KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Horeca
Artikel 6 Kantoor
Artikel 7 Tuin
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Verkeer - Railverkeer
Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 11 Water
Artikel 12 Wonen
Artikel 13 Waarde - Archeologische Verwachting 1
Artikel 14 Waarde - Archeologische Verwachting 2
Artikel 15 Waarde - Archeologische Verwachting 3
Artikel 16 Waarde - Ecologische Verbindingszone
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 18 Algemene Bouwregels
Artikel 19 Algemene Gebruiksregels
Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 23 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Opzet Bestemmingsplan En Toelichting
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Historie Plangebied
2.2 Functionele Structuur
2.3 Deelaspecten Ruimtelijke Structuur
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoek En Uitvoerbaarheidsaspecten
4.1 Milieuaspecten
4.2 Ecologie
4.3 Waterparagraaf
4.4 Archeologie En Cultuurhistorie
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemene Juridische Opzet
5.2 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Algemeen
7.2 Resultaten Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
7.3 Resultaten Inspraak
7.4 Ambtshalve Wijzigingen
7.5 Resultaten Ter Visielegging Van Het Ontwerp-bestemmingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Lijst Van Horecabedrijven
Bijlage 4 Parkeernormen
Bijlage 1 Notitie Beoordeling M.e.r.-plicht
Bijlage 2 Notitie Bodemkwaliteit
Bijlage 3 Advies Externe Veiligheid
Bijlage 4 Notitie Luchtkwaliteit
Bijlage 5 Quickscan Archeologie
Bijlage 6 Zienswijzennota Ontwerpbestemmingsplan Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011

Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011

Bestemmingsplan - gemeente Berkelland

Onherroepelijk op 10-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011 van de gemeente Berkelland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1859.BPRLO20110006-1000 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 verbeelding:

  1. a. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011, bestaande uit de kaart(en) met tekeningnummer(s) NL.IMRO.1859.BPRLO20110006-1000;
  2. b. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011;

1.4 aan- of uitbouw:

een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw dat in ruimtelijk en/of architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanduidingsvlak:

een geometrisch vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;

1.8 aaneengebouwd:

bebouwing die wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;

1.9 achtererf:

het achter de woning gelegen gedeelte van het erf, voor zover gelegen achter de achtergevel en het verlengde daarvan en tussen de zijdelingse perceelgrenzen;

1.10 achtergevel:

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel;

1.11 afwijking van de bouwregels of de gebruiksregels:

een afwijking zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.12 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een wormenkwekerij;

1.13 ander-werk:

een werk, geen gebouw zijnde, of een werkzaamheid;

1.14 appartement:

het geheel van bij elkaar behorende vertrekken als afzonderlijk woongelegenheid in een groter gebouw;

1.15 archeologisch deskundige:

de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.16 archeologisch monument:

een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.17 archeologisch onderzoek:

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.18 archeologische verwachting:

een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.19 archeologische waarde:

een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.20 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.21 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de maximaal bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak of het bestemmingsvlak aangeeft;

1.22 Bed and Breakfast:

een logiesverstrekkend bedrijf dat alleen is ingericht voor nachtverblijf;

1.23 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen;

1.24 bedrijfsgebouw:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die gebruikt worden voor het uitoefenen van een bedrijf;

1.25 bedrijfsmatige activiteiten aan huis:

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten met een kleinschalig karakter, niet zijnde de vrije beroepen, die in een gedeelte van de woning en/of de daarbij behorende (bij)gebouwen worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.26 bedrijfsruimte:

een ruimte die onderdeel is van een gebouw en die dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.27 bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.):

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een bedrijfsmatige activiteit aan huis, inclusief opslag en administratieruimten;

1.28 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.29 begeleid wonen:

het leven in een permanent dag- en nachtverblijf alwaar een huishouden wordt gevoerd, in combinatie met begeleiding en ondersteuning door zorgverleners;

1.30 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.31 bestaand:

  1. a. bij gebruik: het gebruik zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij bouwwerken: de legaal aanwezige bebouwing die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat of wordt gebouwd;

1.32 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.33 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.34 Bevi-inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

1.35 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand, gebouw dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in ruimtelijk en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.36 bijzondere woonvoorziening:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte voor personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten of anderszins verzorging behoevenden;

1.37 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats;

1.38 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.39 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, dit met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.40 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.41 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.42 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten;

1.43 bouwvlakgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.44 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.45 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

alle overige bouwwerken die geen gebouw zijn;

1.46 buitenschoolse opvang:

opvang, verzorgd door een kindercentrum voor kinderen in de leeftijd dat zij naar het basisonderwijs kunnen gaan, waarbij opvang wordt geboden voor of na de dagelijkse schooltijd, evenals gedurende vrije dagen of middagen en in de schoolvakanties;

1.47 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.48 cafetaria (snackbar):

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;

1.49 coffeeshop:

een horecabedrijf, dat tot doel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinogene stoffen als bedoeld in bijlage II van de Opiumwet;

1.50 culturele activiteiten:

activiteiten ten behoeve van culturele ontspanning zoals, tentoonstellingen, voorstellingen, repetities en workshops;

1.51 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.52 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.53 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit waaronder volumineuze (grootschalige) detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.54 dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van eco-nomische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kappers-zaken, schoonheidsinstituten, reisbureaus, detacherings- en uitzendbureaus, fotostudio's, galerieën en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.55 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.56 discotheek:

een inrichting, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek op een dansvloer van meer dan 10 m² en het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.57 doeleinden van openbaar nut:

nutsvoorzieningen zoals stroom-, gas-, water- en/of telecommunicatievoorzieningen;

1.58 ecologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.59 educatieve voorzieningen:

voorzieningen gericht op doeleinden van onderwijs;

1.60 eerste bouwlaag:

een bouwlaag op de begane grond, boven peil;

1.61 eerste verdieping:

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.62 erf:

het gedeelte van het bouwperceel voor zover dat behoort tot het zijerf en/of het achtererf, niet meegerekend de oppervlakte van het hoofdgebouw;

1.63 erfgrens:

de grens van een erf;

1.64 erker:

een ondergeschikte uitbouw van het hoofdgebouw met een beperkte omvang (breedte, hoogte, diepte) en transparante verschijningsvorm, waardoor het stedenbouwkundig aanzicht niet wezenlijk wordt beïnvloed;

1.65 evenement:

elke voor publiek buiten de daarvoor ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

1.66 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.67 gebruiken:

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.68 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.69 geluidsbelasting vanwege een spoorweg:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.70 geluidsbelasting vanwege het wegverkeer:

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.71 geluidsgevoelige functies:

bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.72 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen die moeten dienen voor bewoning of voor een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.73 geluidszone:

het op grond van de Wet geluidhinder in het bestemmingsplan vastgelegde gebied om een industrieterrein, waarbuiten de geluidsbelasting van dat industrieterrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A);

1.74 geluidszoneringplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.75 geschakeld hoofdgebouw:

een hoofdgebouw dat door middel van een bijgebouw met een ander hoofdgebouw is verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;

1.76 gestapelde woning:

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.77 groenvoorziening:

een voor het publiek toegankelijk park of plantsoen of bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken;

1.78 groepsaccommodatie:

een zelfstandige verblijfsaccommodatie die naar afmetingen en inrichting specifiek bedoeld is voor een grotere groep van personen, tot uitdrukking komend in onder andere gezamenlijke faciliteiten voor logies, dagverblijf en maaltijdbereiding;

1.79 halfvrijstaande woning:

een woning van het type twee-aaneen gebouwd, waarbij sprake is van twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen;

1.80 handel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen en/of bedrijven die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending al dan niet in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.81 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.82 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel in ruimtelijk en architectonisch opzicht, of gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.83 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of ter plaatse zaalruimten worden verhuurd en beschikbaar gesteld. Tot een horecabedrijf worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgingsdiensten gerekend;

1.84 hotel:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten;

1.85 huishouden:

een huishouden bestaat uit één of meer personen die alleen of samen in een woonruimte wonen en zelf in hun dagelijkse behoeften voorzien;

1.86 indelingslijn:

een als zodanig op de verbeelding aangegeven lijn voor het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;

1.87 internetdetailhandel:

detailhandel zonder showroom, waarvan de handel voornamelijk via internet loopt. Er is hier geen sprake van het ter plaatse afhalen van een product dat via internet is besteld (en betaald). Het product wordt via de post aan de koper verzonden;

1.88 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.89 kap:

een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak;

1.90 kinderopvang:

dagopvang, verzorgd door een kindercentrum voor kinderen tot de leeftijd waarop zij basisonderwijs volgen;

1.91 kiosk:

een gebouw waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk gericht is op het verhuren van fietsen en het tegen vergoeding verstrekken van producten zoals souvenirs, lectuur, rookwaren, snacks, broodjes, gebak, ijs, versnaperingen, fruit, bloemen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken;

1.92 kleinschalig kampeerterrein (minicamping):

een kampeerterrein met maximaal 25 kampeerplaatsen;

1.93 koppelteken:

een lijn op de verbeelding die twee van elkaar gescheiden delen van een bouwperceel verbindt, zodanig dat er sprake is van één bouwperceel met de daarbij behorende bouwmogelijkheden;

1.94 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald die in acht genomen moet worden;

1.95 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.96 logiesverstrekkend bedrijf:

een bedrijf waar, als toeristisch-recreatieve voorziening, tegen vergoeding, logies wordt verstrekt, waarbij de bed- en ontbijteenheden alleen zijn ingericht voor nachtverblijf;

1.97 maaiveld:

het oppervlak (of de gemiddelde hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.98 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.99 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.100 minicamping:

zie: kleinschalig kampeerterrein;

1.101 molenbeschermingszone:

aangewezen gebied waarbinnen het (uit)zicht op de molen en de vrije windtoetreding beschermd worden;

1.102 nadere eis:

een nadere eis zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.103 natuur(wetenschappe)lijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.104 normaal agrarisch gebruik:

het zaai- en oogstklaar maken van de bodem evenals het oogsten;

1.105 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving van de bestemming;

1.106 omgevingsvergunning:

een vergunning zoals bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.107 onderbouw:

een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;

1.108 ondergeschikte detailhandel:

een detailhandelsvoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan detailhandel, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/functie, in oppervlakte maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.) met een maximum van 100 m² (b.v.o.) en/of maximaal 20% van de totale omzet;

1.109 ondergeschikte horeca:

een horecavoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan horeca, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/functie voor de consumptie van dranken en etenswaren, in oppervlakte maximaal 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.) met een maximum van 100 m² (b.v.o.) en/of maximaal 20% van de totale omzet;

1.110 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer ligt op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.111 onderkomen:

voor verblijf geschikt voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;

1.112 openbare ruimte:

het gebied binnen de bebouwde kom van de gemeente Berkelland met een openbare functie, niet zijnde gebouwen, waarvan de gemeente Berkelland het eigendom en/of beheer heeft;

1.113 overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met niet meer dan één wand is uitgevoerd;

1.114 parkeervoorziening:

voorzieningen voor het parkeren, zoals parkeerplaatsen en in- en uitritten;

1.115 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. als in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.116 pension:

zie: hotel;

1.117 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd en/of gerepareerd in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.118 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.119 recreatiewoning:

een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;

1.120 restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.121 rijwoning:

een woning die in een rij staat en van beide kanten wordt ingesloten door een andere, meestal identieke woning;

1.122 risicogevoelig bouwwerk en/of object:

een bouwwerk en/of object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;

1.123 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico en/of een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.124 schuilgelegenheid:

een niet voor bewoning, al dan niet in het kader van een agrarisch bedrijf bestemd gebouw, dat dient voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden;

1.125 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.126 slopen:

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;

1.127 speelvoorziening:

attributen voor sport en spel, vooral op en rond kinderspeelplaatsen en trapveldjes;

1.128 sportkantine:

een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;

1.129 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.130 stapsteen:

relatief klein gebied met natuurwaarden dat een functie heeft in de ecologische structuur van een groter gebied;

1.131 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak met een minimale v.v.o. van 600 m2;

1.132 twee-onder-een-kapwoning (halfvrijstaand):

een woningtype waarbij twee woningen een gedeelde muur hebben;

1.133 verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.):

een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte voor de detailhandel (let op: dit is dus de netto-vloeroppervlakte en/of winkelvloeroppervlakte);

1.134 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.135 volumineuze (grootschalige) detailhandel

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen;

1.136 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, als een gebouw met meer dan één zijde naar de weg is gekeerd, de als zodanig door het bevoegd gezag aan te wijzen gevel(s);

1.137 voorgevelrooilijn:

de voorgevelrooilijn is:

  1. a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
    1. 1. de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    1. 1. bij een wegbreedte van meer dan 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
    2. 2. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;

1.138 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.139 vrij beroep:

een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied;

1.140 vrijstaande woning:

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;

1.141 vuurwerkinrichting:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.142 watergang:

een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.143 waterhuishoudkundige voorziening:

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.144 Wgh-inrichting:

bedrijf dat krachtens artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht is aangewezen als inrichting die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken;

1.145 wijzigingsbevoegdheid:

de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om het bestemmingsplan te wijzigen zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.146 winkel:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin goederen aan particulieren worden verkocht, ook al bedraagt die verkoop slechts 1% van de omzet van het bedrijf;

1.147 winkelvloeroppervlakte (w.v.o.):

zie: verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.);

1.148 wonen:

het leven in een permanent dag- en nachtverblijf alwaar een huishouden wordt gevoerd;

1.149 woning (wooneenheid):

een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.150 wooneenheid:

zie: woning;

1.151 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant en achter het verlengde van de voorgevel van het gebouw is gelegen;

1.152 zijgevel:

de naar de zijkant(en) van het erf toegekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw;

1.153 zorgaccommodatie:

een gebouw met een zorgfunctie als hoofdtak voor de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn;

1.154 zorgfunctie:

een zorgfunctie als neventak bij een bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de bedrijfsactiviteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de bedrijfsactiviteiten;

1.155 zorgwoning:

een woning die dient om te voorzien in een aangepaste woonbehoefte al dan niet in combinatie met medische en/of verzorgende ondersteuning, bijvoorbeeld voor personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, of anderszins verzorgingsbehoevenden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en aan- of uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;
  2. b. overstekende daken;
  3. c. luifels als geïntegreerd onderdeel van een gebouw of een uitbouw;

buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 meter ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot en/of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij deze regels behorende 'Staatvan Bedrijfsactiviteiten ';
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' uitsluitend voor bedrijven in categorie 1 en 2 in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' uitsluitend voor bedrijven in categorie 1, 2 en 3.1 in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' uitsluitend voor bedrijven in categorie 1, 2, 3.1 en 3.2 in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' ook voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, met het vulpunt ter plaatse van de aanduiding'vulpunt lpg';
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' ook voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel- buitenleven' ook voor een detailhandelsbedrijf in goederen en artikelen ten behoeve van tuinaanleg en -onderhoud, dierenvoeding en -verzorging, agrarische activiteiten, buiten-recreatie en daarbij behorende en daarmee gelijk te stellen functies en activiteiten;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel- bouwmarkt' ook voor een bouwmarkt;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel- verf en behang' ook voor detailhandel in verf, behang en aanverwante artikelen;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' uitsluitend voor een antennemast;
  11. k. volumineuze (grootschalige) detailhandel;

met daarbij behorende:

  1. l. gebouwen, waaronder uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ten hoogste één bedrijfswoning is begrepen tenzij anders is weergegeven met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  2. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. n. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. o. tuinen;
  5. p. erven;
  6. q. terreinen;
  7. r. wegen met bijbehorende paden en bermen;
  8. s. ontsluitingspaden;
  9. t. parkeervoorzieningen;
  10. u. groenvoorzieningen;
  11. v. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  12. w. doeleinden van openbaar nut;

dit met inachtneming dat:

  1. x. de omvang van een bouwperceel per bedrijf maximaal 2.500 m2 bedraagt;

met dien verstande dat niet zijn toegestaan:

  1. y. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel en detailhandel genoemd in 3.1, onder a tot en met i;
  2. z. Bevi-inrichtingen;
  3. aa. vuurwerkinrichtingen;
  4. ab. Wgh-inrichtingen, behoudens ter plaatse van de aanduiding "gezoneerd industrieterrein";
  5. ac. inrichtingen die zijn genoemd in de onderdelen C of D van de Bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.3 Nadere eisen

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. kleinschalig gebruik voor agrarische doeleinden;

met daarbij behorende:

  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. e. verblijfsgebied;
  4. f. paden en verhardingen;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. speelvoorzieningen;
  7. i. water;
  8. j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. k. doeleinden van openbaar nut.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 5 Horeca

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven als genoemd in categorie 1, 2 en 3 van de bij deze regels behorende bijlage Lijst van Horecabedrijven;

met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen, waaronder niet begrepen bedrijfswoningen, met uitzondering van (bedrijfs-)woningen zoals die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. e. tuinen;
  5. f. erven;
  6. g. terreinen;
  7. h. parkeervoorzieningen;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. k. doeleinden van openbaar nut.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.3 Nadere eisen

Artikel 6 Kantoor

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;

met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen, waaronder niet begrepen (bedrijfs-)woningen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. e. tuinen;
  5. f. erven;
  6. g. terreinen;
  7. h. parkeervoorzieningen;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. k. doeleinden van openbaar nut.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Kantoor' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.3 Nadere eisen

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  2. b. erkers ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen';

met daarbij behorende:

  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. voorzieningen, zoals wegen, paden en parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en voet- en fietspaden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. nutsvoorzieningen.

met daarbij behorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. f. ondergrondse afvalvoorzieningen;
  4. g. bermen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. water;
  7. j. waterhuishoudkundige voorzieningen;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 9 Verkeer - Railverkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen en daarbij behorende voorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - spoorovergang' ook voor wegen en paden;
  3. c. een loopbrug ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer- loopbrug';

met daarbij behorende:

  1. d. gebouwen, alleen in de vorm van abri's, een kiosk en andere voorzieningen ten behoeve van een spoorweghalte;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. f. fietsenstallingen;
  4. g. bermen en groenvoorzieningen;
  5. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. i. doeleinden van openbaar nut.

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten, pleinen en voet- en fietspaden;
  2. b. markten;
  3. c. parkeervoorzieningen waaronder ook garageboxen;
  4. d. picknickplaatsen;

met daarbij behorende:

  1. e. gebouwen, alleen in de vorm van garageboxen
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. h. fietsenstallingen;
  5. i. ondergrondse afvalvoorzieningen;
  6. j. bermen;
  7. k. groenvoorzieningen;
  8. l. speelvoorzieningen;
  9. m. water;
  10. n. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. o. doeleinden van openbaar nut.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor;

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen, waterwegen en vijvers;

met daarbij behorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. f. kruisingen met wegen en spoorwegen, waaronder bruggen;
  4. g. dammen;
  5. h. duikers.

11.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. de waterhuishouding;

met daarbij behorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. f. tuinen;
  5. g. erven;
  6. h. verhardingen;
  7. i. ontsluitingspaden;
  8. j. parkeervoorzieningen;
  9. k. groenvoorzieningen;
  10. l. speelvoorzieningen;
  11. m. water;
  12. n. doeleinden van openbaar nut.

12.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen alleen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.3 Nadere eisen

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 13 Waarde - Archeologische Verwachting 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden in de bodem.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Waarde - Archeologische Verwachting 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden in de bodem.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Waarde - Archeologische Verwachting 3

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de naar verwachting aanwezige archeologische waarden in de bodem.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waarde - Ecologische Verbindingszone

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologische verbindingszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. behoud en ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, zodanig dat door het realiseren van stapstenen voor flora en fauna verbindingen kunnen ontstaan tussen natuur- en natuurontwikkelingsgebieden;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en andere voorzieningen ten behoeve van en behorende bij de onder 16.1 onder a bedoelde doeleinden.

16.2 Bouwregels

Voor het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. op en in de voor 'Waarde - Ecologische verbindingszone' aangewezen gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  2. b. een omgevingsvergunning voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, wordt alleen verleend, als vaststaat dat daardoor de belangen van de ecologische verbindingszone niet onevenredig worden aangetast.

16.3 Nadere eisen

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene Bouwregels

18.1 Bestaande afstanden en maten

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 19 Algemene Gebruiksregels

19.1 Strijdig gebruik

19.2 Parkeernormen

De inrichting van de gronden moet zodanig plaatsvinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in bijlage 'Parkeernormen' die bij deze regels is gevoegd.

Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels

20.1 Veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geldt dat die gronden naast de andere aangewezen bestemming(en), tevens bestemd zijn voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een nabij aanwezige lpg-installatie.

Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels

21.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten ten aanzien van hoogten en afstanden tot maximaal 10% van die maten;
  2. b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, als de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daarvoor aanleiding geven;
  3. c. het bepaalde in het plan met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. d. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daarvoor aanleiding geeft;
  5. e. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes voor het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes voor de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt, en de bouwhoogte niet meer dan 3m;
  6. f. het bepaalde in het plan en toestaan dat de grenzen van het bouwperceel worden overschreden door:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    3. 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
      mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 meter wordt overschreden;
  7. g. het bepaalde in het plan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter worden gebouwd;
  8. h. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt vergroot voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.

21.2 Afwegingskader

Een in 21.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie (in de omgeving);
  3. c. de parkeersituatie;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. g. de sociale veiligheid;
  8. h. de externe veiligheid.

Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels

22.1 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 23 Algemene Procedureregels

23.1 Nadere eisen

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. het voornemen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking meldt de mogelijkheid voor belanghebbenden om schriftelijk of mondeling zienswijzen over het voornemen bij burgemeester en wethouders kenbaar te maken gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

23.2 Wijzigingen

Burgemeester en wethouders geven in geval van wijziging van het bestemmingsplan toepassing aan de procedureregels van artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

24.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 24.1 met maximaal 10%.

24.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande gebruik.

24.5 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 24.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Als het gebruik, bedoeld in 24.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

24.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 24.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011.

Het bestemmingsplan Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011 heeft van 30 november 2011 tot en met
10 januari 2012 in ontwerp ter inzage gelegen.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Berkelland, gehouden op 10 april 2012

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Het bestemmingsplan Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011 is onderdeel van de actualisatieopgave van de gemeente Berkelland. Het doel is om voor juli 2012 de bestemmingsplannen voor alle bedrijventerreinen binnen de gemeente vastgesteld te hebben. Er dient sprake te zijn van uniforme, actuele en gedigitaliseerde bestemmingsplannen die in overeenstemming zijn met het ruimtelijk beleid van Berkelland en de vereisten volgens de Wet ruimtelijke ordening.

Op deze wijze beschikt de gemeente op termijn weer over een doelmatig en passend planologisch regime, dat aan de inwoners en gebruikers voldoende rechtszekerheid biedt over hun rechten en plichten. De gemeente krijgt hiermee een instrument in handen om gewenste en ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen te sturen en te beheersen.

Nieuwe ontwikkelingen worden ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen niet mogelijk gemaakt.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit de bedrijventerreinen Venterkamp, Everskamp en Schansekamp. Deze terreinen zijn gelegen aan de zuidoostkant van de kern Ruurlo en ze grenzen aan elkaar. Het plangebied wordt begrensd door de Stationsweg aan de westzijde en de Groenloseweg aan de noordzijde. Aan de zuidzijde vormen de spoorlijn Zutphen-Winterswijk en de Rondweg Zuid de plangrens. De westgrens ligt op de Palssteeg en de Spoorstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPRLO20110006-1000_0001.jpg"

Ligging en begrenzing plangebied

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Voor het plangebied gelden in totaal 26 bestemmingsplannen. Dit betreffen drie 'moederplannen' en de overige betreffen (partiële) herzieningen en wijzigingen. De drie 'moederplannen' zijn:

Bestemmingsplan Vastgesteld Goedgekeurd
Bestemmingsplan Venterkamp 25-03-1975 02-02-1977
Bestemmingsplan Everskamp te Ruurlo 25-11-2004 02-08-2006
Bestemmingsplan Schansekamp 07-01-1982 18-05-1983

Bovengenoemde bestemmingsplannen worden samen met de herzieningen en wijzigingen nagenoeg geheel vervangen. Het gebied tussen de Vordenseweg en de Stationsstraat valt binnen de actualiseringsopgave voor de woongebieden van Ruurlo.

1.4 Opzet Bestemmingsplan En Toelichting

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

  1. 1. de toelichting: hierin worden de overwegingen beschreven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming aan een stuk grond evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen;
  2. 2. de regels: hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de in dit plan begrepen gronden en;
  3. 3. een verbeelding, met daarop aangegeven de bestemmingen van alle gronden.


De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied. Kort ingegaan wordt op de historie, de huidige functionele structuur. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen de ruimtelijke en functionele structuur en enkele ruimtelijke kenmerken;
  • In hoofdstuk 3 is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van overheden die relevant zijn voor het plangebied;
  • de gevolgen of effecten op de planologische- en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 4 beschreven. Aangezien het plan een conserverend karakter heeft zijn de gevolgen voor de verschillende aspecten minimaal. Toch dient in het kader van het nieuwe bestemmingsplan bij deze zaken stilgestaan te worden;
  • in hoofdstuk 5 worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling toegelicht;
  • hoofdstuk 6 heeft betrekking op de economische uitvoerbaarheid van het plan;
  • hoofdstuk 7 behandelt tenslotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hierin worden de resultaten beschreven van de gevolgde inspraakprocedure en het vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro en de zienswijzen.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied

2.1 Historie Plangebied

De bedrijventerreinen zijn terreinen die zich na de Tweede Wereldoorlog hebben ontwikkeld. Tussen de spoorlijn en de Groenloseweg bevond zich voor de oorlog reeds enige bebouwing, maar de bedrijventerreinen hebben pas later echt vorm gekregen: eerst Schansekamp, vervolgens Venterkamp en als laatste Everskamp.

De bedrijfsmatige ontwikkeling werd in belangrijke mate bepaald door de voor de bedrijven gunstige ligging van het gebied, waarbij de directe nabijheid van het dorp en de optimale verkeersontsluiting voor het auto- en spoorwegverkeer belangrijke factoren vormden. In eerste instantie betrof het bedrijven met een agrarische achtergrond. Later volgden bedrijven van meer ambachtelijke aard, zoals garagebedrijven, transportbedrijven e.d. Parallel hiermee kwam ook de woonfunctie tot ontwikkeling in de vorm van aaneengesloten woningbouw langs de Spoorstraat en overwegend vrijstaande woningen langs de Burgemeester van Arkellaan. Deze ontwikkeling heeft vooral plaatsgevonden in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw.

Vanaf halverwege de jaren zeventig is het bedrijventerrein Venterkamp uitgegeven dat in de jaren negentig tot voltooiing is gekomen met deelplan III. In 2004 heeft men de 'sprong' over de spoorlijn gemaakt met de uitgiften van het bedrijventerrein Everskamp. Op dit terrein zijn momenteel enkele bedrijven gevestigd aan de kant van de spoorlijn. Voor het overige ligt het terrein braak.

2.2 Functionele Structuur

De ontwikkeling van het plangebied is goed af te lezen in de huidige functionele structuur: hoe ouder het bedrijventerrein hoe meer sprake is van een menging van functies, zij het op beperkte schaal. Hoe nieuwer het bedrijventerrein hoe meer sprake is van uniformiteit aan functies.

In Schansekamp bevinden zich naast bedrijven woningen, een hotel en een kantoor. Vooral de woningen langs de Burgemeester van Arkellaan zijn opvallend. Ook het treinstation van Ruurlo bevindt zich in het plangebied.

In de Venterkamp bevinden zich op slechts enkele plekken burgerwoningen. Ten oosten van de Golsweg en op Everskamp zijn alleen bedrijven gevestigd. Verspreid in het plangebied liggen bedrijfswoningen.

De indeling van de bedrijventerreinen is voornamelijk functioneel, gericht op een goede ontsluiting van de bedrijven en een rechthoekige en loodrecht op elkaar staande kavelstructuur.

2.3 Deelaspecten Ruimtelijke Structuur

De ruimtelijke structuur wordt bepaald door de functionaliteit. Voor een bedrijventerrein is het vooral van belang dat dit logisch is ingedeeld en dat sprake is van een goede ontsluiting. Met de ligging aan het spoor, de Spoorstraat, de Golsweg, Zuidelijke Rondweg en de Groenloseweg is een goede verkeersafwikkeling mogelijk. De interne ontsluitingsstructuur takt logisch aan op de omliggende wegen.

Er is geen sprake van een duidelijke groen- en waterstructuur. Alleen langs de zuidzijde van het spoor en aan de Stationsstraat is sprake van structurerend groen. Onder andere langs de rondweg is een zogenaamde 'representatieve zone' opgenomen, inclusief een open strook met water. De groenzone langs het spoor is grotendeels aangemerkt als ecologische verbindingszone.

Een markant element vormt de hoge zendmast aan de Ventersteeg.

Hoofdstuk 3 Beleid

Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van het ruimtelijke relevante beleid voor het voorliggende bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Het vastgelegde beleid vormt het kader voor het gemeentelijke beleid in dit bestemmingsplan en geeft de bandbreedte weer waarbinnen de gemeentelijke gebiedsvisie ontwikkeld kan worden.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte/AmvB Ruimte

De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Besloten is dat de nationale belangen die juridische doorwerking vragen, geborgd gaan worden door de AmvB Ruimte. Onderdeel van de AmvB Ruimte is de Realisatieparagraaf (juni 2008), wat een beleidsneutrale omzetting van het bestaande beleid inhoudt.

In de op 23 april 2004 vastgestelde Nota Ruimte staan de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Op termijn zal deze vervangen worden door de AmvB Ruimte (ontwerp 29 mei 2009).

De Nota Ruimte gaat in op vraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarin 'ontwikkelingsplanologie', de ruimtelijke hoofdstructuur, een 'basiskwaliteit' en de lagenbenadering een belangrijke rol spelen. In de nota benadrukt het Rijk, net als in de voorgaande nota's opnieuw het belang van sterke steden en een vitaal platteland. Bundeling van wonen en werken in stedelijke gebieden en stedelijke vernieuwing en verdichting zijn de speerpunten van het beleid. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen zo veel mogelijk aan de rand van en aansluitend bij bestaand bebouwd gebied plaats te vinden. Nieuwe uitleg en herstructurering dienen in samenhang te worden bezien waarbij uitgangspunt is dat het bestaand bebouwd gebied zo optimaal mogelijk moet worden benut.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Streekplan Gelderland

Het Streekplan Gelderland 2005 is door Provinciale Staten van Gelderland vastgesteld op 29 juni 2005. Een streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de komende 10 jaar. Dit streekplan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het Streekplan Gelderland 2005 de status van een structuurvisie gekregen. In 2011 is de Ruimtelijke verordening van kracht geworden. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening.

De hoofddoelstelling van het Gelders ruimtelijk beleid voor de periode 2005-2015 is om de ruimtebehoefte zorgvuldig in regionaal verband te accommoderen en te bevorderen op een zodanige manier dat publieke (rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) en private partijen de benodigde ruimte vinden. Dit op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, en die gebruik maakt van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.

Hierbij hanteert de provincie de volgende subdoelen als uitwerking van de hoofddoelstelling:

  • sterke stedelijke netwerken en regionale centra bevorderen;
  • versterken van de economische kracht en de concurrentiepositie van Gelderland;
  • bevorderen van een duurzame toeristische-recreatieve sector in Gelderland met een bovengemiddelde groei;
  • de vitaliteit van het landelijk gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen versterken;
  • de waardevolle landschappen verbeteren en de Ecologische Hoofdstructuur realiseren;
  • de watersystemen veilig en duurzaam afstemmen op de veranderende water aan- en afvoer en de benodigde waterkwaliteit;
  • een gezonde en veilige milieu(basis)kwaliteit bewerkstelligen;
  • met ruimtelijk beleid bijdragen aan de verbetering van de bereikbaarheid van en in de provincie;
  • bijdragen aan een evenwichtige regionaal gedifferentieerde ruimtelijke ontwikkeling, door de cultuurhistorische identiteiten en ruimtelijke kenmerken als inspiratiebron te hanteren in de ruimtelijke planning.

Bebouwd gebied
Volgens de beleidskaart ruimtelijke structuur van het Streekplan Gelderland 2005 is het bedrijventerrein ten noorden van het spoor, net als de kern Ruurlo, aangemerkt als 'bebouwd gebied'. Ten aanzien van bebouwd gebied is bepaald dat eventuele stedelijke ontwikkelingen in eerste instantie hierbinnen plaatsvinden. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:

  • een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen,
  • het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en –knelpunten door een duurzame planontwikkeling.

Voor de vernieuwing van het bestaand bebouwd gebied wil de provincie dat in de streekplanperiode:

  • de (in WGR-verband) samenwerkende gemeenten hun ambitie voor herstructurering en intensivering (inbreiding) van bestaand bebouwd gebied vastleggen,
  • de (in WGR-verband) samenwerkende gemeenten hun ambitie voor revitalisering van het huidige areaal aan bedrijventerrein vastleggen.

Bij transformaties (functieverandering van plekken) in bestaand bebouwd gebied gelden de volgende aanknopingspunten:

  • bij gunstige openbaar vervoer-locaties: passende publieksfuncties;
  • bij gunstige weglocaties: gemengde of specifieke (werk)functies (met goede wegontsluiting) hinderlijke/verouderde werkfuncties in de woonomgeving transformeren naar woonfuncties.

Ecologische verbindingszone
Het bedrijventerrein ten zuiden van de spoorlijn (Everskamp) is aangemerkt als Ecologische Verbindingszone (EVZ). In deze zones dient de ecologische verbindingsfunctie te worden versterkt. Ten behoeve van de inrichting van deze verbindingszone heeft de gemeente het Realisatieplan EVZ en het bestemmingsplan 'EVZ Everskamp' vastgesteld. Daarmee zijn de doelstellingen in voldoende mate gewaarborgd.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een conserverend plan is, worden er geen verstoringen van waarden verwacht.

3.2.2 Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties

Op 30 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het bedrijventerreinenbeleid uit het Streekplan Gelderland 2005.

De structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is een aanpassing van het structuurvisiebeleid als gevolg van de volgende ontwikkelingen:

  • toekomstprognoses wijzen erop dat na 2020 de vraag naar bedrijventerreinen sterk afneemt. Vanaf 2025 is er zelfs sprake van krimp.
  • maatschappelijk is er weerstand tegen de verrommeling van het landschap ontstaan. Dit vertaalt zich in de vraag naar meer regie van de provincie op het (her)ontwikkelen van de juiste kwaliteit bedrijventerrein op de juiste plek.

Uitgangspunt van het nieuwe beleid is dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft een beleidsuitgangspunt, maar overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen. Verder vraagt de provincie Gelderland aan de gemeenten om extra aandacht te besteden aan kwalitatieve aspecten, zoals een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving en een zo laag mogelijke milieubelasting.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan de actuele situatie vastlegt, past dit plan binnen het beleid van de provincie.

3.3 Regionaal Beleid

Regionale structuurvisie Achterhoek (vast te stellen in 2011)

De visie 'Speerpunten Regionaal Ruimtelijk beleid Achterhoek 2011-2020' uit 2011 geeft de beleidsambities van acht Achterhoekse gemeenten voor de regionale economie, volkshuisvesting, landschappelijke kwaliteit, leefbaarheid en mobiliteit. De visie is een aanvulling (actualisatie) op de Regionale Structuurvisie Achterhoek uit 2004 en legt de nadruk op andere speerpunten ten gevolge van de demografische ontwikkelingen.

In de visie uit 2004 was uitgangspunt voor de positionering van de Achterhoek ten opzichte van andere regio's: de doorontwikkeling als een economisch en sociaal-cultureel zelfstandige regio die zich naar buiten toe met name profileert met haar kleinschaligheid en gebiedskwaliteiten. Een grotere dynamiek in de regio wordt nagestreefd met behoud van de eigen ruimtelijke kwaliteit.

Ten aanzien van bedrijventerreinen is het algemene uitgangspunt: het juiste bedrijf op de juiste locatie. Er wordt ruimte geboden voor groei van locale bedrijvigheid in bestaande sectoren als detailhandel, bouwnijverheid en industrie en in relatief nieuwe sectoren als recreatie, toerisme, dienstverlening en op het gebied van gezondheid en zorg. Aan nieuwe keuzes en ontwikkelingen gaat regionale afstemming vooraf.

Speerpunten zijn:

  • demografische ontwikkeling;
  • oriëntatie op externe relaties (met het KAN-gebied, Twente, Duitsland, Stedendriehoek);
  • de verandering van het platteland;
  • duurzame energie.

Regionaal Programma Bedrijventerreinen Achterhoek (RPB)
In mei 2011 is het RPB voor de Achterhoek vastgesteld.

De Provincie Gelderland heeft in 2010 verzocht om het opstellen van een Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB). Het RPB is een bestuursconvenant tussen regio en provincie. Doel van het RPB is de bedrijventerreinenopgave te definiëren en afspraken maken over te nemen maatregelen en activiteiten. Dit RPB is:

  • het regionale afsprakenkader over planning en programmering van bedrijventerreinen tussen Regio Achterhoek en provincie;
  • de vertaling en uitwerking van de gemeentelijke, regionale en provinciale doelstellingen op het gebied van bedrijventerreinen;
  • het toetsingskader voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de regio.


Over de volgende onderwerpen zijn specifieke afspraken gemaakt:

  • afstemming vraag-aanbod;
  • regulering aanbod;
  • segmentering;
  • programmering herstructurering;
  • grondprijs(methodiek);
  • SER-ladder;
  • monitoring.


Belangrijkste opgave in het RPB is het reguleren van een eventueel overaanbod van terreinen. Najaar 2010 zijn de regiogemeenten in twee clusters (West - Achterhoek: Montferland, Doetinchem, Oude IJsselstreek, Bronckhorst en Oost-Achterhoek: Aalten, Berkelland, Oost Gelre, Winterswijk) aan de slag gegaan om zich te buigen over de afstemming vraag-aanbod en regulering van het aanbod.

Zowel in clusterverband als in het Programmateam Duurzame Economie (Regio Achterhoek) heeft intensief overleg plaatsgevonden. Ook is op een aantal momenten overleg met de verantwoordelijke Gedeputeerden ingelast. Uitgangspunt is dat niet getornd wordt aan harde plancapaciteit. De gemeenten hebben een deel van de zachte plannen gefaseerd en in omvang teruggebracht. Afgesproken is vanaf peildatum 1-1-2010 geen nieuwe plannen te ontwikkelen.

Waterschap Rijn en IJssel
Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Ook in deze wet is afstemming van ruimtelijke ontwikkelingen en water voor ruimtelijke plannen opgenomen. Al sinds enige jaren wordt in ruimtelijke plannen aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de waterhuishouding. Hiervoor wordt het watertoets-proces doorlopen waarbij de conclusies ten aanzien van alle wateraspecten in een waterparagraaf worden beschreven.

In artikel 3.1.1 van het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg pleegt met o.a. de waterschappen. In artikel 3.1.6. van datzelfde besluit is aangegeven dat in de toelichting op een ontwerpbestemmingsplan is beschreven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.

Het waterschap Rijn en IJssel heeft een handreiking ontworpen waarmee een initiatiefnemer zelf kan bepalen voor welke plannen en in welke mate het waterschap betrokken dient te worden bij het opstellen van een waterparagraaf. Voor meer complexe ontwikkelingen kan deze handreiking voor het waterschap en de initiatiefnemer als leidraad en geheugensteun gelden in het ontwerpproces. Gezamenlijk wordt er invulling gegeven aan de wateraspecten en kan water een positieve bijdrage leveren aan de leefomgeving. Als er overeenstemming is over de inhoud van de waterparagraaf kan de gemeente de tekst opnemen in de toelichting van het ruimtelijk plan.

De waterparagraaf voor dit bestemmingsplan staat in paragraaf 4.3.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie Berkelland 2025

De Structuurvisie Berkelland 2025 geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot het jaar 2025 weer. Het is een integrale visie die geldt voor het grondgebied van de hele gemeente.

Berkelland wil het sociaal en economisch draagvlak versterken door het realiseren van een aantrekkelijk ondernemersklimaat. De ligging van de gemeente Berkelland tussen Twente en Arnhem/Nijmegen biedt kansen voor economische ontwikkeling. Het RBT De Laarberg neemt hier een belangrijke positie in. Om deze te benutten voert de gemeente een proactief bedrijvenbeleid en stelt zij zich meedenkend en meewerkend op naar bedrijven. Primair wordt ingezet op behoud en uitbreiding van bestaande bedrijvigheid. De gemeente ondersteunt bedrijfsontwikkelingen in de kernen en faciliteert dit ook. Het gebied rond het station van Ruurlo wordt gezien als een potentie.

De gemeente Berkelland zet vooral in op verbetering/revitalisering van bedrijventerreinen, zodat het aantal bedrijventerreinen beperkt kan worden. Bedrijven worden gestimuleerd om ‘op te knappen’ in plaats van te verhuizen. Ook is het van belang om de samenwerking op de bestaande bedrijventerreinen en Parkmanagement te stimuleren.

Voor de toekomst wordt een toename in samenwerking tussen de verschillende gemeenten voorzien. Door met de omliggende gemeenten samen te werken is het mogelijk op een verantwoorde manier naar de omvang van de bedrijventerreinen te kijken. Niet alleen lokaal, maar ook over de gemeentegrenzen heen.
De gemeente Berkelland richt zich voor de toekomst ten aanzien van economie en bedrijventerreinen op de volgende punten:

  • Verdergaande samenwerking met omliggende gemeenten;
  • Revitalisering van bestaande bedrijventerreinen in plaats van nieuwe uitgifte;
  • Duurzaamheid;
  • Samenwerking op bedrijventerreinen stimuleren;
  • Acties ondersteunen/opzetten;
  • In gesprek treden met bedrijven en meer gezamenlijk oppakken van acties en kansen.

De gemeente Berkelland hecht waarde aan het bevorderen van kleinschalige bedrijvigheid. Bestaande, verspreid liggende bedrijfsbestemmingen bieden doorgaans beperkte uitbreidingsmogelijkheden voor kleinere bedrijven. Ook bestaande gebouwen in het buitengebied bieden via het functieveranderingsbeleid ruimte voor diverse vormen van bedrijvigheid.
Er dient eerst optimaal gebruik te worden gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft beleidsuitgangspunt, maar overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen. Leegstand dient te worden voorkomen.

Specifiek voor Ruurlo geldt dat aandacht dient te zijn voor de inpassing van de randen van de bedrijventerreinen.

3.4.2 Welstandsnota/beeldkwaliteit

Welstandsnota
De voormalige gemeente Ruurlo heeft een Welstandsnota Ruurlo (2003) opgesteld.

Voor de bedrijventerreinen in Ruurlo geldt dat hier een 3e niveau van welstand geldt. De gemeente wil de spoorzone als rand en de entree van de kern aantrekkelijker maken. Voor de rand aan de spoorlijn geldt derhalve de 1e niveau van welstand (aanvullende criteria voor dorpsranden, zie thematische uitwerking 'dorpsranden en entrees'). Er zijn specifieke welstandscriteria voor bedrijventerreinen opgenomen verdeeld onder de thema's:

  • Situering van het bouwwerk;
  • Hoofdvormen van het bouwwerk;
  • Gevelaanzichten;
  • Materialisatie en detaillering.

Aanvullend is voor delen van de terreinen Venterkamp III en Everskamp in de vigerende bestemmingsplannen een regeling opgenomen ten behoeve van de beeldkwaliteit. Voor Everskamp is een beeldkwaliteitsplan vastgesteld. Dit plan geeft eisen met betrekking tot de openbare ruimte, de bebouwing en reclame. In dit bestemmingsplan zijn de relevante eisen voor zover mogelijk overgenomen op de verbeelding en in de regels.

De gemeente is bezig met een actualisatie van de vier huidige welstandsnota's tot één nota voor heel Berkelland. Wanneer deze beschikbaar is, zal deze worden verwerkt in de toelichting van dit bestemmingsplan.

Beeldkwaliteitplan Bedrijventerrein Everskamp
Voor het bedrijventerrein Everskamp is in 2004 een beeldkwaliteitplan vastgesteld. Dit plan geeft beeldkwaliteiteisen ten aanzien van de openbare ruimte, de bebouwing en reclame.

3.4.3 Beleidsvisie Externe Veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid (3 november 2008) geeft het ambitieniveau van de gemeente aan: hoe veilig moet het zijn in Berkelland?
Naast externe veiligheid in het algemeen, gaat het daarbij in het bijzonder over het omgaan met de normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Deze begrippen staan centraal in het externe veiligheidsbeleid. Bij het plaatsgebonden risico gaat het om de kans dat één persoon overlijdt als gevolg van een ongeval bij een risicobron. Bij het groepsrisico gaat het om de bij elkaar opgetelde kansen dat een groep personen gelijktijdig komt te overlijden.

Het ambitieniveau is afgestemd op het profiel van de gemeente Berkelland. Naast ruimte voor functies als landbouw, toerisme en wonen bestaat binnen de gemeente ook ruimte voor industriële bedrijvigheid.

In de beleidsvisie is daarom niet uitgegaan van een gelijkluidende normstelling voor het gehele grondgebied van de gemeente. Gekozen is voor een gebiedsgerichte benadering. Aan de ene kant gaat het om woonwijken, waar het ambitieniveau hoog is. Veilig wonen is hier het belangrijkste uitgangspunt. Risico’s moeten worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt. Aan de andere kant gaat het om industrieterreinen. Hier zijn economie, bedrijvigheid en werkgelegenheid de belangrijkste uitgangspunten. Om bedrijven niet onnodig te beperken in de ontwikkelingsruimte is op bedrijventerreinen sprake van een lager ambitieniveau. Uiteraard moeten deze bedrijven wel voldoen aan de wettelijke normen.

Naast deze twee uitersten bestaan mengvormen van woon- en werkfuncties. Logischerwijs ligt het ambitieniveau hier tussen beide voorgaande niveaus in. In onderstaande tabel is het beleid per deelgebied samengevat:

Overschrijding grenswaarde plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten Overschrijding richtwaarde plaatsgebonden risico voor beperkt kwetsbare objecten Overschrijding oriënterende waarde groepsrisico Toename groepsrisico
Veilig wonen Niet acceptabel Niet acceptabel (m.u.v. bestaande situaties) Niet acceptabel (m.u.v. bestaande situaties) Niet acceptabel
Ruimte voor industrie Niet acceptabel Acceptabel onder voorwaarden Acceptabel onder voorwaarden Acceptabel onder voorwaarden
Ruimtevoor wonen en werken Niet acceptabel Acceptabel onder voorwaarden Niet acceptabel (m.u.v. bestaande situaties) Acceptabel onder voorwaarden
Landelijk gebied Niet acceptabel Niet acceptabel (m.u.v. bestaande situaties) Niet acceptabel (m.u.v. bestaande situaties) Acceptabel onder voorwaarden

Hoofdstuk 4 Onderzoek En Uitvoerbaarheidsaspecten

Het al dan niet voldoen aan verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden. Daar waar specifiek onderzoek is uitgevoerd wordt verwezen naar de bijlagen. In de toelichting zijn alleen de conclusies van de onderzoeken overgenomen.

4.1 Milieuaspecten

4.1.1 Beoordeling m.e.r.-plicht

In het kader van de actualisatie van de bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen is beoordeeld of sprake is van een m.e.r.-plicht. Hiervoor is een separate notitie opgesteld die is bijgevoegd als bijlage 1.

Conclusie van deze beoordeling is dat geen sprake is van een m.e.r.-plicht.

4.1.2 Kabels en leidingen

Rond kabels en leidingen kan vanaf een bepaalde maat sprake zijn van beschermings- en/of veiligheidszones rondom kabels en leidingen. In het plangebied van dit bestemmingsplan liggen geen planologisch relevante leidingen.

4.1.3 Bodem

De Wet bodembescherming stelt regels over de bodemkwaliteit en (de sanering van) vervuilde grond. Ten behoeve van het bestemmingsplan moet duidelijk zijn dat de eventuele bodemverontreiniging de verwezenlijking van het plan niet in de weg staat. Omdat het voorliggend bestemmingsplan een actualisatie betreft van de huidige situatie en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is een beschrijving gegeven van de huidige kwaliteit op basis van de bodemkwaliteits- en bodemfunctiekaart van de gemeente Berkelland.

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een notitie "Globale beschrijving bodemkwaliteit" (per kern) opgesteld (zie bijlage 2) waarbij de bodemkwaliteitskaart van de gemeente is beschouwd.

Het beheersgebied van Berkelland is verdeeld is twee zones:

  • Zone bebouwd (dit zijn de woon- en industriegebieden)
  • Zone buitengebied

De bodemkwaliteitskaart is alleen van toepassing op locaties die (historisch) onverdacht zijn van bodemverontreiniging. Een industrieterrein kent veel verdachte activiteiten die een bodemverontreiniging kunnen veroorzaken. Het gevolg is dat de bodemkwaliteitskaart voor een industrieterrein niet gebruikt kan worden als bewijsmiddel voor een milieuhygiënische verklaring (bodemonderzoek). Voor iedere aanvraag om een bestemmingsplanwijziging moet maatwerk geleverd worden. In veel gevallen blijft het uitvoeren van een bodemonderzoek noodzakelijk.

4.1.4 Milieuzonering

Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaat men het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Op basis van gegevens van de gemeente is een bedrijvenlijst samengesteld waarop alle bedrijven die voorkomen op de bedrijventerreinen vermeld staan. Aan de verschillende bedrijven is een milieucategorie gekoppeld. Een milieucategorie geeft aan welke milieuhinder een bedrijf veroorzaakt en tot hoever deze milieuhinder reikt. Het betreft hier de milieuhinder van geluid, stof, geur, en/of externe veiligheid. De milieubelasting is voor die aspecten vertaald in richtlijnen voor aan te houden afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Het milieuaspect met de grootste afstand is maatgevend en bepaalt in welke milieucategorie een bedrijfstype wordt ingedeeld.

Als basis voor het toekennen van de milieucategorieën zijn de SBI-codes gebruikt zoals die zijn weergegeven in 'Bedrijven en milieuzonering', een uitgave van de VNG (2009). SBI-codes worden over het algemeen gebruikt voor het concreet invullen van milieuzonering. In 'Bedrijven en milieuzonering' wordt onderscheid gemaakt in onderstaande milieuzones:

Milieucategorie Richtafstand
Categorie 1 10 meter
Categorie 2 30 meter
Categorie 3.1 50 meter
Categorie 3.2 100 meter
Categorie 4.1 200 meter
Categorie 4.2 300 meter
Categorie 5.1 500 meter

Milieuzones algemeen
Op basis van de hiervoor genoemde milieucategorieën zijn de bedrijventerreinen opgedeeld in enkele zones. Daarbij is gekeken naar de afstand tot aan de omliggende gevoelige bestemmingen.

Met het opdelen van de bedrijventerreinen in verschillende zones wordt geregeld dat gevoelige bestemmingen zo min mogelijk overlast ondervinden van de aanwezige bedrijvigheid. Deze zogenaamde inwaartse zonering hanteert het principe dat in de zone het dichtst bij de gevoelige bestemmingen gelegen maximaal bedrijven toegelaten worden uit categorie-2. Bedrijven uit categorie-2 zijn over het algemeen goed inpasbaar nabij woonwijken. Deze eerste zone zal circa 30 meter breed zijn. Achter deze zone komt een zone te liggen waar bedrijven uit hogere categorieën toelaatbaar zijn.

De richtafstandenlijst van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering" gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden of zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. In de VNG brochure zijn, in het kader van een goede ruimtelijke ordening en gekoppeld aan het omgevingstype, milieunormen opgenomen, waaraan de feitelijke milieubelasting kan worden getoetst. Er kan bij het toepassen van de afstanden een onderscheid worden gemaakt tussen afstanden met betrekking tot een 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.

Rustige woonwijk
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Om een goede milieuzonering op te stellen is een analyse en beschrijving van de omgeving nodig. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Gemengd gebied
Naast het omgevingstype rustige woonwijk kent de VNG-uitgave ook het omgevingstype gemengd gebied. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, voor met name het aspect geluid, met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Het aspect geluid is veelal het maatgevende aspect. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.
Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter. Het systeem van richtafstanden gaat dus uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocaties en omgevingstype rustige woonwijk of gemengd gebied.

Milieuzonering bedrijventerreinen Ruurlo
Voor dit bestemmingsplan is er voor gekozen het plangebied grotendeels als een 'gemengd gebied' te beschouwen. Dit houdt in dat de eerder genoemde aan te houden afstanden tot gevoelige bestemmingen met één trap worden verlaagd.

Dit houdt in dat bij de milieuzonering rekening is gehouden met de volgende afstanden:

Milieucategorie Richtafstand
Categorie 1 0 meter
Categorie 2 10 meter
Categorie 3.1 30 meter
Categorie 3.2 50 meter
Categorie 4.1 100 meter
Categorie 4.2 200 meter
Categorie 5.1 300 meter

Deze keuze is gemaakt om de volgende redenen:

  • het betreft een historisch gegroeide situatie waarbij al lange tijd sprake is van het voorkomen van woningen nabij (hindergevende) bedrijven.
  • er is in de huidige situatie geen sprake van knelpunten: in het algemeen liggen de woningen op grote kavels gelegen waarbij sprake is van een relatief grote afstand tot de dichtstbijzijnde bedrijven.
  • er wordt zo veel mogelijk recht gedaan aan de bestaande (en vergunde) rechten die de bedrijven op basis van de vigerende bestemmingsplannen en milieuvergunningen hebben.
  • het toepassen van een strikte zonering zou inhouden dat bestaande rechten onder het overgangsrecht worden gebracht. Dit levert problemen op bij toekomstige vergunningaanvragen.

In de praktijk blijkt dat op de bedrijventerreinen Ruurlo geen bedrijven zijn die dichterbij omliggende gevoelige functies liggen dan is toegestaan op basis van de milieuzonering. Een uitzondering vormt de milieuzonering in het zuidoostelijk deel van het terrein Everskamp. In het verleden heeft de Raad van State bepaald dat ten opzichte van buiten het plangebied gelegen woningen een afstand aangehouden dient te worden van 100 meter voor categorie 3.2. Ook in het oostelijk deel is de milieuzonering aangepast aan de bebouwing die net buiten het plangebied ligt.

Geen zonering rondom bedrijfswoningen
Een bedrijfswoning is (vanzelfsprekend) geen gevoelig object in relatie tot het bedrijf waarbij die woning hoort. In dit bestemmingsplan zijn alleen de bestaande bedrijfswoningen als bedrijfswoning aangeduid, er worden in principe geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan.
Bedrijfswoningen van derden zijn evenals 'burgerwoningen' gevoelige objecten voor de bepaling van de milieuruimte van bedrijven en de toepassing van de milieuregelgeving. De aanwezigheid van dergelijke woningen betekent in principe een beperking van de milieuruimte van omliggende bedrijven.

In de praktijk liggen bedrijfswoningen op of grenzen ze direct aan gronden waar bedrijven in categorie 2 (30 m), 3.1 (50 m) en hoger reeds zijn gevestigd (maximaal 3.2). Tegenwoordig mag aangenomen worden dat in de milieuvoorwaarden die aan de omliggende bedrijven zijn gesteld, al rekening is gehouden met die bedrijfswoningen van derden. Echter, in hitorisch gegroeide situaties is dit niet altijd het geval geweest.

Strikte toepassing van de milieuzonering in het bestemmingsplan op de her en der aanwezige bedrijfswoningen zou betekenen dat rond vrijwel elke bedrijfswoning een zone categorie 1, vervolgens een zone categorie 2 enz. zou komen te liggen. Met daarbij als bepaling dat die zonering alleen geldt voor andere bedrijven dan het bedrijf waarbij de betreffende bedrijfswoning hoort. De aanwezigheid en situering van een bedrijfswoning op het ene bedrijfsperceel zou dan zonder meer bepalend zijn voor de milieuzonering / categorisering van het bedrijf / de bedrijven in de omgeving. Dat zou ertoe leiden dat op een bedrijventerrein met verspreid liggende bedrijfswoningen, de milieuruimte van bedrijven ernstig zou worden ingeperkt. Dat terwijl een bedrijventerrein nu juist dient om ruimte te bieden.

In de praktijk wordt echter de (relatieve) milieuhinder tussen bedrijven en bedrijfswoningen meestal als een bestaand gegeven, inherent aan het wonen op een bedrijventerrein, geaccepteerd, excessen daargelaten. Op de bedrijventerreinen in Ruurlo komen geen bedrijfswoningen voor die in de huidige situatie ernstige milieuhinder ondervinden.

Milieuzonering burgerwoningen
Op het bedrijventerrein ligt een aantal burgerwoningen. Met de burgerwoningen wordt in grote lijnen hetzelfde omgegaan als met de bedrijfswoningen met dien verstande dat de maximale milieucategorie rondom burgerwoningen 3.1 is. Deze categorie wordt in deze historisch gegroeide siutatie acceptabel geacht. In veel gevallen is daarbij sprake van relatief grote kavels, waardoor de afstand tussen de woningen en de bedrijfsbebouwing groot is. Eén uitzondering wordt gevormd door de woningen aan de oostzijde van de Burg. van Arkellaan. Hier is sprake van diepe achtertuinen, zodat door de relatief grote afstand tot de woningen slechts op een zeer beperkt deel van de bedrijfslocaties sprake zou zijn van een milieucategorie 3.1. Voor deze bedrijven is daarom gekozen voor een indeling in milieucategorie 3.2. Dit is conform de huidige en vigerende situatie. Bij het bepalen van de bouwvlakken voor de bedrijven is rekening gehouden met de woningen.

4.1.5 Geluid

Aangezien dit bestemmingsplan in principe geen nieuwe bedrijfswoningen mogelijk maakt, is geen onderzoek gedaan naar het thema geluid. Ook zijn geen gevallen van ernstige hinder bekend.

Mocht sprake zijn van nieuwe ontwikkelingen dan zijn met name de volgende vervoersassen van belang in het kader van geluidsonderzoek: de spoorlijn, de Groenloseweg en de Rondweg Zuid. Daarnaast dient de milieuzonering in acht te worden genomen, mits aangetoond kan worden dat de nieuwe gevoelige functie geen belemmeringen oplevert voor de bestaande bedrijven.

4.1.6 Externe veiligheid

De specialist externe veiligheid van de Regio Achterhoek heeft advies uitgebracht met betrekking tot de externe veiligheid. Dit advies is bijgevoegd als bijlage 3.

In en rondom het plangebied is sprake van één relevante inrichting, te weten het LPG-tankstation aan De Venterkamp. In het advies is nagegaan in hoeverre er knelpunten zijn met betrekking tot het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico.

De conclusie luidt dat het plaatsgebonden risico geen problemen oplevert. Binnen de richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten bevindt zich slechts één beperkt kwetsbaar object. Het groepsrisico blijft ruim onder de oriëntatiewaarde nu volgens het convenant autogas alleen nog maar bevoorraad mag worden met gecoate tankauto’s.

De regionale brandweer zal tijdens het wettelijk vooroverleg om advies worden gevraagd nu er sprake is van een bevi-inrichting binnen het plangebied.

4.1.7 Luchtkwaliteit

Bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat wordt voldaan aan de wetgeving voor luchtkwaliteit. De relevante wetgeving is vastgelegd in titel 5.2 van de Wet milieubeheer, dikwijls de 'Wet luchtkwaliteit' genoemd. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een notitie "Luchtkwaliteit bedrijventerreinen gemeente Berkelland" opgesteld. Deze notitie is bijgevoegd als bijlage 4.

Uit de 'Wet luchtkwaliteit' volgt dat een voorgenomen ontwikkeling inpasbaar is, indien wordt voldaan aan minstens één van de volgende vier gronden (artikel 5.16 uit de Wet milieubeheer):

  1. 1. Er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden
  2. 2. De luchtkwaliteit verslechtert (per saldo) niet door de planontwikkeling
  3. 3. De bijdrage van het plan aan de luchtkwaliteit is 'niet in betekenende mate'
  4. 4. De voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)

Bij de voorgenomen actualisatie van de bestemmingsplannen wordt voldaan aan de tweede grond: de luchtkwaliteit verslechtert niet door de planontwikkeling. Het nieuwe bestemmingsplan is namelijk conserverend van aard en biedt dus geen ruimte aan nieuwe ontwikkelingen. Dit betekent dat ten opzichte van de nu al bestemde situatie geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden die de luchtkwaliteit kunnen verslechteren. De voorgenomen ontwikkeling is daarmee wettelijk inpasbaar op basis van artikel 5.16 lid 1b van de Wet milieubeheer.

In de notitie is eveneens inzichtelijk gemaakt wat de omvang van de verontreiniging is in de gemeente Berkelland.

4.2 Ecologie

In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.

Gebiedsbescherming
De bescherming van gebieden is geregeld via de Natuurbeschermingswet 1998 of via bestemmingsplannen van de gemeenten. De Natuurbeschermingswet bepaalt wat er wel en niet mag in de beschermde natuurgebieden. Activiteiten die mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuurwaarden mogen niet plaatsvinden zonder vergunning. Verder is iedereen verplicht zorgvuldig om te gaan met natuurgebieden, de zogenaamde zorgplicht.

Het plangebied maakt zelf geen deel uit van een 'beschermd' natuurgebied (Natura 2000, Beschermd Natuurmonument, Nationaal Landschap). Ook liggen geen gebieden in de directe omgeving van het plangebied met een dergelijke status.

Wel ligt een strook aan de zuidzijde van het spoor die is aangemerkt als Ecologische verbindingszone (EVZ). Deze zone is als zodanig bestemd in het bestemmingsplan zodat de waarden in voldoende mate zijn gegarandeerd.

Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het niet vereist om ecologisch onderzoek uit te voeren.

Soortenbescherming
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het niet vereist om ecologisch onderzoek uit te voeren.

4.3 Waterparagraaf

Het Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt. Een handig hulpmiddel voor het in beeld brengen van beleidsopgaven is de Wateratlas van de provincie Gelderland.

Afhankelijk van de intensiteit van de watertoets wordt geadviseerd contact op te nemen met het waterschap. Het Waterschap Rijn en IJssel wil niet alleen een toetsende rol hebben, maar wil een medeoverheid zijn die de gemeente op het gebied van water ondersteunt bij haar planontwikkeling.

In onderstaande tabel is een aantal vragen gesteld. Afhankelijk van het antwoord op de vragen zijn drie niveaus in de intensiteit van het watertoetsproces te onderscheiden. Indien op geen enkele vraag 'ja' is geantwoord is geen watertoets nodig. Indien meerdere vragen met 'ja' beantwoord kunnen worden, dan is een verkorte of een uitgebreide watertoets nodig.

Thema Toetsvraag Relevant
Veiligheid
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?
Nee

Nee
Riolering en Afvalwaterketen 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?
Nee

Nee
Nee
Wateroverlast (oppervlaktewater)
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laaggelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?
Nee

Nee

Nee

Nee
Oppervlakte-
waterkwaliteit
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?
Nee
Grondwater-
overlast
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
Nee

Nee
Nee
Grondwater-
kwaliteit
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? Nee
Inrichting en beheer 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?
Nee

Nee
Volksgezondheid
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
Nee

Nee
Natte natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?
Nee

Nee
Nee

Nee
Verdroging 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? Nee
Recreatie 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Nee
Cultuurhistorie 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Nee

4.4 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een Quickscan Archeologie opgesteld. Dit rapport is bijgevoegd als bijlage 5.

Volgens de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Berkelland geldt voor het grootste deel van het bedrijventerrein te Ruurlo een hoge archeologische verwachting (rode zone, AWV categorie 6). Voor een tweetal kleinere zones in het centrale deel en in het uiterste zuidoostelijke deel geldt een middelmatige archeologische verwachting (gele zone, AWV categorie 8). In het uiterste westelijke deel ligt een kleine zone met een lage archeologische verwachting (groene zone, AWV categorie 9) die is vergraven of afgegraven (verticale arcering). Er bevinden zich twee bekende archeologische vindplaatsen in het zuidelijke deel van het bedrijventerrein (rode stippen, AWG categorie 3, nummers 4 en 323). Op onderstaande kaart is de archeologische beleidskaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1859.BPRLO20110006-1000_0002.jpg"

Uitsnede archeologische beleidskaart

Conform het gemeentelijk Handboek Ruimtelijke Plannen 11.1 zijn voor deze aangetroffen (verwachtings)waarden de volgende dubbelbestemmingen opgenomen:

dubbelbestemming code categorie uitgangspunten bij grondverstoring
Waarde- Archeologische Verwachting 1 WR-AV1 AWV 6 (>100 m² en > 0,4 m)
Waarde- Archeologische Verwachting 2 WR-AV2 AWG 3
AWV 8
(>100 m² en > 0,3 m)
Waarde- Archeologische Verwachting 3 WR-AV3 AWV 9 (> 2.500 m² en > 0,3 m)

Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is geen separaat archeologisch onderzoek nodig.

Cultuurhistorie
In het plangebied bevinden zich geen cultuurhistorisch waardevolle panden (gemeentelijke monumenten en rijksmonumenten).

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Algemene Juridische Opzet

Het bestemmingsplan is opgezet als een bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.1 Wro. De ruimtelijke indeling van het gebied, alsmede de toegestane functies en maten zijn op de plankaart en in de regels vrij gedetailleerd geregeld. Het is wenselijk dat het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt om in te spelen op redelijke en acceptabele veranderingswensen. Daartoe wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden die de Wro biedt, in de vorm van de daarin opgenomen zogenaamde flexibiliteitbepalingen namelijk de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om af te wijken en het plan te wijzigen. De bedoelde afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden dienen voldoende "objectief" begrensd te zijn. De kwantitatieve omvang/reikwijdte ervan is vaak al in de betreffende regels zelf bepaald.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  1. 1. Inleidende regels.
  2. 2. Bestemmingsregels.
  3. 3. Algemene regels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Ook worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

In hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht aan de orde en de slotregel.

5.2 Toelichting Op De Regels

5.2.1 Bestemmingsregels

Bedrijventerrein

Staat van bedrijfsactiviteiten/milieuzonering
In de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn bedrijven toegestaan die zijn vermeld in bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, die deel uitmaakt van de regels. Door middel van aanduidingen op de verbeelding is bepaald welke categorie bedrijven waar is toegestaan (maximaal categorie 3.2). In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn bij de diverse bedrijven voor de diverse milieufactoren, zoals geur, stof en geluid, afstandsmaten aangegeven. Het gaat daarbij om afstanden van bedrijven tot woonbebouwing die ligt in een "gemengd gebied" (of maximaal op de rand daarvan). Dit houdt in dat de afstanden die zijn genoemd ten aanzien van een "rustige woonwijk" met één stap kunnen worden verlaagd. De bij een bepaald bedrijf aangegeven grootste afstand is bepalend voor de categorie-indeling:

grootste afstand categorie
0 m 1
10 m 2
30 m 3.1
50 m 3.2

Zo zijn binnen een bestemmingsvlak in de directe nabijheid van woonbebouwing bedrijven toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 vallen. Op een afstand van 30 m tot 50 m zijn bedrijven in de categorieën 3.1 of 3.2 toegestaan. Daar waar gewenst is afgeweken van deze maat. Dit is in gevallen gedaan waar in de huidige situatie zich geen problemen voordoen.

Als zich een bedrijf voor vestiging aandient dat in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie valt dan ter plaatse is toegestaan, bijvoorbeeld in categorie 3.2, waar categorie 3.1 is toegestaan, dan kan dat bedrijf mogelijk toch worden ingepast. Via een afwijkingsbevoegdheid kan dat bedrijf worden toegestaan, mits het, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs kan worden gelijkgesteld met bedrijven die op de betreffende plaats als recht, in dit geval dus 3.1, zijn toegestaan. In de daartoe opgenomen procedure van ontheffing kan worden bezien of eventuele maatregelen mogelijk en toereikend zijn. Deze afwijkingsprocedure zal in de praktijk gelijk oplopen met de toetsingsprocedure van de beoogde bedrijfsactiviteiten in het kader van de Wet milieubeheer.

De bestaande verkooppunten voor motorbrandstoffen, één met LPG en twee zonder LPG, zijn specifiek aangeduid. Ter plaatse of in plaats daarvan kunnen andere bedrijven zich vestigen, conform de bestemming.

"Mogelijk zwaar geluidhinderlijke inrichtingen" Wet geluidhinder
De vestiging van "mogelijk zwaar geluidhinderlijke inrichtingen", in de zin van de Wet geluidhinder, is in dit gebied niet toegestaan. Dergelijke bedrijven zouden een te groot beslag leggen op de milieuruimte in het gebied en daarmee op de vestigingsmogelijkheden van andere bedrijven.

Wegen en andere bijbehorende voorzieningen
Op de gronden binnen deze bestemming zijn naast bedrijfsvestigingen ook wegen met bijbehorende voorzieningen toegestaan, ter ontsluiting van de betreffende bedrijven. Tevens zijn fiets- en voetpaden, water, groen, parkeervoorzieningen, nutsgebouwtjes e.d. toegestaan.

Bevi's
In deze bestemming komen "bevi's" voor: inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met een bepaald veiligheidsrisico buiten de inrichting. Het verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG is een bevi. Rond de bevi is een "veiligheidszone - bevi" aangeduid, zodanig dat buiten die zone niet het -maatgevende- plaatsgebonden risico van meer dan 10-6 per jaar wordt veroorzaakt. Het plaatsgebonden risico is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen omschreven als: "risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is". Bijvoorbeeld bedrijven, waarin koel- en vriesopslag plaatsvindt of kan plaatsvinden, kunnen een bevi zijn, vanwege de mogelijke toepassing van ammoniak als koel-/ vriesmiddel.

De plaats van de feitelijke risicobron van de bevi, binnen de betreffende "veiligheidszone - bevi", is voldoende bepaald; de risicobron zou fysiek binnen de veiligheidszone kunnen verschuiven, maar dan blijft gelden dat buiten de aangeduide veiligheidszone niet een plaatsgebonden risico van meer dan 10-6 per jaar mag worden veroorzaakt. Het risico van een risicobron / bevi kan ook afnemen doordat ter zake technische maatregelen (bijv. een andere brandblussysteem) worden getroffen.

Naast de bestaande bevi, binnen een "veiligheidszone - bevi", worden in het bestemmingsplan niet op directe wijze nieuwe bevi's mogelijk gemaakt. Binnen een "veiligheidszone - bevi" zijn geen kwetsbare objecten, als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan. Het betreft in dit kader met name kantoren groter dan 1500 m² per object en ruimten voor kinderopvang.

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bevi's bij recht toegelaten. Wel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om bevi's toe te laten. Hiervoor dient een wijzigingsprocedure doorlopen te worden.

Bouwregels
Aan het bouwen van gebouwen op bedrijventerreinen zijn alleen die eisen betreffende situering, oppervlakte en andere maatvoering gesteld, die nodig zijn om een ruimtelijk en planologisch verantwoorde invulling van het gebied te verkrijgen.

In dat kader dienen gebouwen binnen bouwvlakken te worden gebouwd, op een bepaalde afstand tot wegen en tot een van de zijdelingse perceelsgrenzen.

De hoogtemaat van de gebouwen is zo veel mogelijk gelijkgesteld. Daar waar afwijkingen zijn, zijn aparte aanduidingen op de plankaart opgenomen. Bijzondere bouwbepalingen zijn opgenomen voor kantoorruimten op bepaalde locaties om een doelmatig ruimtegebruik te bevorderen en de ruimtelijke uitstraling te versterken.

In deze bestemming zijn alleen bestaande bedrijfswoningen toegestaan, alleen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning". In een moderne bedrijfsvoering is een bedrijfswoning in principe geen noodzaak meer en bovendien kunnen bedrijfswoningen belemmeringen, met name qua milieuruimte, opleveren voor omliggende bedrijven.

Conform de gemeentelijke standaard zijn nadere eisen opgenomen met betrekking tot de plaats en afmeting van bebouwing.

Afwijken van bouwregels
Deze bestemming bevat ontheffingsmogelijkheden betreffende het bouwen van ondergeschikte gebouwen buiten het bouwvlak, de minimumafstanden tot perceelsgrenzen en de toegestane bouwhoogten.

Specifieke gebruiksregels
Op de verbeelding is een representatieve zone opgenomen op basis van de vigerende bestemmingsplannen. Hierin zijn regels opgenomen ten aanzien van opslag, stalling en parkeren om delen van het terrein de beeldkwaliteit te behouden dan wel te bevorderen.

Afwijken van de gebruiksregels
Er is een regeling opgenomen waarmee het bevoegd gezag af kan wijken van de gebruiksregels in die zin dat bedrijven die in een hogere milieucategorie vallen dan algemeen toelaatbaar is, toch toegelaten kunnen worden. Bevi-inrichtingen, vuurwerkinrichtingen en Wgh-inrichting zijn hiervan uitgezonderd. Voor de eerste twee is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Groen
Deze bestemming is mede bedoeld om de karakteristieke groene ruimten in het plangebied vast te leggen.

Horeca
Deze bestemming is mede bedoeld om de bestaande horeca in het plangebied vast te leggen.

Kantoor
Alleen het bestaande kantoor aan de Stationsstraat is als zodanig bestemd.

Tuin
Deze gronden behoren bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen. Ook mogen er erkers gebouwd worden ten dienste van de aangrenzende bestemming "Wonen".

Verkeer
Deze bestemming betreft 50km-wegen met vooral een verbindingsfunctie. Er wordt niet voorzien in een verblijfsfunctie.

Verkeer-Railverkeer
De spoorlijn die door het plangebied loopt is als zodanig opgenomen op de verbeelding.

Verkeer-Verblijfsgebied
Deze bestemming geldt voor 30km-wegen en heeft betrekking op in het plangebied voorkomende dan wel daarvoor aangewezen wegen, straten en voet- en fietspaden. Deze wegen hebben ook deels een verblijfsfunctie en zijn kleinschaliger van aard dan de wegen met de bestemming 'verkeer'.

Water
Structureel water is als zodanig bestemd op de verbeelding.

Wonen
Deze bestemming heeft betrekking op alle woningen, al dan niet in combinatie met vrije beroepen, die bij recht mogelijk zijn. Verder zijn bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogelijk, als het bevoegd gezag besluit om hiervoor bij een omgevingsvergunning af te wijken van het plan. Bedrijfsmatige activiteiten aan huis betreffen dus activiteiten die niet onder de vrije beroepen worden geschaard maar waaraan toch onder voorwaarden medewerking kan worden verleend als aan de opgenomen criteria hiervoor wordt voldaan.
De aangegeven maximale goot- en bouwhoogten zijn gebaseerd op het vigerende plan.

Waarde-Archeologische Verwachting 1, 2 en 3
Voor de bestemming WR- AV 1 geldt dat voor het bouwen in principe een onderzoeksrapport nodig is, dan wel andere informatie omtrent de archeologische situatie ter plekke moet worden overgelegd. Dit is niet het geval bij kleine bouwwerken tot 100 m2 en als de diepte van de ingreep minder diep reikt dan 40 cm onder het maaiveld of wanneer op, dan wel maximaal tot 2,50 m uit de fundering wordt gebouwd. Voor de toelaatbaarheid van de vergunning is een advies van de archeoloog vereist. Verder kunnen aan de vergunning voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.

Verder geldt voor diverse werkzaamheden nog een vergunningplicht. Ook hiervoor geldt dat een onderzoeksrapport dan wel andere goed bevonden informatie is vereist ter beoordeling van de toelaatbaarheid. De archeoloog wordt ook hier gehoord zodat het bevoegd gezag zich een goed beeld kan vormen ten aanzien van de toelaatbaarheid van de ingreep. Ook aan deze vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden.

Voor de bestemming, WR-AV 2 en WR-AV 3 gelden iets minder strenge regels. De regels verschillen voor wat betreft de toegestane oppervlakte en diepte van de gebouwen en de diepte van de werkzaamheden waarvoor geen vergunning is vereist.

Er bevinden zich twee archeologische vindplaatsen in het plangebied. Deze hebben conform de gemeentelijke archeologische beleidskaart de dubbelbestemming WR-AV 2 gekregen.

Waarde-Ecologische verbindingszone
Ter bescherming van de ecologische waarden is voor de ecologische verbindingszone een dubbelbestemming opgenomen.

5.2.2 Algemene overgangsregels

Anti-dubbeltelbepaling
Ingevolge het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient deze bepaling met deze formulering in de regels van een bestemmingsplan te worden opgenomen.

Algemene bouwregels
Deze regel dient om maten en percentages die in het verleden legaal zijn gerealiseerd, maar die van het plan blijken af te wijken, als recht in het nieuwe plan toe te staan. Zonder deze bepaling zouden die situaties (mogelijk) onder het overgangsrecht gaan vallen en dan niet als recht zijn toegestaan, maar slechts worden gedoogd. Deze bepaling versterkt de rechtszekerheid.

Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregel zijn bepaalde vormen van gebruik expliciet als strijdig gebruik aangemerkt. In het kader van het gemeentelijk beleid betreffende dergelijke inrichtingen wordt vestiging daarvan in het onderhavige gebied niet wenselijk geacht en daarom ook niet toegestaan.

Er zijn in dit artikel tevens parkeernormen opgenomen.

Algemene aanduidingsregels
Binnen de veiligheidszone LPG is een regeling opgenomen dat de vestiging van kwetsbare objecten niet is toegestaan.

Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen op de in dit artikel genoemde, relatief ondergeschikte punten afwijken van de bepalingen van het plan. Het gaat daarbij om het realiseren van nutsvoorzieningen van beperkte omvang, ondergeschikte afwijkingen van diverse in het plan getrokken grenzen, het in beperkte mate afwijken van de diverse maten en percentages en het -onder voorwaarden- bouwen van antenne- en telecommasten.

Wijzigingsbevoegdheden
Het plan bevat een wijzigingsbevoegdheid waarmee tijdens de looptijd van het plan desgewenst grenzen tussen bestemmingen en grenzen van aanduiding kunnen worden verschoven. Met deze wijzigingsmogelijkheid kan het plan ook in de toekomst op een goed controleerbare en doseerbare wijze flexibel worden gehouden.

Voor bevi's en vuurwerkinrichtingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Overgangsregels
Ingevolge het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dienen de overgangsregels met deze formulering in de regels van een bestemmingsplan te worden opgenomen.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een onderzoek worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan.

In het kader van de economische haalbaarheid wordt opgemerkt dat het hier om een conserverend plan van de gemeente zelf gaat. Het is niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen. Er zijn naast procedurele kosten geen andere kosten verbonden aan de vaststelling van dit plan.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Algemeen

De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening. Aangegeven is dat tussen de gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpbestemmingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard (zienswijzenprocedure).

Het voorontwerpbestemmingsplan "Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011" heeft van 1 juni 2011 tot en met 12 juli 2011 ter inzage gelegen. Op 8 juni 2011 is een inloopavond georganiseerd over het voorontwerpbestemmingsplan in Grandcafé Restaurant De Luifel in Ruurlo.

Na het voorontwerp is het bestemmingsplan met aanpassingen in ontwerp ter inzage gelegd. Tegen dit ontwerpplan kunnen gedurende zes weken zienswijzen worden ingediend. Na deze termijn beoordeelt de gemeente de zienswijzen. De gemeenteraad stelt vervolgens het bestemmingsplan "Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011" (al dan niet gewijzigd) vast.

7.2 Resultaten Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Conform artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan voorgelegd aan de volgende instanties: VROM-Inspectie, Ministerie van Economische Zaken, Waterschap Rijn en IJssel, Vitens, Kamer van Koophandel, Alliander, Gasunie, KPN en De Nederlandse Spoorwegen.

De VROM-inspectie, het Waterschap Rijn en IJssel en de Kamer van Koophandel hebben een reactie ingediend.

De provincie heeft op 2 maart 2001 bericht dat het voorontwerpbestemmingsplan een plan van lokale aard is. Gedeputeerde Staten zien daarom geen reden om hierover advies uit te brengen.

VROM-inspectie
De VROM-inspectie schreef op 6 juli 2011 dat het bestemmingsplan, gelet op de nationale belangen in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid, geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

Waterschap Rijn en IJssel
Het Waterschap schrijft het volgende:

  1. 1. Het gebied ligt deels in een natte ecologische verbindingszone. Enkele onderdelen met de bestemming 'Groen' hebben daarom ook de waarde 'Ecologische verbindingszone (EVZ)' gekregen. De toekenning van deze waarde is niet in overeenstemming met de kaart EVZ. Verzocht wordt dit aan te passen.
  2. 2. De watertoetstabel is onjuist ingevuld. Verzocht wordt dit aan te passen en op basis van de EVZ-kaart aan te geven welke waterthema's voor dit plan wel of niet relevant zijn. Hierbij wordt ook verzocht per relevant waterthema uit te werken wat de effecten van het plan zijn of hoe het plan hierin voorziet.
  3. 3. Gelet op het eerste punt vraagt in ieder geval het thema 'Natte natuur' een nadere uitwerking.


Beoordeling reactie
Telefonisch contact tussen het Waterschap en de gemeente op 14 september 2011 wees uit dat de reactie van het Waterschap op een misverstand berust. In 2005 en 2006 zijn ruimtelijke procedures gevoerd voor de bestemmingsplannen bedrijventerrein Everskamp en EVZ Everskamp. Deze bestemmingsplannen zijn tot stand gekomen na intensief overleg met de provincie Gelderland en het Waterschap. De natte EVZ is in die bestemmingsplannen verankerd. Dit bestemmingsplan Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011 legt hernieuwd vast wat destijds besloten is, dus ook de natte EVZ met de bijbehorende bescherming.

Een aanpassing van dit bestemmingsplan is niet nodig.


Kamer van Koophandel
De Kamer van Koophandel (KvK) schrijft het volgende.

Binnen de bestemming "bedrijventerrein" is ook de vestiging van detailhandel in volumineuze goederen toegestaan. De KvK vindt dat de overheid zeer terughoudend moet zijn als het gaat om de vestiging van detailhandel op bedrijventerreinen. De vestiging van grootschalige/perifere detailhandel kan een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur tot gevolg hebben, met name in de kleinere kernen. Door het ontwikkelen van winkelareaal in de periferie vindt er namelijk doorgaans een verplaatsing van m2 verkoopoppervlak vanuit de centrummilieus plaats, tenzij de consumentenbestedingen toenemen en er sprake is van additioneel assortiment, hetgeen in een kleine kern als Ruurlo niet aan te nemen is.

Wanneer een nieuwe vestiging van detailhandel in volumineuze goederen op bovengenoemd bedrijventerrein zou worden toegestaan, moet volgens de KvK minimaal aan een aantal nader genoemde randvoorwaarden worden voldaan.


Beoordeling reactie
Artikel 1.53 van het voorontwerpbestemmingsplan omschrijft wat verstaan wordt onder 'detailhandel in (volumineuze) grootschalige goederen. Dat is de detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, in de vorm van de verkoop van auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen, wooninrichtingen, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen.

Ten opzichte van het merendeel van de in Ruurlo geldende bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen was aan de al toegestane gebruiksvormen de detailhandel in wooninrichtingen, tuininrichtingsartikelen, keukens en sanitair toegevoegd.

Bij nader inzien zijn wij het met de KvK eens dat het risico bestaat dat er met de toevoeging van 'wooninrichtingen en tuininrichtingsartikelen' een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur kan plaatsvinden. Dat is ongewenst. Gelet hierop is artikel 1.53 aangepast. De genoemde toevoegingen zijn verwijderd. Deze gebruiksvormen (aangevuld met bouwmarkten) zijn in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen in de afwijkingsregel onder artikel 3.5.3. Deze afwijkingsregel sluit aan bij de afwijkingsregel zoals is opgenomen in het onherroepelijke bestemmingsplan Overberkel. Dit bestemmingsplan Overberkel is onherroepelijk geworden na uitspraak van de Raad van State op 27-4-2011.

Over de gebruiksvorm 'keukens en sanitair' merken wij het volgende op. Naar onze mening is dit gebruik door het grootschalig karakter ervan minder gewenst binnen het kleinschalige karakter van het kernwinkelgebied van Ruurlo. Dit gebruik is bij uitstek geschikt voor vestiging op het bedrijventerrein.

7.3 Resultaten Inspraak

Er zijn twee zienswijzen ingediend tegen het voorontwerpbestemmingsplan.

Indiener 1

Samenvatting zienswijze/reactie

  1. a. Inspreker maakt bezwaar tegen het feit dat voor hem de mogelijkheid verdwijnt om per bedrijf een woning te bouwen;
  2. b. Inspreker maakt op voorhand bezwaar tegen het plan als er in zijn omgeving wijzigingen zijn die met zijn bedrijvenbestemming misschien problemen opleveren;
  3. c. Inspreker wijst erop dat de uitrit aan de Nijverheidsstraat/Krashof, van het kerkepad en de eigen gronden nog niet hersteld is.


Beoordeling zienswijze/reactie gemeente

Ad. a
Berkelland ziet zich voor de lastige taak gesteld de afnemende behoefte aan woningen in haar beleid op te nemen/te verwerken. De demografische ontwikkelingen in de regio Achterhoek en in de gemeente Berkelland zorgen ervoor dat minder woningen nodig zijn tot het jaar 2020 dan tot nu toe werd aangehouden. Het woningbouwprogramma van onze gemeente bestond tot 2020 uit toevoeging van ongeveer 1800 nieuwe woningen. Op basis van regioafspraken mag Berkelland maar 635 woningen bouwen. Daarom moeten wij bestaande woningbouwmogelijkheden en concrete woningbouwplannen schrappen. Er is voor Berkelland geen ruimte meer voor toevoeging van nieuwe plannen.

Voor de bedrijventerreinen betekent dit dat wij de bouwmogelijkheid van nieuwe (dienst)woningen in het bestemmingsplan verwijderd hebben.

Alleen recent en concreet met ons besproken plannen kunnen aanleiding geven toch incidenteel woningbouwmogelijkheden in het bestemmingsplan op te nemen/of te laten staan.

Volgens het geldende bestemmingsplan Schansekamp, Uitwerking 2001-1, vastgesteld bij besluit van 19 maart 2002, heeft het betreffende perceel de bestemming 'Ambachtelijk bedrijf'. Op grond van deze bestemming mag per bedrijf één dienstwoning worden gebouwd. In 2002 is het bedrijf met de bedrijfswoning van de inspreker hier gevestigd. Op 16 november 2007 heeft indiener een brief geschreven die verband houdt met plannen voor het bouwen van twee bedrijfswoningen op zijn nog beschikbare en onbebouwde gronden. In een brief van 15 januari 2009 heeft de gemeente aangegeven dat de bouw van één bedrijfswoning volgens het geldende bestemmingsplan mogelijk is. Sindsdien hebben wij geen concrete bouwplannen van indiener ontvangen.

Gelet op de demografische ontwikkelingen, het feit dat er sinds 2002 geen gebruik is gemaakt van de planologische bouwmogelijkheden en het feit dat er geen recente en concreet met ons besproken plannen zijn, zien wij geen reden om op deze locatie de bouw van één of meer bedrijfswoningen mogelijk te maken of te houden.


Ad. b
Het bestemmingsplan Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011 is een conserverend bestemmingsplan. De bestaande feitelijke situatie is planologisch vastgelegd. Wij zijn van mening dat de indiener hiermee niet meer problemen ondervindt dan misschien nu al aanwezig.


Ad. c
Deze reactie staat naar onze mening los van deze bestemmingsplanherziening. Wij zijn van mening dat wij in onze brief van 15 januari 2009 een voldoende antwoord hebben gegeven.


Gevolgen voor het bestemmingsplan Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011

Voor zowel a, b en c: Geen gevolgen.


Indiener 2

Samenvatting zienswijze/reactie

  1. a. Inspreker maakt bezwaar tegen het feit dat voor hem de mogelijkheid verdwijnt om per bedrijf een woning te bouwen;
  2. b. Inspreker wijst erop dat de ligging van de begrenzing van de functie 'horeca' op de hoek Stationsstraat niet klopt met de kadastrale grenzen.


Beoordeling zienswijze/reactie gemeente

Ad. a
Berkelland ziet zich voor de lastige taak gesteld de afnemende behoefte aan woningen in haar beleid op te nemen/te verwerken. De demografische ontwikkelingen in de regio Achterhoek en in de gemeente Berkelland zorgen ervoor dat minder woningen nodig zijn tot het jaar 2020 dan tot nu toe werd aangehouden. Het woningbouwprogramma van onze gemeente bestond tot 2020 uit toevoeging van ongeveer 1800 nieuwe woningen. Op basis van regioafspraken mag Berkelland maar 635 woningen bouwen. Daarom moeten wij bestaande woningbouwmogelijkheden en concrete woningbouwplannen schrappen. Er is voor Berkelland geen ruimte meer voor toevoeging van nieuwe plannen.

Voor de bedrijventerreinen betekent dit dat wij de bouwmogelijkheid van nieuwe (dienst)woningen in het bestemmingsplan verwijderd hebben.

Alleen recent en concreet met ons besproken plannen kunnen aanleiding geven toch incidenteel woningbouwmogelijkheden in het bestemmingsplan op te nemen/of te laten staan.

In 2009 is met de gemeente overlegd over de verplaatsing van het bedrijf van inspreker naar het bedrijventerrein Everskamp in Ruurlo. Onderdeel van deze verplaatsing is een herinrichting van de bestaande bedrijfslocatie. Ook het bouwen van vier bedrijfswoningen is daar onderdeel van. Inspreker heeft daarvoor een structuurplan (10 juni 2010) laten opstellen. Wij hebben ingestemd met de plannen en hebben in 2009 aan inspreker gronden verkocht op het bedrijventerrein Everskamp.

Wij hebben het bestemmingsplan zodanig aangepast dat op een deel van de gronden van inspreker de bouw van maximaal vier dienstwoningen mogelijk is.


Ad. b
De reactie van inspreker is terecht. Wij hebben het bestemmingsplan hiervoor aangepast.


Gevolgen voor het bestemmingsplan Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011

  1. a. Op een deel van de gronden van inspreker is nieuwbouw van maximaal 4 dienstwoningen mogelijk gemaakt;
  2. b. De bedoelde percelen hebben de bestemming 'Bedrijventerrein' gekregen.

7.4 Ambtshalve Wijzigingen

  1. a. De tekst van de toelichting en regels van het voorontwerpbestemmingsplan Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011 is op enkele punten aangepast aan het meest recente gemeentelijke Handboek Bestemmingsplannen. Inhoudelijk is hierdoor niets veranderd.
  2. b. Enkele (ontbrekende) bestaande bedrijfswoningen zijn alsnog in het plan opgenomen.
  3. c. Een deel van het eigendom van het bedrijf aan de Nijverheidsstraat 1a in Ruurlo is veranderd van 'Verkeer-Verblijfsgebied (V-VB)' in 'Bedrijventerrein (BT)'. Het gaat hier om een kleine aanpassing bij de Krashof. De reden hiervan is dat de bestemming 'Bedrijventerrein' meer recht doet aan de feitelijke situatie. Het is geen openbare grond.
  4. d. Het winkelgedeelte van het bedrijf aan de Ventersteeg 2 in Ruurlo is specifiek bestemd als gedeelte bij/van het bedrijf waar detailhandel in verf, behang en aanverwante artikelen is toegestaan.
  5. e. Aan de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn twee bepalingen toegevoegd op basis waarvan het bevoegd gezag, onder voorwaarden, kan afwijken van de regels. Het gaat hier om de afwijkingsmogelijkheden voor 'volumineuze detailhandel' en 'ondergeschikte detailhandel'.

7.5 Resultaten Ter Visielegging Van Het Ontwerp-bestemmingsplan

Het Ontwerpbestemmingsplan Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011, heeft van 30 november 2011 tot en met 10 januari 2012 ter inzage gelegen.
De gemeente heeft gedurende de periode van terinzagelegging vier zienswijzen ontvangen.

De 'Zienswijzennota Ontwerpbestemmingsplan Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011' geeft een overzicht van de indieners van zienswijzen, de inhoud van de zienswijzen, de beoordeling ervan en de eventueel daaruit voortvloeiende aanpassingen.
De nota is als bijlage 6 bij de toelichting gevoegd.

Besluit tot vaststelling
Het bestemmingsplan Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011 is op 10 april 2012 door de gemeenteraad van Berkelland gewijzigd vastgesteld. Voor de inhoud van het besluit wordt verwezen naar de tekst van het bijgevoegde Vaststellingsbesluit.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).

1. Hoofdindeling

Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.

Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:

  1. 1. bedrijven bijzondere opslagen en/of installaties hebben, die anders dan "normaal" zijn voor die bedrijven of
  2. 2. het betreft opslagen en/of installaties, die op zich niet als een bepaald bedrijf of bedrijfstype kunnen worden aangemerkt, maar wel als een relevante bedrijfsactiviteit in het kader van een bestemmingsplan.

2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar

Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:

10 m
30 m
50 m
100 m
200 m
300 m
500 m
700 m
1.000 m
1.500 m

Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.

3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)

Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van "risico" aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van "vuurwerk" opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.

4. Categorie

De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:

milieucategorie grootste afstand
1 10 m
2 30 m
3.1 50 m
3.2 100 m
4.1 200 m
4.2 300 m
5.1 500 m
5.2 700 m
5.3 1.000 m
6 1.500 m


5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)

Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.

Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.

6. Verklaring gebruikte afkortingen

- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing

Bijlage 3 Lijst Van Horecabedrijven

Horeca categorie 1:

zijn vormen van horeca:

  1. 1. die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren alsmede alcoholvrije dranken wordt verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie patisserie of een crêperie;
  2. 2. die wat betreft de exploitatievormen behoren bij en ondergeschikt zijn aan een sociaal/culturele hoofdfunctie, zoals kerkelijke centra.

Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk en afval op straat.

Horeca categorie 2:

zijn vormen van horeca:

  1. 1. die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, maar qua openingstijden daarvan afwijken in die zin, dat ze ook in (een deel) van de avonduren geopend zijn en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn een cafetaria, snackbar of een shoarmazaak;
  2. 2. waarin hoofdzaak al dan niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Voorbeelden zijn een café, bar, eetcafé, pub of een café-restaurant;
  3. 3. waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die ter plaatse worden geconsumeerd, zoals een restaurant, bistro, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis, hotel-restaurant of pension.
  4. 4. waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die deels ter plaatse worden geconsumeerd maar voor een belangrijk deel ook elders, zoals pizzeria's of (afhaal)restaurants.

Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, stankoverlast, afval op straat en afvalopslag.

Horeca categorie 3:

zijn vormen van horeca: waar zaalaccommodatie ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van het organiseren van bijeenkomsten en partijen, en waar als nevenactiviteit wordt voorzien in het verstrekken van etenswaren en al dan niet alcoholhoudende dranken.

Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk en geluidsoverlast van vertrekkende bezoekers.

Horeca categorie 4:

zijn vormen van horeca: zoals een discotheek en een dancing met een dansvloerop-pervlak groter dan 10 m2.

Mogelijke effecten zijn: komen en gaan, parkeerdruk, geluidsoverlast vanuit de inrich-ting, geluidsoverlast van vertrekkende bezoekers,openbare ordeproblemen.

Bijlage 4 Parkeernormen

Parkeernorm centrum
functie parkeer-
norm
bezoekers-
aandeel
eenheid
appartement 1,3 0,3 woning
woning sociale sector/rijtjeswoning 1,5 0,3 woning
woning middeldure sector 1,8 0,3 woning
woning dure sector 2,0 0,3 woning
serviceflat/aanleunwoning 0,6 0,3 woning
kamerverhuur 0,6 0,2 kamer
kantoren (zonder balie) 1,6 5% 100 m² bvo
kantoren (met balie) 2,4 20% 100 m² bvo
detailhandel 3,0 85% 100 m² bvo
grootschalige detailhandel 100 m² bvo
tuincentra 100 m² bvo
arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven
(loods, opslag, groothandel/transportbedrijf)
0,7 5% 100 m² bvo
arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven
(industrie, garagebedrijf, werkplaats, transportbedrijf)
2,0 5% 100 m² bvo
arbeidsextensieve/bezoekersintensieve bedrijven
(showroom/toonzaal)
1,1 35% 100 m² bvo
bedrijfsverzamelgebouw 1,5 10% 100 m² bvo
café/bar/discotheek/cafetaria 6,0 90% 100 m² bvo
restaurant 11,0 80% 100 m² bvo
museum/bibliotheek 0,6 95% 100 m² bvo
bioscoop/theater/schouwburg 0,3 zitplaats
sporthal 2,0 95% 100 m² bvo
sportveld (buiten) 20,0 95% ha. netto terrein
dansstudio/sportschool 3,5 95% 100 m² bvo
squashbanen 1,5 90% baan
tennisbanen 2,5 90% baan
bowlingbaan 2,0 95% baan
biljartzaal 2,0 95% tafel
evenementenhal 5,0 99% 100 m² bvo
zwembad 9,0 90% 100 m² opp.bassin
cultureel centrum/wijkgebouw 3,0 90% 100 m² bvo
verpleeg/verzorgingshuis 0,6 60% wooneenheid
arts/kruisgebouw/therapeut 1,8 65% behandelkamer
dagonderwijs (HBO/MBO) 6,0 leslokaal
middelbaar onderwijs (VWO/HAVO/Vmbo) 1,0 leslokaal
avondonderwijs 0,8 student
basisonderwijs 0,8 leslokaal
crèche/peuterspeelzaal/kinderdagverblijf 0,7 arbeidsplaats
hotel 1,0 kamer
religiegebouw 0,2 zitplaats
Parkeernorm rest bebouwde kom
functie parkeer-
norm
bezoekers-
aandeel
eenheid
appartement 1,5 0,3 woning
woning sociale sector/rijtjeswoning 1,5 0,3 woning
woning middeldure sector 1,8 0,3 woning
woning dure sector 2,0 0,3 woning
serviceflat/aanleunwoning 0,6 0,3 woning
kamerverhuur 0,6 0,2 kamer
kantoren (zonder balie) 1,6 5% 100 m² bvo
kantoren (met balie) 2,4 20% 100 m² bvo
detailhandel 3,5 85% 100 m² bvo
grootschalige detailhandel 7,5 100 m² bvo
Tuincentra 7,5 100 m² bvo
arbeidsextensieve/bezoekersextensieve bedrijven
(loods, opslag, groothandel, transportbedrijf)
0,7
5%
100 m² bvo
arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven
(industrie, garagebedrijf, werkplaats, transportbedrijf)
2,0
5%
100 m² bvo
arbeidsextensieve/bezoekersintensieve bedrijven
(showroom/toonzaal)
1,3
35%
100 m² bvo
bedrijfsverzamelgebouw 1,5 10% 100 m² bvo
café/bar/discotheek/cafetaria 6,0 90% 100 m² bvo
restaurant 11,0 80% 100 m² bvo
museum/bibliotheek 0,6 95% 100 m² bvo
bioscoop/theater/schouwburg 0,3 zitplaats
sporthal 2,5 95% 100 m² bvo
sportveld (buiten) 20,0 95% ha. netto terrein
dansstudio/sportschool 3,5 95% 100 m² bvo
squashbanen 1,5 90% baan
tennisbanen 2,5 90% baan
golfbaan 7,0 95% hole
bowlingbaan 2,0 95% baan
biljartzaal 2,0 95% tafel
evenementenhal 6,0 99% 100 m² bvo
zwembad 10,0 90% 100 m² opp.bassin
cultureel centrum/wijkgebouw 3,0 90% 100 m² bvo
verpleeg/verzorgingshuis 0,6 60% wooneenheid
arts/kruisgebouw/therapeut 1,8 65% behandelkamer
dagonderwijs (HBO/MBO 6,0 leslokaal
middelbaar onderwijs (VWO/HAVO/Vmbo) 1,0 leslokaal
avondonderwijs 0,8 student
basisonderwijs 0,8 leslokaal
crèche/peuterspeelzaal/kinderdagverblijf 0,7 arbeidsplaats
hotel 1,0 kamer
religiegebouw 0,2 zitplaats
begraafplaatsen 20,0 gelijktijdige begrafenis
Parkeerplaatsen eigen terrein woningen
parkeervoorziening theoretisch aantal berekeningsaantal opmerkingen
enkele oprit zonder garage 1 0,8 oprit minimaal 5 meter diep
lange oprit zonder garage 2 1,0
dubbele oprit zonder garage 2 1,7 oprit minimaal 4,50 meter breed
garage zonder oprit 1 0,4
garagebox (niet bij woning) 1 0,5
garage met enkele oprit 2 1,0 oprit minimaal 5 meter diep
garage met lange oprit 3 1,3
garage met dubbele oprit 3 1,8 oprit minimaal 4,50 meter breed
Aanwezigheidspercentages
werkdag koop-
avond
zaterdag zondag-middag
overdag middag avond middag avond
woningen 50 60 100 90 60 60 70
detailhandel 30 70 20 100 100 0 0
kantoren 100 100 5 10 5 0 0
bedrijven 100 100 5 10 5 0 0
sociaal cultureel 10 40 100 100 60 90 25
sociaal medisch 100 100 30 15 15 5 5
dagonderwijs 100 100 0 0 0 0 0
avondonderwijs 0 0 100 0* 0 0 0
bibliotheek 30 70 100 75 75 0 0
museum 20 45 0 100 100 0 90
restaurant 30 40 90 70 70 100 40
café 30 40 90 75 75 100 45
bioscoop/theater 15 30 90 60 60 100 60
sport 30 50 100 100 100 90 85
* indien koopavond op donderdag 100 %

Bijlage 1 Notitie Beoordeling M.e.r.-plicht

Bijlage 1 Notitie beoordeling m.e.r.-plicht

Bijlage 2 Notitie Bodemkwaliteit

Bijlage 2 Notitie bodemkwaliteit

Bijlage 3 Advies Externe Veiligheid

Bijlage 3 Advies externe veiligheid

Bijlage 4 Notitie Luchtkwaliteit

Bijlage 4 Notitie luchtkwaliteit

Bijlage 5 Quickscan Archeologie

Bijlage 5 Quickscan archeologie

Bijlage 6 Zienswijzennota Ontwerpbestemmingsplan Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011

Bijlage 6 Zienswijzennota Ontwerpbestemmingsplan Ruurlo, Bedrijventerreinen 2011