KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Aanpak
1.4 Vigerende Planologische Situatie
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Achter-drempt
2.2 Baak
2.3 Bronkhorst
2.4 Drempt
2.5 Halle
2.6 Hengelo
2.7 Hoog-keppel
2.8 Hummelo
2.9 Keijenborg
2.10 Kranenburg
2.11 Laag-keppel
2.12 Olburgen
2.13 Steenderen
2.14 Toldijk
2.15 Veldhoek
2.16 Velswijk
2.17 Vorden
2.18 Wichmond
2.19 Zelhem
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid
3.1 Toetsing Aan Beleidskader
3.2 Omgevingsaspecten
3.3 Volkshuisvesting
3.4 Economisch
3.5 Maatschappelijk
3.6 Overleg En Inspraak
3.7 Conclusie
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Regionaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemeen
5.2 Opbouw Regels
5.3 Inhoud Regels
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Nota Van Wijzigingen Stedelijk Gebied Bronckhorst
Bijlage 2 Beschrijving Beschermde Stadsgezicht Bronkhorst
Bijlage 3 Beschrijving Beschermd Dorpsgezicht Hummelo
Bijlage 4 Beschrijving Beschermd Dorpsgezicht Laag-keppel
Bijlage 5 Rijksmonumenten
Bijlage 6 Gemeentelijke Monumenten
Bijlage 7 Reactienota Bronkhorst 2004
Bijlage 8 Inspraak- En Overlegnotitie Plandeel Stad Bronkhorst
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - 1
Artikel 5 Agrarisch - Kwekerij
Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Landschap
Artikel 7 Agrarisch Met Waarden - Landschap En Natuur
Artikel 8 Bedrijf
Artikel 9 Bedrijf - Melkverwerkende Industrie
Artikel 10 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 11 Bedrijventerrein
Artikel 12 Bedrijventerrein - Aardappelverwerkende Industrie
Artikel 13 Bos
Artikel 14 Centrum
Artikel 15 Cultuur En Ontspanning
Artikel 16 Detailhandel
Artikel 17 Gemengd
Artikel 18 Gemengd - 1
Artikel 19 Gemengd - 2
Artikel 20 Gemengd - 3
Artikel 21 Groen
Artikel 22 Horeca
Artikel 23 Horeca - 1
Artikel 24 Kantoor
Artikel 25 Maatschappelijk
Artikel 26 Maatschappelijk - 1
Artikel 27 Recreatie
Artikel 28 Sport
Artikel 29 Tuin
Artikel 30 Verkeer
Artikel 31 Verkeer - Railverkeer
Artikel 32 Water
Artikel 33 Wonen
Artikel 34 Wonen - 1
Artikel 35 Leiding - Gas
Artikel 36 Leiding - Riool
Artikel 37 Waarde - Archeologie
Artikel 38 Waarde - Archeologische Verwachting 1
Artikel 39 Waarde - Archeologische Verwachting 2
Artikel 40 Waarde - Archeologische Verwachting 3
Artikel 41 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
Artikel 42 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
Artikel 43 Waterstaat - Waterkering
Artikel 44 Waterstaat - Waterlopen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 45 Anti-dubbeltelregel
Artikel 46 Algemene Bouwregels
Artikel 47 Algemene Gebruiksregels
Artikel 48 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 49 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 50 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 51 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 52 Overgangsrecht
Artikel 53 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 3 Kapvormen Beschermd Stadsgezicht
Bijlage 4 Dwarsprofielen Beschermd Stadsgezicht
Bijlage 5 Beeldkwaliteitseisen De Kwekerij

Stedelijk gebied Bronckhorst

Bestemmingsplan - gemeente Bronckhorst

Vastgesteld op 31-03-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat de aanleiding van het plan (paragraaf 1.1), de begrenzing van het plangebied (paragraaf 1.2), de aanpak van de totstandkoming van het plan (paragraaf 1.3), de vigerende bestemmingsplannen (paragraaf 1.4) en een leeswijzer (paragraaf 1.5).

1.1 Aanleiding

Sinds 2007 heeft de gemeente Bronckhorst de meeste oude bestemmingsplannen geactualiseerd en gedigitaliseerd. Er zijn nu zes hoofdplannen voor het stedelijk gebied (de kernen) en drie voor het landelijk gebied (buitengebied). Deze hoofdplannen worden samengevoegd tot één bestemmingsplan voor het stedelijk gebied en één voor het landelijk gebied. Het samenvoegen van de plannen voor stedelijk gebied is momenteel aan de orde. Het samenvoegen van de plannen voor landelijk gebied volgt later.

Het bestemmingsplan Stedelijk gebied Bronckhorst heeft betrekking op de actualisatie van de momenteel vigerende bestemmingsplannen in de kernen Achter-Drempt, Baak, Bronkhorst, Drempt, Halle, Hengelo (Gld.), Hoog-Keppel, Hummelo, Keijenborg, Kranenburg, Laag-Keppel, Olburgen, Steenderen, Toldijk, Veldhoek, Velswijk, Vorden, Wichmond en Zelhem. In één bestemmingsplan voor het stedelijk gebied wordt de bestaande situatie vastgelegd en de bestemmingsregeling aangepast aan actuele inzichten en ontwikkelingen.

Op het bestemmingsplan voor Stad Bronkhorst na zijn alle plannen voor stedelijk gebied geactualiseerd en gedigitaliseerd. Omdat het nu geldende plan voor Bronkhorst in 2005 onherroepelijk is geworden, is deze nu ook aan actualisatie en digitalisering toe.

In de huidige plannen zijn voornamelijk de bestaande regelingen uit de oude plannen samengebracht in één plan per deelgebied. Ze voorzien niet in nieuwe ontwikkelingen. De samenvoeging van de plannen brengt wel enkele aanpassingen met zich mee ten opzichte van de huidige plannen. Echter zijn nieuwe ontwikkelingen nog steeds geen onderdeel van dit plan. Wel wordt er ingespeeld op nieuwe inzichten en behoeften. Ook biedt dit plan de mogelijkheid om onvolkomenheden uit eerdere plannen te herstellen.

Voor het gebied van Bronkhorst geldt dat de omzetting van analoog naar digitaal tot gevolg heeft dat de opbouw en systematiek van bestemmen zijn gewijzigd. We hebben te maken met landelijke uitgangspunten voor de wijze van bestemmen. Zo worden uniforme naamgevingen en kleurstellingen gebruikt voor de bestemmingen en zijn de bestemmingsplanregels opgebouwd volgens een landelijk vastgelegde systematiek. Binnen dat kader heeft de gemeente ruimte om een eigen invulling te geven aan de inhoud van de regels. Dit is niet onbeperkt omdat er rekening moet worden gehouden met ruimtelijke ordeningsaspecten, omgevingsaspecten, gemeentelijk, regionaal, provinciaal en rijksbeleid.

In het plandeel Stad Bronkhorst geldt een door de minister aangewezen beschermd stadsgezicht ten behoeve van het behoud, beheer en herstel van karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteiten. Bij het in het bestemmingsplan mogelijk maken van gebruiks- en bouwmogelijkheden dient daarmee rekening te worden gehouden. Dit brengt met zich mee dat, afhankelijk van de kenmerken per locatie, de mogelijkheden beperkt zijn. Na de aanwijzing tot beschermd gezicht in 1971 is in de bestemmingsplannen Bronkhorst 1984 en 2004 de regeling voor het gebied al grotendeels bepaald met het beschermde gezicht als leidraad. Het nu voorliggende plan zal daar geen wezenlijke verandering in brengen. Wel hebben wij waar mogelijk de opzet en inhoud van de regels vereenvoudigd en geharmoniseerd. Dit passend binnen de landelijke uitgangspunten en de invulling daaraan, zoals wij die bij onze Bronckhorster bestemmingsplannen hanteren.

Wij hebben bij de bestemmingen aansluiting gezocht bij bestemmingen die ook in de andere stedelijke gebieden van Bronckhorst voorkomen. Dus zo min mogelijk specifieke bestemmingen alleen voor Stad Bronkhorst. Voor een aantal bestemmingen ontkomen we daar niet aan omdat dit de leesbaarheid en begrijpelijkheid van het plan niet ten goede zou komen. Dit betreft de bestemmingen 'Wonen', 'Agrarisch', 'Horeca' en 'Maatschappelijk'. Echter waar mogelijk hebben we wel de opzet en mogelijkheden uit de algemene bredere bestemmingen overgenomen. Zo geldt dat bij wonen 'aan huis verbonden activiteiten zijn toegestaan' zoals kantoor aan huis en bed & breakfast. Waar specifieke bepalingen gelden vanwege de historische karakteristiek hebben wij dit in de regels opgenomen en op de bestemmingsplankaart (de verbeelding) met een aanduiding of maatvoering opgenomen.

In het gebied is sprake van enkele situaties die in strijd zijn met het nu geldende bestemmingsplan maar die onder het overgangsrecht van dat plan vallen. Deze situaties blijven in het nieuwe plan niet langer onder het overgangsrecht maar worden positief bestemd. Het gaat hier om gronden die worden gebruikt als tuin en enkele bijgebouwen.

1.2 Plangebied

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan omvat alle bebouwde kommen zoals deze in de zin van de Wet ruimtelijke ordening door de gemeente Bronckhorst zijn begrensd. Het betreft de kernen Achter-Drempt, Baak, Bronkhorst, Drempt, Halle, Hengelo, Hoog-Keppel, Hummelo, Keijenborg, Kranenburg, Laag-Keppel, Olburgen, Steenderen, Toldijk, Veldhoek, Velswijk, Vorden, Wichmond en Zelhem.

Omdat ten tijde van het ontwerp van voorliggend plan een aparte procedure wordt doorlopen voor uitbreiding van AVIKO op het bedrijventerrein in Steenderen, is deze locatie buiten het plangebied gelaten.

1.3 Aanpak

Aan de totstandkoming van voorliggend bestemmingsplan heeft de in deze paragraaf beschreven aanpak ten grondslag gelegen.

1.3.1 Algemeen

Bij het invoeren van digitale verplichting voor ruimtelijke plannen en de start van de actualisatie van de bestemmingsplannen van de gemeente Bronckhorst, is een opzet gemaakt voor een standaardregeling voor de regels, plankaart en toelichting. Doel daarvan is het komen tot een integrale, gebiedsgerichte herziening van de bestemmingsplannen van de gemeente Bronckhorst. Het streven is dat de bestemmingsplannen qua systematiek (opzet regels, opbouw toelichting, kaartbeeld) op elkaar worden afgestemd (standaardisering). Vanzelfsprekend dient daarbij rekening te worden gehouden met bestaande beleidskaders en vigerende bestemmingsplanregelingen. Het voorliggende bestemmingsplan heeft, in het kader van actualisering van bestemmingsplannen, primair een beheersfunctie. Dat wil zeggen dat het vastleggen en behouden van de bestaande ruimtelijke, functionele en verkeerskundige situatie voorop staat. Nieuwe ontwikkelingen beperken zich tot het bieden van beperkte uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande bebouwing. Functieveranderingen zijn beperkt mogelijk.

Een nieuw bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om een nulsituatie vast te leggen met betrekking tot de aanwezige gebouwen en het gebruik van de gronden. Hiertoe heeft een inventarisatie plaatsgevonden aan de hand van verleende milieu- en bouwvergunningen, meldingen, luchtfoto's en inventarisatie in het veld.

Om te komen tot een planologische opzet die zoveel mogelijk recht doet aan de specifieke karakteristiek van het plangebied, rekening houdend met bestaande rechten, flexibiliteit biedt voor de gebruikers/bewoners van het gebied en tevens aansluit bij de uitgangspunten van rechtszekerheid, uniformiteit en toegankelijkheid, is aan het daadwerkelijke opstellen van het bestemmingsplan een zorgvuldig traject vooraf gegaan.

In eerste instantie heeft een inventarisatie en bestudering plaatsgevonden van de vigerende bestemmingsplannen. Daarna is aan de hand van bronnenonderzoek nagegaan welke functies binnen de respectievelijke deelplannen aanwezig zijn. Met deze achtergrondinformatie is vervolgens gekeken in hoeverre informatie en praktijk overeenkomen. De veldinventarisatie, in combinatie met een beleidsinventarisatie en literatuurstudie, vormen de basis voor deze toelichting (zie ook paragraaf 1.5).

Aan het actualiseringsproces liggen het Handboek ruimtelijke plannen Bronckhorst en de Nota van wijzigingen Stedelijk gebied ten grondslag. Het op een efficiënte manier herzien van alle bestemmingsplannen binnen de gemeente Bronckhorst vergt immers een eenduidige aanpak.

1.3.2 Handboek ruimtelijke plannen Bronckhorst

Het Handboek ruimtelijke plannen Bronckhorst vormt de basis voor het opstellen van digitale bestemmingsplannen binnen de gemeente Bronckhorst. Doel van het handboek is om de herkenbaarheid en daarmee de raadpleegbaarheid van de bestemmingsplannen te vergroten. Dit geschiedt door de digitale en analoge opzet, vormgeving en inhoud te standaardiseren. Dit draagt bij aan een efficiënter en eenduidige ontwikkeling van ruimtelijke plannen. Over de vorm en opzet hoeft niet meer te worden nagedacht, deze is in het handboek duidelijk voorgeschreven. De inhoud blijft uiteraard maatwerk en kan per plan verschillen. Alle afspraken die in het handboek zijn vastgelegd dienen bij het vervaardigen van alle ruimtelijke plantypes, waarvoor de digitale verplichting geldt, te worden nageleefd.

Het handboek is niet bedoeld als extra standaard, maar als hulpmiddel bij het (laten) vervaardigen, interpreteren en beoordelen van (digitale) ruimtelijke plannen. Het handboek sluit aan bij de verplichtingen die voortvloeien uit de Wro, het Bro, de RO Standaarden 2012 en de Werkafspraken RO Standaarden, waarin is voorgeschreven dat ruimtelijke plannen in elk stadium van de procedure digitaal vervaardigd, raadpleegbaar en beschikbaar dienen te zijn. Het digitale exemplaar is het authentieke plan. De analoge exemplaren zijn enkel een afgeleide daarvan, oftewel het digitale plan is leidend. Voorliggend bestemmingsplan is conform het handboek opgesteld.

1.3.3 Nota van wijzigingen Stedelijk gebied Bronckhorst

Op 25 september 2014 heeft de raad van Bronckhorst de Nota van wijzigingen Stedelijk gebied Bronckhorst vastgesteld (zie Bijlage 1). De nota heeft betrekking op de uitgangspunten voor wijzigingen op hoofdlijnen van de bestemmingsregeling in stedelijk gebied. Daarnaast is er een afzonderlijke nota voor landelijk gebied.

Het coalitieakkoord van Bronckhorst richt zich op een andere manier van werken. Een bescheiden vorm van besturen, deregulering, en uitgaan van eigen kracht en verantwoordelijkheid van burgers. Dit heeft ook gevolgen voor het planologisch beleid. Annex aan het meer overlaten aan de bevolking staat dat we diezelfde bevolking dan ook meer moeten faciliteren. Een en ander voor zover passend binnen rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Die wens- en denkrichting vanuit het coalitieakkoord staat niet op zich. In relatie daarmee is een aantal trends en ontwikkelingen binnen gemeenteland en het domein van de ruimtelijke ordening relevant, te weten:

  1. terugtredende overheid
  2. efficiënt werkende overheid
  3. ontwikkeling richting het fenomeen uitnodigingsplanologie
  4. Omgevingswet

Het coalitieakkoord stuurt aan op implementatie in het proces van actualisering van bestemmingsplannen Bronckhorst van de zogenaamde veegplanmethode zoals dat ook in gemeenten als Gemert-Bakel en Buren wordt toegepast, dan wel een vergelijkbare versnelde en/of meer efficiënte procedure/planvorm. Geheel in lijn van het coalitieakkoord kiezen we bij het zogeheten ‘Bronckhorster bestemmingsplanproces’ (BBP) voor een variant, waarin de uitgangspunten voor een andere manier van werken: bescheiden vorm van besturen, minder regels, meer uitgaan van de eigen kracht en verantwoordelijkheid van de burger in terug te vinden zijn. In het BBP worden individuele initiatieven in een halfjaarlijkse cyclus gebundeld in twee zogeheten 'veegplannen'. Eén voor het stedelijk en één voor het landelijk gebied. Basis voor toepassing van een dergelijke procedure/planvorm vormt het samenvoegen van de bestemmingsplannen tot twee hoofdplannen. Ook één plan voor het stedelijk en één voor het landelijk gebied. Het gehele proces stellen we op een zodanige manier in, dat waar redelijkerwijs mogelijk, voorgesorteerd wordt op de planvorming volgens de Omgevingswet.

We hebben aandacht voor verdere vormen van deregulering, versnellen van procedures en verminderen/beperken van administratieve lasten voor bedrijf en burger. De nota heeft betrekking op de eerste stap, het samenvoegen van de diverse bestemmingsplannen tot twee hoofdplannen, op weg naar het Bronckhorster bestemmingsplanproces (BBP).

Niet alle aspecten uit de Nota van wijzigingen zijn in het plan volledig doorgevoerd. Bij de uitwerking van de hoofdlijnen is naar voren gekomen dat niet alle aspecten konden of hoefden worden uitgewerkt.

Herstel beperking bouwregeling

Bij commerciële en maatschappelijke functies de regeling voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken niet dermate verruimd als aanvankelijk werd beoogd. In tegenstelling tot de bestemming 'Wonen' staan de locaties erg op zichzelf en vergt een verruiming per locatie maatwerk. Dat is nauwelijks in algemene uitgangspunten te vatten. Het bleek bij het opstellen van dit plan niet mogelijk om elke locatie binnen de plansystematiek individueel te beoordelen en een ruimtelijke afweging te maken. Ook bleek het probleem zich in de praktijk slechts beperkt voor te doen. Het blijft wel mogelijk om in voorkomende gevallen, na een ruimtelijke afweging, van het bestemmingsplan af te wijken middels een reguliere omgevingsvergunningprocedure.

Beeldbepalende panden

Het aanvankelijke idee om in het bestemmingsplan een regeling op te nemen om beeldbepalende panden, niet zijnde monumenten, in beschermde gezichten is niet doorgevoerd in dit plan. Diverse redenen. Alvorens beeldbepalende panden kunnen worden aangewezen zal duidelijk moeten zijn welke panden dat betreft. Dat vergt een inventarisatie, beoordeling, waardering en een aanwijzingsprocedure, net als bij monumenten. De beschermde gezichten kennen reeds sloopvergunningstelsel die ook voor niet-monumenten geldt. Over (ver)bouwplannen binnen de beschermde gezichten adviseert altijd de gecombineerde monumenten- en welstandscommissie. Redenen om hier vooralsnog vanaf te zien. Als er vanuit cultuurhistorisch oogpunt wel behoefte blijkt, zal hier eerst beleid voor worden gemaakt.

Kantoren op bedrijventerreinen

De gedachte om op bedrijventerreinen via een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid zelfstandige kantoren van beperkte omvang toe te laten is losgelaten. Overleg met de provincie wijst uit dat dit niet past in het provinciale beleid ten aanzien van kantoorvestiging.

Voor het overige zijn alle aspecten uit de nota in het plan verwerkt.

1.4 Vigerende Planologische Situatie

De juridisch-planologische basis voor het plangebied wordt gevormd door 7 grotere bestemmingsplannen en enkele kleinere bestemmings- en herzieningsplannen. Voor het plangebied vigeren de volgende (delen van) plannen en worden door het voorliggende bestemmingsplan (deels) vervangen:

Plannaam IMRO-idn Vastgesteld
Hoofdplannen
Bronkhorst 2004 n.v.t. 28-04-2005
Zelhem Dorp NL.IMRO.1876.BP00864-VG01 25-02-2010
Hengelo Dorp NL.IMRO.1876.BP00889-VG01 30-06-2011
Vorden Dorp NL.IMRO.1876.BP00924-VG01 29-03-2012
Steenderen Dorp NL.IMRO.1876.BP00988-VG01 30-05-2013
Kleine kernen 1 NL.IMRO.1876.BP00953-VG01 30-05-2013
Kleine kernen 2 NL.IMRO.1876.BP00980-VG02 30-05-2013
Kleine kernen 1 - correctie na RvS-uitspraak NL.IMRO.1876.BP00953-VG02 26-06-2014
Correctieve herziening Kleine kernen 2 NL.IMRO.1876.BP01041-VG01 29-01-2015
Herzieningen
Hengelo, Molenenk 4 NL.IMRO.1876.BP00938-VG01 28-04-2011
Hengelo, Winkelskamp Oost NL.IMRO.1876.BP00892-VG01 22-09-2011
Dorpsstraat 20 en 22 Hummelo NL.IMRO.1876.BP00947-VG01 15-12-2011
Vorden, Burgemeester Galleestraat 67-69 NL.IMRO.1876.BP00965-VG01 15-12-2011
Drempt; Kulturhus NL.IMRO.1876.BP00995-VG01 06-09-2012
Hengelo, Raadhuisstraat 20-36 en Kerkstraat 1 NL.IMRO.1876.BP00964-VG01 22-11-2012
Hummelo; De Woordhof - herziening NL.IMRO.1876.BP01001-VG01 22-11-2012
Voor-Drempt 2011; Rijksweg 20-1 NL.IMRO.1876.BP00963-VG01 28-02-2013
Hengelo; herziening De Kwekerij NL.IMRO.1876.BP00992-VG01 27-03-2013
Zelhem Dorp; inperken woningbouwmogelijkheden NL.IMRO.1876.BP01018-VG01 26-09-2013
Hengelo; Schoolstraat 13 en Zelhem; Ermelinkstuk 6-12 en Huusakker 10, 14, 16 NL.IMRO.1876.BP01022-VG01 31-10-2013
Steenderen; Integraal kindcentrum NL.IMRO.1876.BP01025-VG01 25-09-2014
Vorden; Rotonde Horsterkamp-Ruurloseweg NL.IMRO.1876.BP01042-VG01 24-09-2015

Daarnaast zijn onherroepelijke omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingepast in het bestemmingsplan. Het betreffen zowel omgevingsvergunningen die tot stand zijn gekomen met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als met de reguliere procedure. Veelal gaat het hier om functiewijzigingen.

1.5 Leeswijzer

De plantoelichting van voorliggend bestemmingsplan wijkt enigszins af van de toelichtingen van de voorafgaande plannen (zie paragraaf 1.4). Voorliggend bestemmingsplan vormt voor het stedelijk gebied de basis voor de toekomstige bestemmingsplannen in het kader van het zogeheten ‘Bronckhorster bestemmingsplanproces’ (BBP) (zie paragraaf 1.3.3). Daarom sluit deze toelichting reeds aan bij de gekozen opzet voor die plannen. De toelichting is als volgt opgebouwd.


Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat de aanleiding van het plan (paragraaf 1.1), de begrenzing van het plangebied (paragraaf 1.2), de aanpak van de totstandkoming van het plan (paragraaf 1.3), de vigerende planologische situatie (paragraaf 1.4) en deze leeswijzer (paragraaf 1.5).


Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

In dit hoofdstuk wordt de ruimtelijke en functionele situatie van de 19 kernen beschreven. Elke paragraaf bevat de beschrijving per kern. Hierbij wordt onder andere ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van de kern en de bestaande ruimtelijke en functionele structuur.

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft de toetsing van het beleidskader (paragraaf 3.1), omgevingsaspecten (paragraaf 3.2), volkshuisvestelijke aspecten (paragraaf 3.3), economische aspecten (paragraaf 3.4), maatschappelijke aspecten (paragraaf 3.5) en overleg en inspraak (paragraaf 3.6). Per uitvoerbaarheidsaspect wordt aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is op dat aspect. De laatste paragraaf (3.7) geeft een eindconclusie over de uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van het rijksbeleid (paragraaf 4.1), provinciaal beleid (paragraaf 4.2), regionaal beleid (paragraaf 4.3) en gemeentelijk beleid (paragraaf 4.4).

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

In dit hoofdstuk worden de juridische aspecten van het plan toegelicht. Na een algemene aspecten (paragraaf 5.1) wordt er stilgestaan bij de opbouw van de regels (paragraaf 5.2) en de inhoud van de regels, zoals de wijze van bestemmen (paragraaf 5.3).

Bijlagen bij de toelichting

Hierin zijn diverse bijlagen bij de plantoelichting opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

In dit hoofdstuk wordt de ruimtelijke en functionele situatie van de 19 kernen beschreven. Elke paragraaf bevat de beschrijving per kern. Hierbij wordt onder andere ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van de kern en de bestaande ruimtelijke en functionele structuur.

2.1 Achter-drempt

2.1.1 Ontstaansgeschiedenis

Achter-Drempt heet waar het ligt: achter Drempt. Achter-Drempt is ontstaan uit een kerk en een school. Langs de Zomerweg is een lint ontstaan van boerderijen en arbeiderswoningen. De Rooms-Katholieke Kerk vormt vanwege zijn massa een markant element tussen de relatief kleinschalige bebouwing. Een ander karakteristiek gebouw is Boerderij 'het Hoefken' dat een tijd lang dienst deed als R.K. schuilkerk. Aan het eind van de 19e eeuw kwam hiervoor een neogotisch exemplaar gewijd aan Willibrordus in de plaats, dat in 1936 werd vervangen door het huidige gebouw. Waardoor het dorp jonger lijkt dan het is.

Achter-Drempt is een relatief jong dorp en telt ruim 300 inwoners. Vanwege de bescherming van het omliggende landschap zal het dorp niet verder groeien.

verplichtverplichtverplicht
Achter-Drempt omstreeks 1905, 1955 en 1990

2.1.2 Ruimtelijke structuur

Bebouwingsstructuur

Het dorp heeft een eigen gezicht door een lange ontstaansgeschiedenis en ieder huis is daarin een herkenbare schakel. Opvallend is dan ook de gevarieerde bebouwing en de landelijke profilering van het dorpslint evenals de groene aankleding van tuinen en erven. De naoorlogse uitbreidingen van het dorp bevinden zich vooral zuidoostelijk van de Zomerweg en bestaan uit rijwoningen, 2-onder-1-kapwoningen en individuele woningbouw.

verplicht

Luchtfoto Achter-Drempt

2.1.3 Functionele structuur

Algemeen

Achter-Drempt heeft voornamelijk een woonfunctie. Aan de Zomerweg zijn verschillende niet-woonfuncties gesitueerd waaronder een café-restaurant, een fietsenwinkel met smederij en een meubelboerderij. In dit deel van het dorp is ook bedrijvigheid te vinden waaronder een transportbedrijf en een schildersbedrijf met een ondergeschikte detailhandelsfunctie.

Verspreid aan de rand van het dorp zijn enkele gronden gelegen met een agrarische functie. Ten zuidwesten van de kern Achter-Drempt zijn de sportvelden van Sportpark 't Doornslag gelegen.

Verkeersstructuur

Achter-Drempt wordt ontsloten door de Zomerweg. Deze weg is de verkeersader van het dorp en daarmee de belangrijkste weg van het dorp. In het noordoosten ontsluit de Zomerweg het dorp op de N314. In het zuidwestelijke richting ontsluit de Zomerweg het dorp op Doesburg en de N317. De overige wegen in het dorp hebben een lokaal karakter (verblijfsfunctie). Op de navolgende afbeelding is de hoofdwegenstructuur weergegeven.

verplicht

Hoofdwegenstructuur

Groenstructuur

Bij Achter-Drempt gaat de terrasrug geleidelijk over in het bouwland van het essenlandschap. De gronden rondom de bebouwde kom zijn vooral in gebruik als bouwland. Achter-Drempt zelf kenmerkt zich door grote groene tuinen, er is weinig openbaar groen. De Zomerweg wordt begeleidt door bomen met kleine groenstroken. Ten westen van de kern Achter-Drempt zijn de sportvelden van Sportpark 't Doornslag gelegen.

verplichtverplicht

Groenstructuur Achter-Drempt

2.2 Baak

2.2.1 Ontstaansgeschiedenis

De kleine kern Baak ligt in het IJssellandschap aan de rand van de Bakerwaard en is omstreeks 1190 ontstaan als buurtschap en later rond de (katholieke) kerk uitgegroeid tot dorp. De historische kern van Baak bestaat uit een voormalige waterstaatskerk, oranjerie – oude pastorie, een kleine concentratie van boerderijen, een grote RK kerk en een schoolgebouw aan de verbindingsweg van Huize Baak naar de Emmerikseweg. Binnen de dorpsgrenzen, langs de weg naar Wichmond, ligt Huize Baak. Dit is één van de vele kastelen die dit deel van de Achterhoek rijk is.

verplichtverplichtverplicht

Baak omstreeks 1905, 1955 en 1990

2.2.2 Ruimtelijke structuur

Bebouwingsstructuur

De historische kern van Baak heeft een sterke visuele relatie met het veel oudere huis Baak. De Waardevolle gebouwen in de historische kern zijn de grote kerk in neogotische stijl 1892, de pastorie in eclectische stijl ca.1860 met koetshuis ca.1900, en de genoemde kerk uit 1886 aan de Pastoriestraat, en verder de school en de meesterswoning en een ruïne van de kerk van de hof van Baak.

In de jaren 1960 en 1970 vond er ten noorden van de Vordenseweg een uitbreiding plaats (traditionele blokverkaveling). In de jaren 1980 werd het dorp uitgebreid ter plaatse van Leeuwencamp. In de jaren 1990 werd het dorp ten westen van de Zutphen-Emmerikseweg uitgebreid aan de Molenweg. Verspreid over het dorp staan vrijstaande gevarieerde woningen in een of twee bouwlagen met kap op eigen kavels. Ten zuiden van de het sportpark ligt bedrijventerrein Dambroek dat vanaf 1990 is gerealiseerd. Dit gemengde bedrijventerrein is rationeel opgezet en herbergt verschillende lokale bedrijven. De bebouwing wordt gekenmerkt door bedrijfsbebouwing bestaande uit platte daken en bedrijfshallen met kappen. Verspreid daartussen bevinden zich op het terrein bedrijfswoningen.

verplicht

Luchtfoto Baak

2.2.3 Functionele structuur

Algemeen

De kom van Baak wordt gedomineerd door de functie wonen. In deze kom is aan de rand ook de kerk van Baak gelegen. De begraafplaats van Baak ligt op geruime afstand van de kerk aan de Zutphen-Emmerikseweg. In het midden van de kom staat de basisschool. De bedrijvigheid van het dorp bevindt zich vooral aan de Zutphense-Emmerikseweg. Naast het bedrijventerrein Dambroek zijn er langs deze weg ook een belastingadvieskantoor , een aannemers-, een schilders- en een autobedrijf aanwezig. Aan de L. Dolfingstraat is tevens een transportbedrijf gevestigd. In het dorp zijn twee horecafuncties te vinden: een restaurant aan de L. Dolfingstraat en de Zutphen-Emmerikseweg. Tegenover de kerk aan de Wichmondseweg is een café te vinden. Daarnaast liggen er verspreid over het lint van de Zutphense-Emmerikseweg twee agrarische percelen.

Bedrijventerrein Dambroek

Bedrijventerrein Dambroek is een gemengd bedrijventerrein waar voornamelijk lokale ondernemingen zijn gevestigd. Een groot deel van de bedrijven is auto- en bouwgerelateerd, daarnaast bevinden zich op het bedrijventerrein o.a. een opleidingscentrum voor brandveiligheid, een ontstoppingsbedrijf en een metaalverwerkingsbedrijf. Er bevinden zich verschillende bedrijfswoningen in het gebied. Het merendeel van de bedrijven bevindt zich in milieucategorie 2 en 3 en er zijn 2 milieucategorie 4 bedrijven.

Verkeersstructuur

Baak is gelegen aan de Zutphen-Emmerikseweg (N314). De N314 is een provinciale weg met een stroomfunctie en verbind Doetinchem met Zutphen. Het dorp wordt in noordelijke en zuidelijke richting ontsloten via deze weg. In westelijke en oostelijke richting wordt het dorp ontsloten via

de L. Dolfingweg respectievelijk de Vordenseweg, deze wegen hebben een ontsluitende functie. De overige wegen hebben een verblijfsfunctie. Op de navolgende afbeelding is de hoofdwegenstructuur weergegeven.

verplicht

Hoofdwegenstructuur

Groenstructuur

Het dorp heeft aan de noordoostzijde een gave landschappelijke relatie met de IJssel-uiterwaarden en de bossen rond Huize Baak. Baak wordt vooral gekenmerkt door de straten met groene voortuinen. In de buurt van de kerk zijn twee pleintjes gelegen die in de vorm van een minirotonde zijn aangelegd. Aan de straten Leeuwencamp/Bobbinkstraat is een speelplaats gelegen. Deze speelplaats wordt omzoomd door platanen. Ten westen van de kern zijn de sportvelden van Sportpark De Baakermat gelegen.

verplicht

verplicht

Groenstructuur Baak

2.3 Bronkhorst

2.3.1 Ontstaansgeschiedenis

Het kasteel Bronkhorst

Al omstreeks 1150 bevond zich een sterkte op de nu nog aanwezige heuvel. Dit was een zeer strategische plek voor de vestiging van een kasteel. Het kasteel lag op een natuurlijke hoogte aan de rand van een rug van rivierzand en werd beschermd door brede diepe grachten. Het kon eigenlijk alleen van de oostzijde, waar eens de voorburcht was, rechtstreeks worden aangevallen. Eventuele belegeraars konden zich in de altijd wat drassige, brede uiterwaarden van de IJssel slecht verplaatsen.

Het kasteel is meermalen belegerd geweest. Het meest bekende beleg is dat uit 1582 geweest, toen Spaanse troepen het na 9 maanden beleg in handen kregen. Na 1582 heeft het kasteel geen rol meer gespeeld als militaire versterking. Het werd daarna alleen nog gebruikt als woonhuis. In de eerste helft van de 18e eeuw had het kasteel nog een indrukwekkend uiterlijk, zoals te zien is op de afbeeldingen uit die tijd. In de loop van de 18e eeuw is het kasteel in verval geraakt en ten slotte werd het in 1828 afgebroken. Daarna heeft men van het vrij geringe overblijfsel een eenvoudig landhuis gemaakt, dat boven op de burchtheuvel werd geconstrueerd. Sinds ook dat huis in 1904 werd afgebroken, herinnert slechts de begroeide hoogte nog aan het kasteel.

verplichtverplicht

Het kasteel gezien vanuit het zuid-oosten en zuid-westen

verplichtverplicht

Het kasteel gezien vanuit het noord-oosten en noord-westen


Het stadje Bronkhorst

Het is onduidelijk wat er eerst was: het kasteel of de nederzetting. Het is mogelijk dat er reeds, voordat er sprake was van een militaire versterking of een kasteel, landbouwers zich tussen 600 en 700 hebben gevestigd op en nabij de heuvel. Deze heuvel maakte namelijk deel uit van een hoge rug van rivierzand en was een betrekkelijk veilige vestigingsplaats tussen de vette en vruchtbare kleigronden. Ook het omgekeerde kan mogelijk zijn: direct op de buiten de kasteelgracht gelegen gronden ontstond een woonbuurt met horigen, boeren en ambachtslieden. Uit oude geschriften valt echter wel af te leiden dat de nederzetting binnen de voorburcht reeds betrekkelijk vroeg als een, zij het kleine, stedelijke gemeenschap werd beschouwd. Stad in juridische zin was het toen nog niet. Wel had het 'stadsmuren', maar deze waren onderdeel van de voorburcht en vervulden een taak in de verdediging van het kasteelcomplex. In 1482 werd aan Bronkhorst stadsrecht verleend.

verplicht

Bronkhorst is een aantal malen geteisterd door zware branden, onder meer in 1633 en 1666. De laatste brand was zodanig dat er toen slechts een half stenen huis bleef staan, waarschijnlijk 't Hoge Huys. In 1770 woedde er eveneens een grote brand en brandden er 21 huizen af. Hoewel na de branden alle panden steeds zijn herbouwd, heeft het stadje waarschijnlijk toch een geringe verandering in haar karakter ondergaan. De totale opzet van het stadje is echter sinds haar bloeiperiode in de middeleeuwen maar weinig veranderd. Over de geschiedenis van een aantal gebouwen kan nog iets meer worden gezegd. De kapel is voor het eerst genoemd in 1344. Van 1842 tot ver in de 20e eeuw heeft de kapel als school gefungeerd. Daarna is de kerk gerestaureerd en heeft opnieuw een religieuze functie gekregen. Nu is het de hervormde kerk van Bronkhorst. Een tweede bijzonder pand is 't Hoge Huys, ook genaamd Huis Ophemert. Dit is gebouwd in 1633, na de stadsbrand in dat jaar. Het is aan het eind van de 18e eeuw in boerenhanden overgegaan. Het is het enige huis met een stedelijk karakter in heel Bronkhorst. Ten zuiden van Bronkhorst aan de weg naar Steenderen staat de Bronkhorster molen, welke volgens een gevelsteen herbouwd is in 1844. Voor zover er valt na te gaan heeft daar in de 15e eeuw al een molen gestaan.

verplicht

Beschermd stadsgezicht

De gehele stadskern en een deel van het omliggende buitengebied is op 24 juni 1971 aangewezen als Rijksbeschermd Stadsgezicht. De status van beschermd stadsgezicht heeft als doel om het kenmerkende historische karakter, zoals de fraaie aanzichten op het stadje, te beschermen. Om die reden geldt voor dit gebied een beschermende planologische regeling. Het historische karakter van Bronkhorst wordt in paragraaf 2.3.2 omschreven. Het aanwijzingsbesluit en de begrenzing van het beschermde stadsgezicht zijn opgenomen in Bijlage 2 van de plantoelichting.

De aanwijzing van Bronkhorst als beschermd stadsgezicht is vooral op gebaseerd op het beeld dat het als geheel biedt: niet alleen de aard en de aanleg van de bebouwing, maar ook de boombeplanting en het omliggende landschap. Doordat de bebouwing op een natuurlijke hoogte ligt in het open landschap van de lJsselvallei, levert het stadje vanaf de verschillende toevoerwegen een schilderachtig beeld op.

De bebouwing is beperkt van omvang en (van oorsprong) overwegend agrarisch van aard. Daarnaast zijn er nog enkele specifieke elementen, zoals de kapel, de kasteelheuvel en het Hoge Huys, ook wel Huis Ophemert genaamd. De meeste panden staan op de gemeentelijke- of rijksmonumentenlijst.

Met de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht wordt ernaar gestreefd het historische beeld van Bronkhorst te handhaven. In de kern zelf zullen eventuele wijzigingen van de bebouwing de uiterste zorg vereisen. Deze zorg betreft niet alleen de bebouwing qua type, dakvorm, gevelindeling en materiaalgebruik, maar ook de wegen en de beplantingen. Om het fraaie aanzicht op Bronkhorst te beschermen, dient het gebied rondom zoveel mogelijk gevrijwaard te blijven van bebouwing.

In het onderhavige bestemmingsplan is een deel van het aansluitende landelijke gebied opgenomen, namelijk dat deel dat zodanig met de bebouwde kom is verweven dat het daarmee een functionele eenheid vormt. Voor het overige deel biedt het bestemmingsplan Landelijk gebied Bronckhorst de nodige bescherming.

verplicht

Bronkhorst anno 2014

2.3.2 Ruimtelijke structuur

Om de ruimtelijke kwaliteit van het beschermd stadsgezicht goed te kunnen beschermen, moet duidelijk omschreven zijn wat die kwaliteiten precies inhouden. Daarvoor is inzicht nodig in de historische ontwikkeling van Bronkhorst. Uit een analyse van de huidige ruimtelijke opbouw als resultaat van de geleidelijke historische ontwikkeling, komen richtlijnen voort voor de gewenste toekomstige ontwikkeling uit oogpunt van vormgeving en het behoud van historische waarden. In deze paragraaf wordt eerst de ruimtelijke kwaliteit van het stadje als geheel beschreven. Vervolgens zal meer gedetailleerd het ruimtelijk beeld per straat of gedeelten daarvan worden beschreven.

2.3.3 Functionele structuur

2.4 Drempt

2.4.1 Ontstaansgeschiedenis

Mogelijk is de naam Drempt afgeleid van het Romeinse woord 'terminus' wat eindpunt betekent. Dit woord komt voor in het dorpshuis 'Gildehöfke Trementhe'. Drempt is namelijk gelegen op het eindpunt van de stuifduin lang de oude IJssel. De daarop gelegen van origine 8e en 9e eeuwse St. Joriskerk vorm een markant punt in de omgeving. De kerk is gelegen op een voormalige oeverwal aan de weg Doesburg-Doetinchem. Het betreft een laat-gotische kerk. De hervormde kerk, met pastorie en groenelementen ligt samen met enkele omringende woningen op een 'hoge' kop ten opzichte van het stroomgebieden van de IJssel en oude IJssel.

De kern Drempt is ontstaan uit een lint van boerderijen langs de huidige Kerkstraat. Aan deze straat zijn individuele woningen geplaatst. Aan de oostkant van het dorp (vanaf de Braambergseweg) dateert de bebouwing uit verschillende perioden. Hierdoor is het historische karakter van de route door het dorp zichtbaar, aangezien de ontstaansgeschiedenis is opgebouwd uit een aantal schakels. Eveneens is het tracé van de Rijksweg met de markante bocht om de kerkheuvel een beeldbepalend lint.

verplichtverplichtverplicht

Drempt omstreeks 1908, 1955 en 1995

2.4.2 Ruimtelijke structuur

Bebouwingsstructuur

Het oudste bebouwingslint van Drempt is de Kerkstraat. Aan deze straat zijn individuele woningen geplaatst. De historisch kern van Drempt heeft een karakteristieke stedenbouwkundige structuur waarbij de kerk met pastorie is gesitueerd aan het einde van een lang lint. De andere zijde van het lint eindigt bij de school en het dorpshuis. Het lint dat loopt van de kerk tot het dorpshuis kan bestempeld worden als de visueel-ruimtelijke ruggengraat van Drempt. De kerk is enigszins hoger gelegen dan haar omgeving en vormt met de bijbehorende groenelementen een op zichzelf staand element. De kerk is een rijksmonument.

De centrale naoorlogse uitbreiding ligt aan de zuidoost kant van het dorp, met de Gildeweg en de Dreef als centrale assen. Deze uitbreidingen dragen de stedenbouwkundige kenmerken van de vooroorlogse 'tuindorpen' met symmetrische straatprofielen met voortuinstroken en op de hoeken zijtuinstroken, woningen in twee bouwlagen met langskap, in tweekaptypen of rijtjes.

Verspreid over het dorp staan vrijstaande gevarieerde woningen in een of twee bouwlagen met kap op eigen kavels. De woningen aan de randen van het dorp hebben vrij uitzicht op het landschap.

Opvallend is dat dwars door de kern aan weerszijden van de N317 een strook bedrijven is gelegen. In dit gebied zijn verschillende bedrijven gehuisvest in milieucategorie 2 en 3.

verplicht

Luchtfoto Drempt

2.4.3 Functionele structuur

Algemeen

Drempt heeft voornamelijk een woonfunctie. De overige functies zijn voornamelijk gelegen aan de Rijksweg. Zo zijn hier meerdere winkels te vinden en enkele grotere bedrijven. Verspreid over het dorp zijn onder andere een hengelsportwinkel en een brommer- en scooterwinkel te vinden. In het noordoosten van het dorp zijn er voorzieningen te vinden in de vorm van een zogeheten 'brede school' en een buurtcentrum/peuterspeelzaal. In het westen van het dorp is de kerk met een begraafplaats te vinden. Verder liggen er aan de randen van het dorp enkele agrarische percelen.

Verkeersstructuur

De belangrijkste ontsluitingsweg van Drempt is de Rijksweg (N317), welke ten zuiden van het dorp is gesitueerd. Daarnaast is Kerkstraat de een belangrijke corridor in de verkeersstructuur.

Drempt wordt regionaal in vier richtingen ontsloten. In noordelijke richting wordt Drempt ontsloten door de Veldweg; in oostelijke richting door de Kerkstraat en de N317; in zuidwestelijke richting door de N317 en later door de N337 en in westelijke richting door de N317. Alle wegen in Drempt hebben een verblijfsfunctie. Op de navolgende afbeelding is de hoofdwegenstructuur weergegeven.

verplicht

Hoofdwegenstructuur

Groenstructuur

De kern Drempt heeft een aantal beeldbepalende groenelementen, zo wordt de Kerkstraat begeleid door groene hagen en bevinden zich verspreid door de kern verschillende groenstroken met monumentale bomen. Samen met de groene voortuinen geeft dit Drempt een groen karakter. Ten noorden van de Rijksweg is een speeltuin gelegen. Buiten de kern dragen de zuidelijk gelegen uiterwaarden met plassen en strangen in belangrijke mate bij aan het groen karakter.

verplicht

verplicht

Groenstructuur Drempt

2.5 Halle

2.5.1 Ontstaansgeschiedenis

Halle ligt in het ontginningslandschap in de oostelijke onderhoek van de gemeente en bevindt zich evenals Zelhem op de hoge rug van het dekzandplateau. De geschiedenis is goeddeels gelijkluidend als die van de kern Zelhem maar veel beperkter in omvang. Ook Halle fungeerde eeuwenlang als pleisterplaats op de handelsroutes van Duitsland naar de Hanzesteden Zutphen en Doesburg. De ontwikkeling tot 1945 vindt plaats als lint langs de weg, en pas ná die tijd komt geleidelijk via een parallelweg enige planmatige nieuwbouw tot stand.

2.5.2 Ruimtelijke structuur

Het dorp heeft een centrum bestaande uit het lange lint van de Dorpsstraat met gevarieerd geplaatste bebouwing langs de flauw gebogen weg, waardoor de bakstenen kerktoren met spits en houten lantaarn een belangrijk herkenningspunt vormt.

verplicht

Luchtfoto Halle met plangrens

De architectuur uit de 20'er - 30'er jaren neemt een belangrijke plaats in met veel eenlaagse bebouwing met mansardekap, dwars op de hoofdrichting naast naoorlogse woningbouw in 1 en 2 lagen met schilddak.

De uitbreiding ten zuiden van de Dorpsstraat bestaat in hoofdzaak uit 2 parallelle straten, de Roggestraat en de Haverstraat, waaraan gedurende een lange periode bebouwing is geplaatst en dus gevarieerd in stijl materiaal en kleur. Uitzondering hierop vormt de eerste rij woningen ten zuiden van de Dorpsstaat. Deze is in traditionele Delftse School-stijl gebouwd als één lang doorgaand gebaar van rode gevels en terracotta pannen langskappen. Aansluitend is ten zuiden van de Haverstraat een wijk met voornamelijk twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen gebouwd aan de Westerhofskamp en de Kampshöfken.

De meest recente uitbreiding van de kern heeft plaatsgevonden in de Abbinkskamp in de hoek ten oosten van de Abbinkstraat.

Aan de zuid- en noordzijde zijn ‘restjes’ landelijk gebied ontstaan door de formele kerngrenzen, maar deze behoren bij het aangrenzende landelijke gebied.

2.5.3 Functionele structuur

Algemeen

Halle heeft voornamelijk een woonfunctie. Vooral aan de Dorpsstraat zijn verschillende niet-woonfuncties gesitueerd waaronder winkels, 2 kerken (waarvan 1 in gebruik als dorpshuis), een begraafplaats en een café/zalencentrum. De bedrijven in het dorp bevinden zich ten noorden van de lintbebouwing aan de Dorpsstraat, vooral ter hoogte van de kruising met de Fortstraat en een opvallend mengvoederbedrijf aan de oostzijde van de Dorpsstraat. Aan de Kerkstraat bevindt zich tenslotte nog een school.

Verspreid over het dorp zijn enkele gronden gelegen met een agrarische functie. Ten zuidwesten van de kern Halle zijn de sportvelden van Sportpark De Meisterskamp gelegen.

Verkeersstructuur

Halle wordt ontsloten door de Dorpsstraat (N330), die de kern verbindt met Zelhem in het westen en Varsseveld in het zuidoosten, en de Fortstraat in noordelijke richting. De Dorpsstraat is niet alleen de verkeersader van Halle en daarmee de belangrijkste weg van het dorp, maar heeft ook een regionale functie in de verkeersrelatie tussen Varsseveld (N18) en Zelhem. Alle overige wegen in het dorp hebben een lokaal karakter (verblijfsfunctie).

Groenstructuur

Het particuliere groen is beeldbepalend in Halle. Vooral de monumentale bomen bij de kerk (Kerkstraat) en de laanbeplanting langs de Kerkstraat - Fortstraat en de Dorpsstraat. De bebouwing staat in het algemeen op ruime kavels. De tuinen en de zichtbaarheid en toegankelijkheid van het landschap geven de kern zijn groene en landelijke karakter.

Binnen Halle is weinig openbaar groen aanwezig. Het openbaar groen dat er is, is kleinschalig en ingevuld met cultuurlijke beplanting. Aan de westzijde van de kern ligt een sportpark en aan de zuidwestzijde van de kern is het dorp groen omkaderd.

verplicht

2.6 Hengelo

2.6.1 Ontstaansgeschiedenis

In de prehistorie was de Achterhoek een onherbergzaam en spaarzaam bewoond gebied. Het landschap bestond in die oude tijd uit brede moerassen, begroeid met struikgewas langs de IJssel. Er zijn enkele hoger gelegen delen, zoals bij Aalten, Neede en Lochem en de 'hoogvlakte' waarop Hengelo en Zelhem liggen. De riviertjes stromen er van oost naar west. Mede door de lagere ligging dan aangrenzende gebieden ontstonden er uitgestrekte moerassen en veengebieden waar weinig plaats over bleef dat geschikt was voor menselijk bewoning.

verplicht

Van Hengelo kan vermeld worden dat zij ontstaan is, zoals zovele dorpen op de zandgronden, als esdorp. Dit dorpstype vertegenwoordigt een soort, waarin de landbouw één van de belangrijkste bestaansbronnen vormt. Zij zijn meestal gelegen op een hoger stuk zandgrond, wat een eenvoudig te maken en veilige vestigingsplaats vormde. Daarnaast vormt ook de aanwezigheid van (stromend) water als drink- en wasplaats voor de bevolking met haar vee een belangrijke vestigingsfactor.

Het esdorp in het algemeen, en dat geldt evenzeer voor Hengelo, is door landbouwcrises, industrialisatie en niet te vergeten de betere ontsluitings- en transportmogelijkheden veranderd. Dit geldt zowel in economisch als in sociaal opzicht. Maar ook het ruimtelijk beeld, zowel in als buiten de bebouwde kom, is door die invloeden veranderd. Hoewel na deze periode van veel veranderingen er zich aan het begin van de 20e eeuw een minder dynamische ontwikkeling heeft voltrokken, zijn er de laatste decennia weer een aantal versterkte ontwikkelingstendensen te constateren. Belangrijke aspecten zijn daarbij maatschappelijke veranderingen als de scheiding tussen woon- en werkplaats, de toegenomen en nog steeds toenemende mobiliteit, vooral door toenemend autobezit en gebruik van de vele nieuw gerealiseerde wegen.

verplicht

Over de oudste ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo is, evenals dit bij andere oudere (kleine) dorpen in de Achterhoek het geval is, weinig met zekerheid bekend. Wel kan met grote zekerheid worden vermeld, dat Hengelo is ontstaan als nederzetting met een overwegend 'agrarisch' karakter. Dit zal waarschijnlijk een vrij losse schikking van boerderijen hebben ingehouden, waarbij met name op de hoger gelegen zandruggen de boerderijen en wegen lagen. Belangrijke factoren om zich juist op die plaatsen te vestigen kunnen geweest zijn een open plek in het woud (loo betekent woud) en de aanwezigheid van water. De hoger gelegen zandruggen, waarop Hengelo ligt, liggen namelijk ingeklemd tussen twee beekjes, te weten de Dunborgse Laak en de Kloosterlaak. De eerste van deze twee laken zal ten zuiden van de huidige kom van de gemeente gelopen hebben; de tweede, de Kloosterlaak, ten noorden van de kom.

In latere tijden, zo ongeveer de 9e eeuw, is er in de geschiedschrijving sprake van een landgoed Villa Heingelo, wat aan monniken van de Benedictijnerorde wordt geschonken. Deze schenking zou omstreeks het jaar 963 hebben plaatsgevonden. Na deze daad zal waarschijnlijk door de geestelijken aan de bouw van een kerk of kapel zijn begonnen. Daarbij mag dan worden aangenomen, dat de plaats dezelfde is als die waar thans nog de Nederlands Hervormde Kerk staat. Deze Hervormde Kerk is een geheel vrijliggend laatgotisch gebouw. De kerk is een pseudo-basiliek met een flinke toren die aan drie zijden door de kerk wordt omvat. De noorderzijbeuk is breder dan de zuiderzijbeuk. In de eeuwen hierna, de Middeleeuwen, zal de ruimtelijke structuur van het dorp slechts geïntensiveerd zijn. Daartoe moet het karakter van het dorp hoofdzakelijk opgebouwd gedacht worden uit wegen met daaraan liggende boerderijbebouwing. De voornaamste zandwegen voerden destijds naar Doetinchem (Keijenborg), Ruurlo en Zutphen-Vorden.

Wanneer de situatie in de 19e eeuw wordt bekeken, dan bestaat het dorp uit de Nederlands Hervormde kerk, met de beeldbepalende, uit de 15e eeuw daterende hoge toren met daar omheen een vermenging van woningen en boerderijen. Daarnaast bestaan reeds straten, die ook in de huidige situatie nog aangetroffen worden, zoals: de Raadhuisstraat, Regelinkstraat, Kerkstraat, Ruurloseweg, Bleekstraat en Spalstraat. Mede onder invloed van veranderende bewerkingsmethoden in de akkerbouw (graan etc.) is het voorspoedig gegaan in de omgeving van Hengelo. In die tijd waren er een zestal molens te vinden in de directe omgeving van het dorp, welke echter nagenoeg allemaal zijn verdwenen. Ook met de paarden- en beestenmarkt, waarop sinds 1658 octrooi is verleend, en welke werd gehouden in de Spalstraat, ging het goed. De industrialisatie en de daarmee samengaande maatschappelijke ontwikkelingen hebben ook Hengelo in de 19e eeuw niet onberoerd gelaten. Die ontwikkelingen hebben er vooral toe geleid dat er reeds in 1863 sprake is van een geregelde verbinding tussen Hengelo en Zutphen. De schaalvergroting in de agrarische sector bracht tevens ook een bundeling van activiteiten met zich mee, hetgeen resulteerde in een aantal coöperaties. Enkele hiervan bevonden zich zelfs tot niet heel lang geleden, nog in de kom van de gemeente, zoals: de Coöperatieve Veevoederhandel en de Coöperatieve Zuivelhandel. Dat Hengelo in het midden van de vorige eeuw een groei doormaakte die waarschijnlijk niet alleen veroorzaakt werd door de groei van de eigen bevolking, maar ook door allochtonen, mag blijken uit het feit dat in 1843 een eigen Rooms Katholieke kerk aan de Spalstraat werd gebouwd en in 1841 er reeds een synagoge is gebouwd, waaraan nu nog de Synagogestraat herinnert.

Doordat de landbouw aan het einde van de 19e eeuw een ernstige crisis heeft beleefd, is de groei van het inwoneraantal tot 1900 beperkt gebleven. De landbouwcrisis heeft er echter wel toe geleid, dat de opkomst van kleinschalige ambachtelijke bedrijven mogelijk werd. De geringe loon- en vestigingskosten hebben dit type bedrijven aan de rand van de bebouwde kom doen ontstaan. Wanneer men afbeeldingen van rond 1929 bekijkt, dan kan men constateren dat met name aan de invalsroutes naar de kern toe er een soort lintbebouwing is ontstaan. Daarnaast is een aantal zandpaden omgevormd tot kleine straatjes of steegjes. Omstreeks de jaren '50 zien we dat er met name in noordelijke en zuidelijke richting een intensivering van de bebouwing is ontstaan en er een aantal straten aan het reeds bestaande patroon is toegevoegd. Op kaarten van begin tachtiger jaren zien we dat de Rondweg als belangrijk nieuw element toegevoegd (aangelegd in 1973). Tevens valt op dat de bebouwing tot aan deze weg is opgerukt en dat in zuidoostelijke en noordoostelijke richting er woongebieden aan toegevoegd zijn. Oorzaken daarvan kunnen gevonden worden in de bevolkingsgroei en de daling van de gemiddelde woningbezetting.

2.6.2 Ruimtelijke structuur

Karakteristieke dorpsstructuur

De radiale structuur is nog altijd kenmerkend voor Hengelo. Daar waar de oude verbindingswegen samenkomen ligt het hart van het dorp. Het centrum van Hengelo wordt gevormd door het gebied rondom de kerk en twee uitlopers: de Raadhuisstraat en de Spalstraat. In dit gebied is het merendeel van de winkels, de horeca en de maatschappelijke voorzieningen gelegen, zoals onder meer het gemeentehuis, het politiebureau, de bibliotheek en drie kerken.

Niet alleen aan de oostkant, maar ook aan de noordrand wordt Hengelo begrensd door een landschappelijk fraai gebied. De Regelinklaan is een onverharde weg die wordt begeleid door hoge bomen rijen. Aansluitend liggen wat bosjes en historische boerderijen. De cultuurhistorische waarde van dit gebied is hoog. Iets verder richting provinciale weg vormt nieuwbouwwijk De Kwekerij de begrenzing van het dorp. Komende vanuit de richting Vorden is alleen de kerktoren van Hengelo zichtbaar, de rest ligt verborgen achter opgaand groen.

Vanuit oostelijke richting dringt het groen in een wig-vorm tot in het dorp door, tot aan het centrum. Dit groene gebied bestaat uit park De Bleijke, een cultuurhistorisch waardevolle plek, mede door de aanwezigheid van het bleekhuisje, bos, bomenrijen, een waterloop en kleinschalige agrarische percelen, voornamelijk weiland. Een aantal oude verbindingswegen komt hier samen (Aaltenseweg, Varsselseweg, Oude Varsselseweg), waardoor de terreinen ertussen een driehoekige vorm hebben.

De Ruurloseweg heeft aan de zuidzijde nog de kenmerken van lintbebouwing. Vrijstaande panden worden hier afgewisseld met open, groene ruimten, waardoor er een geleidelijke overgang tussen het dorp en het buitengebied is. De noordkant daarentegen is helemaal bebouwd.

De bedrijvigheid ligt geconcentreerd aan de zuidkant van Hengelo. Een groene wig en een waterloop (Oosterwijkse Vloed) vormen de scheiding tussen het bedrijventerrein en de jongste woonwijk. Dit groene gebied wordt gebruikt als evenemententerrein. De N316 – de provinciale weg tussen Doetinchem en Zutphen – is een “harde” grens aan de westkant van Hengelo. Door de intensiteit en snelheid van het verkeer wordt de weg ervaren als een barrière.

verplicht
Luchtfoto Hengelo


Ruimtelijke opbouw in deelgebieden

Vanuit de bovenstaande algemene beschrijving is een opdeling te maken in deelgebieden waarbij de ruimtelijke opbouw meer specifiek aan bod komt en de vertaling naar beleidsuitgangspunten.

verplicht

Beschrijving historische kern

De NH kerk vormt het centrum van het dorp en is tevens kruispunt van wegen. Aan de noordzijde ontstond een Brink met daarachter een secundaire straat, aan de zuidzijde ontstond bebouwing langs de Raadhuisstraat. Aan de andere zijde liep hier vroeger de beek. De oude dorpskern, met de kerk als middelpunt, ontleent haar kenmerken aan een langere periode van ontwikkeling. Dit heeft geresulteerd in een relatief open en kleinschalige bebouwing met een grote variatie aan bouwvormen en stijlen. De bebouwing is als regel direct - met rabatstrook - aan de weg geplaatst, met naar de weg gekeerde gevels. Deze krijgen zo alle nadruk, terwijl de zij- en achtergevels veel minder bewerkt zijn. De positie van de bebouwing aan de linten buiten de oude kern is in de regel gevarieerder en minder dicht aan de weg geplaatst. De bebouwing is in de regel een tot twee bouwlagen met kap en incidenteel 3 en zelfs 4 bouwlagen. Traditionele materialen als baksteen, keramische pan, hout en zink overheersen.

verplicht

De historische karakteristiek van Hengelo is nog goed afleesbaar. Zowel het silhouet rondom het dorp alsook de straatgezichten. De subtiele afbakening van de openbare ruimte waaraan de gebouwen min of meer op zichzelf staan, is erg gevoelig voor veranderingen: zie de verharde parkeerterreinen rond het centrum. Bepalende panden zijn de NH kerk en de RK kerk of zijn gelegen aan de Kerkstraat en de Regelinkstraat, het oudst bebouwde deel.

verplichtverplicht

Kerken beeldbepalend

Verder ademt de bebouwing langs de Spalstraat nog grotendeels een historische sfeer met deels panden van rond de vorige eeuwswisseling. De omgeving van de NH kerk en de daaraan gelegen Kerkstraat, Raadhuisstraat en Spalstraat hebben door bovenstaande opbouw een intieme sfeer en presenteren zich duidelijk als hart van het dorp. Onmiskenbaar maken daar ook delen van de Banninkstraat, Bleekstraat, Regelinkstaat en Ruurloseweg deel van uit.

Er zijn enkele nieuwere toevoegingen in de oude kern die relatief grootschalig zijn en zich daardoor onderscheiden van de kleinschalige, fijnmazige historische verkaveling. Vooral in de centrale ruimte van het dorp aan weerszijden van de Raadhuisstraat en de supermarkten in het noorden aan eveneens de Raadhuisstraat en in het zuiden aan de Spalstraat, worden deze contrasten duidelijk.

verplicht

Relatief grootschalige nieuwere toevoeging

Uitgangspunten historische kern

Het ruimtelijk beleid voor de bebouwing in de historische kern is voornamelijk gericht op het behoud van de bestaande historische bebouwing, zowel hoofd- als bijgebouwen. Uitbreiding en vernieuwing van de bebouwing in dit dorpsgedeelte dient bij te dragen aan de ruimtelijke karakteristiek in die zin dat sprake moet zijn van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie. Het beleid binnen het gebied historische kern is voorts gericht op:

  • het behoud van de cultuurhistorische waarde, zo mogelijk herstel daarvan op locaties waar door bouwontwikkelingen in het verleden dit verloren is gegaan;
  • vernieuwing, zolang dit in aansluiting gebeurt op de massa, hoogten en de geleding van het historische bebouwingsbeeld. Zeer terughoudend omgaan met verdichting;
  • het versterken van de ruimtelijke samenhang;
  • het versterken van de centrumfuncties van de pleinen en het verbeteren van de beeldkwaliteit van de pleinbebouwing.

In dit dorpsgedeelte dient de bestemmingsregeling gericht te zijn op behoud van het kleinschalige karakter en de vrij hoge dichtheid van de bebouwde gedeelten en op de inrichting van de onbebouwde ruimten die past in de dorpse sfeer. Belangrijk zijn het behoud van de nog aanwezige open ruimten tussen de bebouwde gedeelten en de ligging van de bebouwing ten opzichte van de straat.

Het hierdoor te beschermen algemeen belang behoeft geenszins in strijd te komen met het privé-belang van de bewoners van de oude dorpskern, mits de bouwwijze en de erfinrichting niet essentieel veranderen ten opzichte van hetgeen algemeen gebruikelijk was en wat we nu dan ook nog steeds aantreffen.


Beschrijving linten (Ruurloseweg, Bleekstraat, Kastanjelaan, Wichmondseweg, Hummeloseweg, Banninkstraat, Zelhemseweg, Hofstraat en Vordenseweg/Raadhuisstraat)

De ruimtelijke opbouw van het dorp Hengelo is vrij duidelijk. Dat is behalve vanwege het hiervoor beschreven nog duidelijk aanwezige kerngebied (ruimtelijk verdicht) ook te danken aan de naar het centrum toe leidende wegen. De straalsgewijze linten vanuit de historische kern, vanaf de NH kerk, vormen van oudsher de uitvalswegen van Hengelo.

verplicht

Het is nog steeds duidelijk wat de uitvalswegen zijn

Veelal zijn deze straten geleidelijk met lintbebouwing volgebouwd. Eigenlijk alleen aan de Zelhemseweg zijn de randen van de latere grootschalige nieuwbouwwijken (Oosterwijkse Vloed) zichtbaar, in mindere mate en met meer moeite kan men het vermoeden krijgen dat ten noorden van de Ruurloseweg ook woongebieden van latere datum zijn gelegen. Overwegend is momenteel een divers bebouwingsbeeld te vinden. Er staan zowel historische als nieuwere panden die hoe dichter bij het centrum des te vaker met de voorgevel direct aan de straat zijn gelegen.

verplicht

Oud en nieuw aan het lint zorgen voor divers bebouwingsbeeld

Over het algemeen wordt het bebouwingsbeeld richting de dorpsgrens opener. De Bleekstraat en Ruurloseweg zijn naast de kenmerkende lintbebouwing ook herkenbaar door de aanwezige laanbeplanting. Voor alle linten geldt dat er sprake is van een ruime opzet waaraan het groen van de tuinen rond de woningen in belangrijke mate een bijdrage levert. De laanbomen aan een aantal belangrijke linten (Ruurloseweg, Aaltenseweg, Vordenseweg en Varsselseweg) zijn opgenomen in de hoofdgroenstructuur uit het Groenstructuurplan (zie 4.4.10).

verplicht

Groen van tuinen sfeer bepalend


Het oorspronkelijke lint is met allerlei invullingen verder verdicht met voornamelijk vrijstaande woningen. Er is ook een aantal invullingen met halfvrijstaande of aaneengesloten bebouwing aanwezig. Meer grootschalige panden komen ook voor, variërend van villa's op een grote kavel tot winkel-, bedrijfs- en kantoorpanden. Aan de Hummeloseweg is bijvoorbeeld een complex voor begeleid wonen gevestigd dat door de afwijkende schaal een min of meer zelfstandige positie heeft aan het lint. Door de afwisseling tussen oude en nieuwere panden is er sprake van een verspringende rooilijn.

verplicht

Buiten de historische kern grotere kans dat positionering afwijkt

De positie van de bebouwing aan de linten buiten de historische kern is in de regel gevarieerder en minder dicht aan de weg geplaatst. De bebouwing is in de regel een tot twee bouwlagen met kap en incidenteel 3 en zelfs 4 bouwlagen. Traditionele materialen als baksteen, keramische pan, hout en zink overheersen.

Uitgangspunten linten

Binnen de linten is het beleid primair gericht op:

  • Het behoud van de cultuurhistorische waarden. Beheer en herstel van het bestaande bebouwingsbeeld is de basis voor ontwikkelingsmogelijkheden.
  • Het creëren van continuïteit in het bebouwingslint. Beperkte verdichting is mogelijk, zolang dit niet koste gaat van de ruime, open opzet. Het behoud van het open bebouwingsbeeld met voornamelijk vrijstaande woningen en onbebouwde zijerven is hierbij het uitgangspunt, alsmede het behoud van groen in de tuinen en de aanwezige laanbeplanting.
  • Het behoud van het overwegend kleinschalige en gevarieerde karakter. Kenmerkend is de onregelmatige verkaveling, verspringende rooilijnen, wisselende kavelgroottes, individueel gebouwde panden, wisselende kapvormen en een kleine korrel aan de straatzijde.

In dit dorpsgedeelte dient de bestemmingsregeling in de eerste plaats de bescherming van het waardevolle, gevarieerde en open ruimtelijke beeld. Belangrijk zijn het behoud van de open ruimten tussen de bebouwde gedeelten en de gevarieerde ligging van de bebouwing ten opzichte van de weg.

Het hierdoor te beschermen algemeen belang behoeft geenszins in strijd te komen met het privé-belang van de bewoners van de linten, mits de bouwwijze en de erfinrichting niet essentieel veranderen ten opzichte van hetgeen algemeen gebruikelijk was en wat we nu dan ook nog steeds aantreffen. Dit betekent dat er binnen deze randvoorwaarden op perceelsniveau zeker uitbreiding van de bebouwing en wijziging van de inrichting van de erven mogelijk is.

Beschrijving uitbreidingswijken

Naast de verdichting van de linten zelf zijn in de tussenliggende gebieden woonwijken aangelegd. De volgende buurten zijn te onderscheiden en, mede aan de hand van de welstandsnota, als volgt te beschrijven. Naast de bebouwing ‘langs oude wegen’ zijn tussen 1950 en 1990 bij haast alle in het gebied voorkomende kernen planmatige uitbreidingen gemaakt, alleen de omvang en het groeitempo verschilt sterk van elkaar. Deze uitbreidingen dragen de stedenbouwkundige kenmerken van de vooroorlogse ‘tuindorpen’ met symmetrische straatprofielen met voortuinstroken en op de hoeken zijtuinstroken, woningen in twee bouwlagen met langskap, in tweekaptypen of rijtjes. De architectuur richt zich naar verschillende perioden, maar dit leidt alleen in de grotere kernen tot duidelijk verschillende buurten. Hoe hoger het groeitempo des te uniformer de architectuur per periode. De woningbouw van vlak na WO II heeft soms nog karakteristieke Delftse School details als metselwerk beëindiging van de goten, schoorstenen, versierde voordeur – bovenramen. Kleur en materiaal is meestal bescheiden. In de grotere kernen als Hengelo, Vorden en Zelhem is het planmatige karakter te zien aan de herhaling van uniforme rijtjes en de herhaling van kopkanten van de rijtjes.

Traditionele blokverkaveling

In Hengelo zijn een viertal buurten van dit type te onderscheiden:

  • In het noordoosten tussen de Julianalaan en de Kerkekamp;
  • In het zuidoosten de omgeving van de Leliestraat;
  • Bij het centrum de omgeving van de Rozenhoflaan;
  • En in het westen een aantal kleine invullingen langs de Rondweg.

De naoorlogse uitbreidingen worden gekenmerkt door hun rechthoekige stratenpatroon. De woonfunctie is dominant. Het zijn planmatig opgezette buurten parallel aan of in de nabijheid van de invalswegen. Er is een grote mate van herhaling van woningtypes, waardoor deze wijken een grote mate van eenheid vertonen. In Hengelo valt de eenheid relatief mee door de beperkte omvang van de gebieden en de voor deze periode redelijk korte straten. De stedebouwkundige structuur bestaat uit een rechthoekig stratenpatroon Het straatprofiel bestaat uit ondiepe voortuinen, trottoirs aan weerszijden. Er wordt vaak op straat geparkeerd. De straten in de latere uitbreidingen zijn vaak breder dan die uit de jaren 50. Er is meer ruimte ingeruimd voor parkeren. De buurten hebben een open en groen karakter. In de achtertuinen bevinden zich kleine schuurtjes. De rooilijn wordt meestal strikt gevolgd.

verplichtverplicht

Typisch vroeg naoorlogse buurt en jaren '60-'70 bebouwing tussen Centrum en Rondweg

Woningen van kort na de tweede wereldoorlog met rode baksteen en terracotta pannen bepalen het beeld in de wijk ten zuidoosten van het centrum.

Het stratenplan in de naoorlogse buurten in het noorden van Hengelo bestaat deels uit de oude landwegen en deels uit planmatige straten. Daarbinnen staat zowel individuele woningbouw en projectmatige woningbouw met de kenmerken van het nieuwe bouwen. Deze bouwstijl uit zich in de dubbele ontsluiting en parkeerhoven, de blokplaatsing in een gestempeld patroon en de exacte herhaling van gevels. Een afwijking daarop is de sporthal op de hoek Karspel - Sarinkkamp.
Evenals in het noordoosten vertoont de wijk ten westen van het centrum (Zonneweg, Sterreweg, Maanstraat) het beeld van projectmatige woningbouw. Hierbij is gezien de beperkte ruimte en het invullen van een open ruimte resterend tussen bestaande dicht op elkaar gelegen uitvalswegen en de Rondweg niet zozeer een gestempeld patroon aanwezig als wel een efficiënte invulling met wat langere rijen. De buurt bestaat uit woningen met tuinen aan de straat afgezet met hagen en aan de achterzijde doorlopende aangesloten schuurtjes als perceelsbegrenzing en veel half vrijstaande woningen op de koppen.

Woonwijken jaren '70 en '80

De uitbreidingswijken uit deze periode in de kern Hengelo heeft veel overeenkomsten met woonwijken die gelijktijdig overal werden gerealiseerd in Nederland. Het betreft relatief grootschalige uitbreidingen aan de randen van de toenmalige dorpsgrenzen. Hengelo vormt daarop geen uitzondering met de voor die periode kenmerkende bouw aan de Plataanweg, hoewel dit geen grootschalige uitbreiding te noemen is. In tegenstelling tot de woonwijken uit de jaren ervoor is nu meestal sprake van één (gebogen of meanderende) ontsluitingsweg door de wijk, waaraan woonerven of hofjes liggen. Het straatprofiel is ruim, en opgebouwd uit de weg, trottoirs aan weerszijden met vaak ook nog parkeerhavens. Parkeren gebeurt op straat of in hofjes en soms op het eigen erf.

verplichtverplicht

Jaren '70-'80 buurt en Plataanweg, een typisch meanderende ontsluitingsweg

Het noordelijk deel van de Oosterwijkse Vloed behoort eveneens tot deze periode en is in oorsprong grootschalig. Aan een deel van het oospronkelijke bestemmingsplan van 1983 is door de Kroon goedkeuring onthouden waardoor het latere deel uiteindelijk wel conform de stedebouwkundige plan is opgezet, maar in uitvoering duidelijk anders is. Het later gerealiseerde deel van deze uitbreiding (jaren '90) heeft duidelijk andere kenmerken en wordt daarom hierna beschreven.

Thematische woningbouw / Oosterwijkse Vloed

In zuid oostelijke richting bevindt zich de uitbreiding de 'Oosterwijkse Vloed'. Dit gebied is in verschillende fasen gebouwd, de twee laatste zelfs volgens een beeldkwaliteitsplan van 1992 en van 2001. Deze woongebieden dragen een meer uitgesproken stempel. Conform ‘de wens uit de markt’ krijgen de woningen in groepjes of rijtjes een individueler gezicht en worden voorzien van bewust gewilde motieven. De erven zijn klein in relatie tot de bouwvolumes. en zijdelingse aanbouwen zijn uniform of aaneengebouwd. Er wordt uit alle voorgaande perioden ‘geciteerd’, hetgeen voorbeelden van onderling zeer verschillende kwaliteit oplevert. Het heldere stratenpatroon is weer terug en er wordt weer onderscheid gemaakt tussen openbare ruimten en privé tuinen. Soms vindt men historische routes of waterlopen terug en er is veel aandacht aan de inrichting van het straatprofiel besteed.

verplicht

Voor het hele gebied Oosterwijkse Vloed, dat wordt begrensd door de bestaande dorpskom in het noorden en de watergang de Oosterwijkse Vloed in het zuiden en zich voorts uitstrekt van de Aaltenseweg in het oosten tot de Zelhemseweg in het westen is een stedebouwkundige structuur ontworpen. Deze wordt gekenmerkt door de volgende elementen:

  • een hoofdontsluitingsweg die aansluit op de Zelhemseweg en vervolgens het plangebied ongeveer halverwege de oude dorpskom en de Oosterwijkse Vloed doorsnijdt. Deze weg maakt deel uit van de ruimtelijke hoofdstructuur: de weg heeft een duidelijke geledende functie voor het plangebied;
  • loodrecht op deze hoofdontsluitingsweg een tweede as met een bescheiden verkeersfunctie maar wel van belang voor de ruimtelijke geleding van het plangebied. Deze tweede as ligt in de zichtlijn op de NH kerk in het dorpscentrum en geeft in zuidelijke richting zicht op het buitengebied;
  • een aantal grotere groene plekken, gesitueerd langs de hoofdassen;
  • de Oosterwijkse Vloed met een daarlangs geprojecteerde wandelroute.

Deze stedebouwkundige hoofdstructuur is op bovenstaand kaartje aangegeven.

De geprojecteerde woonbebouwing volgt de heldere lijnen van de ruimtelijke hoofdstructuur.

Belangrijk is, dat de hoofdontsluitingsweg als duidelijk herkenbaar ruimtelijk element wordt begeleid door parallel daaraan gesitueerde bebouwing. Bij voorkeur dient deze bebouwing te bestaan uit woningen in 2 bouwlagen met een kap. Zodoende ontstaan duidelijke wanden die de ruimte bepalen. Het in verhouding brede profiel biedt ruimte voor, aan twee zijden te plaatsen bomen in groenstroken waardoor de weg een laankarakter krijgt. Ter plaatse van de kruising met de tweede as is een pleintje ontworpen waardoor een duidelijk centraal gelegen oriëntatiepunt in het plan ontstaat (ovatonde).

Individuele woningbouw

Het gebied tussen de hoofdontsluitingsweg en de Oosterwijkse vloed wordt ontsloten door woonstraten die een minder breed wegprofiel hebben gekregen. Openbare groenvoorzieningen ontbreken daar. Hier zal het continue beeld van beplante voorerven langs de smalle woonstraten zorgen voor een voldoende groene aankleding van deze ruimten. De zuidelijke rand van het plangebied zal worden gevormd door open bebouwing, bestaande uit vrijstaande woningen. Daardoor ontstaat een min of meer zachte, transparante dorpsrand. Ook langs de Berkenlaan is gekozen voor een open bebouwingstype waarmee wordt aangesloten op de bestaande woonbebouwing

aan de noordzijde van de Berkenlaan. Voor het overige biedt het plan ruimte voor een gevarieerd woningbouwprogramma dat optimaal kan worden afgestemd op de plaatselijke woningbehoefte. Daarmee behoort dit deel van de Oosterwijkse Vloed eigenlijk tot de individuele woningbouw.

verplicht

Bijzonder voorbeeld van individuele woningbouw en werkruimte


Behalve aan de rand van de Oosterwijkse Vloed komt individuele woningbouw in hoofdzaak nog voor aan de noordrand van Hengelo aan de Heurne, Beatrixlaan en Wilhelminalaan en in het westen aan de Fokkinkweg. Daarnaast ook nog aan de Kampstraat en verspreid over de hele kern in het centrum en de linten.

De individuele woningbouw bestaat uit vrijstaande gevarieerde woningen in een of twee bouwlagen met kap op eigen kavels. De straten hebben een informeel groen karakter en de karakterverschillen door de jaren heen (periode ’65 tot ’90) hebben een beperkte invloed op de openbare weg. Het groen overheerst en de architectuur van de woningen is nauwelijks zichtbaar. Na ’90 worden de kavels snel kleiner en de woningen groter, waardoor meer samenhang in architectuur nodig is. Bij de nieuwste plannen is beeldregie soms in combinatie met meer standaardisatie onvermijdelijk. Lichtere kleuren en uitgesproken materialen en vormen leiden tot een nieuw gezicht, dat om diezelfde reden moeilijker te wijzigen is. Iedere wijziging komt in het zicht door de ondiepe voortuinen; er is minder groen aanwezig en ook mogelijk. Doorgaande straatprofielen vragen om beheerst materiaal en kleurgebruik aan de naar de weg gekeerde zijde. Erfafscheidingen zijn net als in de 30'er jaren wijken belangrijk.

Uitgangspunten uitbreidingswijken

De bovengenoemde, meest na-oorlogse woonbuurten zijn opgezet naar de huisvestings- en vormgevingseisen van hun tijd. Daardoor harmoniëren ze vaak minder met het karakter van het oude dorp en evenmin met dat van het buitengebied. De gebieden zijn hierdoor minder bepalend voor het karakter en de identiteit van het dorp. Het beleid is gericht op het consolideren van de woonfunctie en het behoud van de aanwezige voorzieningen.

Het bestemmingsplan zal hier op perceelsniveau voor de particulier vrijheid kunnen bieden voor bouwkundige verandering van de woningen. Het toelaten van niet-woonfuncties is hier minder gewenst, vanwege de aanslag met verkeer en parkeren die deze functies doen op de daar in de regel niet op afgestemde maat van de openbare ruimten. De openbare ruimten in deze nieuwbouwbuurten zouden meer benut moeten worden voor een versterking van de (recreatieve) groenstructuur.

Beschrijving bedrijventerreinen

Het bedrijventerrein is gelegen aan de zuidkant van Hengelo ingeklemd of opgespannen tussen de uitvalswegen Hummeloseweg overgaand in de Kruisbergseweg en de Zelhemseweg ten zuiden van de Oosterwijkse Vloed en onderling verbonden door de Molenenk. De van oudsher ook in de kern aanwezige bedrijvigheid is heden ten dage in Hengelo grotendeels naar het bedrijventerrein vertokken, gestopt en/of herontwikkeld (zoals de voormalige Zuivelfabriek). In 1988 is het bedrijventerrein in oostelijke richting uitgebreid ten oosten van de Zelhemseweg tot aan het evenemententerrein. Door de daar aanwezige beek met hoogopgaande groene oevers is daar een fraaie landschappelijke inpassing gerealiseerd en geeft het bedrijventerrein daar een typische kromming. Het is een gebied van nogal wisselende kwaliteit. Dit geldt zowel voor de gebouwen alsook voor de inrichting van de openbare ruimte. Het noordelijk deel kent grote bedrijfshallen en een dominant aanwezige betonfabriek. De recentere uitbreiding is wat kleinschaliger van opzet. Dit deel kent een gelijksoortige uitstraling met bedrijfsloodsen in wisselende grootten, zonder echte uitschieters in uitzonderlijke grote of kleine schaal. Behalve de gedeeltelijk overgebleven lintbebouwing zijn er ook nog bedrijfswoningen aanwezig. Zo is verspreid over het gehele bedrijventerrein kleinschalige bebouwing in de vorm van bedrijfswoningen en enkele burgerwoningen aanwezig. Opvallend is verder dat er een begraafplaats grenst aan het bedrijventerrein, dat door zijn besloten karakter door omzoming met groen zowel op zichzelf staat als afschermend werkt.

verplicht

Functionele hal gecombineerd met representatieve voorkant

Het bedrijventerrein heeft voornamelijk een functionele vormgeving. Deze bebouwing vormt een contrast met de kleinschalige dorpsbebouwing van de rest van Hengelo. Dit contrast wordt beperkt ervaren omdat het bedrijventerrein deels is ingekleed door lintbebouwing en groen en al gepasseerd is als de kom wordt ingeslagen vanuit zuidelijke richting ter hoogte van de rotonde bij de Oosterwijkse Vloed en wordt vermeden bij aankomst uit noordelijke richting. De beeldkwaliteit van de bebouwing op het bedrijventerrein is wisselend. Aan de gebouwen aan de oostzijde is duidelijk meer aandacht besteed. Dit beeld zou in de toekomst met zorg beheerd moeten worden. Samenvattend kan gesteld worden dat het bedrijventerrein over het algemeen een duidelijke ruimtelijke structuur kent.
Uitgangspunten bedrijventerreinen

Voor het grootste deel van het bedrijventerrein geldt dat het beleid gericht is op het beheer van het bestaande bedrijventerrein. Daaraan kan het streven naar een hogere beeldkwaliteit in zowel bebouwing als openbare ruimte worden toegevoegd.

Het beleid is er voorts op gericht voor het bedrijventerrein een bebouwingspercentage toe te passen van minimaal 60 %; eventuele afwijkingen krijgen een specifieke regeling. De afweging vindt plaats op basis van een ontheffingsmogelijkheid. Daarnaast zijn er weliswaar verschillen in de bouwhoogte aanwezig, maar zal zoveel mogelijk een eenduidige hoogteregeling opgesteld worden.

Beschrijving groengebieden

Structureel groen is aanwezig in de vorm van een parkzone aan de oostkant. Dit groene gebied bestaat uit park, bos, bomenrijen, een waterloop en kleinschalige agrarische percelen, voornamelijk weiland. Een aantal oude verbindingswegen komt hier samen (Aaltenseweg, Varsselseweg, Oude Varsselseweg), waardoor de terreinen ertussen een driehoekige vorm hebben. De begraafplaats is in combinatie met de landschappelijke schil ook te beschouwen als groene wig aan de oostzijde.

De Ruurloseweg heeft aan de zuidzijde nog de kenmerken van lintbebouwing. Vrijstaande panden worden hier afgewisseld met open, groene ruimten, waardoor er een geleidelijke overgang tussen het dorp en het buitengebied is. De noordkant daarentegen is helemaal bebouwd. De omgeving rond het Nicodemuspad pal tegen de kern aan neemt hier een speciale positie in. Het gebied wordt door zijn beslotenheid wellicht niet optimaal ervaren, maar is vanuit cultuurhistorisch opzicht en voor de wandelaar die zich van de Ruurloseweg via het pad langs het zorgcentrum aan de Steintjesweide naar het park en of de ijsbaan aan de Dijenborghsestraat begeeft van grote waarde. Afgezien van de laanbeplanting langs de linten, komen in de kern zelf weinig structurerende groenzones voor.

De bedrijvigheid ligt geconcentreerd aan de zuidkant van Hengelo. Een groene wig en een waterloop (Oosterwijkse Vloed) vormen de scheiding tussen het bedrijventerrein en de jongste woonwijk. Dit groene gebied wordt gebruikt als evenemententerrein.

De overige groenvoorzieningen liggen verspreid over de kern in de vorm van kleine groenconcentraties, soms gecombineerd met speelvoorzieningen. Opvallende groenruimtes zijn allereerst de brinkvormige pleintjes bij de NH kerk en de Veemarktstraat/Bleekstraat en bij de Kampstraat/Leliestraat en bij het zorgcentrum aan de Steintjesweide. Andere bijzondere groenplekken zijn de nog immer aanwezige bomen bij de Zuivelweg, Raadhuisstraat en het Iekink en de oude, waardevolle, houtwallen in de omgeving van de Heurne.
Uitgangspunten groengebieden

Het beleid voor de bestaande groengebieden in de kern Hengelo is gericht op behoud. De groengebieden hebben een structurerende werking in de kern, verhogen zowel de woonkwaliteit als ruimtelijke kwaliteit en voorzien in speelgelegenheid.

2.6.3 Functionele structuur

Hengelo is in hoofdopzet een woonkern met daaraan grenzend een bedrijventerrein. Verspreid over de kern komen voorzieningen voor die meestal gekoppeld zijn aan de wijk (schoolgebouwen en sporthal). Het zorgcentrum aan de Steintjesweide en de niet woonfuncties in het gebied rond de sportvelden en het zwembad en straks het nieuwe gemeentehuis zijn eigenlijk de enige voorzieningenconcentraties die een min of meer zelfstandige positie hebben in het dorp.

Hengelo kent een compact en gevarieerd centrumgebied met winkels, horeca en zakelijke dienstverlening aan voornamelijk de Spalstraat en Raadhuisstraat met enkele kleine uitlopers naar de omliggende straten. Aan de noorkant van het centrumgebied is een voorzieningencluster gesitueerd met onder andere twee supermarkten. Bedrijvigheid binnen de kern komt incidenteel voor en is veelal kleinschalig van aard, met uitzondering van het auto/motorbedrijf en het rietdekkersbedrijf op binnenterreinen van het dorp aan Prunusstraat en Aaltenseseweg. Wellicht kan ook de meubelmakerij genoemd worden in het noorden, maar die verdwijnt met de komst van de nieuwbouwwijk Kwekerij. Vrijwel alle bedrijvigheid is geconcentreerd op het bedrijventerrein aan de zuidzijde van de kern.

De functies wonen, voorzieningen binnen de wijken, groen, recreatie, sport en bedrijventerrein zijn onder de ruimtelijke structuur behandeld en binnen de kern gefixeerd. Voor functiemenging lenen zich twee gebieden: de historische kern en de linten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten.

Binnen het in de ruimtelijke structuur gedefinieerde gebied “historische kern” kan op cultuurhistorisch verantwoorde wijze functiemenging plaatsvinden. Naast wonen zijn allerlei andere functies toegestaan die passen in een dorpscentrum: detailhandel, horeca, dienstverlening, ambachtelijke bedrijven en maatschappelijke functies. Uitgangspunt is dat de centrumfuncties niet te grootschalig worden. Ze moeten passen binnen het bestaande kleinschalige bebouwingsbeeld en geen parkeerproblemen opleveren. De vormgeving van de toegelaten centrumfuncties dient zodanig aangepast te zijn dat met name de geleding van de bouwmassa's en de gevelindeling in overeenstemming zijn met het historische woonhuiskarakter van de bebouwing.

Ook op perceelsniveau kan onder voorwaarden functiemenging gerealiseerd worden. Uitgangspunt is het behoud van het karakteristieke bebouwingsbeeld met een duidelijk onderscheid tussen een hoofdgebouw aan de straat en ondergeschikte bijgebouwen hierachter. Een combinatie van een woonfunctie en een niet-woonfunctie op één perceel is mogelijk evenals de aanwezigheid van meerdere wooneenheden op één perceel. De niet-woonfuncties als detailhandel, horeca, dienstverlening en maatschappelijke functies zijn bij voorkeur op de begane grond direct aan de straat gevestigd in de hoofdgebouwen. Ambachtelijke, kleinschalige bedrijven worden juist in de bijgebouwen achter op de percelen gesitueerd.

Binnen het gebied “linten” kan eveneens op cultuurhistorisch verantwoorde wijze een functiemenging plaatsvinden, hoewel het woonkarakter voorop staat. Hier zijn naast de woonfuncties ook kleine bedrijfjes, winkels of dienstverlening mogelijk. Hierbij gaat het uitsluitend om kleinschalige ontwikkelingen die ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. Nu binnen deze linten niet dezelfde uitwisselbaarheid wenselijk is als in de historische kernen is het uitgangspunt de niet-woonfuncties binnen de linten in de bestemmingsregeling specifiek te begrenzen.

Verkeersstructuur

De oude linten zijn van oudsher de invalswegen van de kern en hebben deze functie vandaag de dag nog steeds. Groot verschil is dat het vrijwel uitsluitend gaat om bestemmingsverkeer. Het doorgaande verkeer, met uitzondering van het verkeer van en naar Ruurlo, is door de aanleg van de rondweg uit de kern gehaald. De overige straten binnen de kern zijn wegen met een verblijfsfunctie, overwegend in de vorm van woonstraten.

2.7 Hoog-keppel

2.7.1 Ontstaansgeschiedenis

Hoog-Keppel is oorspronkelijk ontstaan als brinkdorp op een rivierduin langs de Oude IJssel. De eerste bebouwing heeft plaatsgevonden op de kruising van twee wegen; de Burg. Vrijlandweg en de Burg. van Panhuysbrink, deze wegen zijn ook nog als historische linten herkenbaar. Karakteristiek is de kerk, zowel door de verhoogde ligging als de bouwmassa. De toren dateert uit de twaalfde eeuw en de kerk uit de vijftiende eeuw.

Andere historische bebouwing ligt langs de uitloper van de Burgemeester Vrijlandweg en de Monumentenweg en vormt en de zuidelijke bebouwing langs de Hessenweg. De laatste uitbreiding is tot stand gekomen in de jaren 1960. Nadien zijn slechts incidenteel open gaten ingevuld. Deze ontwikkeling heeft ertoe geleidt dat het huidige Hoog-Keppel hoofdzakelijk uit woonbebouwing bestaat.

verplichtverplichtverplicht

Hoog-Keppel omstreeks 1908, 1955 en 1995

2.7.2 Ruimtelijke structuur

Bebouwingsstructuur

De eerste bebouwing in Hoog-Keppel is ontstaan rondom de aansluiting tussen de Burg. Vrijlandweg en de Burg. van Panhuysbrink. Hierdoor is er een brink ontstaan. Een uitloper van de Burgemeester Vrijlandweg en de Monumentenweg vormt een bebouwingslint waarvan het historisch karakter herkenbaar is. Dit geldt ook voor de zuidelijke bebouwing langs de Hessenweg.

Traditionele blokverkaveling

Er is enkel een naoorlogse uitbreiding tot stand gekomen in de jaren 1960. Deze woningbouw is de vinden aan de Brinkenhorst, de A.G. Noijweg en aan de Schoolstraat. De bouwvorm bestaat voornamelijk uit vrijstaande woningen en twee-aaneengebouwde woningen.

Individuele woningbouw

De recente uitbreidingen bevinden zich aan de oostzijde van de kern. Deze uitbreiding bestaat hoofdzakelijk uit individuele woningbouw. Het zijn vaak gevarieerde woningen in een of twee bouwlagen met kap op eigen kavels. Het groen overheerst en de architectuur is nauwelijks zichtbaar.

verplicht

Luchtfoto Hoog-Keppel

2.7.3 Functionele structuur

Algemeen

Hoog-Keppel heeft voornamelijk een woonfunctie. In de kern zijn enkele dienstverlenende en verzorgende functies gevestigd waaronder een apotheek. Daarnaast kent de kern een aantal recreatieve functies waaronder Tennispark De Drieslag, een therapeutisch zwembad en een openlucht recreatiezwembad. Ten noordoosten van de kern ligt de Keppelse golfclub (buiten het plangebied).

Verkeersstructuur

De ontsluitingsweg van Hoog-Keppel op een wat groter schaalniveau is de Rijksweg (N317), welke op geringe afstand ten zuiden van de kern is gelegen. Belangrijke ontsluitingswegen binnen de kern zelf zorgen voor een lokale ontsluiting in vijf richtingen. In noordelijke richting door de Prinsenweg; in oostelijke richting door de A.G. Noijweg; in zuidoostelijke richting door de Monumentenweg; in zuidelijke richting door de Burg. Vrijlandweg en in noordwestelijke richting door de Dubbeltjesweg. De Monumentenweg heeft een ontsluitende functie, de overige wegen hebben een verblijfsfunctie. Op de navolgende afbeelding is de hoofdwegenstructuur weergegeven.

verplicht

Hoofdwegenstructuur

Groenstructuur

Hoog-Keppel wordt gekenmerkt door groene voortuinen en weinig laanbeplanting. In het straatbeeld zijn ook enkele kleine groenstroken te vinden tussen de weg en de voortuinen van de woningen. De woningen aan de randen van het dorp hebben vrij uitzicht op het landschap. Bij de kerk is een parkje gelegen met speeltoestellen. Door de geringe bebouwingsdichtheid en de aanwezige laanbeplanting is Hoog-Keppel een dorp met een groene structuur. Aan de rand van de kern zijn recreatieve voorzieningen te vinden. Verder bestaat de omgeving van het dorp uit weilanden en akkers die worden begrenst door bossen.

verplicht

verplicht

Groenstructuur Hoog-Keppel

2.8 Hummelo

2.8.1 Ontstaansgeschiedenis

Hummelo is van origine een esnederzetting die later het aanzien van een wegdorp heeft gekregen door de concentratie van bebouwing aan de weg van Zutphen naar Doetinchem. De lintbebouwing van het dorp is nog altijd goed zichtbaar. Al vanaf 828 wordt de plaats vermeld onder de naam 'Humelle' en vanaf de 12e eeuw onder de huidige naam Hummelo (-lo = bos).

Over de structurele ontwikkeling tot in de 19e eeuw is weinig bekend; wel zal de dorpskerk, gelegen voor de afslag naar Laag-Keppel en al in 1328 genoemd, een rol bij de concentratie gespeeld hebben. In 1817 zijn de belangrijkste gebouwen de kerk, de school en de 'Gouden Karper', één van de oudste hotels uit de streek, ontstaan. Rond de vorige eeuwwisseling kende het dorp een tramverbinding. Het goederenvervoer per spoor bleef tot de jaren 1950.

De kern ligt nabij het landgoed Enghuizen. Aan kasteel Enghuizen herinneren alleen nog de natuurstenen brokstukken op het landgoed.

Hummelo heeft zich in eerste instantie in de jaren 1950 en 1960 uitgebreid in noordwestelijke richting tussen de Zutphenseweg (N314) en de Keppelseweg (N814). In de jaren 1990 heeft het dorp zich in zuidelijke richting uitgebreid tussen de Dorpsstraat en de (N314) en de Keppelseweg (N814) waarbij de Zelhemseweg (N330) als afbakening fungeert.

verplichtverplichtverplicht

Hummelo omstreeks 1910, 1955 en 1990

Een deel van dorpskern is op 14 september 1993 aangewezen als Rijksbeschermd Dorpsgezicht. De status van beschermd dorpsgezicht heeft als doel om het kenmerkende historische karakter te beschermen. Om die reden geldt voor dit gebied een beschermende planologische regeling. Het historische karakter van Hummelo in paragraaf 2.8.2 omschreven. Het aanwijzingsbesluit en de begrenzing van het beschermde dorpsgezicht zijn opgenomen in Bijlage 3 van de plantoelichting.

2.8.2 Ruimtelijke structuur

Bebouwingsstructuur

Hummelo is van origine een esnederzetting die later het aanzien van een wegdorp heeft gekregen door de concentratie van bebouwing aan de weg van Zutphen naar Doetinchem. De lintbebouwing is nog altijd herkenbaar als raamwerk van het dorp. Op de kruising van de historische linten Keppelseweg en de Dorpsstraat bevindt zich het hart van het dorp, hier zijn de kerk en de supermarkt te vinden.

Vanuit de dorpskern gezien lopen linten met gemengde bebouwing in drie richtingen. Deze vormen een voortzetting van het wegprofiel en ondersteunen thans de kwaliteit van de historische kern.

Traditionele blokverkaveling

In eerste instantie vonden de uitbreidingen van de jaren 1950 en 1960 plaats in noordwestelijke richting. Deze uitbreidingen dragen de stedenbouwkundige kenmerken van de vooroorlogse 'tuindorpen' met symmetrische straatprofielen met voortuinstroken en op de hoeken zijtuinstroken, woningen in twee bouwlagen met langskap, in tweekaptypen of rijtjes.


Woonerven

Het woongebied uit deze periode (jaren 1990) heeft een grillig stratenpatroon en weinig doorgaande wegen. De woningen zijn geclusterd rond woonerven, waarbij het onderscheid tussen privé en openbaar ontbreekt, evenals duidelijke vóór- en achterzijden. Er grenzen veel tuinen aan openbaar gebied, hetgeen veel informele erfafscheidingen tot gevolg heeft. Typisch zijn ook de garages of bergingen, die een belangrijke plek hebben. Dit gebied wordt ook gekenmerkt door een waterpartij (langs de Weppel) te midden van dit woongebied.

Individuele woningbouw

Verspreid over het dorp staan vrijstaande gevarieerde woningen in een of twee bouwlagen met kap op eigen kavels. De straten hebben een informeel groen karakter en de karakterverschillen door de jaren heen (periode 1965 tot 1990) hebben een beperkte invloed op de openbare weg. Het groen overheerst en de architectuur van de woningen is nauwelijks zichtbaar.

verplicht

Luchtfoto Hummelo

2.8.3 Functionele structuur

Algemeen

Hummelo heeft overwegend een woonfunctie. Daarnaast zijn er in Hummelo een groot aantal commerciële en verzorgende functies te vinden. Deze functies zijn voor een groot deel gelegen aan de Dorpsstraat. Aan deze weg vindt men een winkel in tuin- en parkmachines, een interieurwinkel, een supermarkt, een bloemenwinkel, twee autobedrijven, een kantoorpand, een bakker, een kapper, een kachelwinkel en een handel in natuursteen. Aan de Dorpsstraat ligt ook een café en het hotel De Gouden Karper (één van de oudste hotels uit de regio). Op de hoek van de Dorpsstraat met de Keppelseweg staat een kerk.

In het zuidwesten van het dorp zijn een aantal maatschappelijke functies te vinden zoals een basisschool, een verzorgingstehuis en een centrum voor tandtechniek. In het zuiden van het dorp aan de J.D. Pennekampweg ligt ook een zorgwooncentrum.

Verkeersstructuur

Hummelo ligt als het ware binnen een driehoek van ontsluitingswegen (N314, N330 en de N814). Hummelo wordt regionaal in vijf richtingen ontsloten. In noordelijke richting wordt Hummelo ontsloten door de N314; in oostelijke richting door de N330; in zuidoostelijke richting door de N314 en later door de N317; in zuidwestelijke richting door de N814; en in westelijke richting door de N317.

Met de komst van de rondweg is het doorgaande verkeer uit de Dorpsstraat verdwenen en is deze afgewaardeerd tot verblijfsgebied.

Groenstructuur

In het dorp is weinig openbaar groen te vinden, beeldbepalend zijn de monumentale bomen rondom de kerk en de oude dorpskern. Een ander belangrijk groenelement vormt de haag en bomenrij die de Keppelseweg flankeert. De Weppel is een (verbrede) sloot met oevers tot in het centrum van Hummelo. Dit groen/blauwe lint is sinds de herinrichting goed toegankelijk. Een belangrijk cultuurhistorisch punt is de bomengroep van oude kastanjes bij 'De Gouden Karper', de oudste (sinds 1642) horecagelegenheid van de Achterhoek.

Hummelo is een dorp met veel vrijstaande woningen op ruime kavels. Dankzij de grote tuinen van de woningen heeft Hummelo een groen en landelijk karakter. Hummelo als geheel ligt ook in het groen. Omdat Hummelo zo klein is, is het landschappelijk groen goed bereikbaar.

verplichtverplicht

Groenstructuur Hummelo

2.9 Keijenborg

2.9.1 Ontstaansgeschiedenis

Keijenborg ligt in het landschap van de enken en brinken, ten zuiden van Hengelo. Sinds 1938 is Keijenborg een zelfstanding dorp. Daarvoor hoorde het bij ’t Gooi; gelegen aan landwegen als de weg Hengelo – Hummelo en de weg Zelhem – Dunsborg en omgeven door oude enken.

De oudste bebouwing bevindt zich bij het Huis Keyenborg, de Kroeserije en Groot Jebbink. Recenter is de stroom en de korenmolen aan de zuidzijde. Als gebruikelijk werd eerst langs de oude landwegen gebouwd met name ten zuiden van de Kerkstraat. Het vrije zicht op de enken werd daarbij ontzien. Na 1950 werd de zuidelijke driehoek volgebouwd en meer recent de noordelijke. De noordpunt is de laatste locatie waar woningbouw heeft plaatsgevonden.

2.9.2 Ruimtelijke structuur

De karakteristiek van de kern Keijenborg wordt vooral bepaald door de gevarieerde bebouwing langs de oude landwegen, en door het bescheiden silhouet van de kerk. Daarmee voegt deze kleine kern zich naadloos in het omringende landschap. Tussen de Kerkstraat en de Poelsweg is sprake van traditionele blokverkaveling met een mix van rijwoningen, twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen.

verplicht

Luchtfoto Keijenborg met plangrens

In de driehoeken tussen de Sint Janstraat en de Hengelosestraat en tussen de Hengelosestraat en de Pastoor Thuisstraat is voornamelijk sprake van vrijstaande woningen.

Aan de west- en zuidoostzijde zijn ‘restjes’ landelijk gebied ontstaan door de formele kerngrenzen, maar deze behoren bij het aangrenzende landelijke gebied.

2.9.3 Functionele structuur

Algemeen

Keijenborg heeft voornamelijk een woonfunctie. Met name aan de Sint Janstraat zijn ook enkele niet-woonfuncties gesitueerd waaronder een winkel, een café, een school met sportzaal en enkele bedrijven. In het verlengde van de Sint Janstraat, aan de Pastoor Thuisstraat, bevindt zich een verzorgingshuis. Centraal in de kern, ter hoogte van de kruising Kerkstraat - Sint Janstraat/ Pastoor Thuisstraat is een kerk gelegen. Verder bevinden zich aan de Sint Bernardusstraat nog een basisschool en aan de Koldeweiweg een tandarts. Langs de Hengeloseweg komen ook nog enkele bedrijven voor en een winkel.

Verspreid over het dorp zijn enkele gronden gelegen met een agrarische functie. Ten westen van de Sint Janstraat bevinden zich een tennispark en een begraafplaats. Aan de noordwestzijde van het dorp bevindt zich een sportpark aan de Pastoor Thuisstraat.

Verkeersstructuur

Keijenborg wordt ontsloten door de Hengelosestraat die parallel loopt aan de Kruisbergseweg (N316) tussen Hengelo in het noorden en Doetinchem in het zuiden. De Kerkstraat verbindt de kern in westelijke richting met Steenderen en de N314 tussen Zutphen en Doetinchem. Deze wegen zijn de verkeersaders van Keijenborg en daarmee de belangrijkste wegen van het dorp.

Parallel aan de Hengelosestraat, en ten westen hiervan, loopt de Sint Janstraat - Pastoor Thuisstraat. Deze wegen hebben een belangrijke functie in het dorp, maar hebben desondanks, net als alle andere wegen, een lokaal karakter (verblijfsfunctie).

Groenstructuur

Het particuliere groen is beeldbepalend in Keijenborg. Vooral de monumentale bomen bij de kerk. Langs de Hengelosestraat, de Kerkstraat en de Sint Janstraat ontbreekt laanbeplanting. De bebouwing staat in het algemeen op ruime kavels. De tuinen en de zichtbaarheid en toegankelijkheid van het landschap geven de kern zijn groene en landelijke karakter.

Binnen Keijenborg is weinig openbaar groen aanwezig. Het openbaar groen dat er is, is kleinschalig en ingevuld met cultuurlijke beplanting. Ten westen van de Sint Janstraat is een begraafplaats aanwezig. Ten noorden van de Kerkstraat liggen ter hoogte van de splitsing Kerkstraat - Pastoor Thuisstraat en ten oosten van de Koldeweiweg wat grotere vlakken openbaar groen.

verplicht

2.10 Kranenburg

2.10.1 Ontstaansgeschiedenis

Kranenburg ligt in het ontginningslandschap ten oosten van Vorden. Tot in de late middeleeuwen was dit deel van de Achterhoek een drassig gebied. Men zocht de hoger gelegen droge delen op om zich te vestigen. Deze nederzettingen werden vaak genoemd naar diersoorten die op deze 'bergen' voorkwamen. Op een heuvel iets ten zuiden van het huidige Kranenburg broedden kraanvogels. Om die reden werd de boerderij die hier gesticht werd dan ook 'De Kranenbarg' genoemd werd ('barg' is Nedersaksisch voor 'berg').

In 1850 was Kranenburg niet veel meer dan een zekere concentratie van verspreide bebouwing aan de Ruurloseweg (in 1850 de straatweg van Zutphen naar Winterswijk genoemd) en de Ganzensteeg. Het dorp is een typisch voorbeeld van een parochie-nederzetting; het ontstond in de omgeving van de kerk (1856) met pastorie en klooster (beiden 1867) als katholieke enclave in de gemeente Vorden.

De bebouwing is lintvormig en geconcentreerd aan de Ruurloseweg. Na 1940 vindt geconcentreerd enige uitbreiding in zuidoostelijke richting plaats.

2.10.2 Ruimtelijke structuur

De belangrijkste bebouwing van de kern bevindt zich in het lint van de Ruurloseweg in de vorm van vrijstaande woningen. Ten zuiden van de Ruurloseweg, in het gebied rondom de Eikenlaan, zijn voornamelijk twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen gebouwd.

verplicht

Luchtfoto Kranenburg met plangrens

De laatste uitbreiding met woningbouw heeft in de jaren '90 plaatsgevonden aan de Kerkweide.

Aan de noordwest- en zuidzijde zijn ‘restjes’ landelijk gebied ontstaan door de formele kerngrenzen, maar deze behoren bij het aangrenzende landelijke gebied.

2.10.3 Functionele structuur

Algemeen

Kranenburg heeft voornamelijk een woonfunctie. Aan de Ruurloseweg zijn ook enkele niet-woonfuncties gesitueerd waaronder een kerk (thans in gebruik als Heiligenbeeldenmuseum), met voormalig klooster en een (voormalig) restaurant. Voor het voormalige klooster ten noorden van de Ruurloseweg zijn plannen voor een complex voor wonen, zorggerelateerde maatschappelijke doeleinden en ondersteunende functies. Aan de Eikenlaan bevinden zich een begraafplaats met kapel, een basisschool en een sportcomplex.

Zowel aan de noord- als zuidzijde van het dorp zijn enkele gronden gelegen met een agrarische functie.

Verkeersstructuur

Kranenburg wordt ontsloten door de Ruurloseweg (N319) tussen Vorden in het westen en Ruurlo in het oosten. Deze provinciale weg heeft een belangrijke regionale functie en is de verkeersader van Kranenburg en daarmee de belangrijkste weg van het dorp. Alle overige wegen in het dorp hebben een lokaal karakter (verblijfsfunctie).

verplicht

Groenstructuur

Het particuliere groen is beeldbepalend in Kranenburg. Vooral de monumentale bomen bij de kerk en de laanbeplanting langs de Hamsveldseweg en de Eikenlaan. Langs de Ruurloseweg loopt een onderbroken haag met een aantal oude bomen. Deze bomenrij is onderbroken en de lanenstructuur ontbreekt. De bebouwing staat in het algemeen op ruime kavels. De tuinen en de zichtbaarheid en toegankelijkheid van het landschap geven de kern zijn groene en landelijke karakter.

Binnen Kranenburg is weinig openbaar groen aanwezig. Het openbaar groen dat er is, is kleinschalig en ingevuld met cultuurlijke beplanting. Aan de zuidoostzijde van de kern ligt een sportpark.

Aan de noordzijde van Kranenburg ligt de waterloop aan de Ganzesteeg.

verplicht

2.11 Laag-keppel

2.11.1 Ontstaansgeschiedenis

Laag-Keppel is ontstaan op een rivierduin langs de Oude IJssel en ligt ten dele direct langs de rivier. Hier is, vermoedelijk rond 1350, kasteel Keppel gebouwd op een strategische locatie tussen twee riviertakken. Deze takken zijn de hoofdstroom van de Oude IJssel en hier een afsplitsing van, de latere Molenbeek. De plek en de situatie boden de mogelijkheid tot het exploiteren van een watermolen en het heffen van tol. Kasteel Keppel maakt deel uit van een serie van dit type kastelen langs de Oude IJssel.

Laag-Keppel ontwikkelde zich als dorp op het eiland tussen de twee riviertakken. Ondanks pogingen van de Heren van Keppel vanaf de vijftiende eeuw om de ontwikkeling van de plaats te stimuleren, groeide de nederzetting niet of nauwelijks. Het dorp mag zich ondanks dat toch een stad noemen, het kreeg namelijk als Keppel in 1404 stadsrechten.

Laag-Keppel bleef tot het eind van de negentiende eeuw vrijwel ongewijzigd van omvang. De latere uitbreiding kwam toen pas op gang en heeft zich voltrokken aan de weg langs de IJssel. Karakteristiek zijn de villa's langs de Rijksweg. Deze dateren bijna allemaal van de laatste kwart van de negentiende eeuw. Dat deze uitbreiding niet plaats vond tussen de beide bruggen, betekende dat de oorspronkelijke kern tot op heden zijn middeleeuwse omvang heeft behouden.

Vanwege het waardevolle omliggende landschap, is het beleid voor uitbreiding van de kern ook in de laatste decennia restrictief geweest. Hierdoor verbeeld het dorp een groot historische karakter.

Centraal in de kern liggen het kasteel, het kerkje en de Gouden Leeuw.

verplichtverplichtverplicht

Laag-Keppel omstreeks 1906, 1955 en 1995

Een deel van de dorpskern is op 16 april 1993 aangewezen als Rijksbeschermd Dorpsgezicht. De status van beschermd dorpsgezicht heeft als doel om het kenmerkende historische karakter te beschermen. Om die reden geldt voor dit gebied een beschermende planologische regeling. Het historische karakter van Laag-Keppel in paragraaf 2.11.2 omschreven. Het aanwijzingsbesluit en de begrenzing van het beschermde dorpsgezicht zijn opgenomen in Bijlage 4 van de plantoelichting.

2.11.2 Ruimtelijke structuur

Bebouwingsstructuur

De historische-ruimtelijke structuur van Laag-Keppel bestaat nog steeds uit het kasteelterrein en de dorpsstraat tussen de twee bruggen. Aan de oostkant achter de straat is nog steeds de oorspronkelijke omgrachting herkenbaar. Het dorp is nooit uitgegroeid tot een plaats van enige omvang, waardoor de middeleeuwse grondvorm, bestaande uit een nederzetting aan een doorgaande weg bij een rivieroversteekplaats en onder bescherming van een kasteel, bewaard is gebleven. De dorpskern van Laag-Keppel is vanwege het kenmerkende historische karakter aangewezen als Rijksbeschermd Dorpsgezicht. Dit heeft als doel de vrijwel ongewijzigde historische stedenbouwkundige structuur van het kasteel en het dorp te beschermen en waar mogelijk te versterken. Om die reden geldt voor dit gebied een beschermende planologische regeling.

De waarde van het gebied wordt bepaald door de kasteelsituatie met de naastliggende Dorpsstraat als historisch straatdorp met een watermolen. De Dorpsstraat kent een besloten karakter door de doorgaande rooilijnen, een smalle stoep en het ontbreken van voortuinen. Alleen het gedeelte vanaf de laan naar het Kasteel tot de IJssel met molen en tolhuis heeft een meer open karakter. Het kasteel Keppel met bijgebouwen vormt een belangrijk onderdeel van de historische vorm van het dorp.
Kenmerkend voor de bebouwing langs de Rijksweg en (N317) de Hummeloseweg (N330) is de eenheid in architectuur en de open situering/dichtheid van bebouwing in het bos.

Laag-Keppel beschikt hoofdzakelijk over vrijstaande woningen dan wel twee-aaneengebouwde woningen. De meest recente en omvangrijkste invulling van Laag-Keppel, betreft de voormalige Keppelse ijzergieterij aan de Rijksweg.

verplicht

Luchtfoto Laag-Keppel

2.11.3 Functionele structuur

Algemeen

Laag- Keppel vervult tegenwoordig voornamelijk een woonfunctie. De overige functies zijn voornamelijk aan de Rijksweg te vinden. Aan deze weg bevindt zich een kerk, een zorghotel/restaurant, een eetcafé, een tegelwinkel, een reisbureau en museum Margaretha. In dit museum worden voorwerpen uit vroeger tijden tentoongesteld. Daarnaast is in Laag-Keppel een aantal galerieën en ateliers gevestigd. Ten zuiden van het dorp waar de loop van de van de voormalige Oude IJssel samen komt met de oude IJssel ligt een jachthaven. Aan de dorpsstraat ligt een cateringbedrijf, een atelier en een galerie met beeldentuin. Ten zuidoosten van het dorp ligt het kasteel Keppel. Op het perceel van dit kasteel is eveneens een kinderdagverblijf gelegen.

Ten zuiden van de Rijksweg liggen twee agrarische percelen. Ten zuiden van de loop van de Oude IJssel liggen eveneens enkele agrarische percelen.

Verkeersstructuur

De belangrijkste ontsluitingsweg van Laag-Keppel is de Rijksweg (N317). Deze weg ontsluit in de richtingen oost en west en verdeeld het dorp in twee delen. Andere belangrijke ontsluitingswegen voor de kern zorgen voor een ontsluiting in drie richtingen. In noordoostelijke richting door de Hummeloseweg (N330); in zuidelijke richting door de Wehlsedijk (N814) en in noordwestelijke richting door de Oude Zutphenseweg.

Groenstructuur

Laag-Keppel kenmerkt zich door de beperkte bebouwingsdichtheid en groene voortuinen. Aan de Van Pallandtlaan is een brede groenstrook gelegen. Aan de noordoostkant van het dorp vindt men het Wilhelminaplantsoen. De Rijksweg wordt begeleidt door laanbeplanting.

Vanwege de geringe bebouwingsdichtheid, de aanwezige laanbeplanting en tevens de begrenzing van het dorp door middel van bossen, heeft Laag-Keppel een groen karakter.

verplicht

verplicht

Groenstructuur Laag-Keppel

2.12 Olburgen

2.12.1 Ontstaansgeschiedenis

Olburgen is al ruim duizend jaar oud. Het eerste deel van de naam Olburgen heeft waarschijnlijk niets met oud of old te maken , maar komt van "ôle", laag liggend land of vochtige plek. Wat betreft het tweede deel van de naam wijzen de oudste vormen op een relatie met het woord "burcht".

In 1800 is Olburgen een buurtschap van 19 huizen, bestaande uit 6 grote en enkele kleinere boerderijen naast een aantal daghuurderswoningen, die gebouwd zijn op grond die bij een boerderij hoort. Behalve twee middelgrote boeren is in 1800 niemand eigenaar van de grond, waarop hij woont.

Bij de start van het Kadaster in 1832 is Olburgen 364 ha groot. Deze grond is in de middeleeuwen voor het grootste deel in bezit van slechts drie eigenaren. Tussen 1812 en 1855 wordt 264 ha grond in Olburgen in het openbaar verkocht. De familie Van Heeckeren, later Heer van Twickel koopt hiervan 91,5 ha, voornamelijk uiterwaarden rond de Hof te Olburgen. Deze percelen komen na 1910 grotendeels in het bezit van de steenfabriek. De overige 172 ha komen in handen van de boeren.

verplichtverplichtverplicht

Olburgen omstreeks 1910, 1955 en 1990

2.12.2 Ruimtelijke structuur

Bebouwingsstructuur

Olburgen bestaat uit een lint van voornamelijk boerderijen langs de Olburgseweg. Nabij de Willibrorduskerk bevinden zich de pastorie, enkele burgerwoningen en een winkel/café/feestzaal. Parallel hieraan zijn op een zandrug aan de oostzijde nog enkele boerderijen gebouwd. Van historische waarde zijn de pseudo-basilicale neogotische kerk (1869) met pastorie (ca.1900) en begraafplaats, de winkel/café/feestzaal en een enkele boerderij.

Aan het historische lint zijn in de vorige eeuw met enige regelmaat burgerwoningen toegevoegd. In de jaren 1980 en 1990 heeft er een uitbreiding plaatsgevonden aan de Roggelaan die om de kerk is gelegen. De laatste uitbreiding heeft plaatsgevonden aan de Zandweide. De uitbreidingen van het dorp hebben allen een kleinschalig karakter.

verplicht

Luchtfoto Olburgen

2.12.3 Functionele structuur

Algemeen

De bebouwing Olburgen heeft voornamelijk een woonfunctie. Aan het lint (Olburgseweg) staat in het noorden een school (St. Willibrordusschool). Aan de zuidkant van het dorp bevindt zich de St. Willibrorduskerk met begraafplaats. Naast deze maatschappelijke functies is er één horecagelegenheid aanwezig aan de Olburgseweg in de vorm van een café-restaurant. Aangrenzend aan de achtertuinen van de woningen langs de westkant van de Olburgseweg ligt een strook met een agrarische functie.

Verkeersstructuur

De bebouwing van Olburgen is gesitueerd aan een lint (Olburgseweg). Dit lint vormt daarmee ook de ontsluitingsweg van het dorp. Olburgen is gelegen in een meander van de IJssel. Daarom is de Olburgseweg geen doorgaande weg die verschillende kernen met elkaar verbindt. Buiten het dorp is de veerpont Olburgen-Dieren aanwezig dat Olburgen verbindt met Dieren.

verplicht

Hoofdwegenstructuur

Groenstructuur

De groenstructuur van het dorp kenmerkt zich door grote groene voortuinen. De straatbeeld van de Olburgseweg wordt bepaald door groene zuilvormige straatbomen. De percelen hebben een relatief kleine achtertuin, maar met vrij uitzicht op het landschap.

2.13 Steenderen

2.13.1 Ontstaansgeschiedenis

De kern van Steenderen is ontstaan ter hoogte van de kruising van de Bronckhorsterweg - Burgemeester Smitstraat met de J.F. Oltmanstraat - Doctor Alfons Ariënsstraat. Van oudsher had de kern een rechthoekige structuur bestaande uit de Dorpsstraat, de Burgemeester Smitstraat en de J.F. Oltmanstraat.

In de periode 1850 tot 1940 verdicht de bebouwing langs deze wegen en breidt zich aan de noordzijde lintvormig uit langs de Bronkhorsterweg en de Molenkolkweg met boerderijen en burgerwoonhuizen. In oostelijke richting gebeurt dit langs de Doctor Alfons Ariënsstraat met villa's, middenstandswoningen en kleine boerderijen. Ten zuiden van de Dorpsstraat ontwikkelen zich enkele grote boerderijen.

Het aldus beschreven stratenpatroon is kenmerkend voor een kern op een stroomrug en is nog weinig aangetast en goed herkenbaar. Met name waardevolle panden zijn een enkele villa, kleinere woonhuizen, enkele boerderijen en winkels, een horecapand uit 1909, een kleine fabriek/café, een gewijzigde smederij/ winkel uit 1896, een neogotische kerk, pastorie en naoorlogse begraafplaats, een gewijzigde school, een trafohuisje en het gemeentehuis in traditionele stijl uit de jaren '40 en verder een molenromp van het type beltkorenmolen.

Na 1940 vinden uitbreidingen plaats in noordelijke en oostelijke richting. Een snelgroeiende aardappelverwerkende industrie en een grote zuivelfabriek zijn de enige industrie van enige omvang in deze overwegend agrarische gemeente.

2.13.2 Ruimtelijke structuur

Bebouwingsstructuur

Historische dorpskern en (historisch) dorpsgebied & linten

Van oorsprong had de kern een rechthoekige structuur bestaande uit de Dorpsstraat, de Burgemeester Smitstraat en de J.F. Oltmanstraat. De historische structuurdrager wordt gevormd door de oude wegen met lintbebouwing: J.F. Oltmansstraat - Doctor Alfons Ariënsstraat, Bronkhorsterweg - Smitstraat en de Dorpsstraat - Landlustweg.

Hieronder een impressie van de ruimtelijke structuur van Steenderen:

verplicht

Vooral het als 'historische dorpskern' aangegeven gebied tussen de Dorpsstraat, de J.F. Oltmansstraat en de Burgemeester Smitstraat en in mindere mate de 'linten' als de Bronkhorsterweg, de Molenkolkweg en de Doctor Alfons Ariënsstraat vertegenwoordigen de karakteristiek van Steenderen. De variatie is groot en de nadruk ligt op de diversiteit van perioden en stijlen. Dit effect wordt versterkt door de 'losse' plaatsing van de bebouwing. De vrijstaande bebouwing bestaan voornamelijk uit 1 bouwlaag met kap maar er komen ook gebouwen met 2 bouwlagen en kap voor.

Uitgangspunten historische dorpskern

Het ruimtelijk beleid voor de bebouwing in de historische dorpskern is voornamelijk gericht op het behoud van de bestaande historische bebouwing, zowel hoofd- als bijgebouwen. Uitbreiding en vernieuwing van de bebouwing in dit dorpsgedeelte dient bij te dragen aan de ruimtelijke karakteristiek in die zin dat sprake moet zijn van een cultuurhistorisch verantwoorde situatie. Het beleid binnen het gebied is voorts gericht op:

  • Het behoud van de cultuurhistorische waarde, zo mogelijk herstel daarvan op locaties waar door bouwontwikkelingen in het verleden dit verloren is gegaan;
  • Vernieuwing, zolang dit in aansluiting gebeurt op de massa, hoogten en de geleding van het historische bebouwingsbeeld. Zeer terughoudend omgaan met verdichting;
  • Het versterken van de ruimtelijke samenhang;
  • Het versterken van de centrumfuncties van de pleinen en het verbeteren van de beeldkwaliteit van de pleinbebouwing.

In dit dorpsgedeelte dient de bestemmingsregeling gericht te zijn op behoud van het kleinschalige karakter en de vrij hoge dichtheid van de bebouwde gedeelten en op de inrichting van de onbebouwde ruimten die past in de dorpse sfeer. Belangrijk zijn het behoud van de nog aanwezige open ruimten tussen de bebouwde gedeelten en de ligging van de bebouwing ten opzichte van de straat.

Uitgangspunten historisch dorpsgebied & linten

Binnen dit gebied is het beleid primair gericht op:

  • Het behoud van de cultuurhistorische waarden. Beheer en herstel van het bestaande bebouwingsbeeld vormt de basis voor ontwikkelingsmogelijkheden;
  • Het creëren van continuïteit in het bebouwingslint. Beperkte verdichting is mogelijk, zolang dit niet koste gaat van de ruime, open opzet. Het behoud van het open bebouwingsbeeld met voornamelijk vrijstaande woningen en onbebouwde zijerven is hierbij het uitgangspunt, alsmede het behoud van groen in de tuinen en de aanwezige laanbeplanting;
  • Het behoud van het overwegend kleinschalige en gevarieerde karakter. Kenmerkend is de onregelmatige verkaveling, verspringende rooilijnen, wisselende kavelgroottes, individueel gebouwde panden, wisselende kapvormen en een kleine korrel aan de straatzijde.

In dit dorpsgedeelte dient de bestemmingsregeling in de eerste plaats de bescherming van het waardevolle, gevarieerde en open ruimtelijke beeld. Belangrijk zijn het behoud van de open ruimten tussen de bebouwde gedeelten, de uitzichten naar het buitengebied en de gevarieerde ligging van de bebouwing ten opzichte van de straat.

Het hierdoor te beschermen algemeen belang behoeft geenszins in strijd te zijn met het privé-belang van de bewoners van de historische kern en de linten, mits de bouwwijze en de erfinrichting niet wezenlijk veranderen ten opzichte van datgene wat algemeen gebruikelijk was en wat we nu dan ook nog steeds aantreffen. Dit betekent dat er binnen deze randvoorwaarden op perceelsniveau uitbreiding van de bebouwing en wijziging van de inrichting van de erven mogelijk is.

Uitbreidingswijken

Naast de verdichting van de lintbebouwing zijn aan weerszijden van de Bronkhorsterweg en ten oosten van de Burgemeester Smitstraat woonwijken aangelegd.

De eerste naoorlogse uitbreiding is de buurt rondom de Koningin Wilhelminastraat en de Koningin Julianalaan in traditionele blokverkaveling in de vorm van rijwoningen en 2-onder-1-kapwoningen en met individuele woningbouw in 1 à 2 lagen met kap.

Vervolgens heeft uitbreiding plaatsgevonden langs de Prins Bernhardlaan en aan weerszijden van de Molenkolkweg ook weer in traditionele blokverkaveling met voor het merendeel rijwoningen. Met name langs de Leliestraat, de Prins Bernhardlaan en rondom de Begoniastraat komen 2-onder-1-kapwoningen voor. Ook deze woningen bestaan voornamelijk uit 1 à 2 lagen met kap

Vervolgens is de kern in verschillende fasen uitgebreid ten westen van de Bronkhorsterweg met thematische woningbouw en individuele woningbouw in de buurt 't Paradijs.

Uitgangspunten uitbreidingswijken

De bovengenoemde, meest na-oorlogse woonbuurten zijn opgezet naar de huisvestings- en vormgevingseisen van hun tijd. Daardoor harmoniëren ze vaak minder met het karakter van het oude dorp en evenmin met dat van het buitengebied. De gebieden zijn hierdoor minder bepalend voor het karakter en de identiteit van het dorp. Het beleid is gericht op het consolideren van de woonfunctie en het behoud van de aanwezige voorzieningen.

Het bestemmingsplan kan hier op perceelsniveau voor de particulier vrijheid bieden voor bouwkundige verandering van de woningen. Het toelaten van niet-woonfuncties (uitgezonderd aan huis verbonden beroepen en bedrijven) is hier minder gewenst, vanwege de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte die deze functies hebben en de openbare ruimten die daar in de regel niet op zijn afgestemd. De openbare ruimten in deze nieuwbouwbuurten zouden meer benut kunnen worden voor een versterking van de (recreatieve) groenstructuur.

Bedrijventerrein

Ten noordoosten van de Prins Bernhardlaan bevindt zich het grote bedrijfsterrein van Aviko met ten zuiden van de Doctor Alfons Ariënsstraat een kantoor ten behoeve van dit bedrijf. Aansluitend bevinden zich aan de Hoge Wesselink enkele kleinere bedrijven. Ten zuidoosten van de kern bevindt zich binnen het plangebied een groot bedrijfsterrein van FrieslandCampina.

In principe zijn op het terrein van Aviko en FrieslandCampina alle milieucategorieën tot en met milieucategorie 4.2 vertegenwoordigd. De overige bedrijventerreinen zijn tot en met milieucategorie 3.2.

Het bedrijventerrein is een gebied van nogal wisselende kwaliteit. Dit geldt zowel voor de gebouwen als voor de inrichting van de openbare ruimte. Het bedrijventerrein heeft voornamelijk een functionele vormgeving.

Uitgangspunten bedrijventerrein

Voor het grootste deel van het bedrijventerrein geldt dat het beleid gericht is op het beheer van de bestaande bebouwing. Echter, voor een deel van het terrein van Aviko bestaat een uitbreidingsplan. Dit is een nog niet gerealiseerde uitbreidingsmogelijkheid uit het geldende bestemmingsplan, dat in dit plan overgenomen zal worden. Het beleid is er voorts op gericht voor het bedrijventerrein een bebouwingspercentage toe te passen van maximaal 70 %; eventuele afwijkingen (op basis van vigerende rechten) krijgen een specifieke regeling. De afweging vindt plaats op basis van een afwijkingsmogelijkheid. Daarnaast zijn er weliswaar verschillen in de bebouwingshoogte aanwezig, maar zal zoveel mogelijk een eenduidige hoogteregeling opgesteld worden.

Groenstructuur

Het beeld in Steenderen wordt grotendeels bepaald door particulier groen, en dan met name de particuliere bomen.

De bomen op het plein bij de kerk zijn beeldbepalend in het centrum van Steenderen. Beeldbepalende groene linten binnen Steenderen zijn de lindenlaan in de groenstrook langs de Bronkhorsterweg en de bomenrijen en inheemse beplanting langs de Prins Bernhardlaan.

Beeldbepalende groene vlakken zijn de brede groenstroken langs de Bronckhorsterweg. Ook sportpark 't Hooge Wessel aan de noordoostzijde van het dorp en de begraafplaats ten westen van de Bronkhorsterweg zijn belangrijke groene plekken. De 'groene bocht' van de Molenstraat aan de rand van Steenderen is een belangrijk punt in de recreatieve routes binnen de gemeente. Bezoekers van het monumentale stadje Bronkhorst die vanuit het zuiden of het westen komen passeren deze plek. Dit geldt tevens voor de entree van Steenderen aan de zuidzijde. De groene waarde van deze plek wordt gedomineerd door verkeersinrichtingen. De hoek Bronkhorsterweg - Leliestraat is de 'ingang' naar de Molenkolk. Door de verkeerskundige en groene inrichting is er weinig relatie met het buitengebied.

verplicht

Uitgangspunten groengebieden

Het gemeentelijke beleid voor de bestaande groengebieden is gericht op behoud van de (cultuurhistorisch waardevolle) groene ruimte en het versoberen van de inrichting van het groen. De groengebieden hebben een structurerende werking in de kern, verhogen zowel de woonkwaliteit als de ruimtelijke kwaliteit en voorzien in speelgelegenheid.

Verkeersstructuur

Steenderen wordt in noordoostelijke richting ontsloten door de Doctor Alfons Ariënsstraat - L. Dolfingweg naar Baak en de N314, in zuidoostelijke richting door de Burgemeester Smitstraat - Toldijkseweg naar Toldijk en de N314.

verplicht

In zuidwestelijke richting wordt de kern ontsloten door de J.F. Oltmansstraat - Doesburgseweg richting Doesburg, Olburgen en (per autoveer) naar Dieren.

De Bronkhorsterweg - Molenstraat in noordwestelijke richting verbindt de kern met het monumentale stadje Bronkhorst en (per autoveer) met Brummen.

Alle overige wegen hebben slechts een verblijfsfunctie en een lokaal karakter.

2.13.3 Functionele structuur

Steenderen is in hoofdopzet een woonkern met direct ten noordoosten daarvan het bedrijventerrein van Aviko en aangrenzend sportpark 't Hooge Wessel. Binnen het plangebied valt ook de grote vestiging van FrieslandCampina op, aan de zuidoostzijde van het plangebied.

De belangrijkste voorzieningen bevinden zich in de historische dorpskern tussen de J.F. Oltmansstraat, de Dorpsstraat en de Burgemeester Smitstraat. Het gaat hierbij onder andere om een verenigingsgebouw, een kerk, een café & zaal annex hotel/pension, een basisschool, een supermarkt, een bank, een apotheek, een huisarts en een dierenarts.

Verspreid over de kern komen voorzieningen voor die een functie hebben voor de hele kern. De belangrijkste zijn een verzorgingshuis op de hoek van de Burgemeester Smitstraat/ Doctor Alfons Ariënsstraat, met ten oosten daarvan een basisschool, een 2e kerk en een basisschool aan de Bronkhorsterweg, een buitenschoolse opvang/ peuterspeelzaal aan de Koningin Juliananlaan en wat verspreid liggende detailhandelsvestigingen en dienstverlenende bedrijven.

Op sportpark 't Hooge Wessel bevinden zich een zwembad, een manege, tennisbanen en voetbalvelden. Opvallend zijn verder het (commerciële) hoofdkantoor van Aviko in het oude Raadhuis aan de Burgemeester Smitstraat en het (productie) hoofdkantoor van Aviko op de hoek van de Koningin Julianalaan en de Doctor Alfons Ariënsstraat.

De functies wonen, voorzieningen binnen de wijken, groen, recreatie, sport en bedrijventerrein zijn onder de ruimtelijke structuur behandeld en binnen de kern gefixeerd. Voor functiemenging lenen zich de historische kern en de linten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

Binnen het in de ruimtelijke structuur gedefinieerde gebied “historische dorpskern” kan op cultuurhistorisch verantwoorde wijze functiemenging plaatsvinden. Naast wonen zijn allerlei andere functies toegestaan die passen in een dorpscentrum: detailhandel, horeca, dienstverlening, ambachtelijke bedrijven en maatschappelijke functies. De functies hoeven niet gekoppeld te zijn aan een woonfunctie. Uitgangspunt is dat de centrumfuncties niet te grootschalig worden. Ze moeten passen binnen het bestaande kleinschalige bebouwingsbeeld en geen parkeerproblemen opleveren. De vormgeving van de toegelaten centrumfuncties dient zodanig aangepast te zijn dat met name de geleding van de bouwmassa’s en de gevelindeling in overeenstemming zijn met het historische woonhuiskarakter van de bebouwing. Bij detailhandel is het gewenst dat op de verdieping wordt gewoond in verband met levendigheid en sociale veiligheid in de avonduren.

Ook op perceelsniveau kan onder voorwaarden functiemenging gerealiseerd worden. Uitgangspunt is het behoud van het karakteristieke bebouwingsbeeld met een duidelijk onderscheid tussen een hoofdgebouw aan de straat en ondergeschikte bijgebouwen hierachter. Een combinatie van een woonfunctie en een niet-woonfunctie op één perceel is mogelijk evenals de aanwezigheid van meerdere wooneenheden op één perceel. De niet-woonfuncties als detailhandel, horeca, dienstverlening en maatschappelijke functies zijn bij voorkeur op de begane grond direct aan de straat gevestigd in de hoofdgebouwen. Ambachtelijke, kleinschalige bedrijven worden juist in de bijgebouwen achter op de percelen gesitueerd.

Binnen het gebied “linten” kan eveneens op cultuurhistorisch verantwoorde wijze functiemenging plaatsvinden, hoewel het woonkarakter voorop staat. Hier zijn naast de woonfuncties ook kleine bedrijven, winkels of dienstverlening mogelijk. Hierbij gaat het uitsluitend om kleinschalige ontwikkelingen die ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. Nu binnen deze linten niet dezelfde uitwisselbaarheid wenselijk is als in de historische dorpskern is het uitgangspunt de niet-woonfuncties binnen de linten in de bestemmingsregeling specifiek te begrenzen.

2.14 Toldijk

2.14.1 Ontstaansgeschiedenis

Het dorp Toldijk is ontstaan langs de Zutphen-Emmerikseweg als rustplaats voor handelslieden waar zij ook voor benodigdheden terecht konden. In het dorp waren destijds meerdere cafés, een bakker, een kleermaker en andere functies gevestigd. De Zutphen-Emmerikseweg lag boven de omringende weilanden uit en beschermde het tegen overstromingen van de IJssel. Op deze weg moest men vroeger tol betalen. Op de moest men op deze weg vroeger tol betalen. Hier komt dan ook de naam Toldijk vandaan. Door de tijd heen nam het aantal winkels af; omdat snellere transportmogelijkheden opkwamen en men zo geen dagen hoefde te doen over de afstand tussen twee grote steden.

verplichtverplichtverplicht

Toldijk omstreeks 1905, 1955 en 1990

2.14.2 Ruimtelijke structuur

Bebouwingsstructuur

Toldijk is een hoofdzakelijk lineair wegdorp bij de aansluiting van de weg van Steenderen op de Zutphen-Emmerikseweg. Naast deze weg is er ook bebouwing gesitueerd aan de Hoogstraat. In de jaren 1960 en 1970 vonden uitbreidingen van Toldijk plaats ten westen van de Zutphen-Emmerikseweg. Deze uitbreidingen zijn in gang gezet langs de Russerweg en eindigde op de Kruisbrinkseweg. Later heeft er ten noorden van de Russerweg nog een uitbreiding plaatsgevonden aan de Wethouder Spekkinkstraat en de Wethouder Campermanstraat.

Door de jaren heeft er enkele individuele woningbouw plaats gevonden langs de linten van de Zutphen-Emmerikseweg en Hoogstraat.

verplicht

Luchtfoto Toldijk

2.14.3 Functionele structuur

Algemeen

De kom van Toldijk, gelegen tussen de Zutphen-Emmerikseweg en de Kruisbrinkseweg wordt in functionele zin gedomineerd door de functie wonen. Centraal is in deze kom de basisschool gelegen (aan de Russerweg). De overige functies zijn te vinden aan de Zutphen-Emmerikseweg, voornamelijk ten zuiden van de rotonde. Hier zijn een motoren en bromfietsen bedrijf, de Welkoop en een café-restaurant gelegen. Ten noorden van de rotonde is een bouwbedrijf gesitueerd. Aan de Hoogstraat bevindt zich het gebouw van de jongerensoos Flophouse. Daarnaast liggen er enkele agrarische gronden verspreid aan de rand van het dorp.

Verkeersstructuur

De Zutphen-Emmerikseweg (N314) is de belangrijkste ontsluitingsweg gebleven voor Toldijk en heeft een regionale stroomfunctie. De weg verbindt het dorp in noordelijke richting met Baak en in zuidelijke richting met Hummelo. In westelijke richting wordt het dorp via de Kruisbrinkseweg met Steenderen verbonden. In zuidoostelijke richting wordt Toldijk via de Hoogstraat ontsloten richting Keijenborg en de N316. De Kruisbrinkseweg en de Hoogstraat zijn ontsluitingswegen. De overige wegen hebben een verblijfsfunctie.

verplicht

Hoofdwegenstructuur

Groenstructuur

De groenstructuur van het dorp wordt gekenmerkt door de grote groene tuinen. Het dorp heeft behoudens de groenstrook voor de basisschool, weinig openbaar groen. De woningen aan de rand van het dorp hebben vrij zicht op het landschap.

verplicht

verplicht

Groenstructuur Toldijk

2.15 Veldhoek

2.15.1 Ruimtelijke structuur

Het landschap rond Veldhoek is een jonge veenontginning. Het bestaat uit een krans van kampen met school en boskapel (gemeente Ruurlo) en een nog jongere kern aan de weg Zelhem - Ruurlo, met eveneens een kapel.

verplicht

Luchtfoto Veldhoek met plangrens

Het enige herkenningspunt van de kern is de Zweeds aandoende rode houten kapel aan de Schapendijk. De vrijstaande woningen staan aan de doorgaande Veldhoekseweg, de parallel hieraan lopende Kapelweg, de Schapendijk en de Varsselseweg. Het bijzondere van deze kern is het zeer landelijke karakter.

De laatste woningbouw heeft plaatsgevonden op een inbreidingslocatie voor enkele woningen op de hoek Veldhoekseweg - Schapendijk.

2.15.2 Functionele structuur

Algemeen

Het plangebied is een (vrijwel) monofunctioneel woongebied. Aan de Varsselseweg liggen sportpark Veldhoek met eetcafé en een bedrijf. Ook op de hoek Veldhoekseweg

- Schapendijk bevindt zich een bedrijf.

Verkeersstructuur

De belangrijkste weg door Veldhoek is de doorgaande Veldhoekseweg (N315) tussen Zelhem in het zuiden en Ruurlo in het noorden. De Veldhoekseweg heeft een belangrijke regionale functie en is de verkeersader van Veldhoek en daarmee de belangrijkste weg van het de kern. De overige wegen in de kern hebben een lokaal karakter (verblijfsfunctie).

verplicht

Groenstructuur

De groenstructuur van de kern wordt gekenmerkt door de grote groene tuinen bij de vrijstaande woningen op ruime kavels. Binnen Veldhoek is weinig openbaar groen aanwezig. Alleen aan de noordzijde van de Varsselseweg is de kern groen omkaderd.

2.16 Velswijk

2.16.1 Ontstaansgeschiedenis

Velswijk ligt in het landschap van de enken en brinken en ligt ten westen van Zelhem. Het dorp ligt op de overgang van het kleinschalige naar het grootschalige oude akkergebied. Met name in zuidoostelijke richting is de landschapsstructuur fijnmazig. Rond 1850 is de bebouwing meer gelijk verdeeld over de enken- en kampenzone rond Zelhem. Rond 1900 is daarin nog geen verandering te zien. Behoudens een enkele nieuwe woning ademt het dorp een historische sfeer, die representatief lijkt te zijn voor de historie van het gebied.

Van de historische bebouwing aan de Kruisbergseweg, van Hengelo naar Doetinchem, is vermoedelijk veel vervangen. Het traditionele naoorlogse beeld overheerst. Aan de dwarsweg richting Wittebrink bevinden zich een oudere boerderij en een fraai laat 19e eeuws huis. Op een enkele nieuwe woning na ademt dit gebiedje een historische sfeer, die representatief lijkt te zijn voor de historie van het gebied.

Het rechte wegprofiel van de weg naar Doetinchem snijdt het dorp in tweeën. Vanuit de beide andere richtingen komend heeft het dorp het karakter van een kleine kern behouden.

2.16.2 Ruimtelijke structuur

De belangrijkste bebouwing van de kern bevindt zich in het lint van de Kruisbergseweg in de vorm van vrijstaande woningen. Ten oosten van de Kruisbergseweg, aan weerszijden van de Velswijkweg, zijn voornamelijk twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen gebouwd.

verplicht

Luchtfoto Velswijk met plangrens

De laatste uitbreiding met woningbouw heeft plaatsgevonden aan de Boomgaard, ten noordoosten van de kruising Kruisbergseweg - Velswijkweg met een mix van rijwoningen twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen.

2.16.3 Functionele structuur

Algemeen

Velswijk heeft voornamelijk een woonfunctie. Aan de Kruisbergseweg zijn ook enkele niet-woonfuncties gesitueerd waaronder 2 bedrijven. Aan de Velswijkweg, ten westen van de doorgaande Kruisbergseweg zijn een basisschool met kinderopvang en een buurthuis met gymzaal gelegen.

Verkeersstructuur

De belangrijkste weg door Velswijk is de doorgaande Kruisbergseweg (N316) tussen Hengelo in het noorden en Doetinchem in het zuiden. Deze weg is de verkeersader van Velswijk en daarmee de belangrijkste wegen van het dorp. De Velswijkweg verbindt de kern in oostelijke en westelijke richting met het omliggende gebied. Alle wegen, behalve de Kruisbergseweg, hebben een lokaal karakter (verblijfsfunctie).

verplicht

Groenstructuur

Het particuliere groen is beeldbepalend in Velswijk. Vooral de laanbeplanting langs de Kruisbergseweg, die aan de rand van Velswijk wordt geflankeerd door een bomenrij (afwisselend linde en kastanje), en de Velswijkweg. Af en toe ontbreken er nog bomen (linden) in de bomenstructuur van de Kruisbergseweg. De bebouwing staat in het algemeen op ruime kavels. De tuinen en de zichtbaarheid en toegankelijkheid van het landschap geven de kern zijn groene en landelijke karakter.

Binnen Velswijk is weinig openbaar groen aanwezig. Het openbaar groen dat er is, is kleinschalig en ingevuld met cultuurlijke beplanting.

verplicht

2.17 Vorden

2.17.1 Ontstaansgeschiedenis

De naam Vorden komt in 1121 voor het eerst in de geschriften voor en is afgeleid van het woord 'voorde'. Dit is een doorwaadbare plaats in een beek of rivier. In dit geval de kruising van de Vordense Beek met de verbindingsweg van Zutphen naar Groenlo en Winterswijk. Kruisingen van wegen en beken waren belangrijke punten en vaak verrees daar een versterkte nederzetting. In Vorden was dat het gelijknamige kasteel Vorden. Onder bescherming van de kasteelheer vestigden zich boeren en later handwerkslieden. Van oudsher is Vorden vooral een landbouwdorp. Rond 1850 bestond de bebouwing uit boerderijen langs de Zutphenseweg, het Hoge en de Dorpsstraat.

Tot begin 1900 stonden er nog boerderijen in de kom van het dorp. Het dorp ligt namelijk aan de voet van een uitgestrekte bouwenk, waar de akkerbouw plaatsvond. In de wat lager gelegen gebieden, langs de beken, lagen de weilanden. Door verbetering van de infrastructuur eind 19e -, begin 20e eeuw begon het agrarische karakter van het dorp te veranderen. Er kwam industrie en een bloeiende middenstand. Verdichting van de bebouwing vond vooral plaats ten zuiden van de Dorpsstraat en de Zutphenseweg; langs deze laatste weg met name in de vorm van villabebouwing.

verplicht

Historische kaart Vorden circa 1915

Daarnaast ontwikkelde zich lintvormige bebouwing in de vorm van eengezinswoningen langs Het Hoge, de Schoolstraat, de Smidsstraat en de Molenweg. Onder invloed van de aanleg van de spoorlijn werden in noordelijke richting aan de Insulindelaan, de Stationsweg en de Enkweg middenstandswoningen en enkele villa's gebouwd.

verplichtverplicht

Markante woningen Stationsweg en stationsgebouw Vorden

Bij het station werd rond 1910 een borstelfabriek gebouwd (inmiddels gesloopt). Winkels vestigden zich aan de Burgemeester Galleestraat en de Dorpsstraat, waarbij de Dorpsstraat tevens een horeca-accent kreeg. Na 1940 vinden nieuwe uitbreidingen in west- en zuidwestelijke richting plaats. Langs de spoorlijn vestigen zich bedrijven.

Opmerkelijke gebouwen uit de periode tot 1940 zijn de compleet herbouwde villa Het Wiemelinck (nu: appartementengebouw) met dienstwoning omringd door een landschapstuin, een enkele markante villa, kleinere woonhuizen deels in eclectische stijl, een reeks middenstandswoningen onder andere langs de Zutphenseweg en de Ruurloseweg, en enkele arbeiderswoningen.

In Vorden staan daarnaast enkele markante winkels, het pand van de apotheek, de meesterswoning op het Marktplein, de villa van architect Bakker aan de Zutphenseweg en een hotel. Het station stamt uit 1877 en 1919. Naast de oude kerk is er een gereformeerde kerk uit 1952, een katholieke kerk (Het Jebbink) en het voormalige gemeentehuis (nu: dorpscentrum). Verder staan er twee windkorenmolens: Molen De Hoop en de Hackfortermolen uit respectievelijk 1850 en 1851.

2.17.2 Ruimtelijke structuur

Bebouwingsstructuur

Beschrijving historische dorpskern en (historisch) dorpsgebied & linten

Van oorsprong is Vorden een esdorp. De centraal gelegen brink is ondanks de ruimte die door de Zutphenseweg wordt ingenomen, nog steeds herkenbaar. De historische structuurdrager wordt gevormd door de oude wegen met lintbebouwing: Zutphenseweg - Ruurloseweg, Burgemeester Galleestraat - Enkweg, Almenseweg, Het Hoge en Raadhuisstraat - Nieuwstad. Hieronder is de ruimtelijke structuur van Vorden weergegeven:

verplicht

Vooral het als 'historische dorpskern' aangegeven gebied rondom de brink ter hoogte van de kruising Zutphenseweg - Dorpsstraat - Burgemeester Galleestraat - Raadhuisstraat, en in mindere mate de 'linten' als de Zutphenseweg en de Ruurloseweg, vertegenwoordigen de karakteristiek van Vorden. Behalve historische elementen bevat dit gebied ook veel nieuwe gebouwen. De variatie is groot en de nadruk ligt op de diversiteit van perioden en stijlen. Dit effect wordt versterkt door de 'losse' plaatsing van de bebouwing. De vrijstaande bebouwing bestaan voornamelijk uit 1 bouwlaag met kap maar er komen ook gebouwen met 2 bouwlagen en kap voor.

verplicht

Impressie Zutphenseweg

Het vigerende bestemmingsplan biedt al de mogelijkheid om alle bebouwing in 2 lagen met kap te realiseren om zo het centrum meer “aanzien” te geven. Bij de panden die nu nog uit één bouwlaag met kap bestaan kan derhalve een aanvullende woonlaag gerealiseerd worden. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de eventueel aanwezige cultuurhistorische waarde van het pand.

Het (historische) dorpsgebied en de linten bestaan uit de Zutphenseweg, de Ruurloseweg, de Almenseweg, de Raadhuisstraat - Nieuwstad, Het Hoge en de Burgemeester Galleestraat (tot aan de Almenseweg). Ook de bebouwing aan de Dokter C. Lulofsweg, de Schoolstraat en de Smidsstraat behoren tot het historisch dorpsgebied.

Uitgangspunten historische dorpskern

Het ruimtelijk beleid voor de bebouwing in de historische dorpskern is voornamelijk gericht op het behoud van de bestaande historische bebouwing, zowel hoofd- als bijgebouwen. Uitbreiding en vernieuwing van de bebouwing in dit dorpsgedeelte dient bij te dragen aan de ruimtelijke karakteristiek in die zin dat sprake moet zijn van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie. Het beleid binnen het gebied is voorts gericht op:

  • Het behoud van de cultuurhistorische waarde, zo mogelijk herstel daarvan op locaties waar door bouwontwikkelingen in het verleden dit verloren is gegaan;
  • Vernieuwing, zolang dit in aansluiting gebeurt op de massa, hoogten en de geleding van het historische bebouwingsbeeld. Zeer terughoudend omgaan met verdichting;
  • Het versterken van de ruimtelijke samenhang;
  • Het versterken van de centrumfuncties van de pleinen en het verbeteren van de beeldkwaliteit van de pleinbebouwing.

In dit dorpsgedeelte dient de bestemmingsregeling gericht te zijn op behoud van het kleinschalige karakter en de vrij hoge dichtheid van de bebouwde gedeelten en op de inrichting van de onbebouwde ruimten die past in de dorpse sfeer. Belangrijk zijn het behoud van de nog aanwezige open ruimten tussen de bebouwde gedeelten en de ligging van de bebouwing ten opzichte van de straat.

Uitgangspunten historisch dorpsgebied & linten

Binnen dit gebied is het beleid primair gericht op:

  • Het behoud van de cultuurhistorische waarden. Beheer en herstel van het bestaande bebouwingsbeeld vormt de basis voor ontwikkelingsmogelijkheden;
  • Het creëren van continuïteit in het bebouwingslint. Beperkte verdichting is mogelijk, zolang dit niet koste gaat van de ruime, open opzet. Het behoud van het open bebouwingsbeeld met voornamelijk vrijstaande woningen en onbebouwde zijerven is hierbij het uitgangspunt, alsmede het behoud van groen in de tuinen en de aanwezige laanbeplanting;
  • Het behoud van het overwegend kleinschalige en gevarieerde karakter. Kenmerkend is de onregelmatige verkaveling, verspringende rooilijnen, wisselende kavelgroottes, individueel gebouwde panden, wisselende kapvormen en een kleine korrel aan de straatzijde.

In dit dorpsgedeelte dient de bestemmingsregeling in de eerste plaats de bescherming van het waardevolle, gevarieerde en open ruimtelijke beeld. Belangrijk zijn het behoud van de open ruimten tussen de bebouwde gedeelten, de uitzichten naar het buitengebied (Het Hoge) en de gevarieerde ligging van de bebouwing ten opzichte van de straat.

Het hierdoor te beschermen algemeen belang behoeft geenszins in strijd te zijn met het privé-belang van de bewoners van de historische kern en de linten, mits de bouwwijze en de erfinrichting niet wezenlijk veranderen ten opzichte van datgene wat algemeen gebruikelijk was en wat we nu dan ook nog steeds aantreffen. Dit betekent dat er binnen deze randvoorwaarden op perceelsniveau uitbreiding van de bebouwing en wijziging van de inrichting van de erven mogelijk is.

Beschrijving uitbreidingswijken

Naast de verdichting van de lintbebouwing zijn aan weerszijden van de Zutphenseweg woonwijken aangelegd. De eerste naoorlogse uitbreiding uit de jaren '50 is het Molenplan ten westen van het centrum rondom de Hertog Karel van Gelreweg. In de jaren '60 heeft vervolgens uitbreiding plaatsgevonden aan de oostzijde van het centrum tussen de Ruurloseweg en de Enkweg. In de jaren '70 werd deze uitbreiding opgevolgd door uitbreidingen aan de zuidzijde rondom de Beatrixlaan en aan de noordwestzijde de buurt De Boonk, waarna in de jaren '80 in westelijke richting is verder gegaan met de bouw van de buurten Brinkerhof, Hoetinkhof en Addinkhof. Aan het einde van de 20e - begin 21e eeuw heeft de tot nu toe laatste uitbreiding plaatsgevonden ten noorden van de Mispelkampdijk en 't Joostink.

De volgende gebieden zijn te onderscheiden en, mede aan de hand van de welstandsnota, als volgt te beschrijven:

Gemengde bebouwing

In het gebied ingeklemd tussen de Molenweg - Wilhelminalaan en de Burgemeester Galleestraat - Enkweg, het gebied aan de noordzijde van Het Wiemelink (en Zuivelhof) en de Burgemeester Vunderinkhof, is sprake van gemengde bebouwing. Hier wordt het beeld bepaald door eengezinswoningen in overwegend 2 bouwlagen met kap, bestaande uit dubbele woningen en aaneengebouwde woningen. Incidenteel komen vrijstaande woningen voor, vooral bestaande uit 1 bouwlaag met kap. De aaneengebouwde woningen vormen samen een duidelijk begrenzing van de openbare ruimte met enerzijds de daaraan grenzende voorerven en anderzijds de achtererven.

Traditionele blokverkaveling

Het Molenplan, gelegen achter de lintbebouwing aan Het Hoge rondom de Hertog Karel van Gelreweg, stamt uit de jaren '50 en kenmerkt zich door de grote eenvormigheid in bouwvorm en de enigszins gesloten straatwanden bestaande uit 2 bouwlagen met kap.

verplicht

Na het Molenplan zijn de noordwestelijke uitbreiding De Boonk (het gebied ten noorden van de lintbebouwing aan de Zutphenseweg tussen De Boonk en de Mispelkampdijk) en de wijk Zuid (zuidelijke uitbreiding rondom de Beatrixlaan) gerealiseerd. De noordwestelijke uitbreiding bestaat, met uitzondering van het zuidelijke gedeelte tussen de Zutphenseweg en Het Jebbink, vrijwel uitsluitend uit aaneengebouwde woningen in blokken, met een hoge mate van eenvormigheid. De meeste woningen bestaan uit 2 bouwlagen met kap.

De zuidelijke uitbreiding rondom de Beatrixlaan kent daarentegen veel meer allure en bestaat naast enkele aaneengebouwde bejaardenwoningen vrijwel uitsluitend uit vrijstaande - en dubbele woningen bestaande uit 1 bouwlaag met kap.

Forumbeweging

In de jaren '70 - '80 zijn de buurten Brinkerhof en Hoetinkhof aan de westzijde van Vorden gebouwd. Beide buurten kenmerken zich door een speelse verkaveling, een minder strakke bebouwingsstructuur door verspringingen en hoekverdraaiingen, structurerende groenelementen en een verweving van verschillende typen eengezinswoningen. Hierdoor is visueel sprake van een enigszins open bebouwingsbeeld. Er is sprake van een mix van aaneengebouwde woningen, twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen voornamelijk bestaande uit 2 bouwlagen met kap.

verplicht

Thematische bebouwing

In de jaren '80 en begin jaren '90 is de buurt Addinkhof ten noorden van de Hoetinkhof en westelijk van de Zutphenseweg gebouwd. Dit gebied kenmerkt zich door een organische bebouwings- en wegenstructuur en een hoge mate aan openheid. Het betreft eengezinswoningen in een mix van aaneengebouwde woningen, twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen voornamelijk bestaande uit 2 bouwlagen met kap.

Op het voormalige fabrieksterrein van Nedac-Sorbo tussen de Vordense Beek en de Nieuwstad is een woonpark ontwikkeld. Het plan bestaat uit 14 twee-onder-een-kapwoningen, enkele villa's en 2 torens met daarin 32 appartementen.

verplichtverplicht

Ook in 't Joostink, de laatste uitbreiding van Vorden in het gebied ten noorden van de Mispelkampdijk, is sprake van thematische bebouwing in de vorm van aaneengebouwde woningen en twee-onder-één-kapwoningen voornamelijk bestaande uit 2 bouwlagen met kap. Ook komen er vrijstaande woningen bestaande uit 1 à 2 bouwlagen met kap voor.

Individuele woningbouw

In het gebied direct ten westen van de Horsterkamp (ten noorden van de Willem Alexanderlaan en rondom de Pieter van Vollenhovenlaan), de driehoek 'De Boonk - Het Jebbink - Het Molenblick' en de buurt Addinkhof wordt het beeld bepaald door individuele woningbouw in de vorm van vrijstaande woningen met een geringe bouwhoogte en een in verhouding daarmee groot kaveloppervlak. Door de grote ruimten tussen de hoofdgebouwen is sprake van een hoge mate aan openheid.

Uitgangspunten uitbreidingswijken

De bovengenoemde, meest na-oorlogse woonbuurten zijn opgezet naar de huisvestings- en vormgevingseisen van hun tijd. Daardoor harmoniëren ze vaak minder met het karakter van het oude dorp en evenmin met dat van het buitengebied. De gebieden zijn hierdoor minder bepalend voor het karakter en de identiteit van het dorp. Het beleid is gericht op het consolideren van de woonfunctie en het behoud van de aanwezige voorzieningen.

Het bestemmingsplan kan hier op perceelsniveau voor de particulier vrijheid bieden voor bouwkundige verandering van de woningen. Het toelaten van niet-woonfuncties (uitgezonderd aan huis verbonden beroepen en bedrijven) is hier minder gewenst, vanwege de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte die deze functies hebben en de openbare ruimten die daar in de regel niet op zijn afgestemd. De openbare ruimten in deze nieuwbouwbuurten zouden meer benut kunnen worden voor een versterking van de (recreatieve) groenstructuur.

Beschrijving bedrijventerrein

Ten noorden van de spoorlijn Zutphen - Winterswijk bevindt zich aan weerszijden van de Kerkhoflaan het bedrijventerrein Werkveld. Ook ten zuiden van de spoorlijn, in het gebied ten noorden van de Enkweg en de Ruurloseweg, zijn enkele bedrijfspanden gelegen. Bedrijventerrein Werkveld wordt ontsloten via de Ruurloseweg. In principe zijn op dit terrein alle milieucategorieën tot en met milieucategorie 4 vertegenwoordigd. De bedrijven uit de hoogste milieucategorie zijn in het uiterste westen van het bedrijventerrein gesitueerd. Rondom de Kerkhoflaan bevinden zich bedrijven uit milieucategorie 1, 2 en 3.1. Verder bevinden zich op het bedrijventerrein een flink aantal bedrijfswoningen.

Het bedrijventerrein is een gebied van nogal wisselende kwaliteit. Dit geldt zowel voor de gebouwen als voor de inrichting van de openbare ruimte. Het bedrijventerrein heeft voornamelijk een functionele vormgeving.

verplichtverplicht

Uitgangspunten bedrijventerrein

Voor het grootste deel van het bedrijventerrein geldt dat het beleid gericht is op het beheer van de bestaande bebouwing. Voor een gedeelte van het bedrijventerrein kan daaraan het streven naar een hogere beeldkwaliteit in zowel bebouwing als openbare ruimte worden toegevoegd. Voor de zone direct ten zuiden van de spoorlijn geldt dat hier mogelijkheden voor revitalisering liggen, teneinde de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren.

Het beleid is er voorts op gericht voor het bedrijventerrein een bebouwingspercentage toe te passen van maximaal 70%; eventuele afwijkingen (op basis van vigerende rechten) krijgen een specifieke regeling. De afweging vindt plaats op basis van een afwijkingsmogelijkheid. Daarnaast zijn er weliswaar verschillen in de bebouwingshoogte aanwezig, maar zal zoveel mogelijk een eenduidige hoogteregeling opgesteld worden.

Groenstructuur

Beschrijving groengebieden

Het belangrijkste en ook cultuurhistorisch meest waardevolle groenelement van Vorden is het terrein van de Decanije. Het terrein maakte van oorsprong onderdeel uit van een tot herstellingsoord van de NS verbouwd landhuis, gelegen in een park met monumentale bomen. In de jaren '90 is het herstellingsoord opgeheven en zijn, met behoud van het park, enkele appartementenvilla's gerealiseerd. Ook de Brink in het centrum van Vorden is aan te merken als een beeldbepalend groenelement. Verder is waar de Vordense Beek door het plangebied loopt sprake van een verweving tussen het buitengebied en het dorp.

Ook het particuliere groen op de erven van de lintbebouwing, met name langs de Zutphenseweg, speelt een belangrijke rol in de belevingswaarde van het dorp.

Binnen de diverse buurten zijn kleine solitair gelegen plekken als waardevol groenelement aan te merken. Het betreffen de enige, wat grotere, groenplekken in de wijk die een betekenis hebben als speelplek of als enige onderbreking in de verder volledig bebouwde en uitgegeven wijk. Het groen aan de Hertog Karel van Gelreweg is groen dat het Molenplan van binnen uit structureert en een verbinding vormt tussen de twee molens.

Het structurerend groen wordt veelal aan de randen van de wijken gevonden. Tussen de buurten Brinkenhof, Hoetinkhof en Addinkhof bevindt zich een groenstructuur met daarin 2 oude houtwallen. Dit groengebied heeft voor beide buurten een recreatieve functie en verhoogt de belevingswaarde. In de meest recente uitbreidingswijk 't Joostink, ten noorden van de Mispelkampdijk, zijn nieuwe houtwallen aangelegd met hetzelfde doel. Ook het groen tussen Het Wiemelink en de spoorlijn en de laanbeplanting langs de Kerkhoflaan kunnen aangemerkt worden als structurerend groen.

Uitgangspunten groengebieden

Het beleid voor de bestaande groengebieden is gericht op behoud van de (cultuurhistorisch waardevolle) groene ruimte. De groengebieden hebben een structurerende werking in de kern, verhogen zowel de woonkwaliteit als de ruimtelijke kwaliteit en voorzien in speelgelegenheid.

Beschrijving landschappelijke schil

Deze zone ten noorden van Vorden bestaat uit de gebieden gelegen tussen de Oude Zutphensweg en de spoorlijn Zutpen - Winterswijk en tussen de Zutphenseweg en de Rondweg. Dit gebied aan de noordzijde van het plangebied wordt doorsneden door de Almenseweg. Het oostelijke deel bestaat voornamelijk uit weiden en akkerland. Het gebied ingeklemd tussen de spoorlijn, de Mispelkampdijk en de Almenseweg is in beeld als potentiële woningbouwlocatie. Mochten hiervoor plannen worden ontwikkeld, dan zal een aparte ruimtelijke procedure worden gevolgd. Voor het totale gebied wordt in onderhavig plan uitgegaan van de bestaande situatie.

Ook het gebied tussen de Vordense Beek en de lintbebouwing aan de zuidzijde van Het Hoge, de zone tussen de Rondweg en De Horsterkamp én het gebied ingeklemd tussen het bedrijventerrein, de Vierakkerse Laak en de lintbebouwing aan de noordzijde van de Ruurloseweg behoren tot de landschappelijk schil bestaande uit weiden en akkerland.

Uitgangspunten landschappelijke schil

Uitgangspunt voor het beleid in dit gebied is het behoud van de landschappelijke waarden en beheer van de daarin aanwezige bebouwing.

Verkeersstructuur

Belangrijke interne ontsluitingswegen voor de kern Vorden zijn, naast de Zutphenseweg - Dorpsstraat - Ruurloseweg, de Burgemeester Galleestraat - Enkweg, de Stationsweg en Het Hoge.

Voor het verkeer in oost-westelijke richting binnen de kern Vorden is de verbinding Zutphenseweg - Dorpsstraat - Ruurloseweg het belangrijkste. Dit is al van oudsher zo. In zuidelijke richting is de functie van de Raadhuisstraat - Nieuwstad vervangen door de Rondweg en De Horsterkamp. Extern verkeer uit de richting van Zutphen in de richting van Ruurlo maakt veelal gebruik van de Rondweg, De Horsterkamp en de Ruurloseweg.

2.17.3 Functionele structuur

Vorden is een kern die op veel plaatsen nog geen strikte scheiding kent tussen woningen en bedrijven; met name in de oudste delen van de kern liggen kleine bedrijven tussen de woningen. De oudste woningen staan, op de lintbebouwing na, in het oostelijke deel van de kern. De planmatige uitbreidingen hebben ten zuiden en noordwesten van de oude bebouwing plaatsgevonden.

Tot de jaren '90 is ten noorden van de spoorlijn en ten westen van de Kerkhoflaan, een bedrijventerrein ontwikkeld. Eind jaren '90 is begonnen met uitbreiding van het bedrijventerrein ten oosten van de Kerkhoflaan.

Aan de Dorpsstraat, in het gebied tussen de Smidsstraat en de Raadhuisstraat, en langs de Zutphenseweg heeft Vorden een centrum ontwikkeld dat een bovenlokale verzorgingsfunctie heeft voor de omliggende kleine kernen. In het dorp liggen nog twee andere gebieden met een gemengd karakter. Met name de bebouwing langs de Nieuwstad is als uitloper van het centrumgebied te zien. Hier bevinden zich onder andere enkele voorzieningen waaronder een groot verzorgingshuis en een school. Het andere gemengde gebied ligt in/ nabij het Molenplan, direct ten westen van het centrum. Hier bevinden zich onder andere een dierenwinkel, een bedrijf in schoonmaakartikelen en enkele schoolgebouwen.

Verspreid over het dorp ligt een aantal grote groene plekken. Het gaat om het terrein van de Decanije met monumentale bomen, het groen ten noorden van Het Wiemelink, de houtwallen bij 't Joostink en gronden grenzend aan de Vordense beek. Daarnaast zijn er een aantal kleinere groene plekken te onderscheiden zoals de groenzone aan de Hertog Karel van Gelreweg. De westrand van de kern wordt door beplanting van de Rondweg afgeschermd. Deze beplanting dringt door in de aangrenzende woonbuurten.

De functies wonen, voorzieningen binnen de wijken, groen, recreatie, sport en bedrijventerrein zijn onder de ruimtelijke structuur behandeld en binnen de kern gefixeerd. Voor functiemenging lenen zich twee gebieden: de historische kern en de linten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

Binnen het in de ruimtelijke structuur gedefinieerde gebied “historische dorpskern” kan op cultuurhistorisch verantwoorde wijze functiemenging plaatsvinden. Naast wonen zijn allerlei andere functies toegestaan die passen in een dorpscentrum: detailhandel, horeca, dienstverlening, ambachtelijke bedrijven en maatschappelijke functies. De functies hoeven niet gekoppeld te zijn aan een woonfunctie. Uitgangspunt is dat de centrumfuncties niet te grootschalig worden. Ze moeten passen binnen het bestaande kleinschalige bebouwingsbeeld en geen parkeerproblemen opleveren. De vormgeving van de toegelaten centrumfuncties dient zodanig aangepast te zijn dat met name de geleding van de bouwmassa’s en de gevelindeling in overeenstemming zijn met het historische woonhuiskarakter van de bebouwing. Bij detailhandel is het gewenst dat op de verdieping wordt gewoond in verband met levendigheid en sociale veiligheid in de avonduren.

Ook op perceelsniveau kan onder voorwaarden functiemenging gerealiseerd worden. Uitgangspunt is het behoud van het karakteristieke bebouwingsbeeld met een duidelijk onderscheid tussen een hoofdgebouw aan de straat en ondergeschikte bijgebouwen hierachter. Een combinatie van een woonfunctie en een niet-woonfunctie op één perceel is mogelijk evenals de aanwezigheid van meerdere wooneenheden op één perceel. De niet-woonfuncties als detailhandel, horeca, dienstverlening en maatschappelijke functies zijn bij voorkeur op de begane grond direct aan de straat gevestigd in de hoofdgebouwen. Ambachtelijke, kleinschalige bedrijven worden juist in de bijgebouwen achter op de percelen gesitueerd.

Binnen het gebied 'linten' kan eveneens op cultuurhistorisch verantwoorde wijze functiemenging plaatsvinden, hoewel het woonkarakter voorop staat. Hier zijn naast de woonfuncties ook kleine bedrijfjes, winkels of dienstverlening mogelijk. Hierbij gaat het uitsluitend om kleinschalige ontwikkelingen die ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. Nu binnen deze linten niet dezelfde uitwisselbaarheid wenselijk is als in de historische dorpskern is het uitgangspunt de niet-woonfuncties binnen de linten in de bestemmingsregeling specifiek te begrenzen.

2.18 Wichmond

2.18.1 Ontstaansgeschiedenis

Tijdens zijn verblijf in West-Saksen krijgt Ludger een aantal geschenken van rijke mensen, die zich tot het christendom hadden bekeerd. Een van deze geschenken was afkomstig van graaf Wrachar te Brummen. Hij schenkt Ludger in 794 een gebied dat ligt tussen Baak en Wichmond langs de IJssel; dit gebied is ruim een kilometer lang. In de schenkingsakte van 794 komt de eerste keer de naam Wichmond voor. Wichmond wordt dan geschreven als Withmundi, dat "wijde mond" betekent.

In 1850 bestond deze kern uit verspreide bebouwing langs de Dorpsstraat. In de periode 1850 - 1940 vindt verdichting plaats en aan het eind van de 19e eeuw worden een RK kerk, een pastorie en een verenigingsgebouw opgericht. Er is ook een NH-kerk uit circa 1860.

2.18.2 Ruimtelijke structuur

In Wichmond bestaat de historische structuurdrager uit de 2 kruisende bebouwingslinten aan de noordzijde: Hackforterweg en Dorpsstraat - Vierakkersestraatweg. In de Dorpsstraat werd het beeld bepaald door afwisseling in vorm en functie, wonen en voorzieningen. Door bedrijfsbeëindigingen en functieveranderingen in de laatste 15 jaren, zijn veel niet-woonfuncties aan de Dorpsstraat verdwenen. In de Vierakkersestraatweg wordt het beeld bepaald door vrijstaande woningen en voorzieningen op grote percelen en aan weerszijden van de Hackforterweg door vrijstaande en dubbele woningen op kleinere percelen.

verplicht

Luchtfoto Wichmond met plangrens

Na 1940 vindt geconcentreerd enige uitbreiding plaats in oostelijke richting. Daarbij zijn 3 verschillende straatbeelden te onderscheiden:

  1. vooral vrijstaande woningen op grote percelen aan de noordzijde van de Baron van der Heijdenlaan;
  2. vrijstaande en dubbele woningen aan de zuidzijde van de Baron van der Heijdenlaan, de oostzijde van de Beeklaan, aan de Ludger en de Lindeselaak (De Wogt) en langs de zuidzijde van de Hackforterweg;
  3. dubbele woningen en rijen van maximaal 4 woningen aaneen aan de westzijde van de Beeklaan en in de Vogelzang.

Aan de zuidwestzijde is een ‘restje’ landelijk gebied ontstaan door de formele kerngrenzen, maar deze gronden behoren bij het aangrenzende landelijke gebied.

2.18.3 Functionele structuur

Algemeen

Wichmond heeft voornamelijk een woonfunctie. Aan de Dorpsstraat, ten noorden van de kruising met de Baakseweg, zijn verschillende niet-woonfuncties gesitueerd waaronder een basisschool, de N.H.-kerk en een café/ restaurant. Aan de Vierakkersestraatweg in het uiterste noordwesten van de kern bevindt zich ook een R.K.-kerk, evenals de bijbehorende pastorie (thans gezinsvervangend tehuis) en een verenigingsgebouw dat tevens dienst doet als café.

Een deel van het gebied ten westen van de Dorpsstraat, dat aan de westzijde wordt begrensd door de Baakse Beek, heeft een agrarische functie.

Verkeersstructuur

De belangrijkste ontsluitende wegen zijn de doorgaande Vordenseweg - Baakseweg tussen Baak in zuidwestelijke richting en Vorden in noordoostelijke richting (N316). De Vierakkersestraatweg - Beeklaan verbindt de kern met Zutphen in noordwestelijke richting en de Lankhorsterweg verbindt de kern met Hengelo in zuidoostelijke richting. Deze wegen zijn belangrijkste verkeersaders van en naar het dorp.

De Beeklaan heeft de ontsluitende functie van de Dorpsstraat overgenomen, waardoor de Dorpsstraat haar directe verbinding met de omgeving heeft verloren. Alle overige wegen in het dorp hebben een lokaal karakter (verblijfsfunctie).

verplicht

Groenstructuur

Wichmond ligt in het overgangslandschap tussen enken en IJssel, ten noorden van de Vordense weg. Het cultuurhistorische groen is beeldbepalend in het dorp. Vooral de monumentale bomenlanen en bossen bij de landgoederen bepalen de groene sfeer. Langs de belangrijkste wegen, de Baakseweg en de Beeklaan - Lankhorsterstraat, komen bomenlanen voor.

Het bosje aan de noordzijde van de Baaksche Beek deelt het dorp in tweeën. De katholieke kerk en de pastorie aan de Vierakkersestraatweg staan in dit groene gebied; aan de straatzijde is deze locatie open groen aan de andere zijden wordt de bebouwing omgeven door bos.

Binnen de kern is het openbaar groen vooral ingevuld met gecultiveerd groen. Dit wordt veroorzaakt door de geringe omvang van de groenstroken. Aan de zuidzijde van de Protestantse kerk met predikantenwoning aan de Dorpsstraat ligt ook een waardevol groenelement.

Aan de oostzijde van de kern, aan de Ludger, is een evenementenweide gelegen. Deze groene plek is een belangrijke ontmoetingsplaats en versterkt het landelijke karakter van de kern. Op het veld staat een herdenkingslinde, de Beatrixboom; een 'moderne variant' op de marke-boom.

Het groen tussen de Baakseweg en de Lindeselaak zorgt voor afstand tussen de woningen en de hoofdweg en bepaalt dus de structuur van deze woonbuurt.

verplicht

2.19 Zelhem

2.19.1 Ontstaansgeschiedenis

In de prehistorie was de Achterhoek een onherbergzaam en spaarzaam bewoond gebied. Het landschap bestond in die oude tijd uit brede moerassen, begroeid met struikgewas langs de IJssel. Er zijn enkele hoger gelegen delen, zoals bij Aalten, Neede en Lochem en de 'hoogvlakte' waarop Hengelo en Zelhem liggen. De riviertjes stromen er van oost naar west. Mede door de lagere ligging dan aangrenzende gebieden ontstonden er uitgestrekte moerassen en veengebieden waar weinig plaats over bleef dat geschikt was voor menselijk bewoning.

verplicht

Kaart omgeving Zelhem omstreeks 1600

De geschiedenis begint duidelijke vormen aan te nemen in de dagen van Karel de Grote (800 na Chr). Naar het voorbeeld van de Romeinen stichtte Karel overal in de veroverde gebieden koningshoven. Ook in de buurt van Zelhem werd een dergelijke hof of villa gesticht. Niet alleen werd een koningshof gesticht, maar er verrees ook een Christelijke kapel in Zelhem. De plaats, waar het kapelletje is gebouwd, werd blijkens een schenkingsoorkonde Salehem genoemd. Het zou betekenen: huis, woning of plaats, waar men zich thuis voelt. (Sele of Sale is woning; hem of heim betekent plaats of oord, waar men thuis is.

Zelhem groeit uit als een agrarische gemeente. Het dorpje rond de kapel zal vermoedelijk bestaan hebben uit drie boerderijen die aan een brink lagen. Bovendien moeten er meerdere plekken in de omgeving zijn geweest waar boerderijen ('t Soerlant) stonden. Op de brink was plaats voor spiekers, schuurtjes met een verhoogd vloerniveau die bedoeld waren voor de opslag van landbouwproducten. De brink bood ook ruimte voor ambachtelijke activiteiten. Tussen 1450 en 1500 kreeg de kerk z'n tegenwoordige vorm. Ze is gewijd aan St. Lambertus, bisschop van Maastricht.

verplicht

Zelhem anno 1928


Met het graven van de veengoot in 1835 wordt het startsein gegeven voor de ontginning van het Wolfersveen en vanaf 1846 beschikt Zelhem over de eerste straatweg, de Hummeloseweg. Tussen 1850 en 1900 blijft Zelhem sterk op landbouw gericht. In 1885 krijgt Zelhem een station. In de omgeving daarvan wordt een houtzagerij gevestigd. Tegen het eind van de eeuw worden de broeklanden stelselmatig ontgonnen. In 1902 wordt een zuivelfabriek opgericht. Verder is er wat bouwnijverheid en klompenmakerij en wat toerisme. Maar driekwart van de bevolking, zo blijkt in 1939, werkt nog steeds in de landbouw.

Zelhem ligt evenals de kernen Velswijk en Halle op de hogere rug van het dekzandplateau en wel op het punt waar wegen naar Doetinchem, Hengelo en Varsseveld elkaar snijden. In de periode 1850 - 1940 bestaat de bebouwing voornamelijk uit linten en verder tussen de bestaande bebouwing van de Stationsstraat, Kerkweg, de Burg. Rijpstrastraat, de Doetinchemseweg en de Smidstraat. De bebouwing bestaat afwisselend uit burgerwoningen, villa's, horecapanden, en winkels. Na de aanleg van de Ruurloseweg in 1928 vindt langs deze weg en een zijstraat van de Palmberg lintvormige bebouwing plaats. De oorspronkelijke kern bij de Markt met boerderijen, horeca en woningen verdwijnt. Aan de oostzijde vindt nu ontwikkeling plaats met winkels en woonhuizen. Langs de spoorlijn ontstaat een industriegebiedje met een zuivelfabriek en houthandel.

De voormalige gemeente Zelhem had in 1829 ruim 2900 inwoners. Een eeuw later waren het er bijna 5800. Eind 19e eeuw woonden er weinig mensen in het dorp. Er waren toen 175 huisnummers. In de 40 jaar daarna liep het aantal nummers op van respectievelijk 175 tot 211, 274 en 328 in 1940. Na 1940 verandert de kern Zelhem. Er worden planmatige uitbreidingen gemaakt rondom de kern en een bedrijventerrein aan de zuidkant.
verplicht

Luchtfoto naoorlogse uitbreidingen Zelhem


Maar ook het centrum verandert van gedaante. Er komt een zakelijk ogende winkelgalerij met bovenwoningen ten zuiden van de kerk en aan de Markt in de 70'er jaren ook winkels met bovenwoningen maar nu in de traditioneel ogende 70'er jarenstijl. Daarmee verdwijnt nog meer, maar niet geheel, het agrarische karakter van de kern. Van recente datum is de nieuwe rondweg aan de westkant, die een harde grens vormt van het dorp ten opzichte van het omringende landschap. Aan de zuidzijde is de jongste uitbreiding 't Soerlant in ontwikkeling. Het enige rijksmonument is de grote kerk; van de gemeentelijke monumenten is bijna eenderde deel boerderij.

2.19.2 Ruimtelijke structuur

Karakteristieke dorpsstructuur

Zelhem is in oorsprong te karakteriseren als een brinkdorp. De huidige structuur van het dorp weerspiegelt nog de ontstaansgeschiedenis als agrarische kern met de straalsgewijze bebouwingslinten vanuit de Brink. Maar ook de voormalige spoorlijn heeft de structuur van het dorp bepaald. Het verloop van de oude spoorbaan, het station en het stationsplein zijn nog duidelijk herkenbaar. Binnen dit raamwerk is vervolgens het dorp opgebouwd door het opvullen dan de gebieden tussen de historische bebouwingslinten en -ruimten.


verplicht

Zelhem anno 2014


De historische structuur heeft ook een ontwikkeling doorgemaakt door vernieuwing of verdichting van de bebouwing. Bijvoorbeeld de toevoeging van het winkelplein aan de Magnoliaweg. Het hart van het dorp bestaat daarmee uit een aaneenschakeling van pleinvormige ruimten verbonden door historische wegen. In het bijzonder geldt dat voor de as Smidsstraat-Stationsstraat.

Het hart van het dorp met meerdere pleintjes en onderlinge verbindingen is een sterk ruimtelijk concept en is ook herkenbaar, zij het niet als ruimtelijke eenheid. Ieder pleintje heeft zijn eigen karakteristiek en inrichting en wisselende begeleidende bebouwing. Dit geldt zowel voor de schaal van de bebouwing, leeftijd als architectonische uitstraling. Op individueel niveau hebben de panden vaak kwaliteit, maar de samenhang met de omgeving ontbreekt. Hierdoor is over het geheel gezien een rommelig beeld ontstaan.

Opvallend aan Zelhem is dat het omliggende landschap nauwelijks het dorp binnendringt. Vanuit dat oogpunt is het vroegere agrarische karakter verloren gegaan. Aan de noord-westzijde is sprake van een gebied (schil) met oorspronkelijk landschap, maar door de aanleg van de westelijke rondweg is dit gebied min of meer binnen het dorp komen te liggen. Bij de ontwikkeling van de nieuwe wijken 't Soerlant III en IV is juist wel rekening gehouden met het binnentreden van het landschap in de kern. Voor het overige bestaan de randen uit de bebouwing van de verschillende wijken, parkzones, sportvelden, een camping en bedrijventerreinen.

Ruimtelijke opbouw in deelgebieden

Vanuit de bovenstaande algemene beschrijving is een opdeling te maken in deelgebieden waarbij de ruimtelijke opbouw meer specifiek aan bod komt en de vertaling naar beleidsuitgangspunten.


Beschrijving historische kern (Markt, Smidsstraat, Stationsstraat, Stationsplein, Ruurloseweg)

De oude dorpskern, met de kerk als middelpunt, ontleent haar kenmerken aan een langere periode van ontwikkeling. Dit heeft geresulteerd in een relatief open en kleinschalige bebouwing met een grote variatie aan bouwvormen en stijlen. De bebouwing is als regel direct - met rabatstrook - aan de weg geplaatst, met naar de weg gekeerde gevels. Deze krijgen zo alle nadruk, terwijl de zij- en achtergevels veel minder bewerkt zijn. De positie van de bebouwing aan de linten buiten de oude kern is in de regel gevarieerder en minder dicht aan de weg geplaatst. De bebouwing is in de regel een tot twee bouwlagen met kap en incidenteel 3 en zelfs 4 bouwlagen. Traditionele materialen als baksteen, keramische pan, hout en zink overheersen.

De Stationsstraat en voornamelijk de Smidsstraat hebben door bovenstaande opbouw een intieme sfeer en presenteren zich duidelijk als hart van het dorp.

verplicht

Omgeving Markt

De nieuwere toevoegingen in de oude kern zijn relatief grootschalig en onderscheiden zich daardoor van de kleinschalige, fijnmazige historische verkaveling. Vooral in de centrale ruimte van het dorp, de Markt met uitlopers naar Ruurloseweg en Doetinchemseweg, worden deze contrasten duidelijk. Tegenover de kerk en zuidelijk gelegen kleinschalige bebouwing staan twee grotere, nieuwe panden. Terwijl richting de Doetinchemseweg de situatie juist andersom is. Oostelijk staat een functionele winkelgalerij en westelijk de historische bebouwing.

verplichtverplicht

Nieuwere toevoegingen in oude structuur

De pleinruimte richting de Hummeloseweg oogt, ondanks wat grootschaligere bebouwing aan de oostzijde, vriendelijker. Dit komt waarschijnlijk door de overwegend historische uitstraling van de bebouwing. De boerderij-achtige bebouwing aan de westzijde met de groene ruimte daarvoor weerspiegelen de agrarische oorsprong van Zelhem.

verplicht

Omgeving Smidsstraat

Het Stationsplein is eveneens contrastrijk waarbij individueel kwaliteiten duidelijk aanwezig zijn, maar de samenhang ontbreekt. Het voormalige station is duidelijk herkenbaar, zo ook de in de loop van de tijd toegevoegde verschillend ogende panden. De muziekkoepel centraal op het plein hoort hier als contrast ook bij en komt niet tot zijn recht. De sfeer en historie die dit element uitstraalt, past niet bij de omliggende pleinwanden.

verplichtverplicht

Omgeving stationsplein en kop Smidsstraat/Bergstraat

De nieuwbouw op de kop van de Smidsstraat (Bergstraat) en Magnoliaweg hoort bij het kerngebied van Zelhem. Ook hier is sprake van een schaalsprong, die enigszins gemaskeerd wordt door de vriendelijk ogende bouwstijl van het pand.

Uitgangspunten historische kern

Het ruimtelijk beleid voor de bebouwing in de historische kern is voornamelijk gericht op het behoud van de bestaande historische bebouwing, zowel hoofd- als bijgebouwen. Uitbreiding en vernieuwing van de bebouwing in dit dorpsgedeelte dient bij te dragen aan de ruimtelijke karakteristiek in die zin dat sprake moet zijn van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie. Het beleid binnen het gebied historische kern is voorts gericht op:

  • Het behoud van de cultuurhistorische waarde, zo mogelijk herstel daarvan op locaties waar door bouwontwikkelingen in het verleden dit verloren is gegaan.
  • Vernieuwing, zolang dit in aansluiting gebeurt op de massa, hoogten en de geleding van het historische bebouwingsbeeld. Zeer terughoudend omgaan met verdichting.
  • Het versterken van de ruimtelijke samenhang.
  • Het versterken van de centrumfuncties van de pleinen en het verbeteren van de beeldkwaliteit van de pleinbebouwing.

In dit dorpsgedeelte dient de bestemmingsregeling gericht te zijn op behoud van het kleinschalige karakter en de vrij hoge dichtheid van de bebouwde gedeelten en op de inrichting van de onbebouwde ruimten die past in de dorpse sfeer. Belangrijk zijn het behoud van de nog aanwezige open ruimten tussen de bebouwde gedeelten en de ligging van de bebouwing ten opzichte van de straat.

Het hierdoor te beschermen algemeen belang behoeft geenszins in strijd te komen met het privé-belang van de bewoners van de oude dorpskern, mits de bouwwijze en de erfinrichting niet essentieel veranderen ten opzichte van hetgeen algemeen gebruikelijk was en wat we nu dan ook nog steeds aantreffen.


Beschrijving linten (Ruurloseweg, Halseweg, Doetinchemseweg, Hummeloseweg, Hengeloseweg)

De straalsgewijze linten vanuit de historische kern vormen van oudsher de uitvalswegen van Zelhem. Veelal zijn deze straten geleidelijk met lintbebouwing volgebouwd. Alleen aan de Ruurloseweg zijn de randen van latere nieuwbouwwijken zichtbaar. Overwegend is momenteel een divers bebouwingsbeeld te vinden. Er staan zowel historische als nieuwere panden die met de voorgevel direct aan de straat zijn gelegen. Over het algemeen wordt het bebouwingsbeeld richting de dorpsgrens opener. De Hengeloseweg en Ruurloseweg zijn naast de kenmerkende lintbebouwing ook herkenbaar door de aanwezige laanbeplanting. Voor alle linten geldt dat er sprake is van een ruime opzet waaraan het groen van de tuinen rond de woningen in belangrijke mate een bijdrage levert.

verplicht

Herkenbaar lint door laanbeplanting

Het oorspronkelijke lint is met allerlei invullingen verder verdicht met voornamelijk vrijstaande woningen. Er is ook een aantal invullingen met halfvrijstaande of aaneengesloten bebouwing aanwezig. Meer grootschalige panden komen ook voor, variërend van villa's op een grote kavel tot winkel-, bedrijfs- en kantoorpanden. Aan de Hengeloseweg is een groot zorgcentrum gevestigd dat door de afwijkende schaal een min of meer zelfstandige positie heeft aan het lint. Door de afwisseling tussen oude en nieuwere panden is er sprake van een verspringende rooilijn.

verplicht

Grootschalig pand in de vorm van een villa

De positie van de bebouwing aan de linten buiten de historische kern is in de regel gevarieerder en minder dicht aan de weg geplaatst. De bebouwing is in de regel een tot twee bouwlagen met kap en incidenteel 3 en zelfs 4 bouwlagen. Traditionele materialen als baksteen, keramische pan, hout en zink overheersen.

Uitgangspunten linten

Binnen de linten is het beleid primair gericht op:

  • Het behoud van de cultuurhistorische waarden. Beheer en herstel van het bestaande bebouwingsbeeld is de basis voor ontwikkelingsmogelijkheden.
  • Het creëren van continuïteit in het bebouwingslint. Beperkte verdichting is mogelijk, zolang dit niet koste gaat van de ruime, open opzet. Het behoud van het open bebouwingsbeeld met voornamelijk vrijstaande woningen en onbebouwde zijerven is hierbij het uitgangspunt, alsmede het behoud van groen in de tuinen en de aanwezige laanbeplanting.
  • Het behoud van het overwegend kleinschalige en gevarieerde karakter. Kenmerkend is de onregelmatige verkaveling, verspringende rooilijnen, wisselende kavelgroottes, individueel gebouwde panden, wisselende kapvormen en een kleine korrel aan de straatzijde.

In dit dorpsgedeelte dient de bestemmingsregeling in de eerste plaats de bescherming van het waardevolle, gevarieerde en open ruimtelijke beeld. Belangrijk zijn het behoud van de open ruimten tussen de bebouwde gedeelten en de gevarieerde ligging van de bebouwing ten opzichte van de weg.

Het hierdoor te beschermen algemeen belang behoeft geenszins in strijd te komen met het privé-belang van de bewoners van de linten, mits de bouwwijze en de erfinrichting niet essentieel veranderen ten opzichte van hetgeen algemeen gebruikelijk was en wat we nu dan ook nog steeds aantreffen. Dit betekent dat er binnen deze randvoorwaarden op perceelsniveau zeker uitbreiding van de bebouwing en wijziging van de inrichting van de erven mogelijk is.

verplicht

Beschrijving uitbreidingswijken

Naast de verdichting van de linten zelf zijn in de tussenliggende gebieden woonwijken aangelegd. De volgende buurten zijn te onderscheiden en, mede aan de hand van de welstandsnota, als volgt te beschrijven.

Oranjebuurt

Gelet op de stijl is deze buurt de oudste planmatige uitbreiding van Zelhem. Woningen van kort na de tweede wereldoorlog met rode baksteen en terracotta pannen bepalen het beeld. Van recentere datum is het seniorencomplex aan de Prinses Beatrixstraat. Alhoewel in schaal afwijkend van de buurt, heeft het gebouw een vriendelijke uitstraling door het ingetogen kleur- en materiaalgebruik.

verplicht

Eerste planmatige uitbreidingen

Bloemenbuurt

Het stratenplan van deze buurt bestaat deels uit de oude landwegen en deels uit planmatige straten. Daarbinnen staat zowel individuele woningbouw en projectmatige woningbouw met de kenmerken van het nieuwe bouwen. Deze bouwstijl uit zich in de dubbele ontsluiting en parkeerhoven, de blokplaatsing in een gestempeld patroon en de exacte herhaling van gevels. Een afwijking daarop is het schoolgebouw aan de Bergstraat. De begraafplaats aan de Kerkhoflaan hoort ook bij deze buurt.

verplicht

Gestempeld patroon bloemenbuurt

Hanenhoek / Hissinkhoek

Een groenstrook ter hoogte van het voormalige tracé van de spoorbaan verdeelt het plan in twee buurten. Verder beantwoordt deze buurt aan de kenmerken van individuele woningbouw.

verplicht

Individuele woningbouw

Schildersbuurt

Deze buurt kent twee gezichten: een traditionele buurt met het tuindorpprofiel en in het noord oosten een buurt met eenduidig vormgegeven rijenwoningen rond parkeerhoven in een gestempeld patroon. Als uitzondering binnen deze structuur liggen centraal in deze buurt twee schoolgebouwen aan de Frans Halsstraat. Kenmerkend voor deze buurt is de doorsnijding van de verkaveling door het tracé van de oude spoorbaan, nu ingericht als groenstrook.

verplicht

Jacob van Ruysdaelstraat

Staatsliedenbuurt

Evenals de Schildersbuurt vertoont deze woonbuurt het beeld van traditionele blokverkaveling. De buurt bestaat uit woningen met tuinen aan de straat afgezet met hagen, binnenruimten met de achtertuinen en veel half vrijstaande woningen. Daarbinnen zijn als grotere bouwmassa's een school aan de Groen van Prinstererstraat en een gymzaal aan de Thorbeckestraat gevestigd. De rand aan de zijde van 't Soerlant bestaat uit vrije kavelbouw.

verplicht

Fraaie jaren '50 bouw in Staatsliedenbuurt

't Soerlant

Deze buurt is de jongste uitbreiding van Zelhem. Kenmerkend is de thematische benadering van de bouwblokken en bouwfases. Ieder deel heeft daardoor een eigen karakteristiek, waarbij met name de duurzame insteek (met grasdaken en zonnepanelen) van fase III in het oog springt. Fase IV is momenteel in ontwikkeling.

verplicht

Duurzame bouw met zonnepanelen in 't Soerlant

Uitgangspunten uitbreidingswijken

De bovengenoemde, meest na-oorlogse woonbuurten zijn opgezet naar de huisvestings- en vormgevingseisen van hun tijd. Daardoor harmoniëren ze vaak minder met het karakter van het oude dorp en evenmin met dat van het buitengebied. De gebieden zijn hierdoor minder bepalend voor het karakter en de identiteit van het dorp. Het beleid is gericht op het consolideren van de woonfunctie en het behoud van de aanwezige voorzieningen.

Het bestemmingsplan zal hier op perceelsniveau voor de particulier vrijheid kunnen bieden voor bouwkundige verandering van de woningen. Het toelaten van niet-woonfuncties is hier minder gewenst, vanwege de aanslag met verkeer en parkeren die deze functies doen op de daar in de regel niet op afgestemde maat van de openbare ruimten. De openbare ruimten in deze nieuwbouwbuurten zouden meer benut moeten worden voor een versterking van de (recreatieve) groenstructuur.

Beschrijving bedrijventerreinen

Het bedrijventerrein beslaat ongeveer eenderde van het hele oppervlak van Zelhem. Het is een gebied van nogal wisselende kwaliteit. Dit geldt zowel voor de gebouwen alsook voor de inrichting van de openbare ruimte. In het gebied tussen de N330, de Pluimersdijk, de Brinkweg en de Doetinchemseweg is het grootste del van het bedrijventerrein van Zelhem gelegen. Voor een klein deel is een uitbreiding gemaakt ten zuiden van de N330. Voornoemde gedeelten hebben een gelijksoortige uitstraling met bedrijfsloodsen in wisselende grootten, zonder echte uitschieters in uitzonderlijke grote of kleine schaal. Verspreid over het gehele bedrijventerrein is kleinschalige bebouwing in de vorm van bedrijfswoningen en enkele burgerwoningen aanwezig.

verplicht

Functionele vormgeving op het bedrijventerrein

Het bedrijventerrein heeft voornamelijk een functionele vormgeving. Deze bebouwing vormt een contrast met de kleinschalige dorpsbebouwing van de rest van Zelhem. Dit contrast wordt vooral voelbaar in de Dr. Grashuisstraat. Dit vormt de verbinding tussen de oude dorpskern en het bedrijventerrein. Ook hier is, met name aan de westzijde en net als aan het stationsplein, sprake van individuele bebouwing zonder samenhang. Aan de oostzijde is minder sprake van een contrast, omdat daar de afgelopen jaren nieuwbouw met woon-werk functies is gerealiseerd. Dit geeft een goede aanzet voor een overgang van dorp naar bedrijventerrein.

De beeldkwaliteit van de bebouwing op het bedrijventerrein is wisselend. Aan de gebouwen aan de rotonde is duidelijk meer aandacht besteed. Dit beeld zou in de toekomst met zorg beheerd moeten worden. Er is één pand aanwezig die er qua schaalgrootte uitspringt. Dit is de grote loods (voormalig Celtona-complex) met onder andere het indoor sport en snowcenter aan de Brinkweg. Deze heeft een korrelgrootte van ruim 90 bij 130 meter, tegen een overwegende korrelgrootte van 35 tot 80 meter op het overige bedrijventerrein. Ook dit pand ligt dicht tegen de oude, kleinschalige dorpskern aan. Daarnaast bevindt zich aan de oostzijde van de loods een stuk braakliggende grond.

verplicht

Grootschalige bedrijfsmatige vormgeving

Samenvattend kan gesteld worden dat de driehoek die omsloten wordt door de Brinkweg, Zuivelweg, Prinses Irenestraat en Prinses Beatrixstraat een rommelige ruimtelijke structuur kent. Dit terwijl sprake is van een schakelfunctie tussen de historische kern en de bedrijventerreinen. Uitzondering hierop is de begeleidende woonbebouwing langs bovengenoemde wegen.
Uitgangspunten bedrijventerreinen

Voor het grootste deel van het bedrijventerrein geldt dat het beleid gericht is op het beheer van het bestaande bedrijventerrein. Daaraan kan het streven naar een hogere beeldkwaliteit in zowel bebouwing als openbare ruimte worden toegevoegd. Voor het overgangsgebied tussen Stationplein en de Brinkweg geldt dat hier mogelijkheden voor revitalisering en intensiever ruimtegebruik liggen, teneinde de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren.

Het beleid is er voorts op gericht voor het bedrijventerrein een bebouwingspercentage toe te passen van minimaal 60 %; eventuele afwijkingen krijgen een specifieke regeling. De afweging vindt plaats op basis van een vrijstellingsmogelijkheid. Daarnaast zijn er weliswaar verschillen in de bebouwingshoogte aanwezig, maar zal zoveel mogelijk een eenduidige hoogteregeling opgesteld worden.

Beschrijving landschappelijke schil

Dit gebied bestaat uit een, door de rondweg, afgesneden stuk Kampen en Hoevenlandschap aan de noord-west en noordzijde van Zelhem. Met name het noordoostelijk deel is doorsneden met wegen en met bebouwing van diverse aard. In dit gedeelte geven alleen al benamingen als Esweg en Kampweg aan, dat het hier om een voormalige oude ontginning gaat. Duidelijke afwijkende functie is de gemeentewerf aan de Kampweg. Het noordelijk deel bestaat voornamelijk uit weiden en akkerland.

verplicht

Landschappelijke groene uitstraling schil

Dit gebied bevat een locatie waarvoor een concreet woningbouwplan bestaat, i.c. de hoek Orchideestraat Hummeloseweg. Hiervoor wordt een aparte planprocedure gevolgd. Voor het totale gebied wordt in onderhavig plan uitgegaan van de bestaande situatie.
Uitgangspunten landschappelijke schil

Uitgangspunt voor het beleid in dit gebied is daarom het behoud van de landschappelijke waarden en beheer van de daarin aanwezige bebouwing.

Beschrijving groengebieden

Structureel groen is, naast de hierboven beschreven landschappelijke schil, aanwezig in de vorm van een parkzone aan de rand van 't Soerlant. Ook deze zone grenst aan de rondweg. Aan de oostzijde van de kern bevindt zich een belangrijke en aanzienlijke groene wig bestaande uit functioneel groen in de vorm van de sportvelden en een ponyweide en het Pelikaansbos. De begraafplaats is in combinatie met de landschappelijke schil ook te beschouwen als groene wig aan de noordzijde. Afgezien van het al eerder genoemde tracé van de oude spoorbaan en de laanbeplanting langs de linten, komen in de kern zelf weinig structurerende groenzones voor.

verplicht

Groene ruimte in historische kern

De overige groenvoorzieningen liggen verspreid over de kern in de vorm van kleine groenconcentraties, soms gecombineerd met speelvoorzieningen. Opvallende groenruimtes zijn allereerst de brinkvormige pleintjes bij de Markt, de Bergstraat en bij het zorgcentrum aan de Hengeloseweg. Andere bijzondere groenplekken zijn het parkje achter de bibliotheek en de vijver met bomen aan de Vincent van Goghstraat.

Uitgangspunten groengebieden

Het beleid voor de bestaande groengebieden in de kern Zelhem is gericht op behoud. De groengebieden hebben een structurerende werking in de kern, verhogen zowel de woonkwaliteit als ruimtelijke kwaliteit en voorzien in speelgelegenheid.

2.19.3 Functionele structuur

Zelhem is in hoofdopzet een woonkern met daaraan grenzend een relatief groot bedrijventerrein. Verspreid over de kern komen voorzieningen voor die meestal gekoppeld zijn aan wijk (schoolgebouwen). Zorgcentrum De Zonnekamp aan de Magnoliaweg en de niet woonfuncties in het gebied rond de Rabobank zijn eigenlijk de enige voorzieningenconcentraties die een min of meer zelfstandige positie hebben in het dorp.

Zelhem kent een compact en gevarieerd centrumgebied met winkels, horeca en zakelijke dienstverlening aan de Markt, de Smidsstraat en de Stationsstraat met enkele kleine uitlopers naar de omliggende straten. Aan het Stationsplein is een voorzieningencluster gesitueerd met onder andere het zwembad en een cultureel centrum. Bedrijvigheid binnen de kern komt incidenteel voor en is veelal kleinschalig van aard, met uitzondering van het autobedrijf en tankstation bij de entree van het dorp aan het begin Doetinchemseweg. Vrijwel alle bedrijvigheid is geconcentreerd op het bedrijventerrein aan de zuidzijde van de kern.

De functies wonen, voorzieningen binnen de wijken, groen, recreatie, sport en bedrijventerrein zijn onder de ruimtelijke structuur behandeld en binnen de kern gefixeerd. Voor functiemenging lenen zich twee gebieden: de historische kern en de linten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten.

Binnen het in de ruimtelijke structuur gedefinieerde gebied “historische kern” kan op cultuurhistorisch verantwoorde wijze functiemenging plaatsvinden. Naast wonen zijn allerlei andere functies toegestaan die passen in een dorpscentrum: detailhandel, horeca, dienstverlening, ambachtelijke bedrijven en maatschappelijke functies. De functies hoeven niet gekoppeld te zijn aan een woonfunctie. Uitgangspunt is dat de centrumfuncties niet te grootschalig worden. Ze moeten passen binnen het bestaande kleinschalige bebouwingsbeeld en geen parkeerproblemen opleveren. De vormgeving van de toegelaten centrumfuncties dient zodanig aangepast te zijn dat met name de geleding van de bouwmassa's en de gevelindeling in overeenstemming zijn met het historische woonhuiskarakter van de bebouwing.

Ook op perceelsniveau kan onder voorwaarden functiemenging gerealiseerd worden. Uitgangspunt is het behoud van het karakteristieke bebouwingsbeeld met een duidelijk onderscheid tussen een hoofdgebouw aan de straat en ondergeschikte bijgebouwen hierachter. Een combinatie van een woonfunctie en een niet-woonfunctie op één perceel is mogelijk evenals de aanwezigheid van meerdere wooneenheden op één perceel. De niet-woonfuncties als detailhandel, horeca, dienstverlening en maatschappelijke functies zijn bij voorkeur op de begane grond direct aan de straat gevestigd in de hoofdgebouwen. Ambachtelijke, kleinschalige bedrijven worden juist in de bijgebouwen achter op de percelen gesitueerd.

Binnen het gebied “linten” kan eveneens op cultuurhistorisch verantwoorde wijze een functiemenging plaatsvinden, hoewel het woonkarakter voorop staat. Hier zijn naast de woonfuncties ook kleine bedrijfjes, winkels of dienstverlening mogelijk. Hierbij gaat het uitsluitend om kleinschalige ontwikkelingen die ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. Nu binnen deze linten niet dezelfde uitwisselbaarheid wenselijk is als in de historische kernen is het uitgangspunt de niet-woonfuncties binnen de linten in de bestemmingsregeling specifiek te begrenzen.

Verkeersstructuur

De oude linten zijn van oudsher de invalswegen van de kern en hebben deze functie vandaag de dag nog steeds. Groot verschil is dat het vrijwel uitsluitend gaat om bestemmingsverkeer. Het doorgaande verkeer is door de aanlag van de rondwegen (N315 en N330) uit de kern gehaald. Binnen de kern is ook nog een rondweg te herkennen in de vorm van de Brinkweg – Zevenweg – Orchideestraat. Deze verbindt weliswaar verschillende buurten aan elkaar, maar heeft geen functie als hoofdontsluiting. De overige straten binnen de kern zijn wegen met een verblijfsfunctie, overwegend in de vorm van woonstraten.

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft de toetsing van het beleidskader (paragraaf 3.1), omgevingsaspecten (paragraaf 3.2), volkshuisvestelijke aspecten (paragraaf 3.3), economische aspecten (paragraaf 3.4), maatschappelijke aspecten (paragraaf 3.5) en overleg en inspraak (paragraaf 3.6). Per uitvoerbaarheidsaspect wordt aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is op dat aspect. De laatste paragraaf (3.7) geeft een eindconclusie over de uitvoerbaarheid.

3.1 Toetsing Aan Beleidskader

Omdat het bestemmingsplan voornamelijk een consoliderend karakter heeft en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, raakt het het in Hoofdstuk 4 gegeven beleidskader niet direct. Daar waar wel een relatie is tussen de in dit plan gegeven planologische ruimte en het beleidskader, is het plan passend binnen het gegeven beleid.

3.2 Omgevingsaspecten

3.2.1 Milieu

3.2.2 Waterhuishouding

Onderhavig bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Met dit bestemmingsplan vinden dan ook geen wijzigingen plaats in de waterhuishouding.

Conclusie

Het aspect van waterhuishouding belemmert de uitvoering van het bestemmingsplan niet.

3.2.3 Archeologie en cultuurhistorie

3.2.4 Flora en fauna

3.2.5 Leidingen

In Achter-Drempt, Hengelo, Kranenburg, Steenderen en Voor-Drempt zijn hogedrukaardgasleiding aanwezig. De leidingen worden in dit bestemmingsplan opgenomen met een dubbelbestemming. In Hoog-Keppel, Hummelo, Voor-Dremp en Zelhem liggen tevens rioolpersleidingen van het Waterschap Rijn en IJssel. Ook de persleidingen zijn in dit bestemmingsplan voorzien van een dubbelbestemming. Met deze dubbelbestemmingen zijn de leidingen voorzien van een passende bescherming.

3.2.6 Duurzaamheid

Bij nieuwe ontwikkelingen wordt de Gelderse Duurzaamheidsladder gehanteerd. Onderhavig bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De duurzaamheidsladder is daarom niet van toepassing.

3.3 Volkshuisvesting

In paragraaf 4.4.3 van deze plantoelichting is het gemeentelijke woonbeleid beschreven. Daar wordt aangegeven dat door bevolkingskrimp de woningbouwprogramma's in de regio Achterhoek sterk onder druk staan. Voor Bronckhorst betekent de regionale verdeling dat er fors geschrapt moest en nog steeds moet worden in de eerder voorziene plannen en aantallen nieuw te bouwen woningen. Een groot deel van de geplande woningen is al in aanbouw, dan wel staat in de startblokken. De beperkte mogelijkheden voor nieuwbouw hebben ook consequenties voor het ruimtelijk beleid. Zo zal er verder geschrapt moeten worden in de woningbouwplannen. Ook in al bestaande capaciteit, variërend van grotere plannen tot mogelijkheden op perceelsniveau. Niet-benutte bouwvergunningen worden ingetrokken en niet-benutte woningbouwmogelijkheden zullen in de bestemmingsplannen worden wegbestemd.

In voorliggend plan is rekening gehouden met deze ontwikkeling. In de voorgaande actualisatieplannen en herzieningen zijn woningbouwmogelijkheden reeds ingeperkt. In voorliggend plan wordt deze lijn doorgezet. Zo was het in voorgaande plannen in de bestemming 'Centrum' mogelijk om per bouwperceel een (boven)woning te realiseren. In voorliggend plan is dit beperkt tot het aantal bestaande woningen. Ook binnen wonen mag het bestaand aantal woningen niet worden vermeerderd. Hoewel er door het hanteren van ruime bouwvlakken (zie paragraaf 5.3.2.17) fysiek ruimte is voor de bouw van een extra woning, biedt het plan daarvoor geen planologische ruimte. Daar waar op grond van het woonbeleid nog ruimte is voor het realiseren van nieuwe woningen, is dit op de betreffende locaties aangeduid. Door deze aanpak conflicteert het plan niet met het woonbeleid.

3.4 Economisch

Voorliggend plan is een actualisatieplan dat voornamelijk een consoliderend karakter heeft. Het plan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die niet reeds in een ander planologisch besluit, zoals een bestemmingsplan of omgevingsvergunning, zijn mogelijk gemaakt. Verruiming van planologische mogelijkheden ten gevolge van bijvoorbeeld deregulering hebben een generiek karakter. Daardoor geldt de verruiming in algemene zin en niet specifiek voor bepaalde locaties. Hoewel het plan ten gevolge van regionaal en gemeentelijk woonbeleid vigerende woningbouwmogelijkheden beperkt zijn daardoor geen toewijsbare planschadeverzoeken te verwachten. Reeds in november 2011 is openbaar bekendgemaakt dat door 'bevolkingskrimp' het gemeentelijke woonprogramma naar beneden is bijgesteld en dat in toekomstige plannen vigerende bouwmogelijkheden worden 'wegbestemd'. Daarmee is voorzienbaarheid gecreëerd. Er zijn dan ook geen financiële consequenties verbonden aan voorliggend plan.

3.5 Maatschappelijk

Een actueel, helder en overzichtelijk bestemmingsplan vormt de basis voor een geloofwaardig ruimtelijk beleid. Met een actueel plan en een goede handhaving van het hierin vastgelegde beleid kunnen de kwaliteiten van het gebied worden beschermd en ruimtelijke ontwikkelingen beter worden gestuurd. Zowel burgers als de uitvoeringsambtenaar moeten snel inzicht krijgen in wat er wel of niet in bepaalde omstandigheden is toegestaan.

Een nieuw bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om een nulsituatie vast te leggen met betrekking tot de aanwezige gebouwen en het gebruik van de gronden. Hiertoe heeft een inventarisatie plaatsgevonden aan de hand van verleende milieu- en bouwvergunningen, meldingen en luchtfoto's.

Ook draagvlak is van essentieel belang voor de handhaving. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is/wordt gezocht naar een breed maatschappelijk draagvlak. Het nieuwe ruimtelijk beleid is daartoe reeds meerdere malen onderwerp van overleg geweest met een klankbordgroep waarin vertegenwoordigers van diverse betrokken maatschappelijke organisaties zitting hebben. Verder krijgen burgers en overige belanghebbenden uitgebreid de gelegenheid om in het kader van de inspraakprocedure invloed uit te oefenen op de inhoud van het plan.

3.6 Overleg En Inspraak

3.6.1 Overleg

Ten behoeve van de voorbereiding van dit bestemmingsplan is de klankbordgroep Stedelijk gebied ingesteld. In deze klankbordgroep hebben vertegenwoordigers uit de kernen, zoals dorpsbelangenorganisaties (dbo's), Waterschap Rijn en IJssel, Kamer van Koophandel, lokale bedrijfs- en ondernemersorganisaties en de wooncorporaties zitting. Voor het plandeel Stad Bronkhorst hebben tevens de indieners van het burgerinitiatief Bronkhorst, dat in 2014 in de raad is behandeld, zitting in de klankborgroep. De Provincie Gelderland en de Rijksdiensten hebben aangegeven geen zitting te zullen nemen maar als er provinciale en rijksbelangen zijn, zij op de gebruikelijke wijze het plan in het kader van overleg willen ontvangen. Uitzondering daarop is de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed die wel zitting heeft ten aanzien van het plandeel Stad Bronkhorst. Op 24 juli 2014 is de Nota van wijzigingen (zie paragraaf 1.3) met de klankbordgroep Stedelijk gebied besproken.

Met de Rijksdienst is op 4 december 2014 overleg gevoerd over enkele vraagstukken ten aanzien van het stadje Bronkhorst in relatie tot het daar geldende beschermde stadsgezicht.

Het bestemmingsplan Bronkhorst 2004 moest als enige plan voor stedelijk gebied nog worden geactualiseerd en gedigitaliseerd (zie ook paragraaf 1.1). Ook behoeft dat plandeel vanwege het sterk historische karakter extra aandacht. Daarom is voorafgaand aan de officiële bestemmingsplanprocedure het voorontwerp voor dit plandeel op 11 maart 2015 besproken met de Belangengroep Stad Bronkhorst, de indieners van het burgerinitiatief Bronkhorst en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Gelijktijdig is het voorontwerp voor overleg aangeboden aan de Rijksdienst. De indieners van het burgerinitiatief en de Rijksdienst hebben een reactie gegeven op het plan. In de als Bijlage 8 bij de toelichting van dit plan gevoegde Inspraak- en overlegnotitie plandeel Stad Bronkhorst zijn de reacties samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. Daarbij is aangegeven in hoeverre de reacties hebben geleid tot aanpassing van het ontwerp ten opzichte van het voorontwerp.

Na afloop van deze eerste fase van vooroverleg is het ontwerpplan Stedelijk gebied Bronckhorst (dat betrekking heeft op alle kernen van de gemeente, voorafgaand aan de terinzagelegging voorgelegd aan Waterschap Rijn en IJssel en de Provincie Gelderland en besproken in de klankborgroep Stedelijk gebied.

[PM overlegreacties]

3.6.2 Inspraak

Het bestemmingsplan Bronkhorst 2004 moest als enige plan voor stedelijk gebied nog worden geactualiseerd en gedigitaliseerd (zie ook paragraaf 1.1). Ook behoeft dat plandeel vanwege het sterk historische karakter extra aandacht. Daarom heeft voorafgaand aan de officiële bestemmingsplanprocedure het voorontwerp voor dit plandeel een publieke consultatie plaatsgevonden. Op 17 juli 2014 is er een inloopbijeenkomst geweest in Bronkhorst. Tijdens deze bijeenkomst en de twee weken daarna konden inwoners en belanghebbenden hun visie geven op het geldende bestemmingsplan Bronkhorst 2004. Er zijn 16 reacties ingediend. In de als Bijlage 7 bij de toelichting van dit plan gevoegde Reactienota Bronkhorst 2004 zijn de reacties samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. Daarbij is aangegeven in hoeverre de reacties hebben geleid tot aanpassing van het voorontwerp ten opzichte van het bestemmingsplan Bronkhorst 2004. Naast reacties op bestemmingsplanaspecten waren er ook reacties op aspecten die niet in een bestemmingsplan worden geregeld. In deze reactienota is ook ingegaan die reacties. Deze zijn echter niet verder bij het bestemmingsplan betrokken.

Het voorontwerpbestemmingsplan voor plandeel Stad Bronkhorst heeft van 12 maart t/m 1 april 2015 als voorontwerp voor inspraak ter inzage gelegen. Er zijn 8 inspraakreacties ingediend. In de als Bijlage 8 bij de toelichting van dit plan gevoegde Inspraak- en overlegnotitie plandeel Stad Bronkhorst zijn de reacties samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. Daarbij is aangegeven in hoeverre de reacties hebben geleid tot aanpassing van het ontwerp ten opzichte van het voorontwerp. Naast reacties op bestemmingsplanaspecten waren er ook reacties op aspecten die niet in een bestemmingsplan worden geregeld. In deze notitie is niet verder ingegaan op die inspraakreacties. Deze zijn dan ook niet bij het bestemmingsplan betrokken.

3.7 Conclusie

Gelet op het voorgaande in dit hoofdstuk kan worden gesteld dat, gelet op het consoliderende karakter van het plan, er geen aspecten zijn die de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staan.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van het rijksbeleid (paragraaf 4.1), provinciaal beleid (paragraaf 4.2), regionaal beleid (paragraaf 4.3) en gemeentelijk beleid (paragraaf 4.4).

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.
Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van ronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Volgens artikel 2.10 van het Barro worden bij provinciale verordening de gebieden aangewezen die de ecologische hoofdstructuur vormen alsmede de wezenlijke kenmerken hiervan. Bij provinciale verordening worden regels gesteld die bewerkstelligen dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een gebied behorende tot de ecologische hoofdstructuur en een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken geen activiteiten mogelijk maken ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan, die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden, tenzij:

  1. er sprake is van een groot openbaar belang,
  2. er geen reële alternatieven zijn, en
  3. de negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden, oppervlakte en samenhang worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd.

Daarnaast biedt het Barro de mogelijkheid de begrenzing te wijzigen:

  1. ten behoeve van een verbetering van de samenhang of een betere planologische inpassing van de ecologische hoofdstructuur, voor zover:
    1. de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur worden behouden, en
    2. de oppervlakte van de ecologische hoofdstructuur ten minste gelijk blijft;
  2. ten behoeve van een kleinschalige ontwikkeling, voor zover:
    1. de aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden en de samenhang van de ecologische hoofdstructuur beperkt is,
    2. de ontwikkeling per saldo gepaard gaat met een versterking van de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur, of een vergroting van de oppervlakte van de ecologische hoofdstructuur, en
    3. de oppervlakte van de ecologische hoofdstructuur ten minste gelijk blijft;
  3. ten behoeve van de toepassing van de krachtens artikel 2.10.4, eerste lid, gestelde regels.

De uitwerking in de provinciale Omgevingsvisie van Gelderland wordt toegelicht in paragraaf 4.2.1.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd en ook in het Barro opgenomen. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 2). Dit artikel bepaalt dat een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies gebaseerd dient te zijn op een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en op een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden en om overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

De ladder bestaat uit drie treden (de 3 B's):

  1. Behoefte: voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte waarin nog niet elders in de regio is voorzien? Het kan zowel om een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte gaan.
  2. Binnen- of buitenstedelijk: indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd, eventueel door benutting van beschikbare gronden, herontwikkeling of transformatie van bestaande locaties.
  3. Bereikbaarheid met meerdere modaliteiten: indien gekozen moet worden voor een locatie buiten het stedelijke gebied, dan gaat de voorkeur uit naar een plek die (in de toekomst) bereikbaar is via verschillende vervoerswijzen.

verplicht

Afbeelding - Ladder duurzame verstedelijking

In het kader van de duurzame ladder wordt ten aanzien van de definitie van bestaand stedelijk gebied de definitie uit de Bro gehanteerd: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.”

Het beter benutten van het bestaand stedelijk gebied kent randvoorwaarden en een concurrerende ruimtevraag die wordt opgelost door maatwerk te bieden binnen de kaders die wet- en regelgeving stellen. Uitgangspunt hierbij is een goede ruimtelijke ordening gericht op een duurzame ruimtelijke kwaliteit. Met de huidige maatschappelijke opgaven op o.a. het gebied van klimaat en energie is het duidelijk dat er meerdere claims liggen op de ruimte binnen bestaand stedelijk gebied. Deze claims moeten onderling afgewogen worden om tot zorgvuldig ruimtegebruik en een duurzame ruimtelijke kwaliteit te komen. Het transparant en helder motiveren is de essentie van het werken aan een duurzame verstedelijking.

4.1.3 Nationaal Waterplan

Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) vastgesteld. Het NWP2 vervangt het Nationaal Waterplan 2009-2015, inclusief alle tussentijdse wijzigingen.

Het NWP2 is opgesteld vanuit het perspectief om een nationale Omgevingsvisie te ontwikkelen richting 2018 conform de Omgevingswet in wording. Het geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021 en de daarbij behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid, met een vooruitblik richting 2050. Met dit waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het streven is gericht op een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in het NWP2 dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.

In het NWP2 staan de volgende ambities centraal:

  • Nederland blijft de veiligste delta in de wereld;
  • Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater;
  • Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht;
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement;
  • Nederlanders leven waterbewust.

Belangrijke onderdelen van dit plan zijn:

  • rijksbeleid dat voortvloeit uit de deltabeslissingen (waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimtelijke adaptatie);
  • Beleidsnota Noordzee 2016-2021, waarmee het beleid voor doorvaart en medegebruik in windparken op zee onder voorwaarden is vastgesteld;
  • Stroomgebiedbeheerplannen en Maatregelenprogramma's voor de Eems, Maas, Rijn en Schelde 2016-2021, met de beschrijving van de watersystemen, doelen en maatregelen;
  • verankering van afspraken die betrekking hebben op water vanuit energie (Energieakkoord), natuur (Natuurvisie), internationale inzet (Internationale Waterambitie) en bestuurlijke verhoudingen (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Bestuursakkoord Water en Deltaprogramma);
  • het voldoen aan de Europese eisen voor waterkwaliteit, overstromingsrisico's en het marine milieu door geactualiseerde plannen en maatregelenprogramma's op te nemen.

Voor het NWP2 is een milieueffectrapport opgesteld. Daarin is ook een passende beoordeling vanuit Natura 2000 opgenomen.

Gelijktijdig met de vaststelling van het NWP2 is ook het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 vastgesteld. Het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren beschrijft hoe grote rivieren en kanalen, het IJsselmeergebied, de Zuidwestelijke Delta, de Noordzee en de Waddenzee beheerd moeten worden. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het beheer.

4.1.4 Waterbeleid van de 21e eeuw

De kern van het Waterbeleid 21e eeuw is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Het water de ruimte geven betekent dat in het landschap en in de stad ruimte gemaakt wordt om water op te slaan. Daarmee worden problemen in andere, lager gelegen gebieden voorkomen.

Het Waterbeleid 21e eeuw breekt met de traditie van zoveel mogelijk pompen en zo snel mogelijk lozen. De waterbeheerders hebben samen gekozen voor een drietrapsstrategie, die uitgaat van het principe dat een overvloed aan water wordt opgevangen waar deze ontstaat. Dat betekent dat het water niet meer zo snel mogelijk afgevoerd wordt, maar dat het water zolang mogelijk wordt vastgehouden onder andere in de bodem. Is vasthouden niet meer mogelijk, dan bergen de waterbeheerders het in gebieden die daarvoor zijn uitgekozen. Door het water zo lang mogelijk vast te houden wordt tevens verdroging voorkomen De strategie vasthouden, bergen, afvoeren betekent ook dat het water meer dan nu de kans krijgt om langzaam in de grond te zakken. Zo bestrijden we het watertekort. Pas als het niet anders kan, wordt het water afgevoerd.

In het kader van het actualiseren van bestemmingsplannen betekent dit dat het aanbeveling verdient om ook in het bestaand stedelijk gebied ruimte te reserveren voor waterberging; bijvoorbeeld door deze mogelijkheid toe te voegen aan een bestemming 'Groen'.

4.1.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de externe risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transport (weg, spoor, water en buisleiding) in relatie tot de (bebouwde) omgeving.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans om te overlijden op een bepaalde plaats ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR is op de kaart van het gebied weer te geven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar PR-contour (die als wettelijk grenswaarde fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten komen.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR is weer te gegeven in de fN-curve: een grafiek waar de kans (f) is afgezet tegen het aantal slachtoffers (N). Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. De 1% letaliteitgrens vormt doorgaans de grens van het invloedsgebied (tenzij anders bepaald). Dit is de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Op inrichtingen en transport is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Dit wordt in de navolgende paragrafen nader toegelicht.

4.1.6 M.e.r.-beoordeling

Bijna alle activiteiten die mensen ondernemen hebben milieugevolgen. Voor activiteiten die nadelige milieugevolgen kunnen hebben, kan het vereist zijn dat een milieu-effectrapportage moet worden opgesteld. De procedure voor de milieu-effectrapportage is geregeld in de Wet milieubeheer. De uitvoeringsregels staan in het Besluit m.e.r.

In het Besluit m.e.r. staan de verschillende activiteiten, besluiten en overheidsplannen waarvoor het verplicht is een milieu-effectrapportage te maken. Hierdoor wordt het milieubelang volwaardig meegewogen in de besluitvorming.

In het Besluit m.e.r. (gewijzigd 1 april 2011) wordt onderscheid gemaakt in de volgende typen m.e.r.:

  • m.e.r.-plicht;
  • m.e.r.-beoordelingsplicht;
  • vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht.

In het Besluit m.e.r. zijn de activiteiten, plannen en besluiten genoemd waarvoor een m.e.r. in alle gevallen verplicht is als een bepaalde drempelwaarde wordt overschreden. Voor deze activiteiten moet een milieu-effectrapportage worden opgesteld.

In onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. zijn de activiteiten, plannen en besluiten genoemd waarvoor een m.e.r. in alle gevallen verplicht is als een bepaalde drempelwaarde wordt overschreden. Voor deze activiteiten moet een milieu-effectrapportage worden opgesteld.

Onderdeel B van de bijlage bij het Besluit m.e.r. bevat activiteiten die qua omvang onder de in onderdeel C genoemde drempel blijven. Voor deze situaties moet eveneens in alle gevallen als een bepaalde drempelwaarde wordt overschreden, per geval door middel van een m.e.r.-beoordeling worden vastgesteld of een milieu-effectrapportage moet worden opgesteld.

De drempelwaarden in onderdeel D zijn indicatief. Om te beoordelen of voor een activiteit een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt kan niet alleen volstaan worden met het raadplegen van de drempelwaarden in onderdeel D. Er moet sinds de wijziging van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 een extra stap doorlopen worden om na te gaan of er een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Dit wordt ook wel aangeduid met de term 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Omgevingsvisie

Op 9 juli 2014 en 24 september 2014 stelden Provinciale Staten respectievelijk de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. De Omgevingsvisie en -verordening zijn beiden op 18 oktober 2014 in werking getreden.

De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  1. een duurzame economische structuur;
  2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Ruimte in kleinere kernen en vrijgekomen bebouwing in het landelijk gebied kan worden benut voor wonen en nieuwe economische dragers en als versterking van de vitaliteit van het landelijk gebied. Bij de nadere invulling van de uitgangspunten wordt ruimte gelaten voor lokale of regionale initiatieven door gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden. Bouwprogramma's voor nieuwe woningen zijn daarbij in regionaal verband afgestemd. Waar mogelijk kan lokaal maatwerk worden geleverd. De strategie van de provincie om de doelen van 'duurzame economische structuurversterking' en 'een gezonde en veilige leefomgeving' te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat voor:

  • sterke steden, van belang voor toekomstige aantrekkingskracht, waar kennis zich samenbalt en waar veel jongeren naar toe trekken, waar ook nu al de meeste mensen wonen en werken;
  • een vitaal platteland, waar mensen inspelen op grote veranderingen, waar inwoners zich actief inzetten voor hun gezamenlijke toekomst, een platteland met een eigen economische kracht en een grote natuurlijke en landschappelijke waarde, waar kwaliteit en vitaliteit samen op gaan.


Ook de provincie kent, evenals het rijk, een ladder voor duurzame verstedelijking. Voor nieuwe stedelijke functies in het buitengebied geldt dat deze afgewogen dienen te worden in het licht van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik vervangt het beleid van de woningbouwcontour en de zoekzones. Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing. Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:

  1. past de ontwikkeling bij de doelen in Gelderland? Zo ja:
  2. hoe voegt de ontwikkeling extra kwaliteit toe aan een gebied?

Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.

De rijksladder heeft betrekking op stedelijke ontwikkelingen. De provincie wil onderzoeken of de ladder ook voor landelijke functies kan worden uitgewerkt. Vooruitlopend daarop spreekt de provincie nu al van de ladder voor duurzaam ruimtegebruik.

De provincie streeft naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De provincie heeft daartoe de Ecologische Hoofdstructuur opnieuw gedefinieerd in het Gelders Natuurnetwerk (GNN). In het GNN is uitsluitend sprake van een natuurbestemming. Hier ligt een opgave om nog 5.300 hectare natuur te ontwikkelen (was 11.000 hectare). De provincie richt zich op het realiseren van een robuust Gelders Natuurwerk met voldoende middelen voor het ontwikkelen, onderhouden en beheren op de langere termijn.
De 'niet-natuur' in de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (woningen, bedrijven, infrastructuur) heet voortaan de Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GO). De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. Het betreft 25.000 hectare grond. In de GO liggen ontwikkelingsmogelijkheden voor organisaties en particulieren. De ontwikkelingen moeten passen bij het karakter van het GO. De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.

4.2.2 Omgevingsverordening

De omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking van het beleid uit de Omgevingsvisie in regels. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. Voor de niet-grondgebonden landbouw stuurt de verordening op een 'plussenbeleid' (bovenwettelijke maatregelen) bij uitbreidingen. Een en ander volgens door de gemeenten/regio's nader uit te werken beleidskaders.

4.2.3 Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties

De Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties (vastgesteld 30 juni 2010) is een aanpassing van het beleid voor bedrijventerreinen van de in 2005 vastgestelde Structuurvisie Gelderland. Het structuurvisiebeleid is aangepast als gevolg van de sterk afnemende vraag naar en krimp van het aantal bedrijventerreinen na 2020 en de maatschappelijke weerstand tegen verrommeling van het landschap.


Doelstelling van de structuurvisie is tweeledig:

  • Voldoende terreinen van een goede kwaliteit die aansluit op de vraag van bedrijven.
  • Zorgvuldig gebruik van de ruimte en bedrijventerreinen die energiezuinig en klimaatbestendig zijn.


De verantwoordelijkheid voor planning, locatiekeuze, herstructurering van bestaande en aanleg van nieuwe bedrijventerreinen is een taak van de samenwerkende gemeenten. Nieuwe bedrijventerreinen mogen pas ontwikkeld worden als er geen mogelijkheden meer zijn op bestaande bedrijventerreinen.


Om een zorgvuldige afweging te maken van het ruimtegebruik hanteert de provincie Gelderland de SER-ladder:

  1. Gebruik de ruimte die reeds beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie of door herstructurering (inclusief schuifruimte) beschikbaar gemaakt kan worden.
  2. Vergroot de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen.
  3. Aanleg van nieuwe terreinen, waarbij relevante waarden en belangen in een gebiedsgerichte aanpak worden afgewogen, onder meer aan de hand van gebiedsspecifieke kwaliteitsvoorwaarden.

In navolging van de SER-ladder is de "Ladder voor duurzame verstedelijking" in 2012 ingevoerd en heeft daarmee een juridische status gekregen. Gemeenten moeten onderbouwen waarom een nieuwe stedelijke ontwikkeling past in een regionale behoefte, niet kan worden opgevangen in bestaande gebieden en gebouwen en goed ontsloten is.
De uitdaging voor Gelderland is het realiseren van voldoende ruimte voor bedrijfsontwikkeling van de juiste kwaliteit zodat tekorten, leegstand en verloedering wordt voorkomen.

4.2.4 Belvoir 3

Monumenten, archeologische vindplaatsen en waardevolle landschappen worden steeds meer bedreigd door oprukkende bebouwing en economische activiteiten. De nota Belvoir 3 (2009-2012) wil daar wat aan doen.

De provincie heeft met Belvoir 3 als centrale doelstelling; het realiseren van betekenisvolle plekken en daarmee een duurzame leefomgeving. Met betekenisvolle plekken bedoelen we wenselijke, zich onderscheidende-, sociaal- en economisch succesvolle plaatsen. Daarbij is er niet alleen aandacht voor cultuurhistorie, maar ook een duidelijke missie op dit gebied. De nota is een vervolg op de eerdere nota's Belvoir 1 en 2. In deze nota's is vastgelegd hoe de provincie haar cultuurhistorisch erfgoed wil bewaren en versterken. De twee vorige nota's hebben voorkomen dat veel typisch Gelderse cultuurhistorische waarden versnipperden of zelfs verdwenen.

Ook in de derde beleidsperiode gaat de provincie hier onverminderd mee door. Niet afwachtend, maar pro-actief. De Gelderse identiteit blijft hierbij de rode draad. De provincie zet nadrukkelijk in op gebiedsgericht beleid, op basis van de cultuurhistorische kenmerken (DNA's) die voor de tien gebieden in Gelderland zijn bepaald. Daarnaast werkt de nota Belvoir 3 aan:

  • implementatie van het Archeologisch afwegingskader;
  • professionalisering en intensivering van de taken van het Gelders Archeologisch Centrum;
  • het programma 'de Gelderse Voet': het kennis- en kundeproject in de restauratiebouw;
  • grote projecten zoals het 'Masterplan Limes', de 'Nieuwe Waterlinie' en 'Religieus Erfgoed';
  • betere communicatie van het cultuurhistorische beleid.

4.2.5 Cultuur- en erfgoedprogramma 2013-2016

Erfgoed is een belangrijke pijler van identiteit en ruimtelijke kwaliteit. Investeren in erfgoed heeft ook economische voordelen, zoals werkgelegenheid in de restauratiebouw en een sterkere vrijetijdseconomie. De provincie Gelderland doet dit door:

  • kennis en vakmanschap over restauraties te bevorderen om erfgoed te kunnen behouden en ontwikkelen;
  • musea en erfgoedinstellingen te ondersteunen;
  • in duurzame herbestemming van religieus -en industrieel erfgoed te investeren;
  • te werken aan de ontwikkeling en instandhouding van monumentale landgoederen;
  • particulieren te ondersteunen met subsidies voor restauratie en onderhoud;
  • de molens en stoomgemalen te subsidiëren.

Met het programma Gelderland Cultuurprovincie! 2013-2016 draagt de provincie bij aan een hoogwaardig cultuur- en erfgoedklimaat dat door zijn kwaliteit kleur en karakter geeft aan de Gelderse steden en aan de buitengebieden van Veluwe, Achterhoek en Rivierengebied. Daarbij besteedt de provincie extra aandacht aan innovatie en talentontwikkeling in de culturele sector en duurzaamheid en ontwikkeling van vakmanschap in de erfgoed sector. Tevens voert zij een aantal wettelijke taken uit, zoals bijvoorbeeld de ondersteuning van het netwerk van bibliotheken in de provincie en het beheer van archeologische vondsten.

De provincie Gelderland wil in algemene zin bevorderen dat de sector cultuur en erfgoed minder afhankelijk wordt van subsidies. De provincie stimuleert meer ondernemerschap en draagt bij aan vernieuwing, talentontwikkeling en kwaliteitsverbetering. Tevens stimuleert zij gemeentelijke samenwerking in cultuur- en erfgoedpacten, waarin twee of meerdere gemeenten samenwerken om de cultuurparticipatie en/of vrijetijdseconomie in de regio te bevorderen.

4.2.6 Waterplan Gelderland 2010 - 2015

Het Waterplan bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010 - 2015 is op 1 januari 2010 in werking getreden. In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.

Op de functiekaart van het Waterplan van de provincie Gelderland zijn de waterfuncties van het plangebied weergegeven. Hieronder staan alle aanwezige functies in het plangebied benoemd.

Stedelijk gebied

Elke kern heeft op grond van het Waterplan de basisfunctie 'stedelijk gebied'. Zowel in nieuw als in bestaand stedelijk gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel voorkomen worden. Hierbij wordt het water in de stad met het omringende watersysteem als één geheel beschouwd. De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem zijn in stedelijk gebied gericht op:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van wateroverlast;
  • de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied;
  • het voorkomen van zettingen;
  • het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor herstel van verdroogde natuur;
  • het weren van de riolering van (diepe) drainage en instromend grond- en oppervlaktewater;
  • het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten en hemelwateruitlaten;
  • het beperken van de invloed van bronbemaling;
  • het realiseren van de basiskwaliteit voor oppervlaktewater.

Landbouw

Binnen de functie landbouw komt natte natuur verspreid in kleine elementen voor. In de gebieden met de functie landbouw is de inrichting en het beheer van het watersysteem allereerst gericht op:

  • een ontwateringsdiepte met aanvaardbare risico's voor wateroverlast en vervolgens minimale vochttekorten;
  • oppervlaktewaterpeilen die het meest voorkomende landbouwkundige grondgebruik accommoderen;
  • beschikbaarheid van oppervlaktewater voor het op peil houden van de grondwaterstand en voor beregening;
  • (zeer) lokale afstemming op verspreid liggende natuurelementen en waardevolle ecologie (vissen, waterplanten);
  • een grondwaterpeil in de veenweidegebieden dat niet verlaagd wordt ten opzichte van het maaiveld (wel het volgen van maaivelddaling). De maximale drooglegging in veenweidegebieden is 60 cm onder maaiveld.

4.3 Regionaal Beleid

4.3.1 Algemeen

Op het terrein van de ruimtelijke ordening en volkshuisvesting heeft de Regio Achterhoek geen structurele overgedragen taak. Sinds september 2008 worden deze taken door de gezamenlijke gemeenten zelf opgepakt. Bestuurlijk en ambtelijk aanspreekpunt voor dit werkterrein ligt bij respectievelijk de gemeente Aalten en Bronckhorst.

4.3.2 Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012

De gemeenteraden van Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk hebben in hun vergaderingen van april/mei 2012 de 'Regionale structuurvisie Achterhoek 2012' vastgesteld. De gemeenteraad van Montferland heeft de visie niet formeel vastgesteld, maar daaraan wel instemming betuigd, omdat Montferland voor ruimtelijk ordening tevens deel uitmaakt van de Stadsregio.

De Regionale structuurvisie is een actualisatie van de visie uit 2004. Er is gekozen voor een actualisatie, omdat in de Achterhoek zich een aantal belangrijke en ingrijpende economische en maatschappelijke ontwikkelingen voordoen, zoals:

  • energietransitie en het inspelen op de gevolgen van de klimaatveranderingen;
  • bevolkingsverandering, krimp, vergrijzing en ontgroening;
  • de veranderingen in de landbouw en het landelijk gebied;
  • positionering van de Achterhoek in (inter)nationaal perspectief.


Deze ontwikkelingen zullen gevolgen hebben voor de manier waarop er nu gewoond, geleefd en gewerkt wordt in de Achterhoek. Ze hebben ook invloed op de wijze waarop geld verdiend wordt in de regio. Wijzigingen hierin kunnen ruimtelijke consequenties hebben. De geactualiseerde visie geeft richting aan het regionaal ruimtelijk beleid om de transitieopgaven goed te kunnen faciliteren. Dit door belangrijke ruimtelijke thema’s te agenderen en hierop afstemming tussen gemeenten te zoeken. Het doel is, dat de Achterhoek ook in de toekomst een vitale, regionale economie heeft en een zeer prettige omgeving blijft om in te wonen en te recreëren.


De visie sluit aan bij de Agenda 2020 van Regio Achterhoek en de provinciale regioverkenningen. Inhoudelijk beschrijft de structuurvisie:

  • Samenwerking op volkshuisvesting, bedrijfsvestigingen en functieveranderingsbeleid
  • Bereikbaarheid van de regio, zowel fysiek als digitaal
  • Balans tussen bestaande en nieuwe kwaliteiten in de landbouw/het landschap
  • Innoveren van de maakindustrie en landbouw en het verduurzamen van productieprocessen en energievoorziening
  • Ruimtelijk wordt de 'ja, mits' benadering leidend.

Deze visie is geen blauwdruk voor hoe het allemaal zou moeten. Respect voor het Achterhoekse landschap staat voorop, maar het ruimtelijk beleid mag innovatieve en duurzame ontwikkelingen niet in de weg staan. Van belang is om flexibel te blijven.

4.3.3 Regionale Detailhandelsvisie

Door de Kamer van Koophandel, MKB Nederland, Provincie Gelderland en de regio Achterhoek is een Regionale Detailhandelsvisie voor de Regio Achterhoek opgesteld. In deze visie staan, kijkend naar de huidige situatie, (toekomstige) ontwikkelingen en bestaande beleidsstukken, het toekomstbeeld van de winkelstructuur in de Achterhoek centraal. De visie maakt strategische keuzen en geeft beleidsstandpunten. Het beleid is gericht op optimalisering van de bestaande detailhandelsstructuur. De dynamiek in vraag en aanbod wordt ingezet in de bestaande winkelgebieden. De belangrijkste doelstellingen daarbij zijn: geen uitbreiding van het aantal detailhandelsconcentraties, voortzetten en versterken van de bestaande hiërarchie in de verzorgingsstructuur, versterking van de koppositie van de binnensteden van Doetinchem en Winterswijk t.o.v. Twente, KAN en Duitsland, compacte winkelcentra in een omgeving met hoge verblijfswaarde, regionale toetsing bij initiatieven met gemeenteoverschrijdende effecten, versterking van het bestaande woonthemacentrum in Doetinchem. Verder is er sprake van terughoudend beleid ten aanzien van perifere en grootschalige detailhandel, is flankerend beleid vanuit andere beleidssectoren noodzakelijk om de leefbaarheid van dorpen en kernen te stimuleren door behoud van voorzieningen, het bevorderen van samenwerking tussen recreatie/toerisme en detailhandel en is er geen plaats voor het realiseren van een Factory Outlet Center. Initiatieven in de regiogemeenten worden getoetst aan de regionale visie. Initiatieven met gemeente overschrijdende effecten worden ter toetsing aan de Regio Achterhoek voorgelegd. Er vindt periodiek regionaal overleg plaats.

4.3.4 Regionaal programma Bedrijventerreinen Regio Achterhoek

De regio Achterhoek wil de kansen benutten die samenwerking op het vlak van bedrijventerreinen biedt. Zij kijkt hierbij naar de regionale marktsituatie, de kwaliteiten van de regio en de bestuurlijke ambitie. In het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB, concept) geeft de regio een nadere uitwerking van vraag en aanbod, regulering van het aanbod, segmentering, programmering van de herstructurering, grondprijs, implementatie van de SER-ladder en monitoring. Het RPB biedt het kader voor concrete werk- en projectafspraken tussen de regiogemeenten.

De regio Achterhoek wil de kwaliteit van leven en wonen hoog houden. Voldoende en passende banen zijn daarbij onmisbaar. De werkgelegenheid zit grotendeels op bedrijventerreinen. Deze bedrijventerreinen moeten vitaal zijn en blijven, kwaliteit speelt hierin een steeds belangrijkere rol. De vraag naar bedrijventerreinen zal de komende tien jaren structureel lager liggen dan in voorgaande decennia. Er is vooral ruimte nodig voor de opvang van de vervangingsvraag.


Afspraken

Binnen de regio en subregio's zijn afspraken gemaakt over de toekomst van bedrijventerreinen. De gemeente Bronckhorst participeert in de subregio West-Achterhoek. De gemeenten in West-Achterhoek werken samen rondom A18 Bedrijvenpark en het EBT in Montferland.

De vraag in West-Achterhoek is 109,8 hectare aan bedrijventerreinen in de periode 2009-2023. Een overaanbod dreigt. Voor de gemeente Bronckhorst geldt dat De Vinkenkamp en Steenderdiek B harde plannen zijn en doorgang zullen vinden. Winkelskamp Oost en Dambroek Zuid betreffen zachte plannen. Voor Dambroek Zuid wordt in de periode 2010-2015 de behoefte nader bekeken.

Subregio West-Achterhoek pakt de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen samen op met de herstructurering van oude bedrijventerreinen. Binnen de gemeente Bronckhorst hebben de volgende terreinen een transformatieopgave: het HAVO-terrein, het buitengebied en de kleine kernen. Bij de transformatie van deze terreinen kan gebruik gemaakt worden van het HRT-fonds, waarin positieve opbrengsten van de ontwikkeling van het A18 Bedrijvenpark en het EBT Montferland en gelden van de provincie zijn opgenomen.

De regiogemeenten stimuleren Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO), energiebesparing en gebruik van duurzame energie bij bedrijven.

Monitoring moet uitwijzen of aanpassing van de gemaakte afspraken nodig en mogelijk is.

4.3.5 Waterbeheerplan

Het Waterschap Rijn en IJssel heeft in het Waterbeheerplan 2010 - 2015 haar beleid vermeld. Dit plan is opgesteld in samenwerking met 4 andere waterschappen, die deel uitmaken van deelstroomgebied Rijn-Oost. Dit plan is per 1 januari 2010 in werking getreden.

De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor voldoende water, schoon water en voor veilig wonen en werken op de taakvelden watersysteem, waterketen en veiligheid. Het waterschap houdt daarbij rekening met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen. Aandachtspunten zijn het verbeteren van ecologische en chemische waterkwaliteit (terugdringen van oppervlaktewatervervuiling) en het voorkomen van wateroverlast, waarbij rekening wordt gehouden met het veranderende klimaat. In zowel landelijk als stedelijk gebied kunnen ruimtelijke ontwikkelingen een positief maar ook een negatief effect hebben op het watersysteem.

In de Watervisie geeft het Waterschap aan hoe ze aankijken tegen de gewenste ruimtelijke inrichting van het werkgebied om de wateropgaven waarvoor ze de komende 50 jaar staan, duurzaam op te lossen.

In januari 2015 lag het ontwerp van het Waterbeheerplan 2016 - 2021 ter visie voor inspraak. Dit plan zal het huidige Waterbeheerplan vervangen. Naar verwachting wordt het nieuwe Waterbeheerplan in september 2015 vastgesteld.

4.4 Gemeentelijk Beleid

4.4.1 Structuurvisie

Op grond van de Wro dient elke gemeente een of meerdere structuurvisies vast te stellen voor haar gehele grondgebied. Beleidsdoelen uit de structuurvisie worden gerealiseerd in bestemmingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen.


De structuurvisie voor de gemeente Bronckhorst is op 25 oktober 2012 vastgesteld en kent een plantermijn van 10 jaar. De structuurvisie is een visie waarin het bestaande beleid geactualiseerd en afgestemd is. Voor het landelijk gebied vormt het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) dat op 25 juni 2009 is vastgesteld, een belangrijke basis (zie 4.4.12).

In deze Structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in grote kernen, kleinere kernen, buurtschappen en overig buitengebied. De kernen betreffen de vier grote kernen Hengelo, Steenderen, Vorden en Zelhem en de kleinere kernen Achter-Drempt, Baak, Bronkhorst, Halle, Hoog-Keppel, Hummelo, Keijenborg, Kranenburg, Laag-Keppel, Olburgen, Toldijk, Veldhoek, Velswijk, Voor-Drempt en Wichmond. De buurtschappen onderscheiden zich van het overige buitengebied door een concentratie van woonbebouwing met eventuele voorzieningen. De buurtschappen zijn Bekveld, De Meene, Delden, Dunsborg, Eldrik, Gooi, Halle-Heide, Halle-Nijman, Heidenhoek, Heurne, Linde, Medler, Mossel, Noordink, Oosterwijk, Rha, Varssel, Veldwijk, Vierakker, Wassinkbrink, Wildenborch, Winkelshoek, Wittebrink en Wolfersveen.


De gemeente Bronckhorst heeft in 2006 een groot aantal gebieden aangewezen onder de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Deze zogenaamde Wvg-gebieden reserveren ruimte voor woningbouw, bedrijvigheid en maatschappelijke doeleinden, zoals scholen, gemeentehuis en sportvoorzieningen. Met de vaststelling van de structuurvisie zijn de aangewezen gebieden die onder de Wet voorkeursrecht gemeenten vallen (Wvg-gebieden), bestendigd. De structuurvisie geeft mede de ruimtelijke onderbouwing van het al dan niet bestendigen van de Wvg en de omvang daar van. Inmiddels zijn alle Wvg-aanwijzingen komen te vervallen.

De structuurvisie kent een uitvoeringsparagraaf. In de structuurvisie wordt bepaald welke voorzieningen als 'bovenwijks' worden aangeduid en hoe deze kunnen worden gefinancierd. Hierin wordt aangegeven welk deel van de kosten mogelijk ten laste zal komen van ontwikkelingslocaties. In de structuurvisie wordt ook bepaald of er ten aanzien van nieuwe ontwikkellocaties sprake zal zijn van verevening tussen die locaties. Ook beschrijft de structuurvisie het beleidskader voor eventuele eisen aan woningbouwcategorieën in ontwikkellocaties.

4.4.2 Kernenbeleid

Op 1 januari 2005 zijn vijf gemeenten samengevoegd tot 1 nieuwe gemeente. Voor de herindeling had bijna ieder dorp een eigen gemeentehuis en gemeentebestuur in de nabije omgeving. De wethouders waren bekenden en ook de meeste ambtenaren woonden in het dorp. Zij maakten deel uit van de gemeenschap en waren daardoor vanzelfsprekend op de hoogte van wat er leefde in hun dorp. Zaken die de dorpsbewoners dwars zaten werden bijvoorbeeld op informele wijze, tijdens de wekelijkse sportavond, besproken of men liep even het gemeentehuis binnen om navraag te doen hoe het met de voortgang van een bepaald project stond. Sinds de herindeling bestrijkt de gemeente nu een groot gebied, waardoor de afstand tussen de burger en de gemeente in zowel sociaal als fysiek opzicht groter is geworden. De contacten met het gemeentebestuur verlopen via formelere procedures en de gemeente moet haar aandacht verdelen over ruim 40 kernen en buurtschappen. Vanaf 1 januari 2010 is het convenant dorpsbelangenorganisaties en gemeenten van kracht.

Het kernenbeleid verschaft in het convenant duidelijkheid over de wijze waarop de gemeente omgaat met de kernen. Het kernenbeleid van de gemeente Bronckhorst wordt beschreven in de volgende twee doelstellingen:

  • Het behouden van de bestaande korte lijnen in de relatie tussen burger en bestuur. Door deze korte communicatielijnen met de burgers kan een beter draagvlak worden gecreëerd voor het gemeentelijk beleid binnen het dorp.
  • De leefbaarheid en vitaliteit van de kernen in de gemeente Bronckhorst in stand houden en verbeteren. De kernen in Bronckhorst hebben allemaal een eigen identiteit, meestal gekenmerkt door een rijk verenigingsleven en grote sociale betrokkenheid. Zowel de gemeente als de burgers willen dit graag in stand houden.

4.4.3 Woonbeleid

De provincie Gelderland, de Achterhoekse woningcorporaties (verenigd in het ACO) en de zeven Achterhoekse gemeenten willen vanuit een gedeeld urgentiegevoel en een gezamenlijk belang zorgen voor een gezonde woningmarkt. De partijen werken daarom sinds 2010 nauw samen. Deze samenwerking heeft geresulteerd in een regionale woonvisie voor de Achterhoek voor de periode 2010-2020 met als titel 'Alleen ga je sneller, samen kom je verder'. Deze woonvisie is vastgesteld op 27 januari 2011 en speelt in op de gevolgen van de bevolkingsdaling en vergrijzing. In 2013 is de regionale geëvalueerd en geactualiseerd. Gebleken is dat de bevolkingskrimp doorzet en dat aanscherping van de afspraken noodzakelijk was. Een van de maatregelen was dat de werkingsduur van de afspraken verlengd werd van 2010-2020 naar 2010-2025. In mei 2015 is vervolgens de 'Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025 vastgesteld met een verdere bijstelling van de afspraken op het gebied van woningbouw en bestaande woningvoorraad. Deze vervangt de voorgaande regionale woonvisie en vormt het nieuwe afsprakenkader met de provincie Gelderland. Nieuw bij de regionale Woonagenda is, dat deze mede tot stand is gekomen met burgers, ondernemers en maatschappelijke organisaties.


De Achterhoek heeft te maken met bevolkingskrimp en heeft inmiddels de officiële status van 'Krimpregio' gekregen. De Achterhoekse gemeenten hebben zich de afgelopen jaren georiënteerd op deze problematiek en hebben verschillende krimpregio's bezocht. Samen met de provincie en de corporaties zijn ze in gesprek gegaan over de prognoses over de demografische ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de woningbouw en woningvoorraad in de Achterhoek. Uiteraard is wonen mede afhankelijk van ontwikkelingen op andere terreinen, zoals economie en recreatie. De relatie met de totaalvisie van de Achterhoek, zoals weergegeven in de regionale structuurvisie mag dan ook niet uit het oog worden verloren. Er zijn regionale afspraken gemaakt over de nog toe te voegen woningaantallen alsmede kwalitatieve afspraken over de nieuwbouw en bestaande woningvoorraad. Ook thema's zoals wonen en zorg en de toenemende leegstand in zowel de woningvoorraad als in maatschappelijk en zakelijk vastgoed worden belicht, Het is belangrijk dat de plannen die het meest bijdragen aan het versterken van de woonkwaliteit in de Achterhoek uitgevoerd worden. Het bepalen van de beste locaties is maatwerk dat door de gemeenten zelf wordt gedaan.


Doelstellingen en ambities Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025:

  1. Er zijn in 2025 voldoende woningen van een door bewoners en woningzoekenden gewenste prijs en kwaliteit voorhanden in de bestaande woningvoorraad.
  2. Het eerder afgesproken aantal netto toe te voegen woningen op regioniveau van 5.900 in de periode 2010-2025, wordt met 10% verlaagd.
  3. Op termijn zal sloop van woningen meer dan ooit noodzakelijke worden. Sloop/nieuwbouw is een gezamenlijke regionale opgave en levert een belangrijke bijdrage aan het instandhouden van de woonkwaliteit van de regio. Het draagt tevens bij aan het realiseren van de energiedoelstellingen en aan het vergroten van de woningvoorraad die levensloopbestendig is.
  4. Bij de monitoring van leegstand van woningen hanteren we de grens van maximaal 2%. Hierbij maken we onderscheid tussen huur en koop: huur maximaal 1% en koop maximaal 3%. Als de werkelijke leegstand hoger is dan genoemde percentages wordt aan de hand van een nadere analyse bepaald of maatregelen nodig zijn.
  5. Binnen de bestaande woningvoorraad is enerzijds sprake van waardevermindering en anderzijds van waardetoevoeging. Per saldo streven we zowel op regionaal als lokaal niveau op waardebehoud.
  6. De leefbaarheidsaspecten worden door bewoners gewaardeerd met eenzelfde oordeel als uit het Achterhoeks Woonwensen en Leefbaarheidsonderzoek uit 2013.
  7. Er zijn voldoende kwalitatief hoogwaardige en bereikbare voorzieningen (ontmoeting, sport, zorg) om in de behoefte van de inwoners te voorzien.
  8. In het Akkoord van Groenlo is afgesproken toe te werken naar een energieneutrale Achterhoek in 2030. Een van de onderdelen hierbij vormt het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad.


Verdeling per gemeente

De zeven Achterhoekse gemeenten hebben op 9 juli 2010 consensus bereikt over de onderlinge verdeling per gemeente van de 5.900 woningen. Ook hebben zij een convenant ondertekend, onder andere inhoudend dat geen nieuwe plannen in behandeling worden genomen die tot een toename van de netto-woningvoorraad leiden. De zeven gemeenteraden hebben in januari 2011 de eerste regionale woonvisie vastgesteld.


In de opvolger hiervan, de Regionale Woonagenda die vastgesteld is op 28 mei 2015, is op basis van nieuwe inzichten besloten dat de afspraak om nog 5.900 woningen toe te voegen in de periode 2010-2025 met 10% zal worden verlaagd. Aan de hand van monitoring kan op een later moment besloten worden of verdere verlaging van het nog toe te voegen aantal woningen plaats moet vinden.


Voor Bronckhorst betekent de regionale verdeling dat er fors geschrapt moest en nog steeds moet worden in de eerder voorziene plannen/aantallen nieuw te bouwen woningen. De destijds berekende lokale woningbehoefte van Bronckhorst van ca. 900 woningen voor de periode 2006-2015 is in de Regionale Woonvisie bijgesteld naar 385 woningen voor de periode 2010-2025. Dit aantal blijft voor Bronckhorst blijft overigens in de Regionale Woonagenda gehandhaafd.


Een groot deel van deze woningen is al in aanbouw, dan wel staat in de startblokken. Voor zover mogelijk blijft de gemeente sturen op het bouwen van het leeuwendeel van de woningen in de vier grotere kernen Hengelo, Steenderen, Vorden en Zelhem. Het handhaven en bevorderen van het voorzieningenniveau heeft hier aandacht, daarnaast is er versnelde aandacht voor de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Wonen en zorg is een belangrijk thema. Maar ook leegstaand en leegkomend vastgoed heeft nadrukkelijk de aandacht gezien het effect hiervan op de kwaliteit en leefbaarheid van het omliggende gebied.


De beperkte mogelijkheden voor nieuwbouw hebben ook consequenties voor het ruimtelijk beleid. Zo zal er aanzienlijk geschrapt moeten worden in de woningbouwplannen. Ook in al bestaande capaciteit, variërend van grotere plannen tot mogelijkheden op perceelsniveau. Niet-benutte bouwvergunningen worden ingetrokken en niet-benutte woningbouwmogelijkheden zullen in de bestemmingsplannen worden wegbestemd.


Voor het buitengebied betekent het bijstellen van de aantallen dat er nog maar zeer beperkte mogelijkheid voor toepassing van het functieveranderingsbeleid in de vorm van woningtoevoeging is en is ook het splitsen van de grotere woningen niet meer mogelijk.


De constructieve samenwerking van de partijen bij de totstandkoming van de eerdere Regionale woonvisie en de huidige regionale Woonagenda zal ook bij de uitvoering ervan, samen met de marktpartijen, cruciaal zijn.

4.4.4 Wonen en zorg

Op 25 februari 2014 stelde het college van Bronckhorst het 'Beleid- en uitvoeringsplan Wonen en Zorg' vast. Via het beleid- en uitvoeringsplan wil de gemeente een visie op wonen en zorg bieden zoals deze werd aangekondigd in de 'Structuurvisie Bronckhorst' (zie paragraaf 4.4.1). Daarnaast wil de gemeente de visie operationaliseren door nadere definities te stellen, zoals in geval van woonzorggebieden, of het vaststellen van acties, zoals het zoeken van samenwerking met de eerstelijnszorg.

Het beleid- en uitvoeringsplan kent diverse uiteenlopende onderwerpen en beleidsvisies. De onderwerpen met ruimtelijke relevantie zijn hieronder samengevat.


Woningvoorraad

De bestaande woningvoorraad past niet bij de toekomstige samenstelling van de bevolking. Daarnaast worden er de komende jaren nog maar zeer beperkt nieuwbouwwoningen toegevoegd. Tussen de zeven Achterhoekse gemeenten is afgesproken dat er fors wordt geschrapt in de plancapaciteit (zie paragraaf 4.4.3).

De gemeente Bronckhorst wil zorgen voor een gedifferentieerd aanbod aan kwalitatief en kwantitatief voldoende woningen die voldoen aan de bestaande en toekomstige vraag. 'De juiste woning op de juiste plaats' is hierbij uitgangspunt. Dit wil zeggen dat er voldoende woningen zijn, nu en in de toekomst, die zo goed mogelijk aansluiten bij wat mensen willen. Er is echter weinig sturing in de nog toe te voegen woningbouw mogelijk. Daar waar sturing bij nieuwbouw nog enigszins mogelijk is, wordt ingezet op toekomstbestendige woningen. Kansen moeten echter vooral gezocht worden in de bestaande woningvoorraad.

De huidige en toekomstige generatie ouderen blijft steeds langer actief en blijft zo lang mogelijk thuis wonen. Daarnaast is er de ontwikkeling scheiden van wonen en zorg. Gevolg is, dat er een groeiende behoefte is aan zorg aan huis en toegankelijke woningen voor mensen met een beperking in hun dagelijkse doen en laten. Dit alles heeft grote consequenties voor de bestaande woningvoorraad. De bestaande woningvoorraad is hier grotendeels niet geschikt voor.

De bestaande woningen zullen aangepast moeten worden. De woningen moeten 'geschikt' gemaakt worden. De meningen over wanneer een woning daadwerkelijk geschikt genoemd kan worden lopen uiteen. Wanneer gesproken wordt over een geschikte woning, is er veelal sprake van maatwerk.

In de prestatieafspraken met de corporaties is opgenomen dat we samen onderzoeken wat we verstaan onder een geschikte woning en hoe we hiermee om zullen gaan in de praktijk. Het volledig aanpassen van alle (corporatie)woningen heeft geen zin. Veel van de in de woning aangebrachte voorzieningen zullen in de meeste gevallen niet worden gebruikt, omdat veel ouderen zich tot op hoge leeftijd nog prima kunnen redden. De investering staat dan niet in verhouding tot de opbrengst ervan.


Woonzorggebieden

Door extramuralisering zijn zorgaanbieders steeds meer gaan inspelen op de mogelijkheden om zorg bij mensen thuis te brengen. Mensen kunnen daardoor langer in hun eigen vertrouwde omgeving blijven wonen. Er is een aantal groepen inwoners waarvoor het van belang is dat zij dicht bij de voorzieningen wonen. Daarnaast kiest ook een deel van de inwoners bij het ouder worden voor een aangepaste woning in de nabijheid van de voorzieningen.

De gemeente wil daarom in de vijf grote kernen: Hengelo, Hummelo, Steenderen, Vorden en Zelhem, woonzorggebieden realiseren. Een woonzorggebied is een kern waar ouderen en mensen met een beperking zo zelfstandig mogelijk kunnen wonen en deelnemen aan de samenleving. Binnen deze gebieden is sprake van wonen, welzijn en zorg op maat variërend van aangepaste woningen tot 24 uurs-zorg. In de gebieden worden de voorzieningen zoveel mogelijk geclusterd. Door deze clustering wordt versnippering voorkomen. Hierdoor wordt in deze gebieden een versterkt en hoogwaardig aanbod gerealiseerd.

Definitie van een woonzorggebied: een (deel van een) kern, waarin optimale condities zijn geschapen voor wonen met zorg. De bewoners van het totale woonzorggebied zijn in principe een dwarsdoorsnede van de samenstelling van de plaatselijke bevolking.

Een woonzorggebied is een gewoon gebied waarin de zorg beslist niet domineert, waar sprake is van integrale zorg en dienstverlening en waar overwegend levensloopgeschikte woningen en woonomgeving met een goed voorzieningenniveau aanwezig zijn.

Als woonzorggebied wordt de totale bebouwde kom van de de kernen gerekend, met uitzondering van de bedrijventerreinen. Er wordt gekozen voor de totale (woon)kern om te voorkomen dat woningen 'net buiten de werkingsgebied van het beleid valt' of dat zorgaanbod gaat domineren in een gebied.

De zorg- en dienstverlening binnen deze gebieden is niet overal gelijk. Dit is afhankelijk van de kansen en mogelijkheden die zich voordoen in de verschillende gebieden. Rondom de verzorgings- en verpleeghuizen is het niveau van zorg en dienstverlening hoger dan in de rest van de kern.

Bij het aanmerken van de woonzorggebieden is aansluiting gezocht bij de bestaande verzorgings- en verpleeghuizen.

Ouderen worden gestimuleerd om dicht bij de voorzieningen in de woonzorggebieden te gaan wonen. Met de forse toename van het aantal ouderen is het niet reëel om er vanuit te gaan dat alle ouderen daar ook gehuisvest kunnen worden omdat daar op termijn onvoldoende woningen beschikbaar zullen zijn.

Mensen hebben de keuze om dicht bij de voorzieningen in een woonzorggebied te gaan wonen. Met name voor ouderen kan dit een bewuste keuze zijn. Er is echter een aantal groepen inwoners waarvoor het wel van belang is dat zij in de woonzorggebieden wonen. Dit zijn onder meer mensen met dementie, de groep die onder de psychogeriatrie (pg) valt. Voor het exploiteren van intensieve zorgplaatsen is een bepaald volume nodig. Organisaties hebben elkaar nodig om de gewenste zorg en ondersteuning te kunnen bieden. De intensieve zorgplaatsen wil de gemeente daarom concentreren in de woonzorggebieden. Deze intensieve zorgplaatsen zijn een goede basis voor de zorginfrastructuur in de kern en het gebied dat bij de kern hoort. Door clustering van deze intensieve zorgplaatsen met andere voorzieningen wil de gemeente een versterkt en hoogwaardig aanbod realiseren in de vijf kernen. Woonvoorzieningen voor mensen met een beperking wil de gemeenten ook concentreren in de vijf grote kernen. Het gaat om mensen die niet zelfstandig initiatief kunnen nemen en/of niet in staat zijn het vervoer te regelen. Door deze mensen dicht bij de voorzieningen te huisvesten, worden zij geprikkeld en in staat gesteld deel te nemen aan het maatschappelijk leven.

In en woonzorggebied streeft de gemeente ernaar dat de volgende voorzieningen aanwezig zijn:

  • intensieve zorgplaatsen voor de verschillende groepen;
  • 24-uurs zorg op afroep;
  • informatie- en adviesfunctie;
  • zoveel mogelijk nultredenwoningen;
  • Welzijns- en ondersteuningsdiensten;
  • huisarts, tandarts, apotheek in een gezondheidscentrum met eventueel andere zorg- en welzijnsdiensten;
  • aandacht voor:

- openbare ruimte rolstoeltoegankelijk en sociaal veilig;

- slim gebruik van vrijkomende gebouwen;

- goed gladheidbeleid.

De huisarts, tandarts en apotheek behoren tot de basisvoorzieningen in een gebied. Huisartsen zoeken steeds meer de samenwerking en samenhang met andere zorgverleners. Op meerdere locaties in de gemeente is een HOED (Huisartsen onder één dak). In een aantal gevallen zijn meerdere zorg- en welzijnsfuncties hieraan gekoppeld en is sprake van een gezondheidscentrum.

De clustering van voorzieningen in een HOED of gezondheidscentrum kan er toe bijdragen dat de gezondheidszorg minder kwetsbaar is. De zorgvragen nemen toe en er is schaarste aan mensen en middelen. De zorg moet zo doelmatig mogelijk georganiseerd worden. De nadruk ligt op vraag gestuurde zorg en dit betekent inspelen op wat zorgvragers belangrijk vinden en rekening houden met hun daadwerkelijke behoeften en de wijze waarop zij hun leven willen inrichten. Er is bij de eerstelijnszorgverleners een groeiende wens naar werkbare zorg. Door een combinatie van toenemende werklast en andere beroepsoriëntatie (normale werkdagen, parttime werken) ontstaat bij huisartsen, verloskundigen en andere vrije beroepsgroepen meer behoefte aan onderlinge samenwerking en facilitaire ondersteuning. Een deel van hen wil liever geen eigen bedrijf meer runnen.

De gemeente stimuleert de ontwikkeling van samenwerking en samenhang van zorg- en welzijnsfuncties (bijvoorbeeld in de vorm van een gezondheidscentrum) in de vijf woonzorggebieden.

Wonen en zorg in het buitengebied

Zorg en welzijn houden niet op bij de grenzen van de woonzorggebieden. Ook het buitengebied maakt gebruik van de zorg- en ondersteuningsinfrastructuur die in de woonzorggebieden aanwezig is. Met buitengebied wordt het hele gebied buiten de vijf woonzorggebieden bedoeld, dus ook de kleine kernen. De mate waarin zorg en ondersteuning in het buitengebied geboden kunnen worden, zal echter op een lager niveau liggen dan in de vijf woonzorggebieden. Hierbij wordt opgemerkt dat burgers een eigen verantwoordelijkheid hebben in de keuzes die zij maken en de gevolgen van die keuzes. Als mensen met een grote zorgvraag ervoor kiezen in het buitengebied te gaan (of te blijven) wonen, kan dit in de toekomst betekenen dat een eigen bijdrage wordt gevraagd om de hogere kosten die de levering van zorg in het buitengebied met zich meebrengt te dekken.

Woonzorgvoorzieningen in het buitengebied zijn niet op voorhand uitgesloten. Er geldt een 'ja, mits principe'. Dit houdt in: willen (zorg)organisaties zich in het buitengebied vestigen, dan wil de gemeente daaraan medewerking verlenen op voorwaarde dat er zich geen negatieve consequenties voordoen voor de cliënten of de voorgestane concentratie van wonen en zorg in de woonzorggebieden.

4.4.5 Masterplannen en centrumvisie

4.4.6 Economisch beleid

Op 22 juni 2006 heeft de gemeenteraad het beleid voor economische ontwikkeling van Bronckhorst 'Kansen benutten in Bronckhorst' 2006 - 2010 vastgesteld. Dit beleidsdocument geeft richting aan de gewenste economische ontwikkeling van de gemeente Bronckhorst. De centrale doelstelling van het beleid luidt als volgt: 'De gemeente Bronckhorst werkt aan een duurzame evenwichtig en vitale economische ontwikkeling van Bronckhorst, waarbij gebruik gemaakt wordt van aanwezige kwaliteiten. In de zin van rust en ruimte wordt gestreefd naar behoud en versterking van de werkgelegenheid en een regelmatige ontwikkeling van de werkgelegenheid in kansrijke sectoren als recreatie en toerisme, (niet) commerciële dienstverlening.'

Nijverheid is een stabiele economische sector van betekenis. De trend is dat het aantal arbeidsplaatsen licht daalt als gevolg van globalisering. Veel investeringen waardoor arbeidsproductiviteit stijgt. Door specialisatie en aansluiting op kennis- en innovatiecentra kan de sector zich handhaven in nichemarkten.

Bereikbaarheid is een absolute voorwaarde voor deze en andere sectoren. Enerzijds moet de aantakking op het regionale en rijkswegennet verbeterd worden, anderzijds moeten ook de wegen binnen de gemeente een goede doorstroming van het vrachtverkeer mogelijk maken. In samenspraak met omliggende gemeenten zal gezocht worden naar oplossingen voor verbetering van de regionale ontsluiting.

Daarnaast is bereikbaarheid via snelle en toekomstvaste telecommunicatieverbindingen een absolute voorwaarde om een concurrerende positie te kunnen blijven houden.

Het bedrijfsleven is gebaat bij een vitale samenleving. Met name een verbetering van het woningaanbod voor jongeren zal meer jongeren aan de gemeente binden, waardoor de benodigde verjonging van het werknemersbestand kan optreden.

4.4.7 Monumenten, archeologisch en cultuurhistorisch beleid

De gemeente Bronckhorst kent een Erfgoedverordening waarin de aanwijzing en bescherming van gemeentelijke monumenten is geregeld en waarin het archeologiebeleid is vastgelegd. In september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet verplicht de raad om bij vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden en daarvoor regels op te nemen. De Wamz wijst het bestemmingsplan aan als planmodel waarin de archeologische waarden en verwachtingen moeten worden geborgd. Instrument daarvoor is de archeologische waarden- en verwachtingskaart.

De gemeente Bronckhorst heeft een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart. De archeologische waarden- en verwachtingskaart is een kaart waarop bekende archeologische vindplaatsen en terreinen staan die door de provincie en de rijksoverheid zijn geoormerkt als terreinen met een archeologische status. Daarnaast geeft de archeologische waarden- en verwachtingskaart een vlakdekkend en zo gedetailleerd mogelijk overzicht van de archeologische verwachtingen binnen de gemeente. Op de hier vanaf geleide beleidsadvieskaart zijn aan de verschillende verwachtingszones uitvoeringsgerichte adviezen voor het gemeentelijk AMZ (Archeologische MonumentenZorg)–beleid gekoppeld. Deze kaarten samen bieden daarmee zowel inzicht in de bestaande archeologische toestand van het landelijke en het bebouwde gebied van de gemeente alsmede een handvat voor een zorgvuldige omgang met archeologische waarden in de ruimtelijke ordening conform de Wamz en de Wro. Op 11 juli 2013 heeft de gemeenteraad middels wijziging van de erfgoedverordening het meest actuele archeologiebeleid vastgesteld. Dit beleid is gebaseerd op de regionale nota 'Archeologie met beleid - Afwegingskader voor het archeologiebeleid in de Achterhoek'.

De inbreng van cultuurhistorie in ruimtelijk beleid was één van de belangrijkste pijlers van de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in 2009. Het verankeren van de bescherming van cultuurhistorische waarden in ruimtelijke regelgeving is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Per 1 januari 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat in de ruimtelijke ordening "rekening wordt gehouden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten". Historische (stede)bouwkunde en historische geografie moeten worden meegenomen in de belangenafweging. Het gaat niet meer alleen om het beschermen van tot monument aangewezen panden en objecten en archeologische waarden, maar ook om andere waardevolle objecten en structuren. Concreet betekent dit dat gemeenten de cultuurhistorie als vast onderdeel mee gaan nemen in structuurvisies, met een doorwerking ervan in bestemmingsplannen.

De gemeente Bronckhorst heeft een cultuurhistorische gebiedsbeschrijving gemaakt om inzichtelijk te krijgen wat de cultuurhistorische waarden in de gemeente zijn. Met deze cultuurhistorische beschrijving geeft de gemeente inzicht in de ontstaansgeschiedenis van het gemeentelijk grondgebied en in de bijbehorende cultuurhistorische waarden. In het bijbehorende SWOT-analyse is aangegeven wat op dit vlak de sterke en zwakke punten zijn en waar kansen en bedreigingen liggen. De beschrijving is bruikbaar voor het inpassen in diverse beleidsstukken. Daarnaast is het behulpzaam bij het ontwikkelen van een visie op toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen rondom de cultuurhistorische waarden. De doelgroep van dit project is tweeledig. Enerzijds zijn de resultaten bedoeld als bruikbare instrumenten voor de bestuurders en ambtenaren van de gemeente Bronckhorst. Anderzijds is het uiteindelijk de burger binnen gemeente Bronckhorst die gebaat is bij een degelijke cultuurhistorische beschrijving en aanvullende beleidsnotities. Omdat de gemeente Bronckhorst een groot belang hecht aan de bijdrage van cultuurhistorie aan de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente, en om de cultuurhistorische kenmerken en kansen te verankeren in beleid, koos de gemeente ervoor om cultuurhistorisch beleid vast te leggen in een thematische structuurvisie cultuurhistorie. De structuurvisie geeft input bij de onderbouwing van de omgang met cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplan. In de structuurvisie is de gemeente verdeeld in de volgende drie gebieden, hetgeen de basis vormt van het gemeentelijke cultuurhistorische beleid:

  • Cultuurhistorisch vrije gebieden
    1. geen leidraad vanuit cultuurhistorie voor ontwikkelingen
    2. cultuurhistorie als vrije inspiratie
    3. gemeente vraagt niets en biedt enthousiasme en welwillendheid
  • Cultuurhistorische kansgebieden
    1. cultuurhistorie als kans en inspirerende leidraad
    2. cultuurhistorie levert een bijdrage aan ontwikkelingen en de ontwikkelingen versterken de cultuurhistorie
    3. gemeente faciliteert en inspireert
  • Cultuurhistorische topgebieden
    1. cultuurhistorie als uitgangspunt
    2. ontwikkeling versterkt cultuurhistorie
    3. gemeente faciliteert, stimuleert en werkt mee

Naast deze drie gebieden zijn tevens cultuurhistorische ensembles en hotspots omschreven. Het gaat om cultuurhistorische structuren en elementen die op het schaalniveau van de gemeente van belang zijn. Ze geven karakter en kleur aan de deelgebieden en kunnen als inspiratie of leidraad dienen bij ontwikkelingen.

De Structuurvisie cultuurhistorie Bronckhorst is op 31 oktober 2013 door de raad vastgesteld en op 9 januari 2014 in werking getreden.

4.4.8 Welstandsnota

De herziening van de Woningwet, die 1 januari 2003 in werking is getreden, heeft onder meer als doel, het inzichtelijk maken van de beoordeling van de aanvragen voor bouwplannen door de welstandscommissie. Die beoordeling zelf is niet veranderd en betreft 'de aanvaardbaarheid van het bouwwerk in zijn omgeving, van het bouwwerk op zichzelf en van de toegepaste details, materialen en kleuren'. Nieuw is de vaststelling van de nota door de gemeenteraad.

De welstandsnota bevat de criteria die gelden bij de beoordeling van bouwplannen door de welstandscommissie. De reden voor dit nieuwe beleidsinstrument is én de gemeenteraad én de burger te betrekken bij het welstandsbeleid, zodat dit beleid voor een ieder inzichtelijk wordt.

De formulering luidt, dat de plannen moeten voldoen 'aan redelijke eisen van welstand'. Thans is het al lang niet meer zo dat overal op dezelfde wijze naar de plannen wordt gekeken; eerst wordt de aanvraag al getoetst aan het bestemmingsplan; in nieuwe plangebieden bepalen daarnaast beeldkwaliteitplannen waaraan de bouwplannen moeten voldoen. In beschermde stads- en dorpsgezichten wordt speciaal gelet op het historische kader. Wat 'redelijk' is voor welstand, hangt dus af van het kader waarbinnen de plannen worden getoetst.

De nota brengt samenhang in die toetsingskaders en de daarbij behorende criteria en presenteert deze overzichtelijk en inzichtelijk. Met vaststelling van de welstandsnota door de gemeenteraad kan de welstandsbeoordeling alleen nog maar gebaseerd worden op de criteria die in de welstandsnota worden genoemd.

4.4.9 Reclamebeleid

Op 9 september 2008 hebben B en W het definitieve beleid vastgesteld voor het plaatsen van permanente reclame-uitingen in de gemeente. Hiermee willen zij de beeldkwaliteit in Bronckhorst verhogen en aantasting van de architectuur voorkomen. Een rustig en overzichtelijk straatbeeld verhoogt de beeldkwaliteit en creëert een toegankelijke en veilige openbare ruimte voor bezoekers, bewoners en hulpdiensten. Daarnaast biedt dit beleid rechtszekerheid voor ondernemers, die hun bedrijf op de kaart willen zetten, door duidelijke richtlijnen te stellen. Het nieuwe reclamebeleid staat in verband met de Welstandsnota en is afgestemd op de functie van de verschillende delen van de gemeente (gebiedsgerichte benadering), die hierin is opgenomen. In het ene gebied mag meer dan in het andere.

Richtlijnen
De gemeente maakt in het reclamebeleid onderscheid in algemene en gebiedsgerichte richtlijnen. Alle reclame-uitingen moeten aan de algemene richtlijnen voldoen. Het gaat hierbij om functioneel, technische eisen (reclame-objecten moeten een verband hebben met de activiteiten van het bedrijf, het gebruikte materiaal moet deugdelijk zijn etc.), verkeersveiligheidseisen (er mag geen overlast zijn voor gebruikers van nabijgelegen onroerend goed, er mag geen sprake zijn van uitzichtbelemmering etc.) en welstandsaspecten (eisen ten aanzien van het uiterlijk van het reclameobject; de uiting moet bij voorkeur een verrijking zijn van gevels en de openbare ruimte/nabije omgeving etc). Ook geldt dat alle reclame-uitingen op eigen terrein moeten worden geplaatst. Voor de gebiedsgerichte richtlijnen is het uitgangspunt dat de reclame moet passen binnen de functie van het karakter van een gebied. Zo verdienen historische centra een extra bescherming en zijn er op bedrijven- en kantoorterreinen meer mogelijkheden voor reclame.


Veel bedrijven hebben een huisstijl en/of huiskleuren die zij willen gebruiken in hun reclame-uitingen. Deze spelen geen overwegende rol in de beoordeling van de aanvraag om een vergunning voor reclameobjecten.

Gebieden
De gemeente onderscheidt op haar grondgebied onder andere de volgende gebieden: bebouwde kom, bedrijventerreinen, sportterreinen, buitengebied (buiten de bebouwde kom), beschermde stads- en dorpsgezichten en monumenten. Per gebied zijn regels opgesteld voor reclame-uitingen. Voor het buitengebied geldt bijvoorbeeld in principe dat alle reclame-objecten ontoelaatbaar zijn. Om ondernemers in het buitengebied echter niet te benadelen, zijn enkele reclamevormen toegestaan onder bepaalde voorwaarden:

  • reclameborden moeten een direct verband hebben met de activiteiten, die de ter plaatse gevestigde ondernemer op dat perceel uitoefent;
  • in totaal zijn maximaal twee reclameobjecten toegestaan per onderneming.

Verwijsborden
Het is moeilijk te bepalen waar bewegwijzering eindigt en reclame begint. De gemeente ontwikkelt beleid om de vraag naar verwijsborden te kunnen reguleren en wil een uniform bewegwijzeringsysteem voor heel Bronckhorst realiseren. Op dit moment is alleen een keuze gemaakt in toeristische bewegwijzering. Het overige bewegwijzeringsbeleid is nog in ontwikkeling. Om niet alle vormen van verwijzing naar een onderneming te verbieden, is in het nieuwe reclamebeleid voor een tussenoplossing gekozen. Op het moment dat de beleidsnota met regels voor bewegwijzering in werking treedt, komt dit onderdeel hierover in het reclamebeleid te vervallen. Volgens het reclamebeleid geldt voorlopig dat voor nieuwe aanvragen voor bewegwijzering alleen een tijdelijke vergunning afgegeven kan worden.

Overgangsregeling
In Bronckhorst staan, net zoals elders in ons land, veel reclame-objecten. De vergunningen voor deze permanente reclame-uitingen blijven van kracht totdat een eigenaar zijn reclameborden wil vervangen. Dan geldt het nieuwe reclamebeleid. Het nieuwe beleid is nu al wel van kracht voor alle nieuwe aanvragen die binnenkomen. Deze worden hieraan getoetst. Reclame-objecten die zonder vergunning zijn geplaatst, zijn in principe illegaal en moeten verwijderd worden.

Handhaving
In 2007 is de hele gemeente in beeld gebracht op panoramafoto's. Op de foto's zijn alle aanwezige reclame-uitingen vanaf de verharde rijweg zichtbaar, voor zover openbaar en redelijkerwijs toegankelijk. Deze foto's zijn voor de gemeente de nulsituatie. Van de reclame-uitingen die op de foto's zichtbaar zijn, wordt uitgezocht of ze met een vergunning zijn geplaatst. Niet vergunde objecten zijn niet toegestaan en moet de eigenaar verwijderen. Voor vergunde objecten die niet voldoen aan de nieuwe reclameregels geldt zoals aangegeven de overgangsregeling. De gemeente zet handhaving in om toe te zien op het naleven van de regels rond reclame-uitingen.

Relatie met ander gemeentelijk beleid
Naast de regels in het reclamebeleid, kunnen voor het al dan niet vergunnen van reclame-uitingen, bepaalde voorschriften die zijn opgenomen in gemeentelijke bestemmingsplannen van kracht zijn. Deze gaan vóór op de regels in het reclamebeleid. Verder vormt het reclamebeleid dus een aanvulling op de Welstandsnota.

4.4.10 Groenstructuurplan

Het "Groenstructuurplan voor het openbaar groen" heeft tot doel om vanuit een gezamenlijke visie de gewenste groenstructuur en de gewenste kwaliteit van het groen vast te leggen en zowel kwantitatief als kwalitatief in stand te houden. Het in 2008 vastgestelde groenstructuurplan heeft een looptijd van 15 jaar en fungeert als toetsingskader voor het behouden, verwerven en afstoten van het groen. Het plan is ontwikkeld op basis van de ambities van de verschillende sleutelfiguren (onder andere ambtelijk apparaat, burgers, bestuur) in het openbaar groen. Samen hebben zij de inhoud bepaald. Het geeft een kader voor ontwerpen, inrichtingsvoorstellen en beheerplannen, levert randvoorwaarden voor de beleids- en beheerplannen voor alle deelproducten en behartigt het openbaar groen in de dorpen en de kernen in de gemeente, inclusief de sportcomplexen en begraafplaatsen die in de dorpen of kernen liggen of er aan grenzen. Tevens bevat het een aantal uitgangspunten voor het bereiken van de doelstelling.

4.4.11 Speelruimteplan

Het Speelruimteplan Gemeente Bronckhorst maakt op basis van demografische ontwikkelingen keuzes voor vermindering van het aantal speelplaatsen en -plekken. Doel is een passen en aantrekkelijke speelruimte die goed verdeeld is over de Bronckhorster jeugd.
De landelijke gehanteerde richtlijn voor speelplekken in plattelandsgemeentes is 1 speelplek per 30 tot 100 kinderen. Uit de analyse van onze speelruimte blijkt dat Bronckhorst volgens deze richtlijn ruim bedeeld is wat betreft speelvoorzieningen. Terwijl in Bronckhorst een afname van het aantal kinderen wordt verwacht. Bronckhorst heeft gemiddeld 2,8 speelplekken per 100 kinderen. Wij streven naar het gemiddelde van 1 plek per 100 kinderen als basisniveau voor speelvoorzieningen. Concreet betekent dit voor wijken of dorpen met:

  • minder dan ca. 30 kinderen geen traditionele speelplek maar informele speelruimte;
  • tussen de ca. 30 tot 100 kinderen een kleine speelplek;
  • rond de 100 kinderen een centrale speelplek, met iedere ca. 50 kinderen extra, een kleine speelplek extra.

Het basisniveau speelvoorzieningen realiseren we in 6 jaar. Van de 95 speelplekken (2013) vallen er 36 buiten het basisniveau. Deze plekken hebben geen functie meer en worden ingericht als openbaar groen. Op 31 van de te behouden speelplekken verminderen we het aantal toestellen door een toestel op termijn niet meer te vervangen. Op 12 speelplekken plaatsen wij toestellen bij en maken de groene omgeving rond de speelplek ook geschikt voor spelen.

4.4.12 Landschapsontwikkelingsplan Bronckhorst, Lochem en Zutphen

Op 25 juni 2009 heeft de raad van Bronckhorst het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) voor het buitengebied vastgesteld. Dit beleidsplan is door de gemeenten Bronckhorst, Lochem en Zutphen gezamenlijk opgesteld. Het doel van het LOP is om een stimuleringskader te bieden voor het landelijke gebied en de gewenste initiatieven te ondersteunen, wat moet leiden tot verder behoud en versterking van het landschap. Hierbij wordt rekening gehouden met bestaande plannen. Het LOP is uitgewerkt in de gemeentelijke structuurvisie Bronckhorst 2012 dat als basis voor bestemmingsplannen dient.

Conform het landschapsbeleid geldt onder meer een zorgvuldige landschappelijke inpassing als voorwaarde voor ontwikkelingen in het buitengebied, onder meer functieverandering, uitbreidingen van bebouwing, bedrijventerreinen en wegenaanleg. Daarbij dient gelet te worden op de vormgeving van nieuwe bebouwing, de situering van nieuwe gebouwen ten opzichte van de reeds bestaande gebouwen en de wijze waarop de nieuwe gebouwen zich verhouden tot de ruimere omgeving in het betreffende landschapstype. Dit doel wordt door de aanleg van streekeigen beplanting gerealiseerd en leidt tot een verhoging van de landschappelijke kwaliteit.

4.4.13 Verkeersbeleid

Op 28 juni 2007 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan (GVVP) vastgesteld. Dit plan geeft zodanig sturing aan de ontwikkeling van de mobiliteit dat de kwaliteit van zowel de bereikbaarheid, de leefbaarheid als de verkeersveiligheid in de gemeente wordt gewaarborgd.

Het GVVP is van cruciaal belang omdat hierin de toekomstige beleidskaders voor de gemeente Bronckhorst zijn vastgelegd. Er is onderscheid gemaakt in de volgende thema's:

  • Verkeersveiligheid: eenduidige inrichting van wegen volgens de duurzaam veilig filosofie.
  • Bereikbaarheid: definiëren van verkeersaantrekkende locaties (woon, werk of bijvoorbeeld recreatieve locaties), benoemen van routes tussen hoofdwegen en deze verkeersaantrekkende locaties, beschrijven van bereikbaarheidsniveaus, prioriteren van locaties.
  • Leefbaarheid: benoemen van kwetsbare gebieden en robuuste wegen, beschrijven van acceptabele grenzen voor intensiteit, milieu en geluid en benoemen van voorwaarden.

4.4.14 Parkeerbeleid

Op 16 december 2013 hebben burgemeester en wethouders de beleidsregels 'Parkeernormen Gemeente Bronckhorst' vastgesteld. Deze beleidsregels zijn op 25 december 2013 in werking getreden. De beleidsregels bevatten parkeernormen die dienen als toetsingskader voor het opstellen van ruimtelijke plannen en waar initiatiefnemers van ruimtelijke activiteiten aan moeten voldoen.

De parkeernormen geven aan hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn voor een bepaalde functie. Het kan gaan over woningen, kantoren en supermarkten maar bijvoorbeeld ook over een camping of een manege. Iedere functie heeft een eigen parkeernorm. De normen die in deze beleidsregels zijn opgenomen komen uit publicatie "kencijfers voor parkeren en verkeersgeneratie" van het CROW. Niet alle functies zijn opgenomen in de beleidsregels. Voor functies die niet in de beleidsregels staan hanteren wij als uitgangspunt de maximale norm uit de CROW publicatie 'kencijfers voor parkeren en verkeersgeneratie'.

De parkeernormen worden gebruikt om praktische en wettelijke redenen. Praktisch is het handig om met elkaar af te spreken hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn per functie. Op deze manier kan de gemeente van te voren toetsen of een nieuw of aangepast plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen. Hiermee wordt achteraf getouwtrek en mogelijke parkeeroverlast in de toekomst voorkomen. Wettelijk gezien vloeit het gebruik en toepassen van parkeernormen voort uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Binnen de Wro speelt het bestemmingplan een centrale rol. Hierdoor verdwijnen de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening. Een eis voor voldoende parkeergelegenheid is zo'n stedenbouwkundige bepaling. Nu deze niet meer middels de bouwverordening worden geregeld, moeten de parkeernormen op een andere manier vastgesteld worden. Het vastleggen in beleidsregels, als toetsingskader voor het opstellen van ruimtelijke plannen en beoordeling van verzoeken om medewerking aan ruimtelijke ontwikkelingen, is een goed instrument voor dit doel.


Bij nieuwe ontwikkelingen of functieveranderingen moet gekeken worden naar het benodigde aantal parkeerplaatsen voor de nieuwe situatie. Is er sprake van een geheel nieuwe situatie dan moet de berekende parkeervraag in zijn geheel toegevoegd worden. Wanneer er sprake is van een functieverandering dan moet het verschil in parkeervraag tussen oude en nieuwe situatie worden toegevoegd. Vraagt de nieuwe functie om minder parkeerplaatsen dan hoeven de, eventueel, te veel aanwezige parkeerplaatsen niet verwijdert te worden.

4.4.15 Milieubeleid

De gemeente Bronckhorst kende een Milieubeleidsplan 2009-2012. Dit beleidsplan geldt niet meer. Een milieubeleidsplan is niet verplicht en om deze reden is er geen nieuwe meer opgesteld. de gemeente Bronckhorst handelt echter nog wel volgens dit beleid.

Het Milieubeleid van de gemeente Bronckhorst komen allerlei milieu-aspecten aan de orde. Bijvoorbeeld wat de gemeente nu doet en in de toekomst van plan is met belangrijke onderwerpen als afval, klimaat, bodem, geluid, lucht, openbaar groen, externe veiligheid en landschap. Dit milieubeleid geeft de ambities en de richting aan die wordt gevolgd voor wat betreft het te voeren gemeentelijk milieubeleid.

In het milieubeleid worden verbanden gelegd tussen de diverse thematische beleidsplannen. Voor veel onderwerpen is al beleid vastgesteld, zoals afval, klimaat, groen, bodem en geluid. Dit beleid is verwerkt en waar nodig aangescherpt. Er zijn duidelijker doelen opgenomen en maatregelen om die te bereiken. Nieuwe onderwerpen in het milieubeleid zijn een nagenoeg afvalloze maatschappij door nog betere scheidingsmogelijkheden en afval als grondstof voor nieuwe producten en de mogelijkheid van subsidie voor energiebesparende maatregelen bij particuliere woningen.

Duurzaamheid en leefbaarheid zijn actuele thema's en met een aantal maatregelen die in het plan zijn opgenomen zet de gemeente zich hiervoor in. Het verminderen van afval en het bijdragen aan het tegengaan van klimaatsverandering zijn aangegeven als de belangrijkste uitgangspunten. Leefbaarheid richt zich hierbij op de korte termijn, hier en nu, de mensen in hun leefomgeving. Duurzaamheid richt op de langere termijn, de volgende generatie en kijkt over de grenzen heen. Het doel van het milieubeleid is een bijdrage leveren aan het creëren van een gezonde, prettige en duurzame leefomgeving voor nu en in de toekomst.

Ruimtelijke ordening richt zich op de inrichting van de leefomgeving. Als gevolg hiervan heeft ruimtelijke ordening vele raakvlakken met de in dit milieubeleid genoemde thema's (bijvoorbeeld Externe Veiligheid en Geluid). Ten aanzien van ruimtelijke ordening zijn als ambitie en doelstelling opgenomen een duurzame inrichting van de schaarse grond, harmonie tussen de diverse functies en het handhaven daarvan. Om deze doelstellingen te kunnen bereiken zullen de volgende activiteiten worden uitgevoerd:

  • In een vroeg stadium van de ruimtelijke planvorming wordt inzicht verkregen in de gevolgen voor milieu, duurzaamheid en natuur.
  • Elk ruimtelijk plan/besluit wordt voorzien van een afgewogen keuze ten aanzien van milieuaspecten (geluid, lucht, externe veiligheid, bodem, flora en fauna en waterhuishouding).
  • Toepassen van de afstandcriteria voor externe veiligheid, geluid, geur en lucht.
  • Onderzoeken in hoeverre de bestemmingsplannen voldoen aan de normen met betrekking tot externe veiligheid (risicovolle planologische situaties worden zoveel mogelijk voorkomen en de gewenste veiligheidsituatie wordt planologisch vastgelegd).
  • Onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om duurzaamheid te integreren in bestemmingsplannen.

Met het milieubeleid wordt bij het uitoefenen van gemeentelijke taken, waaronder ruimtelijke ordening, rekening gehouden.

4.4.16 Beleidsvisie Externe Veiligheid Inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van kracht geworden. In het BEVI zijn risiconormen opgenomen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijke vastgelegd. Het besluit verplicht het bevoegd gezag op grond van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Tevens beperkt het besluit het totale aantal personen dat zich in de directe omgeving van een risicovol bedrijf mag bevinden. Gemeenten moeten de normen uit het besluit naleven bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en het verlenen van omgevingsvergunningen. Tevens moet de brandweer om advies worden gevraagd. Afstemming tussen de drie taakvelden ruimtelijke ordening, milieu en rampenbestrijding is zodoende van groot belang.

Het Beleid externe veiligheid inrichtingen heeft betrekking op het beheersen van risico's die ontstaan bij het gebruik en de opslag van gevaarlijke stoffen. Het beleid besteedt aandacht aan de onderwerpen waar de gemeente Bronckhorst bevoegdheden of instrumenten heeft via de Wet op de Ruimtelijke Ordening of de Wet milieubeheer. Het Beleid externe veiligheid inrichtingen heeft geen betrekking op het beheersen van risico's die ontstaan bij het vervoer en transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor of door buisleidingen.

Voor de totale gemeente Bronckhorst heeft de gemeenteraad op 25 september 2008 een Beleidsvisie Externe Veiligheid Inrichtingen vastgesteld. De ambitie van de gemeente is om “de gemeente Bronckhorst in subjectieve en objectieve zin veiliger te maken in samenwerking met alle partners”.De belangrijke beleidskeuzes zijn als volgt:

Plaatsgebonden risico

In aansluiting op de ambitie is het plaatsgebonden risico het minimale beschermingsniveau die aan personen geboden moet worden. Gezien het wettelijke kader en de kosten die een passende oplossing met zich meebrengt, is het niet realistisch om de risico's voor de reeds aanwezige beperkt kwetsbare objecten, gelegen binnen de gestelde norm, te beperken. Binnen de gemeente Bronckhorst wordt de hoogst mogelijke bescherming van de kwetsbare objecten gegeven zonder de bestaande knelpunten direct te saneren.

Bescherming nog te realiseren beperkt kwetsbare objecten:Beperkt kwetsbare objecten zijn binnen de richtwaarde toegestaan. Er wordt gestreefd (bij beslissingen Wet op de Ruimtelijke Ordening of Wet milieubeheer ) om de risico's zoveel mogelijk te beperken en eventueel te saneren. Nieuwe nog te realiseren beperkt kwetsbare objecten worden binnen de gestelde richtwaarde niet toegestaan.

Groepsrisico

De visie van de gemeente Bronckhorst is om de gemeente in subjectieve en objectieve zin veiliger te maken. Bij deze visie sluit de beleidsmogelijkheid toename van het groepsrisico is niet toegestaan het meest aan. In deze situatie kunnen er geen nieuwe onveilige situaties ontstaan en zullen reeds aanwezige onveilige situaties worden bevroren.

Een zeer groot nadeel is, dat deze visie voor bedrijven waarvoor het beleid van toepassing is een grote beperking oplegt. Reeds bestaande bedrijven kunnen door het hanteren van de deze ambitie niet meer uitbreiden en nieuwe (externe veiligheidrelevante) bedrijven kunnen zich niet binnen de gemeente vestigen. Daarnaast leidt deze ambitie ertoe dat er binnen de invloedssfeer van de inrichting geen planontwikkeling mogelijk is. Het realiseren van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten is niet mogelijk en het veranderen van bestemmingen is alleen nog mogelijk indien dit geen negatieve gevolgen heeft voor de risico's. Daarnaast is het de vraag of de algemene visie van de gemeente Bronckhorst strikt toegepast moet worden voor alle gebieden van de gemeente.

Om de algemene visie van de gemeente Bronckhorst te volgen en tegemoet te komen aan de nadelen, wordt een gebiedsgerichte benadering toegepast die onderscheidt maakt in:

Ruimte voor wonen: woongebieden, landelijk gebied, gemengd wonen en werken

Voor de woongebieden, het landelijk gebied en gemengd wonen en werken biedt de gemeente Bronckhorst de maximale bescherming aan (beperkt) kwetsbare objecten, ook als dit ten koste gaat van de ontplooiingsruimte van bedrijven. Voor deze gebieden is een toename van het groepsrisico niet toegestaan. Bij een beoordeling van een planontwikkeling of een aanvraag voor een Wet milieubeheer vergunning kan blijken dat het aantal personen in een invloedsgebied toeneemt maar dat de kans op een calamiteit of door een vergroting van de zelfredzaamheid de risico's ter plaatse afnemen. Het is in die situaties niet logisch om deze veranderingen niet door te voeren. In die gevallen is een toename van het groepsrisico toegestaan tot de oriëntatiewaarde onder de voorwaarde dat de risico's worden verbeterd ten opzichte van de dan geldende situatie ten gevolge van pro-actieve of preventieve maatregelen.

Ruimte voor bedrijvigheid: bedrijven en industrieterreinen

Voor de gebieden waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld met de bestemming bedrijventerrein c.q. industrieterrein wordt gestreefd naar een optimale combinatie van gewenste ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Daarbij zijn er mogelijkheden om te wonen en te werken waarbij bedrijven de mogelijkheid hebben om zich te vestigen en activiteiten te ontplooien. Voor dit gebied “ruimte voor bedrijvigheid” legt het hanteren van de algemene visie een ongewenst grote beperking op. Om deze reden mag in deze gebieden het groepsrisico toenemen tot aan de oriëntatiewaarde.

Bij een beoordeling van een planontwikkeling of een aanvraag voor een Wet milieubeheer vergunning kan blijken dat het aantal personen in een invloedsgebied toeneemt tot boven de oriëntatiewaarde maar dat de kans op een calamiteit of door het vergroten van de zelfredzaamheid de risico's ter plaatse afnemen. Het is in die situaties niet logisch om deze veranderingen niet door te voeren. In die gevallen is een toename van het groepsrisico toegestaan tot boven de oriëntatiewaarde onder de voorwaarden:

  1. De risico's moeten ten gevolge van pro-actieve of preventieve maatregelen worden verbeterd ten opzichte van de dan geldende situatie.
  2. Binnen de invloedssfeer van de inrichting mogen uitsluitend nieuwe beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Nieuwe kwetsbare objecten mogen niet binnen de invloedsfeer van de inrichting worden gerealiseerd.
  3. De oriëntatiewaarde mag worden overschreden. Het totaal aantal personen dat zich in de invloedssfeer bevindt in kwetsbare objecten mag de oriëntatiewaarde niet overschrijden. Een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het aantal personen in kwetsbare objecten is niet toegestaan.

4.4.17 Geluidsbeleid

De gemeente Bronckhorst heeft in concept een geluidnota opgesteld. In deze nota wordt het grondgebied van Bronckhorst verdeeld in een aantal zogenaamde gebiedstypen. Voor elk gebiedstype wordt een bepaalde geluidskwaliteit nagestreefd door het hanteren van gebiedspecifieke streef-, grens- en plafondwaarden. Op deze wijze kunnen bepaalde activiteiten vanwege hun geluidproductie wel of niet toegelaten worden in een bepaald gebied. Het geluidbeleid is op deze wijze een ordenend instrument.


De gemeente wil dit beleid toepassen op alle inrichtingen die onder de Wet milieubeheer vallen. Voor de inrichtingen onder de werkingsfeer van het zogeheten Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) is de toepassing alleen mogelijk indien de gebiedstypen met hun geluidwaarden zijn vastgelegd in een verordening, overeenkomstig artikel 2.19 van genoemd besluit. Dit artikel is echter nog niet in werking getreden waardoor de gemeente haar beleidsvisie verwoord in de geluidsnota vooralsnog niet in de praktijk kan brengen. Om deze reden is de gemeente nu nog gehouden de bestaande wet- en regelgeving toe te passen.

4.4.18 Duurzaamheidsbeleid

De gemeente streeft naar duurzaamheid en wil inzetten op het gebruik van alternatieve energiebronnen, met name biogas en zonne-energie. Daartoe heeft de gemeenteraad op 27 september 2012 de 'Duurzaamheidsagenda Bronckhorst 2013 - 2016' vastgesteld.
Het duurzaamheidsbeleid van de gemeente is afgestemd op de EU-doelen voor Nederland en voorziet in een reductie van CO2-uitstoot met 20% en het toepassen van 14% duurzame energie in 2020. Daarnaast is het de ambitie van de gemeente om in 2030 energieneutraal te worden.
De gemeente ziet duurzaamheid als een kans voor economische groei. Door het innovatieve karakter liggen er kansen om nieuwe, vaak kennisintensieve werkgelegenheid te scheppen. Het duurzaamheidsbeleid geeft een belangrijke impuls aan de leefbaarheid in de gemeente en aan de lokale en regionale economie.
Lokale initiatieven zijn essentieel voor een duurzaam klimaat. Naast initiatieven om haar eigen bedrijfsvoering energieneutraal te maken, heeft de gemeente het plan om ook met inwoners, dorpsbelangenorganisaties en bedrijven gezamenlijk duurzaamheidsprojecten op te starten en zo bijvoorbeeld de kernen energieneutraal te maken. De gemeente wil deze lokale initiatieven faciliteren.
In de Duurzaamheidsagenda worden tenslotte de speerpunten en belangrijkste acties bij het creëren van een duurzame en groene economie vermeld. Deze speerpunten zijn: klimaat & energie, grondstoffen & produktketens, duurzame gebouwde omgeving, duurzame mobiliteit, duurzame economie en duurzame energieproductie.

4.4.19 Waterbeleid

De gemeente Bronckhorst sluit ten aanzien van waterhuishouding aan op het beleid van het 'Waterbeleid voor de 21e eeuw' (zie ook paragraaf 4.1.4) en beleid van het Waterschap Rijn en IJssel ten aanzien van integraal waterbeheer zoals dat in het Waterbeheerplan 2010-2015 en de Watervisie is vastgelegd.

Het Waterbeheerplan beschrijft het beleid op hoofdlijnen voor de waterkwaliteit, de waterkwantiteit en de waterkeringen in het beheersgebied van het waterschap. Het plan sluit aan op de beleidskaders van de provincie Gelderland en het Rijk, zoals opgenomen in het provinciale waterhuishoudingsplan en de Kaderrichtlijn Water. De hoofdthema's in het waterbeheerplan zijn veiligheid, watersysteembeheer en waterketenbeheer.

In de Watervisie geeft het Waterschap aan hoe ze aankijken tegen de gewenste ruimtelijke inrichting van het werkgebied om de wateropgaven waarvoor ze de komende vijftig jaar staan, duurzaam op te lossen.

4.4.20 Prostitutiebeleid

Met ingang van 1 oktober 2000 is tengevolge van wijziging van zedelijkheidswetgeving de opheffing van het algemene bordeelverbod in werking getreden. Met de opheffing van dit verbod is een einde gekomen aan het illegale karakter van deze prostitutiebedrijven. De verwachting bestaat dat van deze wetswijziging een sanerende werking uitgaat en uiteindelijk zal leiden tot een betere regulering van de prostitutiebranche.

Ondanks het feit dat deze bedrijvigheid in Bronckhorst momenteel niet voorkomt, is de opheffing van het bordeelverbod voor de gemeente aanleiding geweest om de eventuele vestiging en exploitatie van de aan de seksindustrie gelieerde bedrijven/activiteiten planologisch nader te reguleren.

In de bestemmingsplannen van Bronckhorst is de vestiging van een sexinrichting in eerste aanleg uitgesloten. Middels een wijzigingsbevoegdheid kan onder voorwaarden het vestigen van maximaal één seksinrichting in een daarvoor aangewezen zone worden toegelaten. Bij het bepalen van die zone is rekening gehouden met de uitstraling die een sexinrichting heeft naar de omgeving.

4.4.21 Handhavingsbeleid

Op grond van de huidige rechtspraak is het college van burgemeester en wethouders niet alleen bevoegd maar zelfs verplicht om tot handhaving over te gaan. Het college heeft een handhavingsbeleid opgesteld waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen het zichzelf stelt bij de handhaving en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren. Het handhavingsbeleid is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich naar het oordeel van het college kunnen voordoen op basis van prioritering en de benodigde en beschikbare financiële en personele middelen.

Het beleid richt zich op de zogenaamde preventieve en repressieve vormen van handhaving. Onder deze vormen van handhaving wordt het volgende verstaan.

Preventieve handhaving

Preventief handhaven is gericht op het voorkomen van overtredingen. Onderzoeken hebben aangewezen dat veel overtredingen vaak onbewust plaatsvinden. Goede voorlichting, via brochures, voorlichtingsbijeenkomsten, herhaalde informatie in het gemeentelijke nieuwsbulletin, actieve benadering doelgroepen etc. kunnen er toe leiden dat overtredingen worden voorkomen.
Repressieve handhaving

Deze vorm van handhaving ziet op het beëindigen van de overtreding door het inzetten van sanctiemiddelen. Bestuursdwang en een dwangsom zijn de meest voorkomende instrumenten die de gemeente tot haar beschikking heeft. Voordat deze instrumenten worden ingezet kan in overleg met de overtreder vaak een oplossing bereikt worden. In dat kader wordt er een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de overtreder en het algemeen belang.
Gedogen
Het is niet altijd mogelijk, nodig of zelfs wenselijk dat tegen elke vorm van overtreding van een beleidsregel wordt opgetreden. Niet mogelijk, omdat soms teveel overtredingen worden begaan om daartegen op te treden; niet nodig omdat steekproefsgewijs controles en sancties een preventief effect kunnen hebben; niet wenselijk omdat er andere zwaarwegende belangen kunnen zijn die zich tegen handhaving verzetten. Er is/wordt ten aanzien van bestemmingsplannen geen algemeen gemeentelijk gedoogbeleid ontwikkeld.

De handhaving van c.q. het toezicht op de ruimtelijke ordening is aangestuurd vanuit het handhavingsprogramma van de gemeente Bronckhorst. Het toezicht vindt onder meer plaats vanuit de thema’s permanente bewoning, klachten verzoeken om handhaving en eigen constateringen.

Wanneer een overtreding wordt geconstateerd wordt via een vaste werkwijze opgetreden. Deze werkwijze is vastgelegd in de nota “Sanctiestrategie Fysieke Leefomgeving’. Voordat wordt gecorrigeerd wordt eerst de legalisatiemogelijkheid onderzocht.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

In dit hoofdstuk worden de juridische aspecten van het plan toegelicht. Na een algemene aspecten (paragraaf 5.1) wordt er stilgestaan bij de opbouw van de regels (paragraaf 5.2) en de inhoud van de regels, zoals de wijze van bestemmen (paragraaf 5.3).

5.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is opgesteld overeenkomstig de RO Standaarden zoals opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het plan voldoet aan het Informatiemodel ruimtelijke ordening 2012 (IMRO2012), de Standaard toegankelijkheid ruimtelijke instrumenten 2012 (STRI2012), het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening Planteksten 2012 (IMROPT2012), de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012), de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012 (PRBP2012) en de Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart (PRABPK2012).

Het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de verbeelding tezamen.

Uitgangspunt voor de regels en de verbeelding is het handboek van de gemeente Bronckhorst, welke gebaseerd is op de SVBP2012 en de PRABPK2012. Daarnaast bevat het plan regels die de Wet ruimtelijke ordening voorschrijft. De basis voor de verbeelding is de Grootschalige basiskaart Nederland (GBKN) en de Kadastrale kaart (LKI).

Door gewijzigde wet- en regelgeving voor vergunningvrij bouwen, zijn er ruimere mogelijkheden ontstaan voor aanpassingen aan gebouwen en het realiseren van andere bouwwerken, zowel binnen als buiten de beschermde gezichten. Dit geldt met name voor bepaalde aanpassingen van gebouwen aan de achterzijde en andere werken in openbaar gebied. Bij niet-monumentale gebouwen zijn deze mogelijkheden ruimer dan bij monumentale gebouwen. Hierdoor is het voor een aantal bouwactiviteiten niet langer nodig om daarvoor regels in het bestemmingsplan op te nemen.

5.2 Opbouw Regels

5.2.1 Algemeen

De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 bevat Inleidende regels waarin de onderdelen Begrippen en Wijze van meten zijn opgenomen. Deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde gegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels.

Hoofdstuk 2 bevat Bestemmingsregels waarin de diverse bestemmingen zijn opgenomen. De artikelen met de bestemmingen hebben een min of meer vaste opbouw.

Hoofdstuk 3 bevat Algemene regels, die van algemeen belang zijn voor het plan.

Hoofdstuk 4 bevat tenslotte Overgangs- en slotregels.

5.2.2 Functies

De indeling in bestemmingen is gebaseerd op de gewenste hoofdfunctie van het gebied. Het grootste deel van de kom heeft een woonfunctie en is bestemd voor 'Wonen'. Incidenteel komen hiernaast niet-woonfuncties voor, zoals 'Bedrijf', 'Cultuur en ontspanning', 'Detailhandel', 'Horeca', 'Kantoor' (incl. dienstverlening) en 'Maatschappelijk'. Deze hebben elk hun eigen bestemmingsregeling gekregen.

Voor het centrum is de algemene bestemming 'Centrum' opgenomen, waarbinnen meerdere functies uitwisselbaar zijn. Op deze manier wordt voor dit gebied een flexibele regeling voorgestaan, waarbinnen functiewisselingen vrij mogelijk zijn.

De productiegerichte bedrijvigheid is geconcentreerd op bedrijventerreinen dat de bestemming 'Bedrijventerrein' heeft gekregen. Voor een groot aardappelverwerkend bedrijf is de specifieke bestemming 'Bedrijventerrein - Aardappelverwerkende industrie' opgenomen. Eén groter productiebedrijf ligt niet op het bedrijventerrein en heeft daarom de specifieke bestemming 'Bedrijf - Melkverwerkende industrie'.

Ook sportvelden concentreren zich op enkele locaties aan de randen van de kernen. Deze zijn ondergebracht in de bestemming 'Sport'.

In het plangebied komt één camping voor die de bestemming 'Recreatie' heeft gekregen.

Op enkele plekken komen accommodaties en complexen voor waar diverse functies zijn ondergebracht of waar, buiten de centrumgebieden, het samengaan van diverse functies mogelijk is. Deze hebben de bestemming 'Gemengd', 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 2' en 'Gemengd - 3' gekregen.

In het plangebied komen nog enkele agrarische bedrijven voor. Deze liggen in de bestemming 'Agrarisch'. Een kwekerij heeft de specifieke bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' gekregen.

Enkele grotere nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes en gasregelstations hebben de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' gekregen.

Naast bovengenoemde (deels) bebouwde functies kent het plangebied onbebouwde ruimten, grotendeels openbaar, die onderscheiden zijn in de bestemmingen 'Verkeer', 'Verkeer - Railverkeer', 'Groen' en 'Water'.

Aan de randen van de kernen bevinden zich ook (semi)agrarische gronden. Dit zijn grotendeels weilanden waarop hobbymatig dieren worden gehouden of gronden waarop hobbymatig gewassen worden verbouwd. Deze zijn bestemd als 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschap' en 'Agrarisch met waarden - Landschap en natuur''. De diverse bospercelen om deze agrarische gronden, maar ook enkele percelen in de kern, zijn bestemd als 'Bos'.

Tot slot zijn er in het bestemmingsplan enkele dubbelbestemmingen opgenomen. 'Waarde - Archeologie', 'Waarde - Archeologische verwachting 1', 'Waarde - Archeologische verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3' ter bescherming van de in de bodem aanwezige en verwachte archeologische waarden. 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' en 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' ter bescherming van de rijksaangewezen stads- en dorpsgezichten van Bronkhorst, Hummelo en Laag-Keppel. 'Leiding - Gas' en 'Leiding - Riool' ter bescherming van een ondergrondse gas- en rioolleidingen. 'Waterstaat - Waterkering' ter bescherming van waterkeringen en 'Waterstaat - Waterlopen' ter bescherming van waterlopen.

5.2.3 Bebouwing

In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen (hoofd)gebouwen en bijbehorende bouwwerken, zoals bijgebouwen, aan- en uitbouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor de situering en maatvoering van bouwwerken is het belangrijk dat er regels zijn opgenomen met betrekking tot:

Bouwwijze

Uitgangspunt van het bestemmingsplan is dat de bestaande situatie op een goede manier dient te worden gereguleerd. Doelstelling is dat het centrum en de woonwijken in hun karakter gehandhaafd blijven. Dit betekent dat de bouwwijze voor woningen is vastgelegd. Op de plankaart is aangeduid of binnen het bouwvlak vrijstaande, twee-aaneen (halfvrijstaand), aaneengebouwde of gestapelde woningen (appartementen) zijn toegestaan.

Goot- en bouwhoogte

De maximale goot- en/of bouwhoogte van (hoofd)gebouwen is aangegeven binnen het bouwvlak op de plankaart. De goot- en bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt in de regels gereguleerd. De wijze van meten van de goothoogte van een bouwwerk en de bouwhoogte van een bouwwerk is in de Inleidende regels bepaald. Bij het bepalen van de goothoogte wordt onderstaande tekening gehanteerd:

verplicht

Situering gebouwen
Teneinde de situatie eenduidig te kunnen reguleren, is de bebouwing gezoneerd. Voor de zonering van woningen wordt verwezen naar paragraaf 5.3.2.17 waarin de regeling van deze bestemming is uitgewerkt. Voor de overige bestemmingen wordt de bebouwing gereguleerd door het opnemen van de aanduiding 'bouwvlak' waarbinnen gebouwen zijn toegestaan.

Bebouwingspercentage

Bij de regeling van andere dan woonfuncties, is zowel voor de situering van de gebouwen als voor het toegestane bebouwingspercentage, uitgegaan van de vigerende regeling. Dit betekent dat in de regels is opgenomen voor welk deel het bebouwingspercentage geldt. Het kan voorkomen dat een bebouwingspercentage geldt voor het gehele bouwperceel (zie formulering in betreffende bestemming), en niet voor uitsluitend de gronden gelegen binnen het bouwvlak.

Voorerfgebied, achtererfgebied en zijerfgebied

In de bestemming 'Wonen' is een verbale regeling opgenomen voor bijbehorende bouwwerken. Deze worden niet meer, zoals in voorgaande bestemmingsplannnen, middels de verbeelding geregeld. Daarbij is de positie ten opzichte van het hoofdgebouw van belang. Voor het bepalen van de positie van bijbehorende bouwwerken wordt aansluiting gezocht bij de begrippen achtererfgebied en voorerfgebied uit het Besluit omgevingsrecht welke op 1 november 2014 in werking is getreden. Daar is van gemeentewege het begrip zijerfgebied aan toegevoegd.

Achtererfgebied

Deze definitie gaat uit van een denkbeeldige lijn, waarachter het achtererfgebied zich bevindt. De lijn loopt door het hoofdgebouw, op 1 m achter de voorkant. Daar, op 1 meter achter het snijpunt van de voorgevel met de zijgevel, komt de lijn uit de zijgevel van het hoofdgebouw. In standaardsituaties loopt de lijn vervolgens buiten het hoofdgebouw verder, evenwijdig aan het openbaar toegankelijk gebied. Het gaat hier om het openbaar toegankelijk gebied dat grenst aan het perceel waarop zich het hoofdgebouw bevindt. In het merendeel van de situaties grenst dit openbaar toegankelijk gebied alleen aan de voorzijde van een perceel. Bij hoofdgebouwen die langs schuine wegen staan of in een bocht in de weg, zal ook de lijn evenwijdig met die schuine weg of de bocht in de weg 'meelopen'.

In hoeksituaties zal de lijn uit de zijgevel, vanaf het punt op 1 meter achter de voorkant, evenwijdig meelopen met het openbaar toegankelijk gebied dat aan de zijkant van het perceel is gelegen. Bij rechthoekige verkavelingen zal de lijn in zo’n geval direct langs de zijgevel en in het verlengde daarvan, verder naar achteren lopen. Deze begrenzing valt veelal samen met de zijgevelrooilijn, die in hoeksituaties wordt aangemerkt als voorgevelrooilijn.

Ook bij hoeksituaties kunnen zich echter schuine wegen of bochten in de weg voordoen. Ook kan er sprake zijn van vaarwater of ander openbaar toegankelijk gebied dat niet evenwijdig met de zijgevel van het hoofdgebouw loopt. De hoofdregel blijft dat ook in die gevallen de lijn evenwijdig met de schuine weg of de bocht in de weg (of het schuinliggende andere openbaar toegankelijk gebied) meeloopt. Er kunnen dan gevallen ontstaan waarbij een deel van een zijerf, dat gekeerd is naar openbaar toegankelijk gebied, onder het achtererfgebied komt te vallen.

In de definitie is bepaald dat de lijn niet opnieuw het hoofdgebouw kan doorkruisen en evenmin in het erf achter het hoofdgebouw kan komen. Hiermee wordt bereikt dat het erf dat is gelegen achter het hoofdgebouw, altijd volledig tot het achtererfgebied zal behoren. Onder omstandigheden kan dat tot gevolg hebben dat de lijn aan de zijkant van het hoofdgebouw, niet evenwijdig met de begrenzing van het openbaar toegankelijk gebied loopt, maar langs de zijgevel van het hoofdgebouw en in het verlengde daarvan naar de achterste perceelgrens loopt. Uitgangspunt in dit verband is dat het erf achter het hoofdgebouw zich bevindt tussen de denkbeeldige lijnen die gelegen zijn in het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw. Met deze uitleg zal in de meeste situaties helder zijn welk deel van het erf zich achter het hoofdgebouw bevindt. Niet te ondervangen is dat in een enkele bijzondere situatie, bij bijzondere architectuur, een andere benadering gekozen moet worden om aan te sluiten bij de bedoelingen van de regeling dat zich achter het hoofdgebouw een deel van het achtererfgebied bevindt. Bij de ronde 'vuurtorenwoning' ontbreken er voor-, zij- en achtergevels en kan wellicht gekozen worden voor het tekenen van een denkbeeldig vierkant rondom het hoofdgebouw (met daarbinnen diagonale lijnen tussen de hoekpunten) om het achtererfgebied goed te bepalen.

Om te bepalen welke zijde van een hoofdgebouw als voorkant moet worden aangemerkt, wordt in de jurisprudentie een aantal aanknopingspunten gehanteerd. Voor het bepalen van de voorgevel van een gebouw kan primair worden afgegaan op de ligging van de voorgevelrooilijn zoals die door een bestemmingsplan of bouwverordening wordt bepaald. Als dan nog twijfel bestaat zal de feitelijke situatie doorslaggevend moeten worden geacht. Mede gebaseerd op jurisprudentie zijn daarbij de volgende aanknopingspunten genoemd: de systematiek van huisnummering (de plaats waar de brievenbus is aangebracht, waar zich het huisnummer bevindt of aan welke wegzijde het gebouw of perceel is geadresseerd), de zijde van het gebouw waar zich de voordeur of hoofdingang bevindt en de plaats waar de hoofdontsluiting van het perceel zich bevindt.

Aanvullend kan opgemerkt worden dat de voorkant van het hoofdgebouw wordt gevormd door de gevel die bepalend is voor de hoofdmassa van het hoofdgebouw. Ondergeschikte aan- of uitbouwen, zoals erkers of uitgebouwde vestibules, blijven dus buiten beschouwing bij het bepalen van de voorgevel. In de regel geldt als voorgevel het geveldeel aan de voorkant met de grootste oppervlakte. De hoofdmassa van het hoofdgebouw kan aan de voorzijde ook bepaald worden door meer dan één geveldeel. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als de hoofdmassa van een hoofdgebouw L-vormig of T-vormig is. In zo’n geval bestaat de voorkant van het hoofdgebouw uit meer geveldelen. Bij dergelijke situaties, waar de voorgevel verspringt, kan de lijn die bepalend is voor het achtererfgebied, in een knik evenwijdig met deze geveldelen meelopen.

Aan- en uitbouwen die zich aan een zijgevel van een hoofdgebouw bevinden, spelen in beginsel geen rol bij het bepalen van de voorgevel. Alleen in geval een dergelijke aan- of uitbouw een uitbreiding vormt van de hoofdmassa van het hoofdgebouw, wordt het geveldeel aan de voorkant van die desbetreffende uitbreiding mede aangemerkt als voorgevel. Dat zal echter alleen aan de orde zijn indien sprake is van een geheel in de architectuur van de hoofdmassa van het hoofdgebouw geïntegreerde uitbreiding die alle bouwlagen van het hoofdgebouw betreft.

Verder ligt het voor de hand om bij het bepalen van de voorgevel van een hoofdgebouw alleen uit te gaan van de boven de grond gelegen bouwmassa. Kelders of geheel onder de grond gelegen souterrains blijven in die uitleg dus buiten beschouwing bij het bepalen van het achtererfgebied.

Voorerfgebied

Onder voorerfgebied wordt het erfdeel verstaan dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied. Het gaat hier dus om het voorerf en de delen van het zijerf die naar openbaar toegankelijk gebied zijn gekeerd dan wel op minder dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw zijn gelegen.

Zijerfgebied

Het begrip 'zijerfgebied' komt niet uit het Besluit omgevingsrecht, maar is in dit bestemmingsplan afgeleid van het de definitite van het voorerfgebied. Zijerfgebied komt voor in hoeksituaties met het openbaar toegankelijk gebied waar het voorerfgebied op meer dan 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw ligt. Het zijerfgebied is het deel van het voorerfgebied dat zich bevindt aan de zijkant van het hoofdgebouw en op meer dan 1 meter van de voorkant van een hoofdgebouw ligt.

In onderstaande tekening is ter verduidelijking een aantal situaties weergegeven. Ook enkele lastige hoeksituaties zijn daarbij weergegeven (zie de woning linksboven en de woning rechtsonder), waarin te zien is dat de denkbeeldige lijn aan de zijkant van het hoofdgebouw niet evenwijdig loopt met openbaar toegankelijk gebied, maar langs en vervolgens in het verlengde van de zijgevel.

verplichtverplicht

5.3 Inhoud Regels

5.3.1 Inleidende regels

In Hoofdstuk 1 van de planregels zijn de volgende Inleidende regels opgenomen.

5.3.2 Bestemmingsregels

In Hoofdstuk 2 van de planregels zijn de volgende Bestemmingsregels opgenomen.

5.3.3 Algemene regels

In Hoofdstuk 3 van de planregels zijn de volgende Algemene regels opgenomen.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 4 van de planregels zijn de volgende Overgangs- en slotregels opgenomen.

Bijlagen Bij De Toelichting

Hierin zijn diverse bijlagen bij de plantoelichting opgenomen.

Bijlage 1 Nota Van Wijzigingen Stedelijk Gebied Bronckhorst

Bijlage 2 Beschrijving Beschermde Stadsgezicht Bronkhorst

Bijlage 3 Beschrijving Beschermd Dorpsgezicht Hummelo

Bijlage 4 Beschrijving Beschermd Dorpsgezicht Laag-keppel

Bijlage 5 Rijksmonumenten

Bijlage 6 Gemeentelijke Monumenten

Bijlage 7 Reactienota Bronkhorst 2004

Bijlage 8 Inspraak- En Overlegnotitie Plandeel Stad Bronkhorst

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Stedelijk gebied Bronckhorst met identificatienummer NL.IMRO.1876.BP01047-VG01 van de gemeente Bronckhorst.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een gebouw dat als afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw is aangebouwd, dat architectonisch ondergeschikt is aan, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aaneengebouwde woning

Een blok van meer dan twee-aaneengebouwde woningen inclusief de van dit blok deel uitmakende eind- of hoekwoningen.

1.7 aan huis verbonden activiteit

Een aan huis verbonden beroep, een aan huis verbonden bedrijf, internetverkoop en bed & breakfast.

1.8 aan huis verbonden beroep

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, daaronder niet begrepen prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning, in bijbehorende bouwwerken en de bij de woning behorende gronden, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.9 aan huis verbonden bedrijf

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning, in bijbehorende bouwwerken en de bij de woning behorende gronden, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Daaronder niet begrepen prostitutie of een seksinrichting.

1.10 aardkundige waarden

De aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen, zoals steilranden en bodemtypen.

1.11 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.12 afhaalhoreca

Horecabedrijf dat tevens is gericht op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren voor het nuttigen elders.

1.13 agrarisch bedrijf

Een bedrijf met agrarische doeleinden.

1.14 agrarische activiteiten

Activiteiten die gericht zijn op het bedrijfsmatig danwel hobbymatig voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en/of telen van gewassen.

1.15 agrarische gebouwen

Gebouwen ten dienste van agrarische doeleinden, niet zijnde een bedrijfswoning.

1.16 Algemene wet bestuursrecht

Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.17 archeologisch deskundige

De regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.18 archeologisch onderzoek

Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.19 archeologische verwachting

De aan een gebied toegekende hoge, middelmatige of lage verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.20 archeologische waarden

De aan gebieden toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.21 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.22 bebouwingsgebied

Achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

1.23 bebouwingspercentage

Het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.24 bed & breakfast

Een kleinschalige vorm van logiesaccommodatie, waarbij één of meerdere gastenkamers aanwezig zijn en waarbij de gastenkamers geen eigen kookgelegenheid hebben en waarbij er een gemeenschappelijke ruimte is waar de gasten een door de ondernemer bereide maaltijd (ontbijt) kunnen nuttigen.

1.25 bedrijfsmatige exploitatie recreatiebedrijven

Het via een bedrijf/stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat de recreatiebedrijven daadwerkelijk worden gebruikt voor recreatieve doeleinden en waarbij tevens sprake is van verhuur van de recreatieverblijven ten behoeve van een wisselend gebruik.

1.26 bedrijfswoning

Een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.

1.27 begane grondbouwlaag

De onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.28 beschermd dorpsgezicht

Gebied dat ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 als zodanig door het bevoegd gezag is aangewezen ter bescherming van cultuurhistorische en archeologische waarden.

1.29 beschermd stadsgezicht

Gebied dat ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 als zodanig door het bevoegd gezag is aangewezen ter bescherming van cultuurhistorische en archeologische waarden.

1.30 bestaand

  1. Bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  2. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerkwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.31 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.32 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.33 Bevi-inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.34 bijgebouw

Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een gebouw, dat ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet aan het hoofdgebouw gebonden, zoals een berging, hobbyruimte, dierenverblijf of garagebox en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.35 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.36 boomkwekerij

Het telen van laan- en sierbomen, vruchtbomen en/of heesters.

1.37 bos

Elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (één of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.

1.38 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.39 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.40 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.41 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.42 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.43 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.44 bouwwijze

De wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te onderscheiden in vrijstaande woningen, twee-aaneengebouwde woningen, aaneengebouwde woningen en gestapelde woningen.

1.45 café

Een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteiten het verstrekken van kleinere etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.46 camperovernachtingsplaats

Een parkeerplaats op particulier terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht met voorzieningen, welke een goede en stevige ondergrond biedt voor een kampeerauto (camper) en die gedurende een beperkt aantal nachten wordt gebruikt als verblijfsplaats.

1.47 caravan

Een niet-omgevingsvergunningplichtige ruimte, niet zijnde een gebouw (waaronder een stacaravan), in de vorm van een aanhangwagen, gefabriceerd, ingericht en bestemd voor het genieten van recreatief verblijf elders en bedoeld om achter een personenauto voortbewogen te worden;

1.48 carport

Een overdekte stallingsruimte die dient als stallingsplaats voor een motorvoertuig, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak.

1.49 chalet

Een permanent aanwezig gebouw, geen recreatiewoning of stacaravan, in één bouwlaag, grotendeels uitgevoerd in hout, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

1.50 cultuur en ontspanning

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning, zoals concerten, evenementen en tentoonstellingen, met uitzondering van een bordeel, casino, (raam)prostitutie en seksinrichting.

1.51 cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.

1.52 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen.

1.53 detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten

Het verkopen van producten, die door het toegelaten bedrijf zijn voortgebracht, geteeld of vervaardigd.

1.54 detailhandel in streekeigen geproduceerde (agrarische) producten

Het verkopen van plaatselijk gekweekte of vervaardigde producten op een agrarisch bedrijf al dan niet in combinatie met een nevenfunctie, als ondergeschikte nevenactiviteit, aan personen die deze producten kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.55 detailhandel in volumineuze goederen

Detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels.

1.56 dienstverlening

Dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, reparatiebedrijf voor muziekinstrumenten, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven.

1.57 diepploegen

Het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 m, ten behoeve van het agrarisch gebruik.

1.58 discotheek/bar-dancing

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van (overwegend mechanische) muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormt.

1.59 erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.60 evenemententerrein

Een terrein dat gebruikt wordt voor jaarlijks terugkerende één- of meerdaagse festiviteiten met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen en tijdelijke bouwwerken.

1.61 extensief recreatief medegebruik

Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, boerengolf en fietsen.

1.62 galerie

Een (culturele) voorziening ten behoeve van het tentoonstellen en het verkopen van kunst.

1.63 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.64 gelieerde bedrijven

Bedrijven waarvan de vestiging ter plaatse uitsluitend een activiteit uitoefent die ten dienste staat van de ter plaatse gevestigde aardappelverwerkende industrie.

1.65 geluidzoneringsplichtige inrichtingen

Bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer (Staatsblad 1993, 50).

1.66 gestapelde woning

Een woning deel uitmakend van één gebouw waarin meerdere woningen, boven en/of naast elkaar zijn ondergebracht.

1.67 glastuinbouwbedrijf

Een agrarisch bedrijf waarbij het telen van gewassen in kassen plaatsvindt.

1.68 groepsaccommodatie

Een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan of trekkershut zijnde, bestemd om uitsluitend door minimaal 12 personen, die het hoofdverblijf elders hebben, gedurende een gedeelte van het jaar uitsluitend te worden bewoond in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie.

1.69 groothandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.70 haantjesbraderij

Een bedrijf gericht op het bereiden van gevogelte voor consumptie.

1.71 hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.72 hotel/motel

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse en/of de verhuur van een zaalruimte voor feesten en partijen.

1.73 horecabedrijf

Een bedrijf, gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van nachtverblijf;

de horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:

  1. categorie 1: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant, hotel en pension;
  2. categorie 2: vormen van kleinschalige horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de avonduren plaatsvindt, zoals een lunchroom, broodjeszaak, ijssalon, cafetaria, snackbar, afhaalhoreca, automatiek;
  3. categorie 3: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals bar-dancings, discotheken, nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie.

1.74 houtproductie

Het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.

1.75 hoveniersbedrijf

Een bedrijf gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen.

1.76 huishouden

Eén of meer personen die sociaal en economisch een eenheid vormen.

1.77 internetverkoop

Een specifieke vorm van detailhandel, waarbij:

  1. de te verkopen goederen uitsluitend via internet worden getoond en aangeboden;
  2. de transactie via internet tot stand komt;
  3. opslag van goederen plaatsvindt (op de bedrijfslocatie zelf of elders);
  4. op de bedrijfslocatie geen sprake is van enige fysieke vorm van uitstalling ter verkoop, een showroom, of van verkoop, betaling en/of het afhalen van goederen én
  5. de uitlevering van verkochte goederen aan kopers geschiedt per post of bezorgdienst.

1.78 inwoning

Het bewonen van één woning door twee of meer huishoudens met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.

1.79 jachthaven

Haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren of afgemeerd houden van recreatie- of pleziervaartuigen.

1.80 kantoor

Een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie.

1.81 kampeermiddelen

  1. Een tent, tentwagen, een kampeerauto of caravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde.

1.82 kampeerseizoen

De periode tussen 15 maart en 31 oktober.

1.83 kap

Een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 15° en ten hoogste 75°.

1.84 kelder

Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 1 m boven de gemiddelde, bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein.

1.85 kleinschalig horecavoorziening

Een horecavoorziening, die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en versnaperingen.

1.86 landschappelijke inpassing

Een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande danwel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten.

1.87 landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.88 luifel

Afdak of overkapping met een diepte van tenminste 1 m, aan of bij een gebouw, al of niet ondersteund.

1.89 maatschappelijke voorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs en (kinder)dagopvang met bijbehorende sport- en speelvoorzieningen, opvoeding, cultuur, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid.

1.90 manege

Een gebruiksgerichte, dienstverlenende paarden- en ponyhouderij, waarbij het doel is het geven van gelegenheid om met paarden en/of pony's binnen en/of buiten het betreffende perceel te rijden en het daaruit genereren van inkomsten.

1.91 mobiele kampeervoertuigen

Een tentwagen, een kampeerauto of een caravan (geen stacaravan zijnde), die uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar gebruikt wordt uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

1.92 monumenten

Rijks- en gemeentelijke monumenten, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van belang wegens de aanwezigheid daar van voornoemde zaken.

1.93 natuurwaarde

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.94 nevenfunctie

Activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel.

1.95 niet-zelfstandig kantoor

Een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft.

1.96 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.97 omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.98 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.99 ondergeschikte bouwdelen

Bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken (< 1,5 m), balkons (< 5 m2), erkers (<7 m3), dakkapellen (< 7 m3) en liftschachten.

1.100 ondergronds

Onder peil.

1.101 onderkomens

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.102 ondersteunende horeca

Een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.

1.103 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.104 overbouwing

Een aan- of uitgebouwd bouwdeel, dat gelegen is op minimaal 2,5 m boven peil, dat geen grotere hoogte heeft dan het aangrenzende bouwdeel, dat uitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel en dat geen rechtstreekse verbinding heeft met het aansluitend afgewerkte terrein.

verplicht

1.105 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.106 overkapping

Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bouwwerk, geen gebouw zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand.

1.107 paardenfokkerij

Agrarische bedrijvigheid bestaande uit het fokken van paarden en/of pony's.

1.108 paardenhouderij

een dienstverlenende paarden- en/of ponyhouderij waarbij het doel is het bedrijfsmatig stallen, trainen en africhten van paarden en/pony's op het perceel en het daaruit genereren van inkomsten.

1.109 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.110 peil

  1. Voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: maximaal 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen bij gebouwen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;
  3. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein.

1.111 pergola

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn.

1.112 permanente bewoning

Gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofdwoonverblijf.

1.113 plat dak

Een dak met een dakhelling van minder dan 15º.

1.114 recreatieve voorziening:

Een kleinschalige, niet-bedrijfsmatige voorziening met een dagrecreatief karakter, zoals zwembad of tennisbaan.

1.115 recreatieappartement

Een recreatiewoning deel uitmakend van één gebouw waarin meerdere recreatiewoningen, boven en/of naast elkaar zijn ondergebracht.

1.116 recreatiewoning

Een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

1.117 seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.118 sociaal-culturele voorzieningen

Voorzieningen voor het uitoefenen van culturele, sociale en levensbeschouwelijke activiteiten.

1.119 stacaravan

Een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede, gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden.

1.120 supermarkt

Een detailhandelsbedrijf met een winkelvloeroppervlak van meer dan 500 m² en een grote verscheidenheid aan artikelen, merendeels levensmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening door de klanten.

1.121 teeltondersteunende voorzieningen

Ondersteunende voorzieningen ten behoeve van vollegronds groente-, fruit-, bloemen-, en boomteelt, te onderscheiden in de volgende categorieën:

  1. laag/tijdelijk:
    teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van max. 1,50 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 8 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolie en lage tunnels;
  2. laag/permanent:
    teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van max. 1,50 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden;
  3. hoog/tijdelijk:
    teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van min. 1,50 m en maximaal 2 m. uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 8 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
  4. hoog/permanent:
    teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van min. 1,50 en maximaal 3,50 m met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen) en teeltondersteunende kassen;
  5. overig:
    vraatnetten, boomteelthekken.

1.122 trekkershut

Een gebouw met een eenvoudige constructie, uitsluitend bestemd voor recreatief nachtverblijf zonder sanitaire voorzieningen.

1.123 tuincentrum

Een bedrijf dat is gericht op het telen en voornamelijk verkopen van planten en siergewassen, alsmede het verkopen en leveren van andere goederen en materialen voor het aanleggen, onderhouden en verfraaien van tuinen.

1.124 twee-aaneengebouwde woning

Een blok van maximaal twee-aaneengebouwde woningen, waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar gekoppeld zijn.

1.125 uitbouw

Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een als vergroting van het hoofdgebouw gebouwd gebouw, hetwelk door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en daar in architectonisch opzicht ondergeschikt aan is, maar in functioneel opzicht wel deel uitmaakt van dat hoofdgebouw.

1.126 verkoopvloeroppervlak

De oppervlakte van een ruimte, die uitsluitend gebruikt wordt voor het verkopen van producten, niet zijnde de ruimte voor opslag of het vervaardigen/ bewerken van producten.

1.127 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.128 voorgevel

De naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) van een hoofdgebouw, (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied.

1.129 voorgevelrooilijn

De lijn die gelijk loopt aan voorgevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. (Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee straten moeten beide gevels van het hoofdgebouw, gelegen aan de straatkant, gezien worden als voorgevel).

1.130 vrijstaande woning

Een woning die geheel vrij staat ten opzichte van andere bebouwing.

1.131 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.132 Wet geluidhinder

Wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.133 Wet milieubeheer

Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.134 Wet ruimtelijke ordening

Wet van 20 oktober 2006, Stb. 2006, 566, zoals gewijzigd bij de Wet van 24 mei 2007, Stb. 2007, 271 (grondexploitatie), inclusief de door de Tweede Kamer op 1 januari 2008 aanvaarde wijzigingen in het kader van de Invoeringswet (TK 2007-2008, 30 938, A).

1.135 woning

Een complex van ruimten, inclusief aanbouwen en uitbouwen uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.136 Woningwet

Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.137 woongebouw

Een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.138 woonschip

Een vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk als woning wordt gebruikt en daartoe is ingericht.

1.139 woonwagen

Een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.140 woonzorgcomplex

Een woongebouw, waarin de hoofdfunctie wonen wordt gecombineerd met zorg- en welzijnsvoorzieningen en waarbij tevens ter ondersteuning van deze functies kleinschalige, ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en/of horeca kan voorkomen.

1.141 zijerfgebied

Het voorerfgebied aan de naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van een hoofdgebouw.

1.142 zorghotelkamer

Een gelegenheid voor tijdelijke overnachting in combinatie met zorg al dan niet ten behoeve van recreatief verblijf.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens

De afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens.

2.2 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of daarbij gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de bruto vloeroppervlakte (bvo)

De oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.

2.8 de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Agrarisch - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in de bestemming:
    1. 'Wonen - 1';
    2. 'Tuin', al dan niet in combinatie met de onder 1 genoemde wijzigingsbevoegdheid;
  2. bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid wordt het volgende in acht genomen:
    1. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de historische karakteristiek van het stadsgezicht;
    2. ten aanzien van parkeren is het gestelde in 47.2 van toepassing.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Agrarisch - Kwekerij

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Landschap

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Agrarisch Met Waarden - Landschap En Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Bedrijf

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de inrichting en situering van parkeervoorzieningen en kunnen uitsluitend worden gesteld indien zulks noodzakelijk is:

  1. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  2. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  3. ter bevordering van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Bedrijf - Melkverwerkende Industrie

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Bedrijf - Nutsvoorziening

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Bedrijventerrein

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

  1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de inrichting en situering van parkeervoorzieningen;
  2. Nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld indien zulks noodzakelijk is:
    1. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
    2. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    3. ter bevordering van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

11.4 Afwijken van de bouwregels

11.5 Specifieke gebruiksregels

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

11.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 12 Bedrijventerrein - Aardappelverwerkende Industrie

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 13 Bos

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bos met bijbehorende voorzieningen;
  2. houtproductie;
  3. bescherming van de droge en natte natuurwaarden en landschappelijke waarden;
  4. extensief recreatief medegebruik;
  5. water en waterlopen;
  6. bescherming en instandhouding van drinkwatervoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. voet- en fietspaden;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Centrum

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

  1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van parkeervoorzieningen;
  2. Nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld indien zulks noodzakelijk is:
    1. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
    2. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    3. ter bevordering van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.5 Specifieke gebruiksregels

14.6 Afwijken van de gebruiksregels

14.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 15 Cultuur En Ontspanning

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde 15.1.1 voor het toestaan van een andere vorm van cultuur en ontspanning, mits wordt voldaan aan het volgende:

  1. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving wordt niet onevenredige aangetast;
  2. er zijn geen belemmeringen voor woon- en leefmilieu
  3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  4. de verkeersontsluitingssituatie ter plaatse wordt niet onevenredig aangetast;
  5. ten aanzien van parkeren is het gestelde in 47.2 van toepassing;
  6. het bevoegd gezag kan bij het verlenen van de vergunning nadere eisen te stellen omtrent de inrichting van het terrein en met name omtrent de inrichting en situering van parkeervoorzieningen.

Artikel 16 Detailhandel

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.2 Bouwregels

16.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 17 Gemengd

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 18 Gemengd - 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

18.2 Bouwregels

Artikel 19 Gemengd - 2

19.1 Bestemmingsomschrijving

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 20 Gemengd - 3

20.1 Bestemmingsomschrijving

20.2 Bouwregels

Artikel 21 Groen

21.1 Bestemmingsomschrijving

21.2 Bouwregels

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Horeca

22.1 Bestemmingsomschrijving

22.2 Bouwregels

22.3 Afwijken van de gebruiksregels

22.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 23 Horeca - 1

23.1 Bestemmingsomschrijving

23.2 Bouwregels

23.3 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in de bestemming:
    1. 'Wonen - 1', al dan niet met de aanduiding 'detailhandel';
    2. 'Tuin', al dan niet in combinatie met de onder 1 genoemde wijzigingsbevoegdheid;
  2. bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid wordt het volgende in acht genomen:
    1. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de historische karakteristiek van het stadsgezicht;
    2. ten aanzien van parkeren is het gestelde in 47.2 van toepassing.

Artikel 24 Kantoor

24.1 Bestemmingsomschrijving

24.2 Bouwregels

24.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 25 Maatschappelijk

25.1 Bestemmingsomschrijving

25.2 Bouwregels

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Afwijken van de gebruiksregels

25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 26 Maatschappelijk - 1

26.1 Bestemmingsomschrijving

26.2 Bouwregels

Artikel 27 Recreatie

27.1 Bestemmingsomschrijving

27.2 Bouwregels

27.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 28 Sport

28.1 Bestemmingsomschrijving

28.2 Bouwregels

28.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 29 Tuin

29.1 Bestemmingsomschrijving

29.2 Bouwregels

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 29.2.2 onder a ten behoeve van het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten de aanduiding 'bijgebouwen', mits wordt voldaan aan het volgende:

  1. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  2. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  3. de dakhelling moet ten minste 30° bedragen;
  4. het bebouwingspercentage mag maximaal 40% bedragen met een maximum oppervlak van 35 m²;
  5. de bouwwerken moeten passen in de historische karakteristiek van het stadsgezicht;
  6. er wordt een visueel goede overgang van deze bebouwing naar de omliggende bebouwing verkregen.

Artikel 30 Verkeer

30.1 Bestemmingsomschrijving

30.2 Bouwregels

Artikel 31 Verkeer - Railverkeer

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen ten behoeve van railverkeer;
  2. (on)gelijkvloerse kruisingen, onder meer in de vorm van tunnels, met wegverkeer en overig verkeer;
  3. groenvoorzieningen;
  4. beeldende kunstwerken;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. geluidwerende voorzieningen;
  7. fietsenstallingen;
  8. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

31.2 Bouwregels

Artikel 32 Water

32.1 Bestemmingsomschrijving

32.2 Bouwregels

Artikel 33 Wonen

33.1 Bestemmingsomschrijving

33.2 Bouwregels

33.3 Afwijken van de bouwregels

33.4 Specifieke gebruiksregels

33.5 Afwijken van de gebruiksregels

33.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 34 Wonen - 1

34.1 Bestemmingsomschrijving

34.2 Bouwregels

34.3 Specifieke gebruiksregels

34.4 Afwijken van de gebruiksregels

34.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Wonen - 1' wijzigen:

  1. voorzover gelegen binnen de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' door daar de aanduiding 'detailhandel' op te nemen, mits hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de historische karakteristiek van het stadsgezicht;
  2. voorzover gelegen binnen de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' door daar de aanduiding 'horeca' op te nemen, mits voldaan wordt aan het volgende:
    1. het aantal horecabedrijven gelegen binnen deze zonering zal maximaal 3 bedragen;
    2. door middel van groenaanleg wordt gezorgd voor een goede landschappelijke inpassing;
    3. als gevolg van deze bestemmingswijziging wordt geen afbreuk gedaan aan de historische karakteristiek van het stadsgezicht;
    4. ten aanzien van parkeren is het gestelde in 47.2 van toepassing.

Artikel 35 Leiding - Gas

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleiding.

35.2 Bouwregels

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op de in 35.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken van geringe omvang worden gebouwd ten dienste van de betreffende leiding, met een maximale bouwhoogte van 4 m.

35.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 35.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 36 Leiding - Riool

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een drukrioolleiding.

36.2 Bouwregels

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen de in 36.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken van geringe omvang worden gebouwd ten dienste van de betreffende leiding, met een maximale bouwhoogte van 4 m.

36.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 36.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat. Voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint zij advies in bij de betrokken leidingbeheerder.

36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 37 Waarde - Archeologie

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.

37.2 Bouwregels

37.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

37.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 38 Waarde - Archeologische Verwachting 1

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

38.2 Bouwregels

38.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

38.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

38.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:

  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie', indien is aangetoond dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 39 Waarde - Archeologische Verwachting 2

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden de bodem.

39.2 Bouwregels

39.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

39.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

39.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:

  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie', indien is aangetoond dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 40 Waarde - Archeologische Verwachting 3

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

40.2 Bouwregels

40.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

40.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

40.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:

  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie', indien is aangetoond dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 41 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, beheer en/of herstel van karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteiten van het beschermd dorpsgezicht.

41.2 Bouwregels

Ten aanzien van bebouwing geldt dat op de gronden bouwwerken mogen worden gebouwd volgens de regels van de onderliggende bestemming die op die gronden rust, mits het beschermd dorpsgezicht daarmee niet wordt aangetast. Het behoud van het historische karakter wordt nagestreefd, daartoe dienen in ieder geval de volgende elementen behouden te blijven:

  1. hoofdgebouwen dienen, ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn', in de bouwgrens te worden gebouwd;
  2. er moet aansluiting worden gezocht bij bestaande bebouwing ten aanzien van de goothoogte, kapvorm en materiaalgebruik.

41.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Voor het slopen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag gebouwen of delen daarvan te slopen;
  2. het gestelde onder a is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:
    1. voortvloeiende uit het normale onderhoud;
    2. van ondergeschikte betekenis;
    3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    4. ter voldoening van een aanschrijving of een besluit van het bevoegd gezag;
    5. waarvoor ingevolge het bepaalde in artikel 11 van de Monumentenwet 1988 reeds een vergunning is vereist;
  3. de onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de sloop niet leidt tot aantasting van de waarde van het beschermd dorpsgezicht.

Artikel 42 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, beheer en/of herstel van karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteiten van het beschermd stadsgezicht.

42.2 Bouwregels

Ten aanzien van bebouwing gelden de bouwregels zoals in dit plan opgenomen in de andere daar voorkomende bestemmingen, waarbij in die bestemmingen bepalingen gelden ten behoeve van het behoud, beheer en/of herstel van karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteiten van het beschermd stadsgezicht.

42.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het ophoging van de bodem;
  2. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  3. het omzetten van grasland in bouwland;
  4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  5. het verlagen van het waterpeil;
  6. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies;
  7. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;
  8. het aanleggen, verbreden en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  9. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten.

42.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Ten aanzien van het slopen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag gebouwen of delen daarvan te slopen;
  2. het gestelde onder a is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:
    1. voortvloeiende uit het normale onderhoud;
    2. van ondergeschikte betekenis;
    3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    4. ter voldoening van een aanschrijving of een besluit van het bevoegd gezag;
    5. waarvoor ingevolge het bepaalde in artikel 11 van de Monumentenwet 1988 reeds een vergunning is vereist;
  3. de onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de sloop niet leidt tot aantasting van de waarde van het beschermd stadsgezicht.

Artikel 43 Waterstaat - Waterkering

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering en bij die functie behorende voorzieningen.

43.2 Bouwregels

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op en in de gronden als bedoeld in 43.1, uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van en behorende bij de daar bedoelde doeleinden.

43.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 43.2 ten behoeve van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in 43.1, mits de belangen van de waterkering worden niet onevenredig aangetast. Voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, winnen zij advies in bij de beheerder van de waterkering.

Artikel 44 Waterstaat - Waterlopen

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer en het onderhoud van de watergangen en/of retentievoorzieningen met de bijbehorende voorzieningen, zoals bermen en beschoeiing.

44.2 Bouwregels

In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op de gronden als bedoeld in 44.1 uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de betreffende waterloop, met een bouwhoogte van maximaal 2 m.

44.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 44.2. voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mits het belang van de watergangen en/of retentievoorzieningen in voldoende mate is gewaarborgd. Voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, winnen zij advies in bij de beheerder van de watergang en/of retentievoorziening.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 45 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 46 Algemene Bouwregels

46.1 Afwijkende maatvoeringen

Indien er op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bouwwerken met afwijkende maatvoeringingen aanwezig zijn of in uitvoering zijn, mits niet-wederrechtelijk totstandgekomen, danwel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijken van het plan, dan zijn ter plaatse deze afwijkende maatvoeringen toegelaten.

46.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop

Artikel 47 Algemene Gebruiksregels

47.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het opslaan, storten of bergen van materialen anders dan ten behoeve van de bestemming;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. het gebruik van een recreatiewoning of recreatieappartement ten behoeve van permanente bewoning;
  4. het gebruik van een bijgebouw ten behoeve van permanente bewoning;
  5. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van ingebruikname van gronden of bouwwerken geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst'.

47.2 Voorwaardelijke verplichting parkeernormen

Bij het wisselen of toevoegen van functies van gebouwen en gronden binnen de in de betreffende bestemming toegelaten functies, mag dit gewijzigde gebruik pas plaatsvinden indien ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen is voldaan aan de normering zoals hiervoor is opgenomen in de op het moment van ingebruikname van gronden of bouwwerken geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst'.

Artikel 48 Algemene Aanduidingsregels

48.1 Geluidzone - industrie

48.2 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de drinkwaterkwaliteit.

48.3 Milieuzone - waterwingebied

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de drinkwaterkwaliteit en waterwinning.

48.4 Veiligheidszone - lpg

48.5 Overige zone - gemengde functies

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gemengde functies' gelden de volgende regeld:

  1. in aanvulling op het bepaalde in de onderliggende bestemming, zijn tevens de volgende functies toegestaan:
    1. bedrijven uit categorie A van de als bijlage opgenomen Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging, alsmede vergelijkbare bedrijven uit categorie B na het verlenen van omgevingsvergunning op grond van 49.1;
    2. detailhandel;
    3. dienstverlening;
    4. kantoren;
  2. het gestelde in 47.2 is van toepassing bij het realiseren en uitwisselen van het toegelaten gebruik van gronden en gebouwen zoals opgenomen onder a.

Artikel 49 Algemene Afwijkingsregels

49.1 Omgevingsvergunning bedrijf categorie B

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 48.5 teneinde een bedrijf toe te staan uit categorie B van de bij de regels behorende Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging, mits voldaan wordt aan het volgende:

  1. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  2. uit milieuoogpunt bestaat geen bezwaar tegen de vestiging van het bedrijf; omtrent de invloed van de bedrijvigheid op het milieu wordt advies gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige.

49.2 Omgevingsvergunning camperovernachtingsplaats

49.3 Omgevingsvergunning maatvoering

Voor maatvoeringen gelden de volgende afwijkingsregels:

  1. het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige maatvoering, eventueel met overschrijding van de bebouwingsgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10 % van de in het plan voorgeschreven maatvoering, het beoogde stedenbouwkundig beeld niet wordt geschaad;
  2. onverminderd het gestelde onder a van dit lid, geldt dat de daar genoemde omgevingsvergunning ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' slechts kan worden verleend ten behoeve van het behoud en/of herstel van een gebouw als cultuurhistorisch monument.

Artikel 50 Algemene Wijzigingsregels

50.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied

Artikel 51 Overige Regels

51.1 Voorrangsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 52 Overgangsrecht

52.1 Overgangsrecht bouwwerken

52.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 53 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Stedelijk gebied Bronckhorst.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging

Bijlage 3 Kapvormen Beschermd Stadsgezicht

Bijlage 4 Dwarsprofielen Beschermd Stadsgezicht

verplicht

verplicht

verplicht

verplicht

verplicht

verplicht

verplicht

verplicht

verplicht

verplicht

Bijlage 5 Beeldkwaliteitseisen De Kwekerij

De beeldkwaliteitseisen voor de bebouwing in plan De Kwekerij zijn verdeeld in deelgebieden. Per deelgebied zijn de onderbouwing en de uitgangspunten met betrekking tot stedenbouw, architectuur en erfinrichting gegeven. Daarmee wordt de gewenste kwaliteit van de bebouwing en erfinrichting gegeven. Onderstaand kaartje geeft de indeling weer in een drietal deelgebieden.

verplicht verplicht

Omdat de afwijkingsbevoegdheid in 33.3.3 middels de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied' enkel voor komt bij twee bouwpercelen in deelgebied 'De Buitenrand', zijn enkel de daar geldende beeldkwaliteitseisen van toepassing voor deze afwijking.

De buitenrand

De buitenrand wordt gevormd door woning(percel)en, die grenzen aan het landelijk gebied. In deze zone bevinden zich zowel vrijstaande als twee-onder-een-kapwoningen op ruime percelen met groene tussenruimten. De voorzijden van de woningen zijn georiënteerd op het landelijk gebied. De kappen van de vrijstaande woningen staan afwisselend evenwijdig met- of haaks op de weg; de bebouwing is divers van karakter.

verplicht verplicht
verplicht verplicht
Referentiebeelden 'De buitenrand'

Stedenbouw
Karakter Grote vrijstaande woningen en tweekappers; representatief .
Rooilijn Meebuigend met de straat op 5 m uit de openbare ruimte.
Massa woningen
hoogte

frontbreedte
bouwdiepte
oriëntatie
perceel

Vrijstaande woningen 1 à 1,5 laag met kap waarin 1 of 2 bovenverdiepingen zijn gelegen; tweekappers 1,5 à 2 lagen met kap
Wisselende frontbreedte bij vrijstaande woningen
Grotere bouwdiepte
Op het landelijk gebied
Rooilijn meebuigende met de straat; voldoende ruimte naar zijpercelen
Architectuur
Karakter Referentie: lintbebouwing Vordensestraat met invloeden van Amsterdamse School
Vrijstaande woningen of tweekappers die zich als 1 villa presenteren
Wisselende architectuur aangrenzende vrijstaande woningen
Mogelijkheid tot losse garages
Dakvorm Hoge kappen met goed gedetailleerde dakbeëindigingen (dakoverstek, goot, etc)
Steile dakhelling (minimaal 50 graden)
Vrijstaande woningen hebben wisselende kapvormen en nokrichtingen
Zadeldak, mansardekap, tentdak, schilddak
Gevelbekleding met pannen (vertikaal gelegen) toegestaan
Materiaalgebruik Uitstraling bepaald door gebakken steen en gebakken pannen
Kleurgebruik Baksteen in bruin tot rode tinten; rode of antracietkleurige dakpan
Entree Woningen: duidelijk vormgegeven, gelegen aan de hoofdontsluiting
Erfinrichting
Inrichting Groene voortuinen
Erfscheiding Haag (beuk, liguster, haagbeuk, veldesdoorn)
Parkeren Op eigen erf (minimaal 1 parkeerplaats op eigen erf)