen in Gelderland (monitoring) geven antwoord op de vraag of gemeenten, woningcorporaties en andere marktpartijen slagen in het nakomen van afspraken en voorzien in de regionale woningbehoefte (conform KWP). In oktober 2009 is de rapportage Wonen in Gelderland 2009 verschenen. Deze rapportage bevat informatie over de ontwikkelingen op de Gelderse woningmarkt.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie Berkelland 2025
De "Structuurvisie Berkelland 2025" geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot het jaar 2025 weer. Het is een integrale visie die geldt voor het grondgebied van de hele gemeente.
Een uitgangspunt voor de gemeente is het behouden van de rust, de variatie en de kleinschaligheid van het woningaanbod. De vier hoofdkernen hebben daarbij ieder hun eigen kwaliteiten. Deze kwaliteiten moeten verder worden versterkt.
Berkelland streeft naar leefbare wijken en kernen met een gedifferentieerde woningvoorraad en bevolking. Woningbouw wordt geconcentreerd in de vier hoofdkernen en moet zo min mogelijk beslag leggen op ruimte buiten de bebouwde kom, dit betekent dat inbreiden zoveel mogelijk voor uitbreiden gaat. Inbreiden mag echter niet ten koste gaan van de kwaliteit van bestaande wijken.
In de structuurvisie worden de belangrijkste ontwikkelingen voor de vier grote kernen; Borculo, Eibergen, Neede en Ruurlo afzonderlijk weergegeven.
Ruurlo moet zich verder profileren als dorp voor recreatie en een aantrekkelijk vestigingsklimaat bieden voor mensen van buiten de regio. Er worden in Ruurlo nog relatief veel woningen gebouwd. Hierbij moet ingezet worden op verschillende woningtypen. Zowel aantrekkelijk luxe en exclusief wonen, als ook starterswoningen en woningen voor huishoudens met een laag inkomen.
De aantrekkingskracht voor nieuwe winkels is voldoende. Wel moet leegstand voorkomen worden. Het stimuleren van centrumontwikkelingen draagt hieraan bij. Tenslotte moeten de ontwikkelingen rondom het station en het kasteel worden gestimuleerd.
3.4.2 Woningbouw
De Achterhoek krijgt de komende jaren te maken met bevolkingsdaling. Het aantal inwoners daalt nu al licht. Bevolkingsdaling heeft directe consequenties voor het draagvlak van diverse voorzieningen. Vanaf ongeveer 2025 krijgt de Achterhoek ook te maken met een dalend aantal huishoudens. Wanneer hier niet tijdig op ingespeeld wordt, heeft dit grote gevolgen voor de woningmarkt. De Achterhoekse gemeenten zijn op tijd om nu in te spelen op deze gewijzigde ontwikkelingen.
Ook hebben Nederland en de Achterhoek te maken met een sterke vergrijzing en daarmee een andere vraag op de woningmarkt. Daar komt bij dat we op dit moment (2011) in een tijd leven, die de vraag naar betaalbare woningen vergroot. Ook staan we aan de vooravond van grote bezuinigingen voor zowel gemeenten als corporaties, die investeringsmogelijkheden drastisch verkleinen. De opgave is groter, de mogelijkheden zijn kleiner.
Deze trends hebben een kwalitatieve en kwantitatieve druk op de woningbouwmarkt tot gevolg. De noodzaak wordt gevoeld en heeft ertoe geleid dat de zeven Achterhoekse gemeenten, zes woningbouwcorporaties en de provincie Gelderland de krachten bundelen en verantwoordelijkheid nemen voor de situatie op de Achterhoekse woningmarkt in de toekomst. De eerste regionale woonvisie voor de Achterhoek is hiervan het resultaat.
Voor de actualisering van de bestemmingsplannen in Berkelland heeft dit tot gevolg dat in de plannen geen sprake is van uitbreiding van het aantal woningen. Wij spreken hier dan van conserverende bestemmingsplannen.
3.4.3 Welstandsnota
De gemeente Berkelland heeft nog geen nieuw welstandsbeleid en valt op dit moment terug op de nota's van de voormalige gemeenten. Voor Ruurlo geldt de Welstandsnota Ruurlo, vastgesteld door de gemeente Ruurlo op 27 november 2003. De gemeenteraad van Berkelland heeft de nota opnieuw vastgesteld en van toepassing verklaard op 12 december 2006.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden, Onderzoek En Verantwoording
4.1 Algemeen
Op grond van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaren over de feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan wordt onderzocht welke waarden bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden.
4.2 Milieuaspecten
In milieuhygienisch opzicht moet aandacht besteed worden aan de mogelijke hinder van geluid, eventuele bodem- en/of grondwaterverontreiniging, bedrijven en luchtkwaliteit.
4.2.1 Geluid
Ter bescherming van de burger tegen overlast door geluid is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. In deze wet zijn normen opgenomen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige bestemmingen (woningen, ziekenhuizen, scholen en dergelijke). In de Wgh zijn ook normen opgenomen voor de maximaal toelaatbare geluidsbelastingen in ruimten binnen gebouwen. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone. Als in deze zone geluidsgevoelige bebouwing wordt geprojecteerd dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Het onderzoek moet aantonen of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevels van te bouwen woonbebouwing als gevolg van het verkeer op de weg.
Vanwege het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is nader onderzoek naar geluidsbelasting niet van toepassing. Er worden immers geen nieuwe geluidsgevoelige objecten geprojecteerd. Hierdoor is het niet nodig om verder op dit onderwerp in te gaan.
4.2.2 Bodem
Het bodembeleid is gebaseerd op de Wet bodembescherming. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd. Bodemverontreiniging kan immers voor gezondheidsrisico's zorgen. Ook kan eventuele bodemverontreiniging gevolgen hebben voor de uitvoerbaarheid van de ruimtelijke plannen.
Om bouwen op verontreinigde grond tegen te gaan kan bij de aanvraag om een omgevingsvergunning een bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Het doel van een bodemonderzoek is om inzicht te krijgen in de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen in de grond en het grondwater. Ook kan een nieuw bouwwerk het verwijderen van een bodemverontreiniging onmogelijk maken. De onderzoeksplicht komt voort uit de Woningwet.
Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is geen nader onderzoek gedaan naar het voorkomen van bodemverontreining in het plan. Hierdoor is het niet nodig om verder op dit onderwerp in te gaan.
4.2.3 Bedrijven
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet rekening worden gehouden met voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten.
Het is gebruikelijk om voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bedrijvigheid aansluiting te zoeken bij de afstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, 2009). Andersom kan deze publicatie worden gebruikt voor het op verantwoorde wijze inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving. De VNG-publicatie geeft op systematische wijze informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau op elkaar af te stemmen.
Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is verder onderzoek niet van toepassing. Hierdoor is het niet nodig om dieper op dit onderwerp in te gaan.
4.2.4 Luchtkwaliteit
Voor luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, als:
- a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een opgenomen grenswaarde; of
- b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect; of
- c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor een grenswaarde is opgenomen; of
- d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Daardoor kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden meegenomen in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).
Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor stikstof ( NO2) en fijnstof (PM10). In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Vooralsnog geldt dat:
- voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (met één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (met twee gelijke ontsluitingswegen) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
- voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
- voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkeling mogelijk, die van grotere omvang is dan wat hiervoor is aangegeven en daarom kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" verslechtert. Daarom hoeft niet verder op het aspect luchtkwaliteit worden ingegaan.
Bijzondere aandacht verdient verder het op 16 januari 2009 in werking getreden Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen). Met deze AMvB wordt de bouw van zogenaamde gevoelige bestemmingen in de buurt van rijks- en provinciale wegen beperkt. Daarvoor voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is. Aan weerszijden van rijkswegen 300 meter en 50 meter langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg).
Waar in zo'n onderzoekszone de grenswaarden voor fijn stof of stikstofdioxide worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen. Dit wordt bereikt door op zo'n plek de vestiging van bijvoorbeeld een school niet toe te staan. Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan is er ook geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone. Wel moet in die situaties de locatiekeuze goed gemotiveerd worden. Dat gebeurt al in de context van de goede ruimtelijke ordening. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties dus niet als gevoelige bestemming gezien.
Het dorp Ruurlo kent vijf gevoelige bestemmingen (vier onderwijsinstellingen en een woonverblijf). Deze liggen allemaal buiten de hierboven aangegeven zones van 50 en 300 meter. Bovendien is geen sprake van realisatie van nieuwe gevoelige bestemmingen. Verder is vanuit de jaarlijkse luchtkwaliteitsrapportages bekend dat zich binnen de gemeente Berkelland geen overschrijdingen van luchtkwaliteitsnormen voordoen.
4.3 Water
Sinds 1 november 2003 is het verplicht ruimtelijke plannen te toetsen op waterhuishoudkundige aspecten: de zogenaamde watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Waterhuishoudkundige doelstellingen worden daarbij expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing genomen binnen deze ruimtelijke plannen en besluiten. Het watersysteem wordt hierbij op een integrale wijze benaderd. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater worden dus -in samenhang- in beschouwing genomen. Daarbij gaat het naast de kwantiteit ook om de kwaliteit. De integrale benadering van het watersysteem betekent ook dat het watersysteem wordt benaderd in samenhang met andere beleidsvelden. De watertoets is een instrument om deze integrale benadering vorm te geven en om het watersysteem op orde te krijgen. De belangrijkste beleidsdocumenten waarin de waterhuishoudkundige doelstellingen zijn beschreven zijn Het Nationaal Waterplan, de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Nota Ruimte.
4.3.1 Rijk: Nationaal Waterplan
In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.
Ruurlo ligt in het gebied 'Hoog Nederland'. Dit gebied omvat grofweg de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord- Brabant en Limburg. Hoog Nederland is grotendeels vrij afwaterend, dat wil zeggen dat het water onder vrij verval naar de rivieren en de zee stroomt. Het gebied bevat enkele scheepvaartkanalen die door het rijk worden beheerd en daarnaast vooral regionale wateren in beheer bij de waterschappen. Kenmerkend voor dit deelgebied is de directe samenhang tussen het grond- en oppervlaktewatersysteem en de van nature meanderende beken met aangrenzende beekdalgronden die incidenteel in tijden van extreem natte perioden op natuurlijke wijze kunnen overstromen.
De belangrijkste wateropgaven voor hoog Nederland zijn watertekort, grondwater, wateroverlast en waterkwaliteit.
4.3.2 Provincie: Waterplan
Het Waterplan Gelderland 2010-2015 bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.
In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
Het plangebied heeft op grond van het Waterplan de basisfunctie stedelijk gebied. Zowel in nieuw als in bestaand stedelijk gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel voorkomen worden. Hierbij wordt het water in de stad met het omringende watersysteem als één geheel beschouwd. De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem zijn in stedelijk gebied gericht op:
- het voorkomen of zo veel mogelijk beperken van wateroverlast;
- de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied;
- het voorkomen van zettingen;
- het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor herstel van verdroogde natuur;
- het weren van de riolering van (diepe) drainage en instromend grond- en oppervlaktewater;
- het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten en hemelwateruitlaten;
- het beperken van de invloed van bronbemaling;
- het realiseren van de basiskwaliteit voor oppervlaktewater.
4.3.3 Waterschap: Waterbeheerplan
Ruurlo ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn & IJssel. Het Waterschap Rijn & IJssel heeft in 2009 een waterbeheerplan vastgesteld voor de periode 2010-2015. Met de voornemens uit het Waterbeheerplan wil het waterschap actief inspelen op alle lopende en komende veranderingen zoals de wijzigingen in de waterwetgeving en de Kaderrichtlijn Water. Er zijn mogelijkheden om de waterkwaliteit nog verder te verbeteren en om meer ruimte te bieden voor het vasthouden van water. Het gewenste peilbeheer wordt in het hele gebied in de komende periode planmatig opgepakt voor de landbouw en de natuur. Het beheer van water en afvalwater in stedelijk gebied krijgt steeds meer aandacht. In het landelijk gebied wil het waterschap kansen bieden voor recreatie op of bij het water.
Het Waterbeheerplan 2010-2015 bevat het beleid op hoofdlijnen voor alle taakgebieden van Waterschap Rijn & IJssel. Dit plan is opgesteld samen met vier andere waterschappen, die deel uitmaken van deelstroomgebied Rijn-Oost. Het plan geeft aan welke doelen het Waterschap nastreeft en welke maatregelen en projecten daarvoor in de planperiode worden ingezet. De maatregelen die uitgevoerd worden en de bijbehorende financiële middelen zijn op hoofdlijnen aangegeven.
De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor voldoende water, schoon water en voor veilig wonen en werken op de taakvelden watersysteem, waterketen en veiligheid. Het waterschap houdt daarbij rekening met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen. Aandachtspunten zijn het verbeteren van ecologische en chemische waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast, waarbij rekening wordt gehouden met het veranderende klimaat. In zowel landelijk als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem.
In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Nader onderzoek naar het toetsen op waterhuishoudkundige aspecten is dan ook niet van toepassing. Hierdoor is het niet nodig om nog verder op dit onderwerp in te gaan.
4.4 Archeologie
Het Europese Verdrag van Valletta en de gewijzigde Monumentenwet 1998 regelen de omgang met het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van het Verdrag en de Wet op de archeologische monumentenzorg is het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke (in-situ) te bewaren. Waar dit niet mogelijk is, betalen de “bodemverstoorders” het archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen.
Om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische waarde van het gebied is de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Berkelland geraadpleegd.
Archeologische beleidsadvieskaart
Ter ondersteuning van het gemeentelijke archeologische beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Berkelland een archeologische landschappen- en beleidskaart gemaakt. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische verwachting van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Berkelland.
De archeologische verwachtingskaart is ontstaan door het inventariseren van de reliëf- en bodemkenmerken, de ontstaansgeschiedenis van het landschap, archeologische vindplaatsen en andere cultuurhistorische relicten in Berkelland.
Aan de hand van deze gegevens zijn vijf Archeologisch Waardevolle Gebieden (AWG) en vijf Archeologisch Waardevolle Verwachtingsgebieden (AWV) onderscheiden, waarin sprake is van verschillen in de verwachte dichtheid waarin archeologische resten voorkomen.
Ruurlo heeft een aantal Archeologisch Waardevolle Gebieden (AWG) en een aantal Archeologische Waardevolle Verwachtingsgebieden (AWV), zie Bijlage 2Archeologische verwachtingskaart Archeologische verwachtingskaart, te weten:
- AWG categorie 3 (bekende archeologische vindplaats met rondom attentiezone van 50 meter). De uitgangspunten van het archeologisch beleid hierbij is het streven naar behoud in huidige staat. Inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 100 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm onder het maaiveld.
- AWG categorie 4 (historische dorpskernen of gemeentelijk gebouwd monument). De uitgangspunten van het archeologisch beleid hierbij is het streven naar behoud in huidige staat. Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld en groter dan 30 m2 is inventariserend archeologisch (bureau)onderzoek verplicht.
- AWV categorie 6 (geomorfologische eenheden met een plaggendek, gebieden met een hoge acheologische verwachting). De uitgangspunten van het archeologisch beleid hierbij is het streven naar behoud in huidige staat. Inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 100 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 40 cm onder het maaiveld.
- AWV categorie 7 (overige gebieden met een hoge archeologische verwachting). De uitgangspunten van het archeologisch beleid hierbij is het streven naar behoud in huidige staat. Inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 100 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm onder het maaiveld.
- AWV categorie 8 (gebieden met een middelmatige archeologische verwachting). De uitgangspunten van het archeologisch beleid hierbij is het streven naar behoud in huidige staat. Inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 100 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm onder het maaiveld.
- AWV categorie 9 (gebieden met een lage archeologische verwachting). De uitgangspunten van het archeologisch beleid hierbij is dat het niet vereist is te streven naar behoud in huidige staat. Inventariserend archeologisch onderzoek is verplicht als de oppervlakte van de ingreep groter is dan 2.500 m2 en de diepte van de ingreep dieper reikt dan 30 cm onder het maaiveld.
Conclusie archeologie
Bij bouwwerkzaamheden (of andere werkzaamheden die de bodem verstoren) binnen het gebied is vaak een archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Echter, omdat de bodem in het plangebied niet verstoord wordt hoeft niet verder op dit onderwerp worden ingegaan. Er worden tenslotte geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen in dit bestemmingsplan.
4.5 Monumenten
In het plangebied bevindt zich zowel rijksmonumenten, als gemeentelijke monumenten. Gemeentelijke monumenten kunnen door een gemeentebestuur worden aangewezen.
De rijksmonumenten worden beschermd door de Monumentenwet (1988). Met monumenten worden alle 'onroerende zaken' bedoeld. Tot die onroerende zaken horen gebouwen en objecten, zoals vaarten, bruggen, wegen, bomen en pleinen, die tenminste vijftig jaar oud zijn. Zij moeten van belang zijn door hun schoonheid, de wetenschappelijke en/of hun cultuurhistorische betekenis. Een monument kan worden aangewezen als rijksmonument wanneer het aan deze regels voldoet en als het een nationale, unieke waarde heeft. Daarnaast is het mogelijk bepaalde delen van een stad of dorp, waar in ieder geval één monument staat, aan te wijzen als beschermd stads- of dorpsgezicht. Door die bescherming wordt geprobeerd de historisch gegroeide structuur van een stad of dorp te handhaven.
In onderstaande tabel zijn de rijksmonumenten weergegeven.
Adres | Omschrijving | Naam | |
Borculoseweg 36 | zagerij | Molen "Agneta" | |
Vordenseweg 3 | boerderij | Boerderij |
In onderstaande tabel zijn de gemeentelijke monumenten weergegeven
Adres | Omschrijving | Naam | |
Barchemseweg 10-12 | kapel met woonhuis | NH-kapel met predikantenwoning | |
Borculoseweg bij 11 | kroezeboom | Historische Kroezeboom | |
Groenloseweg 1 | RK kerk | Kerk St. Willibrordus | |
Groenloseweg 3 | pastorie | RK pastorie | |
Groenloseweg 2 | villa/woonhuis | villa/rentmeesterswoning "Drosera" | |
Groenloseweg 4 | villa/woonhuis | villa/rentmeesterswoning | |
Groenloseweg 7 | koetshuis | herstellingsoord, kantoor | |
Groenloseweg 7a | woonhuis | herstellingsoord, kantoor | |
Groenloseweg 12 | villa/woonhuis | villa "Roderlo" | |
Groenloseweg 14 - 16 | villa/woonhuis | villa "Hipericum" | |
Stationsstraat ong. | RK begraafplaats | RK begraafplaats bij kerk |
4.6 Molenbiotoop
In Ruurlo staat molen de Agneta aan de Borculoseweg 36. Deze ronde, stenen stellingmolen heeft als bestemming het zagen van hout, thans op vrijwillige basis. De oorspronkelijke functie van de molen was het pellen van graan en het persen van olie uit het in de omgeving verbouwde koolzaad. In 1917 werd de molen omgebouwd tot zaag- en korenmolen. Na 1900 werd het steeds moeilijker om windmolens rendabel te houden. Enige verbetering werd gevonden in een zelfzwichtend wieksysteem. Het houten zaagraam werd in 1950 vervangen door een ijzeren zaagraam. In 1975, 1982 en 1994 zijn er restauraties uitgevoerd. In 2003 is er groot-onderhoud uitgevoerd aan de binnenroede. De remkleppen op deze roede zijn vernieuwd en ook zijn de oorspronkelijke stroomlijnneuzen weer aangebracht. . Momenteel wordt voornamelijk elektrisch gezaagd. De molen is dankzij vrijwillige molenaars van de Stichting Vrienden van Agneta nog regelmatig in bedrijf.
Dit alleen is niet voldoende om een molen te laten functioneren. Het werktuig stelt ook eisen aan zijn omgeving: er moet wind zijn om de wieken in beweging te kunnen zetten. Om dit omgevingselement aan te duiden, werd in 1973 het begrip 'molenbiotoop' geïntroduceerd. De molenbiotoop heeft betrekking op de hele omgeving van een molen, voor zover die van invloed is op het functioneren van die molen als maalwerktuig én als monument. Naast windvang dient dan ook te worden gelet op de belevingswaarde van de molen. Gebouwen en bomen kunnen de molenbiotoop aantasten. Bomen en boomgroepen veroorzaken een extra nadeel voor de windvang, omdat zij met hun bladerkroon de wind enige tijd vasthouden, waardoor er grotere turbulentie optreedt en de wind met grotere kracht en met vlagen op de molen afkomt.
Een tweede aspect van de molenbiotoop heeft te maken met de belevingswaarde. Molens zijn een belangrijk element in het landschap en hebben vaak te maken met de ontstaansgeschiedenis van dat landschap. Molens moesten wind kunnen vangen. Daarom stonden ze in een open landschap of staken ze in ieder geval boven hun omgeving uit. Die voor molens kenmerkende situatie moet zoveel mogelijk worden bewaard, willen de werktuigen volledig tot hun recht komen. Molens horen in het zicht te staan. Als dat het geval is blijken molens zeer belangrijke herkenningspunten in een gebied te zijn.
Door de Hollandsche Molen zijn in 1982 nieuwe normen ontwikkeld. Deze zijn vastgelegd in het rapport "De inrichting van de omgeving van molens". Daarin staat op welke manier met de molen rekening kan worden gehouden.
Er is een formule ontwikkeld om te bepalen hoe hoog een obstakel mag zijn op een bepaalde afstand van een molen zonder te veel windbelemmering te veroorzaken.
Deze biotoopformule luidt als volgt:
Hx = X/n + c*z of X = n(Hx - c*z)
Waarin:
H = hoogte obstakel
X = afstand obstakel tot molen
n = 140 voor open gebied, 75 voor ruw gebied, 50 voor gesloten gebied
c = constante = 0,2
z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + eventuele stelling- of belthoogte)
Wanneer de omgeving van de molen voldoet aan de eisen uit de formule is er sprake van een toelaatbare situatie.
Voor de Agneta geldt dat binnen een afstand van 281 meter van de molen een gebouw (obstakel) niet hoger mag zijn dan 9,90 meter. Buiten deze eerste 281 meter geldt dat de biotoopformule moet worden toegepast. Gerekend moet dan worden met een askophoogte van 21,40 meter en moet worden uitgegaan van gesloten gebied.
4.7 Ecologie
Bij ruimtelijke plannen moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. In de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet. De gebiedsbescherming gebeurt via de Natuurbeschermingswet 1998.
Soortbescherming
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren (beschermde flora- en faunasoorten). Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Als dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden. Voor het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is het noodzakelijk om hiernaar onderzoek te doen.
Gebiedsbescherming
Vanaf oktober 2005 vindt de gebiedsbescherming in Nederland plaats via de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998.
De Natuurbeschermingswet kent de volgende beschermde gebieden:
- Natura 2000-gebieden (vogel- en habitatrichtlijngebieden).
- Beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten.
- Ecologische Hoofdstructuur.
- Nationale Landschappen.
Natura 2000-gebieden
Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er voor projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden. Binnen de Natura 2000-gebieden zijn de vogelrichtlijngebieden en habitatrichtlijngebieden te onderscheiden. De Vogelrichtlijn heeft tot doel alle in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De Habitatrichtlijn is zowel gericht op de bescherming van soorten als natuurlijke habitats.
Op circa 2,3 km vanaf Ruurlo bevindt zich het Natura 2000-gebied Stelkampsveld (Beekvliet). Het is voor dit plan niet nodig om hier verder onderzoek naar te doen.
Beschermde natuurmonumenten
Beschermde natuurmonumenten hebben als doel om gebieden met een natuurwetenschappelijke of landschappelijke betekenis te vrijwaren tegen ingrepen. Het kan gaan om gebieden met zeldzame plant- en/of diersoorten, maar ook om gebieden die door hun ontstaansgeschiedenis, bodembouw of landschappelijke schoonheid waardevol zijn.
Binnen 3 km van de kern Ruurlo bevindt zich geen beschermd natuurmonument. Het is voor dit plan niet nodig om hier verder onderzoek naar te doen.
Ecologische Hoofdstructuur
De provincie Gelderland heeft de natuurwaarden in Gelderland begrensd in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De kern Ruurlo grenst aan de Ecologische Hoofdstructuur. Gezien het conserverende karakter van het onderhavige bestemmingsplan is de invloed op de PEHS in de omgeving minimaal, verder onderzoek is niet nodig.
Nationaal Landschap
In de Nota Ruimte wijst het rijk 20 Nationale Landschappen aan. Dit zijn gebieden met (inter)nationaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee bijzondere, natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De opgave voor deze Nationale Landschappen is het behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de bijzondere kwaliteiten.
De kern Ruurlo grenst aan Nationaal Landschap Graafschap. Het is voor dit plan niet nodig om hier verder onderzoek naar te doen.
4.8 Externe Veiligheid
4.8.1 Algemeen
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang.
Deze ongevallen kunnen worden onderscheiden in ongevallen met:
- inrichtingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Inrichtingen
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen moeten tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt. Daarvoor zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regels gesteld.
Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen moet onderzocht worden:
- of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds vanwege het plaatsgebonden risico;
- of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.
Voor het plangebied zijn de volgende inrichtingen belangrijk: Tankstation Ruesink aan de Venterkamp 11 en Kanters Brandstoffen aan de Barchemseweg 84a. Bij alle twee gaat het om lpg-tankstations.
Van de regionale brandweer (VNOG) is een advies ontvangen op 20 juli 2011. Zij kunnen zich vinden in de uitgangspunten en de uitvoering van de berekeningen. Ook vinden zij geen knelpunten ten aanzien van de zelfredzaamheid van burgers en de bestrijding van incidenten. Zie ook paragraaf 8.2.
Plaatsgebonden risico
In verband met het plaatsgebonden risico en gelet op de doorzet lpg (minder dan 1.000 m3) moeten de volgende afstanden tot de (beperkt) kwetsbare objecten in acht worden genomen:
15 meter vanaf de afleverzuil;
25 meter vanaf het ondergrondse reservoir;
45 meter vanaf het vulpunt.
Uit de bijlagen Bijlage 3 Lpg-zones Ruesink en Bijlage 4 Lpg-zones Kanters blijkt dat bij alle twee de tankstations de PR-veiligheidscontouren net buiten de plangrens vallen. De groepsrisicocontouren vallen wel binnen de plansgrens.
Groepsrisico
Conform artikel 13 lid 1 Bevi wordt hierna per tankstation ingegaan op de volgende aspecten:
- a. de aanwezige en op grond van het bestemmingsplan te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de risicovolle inrichting;
- b. het groepsrisico per inrichting op moment vaststelling bestemmingsplan en de bijdrage van de toegelaten (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico;
- c. indien mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft;
- d. indien mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die in het bestemmingsplan zijn opgenomen;
- e. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die aan de milieuvergunning worden verbonden;
- f. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
- g. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst;
- h. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval in de risicovolle inrichting;
- i. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen.
Tankstation Ruesink aan de Venterkamp 11.
ad a en b.
Voor standaardsituaties kan het groepsrisico bij lpg-tankstations berekend worden met behulp van de berekeningsmodule van www.groepsrisico.nl. Deze rekentool vervangt de tabel met kengetallen voor personendichtheden bij lpg-tankstations, zoals is opgenomen in de "Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico" van augustus 2004 en de update van 2007. Onder standaardsituaties wordt verstaan een lpg-tankstation waarbij het lpg-vulpunt op minder dan 50 meter van de (al dan niet ondergrondse) lpg-voorraadtank is gelegen en in de omgeving (in een straal van 150 meter rondom het tankstation) uitsluitend woningen, woongebouwen, kantoren, scholen en bedrijven zijn gelegen.
De rekentool heeft als basis het "Stappenplan Groepsrisicoberekening lpg-tankstations" van het Centrum voor Externe Veiligheid (RIVM) van 6 juni 2008.
Uit de berekening blijkt dat binnen de contouren in de dagsituatie er sprake is van de aanwezigheid van 77,2 personen en in de nachtsituatie van 67,2 personen. Zie Bijlage 5Rekentool Ruesink voor de volledige rapportage.
De rapportage laat ook zien dat de berekende FN-curve ver verwijderd blijft van de oriëntatiewaarde.
ad c.
In het Besluit lpg-tankstations milieubeheer zijn voorschriften opgenomen voor de exploitatie van het tankstation. De exploitant heeft hieraan te voldoen. Verder is van belang dat de lpg-branche thans maatregelen voorbereidt die tot vermindering van het groepsrisico zullen leiden. Het gaat om de volgende maatregelen:
- het gebruiken van een verbeterde vulslang. Hierdoor daalt de kans op een lek of breuk en vermindert het aantal knelpunten met het plaatsgebonden risico;
- het aanbrengen van hittewerende coating op lpg-tankauto's. Deze coating geeft de brandweer bij een ongeluk meer tijd en meer mogelijkheden om een explosie (een zogenoemde warme 'BLEVE': Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) te voorkomen;
- in de onderhavige situatie is het wenselijk om de aflevering overdag te laten plaatsvinden.
ad d.
In het invloedsgebied zijn bestemmingsplannen geldend. Dit zijn gedetailleerde bestemmingsplannen, die bij recht nauwelijks tot geen ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen. De personendichtheden zijn daarmee indirect verankerd in het bestemmingsplan.
De maximale doorzet tot 1.000 m3 wordt in het onderhavige bestemmingsplan vastgelegd.
ad e.
In de milieuvergunning is de lpg-doorzet inmiddels begrensd tot 1.000 m3 per jaar. De feitelijk verkochte hoeveelheid ligt een stuk onder die hoeveelheid.
ad f.
Ruimte is schaars en de invulling van de ruimte wordt door tal van factoren bepaald. Het groepsrisico als gevolg van een lpg-tankstation is er daar één van. Het gemeentelijke beleid richt zich in beginsel op de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Onder omstandigheden kan een toename onder de oriëntatiewaarde onaanvaardbaar worden gevonden. Dat is in de onderhavige situatie niet het geval, mede gelet op alle andere factoren die de invulling op de onderhavige locatie bepalen, waaronder de stedenbouwkundige inpassing.
ad g en h.
Een belangrijk aspect betreft bestrijdbaarheid. Bestrijding van de direct optredende effecten is in het geval van een BLEVE niet realistisch, omdat een BLEVE zich te snel ontwikkelt. De inzet van de brandweer zal derhalve voornamelijk gericht zijn op het bestrijden van secundaire branden. Bronbestrijding ligt -indien mogelijk- in de regel in het blussen van het object dat de lpg-tankauto aanstraalt.
In geval van een dreigende BLEVE kan de brandweer bij tijdige aankomst trachten de lpg-tankwagen te koelen. Zijn ze niet tijdig aanwezig dan gaat de brandweer op afstand staan en wordt de inzet met name op de bescherming van de omgeving gericht. Om te koelen is bluswater nodig en de bluswatervoorziening in de directe omgeving zal daar op afgestemd moeten zijn. Tevens kan een sprinklerinstallatie voor koeling zorgen. Hierdoor wordt drukopbouw in de tank, die tot een BLEVE leidt voorkomen.
ad i.
Een belangrijk aspect in het kader van het groepsrisico dat bestaat ten gevolge van het lpg-tankstation betreffen de mogelijkheden ten aanzien van de zelfredzaamheid van de bevolking. De tijd tussen het begin van een brand en een BLEVE (een explosie van een lpg-tankwagen) varieert tussen circa 10 en 30 minuten. De beschikbare tijd voor personen om zichzelf in veiligheid te brengen is dus slechts kort. Aangezien het evacueren van de bevolking in zo'n korte tijd organisatorisch naar alle waarschijnlijkheid niet realiseerbaar is, wordt verondersteld dat het merendeel van de aanwezigen in de omgeving zichzelf in veiligheid kan brengen. Het verloop van de wegenstructuur rond het lpg-station is zodanig dat een ieder zich bij een (dreigende) explosie in veiligheid kan brengen (binnen 150 meter is het advies vluchten en schuilen en daarbuiten is het schuilen). In veiligheid brengen is vluchten en dat betekent, weg van de brand.
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat ten aanzien van dit lpg-station het groepsrisico binnen aanvaardbare grenzen zal blijven.
Kanters Brandstoffen aan de Barchemseweg 84a.
Uit de berekening met de rekentool blijkt dat binnen de contour rond het vulpunt in de dagsituatie er sprake is van de aanwezigheid van 36,0 personen en in de nachtsituatie van 73,0 personen. Zie Bijlage 6 Rekentool Kanters voor de volledige rapportage.
De rapportage laat ook zien dat de berekende FN-curve ver verwijderd blijft van de oriëntatiewaarde.
Voor de overige punten wordt verwezen naar het gestelde bij Tankstation Ruesink.
Buisleidingen
Op 17 september 2010 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) gepubliceerd en op 01-01-2011 in werking getreden.
Het Besluit is gebaseerd op de artikelen 5.1, eerste lid, 5.2, eerste lid, en 5.3, eerste en tweede lid, en 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 3.37 en 4.3, eerste en tweede lid van de Wet ruimtelijke ordening. Deze AMvB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen.
In of bij het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
In de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (2005) wordt een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen aangekondigd, dat naar verwachting in de loop van 2011 wordt voorzien van een wettelijke basis. In dat kader zijn op 4 december 2008 de ontwerpen voor de Basisnetten Water en Weg, alsmede het conceptontwerp Basisnet Spoor aan de Tweede Kamer aangeboden.
Daarna is in oktober 2009 door de Basisnet-werkgroep Weg de definitieve eindrapportage "Voorstel Basisnet Weg" gepresenteerd. Op 18 februari 2010 is het ontwerp-Basisnet Spoor naar de Tweede Kamer gestuurd en dat is inmiddels op 9 juli 2010 als definitief vastgesteld.
In deze stukken wordt ook aandacht besteed aan het begrip "Plasbrandaandachtsgebied" (PAG). Onder een PAG wordt verstaan het gebied tot 30 meter van de weg. Hierbinnen moet bij realisering van kwetsbare objecten, rekening worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Een plasbrand is verbranding van een door bijvoorbeeld lekkage ontstane plas van brandbare vloeistof. Een PAG geldt alleen voor nieuw te bouwen kwetsbare objecten. Bestaande objecten binnen de PAG hoeven niet te worden gesaneerd.
Op dit moment wordt het beleidskader nog gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RNVGS, 4 augustus 2004) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS, 1995/96). De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota. Op basis van deze beleidsstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
In en bij het plangebied vinden incidenteel vervoersbewegingen met gevaarlijke stoffen plaats Het gaat daarbij in hoofdzaak om de bevoorrading van bedrijven in of bij het plangebied (bijvoorbeeld levering van benzine, gasflessen, bestrijdingsmiddelen, etc.). De aard en omvang van deze transporten is uiterst beperkt, zodat met inachtneming van de vuistregels uit de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen duidelijk sprake is van verwaarloosbare risico's. In het plangebied zijn geen (water)wegen of spoorwegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.
Hoofdstuk 5 Het Plan
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. Deze regeling, die voor bestaande functies beperkte mogelijkheden biedt is overwegend conserverend van aard. In het algemeen wordt gesteld dat het huidige gebruik van gronden en gebouwen de basis is voor dit onderdeel van het plan. Dit bestemmingsplan behoudt in belangrijke mate de ruimtelijke situatie. Daarnaast biedt dit plan voor de bestaande situatie kaders voor het behoud van een goed woon- en leefklimaat.
Naast de regeling voor het bestaande gebruik is het uitgangspunt dat voor de bedrijfsactiviteiten in relatie met de omringende woningbouw geen verslechtering ontstaat. In ieder geval geldt het "stand-still"-principe, met een voorkeur voor een vermindering van de (woon)milieubelasting.
Dit bestemmingsplan maakt voor Ruurlo geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
5.2 Woonbebouwing
Aan iedere woning binnen het plangebied is een woonbestemming toegekend die is afgestemd op de verschijningsvorm. Te onderscheiden zijn vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengebouwde huizen. Hieraan is steeds de bestemming "Wonen" toegekend. De goothoogte en nokhoogte is voor alle woningen 6 meter, respectievelijk 10 meter. Uitzonderingen zijn op de verbeelding (plankaart) weergegeven. Voor bijgebouwen geldt dat bij iedere woning een bepaalde oppervlakte bijgebouwen is toegestaan. Dit is maximaal 100 m2.Onder bijgebouwen worden begrepen vrijstaande bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen (aangebouwde bijgebouwen).
Naast de woonfunctie is ook de uitoefening van bepaalde beroepen aan huis mogelijk. Dit zijn beroepen, die door hun aard aanvaardbaar zijn binnen het woonmilieu en waarvan wordt aangenomen dat daarvan geen negatieve invloed uitgaat. De woonfunctie moet hoofdzaak blijven. Ook de uiterlijke kenmerken van de woonsfeer van het betreffende perceel, zoals dat tot uitdrukking komt in de gevelindeling, tuinaanleg en -gebruik, moet zoveel mogelijk behouden blijven.
De delen van het woongebied die uit stedenbouwkundige overwegingen onbebouwd moeten blijven zijn tot "Tuin" bestemd. Het betreft in de meeste gevallen de voortuinen en soms ook zijtuinen.
5.3 Functies
De aanwezige functies worden als zodanig geaccepteerd. In veel gevallen heeft dit geleid tot een specifieke bestemming. Zo is een woonwinkel aan de Groenloseweg bestemd tot "Detailhandel", en het bouwbedrijf aan de Barchemseweg bestemd tot "Bedrijf". Tot de bestemmingen "Maatschappelijk" worden vooral openbare voorzieningen gerekend, zoals bijvoorbeeld scholen en kerken. De begraafplaats krijgt de gelijknamige bestemming. De sportvelden zijn bestemd als "Sport" en de sporthal en het zwembad tot respectievelijk "Sport - Sporthal" en "Sport - Zwembad".
5.4 Planopzet
In dit plan staan de randvoorwaarden voor grond en gebouwen. Het geeft aan welk gebruik en welke bebouwing mogelijk zijn.
Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Planregels
6.1 Algemeen
De (plan)regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is geprobeerd het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts het strikt noodzakelijke vast te leggen.
Het kan in een concrete situatie voorkomen, dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan diverse afwijkingsmogelijkheden opgenomen.
De bevoegdheid om afwijking van bepaalde normen te verlenen is gebaseerd op artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De uitvoering ervan berust bij burgemeester en wethouders. Deze flexibiliteitsbepaling maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd moet blijven.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
- 1. Inleidende regels.
- 2. Bestemmingsregels.
- 3. Algemene regels.
- 4. Overgangs- en slotregels.
In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.
In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Ook worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.
Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.
In hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht aan de orde en de slotregel.
6.2 Toelichting Op De Regels
Agrarisch
Deze bestemming is binnen het plangebied beperkt aanwezig en is zoveel mogelijk overeenkomstig de geldende plannen opgenomen. Het betreft merendeels 'snipper'gronden' met nog een agrarische gebruiksvorm.
Bedrijf
Deze bestemming komt voor op diverse adressen verspreid door het gebied. Het betreft geen zware bedrijvigheid. Binnen de bestemming wordt het mogelijk gemaakt de huidige bedrijfsactiviteiten te continueren. Nieuwe bedrijven zijn alleen mogelijk tot en met categorie 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' van de VNG. Deze lijst is als bijlage bij de planregels opgenomen. Daarnaast is het aanwezige kunstnijverheidsbedrijf positief bestemd.
Bedrijf - Nutsvoorzieningen
De gebouwen voor de voorzieningen van algemeen nut hebben deze bestemming gekregen.
Bos
Aanwezige bosgebiedjes zijn in beeld gebracht en bestemd, zodat het karakter van deze (kleinschalige) gebiedjes in stand kan blijven. Omschakeling naar (lage) groenbeplantingen is niet gewenst.
Cultuur en ontspanning - Molen
De aanwezige molen heeft de bestemming 'Cultuur en ontspanning - Molen' gekregen. De aanwezige houtzagerij is eveneens mogelijk gemaakt.
Detailhandel
De in het plangebied voorkomende winkels hebben de bestemming 'Detailhandel' gekregen.
Groen
Deze bestemming is mede bedoeld om de karakteristieke groene ruimten in het plangebied vast te leggen.
Maatschappelijk
Deze bestemming is bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen in het algemeen. Functiewisseling is, binnen de opgesomde functies, gewoon mogelijk binnen de bestemming.
Maatschappelijk - Begraafplaats, Maatschappelijk - Onderwijs, Maatschappelijk - Religie, Maatschappelijk - Zorginstelling
Deze bestemmingen zijn bedoeld voor de nader aangegeven maatschappelijke voorzieningen. In tegenstelling tot de bestemming 'Maatschappelijk' is hier geen functiewisseling mogelijk, maar is gekozen voor een specifiek op de situatie toegespitste bestemming.
Sport
Deze bestemming betreft buitensportactiviteiten.
Sport- Sporthal
Deze bestemming voorziet in de binnensportactiviteiten.
Sport- Zwembad
Het zwembad is afzonderlijk bestemd. Andere sportmogelijheden zijn hier dus niet zomaar toegestaan.
Tuin
Deze gronden behoren bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen. Ook mogen er erkers gebouwd worden ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen'.
Verkeer
Deze bestemming geldt voor alle 50km-wegen. En betreft wegen met vooral een verbindingsfunctie. Er wordt niet voorzien in een verblijfsfunctie.
Verkeer - Verblijfsgebied
Deze bestemming heeft betrekking op in het plangebied voorkomende dan wel daarvoor aangewezen wegen (30km-wegen), straten en voet- en fietspaden. Deze wegen hebben ook deels een verblijfsfunctie (pleinen, markten) en zijn kleinschaliger van aard dan de wegen met de bestemming 'Verkeer'.
Wonen
Deze bestemming heeft betrekking op alle woningen, al dan niet in combinatie met vrije beroepen, die bij recht mogelijk zijn. Voorts zijn bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogelijk, als burgemeester en wethouders besluiten om hiervoor bij een omgevingsvergunning af te wijken van het plan. Bedrijfsmatige activiteiten aan huis zijn dus activiteiten die niet onder de vrije beroepen vallen maar waaraan toch onder voorwaarden medewerking kan worden verleend als aan de opgenomen criteria hiervoor wordt voldaan.
Wonen - Gestapeld
Gestapelde woningen zijn als zodanig bestemd.
Leiding - Riool
De aanwezige rioolleiding is bestemd. Om schade aan de leidng te voorkomen zijn hier beperkende regels opgenomen.
Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologische Verwachting 1, Waarde - Archeologische Verwachting 2 en Waarde - Archeologische Verwachting 3
Deze dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op de beleidsnota "Archeologische monumentenzorg in de gemeente Berkelland". Wat wel of niet is toegestaan wordt in de regels aangegeven.
De bestemming W-A2 is een gebied waar archeologische waarden zijn geconstateerd. Bouwen kan zonder nader onderzoek tot 30 m2 en tot een diepte van 30 cm. Voor de toelaatbaarheid van de vergunning is een advies van de archeoloog vereist. Verder kunnen aan de vergunning voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden. Daarnaast geldt voor diverse werkzaamheden nog een vergunningplicht. Ook hiervoor geldt dat een onderzoeksrapport dan wel andere goedbevonden informatie is vereist ter beoordeling van de toelaatbaarheid. De archeoloog wordt ook hier gehoord zodat het bevoegd gezag zich een goed beeld kan vormen ten aanzien van de toelaatbaarheid van de ingreep. Ook aan deze vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.
Voor de bestemming WR-AV 1 geldt dat voor het bouwen in principe een onderzoeksrapport nodig is, dan wel andere informatie omtrent de archeologische situatie ter plekke moet worden overgelegd. Dit is niet het geval bij kleine bouwwerken tot 100 m2 of wanneer op dan wel maximaal tot 2,50 m uit de fundering wordt gebouwd. Voor de toelaatbaarheid van de vergunning is een advies van de archeoloog vereist. Verder kunnen ook hier aan de vergunning voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.
Ook hier geldt voor diverse werkzaamheden nog een vergunningplicht. Ook hiervoor geldt dat een onderzoeksrapport dan wel andere goedbevonden informatie is vereist ter beoordeling van de toelaatbaarheid. De archeoloog wordt ook hier gehoord zodat het bevoegd gezag zich een goed beeld kan vormen ten aanzien van de toelaatbaarheid van de ingreep. Ook aan deze vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.
Voor de bestemming , WR-AV 2 en WR-AV 3 gelden iets minder strenge regels. De regels verschillen voor wat betreft de toegestane oppervlakte en diepte van de gebouwen en de diepte van de werkzaamheden waarvoor geen vergunning is vereist.
Waarde - Ecologische verbindingszone
De Ecologische verbindingszone is bestemd, waarmee deze wordt gewaarborgd. Bij het bouwen en bij het uitvoeren van werkzaamheden dient een andere toets plaats te vinden. Ook kunnen nadere eisen worden gesteld ter veiligstelling van deze zone.
Anti-dubbeltelbepaling
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te kunnen voorkomen. Dit kan zich met name voordoen, als een deel van een bouwperceel, dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken, opnieuw - nu ten behoeve van de berekening van het maximale bebouwingspercentage van een ander bouwperceel - wordt betrokken.
Algemene gebruiksregels
Voor de redactie van de gebruiksregels is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte, dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk, dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is.
Algemene aanduidingsregels
In het plangebied is sprake van een molenbiotoop vanwege de molen Agneta. Binnen de aangegeven zone gelden (hoogte)beperkingen. De regels voorzien in deze beperkingen.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is een aantal regels opgenomen, om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Dit met het voorbehoud dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden aangetast. Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de regels opgenomen, of op de kaart aangegeven hoogtematen en afstandsmaten, kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt.
Omdat één en ander zich niet beperkt tot één bestemming maar bij meerdere bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels op alle bestemmingscategorieën van toepassing.
Overgangsrecht
Voor de redactie van deze bepalingen is het Besluit ruimtelijke ordening bepalend. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Als de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat is volledige herbouw toegestaan.
Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van het rechtskracht worden daarvan, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, als de afwijking van het plan wordt vergroot.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een onderzoek worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan.
In het kader van de economische uitvoerbaarheid wordt opgemerkt dat het hier om een conserverend plan van de gemeente zelf gaat. Het is niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen. Er zijn naast procedurele kosten geen andere kosten verbonden aan de vaststelling van dit plan.
Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg
8.1 Algemeen
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening. Aangegeven is dat tussen de gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpbestemmingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (zienswijzenprocedure).
Het voorontwerpbestemmingsplan "Ruurlo, Woongebieden 2011" heeft van 25 mei tot en met 5 juli 2011 ter inzage gelegen. Op 31 mei 2011 is een inloopavond georganiseerd over het voorontwerpbestemmingsplan in Grandcafé Restaurant De Luifel in Ruurlo.
Na het voorontwerp is het bestemmingsplan met aanpassingen in ontwerp ter inzage gelegd. Tegen dit ontwerpplan kunnen gedurende zes weken zienswijzen worden ingediend. Na deze termijn beoordeelt de gemeente de zienswijzen. De gemeenteraad stelt vervolgens het bestemmingsplan (al dan niet gewijzigd) vast.
8.2 Overleg
Volgens artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening moet het bestemmingsplan worden voorgelegd aan het waterschap en aan die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Het voorontwerpbestemmingsplan is op 24 mei 2011 voorgelegd aan de volgende instanties:
- VROM-inspectie.
- Waterschap Rijn en IJssel.
- Vitens.
- KPN Telecom.
- Gasunie.
- Alliander.
- Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland.
Naar aanleiding hiervan zijn de volgende schriftelijke reacties ontvangen:
N.V. Nederlandse Gasunie
Het voorontwerpbestemmingsplan is getoetst aan het externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu voor de aardgasleidingen. Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Op grond van een toetsing aan dit beleid, blijkt dat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens ligt van de dichtst bij gelegen leiding. Deze leiding heeft geen invloed op de verdere planontwikkeling.
Waterschap Rijn en IJssel
Het waterschap heeft het voorontwerpbestemmingsplan beoordeeld. Zij hebben geen op en/of aanmerkingen op het voorontwerpbestemmingsplan en de hierin opgenomen waterparagraaf.
Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland (VNOG)
De VNOG kan zich vinden in de uitgangspunten en de uitvoering van berekeningen. Ook constateren zij dat er geen knelpunten zijn ten aanzien van de zelfredzaamheid van burgers en de bestrijding van incidenten.
VROM-inspectie, Vitens, KPN Telecom en Alliander
Van de hierboven genoemde instanties is niet (tijdig) een schriftelijke reactie ontvangen. Wij gaan er vanuit dat zij instemmen met het aan hen verzonden voorontwerpbestemmingsplan.
8.3 Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan is ter inspraak aangeboden.
Van 25 mei tot en met 5 juli 2011 heeft het voorontwerp ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn kon iedereen zijn of haar zienswijze geven over dit plan. Dit kon schriftelijk en mondeling.
Tegen het voorontwerpbestemmingsplan "Ruurlo, Woongebieden 2011" zijn twee zienswijzen ingediend.
Indiener 1
Samenvatting zienswijze
Schrijver constateert dat nog niet alle recente veranderingen aan het openbaar gebied zijn verwerkt in het voorontwerp:
- De recente verbreding van 't Rikkelder en de uitritten vanuit 't Rik'ler.
- Het vernieuwde fietspad tussen 't Rikkelder en de Nieuwe Weg is niet opgenomen.
- In het plan staat aan de Borculoseweg (21-23) nog steeds het woord “apotheek”, terwijl deze er niet meer zit.
Beoordeling gemeente
Een bestemmingsplan wordt gemaakt voor een periode van tien jaar. Hierin is onder meer aangegeven waarvoor gronden gebruikt mogen worden. De bestemmingen “Groen”, “Tuin” en “Verkeer – Verblijf” laten verhardingen toe. Merendeels zijn de (openbare) wegen bestemd met een verkeersbestemming. Incidenteel kunnen de wegen de andere twee bestemmingen (groen en tuin) overlappen. Het is niet noodzakelijk om bij iedere (kleine) wegreconstructie het bestemmingsplan aan te passen. Het nieuwe bestemmingsplan is nu nog in voorbereiding. Het is eenvoudig om dit alsnog mee te nemen. De bestemming “Verkeer – Verblijf” wordt dan ook breder gemaakt aan de zuidzijde van 't Rikkelder.
Bij de herziening van de bestemmingsplannen is ervoor gekozen om fiets- en voetpaden die in het groen liggen niet apart te bestemmen. Het genoemde fietspad ligt in de bestemming “Groen”. Fietspaden zijn binnen deze bestemming mogelijk.
Voor het tekenen van bestemmingen wordt een recente ondergrond gebruikt. De zogenoemde GBKN-kaart. Het kan voorkomen dat hier gegevens opstaan die inmiddels achterhaald zijn. Dit is niet erg. De ondergrond is juridisch van geen enkel belang. In het vaststellingsbesluit is (straks) opgenomen welke ondergrond is gebruikt. Deze mag niet handmatig aangepast worden.
Indiener 2
Samenvatting zienswijze
Inspreker schrijft dat op het perceel gemeente Ruurlo, sectie I, nummer 2177, gelegen aan de G. Sprokkereefstraat, tot 2008 een aannemersbedrijf was gevestigd. Na het faillissement van dat bedrijf zijn de gronden eigendom geworden van inspreker. Het perceel ligt ingesloten tussen gebieden met alleen woonbestemmingen. Een goede ruimtelijke ordening betekent, dat aan de genoemde gronden ook een woonbestemming wordt gegeven. Het handhaven van de bedrijfsbestemming dient geen doel en is in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Inspreker ziet graag de gelegenheid geboden om, al dan niet samen met de buren, te komen tot een juiste invulling met een woonbestemming.
Beoordeling gemeente
Bij de grote actualiseringsslag van bestemmingsplannen, waar dit plan er één van is, is gekozen voor conserverende plannen. Dit betekent, dat vooral de geldende bestemmingen en het bestaande gebruik wordt opgenomen in het plan. Hier is zoveel mogelijk aansluiting bij gezocht.
Voor dit perceel geldt een bedrijfsbestemming. Niet is komen vast te staan dat het huidige gebruik hier niet in overeenstemming mee is. In de ingezonden zienswijze wordt hier immers niet duidelijk afstand van genomen.
Vanwege de demografische ontwikkelingen geldt nieuw beleid en nieuwe planologische inzichten. De ontwikkelingen geven voor Berkelland aan, dat de bevolking in de nabije toekomst afneemt. De behoefte aan nieuwe woningen neemt drastisch af. Er zijn geen nieuwe woningen nodig. Vanwege deze zogenoemde krimp worden dan ook geen nieuwe mogelijkheden meer geschapen voor woningbouw.
8.4 Ambtshalve Wijzigingen
Regels
De regels van het voorontwerpbestemmingsplan "Ruurlo, Woongebieden 2011" zijn tekstueel aangepast aan het meest recente gemeentelijke Handboek Ruimtelijke Plannen. Inhoudelijk is hierdoor niet zo veel veranderd. Belangrijk om hier nog wel te vermelden is, dat:
- toegevoegd is dat bedrijfswoningen niet groter mogen zijn dan 750 m³;
- de bestemming 'Detailhandel' supermarkten niet toe laat;
- ondergeschikte horeca is toegevoegd aan de bestemming 'Maatschappelijk';
- de bestaande glijbaan is opgenomen in de bestemming 'Sport – Zwembad';
- de molenbiotoop is nader uitgewerkt en specifieker gemaakt;
- de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' is vervangen door een recentere versie.
Verbeelding
Op de verbeelding is de bestemming van het pand aan de Barchemseweg 10-12 verandert van 'Maatschappelijk - Religie' in de bestemming 'Maatschappelijk'. Dit komt meer overeen met de te verwachten gebruiksmogelijkheden van dit pand.
De verkeersbestemming van 't Rikkelder, ter hoogte van nummer 30 en 32, is verbreed. Dit is in overeenstemming met de actuele situatie.
Toelichting
De toelichting is geactualiseerd en tekstueel verbeterd. Het betreft vooral het aanpassen van kleine verschrijvingen en verbeteringen. Vooral hoofdstuk 8 is uitgebreid, doordat de inspraak en het vooroverleg hierin is verwerkt.
april 2012.