Landelijk gebied Bronckhorst
Bestemmingsplan - gemeente Bronckhorst
Vastgesteld op 17-05-2017 - deels onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de aanleiding van het plan (paragraaf 1.1), de begrenzing van het plangebied (paragraaf 1.2), de aanpak van de totstandkoming van het plan (paragraaf 1.3), de vigerende bestemmingsplannen (paragraaf 1.4) en een leeswijzer (paragraaf 1.5).
1.1 Aanleiding
Sinds 2007 heeft de gemeente Bronckhorst de meeste oude bestemmingsplannen geactualiseerd en gedigitaliseerd. Er zijn nu zes hoofdplannen voor het stedelijk gebied (de kernen) en drie voor het landelijk gebied (buitengebied): Hengelo/Vorden, Zelhem en Steenderen/Hummelo/Keppel.
Deze drie hoofdplannen voor het landeljik gebied worden met dit bestemmingsplan 'Landelijk gebied Bronckhorst' samengevoegd tot één bestemmingsplan voor het gehele landelijk gebied van de gemeente.
Het bestemmingsplan Buitengebied Hengelo/Vorden 2005/2008 moest als enige plan voor het landelijk gebied nog worden geactualiseerd en gedigitaliseerd. Daarom is voorafgaand aan de officiele bestemmingsplanprocedure het voorontwerp van dit plandeel ter visie gelegd en aangepast naar aanleiding van de binnengekomen vooroverleg- en inspraakreacties. De opbouw en plansystematiek en het planologische regime van dit bestemmingsplan vormen het uitgangspunt voor de samenvoeging van de eerdere bestemmingsplannen tot een bestemmingsplan voor het landelijk gebied van de gemeente.
We hebben te maken met landelijke uitgangspunten voor de wijze van bestemmen. Zo worden uniforme naamgevingen en kleurstellingen gebruikt voor de bestemmingen en zijn de bestemmingsplanregels opgebouwd volgens een landelijk vastgelegde systematiek. Binnen dat kader heeft de gemeente ruimte om een eigen invulling te geven aan de inhoud van de regels. Dit is niet onbeperkt omdat er rekening moet worden gehouden met ruimtelijke ordeningsaspecten, omgevingsaspecten, gemeentelijk, regionaal, provinciaal en rijksbeleid. We hebben, waar mogelijk, de opzet en inhoud van de regels vereenvoudigd en geharmoniseerd. Dit passend binnen de landelijke uitgangspunten en de invulling daavan, zoals wij die bij onze Bronckhorster bestemmingsplannen hanteren.
1.2 Plangebied
Het plangebied (zie navolgende afbeelding) omvat het gehele buitengebied van de gemeente
Het betreft het gebied tussen de buitenste gemeentegrenzen en de buitengrenzen van de bebouwde kommen.Voor een aantal specifieke locaties is een nieuwe ruimteljike ontwikkeling in voorbereiding, waarvoor een afzonderlijke planologische procedure wordt doorlopen. Deze locaties maken geen onderdeel uit van het plangebied van dit bestemmingsplan.
1.3 Aanpak
1.3.1 Algemeen
Aan de totstandkoming van dit bestemmingsplan ligt de volgende aanpak ten grondslag.
Bij het invoeren van de digitale verplichting voor ruimtelijke plannen en de start van de actualisatie van de bestemmingsplannen van de gemeente Bronckhorst, hebben wij een opzet gemaakt voor een standaardregeling voor de regels, plankaart en toelichting. Doel daarvan is het komen tot een integrale, gebiedsgerichte herziening van de bestemmingsplannen van de gemeente Bronckhorst. Het streven is dat de bestemmingsplannen qua systematiek (opzet regels, opbouw toelichting, kaartbeeld) op elkaar worden afgestemd (standaardisering). Vanzelfsprekend dient daarbij rekening te worden gehouden met bestaande beleidskaders en vigerende bestemmingsplanregelingen. Het voorliggende bestemmingsplan heeft, primair een beheersfunctie. Dat wil zeggen dat het vastleggen en behouden van de bestaande ruimtelijke, functionele en verkeerskundige situatie voorop staat. Nieuwe ontwikkelingen beperken zich tot het bieden van beperkte uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande bebouwing. Functieverandering, overeenkomstig het regionaal functieveranderingsbeleid blijft mogelijk en is op onderdelen zelfs iets verruimd.
Om te komen tot een planologische opzet die zoveel mogelijk recht doet aan de specifieke karakte
ristiek van het plangebied, rekening houdt met bestaande rechten, flexibiliteit biedt voor de gebruikers/bewoners van het gebied en tevens aansluit bij de uitgangspunten van rechtszekerheid, uniformiteit en toegankelijkheid, is aan het daadwerkelijke opstellen van het bestemmingsplan een zorgvuldig traject vooraf gegaan.
Een nieuw bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om een nulsituatie vast te leggen met betrekking tot de aanwezige gebouwen en het gebruik van de gronden. Het bestemmingsplan Buitengebied Hengelo/Vorden 2005/2008 moest als enige plan voor het landelijke gebied nog worden geactualiseerd en gedigitaliseerd. Hiertoe heeft voor het plandeel van de voormalige gemeente Hengelo en Vorden een inventarisatie plaatsgevonden aan de hand van verleende milieu- en bouwvergunningen, meldingen, luchtfoto's en inventarisatie in het veld.
Na een inventarisatie van de vigerende bestemmingsplannen is aan de hand van bronnenonderzoek nagegaan welke functies binnen de respectievelijke deelplannen aanwezig zijn. Met deze achtergrondinformatie is vervolgens gekeken in hoeverre informatie en praktijk overeenkomen.
Voor het buitengebied van de voormalige gemeenten Zelhem en Steenderen, Hummelo en Keppel zijn de bestaande plannen nog vrij actueel en is geen nieuwe uitgebreide inventarisatie gehouden, maar is de bestaande planologische situatie in dit bestemmingsplan overgenomen, met inachtneming van onherroepelijke omgevingsvergunningen danwel vastgestelde postzegelbestemmingsplannen.
Een uitzondering betreft het deelgebied Halle Heide. Voor betreffende gronden is het eerder opgestelde ontwerp bestemmingsplan 'Buitengebied Halle Heide (ON02)' dd. 18 mei 2015 met inachtneming van de hiertegen ingediende zienswijzen in dit bestemmingsplan geintegreerd. Het voormalige LOG Halle Heide wordt bestemd als agrarisch gebied en zowel de oude als nieuwe locatie van het pluimveebedrijf Tieltjes zijn opgenomen.
Daarnaast zijn in dit plan vijf nieuwe ontwikkelingen meegenomen. Van twee ervan heeft het ontwerp ter visie gelegen waarop geen zienswijzen zijn ingediend. Het betreft 'Wijzigingsplan Buitengebied; Ruurloseweg 79 Hengelo (Gld.) (NL.IMRO.1876.BP01076-ON01) en wijzigingsplan Buitengebied; Zomerweg 11 Drempt' (NL.IMRO.1876.BP01054-ON01). De ruimtelijke onderbouwingen van deze ontwikkelingen zijn opgenomen in Bijlage 13 respectievelijk Bijlage 14 bij de regels. De ontwikkeling aan de Heerlerweg 14 in Vierakker was reeds opgenomen in het ontwerpplan, de ruimtelijke onderbouwing van deze ontwikkeling is ondergebracht in Bijlage 17. De ontwikkelingen aan de Zeltsweg 1 in Vorden en bij kasteel Hackfort in Vorden zijn ruimtelijk onderbouwd in Bijlage 15 respectievelijk Bijlage 16. Met het raadsbesluit op dit plan Landelijk gebied Bronckhorst zijn ook deze plannen formeel vastgesteld en ingepast.
Aan het actualiseringsproces liggen het Handboek ruimtelijke plannen Bronckhorst en de Nota van wijzigingen Bestemmingsplan Landelijk gebied ten grondslag. Het op een efficiënte manier herzien van alle bestemmingsplannen binnen de gemeente Bronckhorst vergt immers een eenduidige aanpak.
1.3.2 Handboek ruimtelijke plannen Bronckhorst
Het Handboek ruimtelijke plannen Bronckhorst vormt de basis voor het opstellen van digitale bestemmingsplannen binnen de gemeente Bronckhorst. Doel van het handboek is om de herkenbaarheid en daarmee de raadpleegbaarheid van de bestemmingsplannen te vergroten. Dit geschiedt door de digitale en analoge opzet, vormgeving en inhoud te standaardiseren. Dit draagt bij aan een efficiënter en eenduidige ontwikkeling van ruimtelijke plannen. Over de vorm en opzet hoeft niet meer te worden nagedacht, deze is in het handboek duidelijk voorgeschreven. De inhoud blijft uiteraard maatwerk en kan per plan verschillen. Alle afspraken die in het handboek zijn vastgelegd dienen bij het vervaardigen van alle ruimtelijke plantypes, waarvoor de digitale verplichting geldt, te worden nageleefd.
Het handboek is niet bedoeld als extra standaard, maar als hulpmiddel bij het (laten) vervaardigen, interpreteren en beoordelen van (digitale) ruimtelijke plannen. Het handboek sluit aan bij de verplichtingen die voortvloeien uit de Wro, het Bro, de RO Standaarden 2012 en de Werkafspraken RO Standaarden, waarin is voorgeschreven dat ruimtelijke plannen in elk stadium van de procedure digitaal vervaardigd, raadpleegbaar en beschikbaar dienen te zijn. Het digitale exemplaar is het authentieke plan. De analoge exemplaren zijn enkel een afgeleide daarvan, oftewel het digitale plan is leidend. Voorliggend bestemmingsplan is conform het handboek opgesteld.
1.3.3 Nota van wijzigingen Landelijk gebied Bronckhorst
Op 11 december 2014 heeft de raad van Bronckhorst de Nota van wijzigingen Landelijk gebied Bronckhorst vastgesteld (bijlage 1). De nota heeft betrekking op de uitgangspunten voor wijzigingen op hoofdlijnen van de bestemmingsregeling in het landeijk gebied.
Het coalitieakkoord van Bronckhorst richt zich op een andere manier van werken. Een bescheiden vorm van besturen, deregulering, en uitgaan van eigen kracht en verantwoordelijkheid van burgers. Dit heeft gevolgen voor het planologisch beleid. Annex aan het meer overlaten aan de bevolking staat dat we diezelfde bevolking dan ook meer moeten faciliteren. Een en ander voor zover passend binnen rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Die wens- en denkrichting vanuit het coalitieakkoord staat niet op zich. In relatie daarmee is een aantal trends en ontwikkelingen binnen gemeenteland en het domein van de ruimtelijke ordening relevant, te weten:
1. terugtredende overheid
2. efficiënt werkende overheid
3. ontwikkeling richting het fenomeen uitnodigingsplanologie
4. Omgevingswet
1. terugtredende overheid
Gemeenten nemen een andere, steeds minder dominantie, positie in binnen de ruimtelijke ordening. Dit komt door:
• Invloed van crisis
– teruglopende gemeentefinanciën
– afboeken grondposities
– uitblijven vraag woningbouw
– risicomijdend gedrag marktpartijen en gemeente
• Invloed van autonome maatschappelijke veranderingen
– krimp
– vergrijzing
- duurzaamheid
– veranderende sociale relaties
• Veranderingen in rol gemeente
– van de klassieke dominante overheid (retro in control) naar maatschappelijke carrousel (netwerkpartner)
2. efficiënt werkende overheid
Betere en efficiënte dienstverlening aan burgers en bedrijven heeft bij veel gemeenten momenteel de hoogste prioriteit. En ook de forse bezuinigingen bij gemeenten, het inkrimpen van het ambtelijk apparaat en vernieuwde regelgeving maken dat hetzelfde takenpakket door minder mensen moet worden uitgevoerd. Het inkrimpen of het verminderen van gemeentelijke diensten is vaak onmogelijk. Dit betekent dat gemeenten effectiever en efficiënter moeten gaan werken. De organisatie en planning van werkzaamheden moet anders. Dat vraagt om een procesgerichte organisatie. Want de burger wil snel en zonder fouten geholpen worden.
3. ontwikkelingen richting uitnodigingsplanologie
Zoals hiervoor geschetst verandert de rol van de gemeente. De volgende trend binnen de ruimtelijke ordening symboliseert die ontwikkeling: tot 2000 was er sprake van zogenaamde toelatingsplanologie. De gemeente stelde regels wat wel en niet mocht binnen de fysieke leefomgeving. En wachtte af. Daarna was er sprake van zogenaamde ontwikkelingsplanologie (gebiedsontwikkeling) waarbij de gemeente al meer in een faciliterende rol kwam en actief ruimtelijke ontwikkelingen stimuleerde dan wel probeerde af te dwingen. Tegenwoordig spreken we van uitnodigingsplanologie, waarbij de gemeente streeft naar minder regelgeving (deregulering) en meer organische ontwikkeling door partijen.
4. Omgevingswet
De komende Omgevingswet speelt daar op in. Zonder daarvoor de impact volledig in beeld te brengen kan in zijn algemeenheid worden gesteld dat deze wet gevolgen heeft op het ruimtelijk stelsel van de gemeente. Het gaat om een omvangrijke wetgevingsoperatie, waarbij 40 sectorale wetten, 117 AMvB's en honderden ministeriële regelingen in de nieuwe wet worden gebundeld. Doelen van de wet zijn een veilige en gezonde leefomgeving te bewerkstelligen en deze behouden, beheren en ontwikkelen op duurzame, doelmatige wijze. Verder beoogt de rijksoverheid het complex aan wet- en regelgeving te stroomlijnen en de inzichtelijkheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht te vergroten. Dit moet leiden tot een grotere keuzevrijheid voor burgers en ondernemers, één loket voor omgevingsvergunningen en een besparing van honderden miljoenen euro's. Een van de belangrijkste (zo niet de belangrijkste) uitgangspunten van de nieuwe wet is 'vertrouwen'. Vertrouwen zowel in overheden als in marktpartijen dat zij hun verantwoordelijkheid nemen en waarmaken.Centraal in de wet staan zes rechtsfiguren, waaronder het Omgevingsplan. Elke gemeente maakt in principe één gebiedsdekkend plan voor de leefomgeving. Deze verordening (of plan genoemd) vervangt de bestemmingsplannen en een groot aantal verordeningen.
1.4 Vigerende Planologische Situatie
De juridisch-planologische basis voor het plangebied wordt gevormd door 3 grotere bestemmingsplannen en diverse kleinere bestemmings- en herzieningsplannen. Voor het plangebied vigeren de volgende (delen van) plannen en worden door het voorliggende bestemmingsplan (deels) vervangen:
Vigerend plan | Naam | IMRO-idn | Datum vaststelling | |||||||||||||||||||||||||
Hengelo / Vorden | ||||||||||||||||||||||||||||
BP00359 | Buitengebied Hengelo/Vorden 2005 | NL.IMRO.18760000BP00359- | 27-4-2006 | |||||||||||||||||||||||||
BP00761 | Buitengebied 2006 Koningsweg 1 te Hengelo (Gld.) | NL.IMRO.18760000BP00761- | 22-11-2007 | |||||||||||||||||||||||||
BP00774 | Buitengebied 2003 Bruinderinkweg | NL.IMRO.18760000BP00774- | 28-2-2008 | |||||||||||||||||||||||||
BP00792 | Buitengebied 2005 Handwijzersdijk | NL.IMRO.18760000BP00792- | 24-5-2007 | |||||||||||||||||||||||||
BP00832 | Buitengebied 2008; Koekoekstraat 21 Vierakker | NL.IMRO.18760000BP00832- | 26-3-2009 | |||||||||||||||||||||||||
BP00867 | Buitengebied 2008 Plan Mennink te Hengelo (Gld.) | NL.IMRO.18760000BP00867- | 22-10-2009 | |||||||||||||||||||||||||
BP00875 | Buitengebied 2009; Enzerinckweg 8/10 Vorden | NL.IMRO.1876.BP00875-VG01 | 2-6-2010 | |||||||||||||||||||||||||
BP00879 | Halseweg 44/Scharfdijk 3 | NL.IMRO.1876.BP00879-VG01 | 1-6-2010 | |||||||||||||||||||||||||
BP00884 | Buitengebied Hengelo/Vorden; Schuttestraat 20 Vorden | NL.IMRO.1876.BP00884-VG01 | 26-2-2009 | |||||||||||||||||||||||||
BP00885 | Buitengebied Hengelo/Vorden 2005/2008 | NL.IMRO.18760000BP00885- | 27-11-2008 | |||||||||||||||||||||||||
BP00897 | Buitengebied 2009; 2e Berkendijk 8 A Hengelo | NL.IMRO.1876.BP00897-VG01 | 24-2-2011 | |||||||||||||||||||||||||
BP00903 | Wientjesvoort Noord | NL.IMRO.18760000BP00903- | 28-1-2010 | |||||||||||||||||||||||||
BP00908 | Buitengebied 2009; Uilenesterstraat 14 Keijenborg | NL.IMRO.18760000BP00908- | 22-10-2009 | |||||||||||||||||||||||||
BP00909 | Buitengebied 2009; Loakendiek 7 Veldhoek | NL.IMRO.1876.BP00909-VG01 | 27-8-2009 | |||||||||||||||||||||||||
BP00913 | Buitengebied 2009; Boshuisweg 8/Koekoekstraat 10/Stellingweg 2 | NL.IMRO.1876.BP00913-VG01 | 16-11-2011 | |||||||||||||||||||||||||
BP00922 | Buitengebied Hengelo/Vorden 2008; Functiewijziging Ganzensteeg 7 te Vorden | NL.IMRO.18760000BP00922- | 17-11-2009 | |||||||||||||||||||||||||
BP00923 | 48 inch aardgastransportleiding (Noord-Zuid Project Gasunie) | NL.IMRO.18760000BP00923- | 31-3-2010 | |||||||||||||||||||||||||
BP00926 | Buitengebied 2009; IJselweg 13 Vierakker | NL.IMRO.18760000BP00926- | 17-12-2009 | |||||||||||||||||||||||||
BP00935 | Buitengebied Hengelo/Vorden 2010; Wolsinkweg 6 Keijenborg | NL.IMRO.1876.BP00935-VG01 | 26-1-2012 | |||||||||||||||||||||||||
BP00943 | Buitengebied 2010; Hazenhutweg 1 Hengelo | NL.IMRO.1876.BP00943-VG01 | 24-3-2011 | |||||||||||||||||||||||||
BP00944 | Buitengebied 2010; Remmelinkdijk 10 Keijenborg, Velswijkweg 11 en Eeltinkweg 4 Zelhem | NL.IMRO.1876.BP00944-VG01 | 25-10-2012 | |||||||||||||||||||||||||
BP00975 | Buitengebied 2009; Varsselseweg 49 Hengelo | NL.IMRO.1876.BP00975-VG01 | 29-3-2012 | |||||||||||||||||||||||||
BP00981 | Buitengebied; Zaarbelinkdijk 4 Keijenborg | NL.IMRO.1876.BP00981-VG01 | 15-12-2011 | |||||||||||||||||||||||||
BP00990 | Buitengebied; Lankhorsterstraat 21 Hengelo | NL.IMRO.1876.BP00990-VG01 | 30-5-2013 | |||||||||||||||||||||||||
BP00996 | Buitengebied; Kruisdijk 2 Vorden | NL.IMRO.1876.BP00996-VG01 | 27-6-2013 | |||||||||||||||||||||||||
BP01000 | Herziening Bronckhorst 1 | NL.IMRO.1876.BP01000-VG01 | 16-4-2014 | |||||||||||||||||||||||||
BP01002 | Buitengebied; Wichmondseweg 35 Hengelo | NL.IMRO.1876.BP01002-VG01 | 28-11-2013 | |||||||||||||||||||||||||
BP01012 | Buitengebied; Dorpsstraat 4 Wichmond | NL.IMRO.1876.BP01012-VG01 | 25-9-2014 | |||||||||||||||||||||||||
BP01017 | Buitengebied; Bekveldseweg 7 Hengelo | NL.IMRO.1876.BP01017-VG01 | 11-12-2014 | |||||||||||||||||||||||||
BP01034 | Buitengebied; Dennendijk 1-3 Hengelo | NL.IMRO.1876.BP01034-VG01 | 27-11-2014 | |||||||||||||||||||||||||
BP01066 | Buitengebied; verschuiviing bestemmingen landgoed Zelle | NL.IMRO.1876.BP01066-VG01 | 29-09-2016 | |||||||||||||||||||||||||
BP01071 | Buitengebied; Gompertsdijk 7-9 en ong Hengelo | NL.IMRO.1876.BP01071-VG01 | 29-09-2016 | |||||||||||||||||||||||||
Zelhem | ||||||||||||||||||||||||||||
BP00866 | Buitengebied Zelhem 2011 | NL.IMRO.1876.BP00866-VG01 | 30-6-2011 | |||||||||||||||||||||||||
BP00944 | Buitengebied 2010; Remmelinkdijk 10 Keijenborg, Velswijkweg 11 en Eeltinkweg 4 Zelhem | NL.IMRO.1876.BP00944-VG01 | 25-10-2012 | |||||||||||||||||||||||||
BP00945 | Buitengebied 2010; Pluimersdijk 10 Halle | NL.IMRO.1876.BP00945-VG01 | 25-08-2011 | |||||||||||||||||||||||||
BP00955 | Buitengebied 2010; Enkweg 2 Zelhem | NL.IMRO.1876.BP00955-VG01 | 26-10-2011 | |||||||||||||||||||||||||
BP00969 | Buitengebied; Doetinchemseweg 78/Schovenweg Zelhem | NL.IMRO.1876.BP00969-VG01 | 30-01-2014 | |||||||||||||||||||||||||
BP00987 | Buitengebied; Boeninksteeg 4 Zelhem | NL.IMRO.1876.BP00987-VG01 | 01-05-2012 | |||||||||||||||||||||||||
BP00994 | Buitengebied; Groeneweg 13 Hummelo, Meeneweg 13 Zelhem en Wolfersveenweg 14 Halle | NL.IMRO.1876.BP00994-VG01 | 27-06-2013 | |||||||||||||||||||||||||
BP00998 | Buitengebied; Zelhem Wet BAG | NL.IMRO.1876.BP00998-VG01 | 26-09-2013 | |||||||||||||||||||||||||
BP01026 | Correctieve herziening 1 Buitengebied Zelhem 2011 | NL.IMRO.1876.BP01026.VG01 | 27-02-2014 | |||||||||||||||||||||||||
BP01028 | Correctieve herziening 2 Buitengebied Zelhem 2011 | NL.IMRO.1876.BP01028-VG01 | 27-02-2014 | |||||||||||||||||||||||||
BP01033 | Buitengebied; Bielemansdijk ong. Zelhem | NL.IMRO.1876.BP01033-VG01 | 28-05-2015 | |||||||||||||||||||||||||
BP01038 | Buitengebied; Wittebrinkweg 1 en 1A Zelhem | NL.IMRO.1876.BP01038-VG01 | 26-11-2015 | |||||||||||||||||||||||||
BP01063 | Wisselinkweg - Korenweg Zelhem | NL.IMRO.1876.BP01063-VG01 | 26-05-2016 | |||||||||||||||||||||||||
Steenderen / Hummelo en Keppel | ||||||||||||||||||||||||||||
BP00880 | Buitengebied Steenderen / Hummelo en Keppel | NL.IMRO.1876.BP00880-VG02 | 28-08-2013 | |||||||||||||||||||||||||
BP00898 | Bp Buitengebied 2009; Capellegoedweg 4A Olburgen (parkeervoorziening) | NL.IMRO.1876.BP00898-VG01 | 24-03-2011 | |||||||||||||||||||||||||
BP00925 | Rondweg Hummelo | NL.IMRO.1876.BP00925-VG01 | 24-11-2011 | |||||||||||||||||||||||||
BP00967 | Buitengebied 2011; Tolstraat ong. Drempt | NL.IMRO.1876.BP00967-VG01 | 15-12-2011 | |||||||||||||||||||||||||
BP00993 | Buitengebied; Loenhorsterweg 7C en E Hummelo | NL.IMRO.1876.BP00993-VG01 | 11-07-2013 | |||||||||||||||||||||||||
BP01006 | Buitengebied; Zutphen-Emmerikseweg 13b Toldijk | NL.IMRO.1876.BP01006-VG01 | 11-078-2013 | |||||||||||||||||||||||||
BP01019 | Buitengebied; Schiphorsterstraat 2 en 2a Toldijk | NL.IMRO.1876.BP01019-VG01 | 26-06-2014 | |||||||||||||||||||||||||
BP01021 | Buitengebied; Toldijkseweg 26 Steenderen | NL.IMRO.1876.BP01021-VG01 | 14-01-2014 | |||||||||||||||||||||||||
BP01023 | Buitengebied; Schiphorsterstraat 16 Toldijk | NL.IMRO.1876.BP01023-VG01 | 28-05-2014 | |||||||||||||||||||||||||
BP01029 | Correctieve herziening Buitengebied Steenderen / Hummelo en Keppel | NL.IMRO.1876.BP01029-VG01 | 27-02-2014 | |||||||||||||||||||||||||
BP01035 | Buitengebied; natuurontwikkeling Bakerwaard | NL.IMRO.1876.BP01035-VG01 | 20-04-2015 | |||||||||||||||||||||||||
BP01037 | Buitengebied; Groeneweg 10 Hummelo | NL.IMRO.1876.BP01037-VG01 | 24-06-2014 | |||||||||||||||||||||||||
Algemeen | ||||||||||||||||||||||||||||
BP01015 | Parapluplan Archeologie | NL.IMRO.1876.BP01015-VG01 | 28-11-2013 | |||||||||||||||||||||||||
BP01072 | Buitengebied; wegbestemmen woonlocaties | NL.IMRO.1876.BP01072-VG01 | 28-04-2016 |
Daarnaast zijn onherroepelijke omgevingsvergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingepast in het bestemmingsplan. Het betreffen zowel omgevingsvergunningen die tot stand zijn gekomen met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als met de reguliere procedure. Veelal gaat het hier om functiewijzigingen.
1.5 Leeswijzer
De plantoelichting van voorliggend bestemmingsplan wijkt enigszins af van de toelichtingen van de voorafgaande plannen (zie paragraaf 1.4). Voorliggend bestemmingsplan vormt voor het buitengebied van de gehele gemeente de basis voor de toekomstige bestemmingsplannen in het kader van het zogeheten ‘Bronckhorster bestemmingsplanproces’ (BBP) (zie bijlage Nota van wijzigingen Landelijk gebied). Daarom sluit deze toelichting reeds aan bij de gekozen opzet voor die plannen. De toelichting is als volgt opgebouwd.
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de aanleiding van het plan (paragraaf Aanleiding), de begrenzing van het plangebied (paragraaf Plangebied), de aanpak van de totstandkoming van het plan (paragraaf Aanpak), de vigerende planologische situatie (paragraaf Vigerende planologische situatie) en deze leeswijzer (paragraaf Leeswijzer).
Beschrijving plangebied
In dit hoofdstuk wordt de ruimtelijke en functionele situatie van het buitengebied beschreven. Hierbij wordt onder andere ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van het gebied (2.1), een beschrijving van de hydrologie in het gebied (2.2) , de voorkomende landschaps- en natuurwaarden (2.3), cultuurhistorie en archeologie (2.4) en het gebruik van de grond Het gebruik van de grond).
Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft de toetsing aan het beleidskader (paragraaf 3.1) , omgevingsaspecten (paragraaf 3.2), volkshuisvestelijke aspecten (paragraaf 3.3), economische aspecten (paragraaf 3.4) , maatschappelijke aspecten (paragraaf 3.5) en overleg en inspraak (paragraaf 3.6). Per uitvoerbaarheidsaspect wordt aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is op dat aspect. De laatste paragraaf (3.7) geeft een eindconclusie over de uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van het rijksbeleid (paragraaf 4.1), provinciaal beleid (paragraaf 4.2), regionaal beleid (paragraaf 4.3) en gemeentelijk beleid (paragraaf 4.4).
Hoofdstuk 5 Juridische aspecten
In dit hoofdstuk worden de juridische aspecten van het plan toegelicht. Na een algemene aspect (paragraaf 5.1) wordt er stilgestaan bij de opbouw van de regels (paragraaf 5.2) en de inhoud van de regels, zoals de wijze van bestemmen (paragraaf 5.3).
Bijlagen bij de toelichting
Hierin zijn diverse bijlagen bij de plantoelichting opgenomen.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving en een waardering van de landschappelijke en natuurlijke kenmerken van het plangebied. Aan de basis daarvan ligt het abiotische patroon, ofwel de letterlijke ondergrond van het plangebied. Dit abiotische patroon was – en is nog steeds – bepalend voor de flora en fauna. Verschillen in vorm, reliëf, bodem en waterhuishouding waren voor de mens aanleiding om al dan niet gebruik te maken van een bepaalde plek. Het abiotische patroon heeft daarmee een sterk ordenende betekenis en is een belangrijk gegeven voor de verdere ruimtelijk ontwikkeling van het gebied.
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Geomorfologie
De ondergrond van het gebied is grotendeels gevormd tijdens de ijstijden. Het plangebied maakt onderdeel uit van een dekzandgebied in het oosten dat zwak afhelt tussen het (hoger gelegen) Oost-Nederlands Plateau en overloopt in het (lager gelegen) rivierenlandschap van het IJsseldal in het westen van de gemeente. De hoogteverschillen binnen het plangebied zijn beperkt, het hoogst is de dekzandrug van 't Zand in het oosten van het plangebied (circa 22 m. boven NAP).Het laagste deel ligt in het rivierenlandschap in het westen van het plangebied (circa 7 m. boven NAP).
Het huidige landschap is ontstaan in de laatste twee ijstijden van het Pleistoceen, te weten het Saalien (200.000-125.000 jaar voor Chr.) en het Weichselien (80.000-8.000 jaar voor Chr.). In het Saalien bereikte het landijs Nederland. Traag voortschuivende landmassa's duwden een serie stuwwallen op. De Utrechtse Heuvelrug, de Veluwe, het Rijk van Nijmegen en het Montferland vormden een muur die de Rijn en Maas naar het westen dwongen. Pas later brak de IJssel door de Gelderse stuwwallen ter hoogte van Arnhem en vormt sindsdien de noordelijke Rijntak. Zo heeft een landijstong onder andere de stuwwal van Montferland opgestuwd en het IJsseldal uitgesleten.
Vóór de ijskap onstond een systeem van vlechtende rivieren. Door die rivieren is veel grind en grof zand afgezet. Dit zand staat bekend als “oude dekzanden”. In het Weichselien lag het landijs benoorden ons land en heerste hier een droog toendraklimaat. Door de schaarse begroeiing kreeg de wind de kans om het zand op grote schaal te verstuiven. Dit stuifzand heeft een fijne structuur en staat bekend als jong dekzand.
Na de ijstijden werd het klimaat warmer en de poolwoestijn veranderde in een gebied met een afwisseling van bossen en natuurlijke weides, doorsneden door beekdalen. De bodem bestond vooral uit dekzandgronden, beekdalen met en beekoverstromingsvlakten. Grote delen van het gebied waren van nature vrij nat. Op plaatsen waar de bodem minder doorlatend was, ontstonden uitgestrekte venen en moerasbossen. Deze zijn door de verbetering van de waterhuishouding en de ontginning van woeste gronden praktisch verdwenen.
Bodemstructuur
In het westen van de gemeente, achter de IJsseldijk, liggen vruchtbare rivierkleigronden die door deze rivier zijn afgezet. De rivierkleigronden gaan geleidelijk over in zogenaamde vaaggronden, kalkloze zandgronden met een zavel- of kleidek. Meestal ontbreekt een goedontwikkelde humuslaag. Verder naar het oosten maken de vaaggronden plaats voor humuspodzolgronden. Deze gronden zijn ontstaan uit mineralogisch arm moedermateriaal dat verrijkt is door de inspoeling van organisch materiaal.
Op de hoger gelegen plaatsen met oude historische bewoningskernen zijn de zogenaamde enkeerdgronden ontstaan. Dat zijn akkerbouwgronden die in de loop van honderden jaren door de mens zijn opgehoogd met organische mest vermengd met heide- of grasplaggen. Op de hoger gelegen delen van het dekzandgebied liggen verder ook de zogenaamde beekeerdgronden. Deze gronden die iets lager liggen dan de omgeving bestaan uit afzettingen van vroegere beken. Ze zijn relatief vochtig en vruchtbaar doordat zij een vrij hoog gehalte aan organisch materiaal bevatten.
Een uniek gebied is ’t Zand. Dit is een stuifzandgebied van vrij jonge datum. Deze gronden zijn de laatste eeuwen door de mens of door de natuur niet meer met organisch materiaal of meststoffen verrijkt. Door de relatief hoge ligging en de zandige ondergrond die geen water tegenhoudt loogt het weinige organische materiaal voortdurend uit de bodem waardoor een zeer humusarme grond resteert.
Plaatselijk zijn in de lage gebieden onder natte omstandigheden veen- en moerige gronden gevormd.
Occupatie door de mens
Van oudsher vestigden de mensen zich op de overgangen van het hoger gelegen droge dekzandgebieden naar de lager gelegen vochtige beekdalen en broekgebieden.
Zoals eerder vermeld werden de dekzandruggen veelal als bouwland gebruikt. Het vee werd in de lager gelegen beekdalen en broekgronden geweid en de schapen op de hoger gelegen heidevelden. In de potstal werd de mest van deze dieren gemengd met heide en gras om vervolgens als bemestingsmateriaal te dienen voor de akkers. Uitputting van de bodem en verstuiving van de gronden zonder bomen en bouwlanddek betekenden een permanente bedreiging van het bestaan. De verstuiving werd door de boeren aan banden gelegd door de aanplant van bos en de aanleg van houtwallen die tevens als veekering konden dienen. Het al of niet door bomen en houtwallen beschutte bouwland dat eigendom was van één boer werd “kamp” genoemd. Deze kampen kwamen vooral tot stand in gebieden met een grote afwisseling van grondsoorten en hoogteverschillen binnen een relatief klein gebied. Zij overheersten vroeger het ruimtelijke beeld in het plangebied. Een belangrijk deel van dit kampenlandschap in het plangebied is in de afgelopen eeuwen door grote grondeigenaren omgezet in landgoederen. Op deze landgoederen zijn bossen aangelegd,met name ten bate van de houtexploitatie en de jacht. De landgoederen vormen met hun lanen en oude loofbossen bijzondere elementen in het dekzandgebied. Het meestal geometrisch grondpatroon contrasteert opvallend met het onregelmatig patroon van het omringende esdorpen- en hoevenlandschap.
De hoger gelegen droge gronden met een homogeen karakter vormden een ideale locatie voor het ontstaan van “enken”, dat wil zeggen aaneengesloten bouwlandcomplexen die bij meerdere boeren in eigendom waren. Evenals de nederzettingen werden de boerderijen gevestigd op de overgangen van hoog naar laag.
Tot in het midden van de vorige eeuw is de gebrekkige waterafvoer een beperkende factor voor het grondgebruik geweest. In 1804 is er in het plangebied al een begin gemaakt met de verbetering van het afwateringssysteem. Verdere verbeteringen zijn in de loop van de 20ste eeuw onder andere bereikt.
De invoering van de kunstmest betekende het einde van de oude vorm van gemengd bedrijf, waarbij de boer de dierlijke mest nodig had om zijn akkers vruchtbaar te houden. Verder maakte het gebruik van kunstmest de grootschalige ontginning mogelijk van de voorheen extensief gebruikte heidevelden, en de omzetting van deze velden in akkers, weiland of productiebos. Een voorbeeld van zo’n jong ontginningenlandschap is het agrarische gebied ten oosten van Hengelo.
Door de betere bemesting en de regulering van de waterhuishouding vervaagde in de zandgebieden het zichtbare verschil tussen de hoge droge bouwlanden en de lage vochtige graslanden. Prikkeldraad maakte het oprichten van nieuwe houtwallen en het zorgvuldige beheer van de bestaande houtwallen als veekering overbodig. Hierdoor verdwenen deze elementen geleidelijk uit het landschap.
2.2 Hydrologie
Grondwatersysteem
Er ligt een vrij dik watervoerend pakket onder het plangebied dat uit één laag bestaat. De stroomrichting is voornamelijk van het zuidoost naar het noordwesten gericht. In het plangebied liggen een aantal infiltratiegebieden van regenwater die van belang zijn voor de drinkwatervoorziening. Het zijn de meest zandige, relatief hoog gelegen gebieden. Deze gronden waren niet aantrekkelijk voor ontginning ten behoeve van agrarisch gebruik en zijn daarom in de loop van de 19de en 20ste eeuw bebost. In de eerste plaats is dat het bosgebied ten noorden van Vorden, het relatief hooggelegen Groote Veld.
Drinkwaterwinning vindt hier plaats door het pompstation Dennenwater. Het overblijvende water dat hier in de grond zijgt komt rondom het Groote Veld via lokale grondwaterstromen weer naar boven in lager gelegen gebieden zoals het dal van de Baakse Beek.
Andere belangrijke infiltratiegebieden zijn de bosgebieden van ‘t Zand en Het Klooster, de Heidenhoekse Vloed tussen Zelhem en Halle, de omgeving van de kom Hengelo en het agrarische gebied tussen de lijn Hengelo- Keijenborg in het westen en de bovenvermelde bosgebieden in het oosten. Hier komen gebieden voor met grote fluctuaties in de grondwaterstanden en hier vindt waterwinning plaats door het pompstation ’t Klooster. Het resterende kwelwater uit deze gebieden komt ten westen en noordwesten van Hengelo naar boven en in het gebied ten noorden van Varssel.
In de westelijke delen van het plangebied komt ook kwelwater naar boven dat afkomstig is van de Veluwe. Langs de IJssel ligt een kwelgebied waar water van de rivier naar boven komt. De verschillen in grondwaterstand in het gebied variëren over het algemeen met de lokale hoogteverschillen. De zogenaamde grondwatertrappen komen in grote lijnen overeen met de bodemeenheden. De hoger gelegen enkeerdgronden zijn het droogst (grondwatertrap VII), de lager gelegen beekeerdgronden zijn vochtig (grondwatertrap III) en de vaaggronden hebben over het algemeen grondwatertrap IV. Bij de overige gronden varieert de grondwaterstand (en daarmee de grondwatertrap), afhankelijk van het al dan niet optreden van kwel. Een voortdurende aanpassing van de waterhuishouding aan de behoeften van de landbouw heeft overigens in de loop der jaren gezorgd voor een algemene verlaging van de grondwaterstand.
Oppervlaktewatersysteem
Kenmerkend voor het gebied zijn de vele beeklopen en watergangen. Het landschap is een landschap van laaglandbeken verdeeld in diverse kleine stroomgebieden. Veel beken ontspringen net over de grens in Duitsland en stromen vandaar in oostwestelijke richting naar de IJssel, maar sommige ontspringen in het gebied zelf. Het water heeft het landschap gevormd tot 30 à 40 jaar geleden. Vanaf die tijd zijn de waterlopen zo onder controle gebracht via kaden en stuwen dat water ongeacht de hoogte van (piek) afvoer in het stroombed blijft. Daarmee hebben veel waterlopen hun oorspronkelijke karakter, waarin meer of mindere mate van meandering sprake was, verloren.
De belangrijkste beken in het plangebied zijn, van noord naar zuid gezien, de Onderlaatse Laak, de Vierakkerse Laak, de Baakse Beek, de Veengoot, de Lindese Laak, de Hengelose Beek, de Oosterwijkse Vloed, de Grote Beek en de Oude Ijssel. De Baakse Beek en de Veengoot worden gevoed door een gebied dat zich ver uitstrekt buiten het plangebied. De waterafvoer in deze beken is in het voorjaar het grootst. In de zomer vallen met name de kleinere beken vaak droog. De grote watergangen, zoals de Veengoot en de Oosterwijkse Vloed worden gestuwd zodat er altijd water in staat. Het peilbeheer is in het recente verleden zó gewijzigd dat de benedenloop van de Baakse beek (weer) van stromend water wordt voorzien.
Waterberging
In het plangebied liggen de waterbergingsgebieden van Hackfort. Een bergingsgebied heeft als functie om binnen een watersysteem voldoende bergingsruimte van water te creëeren zodat kan worden voldaan aan de normen voor de bescherming tegen wateroverlast. Door het tijdelijk bergen van water wordt een ander gebied beschermd tegen wateroverlast. Afhankelijk van de fysieke ligging of inrichting van het bergingsgebied kan een gebied op een bepaald moment automatisch onder water lopen of kan er met een handeling van de beheerder water naar een gebied worden gestuurd. Een bergingsgebied is een waterstaatkundig werk. Boezem Hackfort is al tientallen jaren in gebruik als bergingsgebied. Het gebied wordt deels begrensd door kaden en deels door hoge gronden. In het verleden zijn in dit gebied verbeteringswerken uitgevoerd om voor een goede waterafvoer na inundatie te zorgen.
2.3 Landschaps- En Natuurwaarden
De geschiedenis van het grondgebruik heeft een aantal, nu nog herkenbare, landschapstypen opgeleverd. De resulterende landschappelijke afwisseling bepaalt in sterke mate de grote ruimtelijke kwaliteit van het plangebied. Verder creëren deze landschappen ook een aantal gunstige omstandigheden voor bepaalde planten en dierengemeenschappen.
Essen/enken- en kampenlandschap
Dit is het oudste landschapstype en vormt een van de belangrijkste dragers van het landschapsbeeld. Karakteristiek zijn onder andere de bolle ligging van de gronden, de zichtbare hoogteverschillen in de vorm van steilranden, het kronkelige verloop van wegen, de verspreide bebouwing op de kampen en de lintbebouwing rondom de essen of enken. Deze lintbebouwing is in enkele gevallen uitgegroeid tot buurtschappen met een eigen identiteit.
De essen en kampen hebben over het algemeen een open karakter. Alleen de buitenste randen worden gemarkeerd met bosjes en houtwallen. Vroeger vond op deze hogere gronden uitsluitend akkerbouw plaats. Nu is deze grond voornamelijk in gebruik voor de veeteelt. Op het resterende bouwland wordt mais geteelt. Het escomplex van de Halse Rug vormt vanwege het open en vrij onbegroeide karakter en de grootte en hoogte van de dekzandrug (2 m boven het omringende maaiveld) en beeldbepalend escomplex. Aan beide zijden van Halle is nog steeds historische verkaveling aanwezig met eenmansessen aan de zuidrand en randveenontginningen aan de noordzijde. Overige grote en beeldbepalende essen en enken in het plangebied zijn die van Delden, Linde en De Leuke (respectievelijk ten zuidwesten, ten zuidoosten en ten oosten van Vorden), de Noordink (ten noorden van Hengelo), de Varsselse enk (ten oosten van Hengelo), de Molenenk (aan de zuidrand van Hengelo) en de dekzandrug tussen Zelhem en Hengelo.
In botanisch opzicht hebben de steilranden een zekere waarde omdat zij goede micromilieus vormen voor mossen, varens en voor warmteminnende soorten. Voor amfibieën en reptielen zijn de enken niet geschikt omdat er te weinig open water is en omdat deze gebieden te intensief in cultuur gebracht zijn. Voor weidevogels hebben deze gebieden een zekere betekenis. Voor zoogdieren is de betekenis gering wegens het ontbreken van goede schuilgelegenheden.
Landgoederenlandschap
Dit landschap wordt gevormd door dat deel van het oorspronkelijke essen- en kampenlandschap dat in de afgelopen eeuwen gecultiveerd is door landgoedeigenaren. Het landgoederenlandschap binnen het plangebied is als zodanig van nationale betekenis. Op ecologische gronden is dit landschap onder te verdelen in een oostelijke landgoederenzone met onder andere kasteel Vorden en de landgoederen Wildenborch, ‘t Medler, de Wiersse, Onstein, de Kiefskamp en Wientjesvoort, en een westelijke zone met de landgoederen Hackfort en Suideras.
Deze gebieden worden gekenmerkt door een grote afwisseling van bossen, lanen, waterpartijen en landbouwgronden waarbij de landhuizen en de directe omgeving, bestaande uit tuinen, voormalige koetshuizen en karakteristieke boerderijen voor de nodige architectonische accenten zorgen. De meeste landgoederen vallen onder de Natuurschoonwet en de meeste buitenplaatsen onder de Monumentenwet 1928.
In de oostelijke zone ligt relatief veel voedselrijk bos. Ook vindt men hier veel natte bossen, moerassen en vochtige graslanden. De natte bossen, die rijk zijn aan soorten en een hoge natuurwaarde hebben, staan direct onder invloed van het grondwater dat hier als schoon kwelwater naar boven komt. Vaak hebben zij de vorm van een rabatbos. De moerassen zijn klein en liggen in de beekdalen. Hier zijn ook vochtige en natte graslanden te vinden die ten dele in de winter worden overstroomd. Voor amfibieën en reptielen levert deze zone waardevolle biotopen op, hetzelfde geldt voor broedvogels en tal van zoogdieren.
In de westelijke zone komen relatief meer voedselarme bossen voor dan in de oostelijke zone. Er komen geen natte bossen voor, wel vochtige voedselrijke bossen. In dit deelgebied zijn talrijke waarnemingen gedaan van zeldzame planten. Het aantal soorten reptielen en amfibieën is hier kleiner dan verwacht mag worden, gelet op de vrij grote variatie in het landschap. Voor vogels, met name de soorten van een besloten parklandschap, is dit gebied zeer geschikt. Evenals de oostelijke zone levert dit gebied door de grote afwisseling een geschikt leefgebied op voor tal van zoogdieren.
Bos- en heidelandschap
Binnen deze landschapscategorie valt het Groote Veld ten noorden van Vorden en de bosgebieden ’t Klooster en ’t Zand ten oosten van Hengelo. Het Groote Veld en ’t Klooster zijn de jongste delen van dit landschap. Het bosgebied ’t Zand is ouder en bestond al in de eerste helft van de 19de eeuw. Het Groote Veld en ’t Klooster bestonden tot in de 19de eeuw grotendeels uit open heidevelden die te hoog en te droog lagen om intensief als akker- of weiland benut te worden en daarom extensief begraasd werden. In de tweede helft van de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw is het grootste deel bebost met naaldbomen. De rest is ontgonnen ten behoeve van het agrarische gebruik. Hier en daar liggen nog restanten droge en natte heide.
Het landschap van het Groote Veld wordt gekenmerkt door een vrij grote ruimtelijke afwisseling. Langs de Onderlaatsche Laak ligt een agrarische enclave. Aan de zuidrand, waar veel woningen en enkele landhuizen gesitueerd zijn, gaat het bosgebied geleidelijk over in het kampen- en enkenlandschap. Aan de oostzijde van het Groote Veld bestaat er een scherpe grens met het Veldontontginningslandschap.
Het jonge bos- en heidelandschap komt veel voor in de dekzandgebieden van Nederland. In cultuurhistorisch opzicht is dit jonge landschap nog niet waardevol. Voor de recreatie (verblijfs- en dagrecreatie) en de waterwinning hebben deze gebieden (ook in het onderhavige geval) een belangrijke functie. Deze gebieden zijn van grote betekenis voor amfibieën en reptielen. Door het nemen van enige inrichtingsmaatregelen kan het belang van deze gebieden voor deze dieren nog vergroot worden. De betekenis van deze gebieden voor zoogdieren is in potentie groot, gelet op de grote oppervlakte aan bos. Door het vergroten van de afwisseling in de vegetatiestructuur, waaronder het creëren van een zoomvegetatie en van open plekken, kan het belang van dit landschap voor vogels en voor zoogdieren worden vergroot.
Rivierenlandschap
Van oorsprong is dit een vrij open landschap dat visueel geleed wordt door een groot aantal meidoornhagen. Deze hagen zijn nagenoeg allemaal verloren gegaan als gevolg van de ruilverkaveling die in 1970 in dit gebied werd afgerond. Kenmerkende elementen die behouden bleven zijn een aantal vloedheuvels met bebouwing, het tracé van de Baaksche Beek, de Veengoot met dijken en verspreid staande lijnvormige beplantingselementen. De flora en de vegetatie zijn relatief arm. Ondanks de nabijheid van de rivier is de waarde van dit gebied voor amfibieën gering omdat er nauwelijks landschapselementen met een goede kruidlaag aanwezig zijn. Voor weidevogels is het gebied waardevol. Het is ook belangrijk als foerageergebied voor vogels die in de nabijgelegen bossen broeden. Door de grote openheid en de beperkte aanwezigheid van lijnvormige landschapselementen is dit gebied voor zoogdieren minder interessant.
IJsseluiterwaarden
De eeuwenlange invloed van de IJssel heeft voor een aantrekkelijk open gebied gezorgd. Kleine kleigaten, ontginningspatronen, oude kreken en relicten van de militaire geschiedenis verwijzen naar het verleden. Op de toppen van de rivierduinen en stroomruggen bevinden zich oude bewoningsplekken, waaronder Bronckhorst en Rha. Er is sprake van een regelmatige blokverkaveling met rechte ontwateringssloten. Het gebied heeft een gaaf microrelief van lage rivierduinen en complexen van richels en geulen. Het grootschalige open karakter en de beperkte bebouwing zorgen hier voor rust, ruimte en donkerte.
Rivierduinenlandschap
De rivierduinen parallel aan de Oude IJssel, in het zuidwesten van de gemeente, vormen een prachtig ensemble, het Keppelcomplex. Op het rivierduincomplex staan diverse stuifzandbossen en landgoedbossen. Deze worden afgewisseld met statige lanen en open essen Menselijke bewoning concentreert zich hier van oudsher op de randen, op de hoge gronden. Vele landgoederen, historische kernen (Hummelo, Hoog Keppel, Laag Keppel en Drempt) en pachtboerderijen verwijzen naar het verleden.
Het gebied beschikt over veel gradienten en differentiatie, zoals een oud rivierterras, een afwisseling tussen kleibossen, vennen en schrale gebieden.
Broekontginningenlandschap
Dit landschap is ontstaan in de laaggelegen, kwelrijke dekzandgebieden. Deze gebieden hadden tot het midden van de vorige eeuw over het algemeen een vochtig moerassig karakter en waren slecht ontwaterd. De gebieden werden ontgonnen vanaf de hoger gelegen rand van deze gebieden. Daar lag het merendeel van de boerderijen. De gebieden werden verder gekenmerkt door een langgerekte strokenverkaveling. De lengterichting van deze percelen stond dwars op de richting van de wegen die als ontginningsbasis dienden of dwars op de richting van de beken die door deze laaggelegen gebieden stroomden. De meest karakteristieke broekontginningen in de plangebied zijn het Leestensche en het Deldensche Broek (respectievelijk ten westen en ten zuidwesten van Vorden), Het Broek (ten westen en noordwesten van Hengelo) en ten zuiden van Baak en Toldijk.
Door een verbetering van de ontwatering en door de aanleg van ontsluitingswegen in het kader van de ruilverkaveling werden deze gebieden in de laatste halve eeuw geschikt gemaakt voor intensief landbouwkundig gebruik. Bij die gelegenheid maakte de karakteristieke strokenverkaveling plaats voor een rationeel verkaveld gebied met een aantal nieuwe, verspreid liggende boerderijen. Veel heggen en houtwallen verdwenen in dat proces. Het resultaat bestond uit een grootschalig open landschap met verspreide bebouwing. Door deze veranderingen is dit landschap in cultuurhistorisch opzicht niet bijzonder waardevol meer.
Er zijn toch nog kenmerkende verschillen tussen de drie broekontginningen. Het Leestensche Broek bestaat uit langgerekte broekbossen in combinatie met grote weilanden. Het Deldensche Broek wordt nog sterk gekenmerkt door de oude agrarische lintbebouwing op de dekzandrug van de Lankhorsterstraat. Het westelijke deel vertoont door deze hooggelegen bebouwing veel gelijkenis met het rivierengebied. Het Broek wordt gekenmerkt door het feit dat de percelen nog steeds relatief langgerekt zijn en door de scherpe grens die dit gebied langs de Uilenesterstraat, de Veermansdijk, de Riefelerdijk en de Koningsweg scheidt van het essen en kampenlandschap.
De broekontginningen hebben over het algemeen weinig botanische waarde. Voor amfibieën en reptielen hebben de gebieden (met name het Leestensche Broek) een zekere waarde. Wat betreft het voorkomen van (broed)vogels nemen de broekontginningen, evenals de enken, een positie in tussen het meer open rivierenlandschap en het relatief besloten landgoederenlandschap. Voor zoogdieren is het meer besloten Leestensche Broek waarschijnlijk een geschikter leefgebied dan het Deldensche Broek en Het Broek.
Veldontginningslandschap
Dit landschap ontstond aan het einde van de 19de en in de eerste helft van de 20ste eeuw door de ontginning van natte heidegebieden. Dit landschapstype is onder meer te vinden rondom het landgoed De Wildenborch, langs de Wierserbroekweg, in het agrarische gebied ten oosten van Hengelo en het Wolfersveen in het zuidoosten van de gemeente. Het meest opvallende kenmerk van dit landschapstype is de blokverkaveling en de verspreide ligging van de boerderijen. Het landschap heeft een halfopen karakter doordat bosjes zijn geplant (of bosjes zijn overgebleven) op de natste locaties waar kwelwater naar boven komt. Het landschapstype is, cultuurhistorisch gezien, niet erg waardevol. Dit open gebied herbergt geen bijzondere vegetatie. Ook voor amfibieën en reptielen levert het geen geschikte biotoop op. De waarde voor (broed)vogels komt overeen met de waarde van het broekontginningenlandschap. De waarde voor zoogdieren is klein wegens het geringe aantal mogelijke schuilplaatsen.
Voor de waardering van- en de verdere gemeentelijke – gebiedsgerichte - beleidsinvulling voor natuur en landschap, verwijzen wij naar de Structuurvisie Bronckhorst 2012, en het daaraan ten grondslag liggende LOP (landschapsontwikkelingsplan) Bronckhorst-Lochem-Zutphen. 2009.
2.4 Cultuurhistorie En Archeologie
Cultuurhistorische waarden
Het landschap is een bron van informatie over het verleden. Het landschap ontleent haar cultuurhistorische waarde aan de sporen die door menselijke activiteiten, zoals bouwen, bemesten en ontginnen, zijn achtergelaten. Het landschap en de landschappelijke basis vormen een archief vol aanwijzingen over het leven en werken van mensen in vroeger tijden. Voorbeelden zijn molens, grafheuvels, poelen, enkeerdgronden en escomplexen. Beeldbepalend in het buitengebied is ook (nog steeds) de sterke verwevenheid van natuur en landbouw: cultuurgronden, bossen en landschapselementen zoals houtwallen, bosjes, solitaire bomen, poelen, zandwegen, bloemrijke bermen, slootkanten en steilranden wisselen elkaar af.
Heel globaal valt Bronckhorst landschappelijk in te delen in het rivierengebied, de overgangszone en het hoge zandgebied. Op basis van historisch gegroeide patronen, het reliëf en de bebouwing kan onderscheid gemaakt worden tussen een vijftal verschillende landschapstypen binnen de gemeente Bronckhorst:
- IJsselland: een open en wijds rivierlandschap met oude bewoningskernen op de rivierduinen in het westen van de gemeente;
- Broekland: een grootschalig, open waterrijk gebied aan weerszijden van de Grote beek in het midden van de gemeente;
- Oud cultuurland: een halfopen tot besloten gebied met een onregelmatige verkaveling in het midden en zuiden van de gemeente;
- Landgoedland: een gevarieerd kleinschalig en besloten gebied met historische ensembles van kastelen, landgoederen, landhuizen en pachtboerderijen in een parkachtig landschap met bossen en landbouwgronden in het noordoosten van de gemeente;
- Velden: jonge veldontginningen van natte veen- en heidegebieden in het zandlandschap met een open karakter en rechtlijnige verkaveling in het zuidoosten van de gemeente.
Daarnaast kunnen ook vijf deelgebieden worden onderscheiden op basis van de geografische situering nabij de grotere bewoningskernen binnen de gemeente:
1. Steenderen en omgeving:
Binnen dit gebied liggen de stad Bronkhorst en de kernen Steenderen, Baak, Olburgen, Rha en Toldijk. In dit gebied waren zeven kastelen te vinden; Bronkhorst, Baak, Bransenborgh, Spaensweert, Huis ter Weerde, Holthuijsen en het Holtslag. Landschappelijk ligt dit deelgebied in het IJssellandschap. De belangrijkste kenmerken betreffen:
- Zichtbaar hoge ligging van oude bewoningsplaatsen op rivierduinen;
- De hoofdstructuren van Rha – Rhabergseweg -en Olburgen –Olburgseweg - volgen de natuurlijke verhogingen in het landschap;
- Boerderijen op natuurlijke en kunstmatige verhogingen;
- Veren Bronkhorst-Brummen en Olburgen- Dieren;
- Stad Bronkhorst als ensemble van oud kasteeldorp langs de IJssel.
2. Vorden en omgeving:
Behalve Vorden bevat het deelgebied ook de kernen Kranenburg en Wichmond en de buurtschappen: Delden, Linde, Mossel, Veldwijk, Vierakker en Wildenborch. Landschappelijk ligt dit deelgebied in het Landgoedland. De belangrijkste kenmerken betreffen:
- Hoge concentratie kastelen en landgoederen; kasteel Vorden, De Wildenborch, Wientjesvoort, 't Medler, De Wiersse, Onstein, De Kieftskamp, Den Bramel, Hackfort, 't Enzerinck en 't Suideras;
- Overwegend agrarisch landschap, afgewisseld met een parkachtige aanleg bij landgoederen;
- Bij Delden ligt een fraai kleinschalig kampen-en essenlandschap;
- De Woestenenk bij Vorden bevat smalle stroken in de verkaveling;
- Invloeden van grootgrondbezit, in bebouwing en ruimtelijke ontwikkelingen zichtbaar rondom Hackfort, waar nog pachtboerderijen voorkomen.
3. Hengelo en omgeving:
Hengelo is tegenwoordig de hoofdkern van gemeente Bronckhorst. In de omgeving liggen Keijenborg en de buurtschappen Bekveld, Dunsborg, Gooi, Noordink, Varssel en Veldhoek. Ook komt een aantal landgoederen voor; Het Meenink, Het Regelink, Het Zelle en Kervel/ Havezathe Meijerink. Landschappelijk ligt dit deelgebied hoofdzakelijk in het Oud cultuurland. De belangrijkste kenmerken betreffen:
- Ligging op grootschalig essencomplex;
- Het Zelle, landhuis uit 1792 met bijgebouwen en historische parkaanleg uit de 17de of 18de eeuw;
- Rijksmonument en plaats met lokale betekenis; voormalige molenaarswoning de Muldersfluite, Zelhemseweg 44;
- Landgoed 't Kervel; oorsprong circa 1370- 1380.
4. Zelhem en omgeving:
In de omgeving van Zelhem liggen Halle en de buurtschappen: Halle-Heide, Halle-Nijman, Heidenhoek, Meene, Oosterwijk, Velswijk, Wassinkbrink, Wittebrink en Wolfersveen. Landschappelijk ligt dit deelgebied ook hoofdzakelijk in het Oud cultuurland. De belangrijkste kenmerken betreffen:
- Knooppunt van oude verbindingswegen;
- Essencomplex tussen laag broekgebied en hoger dekzandplateau met venen en heide;
- Halse rug met zichtbaar hogere ligging in het landschap;
- Eeuwenoud agrarisch karakter;
- Zeer oude nederzettingsgeschiedenis;
- Boerderijen van het type rechthoekige hallehuizen. Ook varianten in T-vormen komen voor.
5. Hummelo, Keppel en omgeving:
Hummelo en Voor-Drempt vormen de grootste kernen in dit gebied. Rondom deze dorpen bevinden zich de dorpen Achter-Drempt, Laag-en Hoog-Keppel en het buurtschap Eldrik. Hummelo en Laag-Keppel zijn aangewezen als Rijksbeschermd dorpsgezicht. In dit terrein liggen ook de oude landgoederen en rijksbeschermde buitenplaatsen Enghuizen, Keppel en Ulenpas. Landschappelijk ligt dit deelgebied in het IJssellandschap. De belangrijkste kenmerken betreffen:
- Landschap bevat een mix van agrarische kenmerken en kenmerken die behoren tot landgoederen;
- Kleinschalig en besloten tot halfbesloten ruimtelijke verschijningsvorm;
- Ligging van oude dorpen Hummelo, Hoog- Keppel en Drempt op rivierduingordel langs de Oude IJssel;
- Structuur van oude wegen over de rivierduingordel op de route Doesburg- Duitsland en Zutphen-Duitsland;
- Herbergen langs de oude doorgaande wegen, zoals De Zwaan, De Gouden Leeuw, Het Wapen van Heeckeren en De Gouden Karper;
- Landgoederen met middeleeuwse oorsprong; Enghuizen, Ulenpas en Keppel;
- Pachtboerderijen met zichtbare link met landgoedeigenaren door naamgeving en luiken in de wapenkleuren van het betreffende landgoed;
- Veelheid aan hallehuisboerderijen uit de 19de eeuw met wolfsdaken weerspiegelen het agrarisch karakter van dit gebied.
Tot de hardste elementen van het landschap behoren de wegen. Zij verbinden kernen en buurtschappen en volgen vaak een tracé dat al eeuwen oud is. De oudste en meest karakteristieke bebouwing is ook langs deze wegen gesitueerd. Een en ander maakt ze in cultuurhistorische zin waardevol. Speciale aandacht verdienen de zandwegen omdat deze sterk bijdragen aan de ruimtelijke identiteit van het plangebied en daarom behoudenswaard zijn.
De landgoederen en landhuizen verdienen extra aandacht omdat zij in sterke mate bijdragen aan de landschappelijke en de cultuurhistorische kwaliteit van het plangebied. Een landgoed in de traditionele zin vormde (en vormt soms nog) een economische eenheid. De eigenaar had (of heeft) inkomsten van de pacht, de kap van hout en de jacht op wild afkomstig van de gronden die deel uitmaken van het landgoed. Vaak waren er ook nog allerlei ambachtelijke bedrijven aan het landgoed verbonden (meelmolens, houtzagerijen enzovoorts). De ruimtelijke diversiteit en afwisseling van functies binnen een landschappelijk herkenbaar kader is (was) kenmerkend voor een traditioneel landgoed.
In het plangebied liggen diverse kastelen en landhuizen van groot cultuurhistorisch belang. Het zijn bouwwerken met een vaak lange geschiedenis die in de meeste gevallen nog omringd worden door terreinen met een grote afwisseling van tuinen, bossen, lanen, agrarische percelen en waterpartijen in allerlei vormen. De meeste van deze kastelen, landhuizen en landgoederen zijn in particuliere handen.
Verder liggen er in het buitengebied een aantal kleinere landhuizen die op percelen liggen met een oppervlakte van gemiddeld 1 ha. De monumentale, de cultuurhistorische en de toeristische waarde van deze huizen is van minder belang dan de veelal grotere huizen die deel uitmaken van een landgoed. De tuinen en de verdere perceelsbeplanting van deze huizen zijn in landschappelijke zin echter waardevol en behoudenswaard.
Naast deze landgoederen zijn er in de vorige eeuw ook vormen van grootgrondbezit ontstaan die qua omvang vergelijkbaar zijn met een traditioneel landgoed. Dit grondbezit bestaat vooral uit bossen en agrarische gronden, niet uit bebouwing in de vorm van een landhuis. Volgens de Natuurschoonwet worden ook deze terreinen als landgoed aangemerkt. Zij voegen minder cultuurhistorische waarde toe aan het gebied dan een historisch landgoed.
De cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken of waardevolle objecten in het buitengebied die zijn aangewezen als rijks- of gemeentelijke monumenten of zijn opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP), zijn opgenomen in de bijlagen van de regels.
Beschermde stads- en dorpsgezichten
Binnen het plangebied zijn drie locaties aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht. Het betreft de gehele kern Bronkhorst, dat als beschermd stadsgezicht is aangewezen, een deel van de kern Hummelo, dat als beschermd dorpsgezicht is aangewezen en een deel van Laag-Keppel, dat eveneens is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Hoewel de kernen buiten het plangebied liggen, gaat het naast de kernen zelf ook om het aanzicht van buitenaf. De begrenzing van de stads- en dorpsgezichten valt daarom gedeeltelijk wel binnen het plangebied.
1. Beschermd stadsgezicht Bronkhorst
Bronkhorst is ontstaat bij de gelijknamige burcht, welke in de 14de eeuw voor het eerst wordt vermeld, maar vermoedelijk al in de 10de eeuw is gebouwd op een strategisch gelegen natuurlijke hoogte in de drassige uiterwaarden van de IJssel. De omvang is altijd beperk gebleven en de bebouwing was en bleef merendeels van agrarische aard.
De huidige bebouwing van het plaatsje bestaat uit voor het merendeel 18de- en 19de-eeuwse boerderijen en kleine woningen, gegroepeerd rondom de in de jaren '60 van de 20ste eeuw gerestaureerde kapel. Daarnaast rest nog het 17de-eeuwse Huis Ophemert, dat op fraaie wijze de bebouwde kern aan de noordzijde begrenst. Het geheel biedt een uitzonderlijk mooi beeld, waarin behalve aard en aanleg van de bebouwing, ook de beplanting van belang is.
Het landschap van de IJsselvallei wordt in dit gedeelte nog gekenmerkt door grote openheid. Doordat de eenvoudige bebouwing, voornamelijk gegroepeerd langs de weg van Steenderen naar het Bronkhorster veer, op een natuurlijke hoogte in het terrein is gelegen, levert het stadje vanaf de onderscheidene toevoerwegen een schilderachtig beeld op. De vrijwel ongeschonden situering van het stadje in zijn omgeving is daarom mede bepalend geweest voor het aanhouden van een ruimte begrenzing. Daarmee is ook de uit 1844 daterende Bronkhorstermolen in het beschermde gezicht opgenomen.
Om het gezicht op Bronkhorst te beschermen, is het noodzakelijk dat het gebied rondom het plaatsje zoveel mogelijk wordt gevrijwaard van bebouwing. Tot behoud van het agrarisch karakter zal de blijvende uitoefening van het agrarisch bedrijf in dit gebied dan ook worden gestimuleerd.
2. Beschermd dorpsgezicht Hummelo
Hummelo is van oorsprong een esnederzetting, die later het aanzien van een wegdorp kreeg. In de kom zijn de historische structuur en de samenhang met de nog voor een belangrijk deel historische bebouwing en het ten oosten daarvan gelegen open veld bewaard gebleven. Het beeld dat het gebied oplevert is van algemeen belang vanwege de schoonheid en de ruimtelijke structurele samenhang en zodanig als beschermd dorpsgezicht aangewezen.
3. Beschermd dorpsgezicht Laag-Keppel
Laag-Keppel is ontstaan als kasteelnederzetting bij de oversteekplaats in de Oude IJssel. Sinds de middeleeuwen wordt de vrijwel ongewijzigde historisch-stedenbouwkundige structuur van het dorp in hoofdzaak bepaald door de kasteelsituatie met daarnaast een betrekkelijk klein straatdorp en een watermolen. De structuur en de samenhang daarvan met de nog gedeeltelijk historische bebouwing zijn goed bewaard gebleven. Het beeld dat het gebied oplevert is van algemeen belang vanwege de schoonheid en de ruimtelijke structurele samenhang en zodanig als beschermd dorpsgezicht aangewezen.
De gemeente Bronckhorst heeft een Structuurvisie cultuurhistorie Bronckhorst (zie paragraaf 4.4.5). Onderdeel van de structuurvisie is de cultuurhistorische gebiedsbeschrijving. Deze geeft inzicht in de ontstaansgeschiedenis van het gemeentelijk grondgebied en de bijbehorende cultuurhistorische waarden. Voor een verdere uitwerking en verdieping verwijzen wij naar deze cultuurhistorische gebiedsbeschrijving die is te vinden op www.ruimtelijkeplannen.nl.
Archeologie
Op de Oostnederlandse zandgronden waarop het plangebied ligt bestaat een zeer sterke relatie tussen bepaalde landschappelijke eenheden en het voorkomen van archeologische resten. In het verleden werden bijna zonder uitzondering droge, hoger gelegen zandgronden gebruikt om te wonen, te werken en te begraven. Het gebied werd in het verleden gekenmerkt door een zeer grote afwisseling tussen hoge droge en vochtige natte gebieden binnen een relatief kleine oppervlakte. Deze afwisseling bood de bewoners een breed scala aan vestigings- en bestaansmogelijkheden. Tot aan het begin van de Late Middeleeuwen werden vrijwel zonder uitzondering alleen de hoger gelegen, goed ontwaterde zandgronden in de nabijheid van het open water bewoond, waaronder de dekzandruggen, de rivierduinen en de droge delen van de stuwwallen. De laag gelegen delen waren nagenoeg onbewoonbaar door het ontbreken van een gereguleerde waterhuishouding. De oudste droge bewoningsplekken herbergen dan ook vaak een waardevol bodemarchief. De lagere delen zijn over het algemeen in archeologische zin weinig waardevol.
De archeologische verwachtingswaarde van het gebied is vastgelegd op de gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingenkaart, die op 24 september 2009 door de gemeente is vastgesteld. Deze kaart is grotendeels gebaseerd op landschappelijke gegevens met betrekking tot de bodemgesteldheid en de geomorfologie. Ook zijn gegevens over de hoogte van het terrein benut. Op deze kaart is af te lezen in welke gebieden een hoge, middelhoge of lage kans bestaat op het aantreffen van een waardevol archeologisch bodemarchief. Daarnaast zijn de bekende archeologische vindplaatsen en terreinen binnen de gemeente op deze kaart opgenomen.
In het plangebied is de kans op archeologische vondsten het grootst op en rond de verschillende dekzandruggen met en zonder esdek en het voormalige stuifzandgebied ’t Zand.
2.5 Het Gebruik Van De Grond
Niet-agrarische bedrijven
Verspreid in het plangebied ligt een groot aantal niet-agrarische bedrijven. Sommige bedrijven zijn wel verwant aan de agrarische sector of aan het buitengebied gebonden, zoals hoveniersbedrijven. Andere bedrijven hebben geen functionele relatie met het buitengebied. De meeste niet-agrarische bedrijven in het buitengebied zijn ontstaan vanuit een agrarisch bedrijf, in een aantal gevallen betreft het nevenfuncties bij een nog bestaand agrarisch bedrijf. De omvang van de activiteiten loopt nogal uiteen. In de planregels is een opsomming van de niet-agrarische bedrijven opgenomen.
Naast deze niet-agrarische bedrijven zijn er ook diverse beroepen, die vanuit de woning worden uitgeoefend. Deze aan huis gebonden beroepen zijn niet afzonderlijk geïnventariseerd omdat ze in beginsel altijd zijn toegestaan binnen de woning. Onder een aan huis gebonden beroep wordt verstaan: .het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch gebied of daarmee vergelijkbaar, die door de beperkte omvang in een ondergeschikt gedeelte van de woning met bijbehorende bebouwing en met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Voorbeelden zijn beroepen als huisarts, notaris, kunstenaar of accountant.
Wonen
In het plangebied ligt een groot aantal woningen. Veel daarvan zijn van oorsprong boerderijen, die hun agrarische functie hebben verloren. Maar er ligt ook een aantal woningen die direct als burgerwoningen in het buitengebied zijn gebouwd.
Landgoederen
De gemeente Bronckhorst is door de rust, ruimte en natuur al van oudsher geschikt als vestigingsgebied voor landgoederen. Landgoederen leveren, door de grote hoeveelheden natuur, recreatieve openstelling en mooie gebouwen, een bijdrage aan de aantrekkelijkheid van de gemeente en vormen daarmee een inkomstenbron door een vergroting van de recreatiemogelijkheden.
In de paragraaf over cultuurhistorische waarden zijn de landgoederen en landhuizen reeds aan de orde gekomen. In het plangebied liggen meerdere landgoederen en diverse grote en kleine landhuizen. De meeste landhuizen zijn in particuliere handen en hebben alleen een woonfunctie. Er zijn echter ook verscheidene huizen bij met andere functies naast de woonfunctie. Het toelaten van deze functies is noodzakelijk om het behoud van deze huizen op de lange termijn te kunnen garanderen. In de planregels ( Bestemming Wonen - Landhuis) is een lijst met de aanwezige landhuizen opgenomen.
Toerisme en recreatie
Bronckhorst is een aantrekkelijke gemeente voor recreanten. De Achterhoek wordt gezien als streekeigen, authentiek, gastvrij, kleinschalig en gemoedelijk. De Achterhoek heeft daarmee een duidelijk herkenbaar regio-profiel wat vooral veel binnenlandse recreanten en toeristen aantrekt.
De kwaliteiten worden in belangrijke mate bepaald door de rust en ruimte, het afwisselende landschap, de vele mogelijkheden om te wandelen, fietsen en paardrijden, waterrecreatie op de (Oude) IJssel en de alom aanwezige cultuurhistorie. Zo valt er te denken aan het Nationaal Landschap De Graafschap en de vele landgoederen die de gemeente rijk is. Naast het mooie landschap, de bossen en natuurgebied, kastelen, landgoederen en leuke dorpen, kent de gemeente een groot aantal toeristisch-recreatieve voorzieningen.
Recreatie en toerisme is een belangrijke economische pijler van de gemeente Bronckhorst. Ruim 1 op de 20 arbeidsplaatsen in de Achterhoek hangt samen met deze sector.
De sector heeft potentie voor verdergaande verbetering en continue modernisering van dag- en verblijfsrecreatie waarbij de authenticiteit moet worden behouden en "oubolligheid" moet worden voorkomen.
Het stadje Bronkhorst, het kleinste stadje van Nederland, heeft door het historische karakter en sfeer een bijzondere aantrekkingskracht op toeristen.
Verblijfsrecreatie
In het plangebied ligt een aantal bungalowparken en campings. De belangrijkste voorzieningen op dit gebied zijn de bungalowparken 't Zonnetje, Vossenveen, Wolferswoud, Aan 't Hackfort en Wasseveld en campings De Goldberg, De Reehorst, Kom-es- An, De Scharf, Jena, De Graafschap, Zwarte Schaar en de natuurkampeerterreinen op het landgoed 't Zand. Verder liggen er in het plangebied een aantal minicampings.
Er liggen ook enige tientallen geregistreerde (en ruimtelijk gelegaliseerde) recreatiewoonverblijven in het buitengebied. Een groot deel daarvan ligt geconcentreerd op het terrein Het Schaepenmeer ten noorden van Vorden en langs de Roessinkweg ten oosten van Hengelo. De overige recreatiewoningen liggen, deels in de vorm van klein complexen, verspreid in het plangebied.
Dagrecreatie en sport
In het plangebied liggen onder meer een (natuur)zwembaden, maneges, een schietbaan en een aantal sportvelden voor voetbal, tennis, korfbal). De diverse voorzieningen voor sport- en dagrecreatie zijn vooral gericht op de plaatselijke bevolking. Enkele hebben een bovenlokale recreatieve betekenis, zoals de golfbanen op landgoed 't Zelle en in Hoog-Keppel. Verder worden op een aantal wegen op de Varsselse Enk ten oosten van Hengelo incidenteel motorwedstrijden gereden en liggen binnen het plangebied een aantal motorcrossterreinen. In de betreffende planregels is een overzicht opgenomen van de terreinen voor sport en recreatie.
Ook zijn er mogelijkheden voor watertoerisme op de (Oude) IJssel en zijn er golfbanen binnen de gemeente gesitueerd. Verder bevinden zich in het plangebied onder andere diverse molens, wijnboerderijen, een bierbrouwerij, een planetarium en een forellenvijver.
Verkeer
De wegen die door het plangebied lopen zijn van regionale en lokale betekenis. De belangrijkste regionale wegen rondom Hengelo en Vorden betreffen de N316 en de N319. De eerste verbindt Vorden via Hengelo met Doetinchem. De tweede loopt van Zutphen via Vorden naar Ruurlo. Verder loopt door de zuidoosthoek van het plangebied langs Veldhoek de N315 die Doetinchem via Ruurlo met Neede verbindt.
Zelhem en omgeving is ontsloten door verschillende provinciale wegen: de N330 Hummelo-Zelhem-Varsseveld, de N315 Doetinchem-Zelhem-Ruurlo. Door het westelijke deel van het plangebied loopt de N316 die Doetinchem via Hengelo verbindt met Zutphen.
Steenderen, Hummelo en Keppel en omgeving worden onder meer ontsloten door de N314 de Zutphenseweg/Torenallee tussen Zutphen en Doetinchem en de N317 Rijksweg/Keppelseweg tussen Doesburg en Doetinchem.
De overige wegen hebben een lokale betekenis. In het plangebied ligt een aantal zandwegen. Vanwege hun landschappelijke betekenis zijn ze als zodanig op de plankaart weergegeven waardoor ze ook worden beschermd. Het verharden of verwijderen van deze zandwegen is uitsluitend na verlening van een omgevingsvergunning voor werken en/of werkzaamheden toegestaan.
In het plangebied ligt een deel van de IJssel, die bij Westervoort vanaf de Rijn aftakt en uitmondt in het Ketelmeer. Daarnaast is de Oude IJssel in gebruik als vaarroute. De Oude IJssel is een zijrivier van de IJssel en begint in Duitsland, waarna ze via de gemeenten Oude IJsselstreek, Doetinchem en Bronckhorst bij Doesburg in de IJssel uitmondt.
Tenslotte wordt het plangebied doorkruist door de spoorlijn Zutphen-Winterswijk.
Gemeenschaps- en nutsvoorzieningen
In deze categorie valt een aantal voorzieningen van algemeen nut, zoals scholen, begraafplaatsen, pompstations ten behoeve van de drinkwatervoorziening enz. Voorts lopen door en over het buitengebied diverse hoofdtransportleidingen zoals hoogspanningsleidingen (boven- en ondergronds), aardgasleidingen, drinkwaterleidingen en afvalwaterleidingen. Aan weerszijden van deze leidingen ligt een beschermingszone.
Milieubeschermingsgebied
Op twee locaties in het plangebied liggen pompstations ten behoeve van de drinkwaterwinning. Rondom deze waterwinning en ten noorden van het gebied tussen Vorden en Kranenburg en tussen Hengelo en Zelhem liggen grondwaterbeschermingsgebieden. De grenzen van deze gebieden zijn vastgesteld op basis van de zogenaamde 25-jaars inzijgingszones. Voor deze grondwaterbeschermingsgebieden gelden specifieke gebruiksregels van de grond om te voorkomen dat vervuiling van het grondwater ontstaat.
Waterbergingsgebieden
In het plangebied is 1 gebied aangewezen als waterbergingsgebied. Dit gebied is bedoeld om verruiming van de waterbergingscapaciteit in het gebied te creëeren. Het betreft daarmee gronden welke mede zorgen voor de veiligheid ten aanzien van wateroverlast. Bouwen is hier mogelijk als advies is verkregen van de waterbeheerder.
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft de toetsing van het beleidskader (paragraaf 3.1), omgevingsaspecten (paragraaf 3.2), volkshuisvestelijke aspecten (paragraaf 3.3), economische aspecten (paragraaf 3.4), maatschappelijke aspecten (paragraaf 3.5) en overleg en inspraak (paragraaf 3.6). Per uitvoerbaarheidsaspect wordt aangegeven in hoeverre het plan uitvoerbaar is op dat aspect. De laatste paragraaf (3.7) geeft een eindconclusie over de uitvoerbaarheid.
3.1 Toetsing Aan Beleidskader
Omdat het bestemmingsplan voornamelijk een consoliderend karakter heeft en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, raakt het, het in hoofdstuk 4 gegeven beleidskader niet direct. Daar waar wel een relatie is tussen de in dit plan gegeven planologische ruimte en het beleidskader, is het plan passend binnen het gegeven beleid.
3.2 Omgevingsaspecten
3.2.1 Plan-M.E.R.
Een PlanMER is een in de Wet milieubeheer vastgelegde procedure waarbij de bandbreedte van de milieugevolgen van een bestemmingsplan worden beoordeeld. De uitkomsten moeten bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden betrokken.
De aanleidingen voor het opstellen van een PlanMER voor het gehele landelijke gebied van Bronckhorst zijn de volgende:
1. Het bestemmingsplan is kaderstellend voor besluit-m.e.r.-plichtige activiteiten, vooral de mogelijkheid om bestaande agrarische bouwvlakken te vergroten;
2. De aanwijzing als Natura2000 gebied van een deel van het plangebied en de directe omgeving. Omdat het niet is uitgesloten dat dit plan significante negatieve effecten veroorzaakt op nabijgelegen Natura 2000 - gebieden heeft er een passende beoordeling plaatsgevonden in het kader van de Natuurbeschermingswet.
De belangrijkste milieueffecten betreffen effecten op natuur, geurhinder, landschap en cultuurhistorie. Het onderzoek in dit MER is dan ook vooral op deze onderdelen gericht en worden hieronder belicht.
Op 13 oktober 2016 heeft de Commissie voor de milieueffectrapportage een bezoek gebracht aan het landelijk gebied en zijn haar vragen beantwoord. In de aanvullende memo van 21 oktober 2016 zijn een aantal zaken verder uitgewerkt die in het gesprek met de commissie aan de orde kwamen. Het betreft de verzurende effecten op de gebieden die in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij zijn aangewezen, de effecten van nieuw te plaatsen windmolens en een toelichting op de emissie/depositie berekeningen. Op 5 december 2016 heeft de commissie haar voorlopig toetsingsadvies uitgebracht over de PlanMER. Daarin is aangegeven dat voor de aspecten stikstofdeposite, mestvergisting, zonnepanelen, geur en fijnstof informatie ontbreekt. De ontbrekende gegevens zijn in een aanvulling op de PlanMER op 15 februari 2017 alsnog verkregen. Dit heeft geleid tot enkele aanpassingen van de planregels. Op 11 april 2017 heeft de Commissie haar definitieve toetsingsadvies uitgebracht.
Het planMER, de aanvullingen erop en de beide toetsingsadviezen zijn in Bijlage 4 bij de toelichting van dit plan opgenomen.
Natuur
De huidige achtergronddepositie van stikstof is vrijwel overal en voor alle Natura 2000-gebieden hoger dan de kritische depositiewaarde van de meest gevoelige habitattypen. Dat betekent dat alleen een bestemmingsplan, dat de huidige situatie van veehouderijen met bijbehorende uitstoot van stikstof vastlegt, uitvoerbaar is. Immers als alle ontwikkelingsmogelijkheden maximaal worden gebruikt, zijn negatieve effecten niet uit te sluiten. Dat is in het PlanMER gebleken bij de Beoordeling van het alternatief 'worstcase bestemmingsplan'.
Ten gevolge van de autonome ontwikkeling (reeds vergunde, maar nog niet gerealiseerde veehouderijen) kan er in enkele Natura2000-gebieden sprake zijn van een licht negatief effect. Dit is een effect dat niet door het bestemmingsplan wordt beïnvloed.
In dit plan is de keuze gemaakt om bij recht geen uitbreiding van een veehouderij toe te staan. Daarmee is de huidige situatie vastgelegd.
Door in een generieke gebruiksbeperking de toename van emissies uit een bouwvlak tot strijdig gebruik te verklaren, kunnen significante effecten worden voorkomen.
Geur
De afstemming met de geurwetgeving heeft in dit bestemmingsplan plaatsgevonden bij het toekennen van de agrarische bouwvlakken: hierbij is rekening gehouden met de afstand tot omringende woonbebouwing. Rondom de veehouderijen zal de geurbelasting gedurende de planperiode afnemen vanwege de verdergaande herstructurering van de sector. Omdat er rondom de mogelijke groeiers wel sprake zal zijn van een (beperkte) toename van de geurbelasting wordt het effect per saldo als neutraal beoordeeld (0).
Landschap
Landschappelijke waarden worden in het bestemmingsplan geborgd middels de bestemmingen 'agrarisch met waarden - landschap' en 'agrarisch met waarden - landschap en natuur' met bijbehorend omgevingsvergunningenstelsel. Daarbovenop geldt voor de gronden met de bestemming 'agrarisch met waarden - landschap en natuur' dat de gronden tevens zijn bestemd voor het behoud en de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO).
De openheid van waardevolle open gebieden is in het bestemmingsplan geborgd middels de aanduiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen', ten behoeve van de instandhouding van waardevolle open gebieden, waaronder essen. Het behoud van landschapselementen is in het bestemmingsplan geborgd middels het opnemen van de 'instandhouding van landschapselementen' in de doeleindenomschrijving van de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - landschap' en 'Agrarisch met waarden - landschap en natuur'.
Ten aanzien van agrarische bouwvlakken is vormverandering of vergroting van het bouwvlak mogelijk indien een compacte perceelsvorm blijft bestaan, waarbij de nieuwe vorm van het bouwvlak de oude vorm in grote lijnen volgt. Tevens moet bij ruimtelijke ontwikkeling met een inrichtingsplan zorg gedragen worden voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing en mag er geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de landschappelijke waarden, het reliëfrijke karakter van de bolle akkers, de openheid van de open akkers en het historische verkavelingspatroon. Aan de wijzigingsmogelijkheden naar de bestemming 'Wonen' en het inrichten van stoeterijen en paardenbakken, worden strikte randvoorwaarden gesteld om zo te voorkomen dat de landschappelijke karakteristiek wordt aangetast. De procedure voor het realiseren van nieuwe landgoederen is geborgd in het landgoederenbeleid.
Omschakeling naar een intensieve veehouderij is niet toegestaan in het bestemmingsplan. Agrarische bouwvlakken kunnen in beginsel via een wijzigingsbevoegdheid uitbreiden tot 2 hectare in het geval van grondgebonden bedrijven en 1 hectare in het geval van intensieve veehouderijen. Uit het aanvullend onderzoek op de PlanMER is gebleken dat niet alle bedrijven stalmaatregelen kunnen nemen en zo de volledige ruimte van het bestemmingsplan kunnen benutten. Om deze reden is een beperking in de bovengenoemde uitbreidingsmogelijkheden opgenomen om te komen tot een uitvoerbaar plan. Deze houdt in dat het bouwvlak niet meer dan 40% ten opzichte van het huidge bouwvlak mag uitbreiden tot een maximum van 1 ha voor niet-grondgebonden en 2 ha voor grondgebonden bedrijven.
Daarnaast vindt verbreding en verdieping van agrarische bedrijfsactiviteiten plaats. Daarom wordt het effect op het thema landschap als beperkt negatief beoordeeld (-).
Cultuurhistorie
Aan het verkavelingpatroon en het patroon van wegen, waterlopen, bebouwingslinten en beplantingen kan de ontginningsgeschiedenis van het plangebied worden afgelezen. De huidige patronen dateren grotendeels nog uit de ontginningsfase. Daardoor vertegenwoordigen deze patronen een grote historisch-geografische waarde. Plaatselijk zijn deze patronen als gevolg van ruilverkaveling en voortgaande schaalvergroting van het agrarische landschap nog slechts gedeeltelijk bewaard gebleven.
De historische en archeologische waardenkaart van de provincie Gelderland laat zien dat de het buitengebied van de gemeente Bronckhorst rijk is aan cultuurhistorisch waardevolle elementen. Verspreid over het plangebied zijn diverse gebouwen en stads- en dorpsgezichten aanwezig met een grote cultuurhistorische waarde. De kern Bronkhorst en delen van de kernen Hummelo en Laag-Keppel zijn aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht.
Bronkhorst is aangewezen als beschermd stadsgezicht doordat het gelegen is in een vrijwel ongeschonden omgeving en het een stadje is met voor het merendeel in de 18de en 19de eeuw gebouwde boerderijen en kleine woningen die gegroepeerd zijn rondom de middeleeuwse kapel. Een deel van de kern Hummelo is aangewezen als beschermd dorpsgezicht vanwege de historische structuur en samenhang van de esnederzetting in de vorm van historische bebouwing en het ten oosten daarvan gelegen open veld. Het zuidelijke gedeelte van Laag-Keppel is aangewezen als beschermd dorpsgezicht vanwege de sinds de Middeleeuwen vrijwel ongewijzigde historische stedenbouwkundige structuur. Deze structuur wordt bepaald door de kasteelsituatie met de naastliggende Dorpsstraat als historisch straatdorp met een watermolen. Daarnaast liggen in het gebied vele beschermde historische buitenplaatsen, diverse windmolens, twee watermolens en een rosmolen.
3.2.2 Milieu
Om conflictsituaties met functies in de omgeving te voorkomen wordt in het bestemmingsplan aandacht besteed aan diverse milieuaspecten zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, geur, ammoniak. Er mogen geen strijdigheden bestaan met de normen uit de betrokken milieuwetten. Binnen deze regelgeving is functiescheiding middels zonering een veel toegepast instrument om een goede ruimtelijke ordening te realiseren.
3.2.3 Waterhuishouding
Onderhavig bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Met dit bestemmingsplan vinden dan ook geen wijzigingen plaats in de waterhuishouding.
Conclusie
Het aspect van waterhuishouding belemmert de uitvoering van het bestemmingsplan niet.
3.2.4 Archeologie en cultuurhistorie
3.2.5 Flora en fauna
3.2.6 Leidingen
In het plangebied zijn 3 ondergrondse hogedrukaardgasleidingen (met diverse kleinere aftakkingen) en een aantal rioolpersleidingen aanwezig. Vanuit het 380 kV-station nabij Hummelo lopen er 5 (4 bovengronds en 1 ondergronds) hoogspanningsverbindingen in noordelijke richting langs Toldijk, Baak, Vierakker en Wichmond, in westlijke en zuidelijke richting door Elderik en oostelijke richting direct de gemeentegrens over richting Doetinchem. De leidingen worden in dit bestemmingsplan opgenomen met een dubbelbestemming zodat ze passend worden beschermd.
3.2.7 Duurzaamheid
Bij nieuwe ontwikkelingen wordt de Gelderse Duurzaamheidsladder gehanteerd. Onderhavig bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De duurzaamheidsladder is daarom niet van toepassing.
3.3 Volkshuisvesting
In paragraaf 4.4.3 van deze plantoelichting is het gemeentelijke woonbeleid beschreven. Daar wordt aangegeven dat door bevolkingskrimp de woningbouwprogramma's in de regio Achterhoek sterk onder druk staan. Voor Bronckhorst betekent de regionale verdeling dat er fors geschrapt moest en nog steeds moet worden in de eerder voorziene plannen en aantallen nieuw te bouwen woningen. Een groot deel van de geplande woningen is al in aanbouw, dan wel staat in de startblokken. De beperkte mogelijkheden voor nieuwbouw hebben ook consequenties voor het ruimtelijk beleid. Zo zal er verder geschrapt moeten worden in de woningbouwplannen. Ook in al bestaande capaciteit, variërend van grotere plannen tot mogelijkheden op perceelsniveau. Niet-benutte bouwvergunningen worden ingetrokken en niet-benutte woningbouwmogelijkheden zullen in de bestemmingsplannen worden wegbestemd.
In voorliggend plan is rekening gehouden met deze ontwikkeling en wordt deze lijn doorgezet. Ook binnen wonen mag het bestaand aantal woningen niet worden vermeerderd.
3.4 Economisch
Voorliggend plan is een actualisatieplan dat voornamelijk een consoliderend karakter heeft. Het plan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die niet reeds in een ander planologisch besluit, zoals een bestemmingsplan of omgevingsvergunning, zijn mogelijk gemaakt. Verruiming van planologische mogelijkheden ten gevolge van bijvoorbeeld deregulering hebben een generiek karakter. Daardoor geldt de verruiming in algemene zin en niet specifiek voor bepaalde locaties. Hoewel het plan ten gevolge van regionaal en gemeentelijk woonbeleid vigerende woningbouwmogelijkheden beperkt zijn daardoor geen toewijsbare planschadeverzoeken te verwachten. Reeds in november 2011 is openbaar bekendgemaakt dat door 'bevolkingskrimp' het gemeentelijke woonprogramma naar beneden is bijgesteld en dat in toekomstige plannen vigerende bouwmogelijkheden worden 'wegbestemd'. Daarmee is voorzienbaarheid gecreëerd. Er zijn dan ook geen financiële consequenties verbonden aan voorliggend plan.
3.5 Maatschappelijk
Een actueel, helder en overzichtelijk bestemmingsplan vormt de basis voor een geloofwaardig ruimtelijk beleid. Met een actueel plan en een goede handhaving van het hierin vastgelegde beleid kunnen de kwaliteiten van het gebied worden beschermd en ruimtelijke ontwikkelingen beter worden gestuurd. Zowel burgers als de uitvoeringsambtenaar moeten snel inzicht krijgen in wat er wel of niet in bepaalde omstandigheden is toegestaan.
Een nieuw bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om een nulsituatie vast te leggen met betrekking tot de aanwezige gebouwen en het gebruik van de gronden. Omdat het bestemmingsplan Buitengebied Hengelo/Vorden 2005/2008 als enige plan voor het landelijk gebied nog moest worden geactualiseerd en gedigitaliseerd, heeft hiertoe voor het deelgebied Hengelo - Vorden een inventarisatie plaatsgevonden aan de hand van onder andere verleende milieu- en bouwvergunningen, meldingen, veldbezoeken en luchtfoto's.
Voor de gronden van de deelgebieden van de voormalige gemeenten Zelhem en Steenderen, Hummelo en Keppel zijn de bestaande plannen nog vrij actueel en is geen nieuwe uitgebreide inventarisatie gehouden, maar zijn uitsluitend onherroepelijke omgevingsvergunningen danwel postzegelbestemmingsplannen ingepast in het bestemmingsplan.
Ook draagvlak is van essentieel belang voor de handhaving. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is/wordt gezocht naar een breed maatschappelijk draagvlak. Het nieuwe ruimtelijk beleid is daartoe reeds meerdere malen onderwerp van overleg geweest met een klankbordgroep waarin vertegenwoordigers van diverse betrokken maatschappelijke organisaties zitting hebben. Verder krijgen burgers en overige belanghebbenden uitgebreid de gelegenheid om in het kader van de inspraakprocedure invloed uit te oefenen op de inhoud van het plan.
3.6 Overleg En Inspraak
3.6.1 Overleg
Ten behoeve van de voorbereiding van dit bestemmingsplan is de klankbordgroep Landelijk gebied ingesteld. In deze klankbordgroep hebben vertegenwoordigers uit het landelijk gebied van Bronckhorst, zoals dorpsbelangenorganisaties (dbo's), Waterschap Rijn en IJssel, lokale bedrijfs- en ondernemersorganisaties en de LTO zitting. De Provincie Gelderland en de Rijksdiensten hebben aangegeven geen zitting te zullen nemen maar als er provinciale en rijksbelangen zijn, zij op de gebruikelijke wijze het plan in het kader van overleg willen ontvangen. Op 25 september 2014 is de Nota van wijzigingen (zie paragraaf 1.3.3) met de klankbordgroep Landelijk gebied besproken.
Het bestemmingsplan Buitengebied Hengelo/Vorden 2005/2008 moest als enige plan voor het landelijk gebied nog worden geactualiseerd en gedigitaliseerd. Daarom is voorafgaand aan de officiële bestemmingsplanprocedure het voorontwerp van dit plandeel ter visie gelegd. Gelijktijdig zijn diverse instanties gevraagd in het kader van het vooroverleg artikel 3.1.1. Wro hun visie op het voorontwerp te geven. 11 instanties hebben hun visie gegeven. In de als Bijlage 6 bij de toelichting van dit plan gevoegde 'Responsnota voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied Hengelo/Vorden' zijn de vooroverlegreacties kort samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. Daarbij is aangegeven in hoeverre de reacties hebben geleid tot aanpassing van het ontwerp ten opzichte van het voorontwerp.
Voor de deelgebieden Zelhem en Steenderen, Hummelo en Keppel is de bestaande planologische situatie in dit bestemmingsplan overgenomen, met inachtneming van onherroepelijke omgevingsvergunningen danwel vastgestelde postzegelbestemmingsplannen en heeft derhalve geen nader vooroverleg plaatsgevonden.
3.6.2 Inspraak op voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied Hengelo/Vorden
Het bestemmingsplan Buitengebied Hengelo/Vorden 2005/2008 moest als enige plan voor het landelijk gebied nog worden geactualiseerd en gedigitaliseerd. Daarom heeft voorafgaand aan de officiële bestemmingsplanprocedure het voorontwerp van dit plandeel een publieke consultatie plaatsgevonden. Van 11 februari tot en met 23 maart 2016 kon een ieder een inspraakreactie indienen. Ook tijdens de inloopavonden welke plaatsvonden op 18 en 25 februari 2016 kon een ieder het plan inzien en werden vragen beantwoord.
Er zijn 139 inspraakreacties ontvangen. In de als Bijlage 6 bij de toelichting van dit plan gevoegde 'Responsnota voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied Hengelo/Vorden' zijn de inspraakreacties kort samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. Daarbij is aangegeven in hoeverre de reacties hebben geleid tot aanpassing van het ontwerp ten opzichte van het voorontwerp.
Voor de deelgebieden Zelhem en Steenderen, Hummelo en Keppel is de bestaande planologische situatie in dit bestemmingsplan overgenomen, met inachtneming van onherroepelijke omgevingsvergunningen danwel vastgestelde postzegelbestemmingsplannen.
Een uitzondering betreft het deelgebied Halle Heide. Voor betreffende gronden is het eerder opgestelde ontwerp bestemmingsplan 'Buitengebied Halle Heide (ON02)' dd. 18 mei 2015 in dit bestemmingsplan geintegreerd. De tegen dit ontwerp ingediende zienswijzen zijn waar mogelijk betrokken bij de samenvoeging in dit nieuwe ontwerp bestemmingsplan. Voor deze gebieden heeft derhalve geen inspraak plaatsgevonden.
3.7 Conclusie
Gelet op het voorgaande in dit hoofdstuk kan worden gesteld dat, gelet op het consoliderende karakter van het plan, er geen aspecten zijn die de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staan.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt het algemene ruimtelijke beleidskader weergegeven. De paragrafen bevatten samenvattingen van het beleid het rijks-, provinciaal-, regionaal- en gemeentelijk beleid.
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.
Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van ronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
Volgens artikel 2.10 van het Barro worden bij provinciale verordening de gebieden aangewezen die de ecologische hoofdstructuur vormen alsmede de wezenlijke kenmerken hiervan. Bij provinciale verordening worden regels gesteld die bewerkstelligen dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een gebied behorende tot de ecologische hoofdstructuur en een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan wordt afgeweken geen activiteiten mogelijk maken ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van de verordening geldende bestemmingsplan, die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden, tenzij:
- er sprake is van een groot openbaar belang,
- er geen reële alternatieven zijn, en
- de negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden, oppervlakte en samenhang worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd.
Daarnaast biedt het Barro de mogelijkheid de begrenzing te wijzigen:
- ten behoeve van een verbetering van de samenhang of een betere planologische inpassing van de ecologische hoofdstructuur, voor zover:
- de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur worden behouden, en
- de oppervlakte van de ecologische hoofdstructuur ten minste gelijk blijft;
- ten behoeve van een kleinschalige ontwikkeling, voor zover:
- de aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden en de samenhang van de ecologische hoofdstructuur beperkt is,
- de ontwikkeling per saldo gepaard gaat met een versterking van de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur, of een vergroting van de oppervlakte van de ecologische hoofdstructuur, en
- de oppervlakte van de ecologische hoofdstructuur ten minste gelijk blijft;
- ten behoeve van de toepassing van de krachtens artikel 2.10.4, eerste lid, gestelde regels.
De uitwerking in de provinciale Omgevingsvisie van Gelderland wordt toegelicht in paragraaf 4.2.1.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd en ook in het Barro opgenomen. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 2). Dit artikel bepaalt dat een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies gebaseerd dient te zijn op een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en op een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden en om overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
De ladder bestaat uit drie treden (de 3 B's):
- Behoefte: voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte waarin nog niet elders in de regio is voorzien? Het kan zowel om een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte gaan.
- Binnen- of buitenstedelijk: indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd, eventueel door benutting van beschikbare gronden, herontwikkeling of transformatie van bestaande locaties.
- Bereikbaarheid met meerdere modaliteiten: indien gekozen moet worden voor een locatie buiten het stedelijke gebied, dan gaat de voorkeur uit naar een plek die (in de toekomst) bereikbaar is via verschillende vervoerswijzen.
Afbeelding - Ladder duurzame verstedelijking
In het kader van de duurzame ladder wordt ten aanzien van de definitie van bestaand stedelijk gebied de definitie uit de Bro gehanteerd: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.”
Het beter benutten van het bestaand stedelijk gebied kent randvoorwaarden en een concurrerende ruimtevraag die wordt opgelost door maatwerk te bieden binnen de kaders die wet- en regelgeving stellen. Uitgangspunt hierbij is een goede ruimtelijke ordening gericht op een duurzame ruimtelijke kwaliteit. Met de huidige maatschappelijke opgaven op o.a. het gebied van klimaat en energie is het duidelijk dat er meerdere claims liggen op de ruimte binnen bestaand stedelijk gebied. Deze claims moeten onderling afgewogen worden om tot zorgvuldig ruimtegebruik en een duurzame ruimtelijke kwaliteit te komen. Het transparant en helder motiveren is de essentie van het werken aan een duurzame verstedelijking.
Beleidslijn grote rivieren
Op 14 juli 2006 is de Beleidslijn grote rivieren formeel in werking getreden. De Beleidslijn grote rivieren geldt voor alle grote rivieren en is bedoeld om plannen en projecten in de uiterwaarden te beoordelen.
De beleidslijn is doorvertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. De Beleidslijn grote rivieren maakt het mogelijk om bestaande bebouwing in het rivierbed een nieuwe bestemming te geven
waardoor leegstand voorkomen wordt. Daarnaast blijven delen van het rivierbed voorbehouden aan riviergebonden activiteiten zoals overslagbedrijven, scheepswerven en jachthavens. Ander gebruik is
alleen mogelijk als op andere locaties meer ruimte voor de rivier wordt gecreëerd.
In het stroomvoerend rivierbed mag in beginsel niet worden gebouwd of een andere activiteit worden gepleegd die structureel van invloed is op het afvoervermogen van de rivier. Slechts riviergebonden functies (zijn onder voorwaarden toegestaan (‘ja mits’-beleid). Dit geldt ook voor de uitbreiding van bestaande activiteiten. Indien voldaan wordt aan de voorwaarden en criteria kan voor dat doel gebouwd worden. Wel geldt als extra voorwaarde dat door die activiteit geen (onaanvaardbare)
waterstandsverhoging mag optreden. De beleidslijn grote rivieren biedt ruimte aan een eenmalige uitbreiding van de bestaande bebouwing met maximaal 10% qua volume en oppervlakte. De realisatie
van nieuwe bebouwing is uitgesloten, tenzij sprake is van vervanging of verplaatsing.
4.1.3 Moderninering Monumentenzorg
De opvattingen over de omgang met monumenten zijn sterk veranderd. Gebieden worden belangrijker dan individuele gebouwen. Ook de inzichten over de organisatie van de monumentenzorg zijn anders. Het systeem is daarom aangepast aan de ontwikkelingen van deze tijd. De Directie Erfgoed & Kunsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is verantwoordelijk voor de beleidsontwikkeling van deze modernisering.
Cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening
Cultureel erfgoed krijgt een belangrijke plaats binnen de ruimtelijke ordening. Met de visie Kiezen voor karakter toont het kabinet zijn verantwoordelijkheid voor een goede omgang met onroerend cultureel erfgoed van nationale betekenis bij integrale ruimtelijke afwegingen.
Vijf prioriteiten
Het kabinet kiest voor de komende jaren vijf prioriteiten in het gebiedsgerichte erfgoedbeleid:
- werelderfgoed: samenhang borgen, uitstraling vergroten;
- eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren;
- herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op groei en krimp;
- levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie, ecologie;
- wederopbouw: tonen van een tijdperk.
Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. Dit betekent dat de rol die gemeenten, provincies en de rijksoverheid hebben in de erfgoedzorg verandert. In oktober 2010 stuurden de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de steunpunten een brief over de ondersteuning op dit gebied aan de gemeenten.
Besluit ruimtelijke ordening
In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. De Rijksdienst helpt gemeenten hiermee met de Handreiking erfgoed en ruimte. In deze handreiking staat hoe gemeenten zo'n inventarisatie en analyse kunnen uitvoeren. Ook wordt aangegeven op welke wijze gemeenten cultuurhistorische waarden kunnen opnemen in een bestemmingsplan.
Krachtiger en eenvoudigere regels
Minder regels, kortere procedures en structureel meer financiële middelen zorgen voor een duurzame instandhouding van rijksmonumenten. Deze regels hebben betrekking op vergunningen, subsidie en kwaliteit
Vergunning
De monumentenvergunning wordt onderdeel van de omgevingsvergunning (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). Ook wordt bepaald welke werkzaamheden zonder vergunning kunnen worden uitgevoerd.
Subsidie
Het aanvragen van een Brim-subsidie is in 2011 nog verder vereenvoudigd. De minister heeft structureel extra middelen beschikbaar gesteld voor zowel reguliere instandhouding als incidentele restauraties.
Kwaliteit
De Rijksdienst staat de restauratiesector bij in het uitwerken van normen om de kwaliteit van restauraties te borgen. Het behoud en de overdracht van vakkennis vormen onderdeel van dat project.
Herbestemming
Monumenten die hun functie verliezen, komen vaak leeg te staan. Belangrijke cultuurhistorische waarden gaan dan verloren. Herbestemming van gebouwen, complexen en structuren kan dit tegengaan. Bij de modernisering van de monumentenzorg is herbestemming een essentieel onderwerp. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in 2010 een Nationaal Programma Herbestemming in het leven geroepen. Bovendien ondersteunt de Rijksdienst het programma met geld en medewerkers. Een groot aantal organisaties werkt verder aan een gezamenlijke agenda van activiteiten om herbestemming te stimuleren. Deze Nationale Agenda Herbestemming bestrijkt het brede veld van herbestemming. In deze Nationale Agenda Herbestemming wordt ingezet op:
- het bevorderen van de praktijk van herbestemming;
- het ontwikkelen en verspreiden van kennis over herbestemming;
- het inhoudelijk, politiek en publiek agenderen van het onderwerp.
Het opzetten van een kennisinfrastructuur
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is binnen de monumentenzorg het kenniscentrum bij de rijksoverheid. Daarnaast zijn er nog veel instanties die kennis hebben van het erfgoed. Kennis op academisch niveau, vakinhoudelijke en operationele kennis en ervaring in de praktijk. De Rijksdienst heeft hierbij een stimulerende en verbindende rol.
Kennisuitwisseling
Om uitwisseling van kennis mogelijk te maken, is een goed functionerende kennisinfrastructuur nodig. Daaromheeft de Rijksdienst het programma Kennisinfrastructuur Modernisering Monumentenzorg (KIMOMO) opgezet. Met dit informatiesysteem voorziet de Rijksdienst de erfgoedsector van digitale informatie. Het programma KIMOMO liep van januari 2010 tot en met december 2013.
4.1.4 Nationaal Waterplan
Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) vastgesteld. Het NWP2 vervangt het Nationaal Waterplan 2009-2015, inclusief alle tussentijdse wijzigingen.
Het NWP2 is opgesteld vanuit het perspectief om een nationale Omgevingsvisie te ontwikkelen richting 2018 conform de Omgevingswet in wording. Het geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021 en de daarbij behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid, met een vooruitblik richting 2050. Met dit waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het streven is gericht op een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in het NWP2 dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
In het NWP2 staan de volgende ambities centraal:
- Nederland blijft de veiligste delta in de wereld;
- Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater;
- Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht;
- Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement;
- Nederlanders leven waterbewust.
Belangrijke onderdelen van dit plan zijn:
- rijksbeleid dat voortvloeit uit de deltabeslissingen (waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimtelijke adaptatie);
- Beleidsnota Noordzee 2016-2021, waarmee het beleid voor doorvaart en medegebruik in windparken op zee onder voorwaarden is vastgesteld;
- Stroomgebiedbeheerplannen en Maatregelenprogramma's voor de Eems, Maas, Rijn en Schelde 2016-2021, met de beschrijving van de watersystemen, doelen en maatregelen;
- verankering van afspraken die betrekking hebben op water vanuit energie (Energieakkoord), natuur (Natuurvisie), internationale inzet (Internationale Waterambitie) en bestuurlijke verhoudingen (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Bestuursakkoord Water en Deltaprogramma);
- het voldoen aan de Europese eisen voor waterkwaliteit, overstromingsrisico's en het marine milieu door geactualiseerde plannen en maatregelenprogramma's op te nemen.
Voor het NWP2 is een milieueffectrapport opgesteld. Daarin is ook een passende beoordeling vanuit Natura 2000 opgenomen.
Gelijktijdig met de vaststelling van het NWP2 is ook het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 vastgesteld. Het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren beschrijft hoe grote rivieren en kanalen, het IJsselmeergebied, de Zuidwestelijke Delta, de Noordzee en de Waddenzee beheerd moeten worden. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het beheer.
4.1.5 Waterbeleid van de 21e eeuw
De kern van het Waterbeleid 21e eeuw is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Het water de ruimte geven betekent dat in het landschap en in de stad ruimte gemaakt wordt om water op te slaan. Daarmee worden problemen in andere, lager gelegen gebieden voorkomen.
Het Waterbeleid 21e eeuw breekt met de traditie van zoveel mogelijk pompen en zo snel mogelijk lozen. De waterbeheerders hebben samen gekozen voor een drietrapsstrategie, die uitgaat van het principe dat een overvloed aan water wordt opgevangen waar deze ontstaat. Dat betekent dat het water niet meer zo snel mogelijk afgevoerd wordt, maar dat het water zolang mogelijk wordt vastgehouden onder andere in de bodem. Is vasthouden niet meer mogelijk, dan bergen de waterbeheerders het in gebieden die daarvoor zijn uitgekozen. Door het water zo lang mogelijk vast te houden wordt tevens verdroging voorkomen De strategie vasthouden, bergen, afvoeren betekent ook dat het water meer dan nu de kans krijgt om langzaam in de grond te zakken. Zo bestrijden we het watertekort. Pas als het niet anders kan, wordt het water afgevoerd.
In het kader van het actualiseren van bestemmingsplannen betekent dit dat het aanbeveling verdient om ook in het bestaand stedelijk gebied ruimte te reserveren voor waterberging; bijvoorbeeld door deze mogelijkheid toe te voegen aan een bestemming 'Groen'.
4.1.6 Natuurbescherming
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze nieuwe wet vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving. Het geeft invulling aan de decentralisatieafspraken die het Rijk met de provincies heeft gemaakt in het Bestuursakkoord natuur en in het Natuurpact. Het brengt ook vereenvoudiging ten opzichte van het bestaande stelsel, onder meer door een betere aansluiting op het Europese recht en op het omgevingsrecht. Slechts één wet en minder regels maakt de regelgeving omtrent natuurbescherming overzichtelijker en wordt het makkelijker om de wet toe te passen.
Rolverdeling Rijk, provincie en gemeente
De provincies bepalen wat wel en niet mag in de natuur in hun gebied. Ook zorgen de provincies voor vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren, zoals het IJsselmeer. De gemeenten komen, net als onder de geldende wetgeving, bij de uitvoering in beeld als de aanvrager van een natuurvergunning of -ontheffing wil aanhaken bij een door de gemeente te verlenen omgevingsvergunning; de inhoudelijke natuurtoets wordt (ook) dan uitgevoerd door de provincie, die een verklaring van geen bedenkingen aan de gemeente moet afgeven.
Voor burgers en bedrijven is het belangrijk dat zij makkelijk en snel weten of een activiteit met mogelijke schade voor de natuur is toegestaan. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning bij de gemeente wordt net als voorheen getoetst aan de Wet Natuurbescherming. Het blijft mogelijk om bij de provincie een aparte natuurvergunning aan te vragen.
Gebiedsbescherming
Wat betreft gebiedsbescherming vervalt de bescherming van de Beschermde natuurmonumenten, maar verandert er voor Natura 2000 weinig. De bescherming van de Natura 2000-gebieden is gebaseerd op internationale verplichtingen. Die veranderen niet en daarom zal vanaf 2017 op de dezelfde manier worden getoetst als nu het geval is.
Bescherming van dieren en planten
Het is belangrijk voor de natuur dat er veel verschillende planten- en diersoorten zijn. Sommige diersoorten zijn kwetsbaar, zoals vleermuizen en mussen. Een goede natuurbescherming is belangrijk. Onder de Wet natuurbescherming geldt, net als onder de Flora- en faunawet, een zorgplicht voor alle in het wild levende dieren. De zorgplicht houdt in dat u werkzaamheden, die nadelig kunnen zijn voor dieren en planten, in redelijkheid zo veel mogelijk nalaat of maatregelen neemt om onnodige schade aan dieren en planten te voorkomen.
De lijsten met beschermde soorten zijn aangepast. Zo is een aantal soorten planten, insecten en vissen voortaan niet meer beschermd. De Wet natuurbescherming brengt het aantal beschermingsregimes terug.
De beschermde status van soorten kan per provincie gaan verschillen. Provincies hebben de bevoegdheid om bij provinciale verordening vrijstelling te verlenen voor nationaal beschermde soorten. Er is dan geen ontheffing nodig voor werkzaamheden.
Bescherming van bosopstanden
De regels van de huidige Boswet zijn grotendeels onveranderd opgenomen in de Wet natuurbescherming. Zo zijn de ‘bebouwde kom Boswet’, melding en herplantplicht hetzelfde. Wel is er een aantal vrijstellingen opgenomen van de herplantplicht, zoals bij maatregelen opgenomen in een ontheffing of vergunning, of via een goedgekeurde gedragscode.
Jacht om schade te beperken
Er mag worden gejaagd wanneer dieren schade veroorzaken of om te beheren. Provincies, grondeigenaren, dieren- of natuurorganisaties en jagers maken samen vooraf een faunabeheerplan. Daarin staat op welke en op hoeveel dieren gejaagd mag worden. Na het jachtseizoen moeten de jagers volgens de nieuwe wet laten weten welke dieren zijn afgeschoten. Dit zorgt voor beter inzicht in de jacht.
4.1.7 Externe veiligheid
Externe veiligheid beschrijft de externe risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transport (weg, spoor, water en buisleiding) in relatie tot de (bebouwde) omgeving.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans om te overlijden op een bepaalde plaats ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR is op de kaart van het gebied weer te geven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar PR-contour (die als wettelijk grenswaarde fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten komen.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR is weer te gegeven in de fN-curve: een grafiek waar de kans (f) is afgezet tegen het aantal slachtoffers (N). Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. De 1% letaliteitgrens vormt doorgaans de grens van het invloedsgebied (tenzij anders bepaald). Dit is de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Op inrichtingen en transport is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Dit wordt in de navolgende paragrafen nader toegelicht.
4.1.8 M.e.r.-beoordeling
Bijna alle activiteiten die mensen ondernemen hebben milieugevolgen. Voor activiteiten die nadelige milieugevolgen kunnen hebben, kan het vereist zijn dat een milieu-effectrapportage moet worden opgesteld. De procedure voor de milieu-effectrapportage is geregeld in de Wet milieubeheer. De uitvoeringsregels staan in het Besluit m.e.r.
In het Besluit m.e.r. staan de verschillende activiteiten, besluiten en overheidsplannen waarvoor het verplicht is een milieu-effectrapportage te maken. Hierdoor wordt het milieubelang volwaardig meegewogen in de besluitvorming.
In het Besluit m.e.r. (gewijzigd 1 april 2011) wordt onderscheid gemaakt in de volgende typen m.e.r.:
- m.e.r.-plicht;
- m.e.r.-beoordelingsplicht;
- vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht.
In het Besluit m.e.r. zijn de activiteiten, plannen en besluiten genoemd waarvoor een m.e.r. in alle gevallen verplicht is als een bepaalde drempelwaarde wordt overschreden. Voor deze activiteiten moet een milieu-effectrapportage worden opgesteld.
In onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. zijn de activiteiten, plannen en besluiten genoemd waarvoor een m.e.r. in alle gevallen verplicht is als een bepaalde drempelwaarde wordt overschreden. Voor deze activiteiten moet een milieu-effectrapportage worden opgesteld.
Onderdeel B van de bijlage bij het Besluit m.e.r. bevat activiteiten die qua omvang onder de in onderdeel C genoemde drempel blijven. Voor deze situaties moet eveneens in alle gevallen als een bepaalde drempelwaarde wordt overschreden, per geval door middel van een m.e.r.-beoordeling worden vastgesteld of een milieu-effectrapportage moet worden opgesteld.
De drempelwaarden in onderdeel D zijn indicatief. Om te beoordelen of voor een activiteit een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt kan niet alleen volstaan worden met het raadplegen van de drempelwaarden in onderdeel D. Er moet sinds de wijziging van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 een extra stap doorlopen worden om na te gaan of er een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Dit wordt ook wel aangeduid met de term 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Omgevingsvisie
Op 9 juli 2014 en 24 september 2014 stelden Provinciale Staten respectievelijk de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. De Omgevingsvisie en -verordening zijn beiden op 18 oktober 2014 in werking getreden. Op respectievelijk 8 juli en 11 november 2015 is het Actualisatieplan van de Omgevingsvisie vastgesteld.
Het actualisatieplan heeft met name betrekking op de beleidsaspecten water en natuur en betreft de onderdelen Kaderrichtlijn Water, Deltabeslissingen, grondwaterbescherming en de bescherming
van gebieden voor grondwaterafhankelijke natuur.
Momenteel is het ontwerp Actualisatieplan Omgevingsvisie 2016 in voorbereiding, dat naar verwachting in december 2016 wordt vastgesteld.
De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
- een duurzame economische structuur;
- het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
Ruimte in kleinere kernen en vrijgekomen bebouwing in het landelijk gebied kan worden benut voor wonen en nieuwe economische dragers en als versterking van de vitaliteit van het landelijk gebied. Bij de nadere invulling van de uitgangspunten wordt ruimte gelaten voor lokale of regionale initiatieven door gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden. Bouwprogramma's voor nieuwe woningen zijn daarbij in regionaal verband afgestemd. Waar mogelijk kan lokaal maatwerk worden geleverd. De strategie van de provincie om de doelen van 'duurzame economische structuurversterking' en 'een gezonde en veilige leefomgeving' te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat voor:
- sterke steden, van belang voor toekomstige aantrekkingskracht, waar kennis zich samenbalt en waar veel jongeren naar toe trekken, waar ook nu al de meeste mensen wonen en werken;
- een vitaal platteland, waar mensen inspelen op grote veranderingen, waar inwoners zich actief inzetten voor hun gezamenlijke toekomst, een platteland met een eigen economische kracht en een grote natuurlijke en landschappelijke waarde, waar kwaliteit en vitaliteit samen op gaan.
Voor nieuwe stedelijke functies in het buitengebied geldt dat deze afgewogen dienen te worden in het licht van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik vervangt het beleid van de woningbouwcontour en de zoekzones. Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing. Een goede afweging volgens de ladder vraagt om kennis van de bestaande voorraad. Gekoppeld daaraan zijn er vragen over de opgaven en kwaliteiten in een gebied:
- past de ontwikkeling bij de doelen in Gelderland? Zo ja:
- hoe voegt de ontwikkeling extra kwaliteit toe aan een gebied?
Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten volgens de rijksladder aan de hand van drie stappen de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.
De rijksladder heeft betrekking op stedelijke ontwikkelingen. De provincie wil onderzoeken of de ladder ook voor landelijke functies kan worden uitgewerkt. Vooruitlopend daarop spreekt de provincie nu al van de ladder voor duurzaam ruimtegebruik.
De provincie streeft naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De provincie heeft daartoe de Ecologische Hoofdstructuur opnieuw gedefinieerd in het Gelders Natuurnetwerk (GNN). In het GNN is uitsluitend sprake van een natuurbestemming. Hier ligt een opgave om nog 5.300 hectare natuur te ontwikkelen (was 11.000 hectare). De provincie richt zich op het realiseren van een robuust GNN met voldoende middelen voor het ontwikkelen, onderhouden en beheren op de langere termijn.
De 'niet-natuur' in de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (woningen, bedrijven, infrastructuur) heet voortaan de Groene Ontwikkelingszone (GO). De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden. Het betreft 25.000 hectare grond. In de GO liggen ontwikkelingsmogelijkheden voor organisaties en particulieren. De ontwikkelingen moeten passen bij het karakter van de GO. De GO heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.
Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten en, in samenhang daarmee, bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Het doel van de Nationale Landschappen is om landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten te behouden, duurzaam te beheren en waar mogelijk te versterken. Binnen een dergelijk gebied geldt voor nieuwe ontwikkelingen een ‘ja-mits’ benadering. Ontwikkelingen kunnen
worden toegestaan, mits de kernkwaliteiten behouden blijven of versterkt worden. Hiertoe is een beschermingsregime opgenomen in de Omgevingsverordening.
Het noordelijk deel van het plangebied maakt onderdeel uit van het Nationaal Landschap 'de Graafschap', deelgebied 'Oeverwal Bronckhorst' en deelgebied 'Graafschap'.
De belangrijkste kernkwaliteiten van het deelgebied Oeverwal Bronckhorst betreffen:
- kleinschalige karakteristiek oeverwallenlandschap met kleine dorpen Olburgen, Rha en het 'stadje' Bronckhorst;
- overgangsgebied van open uiterwaarden van de IJssel naar het besloten landschap van de Graafschap;
- Oude Ijsselarmen.
De belangrijkste kernkwaliteiten van het deelgebied Graafschap betreffen:
- talriijke landgoederen als samenhangende ruimtelijke eenheden bestaande uit een statig huis, (oprij)lanen, historische tuin, bos, landerijen;
- oost-west stromende gekanaliseerde beken in halfgesloten landschap;
- halfgesloten landschap met mozaiek van bossen, weilanden en grote boerderijen, parkachtige uitstraling;
- samenhangende eenheid van hooggelegen beboste en besloten stuwwalkern van Lochemerberg met karakteristieke krans van open essen
- karakteristieke, ook cultuurhistorisch waardevolle open essen, microrelief.
De provincie streeft naar het behoud en bescherming van molenbiotopen. Gemeenten dienen hiermee rekening te houden bij het opstellen van bestemmingsplannen. De bescherming van molenbiotopen betreft vooral behoud van het functioneren door middel van een vrije windvang. Verder dient rekening te worden gehouden met de belevingswaarde en het historisch karakter van de omgeving van de molen. Het bestemmingsplan dient waarborgen te bieden ter bescherming van het functioneren van de molen door middel van een vrije windvang.
4.2.2 Omgevingsverordening
De omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking van het beleid uit de Omgevingsvisie in regels. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. Voor de niet-grondgebonden landbouw stuurt de verordening op een 'plussenbeleid' (bovenwettelijke maatregelen) bij uitbreidingen. Een en ander volgens door de gemeenten/regio's nader uit te werken beleidskaders.
Momenteel is het ontwerp Actualisatieplan Omgevingsverordening 2016 in voorbereiding, dat naar verwachting in december 2016 wordt vastgesteld.
4.2.3 Belvoir 3
Monumenten, archeologische vindplaatsen en waardevolle landschappen worden steeds meer bedreigd door oprukkende bebouwing en economische activiteiten. De nota Belvoir 3 (2009-2012) wil daar wat aan doen.
De provincie heeft met Belvoir 3 als centrale doelstelling; het realiseren van betekenisvolle plekken en daarmee een duurzame leefomgeving. Met betekenisvolle plekken bedoelen we wenselijke, zich onderscheidende-, sociaal- en economisch succesvolle plaatsen. Daarbij is er niet alleen aandacht voor cultuurhistorie, maar ook een duidelijke missie op dit gebied. De nota is een vervolg op de eerdere nota's Belvoir 1 en 2. In deze nota's is vastgelegd hoe de provincie haar cultuurhistorisch erfgoed wil bewaren en versterken. De twee vorige nota's hebben voorkomen dat veel typisch Gelderse cultuurhistorische waarden versnipperden of zelfs verdwenen.
Ook in de derde beleidsperiode gaat de provincie hier onverminderd mee door. Niet afwachtend, maar pro-actief. De Gelderse identiteit blijft hierbij de rode draad. De provincie zet nadrukkelijk in op gebiedsgericht beleid, op basis van de cultuurhistorische kenmerken (DNA's) die voor de tien gebieden in Gelderland zijn bepaald. Daarnaast werkt de nota Belvoir 3 aan:
- implementatie van het Archeologisch afwegingskader;
- professionalisering en intensivering van de taken van het Gelders Archeologisch Centrum;
- het programma 'de Gelderse Voet': het kennis- en kundeproject in de restauratiebouw;
- grote projecten zoals het 'Masterplan Limes', de 'Nieuwe Waterlinie' en 'Religieus Erfgoed';
- betere communicatie van het cultuurhistorische beleid.
4.2.4 Cultuur- en erfgoedprogramma 2013-2016
Erfgoed is een belangrijke pijler van identiteit en ruimtelijke kwaliteit. Investeren in erfgoed heeft ook economische voordelen, zoals werkgelegenheid in de restauratiebouw en een sterkere vrijetijdseconomie. De provincie Gelderland doet dit door:
- kennis en vakmanschap over restauraties te bevorderen om erfgoed te kunnen behouden en ontwikkelen;
- musea en erfgoedinstellingen te ondersteunen;
- in duurzame herbestemming van religieus -en industrieel erfgoed te investeren;
- te werken aan de ontwikkeling en instandhouding van monumentale landgoederen;
- particulieren te ondersteunen met subsidies voor restauratie en onderhoud;
- de molens en stoomgemalen te subsidiëren.
Met het programma Gelderland Cultuurprovincie! 2013-2016 draagt de provincie bij aan een hoogwaardig cultuur- en erfgoedklimaat dat door zijn kwaliteit kleur en karakter geeft aan de Gelderse steden en aan de buitengebieden van Veluwe, Achterhoek en Rivierengebied. Daarbij besteedt de provincie extra aandacht aan innovatie en talentontwikkeling in de culturele sector en duurzaamheid en ontwikkeling van vakmanschap in de erfgoed sector. Tevens voert zij een aantal wettelijke taken uit, zoals bijvoorbeeld de ondersteuning van het netwerk van bibliotheken in de provincie en het beheer van archeologische vondsten.
De provincie Gelderland wil in algemene zin bevorderen dat de sector cultuur en erfgoed minder afhankelijk wordt van subsidies. De provincie stimuleert meer ondernemerschap en draagt bij aan vernieuwing, talentontwikkeling en kwaliteitsverbetering. Tevens stimuleert zij gemeentelijke samenwerking in cultuur- en erfgoedpacten, waarin twee of meerdere gemeenten samenwerken om de cultuurparticipatie en/of vrijetijdseconomie in de regio te bevorderen.
4.2.5 Waterplan Gelderland 2010 - 2015
Het Waterplan bevat het waterbeleid van de provincie en is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010 - 2015 is op 1 januari 2010 in werking getreden. In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.
Op de functiekaart van het Waterplan van de provincie Gelderland zijn de waterfuncties van het plangebied weergegeven. Hieronder staan alle aanwezige functies in het plangebied benoemd.
Stedelijk gebied
Elke kern heeft op grond van het Waterplan de basisfunctie 'stedelijk gebied'. Zowel in nieuw als in bestaand stedelijk gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel voorkomen worden. Hierbij wordt het water in de stad met het omringende watersysteem als één geheel beschouwd. De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem zijn in stedelijk gebied gericht op:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van wateroverlast;
- de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied;
- het voorkomen van zettingen;
- het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor herstel van verdroogde natuur;
- het weren van de riolering van (diepe) drainage en instromend grond- en oppervlaktewater;
- het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten en hemelwateruitlaten;
- het beperken van de invloed van bronbemaling;
- het realiseren van de basiskwaliteit voor oppervlaktewater.
Landbouw
Binnen de functie landbouw komt natte natuur verspreid in kleine elementen voor. In de gebieden met de functie landbouw is de inrichting en het beheer van het watersysteem allereerst gericht op:
- een ontwateringsdiepte met aanvaardbare risico's voor wateroverlast en vervolgens minimale vochttekorten;
- oppervlaktewaterpeilen die het meest voorkomende landbouwkundige grondgebruik accommoderen;
- beschikbaarheid van oppervlaktewater voor het op peil houden van de grondwaterstand en voor beregening;
- (zeer) lokale afstemming op verspreid liggende natuurelementen en waardevolle ecologie (vissen, waterplanten);
- een grondwaterpeil in de veenweidegebieden dat niet verlaagd wordt ten opzichte van het maaiveld (wel het volgen van maaivelddaling). De maximale drooglegging in veenweidegebieden is 60 cm onder maaiveld.
4.3 Regionaal Beleid
4.3.1 Algemeen
Op het terrein van de ruimtelijke ordening en volkshuisvesting heeft de Regio Achterhoek geen structurele overgedragen taak. Sinds september 2008 worden deze taken door de gezamenlijke gemeenten zelf opgepakt. Bestuurlijk en ambtelijk aanspreekpunt voor dit werkterrein ligt bij respectievelijk de gemeente Aalten en Bronckhorst.
4.3.2 Regionale Structuurvisie Achterhoek 2012
De gemeenteraden van Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Winterswijk hebben in hun vergaderingen van april/mei 2012 de 'Regionale structuurvisie Achterhoek 2012' vastgesteld. De gemeenteraad van Montferland heeft de visie niet formeel vastgesteld, maar daaraan wel instemming betuigd, omdat Montferland voor ruimtelijk ordening tevens deel uitmaakt van de Stadsregio.
De Regionale structuurvisie is een actualisatie van de visie uit 2004. Er is gekozen voor een actualisatie, omdat in de Achterhoek zich een aantal belangrijke en ingrijpende economische en maatschappelijke ontwikkelingen voordoen, zoals:
- energietransitie en het inspelen op de gevolgen van de klimaatveranderingen;
- bevolkingsverandering, krimp, vergrijzing en ontgroening;
- de veranderingen in de landbouw en het landelijk gebied;
- positionering van de Achterhoek in (inter)nationaal perspectief.
Deze ontwikkelingen zullen gevolgen hebben voor de manier waarop er nu gewoond, geleefd en gewerkt wordt in de Achterhoek. Ze hebben ook invloed op de wijze waarop geld verdiend wordt in de regio. Wijzigingen hierin kunnen ruimtelijke consequenties hebben. De geactualiseerde visie geeft richting aan het regionaal ruimtelijk beleid om de transitieopgaven goed te kunnen faciliteren. Dit door belangrijke ruimtelijke thema’s te agenderen en hierop afstemming tussen gemeenten te zoeken. Het doel is, dat de Achterhoek ook in de toekomst een vitale, regionale economie heeft en een zeer prettige omgeving blijft om in te wonen en te recreëren.
De visie sluit aan bij de Agenda 2020 van Regio Achterhoek en de provinciale regioverkenningen. Inhoudelijk beschrijft de structuurvisie:
- Samenwerking op volkshuisvesting, bedrijfsvestigingen en functieveranderingsbeleid
- Bereikbaarheid van de regio, zowel fysiek als digitaal
- Balans tussen bestaande en nieuwe kwaliteiten in de landbouw/het landschap
- Innoveren van de maakindustrie en landbouw en het verduurzamen van productieprocessen en energievoorziening
- Ruimtelijk wordt de 'ja, mits' benadering leidend.
Deze visie is geen blauwdruk voor hoe het allemaal zou moeten. Respect voor het Achterhoekse landschap staat voorop, maar het ruimtelijk beleid mag innovatieve en duurzame ontwikkelingen niet in de weg staan. Van belang is om flexibel te blijven.
4.3.3 Regionale Detailhandelsvisie
Door de Kamer van Koophandel, MKB Nederland, Provincie Gelderland en de regio Achterhoek is een Regionale Detailhandelsvisie voor de Regio Achterhoek opgesteld. In deze visie staan, kijkend naar de huidige situatie, (toekomstige) ontwikkelingen en bestaande beleidsstukken, het toekomstbeeld van de winkelstructuur in de Achterhoek centraal. De visie maakt strategische keuzen en geeft beleidsstandpunten. Het beleid is gericht op optimalisering van de bestaande detailhandelsstructuur. De dynamiek in vraag en aanbod wordt ingezet in de bestaande winkelgebieden. De belangrijkste doelstellingen daarbij zijn: geen uitbreiding van het aantal detailhandelsconcentraties, voortzetten en versterken van de bestaande hiërarchie in de verzorgingsstructuur, versterking van de koppositie van de binnensteden van Doetinchem en Winterswijk t.o.v. Twente, KAN en Duitsland, compacte winkelcentra in een omgeving met hoge verblijfswaarde, regionale toetsing bij initiatieven met gemeenteoverschrijdende effecten, versterking van het bestaande woonthemacentrum in Doetinchem. Verder is er sprake van terughoudend beleid ten aanzien van perifere en grootschalige detailhandel, is flankerend beleid vanuit andere beleidssectoren noodzakelijk om de leefbaarheid van dorpen en kernen te stimuleren door behoud van voorzieningen, het bevorderen van samenwerking tussen recreatie/toerisme en detailhandel en is er geen plaats voor het realiseren van een Factory Outlet Center. Initiatieven in de regiogemeenten worden getoetst aan de regionale visie. Initiatieven met gemeente overschrijdende effecten worden ter toetsing aan de Regio Achterhoek voorgelegd. Er vindt periodiek regionaal overleg plaats.
4.3.4 Regionaal programma Bedrijventerreinen Regio Achterhoek
De regio Achterhoek wil de kansen benutten die samenwerking op het vlak van bedrijventerreinen biedt. Zij kijkt hierbij naar de regionale marktsituatie, de kwaliteiten van de regio en de bestuurlijke ambitie. In het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB, concept) geeft de regio een nadere uitwerking van vraag en aanbod, regulering van het aanbod, segmentering, programmering van de herstructurering, grondprijs, implementatie van de SER-ladder en monitoring. Het RPB biedt het kader voor concrete werk- en projectafspraken tussen de regiogemeenten.
De regio Achterhoek wil de kwaliteit van leven en wonen hoog houden. Voldoende en passende banen zijn daarbij onmisbaar. De werkgelegenheid zit grotendeels op bedrijventerreinen. Deze bedrijventerreinen moeten vitaal zijn en blijven, kwaliteit speelt hierin een steeds belangrijkere rol. De vraag naar bedrijventerreinen zal de komende tien jaren structureel lager liggen dan in voorgaande decennia. Er is vooral ruimte nodig voor de opvang van de vervangingsvraag.
Afspraken
Binnen de regio en subregio's zijn afspraken gemaakt over de toekomst van bedrijventerreinen. De gemeente Bronckhorst participeert in de subregio West-Achterhoek. De gemeenten in West-Achterhoek werken samen rondom A18 Bedrijvenpark en het EBT in Montferland.
De vraag in West-Achterhoek is 109,8 hectare aan bedrijventerreinen in de periode 2009-2023. Een overaanbod dreigt. Voor de gemeente Bronckhorst geldt dat De Vinkenkamp en Steenderdiek B harde plannen zijn en doorgang zullen vinden. Winkelskamp Oost en Dambroek Zuid betreffen zachte plannen. Voor Dambroek Zuid wordt in de periode 2010-2015 de behoefte nader bekeken.
Subregio West-Achterhoek pakt de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen samen op met de herstructurering van oude bedrijventerreinen. Binnen de gemeente Bronckhorst hebben de volgende terreinen een transformatieopgave: het HAVO-terrein, het buitengebied en de kleine kernen. Bij de transformatie van deze terreinen kan gebruik gemaakt worden van het HRT-fonds, waarin positieve opbrengsten van de ontwikkeling van het A18 Bedrijvenpark en het EBT Montferland en gelden van de provincie zijn opgenomen.
De regiogemeenten stimuleren Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO), energiebesparing en gebruik van duurzame energie bij bedrijven.
Monitoring moet uitwijzen of aanpassing van de gemaakte afspraken nodig en mogelijk is.
4.3.5 Waterbeheerplan
Het Waterschap Rijn en IJssel heeft op 3 november 2015 het Waterbeheerplan 2016 - 2021 vastgesteld.
Doel en functie van het WBP
Het waterschap heeft een speciale verantwoordelijkheid voor het water. Zij heeft wettelijk vastgelegde taken die aangeven wat de maatschappij van het waterschap mag verwachten. Namelijk: zorgen voor een goede bescherming tegen hoog water, voor een goed functionerend regionaal watersysteem en voor het zuiveren van afvalwater. In dit waterbeheerplan beschrijft het waterschap hoe zij dit in de periode 2016-2021 doet. Ook stellen zij de benodigde maatregelen voor. De maatregelen zijn nog niet concreet in projecten of activiteiten uitgewerkt. Dat volgt in een later stadium, bij het vaststellen van de (meerjaren)begroting. Dit plan geeft dus vooral de koers aan die het waterschap gaat varen.
Doelgroep
Het waterbeheerplan gaat niet alleen over het werk van het waterschap, maar ook over de verbinding die zij van daaruit legt met het werk van andere overheden: de provincies, gemeenten, Rijkswaterstaat en het Rijk. Het waterbeheer schept vaak randvoorwaarden voor gebruikers van het water, maar biedt ook mogelijkheden en meerwaarde voor maatschappelijke gebruikers, zoals burgers, agrariërs en terreinbeheerders, ondernemers en (drinkwater)bedrijven, recreanten en de naburige Duitse waterbeheerders. Hierbij hebben zij de overtuiging dat partijen samen verder komen.
Samenwerking in Rijn-Oost
Dit waterbeheerplan is gezamenlijk door de waterschappen in Oost-Nederland opgesteld. Dit zijn de waterschappen Vechtstromen, Reest en Wieden, Rijn en IJssel en Groot Salland. Wat hen bindt is de ligging in het deelstroomgebied Rijn-Oost, dat behoort tot het internationale stroomgebied van de Rijn. Voor dit stroomgebied zijn de doelen van het waterbeheer en de aanpak ervan in grote lijnen gelijk. Daarom is de tekst van dit waterbeheerplan grotendeels identiek voor de vier waterschappen. Per waterschap zijn aanvullingen of uitvoeringsmaatregelen voor het eigen beheergebied toegevoegd.
Van watervisie naar waterbeheerplan
Waterschap Rijn en IJssel heeft in 2013 de 'Watervisie 2030' opgesteld. Vanuit deze visie vult zij het beleid voor de periode 2016-2021 verder in. Verbinden en samenwerken, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, staan in deze visie centraal. De ambities uit de watervisie wil zij samen met haar partners verder vormgeven. Dit waterbeheerplan biedt hiervoor concrete aanknopingspunten.
Relatie met andere waterplannen en overheden
De verantwoordelijkheid voor het waterbeheer in Nederland ligt bij het Rijk, de provincies en de waterschappen. Ieder heeft daarin zijn eigen verantwoordelijkheden en taken (zie bijlage A). Voor het waterschap als functionele overheid, zijn de wettelijke en beleidsmatige kaders vanuit het Rijk en provincie van belang. Dit waterbeheerplan staat dan ook niet op zich zelf, maar houdt rekening met de plannen van het Rijk en provincie. Zo staat het nationale waterbeleid in het nationale Waterplan en het – voor ons gebied relevante – Stroomgebiedbeheerplan Rijn. Het provinciale waterbeleid is opgenomen in de Omgevingsvisies van de provincies Gelderland, Overijssel en Drenthe. De provincies stellen onderdelen van deze visies bij, om een actueel kader voor de waterschappen te bieden.
PlanMER toetsing
Net als bij het vorige waterbeheerplan, is ook voor dit waterbeheerplan geen planMER toetsing nodig. Het huidige plan is kaderstellend voor diverse maatregelen. De basis voor concrete uitvoeringsmaatregelen ligt in nog te nemen besluiten over projectplannen, op basis van artikel 5.4 en verder van de Waterwet. Deze projectplannen zullen, wanneer ze de ‘drempelwaarden’ overschrijden, MER-plichtig dan wel MER-beoordelingsplichtig zijn. Dit wordt per projectplan afzonderlijk bekeken.
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.4.1 Structuurvisie
Op grond van de Wro dient elke gemeente een of meerdere structuurvisies vast te stellen voor haar gehele grondgebied. Beleidsdoelen uit de structuurvisie worden gerealiseerd in bestemmingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen.
De structuurvisie voor de gemeente Bronckhorst is op 25 oktober 2012 vastgesteld en kent een plantermijn van 10 jaar. De structuurvisie is een visie waarin het bestaande beleid geactualiseerd en afgestemd is. Voor het landelijk gebied vormt het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) dat op 25 juni 2009 is vastgesteld, een belangrijke basis (zie paragraaf 4.4.10).
In deze Structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in grote kernen, kleinere kernen, buurtschappen en overig buitengebied. De kernen betreffen de vier grote kernen Hengelo, Steenderen, Vorden en Zelhem en de kleinere kernen Achter-Drempt, Baak, Bronkhorst, Halle, Hoog-Keppel, Hummelo, Keijenborg, Kranenburg, Laag-Keppel, Olburgen, Toldijk, Veldhoek, Velswijk, Voor-Drempt en Wichmond. De buurtschappen onderscheiden zich van het overige buitengebied door een concentratie van woonbebouwing met eventuele voorzieningen. De buurtschappen zijn Bekveld, De Meene, Delden, Dunsborg, Eldrik, Gooi, Halle-Heide, Halle-Nijman, Heidenhoek, Heurne, Linde, Medler, Mossel, Noordink, Oosterwijk, Rha, Varssel, Veldwijk, Vierakker, Wassinkbrink, Wildenborch, Winkelshoek, Wittebrink en Wolfersveen.
De gemeente Bronckhorst heeft in 2006 een groot aantal gebieden aangewezen onder de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). Deze zogenaamde Wvg-gebieden reserveren ruimte voor woningbouw, bedrijvigheid en maatschappelijke doeleinden, zoals scholen, gemeentehuis en sportvoorzieningen. Met de vaststelling van de structuurvisie zijn de aangewezen gebieden die onder de Wet voorkeursrecht gemeenten vallen (Wvg-gebieden), bestendigd. De structuurvisie geeft mede de ruimtelijke onderbouwing van het al dan niet bestendigen van de Wvg en de omvang daar van. Inmiddels zijn alle Wvg-aanwijzingen komen te vervallen.
De structuurvisie kent een uitvoeringsparagraaf. In de structuurvisie wordt bepaald welke voorzieningen als 'bovenwijks' worden aangeduid en hoe deze kunnen worden gefinancierd. Hierin wordt aangegeven welk deel van de kosten mogelijk ten laste zal komen van ontwikkelingslocaties. In de structuurvisie wordt ook bepaald of er ten aanzien van nieuwe ontwikkellocaties sprake zal zijn van verevening tussen die locaties. Ook beschrijft de structuurvisie het beleidskader voor eventuele eisen aan woningbouwcategorieën in ontwikkellocaties.
4.4.2 Kernenbeleid
Op 1 januari 2005 zijn vijf gemeenten samengevoegd tot 1 nieuwe gemeente. Voor de herindeling had bijna ieder dorp een eigen gemeentehuis en gemeentebestuur in de nabije omgeving. De wethouders waren bekenden en ook de meeste ambtenaren woonden in het dorp. Zij maakten deel uit van de gemeenschap en waren daardoor vanzelfsprekend op de hoogte van wat er leefde in hun dorp. Zaken die de dorpsbewoners dwars zaten werden bijvoorbeeld op informele wijze, tijdens de wekelijkse sportavond, besproken of men liep even het gemeentehuis binnen om navraag te doen hoe het met de voortgang van een bepaald project stond. Sinds de herindeling bestrijkt de gemeente nu een groot gebied, waardoor de afstand tussen de burger en de gemeente in zowel sociaal als fysiek opzicht groter is geworden. De contacten met het gemeentebestuur verlopen via formelere procedures en de gemeente moet haar aandacht verdelen over ruim 40 kernen en buurtschappen. Vanaf 1 januari 2010 is het convenant dorpsbelangenorganisaties en gemeenten van kracht.
Het kernenbeleid verschaft in het convenant duidelijkheid over de wijze waarop de gemeente omgaat met de kernen. Het kernenbeleid van de gemeente Bronckhorst wordt beschreven in de volgende twee doelstellingen:
- Het behouden van de bestaande korte lijnen in de relatie tussen burger en bestuur. Door deze korte communicatielijnen met de burgers kan een beter draagvlak worden gecreëerd voor het gemeentelijk beleid binnen het dorp.
- De leefbaarheid en vitaliteit van de kernen in de gemeente Bronckhorst in stand houden en verbeteren. De kernen in Bronckhorst hebben allemaal een eigen identiteit, meestal gekenmerkt door een rijk verenigingsleven en grote sociale betrokkenheid. Zowel de gemeente als de burgers willen dit graag in stand houden.
4.4.3 Woonbeleid
De provincie Gelderland, de Achterhoekse woningcorporaties (verenigd in het ACO) en de zeven Achterhoekse gemeenten willen vanuit een gedeeld urgentiegevoel en een gezamenlijk belang zorgen voor een gezonde woningmarkt. De partijen werken daarom sinds 2010 nauw samen. Deze samenwerking heeft geresulteerd in een regionale woonvisie voor de Achterhoek voor de periode 2010-2020 met als titel 'Alleen ga je sneller, samen kom je verder'. Deze woonvisie is vastgesteld op 27 januari 2011 en speelt in op de gevolgen van de bevolkingsdaling en vergrijzing. In 2013 is de regionale geëvalueerd en geactualiseerd. Gebleken is dat de bevolkingskrimp doorzet en dat aanscherping van de afspraken noodzakelijk was. Een van de maatregelen was dat de werkingsduur van de afspraken verlengd werd van 2010-2020 naar 2010-2025. In mei 2015 is vervolgens de 'Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025 vastgesteld met een verdere bijstelling van de afspraken op het gebied van woningbouw en bestaande woningvoorraad. Deze vervangt de voorgaande regionale woonvisie en vormt het nieuwe afsprakenkader met de provincie Gelderland. Nieuw bij de regionale Woonagenda is, dat deze mede tot stand is gekomen met burgers, ondernemers en maatschappelijke organisaties.
De Achterhoek heeft te maken met bevolkingskrimp en heeft inmiddels de officiële status van 'Krimpregio' gekregen. De Achterhoekse gemeenten hebben zich de afgelopen jaren georiënteerd op deze problematiek en hebben verschillende krimpregio's bezocht. Samen met de provincie en de corporaties zijn ze in gesprek gegaan over de prognoses over de demografische ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de woningbouw en woningvoorraad in de Achterhoek. Uiteraard is wonen mede afhankelijk van ontwikkelingen op andere terreinen, zoals economie en recreatie. De relatie met de totaalvisie van de Achterhoek, zoals weergegeven in de regionale structuurvisie mag dan ook niet uit het oog worden verloren. Er zijn regionale afspraken gemaakt over de nog toe te voegen woningaantallen alsmede kwalitatieve afspraken over de nieuwbouw en bestaande woningvoorraad. Ook thema's zoals wonen en zorg en de toenemende leegstand in zowel de woningvoorraad als in maatschappelijk en zakelijk vastgoed worden belicht, Het is belangrijk dat de plannen die het meest bijdragen aan het versterken van de woonkwaliteit in de Achterhoek uitgevoerd worden. Het bepalen van de beste locaties is maatwerk dat door de gemeenten zelf wordt gedaan.
Doelstellingen en ambities Regionale Woonagenda Achterhoek 2015-2025:
- Er zijn in 2025 voldoende woningen van een door bewoners en woningzoekenden gewenste prijs en kwaliteit voorhanden in de bestaande woningvoorraad.
- Het eerder afgesproken aantal netto toe te voegen woningen op regioniveau van 5.900 in de periode 2010-2025, wordt met 10% verlaagd.
- Op termijn zal sloop van woningen meer dan ooit noodzakelijke worden. Sloop/nieuwbouw is een gezamenlijke regionale opgave en levert een belangrijke bijdrage aan het instandhouden van de woonkwaliteit van de regio. Het draagt tevens bij aan het realiseren van de energiedoelstellingen en aan het vergroten van de woningvoorraad die levensloopbestendig is.
- Bij de monitoring van leegstand van woningen hanteren we de grens van maximaal 2%. Hierbij maken we onderscheid tussen huur en koop: huur maximaal 1% en koop maximaal 3%. Als de werkelijke leegstand hoger is dan genoemde percentages wordt aan de hand van een nadere analyse bepaald of maatregelen nodig zijn.
- Binnen de bestaande woningvoorraad is enerzijds sprake van waardevermindering en anderzijds van waardetoevoeging. Per saldo streven we zowel op regionaal als lokaal niveau op waardebehoud.
- De leefbaarheidsaspecten worden door bewoners gewaardeerd met eenzelfde oordeel als uit het Achterhoeks Woonwensen en Leefbaarheidsonderzoek uit 2013.
- Er zijn voldoende kwalitatief hoogwaardige en bereikbare voorzieningen (ontmoeting, sport, zorg) om in de behoefte van de inwoners te voorzien.
- In het Akkoord van Groenlo is afgesproken toe te werken naar een energieneutrale Achterhoek in 2030. Een van de onderdelen hierbij vormt het verduurzamen van de bestaande woningvoorraad.
Verdeling per gemeente
De zeven Achterhoekse gemeenten hebben op 9 juli 2010 consensus bereikt over de onderlinge verdeling per gemeente van de 5.900 woningen. Ook hebben zij een convenant ondertekend, onder andere inhoudend dat geen nieuwe plannen in behandeling worden genomen die tot een toename van de netto-woningvoorraad leiden. De zeven gemeenteraden hebben in januari 2011 de eerste regionale woonvisie vastgesteld.
In de opvolger hiervan, de Regionale Woonagenda die vastgesteld is op 28 mei 2015, is op basis van nieuwe inzichten besloten dat de afspraak om nog 5.900 woningen toe te voegen in de periode 2010-2025 met 10% zal worden verlaagd. Aan de hand van monitoring kan op een later moment besloten worden of verdere verlaging van het nog toe te voegen aantal woningen plaats moet vinden.
Voor Bronckhorst betekent de regionale verdeling dat er fors geschrapt moest en nog steeds moet worden in de eerder voorziene plannen/aantallen nieuw te bouwen woningen. De destijds berekende lokale woningbehoefte van Bronckhorst van ca. 900 woningen voor de periode 2006-2015 is in de Regionale Woonvisie bijgesteld naar 385 woningen voor de periode 2010-2025. Dit aantal blijft voor Bronckhorst blijft overigens in de Regionale Woonagenda gehandhaafd.
Een groot deel van deze woningen is al in aanbouw, dan wel staat in de startblokken. Voor zover mogelijk blijft de gemeente sturen op het bouwen van het leeuwendeel van de woningen in de vier grotere kernen Hengelo, Steenderen, Vorden en Zelhem. Het handhaven en bevorderen van het voorzieningenniveau heeft hier aandacht, daarnaast is er versnelde aandacht voor de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad. Wonen en zorg is een belangrijk thema. Maar ook leegstaand en leegkomend vastgoed heeft nadrukkelijk de aandacht gezien het effect hiervan op de kwaliteit en leefbaarheid van het omliggende gebied.
De beperkte mogelijkheden voor nieuwbouw hebben ook consequenties voor het ruimtelijk beleid. Zo zal er aanzienlijk geschrapt moeten worden in de woningbouwplannen. Ook in al bestaande capaciteit, variërend van grotere plannen tot mogelijkheden op perceelsniveau. Niet-benutte bouwvergunningen worden ingetrokken en niet-benutte woningbouwmogelijkheden zullen in de bestemmingsplannen worden wegbestemd.
Voor het buitengebied betekent het bijstellen van de aantallen dat er nog maar zeer beperkte mogelijkheid voor toepassing van het functieveranderingsbeleid in de vorm van woningtoevoeging is en is ook het splitsen van de grotere woningen niet meer mogelijk.
De constructieve samenwerking van de partijen bij de totstandkoming van de eerdere Regionale woonvisie en de huidige regionale Woonagenda zal ook bij de uitvoering ervan, samen met de marktpartijen, cruciaal zijn.
4.4.4 Economisch beleid
Op 22 juni 2006 heeft de gemeenteraad het beleid voor economische ontwikkeling van Bronckhorst 'Kansen benutten in Bronckhorst' 2006 - 2010 vastgesteld. Dit beleidsdocument geeft richting aan de gewenste economische ontwikkeling van de gemeente Bronckhorst. De centrale doelstelling van het beleid luidt als volgt: 'De gemeente Bronckhorst werkt aan een duurzame evenwichtig en vitale economische ontwikkeling van Bronckhorst, waarbij gebruik gemaakt wordt van aanwezige kwaliteiten. In de zin van rust en ruimte wordt gestreefd naar behoud en versterking van de werkgelegenheid en een regelmatige ontwikkeling van de werkgelegenheid in kansrijke sectoren als recreatie en toerisme, (niet) commerciële dienstverlening.'
Nijverheid is een stabiele economische sector van betekenis. De trend is dat het aantal arbeidsplaatsen licht daalt als gevolg van globalisering. Veel investeringen waardoor arbeidsproductiviteit stijgt. Door specialisatie en aansluiting op kennis- en innovatiecentra kan de sector zich handhaven in nichemarkten.
Bereikbaarheid is een absolute voorwaarde voor deze en andere sectoren. Enerzijds moet de aantakking op het regionale en rijkswegennet verbeterd worden, anderzijds moeten ook de wegen binnen de gemeente een goede doorstroming van het vrachtverkeer mogelijk maken. In samenspraak met omliggende gemeenten zal gezocht worden naar oplossingen voor verbetering van de regionale ontsluiting.
Daarnaast is bereikbaarheid via snelle en toekomstvaste telecommunicatieverbindingen een absolute voorwaarde om een concurrerende positie te kunnen blijven houden.
Het bedrijfsleven is gebaat bij een vitale samenleving. Met name een verbetering van het woningaanbod voor jongeren zal meer jongeren aan de gemeente binden, waardoor de benodigde verjonging van het werknemersbestand kan optreden.
4.4.5 Monumenten, archeologisch en cultuurhistorisch beleid
Monumenten
De gemeente Brockhorst kent een Erfgoedverordening waarin de aanwijzing en bescherming van gemeentelijke monumenten is geregeld en waarin het archeologiebeleid is vastgelegd. In september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet verplicht de raad om bij vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden en daarvoor regels op te nemen. De Wamz wijst het bestemmingsplan aan als planmodel waarin de archeologische waarden en verwachtingen moeten worden geborgd. Instrument daarvoor is de archeologische waarden- en verwachtingskaart.
Archeologie
De gemeente Bronckhorst heeft een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart. De archeologische waarden- en verwachtingskaart is een kaart waarop bekende archeologische vindplaatsen en terreinen staan die door de provincie en de rijksoverheid zijn geoormerkt als terreinen met een archeologische status. Daarnaast geeft de archeologische waarden- en verwachtingskaart een vlakdekkend en zo gedetailleerd mogelijk overzicht van de archeologische verwachtingen binnen de gemeente. Op de hier vanaf geleide beleidsadvieskaart zijn aan de verschillende verwachtingszones uitvoeringsgerichte adviezen voor het gemeentelijk AMZ (Archeologische MonumentenZorg)–beleid gekoppeld. Deze kaarten samen bieden daarmee zowel inzicht in de bestaande archeologische toestand van het landelijke en het bebouwde gebied van de gemeente alsmede een handvat voor een zorgvuldige omgang met archeologische waarden in de ruimtelijke ordening conform de Wamz en de Wro. Op 11 juli 2013 heeft de gemeenteraad middels wijziging van de erfgoedverordening het meest actuele archeologiebeleid vastgesteld. Dit beleid is gebaseert op de regionale nota 'Archeologie met beleid - Afwegingskader voor het archeologiebeleid in de Achterhoek'.
Cultuurhistorie
De Structuurvisie cultuurhistorie Bronckhorst is op 31 oktober 2013 door de raad vastgesteld en op 9 januari 2014 in werking getreden.
De inbreng van cultuurhistorie in ruimtelijk beleid was één van de belangrijkste pijlers van de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in 2009. Het verankeren van de bescherming van cultuurhistorische waarden in ruimtelijke regelgeving is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Per 1 januari 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat in de ruimtelijke ordening "rekening wordt gehouden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten". Historische (stede)bouwkunde en historische geografie moeten worden meegenomen in de belangenafweging. Het gaat niet meer alleen om het beschermen van tot monument aangewezen panden en objecten en archeologische waarden, maar ook om andere waardevolle objecten en structuren. Concreet betekent dit dat gemeenten de cultuurhistorie als vast onderdeel mee gaan nemen in structuurvisies, met een doorwerking ervan in bestemmingsplannen.
De gemeente Bronckhorst heeft een cultuurhistorische gebiedsbeschrijving gemaakt om inzichtelijk te krijgen wat de cultuurhistorische waarden in de gemeente zijn. Met deze cultuurhistorische beschrijving geeft de gemeente inzicht in de ontstaansgeschiedenis van het gemeentelijk grondgebied en in de bijbehorende cultuurhistorische waarden. In het bijbehorende SWOT-analyse is aangegeven wat op dit vlak de sterke en zwakke punten zijn en waar kansen en bedreigingen liggen. De beschrijving is bruikbaar voor het inpassen in diverse beleidsstukken. Daarnaast is het behulpzaam bij het ontwikkelen van een visie op toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen rondom de cultuurhistorische waarden. De doelgroep van dit project is tweeledig. Enerzijds zijn de resultaten bedoeld als bruikbare instrumenten voor de bestuurders en ambtenaren van de gemeente Bronckhorst. Anderzijds is het uiteindelijk de burger binnen gemeente Bronckhorst die gebaat is bij een degelijke cultuurhistorische beschrijving en aanvullende beleidsnotities. Omdat de gemeente Bronckhorst een groot belang hecht aan de bijdrage van cultuurhistorie aan de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente, en om de cultuurhistorische kenmerken en kansen te verankeren in beleid, koos de gemeente ervoor om cultuurhistorisch beleid vast te leggen in een thematische structuurvisie cultuurhistorie. De structuurvisie geeft input bij de onderbouwing van de omgang met cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplan. In de structuurvisie is de gemeente verdeeld in de volgende drie gebieden, hetgeen de basis vormt van het gemeentelijke cultuurhistorische beleid:
- Cultuurhistorisch vrije gebieden
- geen leidraad vanuit cultuurhistorie voor ontwikkelingen
- cultuurhistorie als vrije inspiratie
- gemeente vraagt niets en biedt enthousiasme en welwillendheid
- Cultuurhistorische kansgebieden
- cultuurhistorie als kans en inspirerende leidraad
- cultuurhistorie levert een bijdrage aan ontwikkelingen en de ontwikkelingen versterken de cultuurhistorie
- gemeente faciliteert en inspireert
- Cultuurhistorische topgebieden
- cultuurhistorie als uitgangspunt
- ontwikkeling versterkt cultuurhistorie
- gemeente faciliteert, stimuleert en werkt mee
Naast deze drie gebieden zijn tevens cultuurhistorische ensembles en hotspots omschreven. Het gaat om cultuurhistorische structuren en elementen die op het schaalniveau van de gemeente van belang zijn. Ze geven karakter en kleur aan de deelgebieden en kunnen als inspiratie of leidraad dienen bij ontwikkelingen.
4.4.6 Welstandsnota
De herziening van de Woningwet, die 1 januari 2003 in werking is getreden, heeft ondermeer als doel, het inzichtelijk maken van de beoordeling van de aanvragen voor bouwplannen door de welstandscommissie. Die beoordeling zelf is niet veranderd en betreft 'de aanvaardbaarheid van het bouwwerk in zijn omgeving, van het bouwwerk op zichzelf en van de toegepaste details, materialen en kleuren'. Nieuw is de vaststelling van de nota door de gemeenteraad.
De welstandsnota bevat de criteria die gelden bij de beoordeling van bouwplannen door de welstandscommissie. De reden voor dit nieuwe beleidsinstrument is én de gemeenteraad én de burger te betrekken bij het welstandsbeleid, zodat dit beleid voor een ieder inzichtelijk wordt.
De formulering luidt, dat de plannen moeten voldoen 'aan redelijke eisen van welstand'. Thans is het al lang niet meer zo dat overal op dezelfde wijze naar de plannen wordt gekeken; eerst wordt de aanvraag al getoetst aan het bestemmingsplan; in nieuwe plangebieden bepalen daarnaast beeldkwaliteitplannen waaraan de bouwplannen moeten voldoen. In beschermde stads- en dorpsgezichten wordt speciaal gelet op het historische kader. Wat 'redelijk' is voor welstand, hangt dus af van het kader waarbinnen de plannen worden getoetst.
De nota brengt samenhang in die toetsingskaders en de daarbij behorende criteria en presenteert deze overzichtelijk en inzichtelijk. Met vaststelling van de welstandsnota door de gemeenteraad kan de welstandsbeoordeling alleen nog maar gebaseerd worden op de criteria die in de welstandsnota worden genoemd.
4.4.7 Reclamebeleid
Op 9 september 2008 hebben B en W het definitieve beleid vastgesteld voor het plaatsen van permanente reclame-uitingen in de gemeente. Hiermee willen zij de beeldkwaliteit in Bronckhorst verhogen en aantasting van de architectuur voorkomen. Een rustig en overzichtelijk straatbeeld verhoogt de beeldkwaliteit en creëert een toegankelijke en veilige openbare ruimte voor bezoekers, bewoners en hulpdiensten. Daarnaast biedt dit beleid rechtszekerheid voor ondernemers, die hun bedrijf op de kaart willen zetten, door duidelijke richtlijnen te stellen. Het nieuwe reclamebeleid staat in verband met de Welstandsnota en is afgestemd op de functie van de verschillende delen van de gemeente (gebiedsgerichte benadering), die hierin is opgenomen. In het ene gebied mag meer dan in het andere.
Richtlijnen
De gemeente maakt in het reclamebeleid onderscheid in algemene en gebiedsgerichte richtlijnen. Alle reclame-uitingen moeten aan de algemene richtlijnen voldoen. Het gaat hierbij om functioneel, technische eisen (reclame-objecten moeten een verband hebben met de activiteiten van het bedrijf, het gebruikte materiaal moet deugdelijk zijn etc.), verkeersveiligheidseisen (er mag geen overlast zijn voor gebruikers van nabijgelegen onroerend goed, er mag geen sprake zijn van uitzichtbelemmering etc.) en welstandsaspecten (eisen ten aanzien van het uiterlijk van het reclameobject; de uiting moet bij voorkeur een verrijking zijn van gevels en de openbare ruimte/nabije omgeving etc). Ook geldt dat alle reclame-uitingen op eigen terrein moeten worden geplaatst. Voor de gebiedsgerichte richtlijnen is het uitgangspunt dat de reclame moet passen binnen de functie van het karakter van een gebied. Zo verdienen historische centra een extra bescherming en zijn er op bedrijven- en kantoorterreinen meer mogelijkheden voor reclame.
Veel bedrijven hebben een huisstijl en/of huiskleuren die zij willen gebruiken in hun reclame-uitingen. Deze spelen geen overwegende rol in de beoordeling van de aanvraag om een vergunning voor reclameobjecten.
Gebieden
De gemeente onderscheidt op haar grondgebied onder andere de volgende gebieden: bebouwde kom, bedrijventerreinen, sportterreinen, buitengebied (buiten de bebouwde kom), beschermde stads- en dorpsgezichten en monumenten. Per gebied zijn regels opgesteld voor reclame-uitingen. Voor het buitengebied geldt bijvoorbeeld in principe dat alle reclame-objecten ontoelaatbaar zijn. Om ondernemers in het buitengebied echter niet te benadelen, zijn enkele reclamevormen toegestaan onder bepaalde voorwaarden:
- reclameborden moeten een direct verband hebben met de activiteiten, die de ter plaatse gevestigde ondernemer op dat perceel uitoefent;
- in totaal zijn maximaal twee reclameobjecten toegestaan per onderneming.
Verwijsborden
Het is moeilijk te bepalen waar bewegwijzering eindigt en reclame begint. De gemeente ontwikkelt beleid om de vraag naar verwijsborden te kunnen reguleren en wil een uniform bewegwijzeringsysteem voor heel Bronckhorst realiseren. Op dit moment is alleen een keuze gemaakt in toeristische bewegwijzering. Het overige bewegwijzeringsbeleid is nog in ontwikkeling. Om niet alle vormen van verwijzing naar een onderneming te verbieden, is in het nieuwe reclamebeleid voor een tussenoplossing gekozen. Op het moment dat de beleidsnota met regels voor bewegwijzering in werking treedt, komt dit onderdeel hierover in het reclamebeleid te vervallen. Volgens het reclamebeleid geldt voorlopig dat voor nieuwe aanvragen voor bewegwijzering alleen een tijdelijke vergunning afgegeven kan worden.
Overgangsregeling
In Bronckhorst staan, net zoals elders in ons land, veel reclame-objecten. De vergunningen voor deze permanente reclame-uitingen blijven van kracht totdat een eigenaar zijn reclameborden wil vervangen. Dan geldt het nieuwe reclamebeleid. Het nieuwe beleid is nu al wel van kracht voor alle nieuwe aanvragen die binnenkomen. Deze worden hieraan getoetst. Reclame-objecten die zonder vergunning zijn geplaatst, zijn in principe illegaal en moeten verwijderd worden.
Handhaving
In 2007 is de hele gemeente in beeld gebracht op panoramafoto's. Op de foto's zijn alle aanwezige reclame-uitingen vanaf de verharde rijweg zichtbaar, voor zover openbaar en redelijkerwijs toegankelijk. Deze foto's zijn voor de gemeente de nulsituatie. Van de reclame-uitingen die op de foto's zichtbaar zijn, wordt uitgezocht of ze met een vergunning zijn geplaatst. Niet vergunde objecten zijn niet toegestaan en moet de eigenaar verwijderen. Voor vergunde objecten die niet voldoen aan de nieuwe reclameregels geldt zoals aangegeven de overgangsregeling. De gemeente zet handhaving in om toe te zien op het naleven van de regels rond reclame-uitingen.
Relatie met ander gemeentelijk beleid
Naast de regels in het reclamebeleid, kunnen voor het al dan niet vergunnen van reclame-uitingen, bepaalde voorschriften die zijn opgenomen in gemeentelijke bestemmingsplannen van kracht zijn. Deze gaan vóór op de regels in het reclamebeleid. Verder vormt het reclamebeleid dus een aanvulling op de Welstandsnota.
4.4.8 Groenstructuurplan
Het "Groenstructuurplan voor het openbaar groen" heeft tot doel om vanuit een gezamenlijke visie de gewenste groenstructuur en de gewenste kwaliteit van het groen vast te leggen en zowel kwantitatief als kwalitatief in stand te houden. Het in 2008 vastgestelde groenstructuurplan heeft een looptijd van 15 jaar en fungeert als toetsingskader voor het behouden, verwerven en afstoten van het groen. Het plan is ontwikkeld op basis van de ambities van de verschillende sleutelfiguren (onder andere ambtelijk apparaat, burgers, bestuur) in het openbaar groen. Samen hebben zij de inhoud bepaald. Het geeft een kader voor ontwerpen, inrichtingsvoorstellen en beheerplannen, levert randvoorwaarden voor de beleids- en beheerplannen voor alle deelproducten en behartigt het openbaar groen in de dorpen en de kernen in de gemeente, inclusief de sportcomplexen en begraafplaatsen die in de dorpen of kernen liggen of er aan grenzen. Tevens bevat het een aantal uitgangspunten voor het bereiken van de doelstelling.
4.4.9 Speelruimteplan
Het Speelruimteplan Gemeente Bronckhorst maakt op basis van demografische ontwikkelingen keuzes voor vermindering van het aantal speelplaatsen en -plekken. Doel is een passen en aantrekkelijke speelruimte die goed verdeeld is over de Bronckhorster jeugd.
De landelijke gehanteerde richtlijn voor speelplekken in plattelandsgemeentes is 1 speelplek per 30 tot 100 kinderen. Uit de analyse van onze speelruimte blijkt dat Bronckhorst volgens deze richtlijn ruim bedeeld is wat betreft speelvoorzieningen. Terwijl in Bronckhorst een afname van het aantal kinderen wordt verwacht. Bronckhorst heeft gemiddeld 2,8 speelplekken per 100 kinderen. Wij streven naar het gemiddelde van 1 plek per 100 kinderen als basisniveau voor speelvoorzieningen. Concreet betekent dit voor wijken of dorpen met:
- minder dan ca. 30 kinderen geen traditionele speelplek maar informele speelruimte;
- tussen de ca. 30 tot 100 kinderen een kleine speelplek;
- rond de 100 kinderen een centrale speelplek, met iedere ca. 50 kinderen extra, een kleine speelplek extra.
Het basisniveau speelvoorzieningen realiseren we in 6 jaar. Van de 95 speelplekken (2013) vallen er 36 buiten het basisniveau. Deze plekken hebben geen functie meer en worden ingericht als openbaar groen. Op 31 van de te behouden speelplekken verminderen we het aantal toestellen door een toestel op termijn niet meer te vervangen. Op 12 speelplekken plaatsen wij toestellen bij en maken de groene omgeving rond de speelplek ook geschikt voor spelen.
4.4.10 Landschapsontwikkelingsplan Bronckhorst, Lochem en Zutphen
Op 25 juni 2009 heeft de raad van Bronckhorst het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) voor het buitengebied vastgesteld. Dit beleidsplan is door de gemeenten Bronckhorst, Lochem en Zutphen gezamenlijk opgesteld. Het doel van het LOP is om een stimuleringskader te bieden voor het landelijke gebied en de gewenste initiatieven te ondersteunen, wat moet leiden tot verder behoud en versterking van het landschap. Hierbij wordt rekening gehouden met bestaande plannen. Het LOP is uitgewerkt in de gemeentelijke structuurvisie Bronckhorst 2012, dat als basis voor onderhavig bestemmingsplan dient.
Conform het landschapsbeleid geldt onder meer een zorgvuldige landschappelijke inpassing als voorwaarde voor ontwikkelingen in het buitengebied, onder meer functieverandering, uitbreidingen van bebouwing, bedrijventerreinen en wegenaanleg. Daarbij dient gelet te worden op de vormgeving van nieuwe bebouwing, de situering van nieuwe gebouwen ten opzichte van de reeds bestaande gebouwen en de wijze waarop de nieuwe gebouwen zich verhouden tot de ruimere omgeving in het betreffende landschapstype. Dit doel wordt door de aanleg van streekeigen beplanting gerealiseerd en leidt tot een verhoging van de landschappelijke kwaliteit. Bij planontwikkelingen waarbij landschappelijke inpassingen hebben plaatsgevonden of deze met een voorwaardelijke verplichting of anderzins zijn geregeld, moeten deze landschappelijke inpassingen worden gerespecteerd, behouden en beheerd. Deze bescherming geldt ook voor de bestaande landschapselementen.
4.4.11 Verkeersbeleid
Op 28 juni 2007 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan (GVVP) vastgesteld. Dit plan geeft zodanig sturing aan de ontwikkeling van de mobiliteit dat de kwaliteit van zowel de bereikbaarheid, de leefbaarheid als de verkeersveiligheid in de gemeente wordt gewaarborgd.
Het GVVP is van cruciaal belang omdat hierin de toekomstige beleidskaders voor de gemeente Bronckhorst zijn vastgelegd. Er is onderscheid gemaakt in de volgende thema's:
- Verkeersveiligheid: eenduidige inrichting van wegen volgens de duurzaam veilig filosofie.
- Bereikbaarheid: definiëren van verkeersaantrekkende locaties (woon, werk of bijvoorbeeld recreatieve locaties), benoemen van routes tussen hoofdwegen en deze verkeersaantrekkende locaties, beschrijven van bereikbaarheidsniveaus, prioriteren van locaties.
- Leefbaarheid: benoemen van kwetsbare gebieden en robuuste wegen, beschrijven van acceptabele grenzen voor intensiteit, milieu en geluid en benoemen van voorwaarden.
4.4.12 Parkeerbeleid
Op 16 december 2013 hebben burgemeester en wethouders de 'beleidsregels 'Parkeernormen Gemeente Bronckhorst' vastgesteld. Deze beleidsregels zijn op 25 december 2013 in werking getreden. De beleidsregels bevatten parkeernormen die dienen als toetsingskader voor het opstellen van ruimtelijke plannen en waar initiatiefnemers van ruimtelijke activiteiten aan moeten voldoen.
De parkeernormen geven aan hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn voor een bepaalde functie. Het kan gaan over woningen, kantoren en supermarkten maar bijvoorbeeld ook over een camping of een manege. Iedere functie heeft een eigen parkeernorm. De normen die in deze beleidsregels zijn opgenomen komen uit publicatie "kencijfers voor parkeren en verkeersgeneratie" van het CROW. Niet alle functies zijn opgenomen in de beleidsregels. Voor functies die niet in de beleidsregels staan hanteren wij als uitgangspunt de maximale norm uit de CROW publicatie 'kencijfers voor parkeren en verkeersgeneratie'.
De parkeernormen worden gebruikt om praktische en wettelijke redenen. Praktisch is het handig om met elkaar af te spreken hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn per functie. Op deze manier kan de gemeente van te voren toetsen of een nieuw of aangepast plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen. Hiermee wordt achteraf getouwtrek en mogelijke parkeeroverlast in de toekomst voorkomen. Wettelijk gezien vloeit het gebruik en toepassen van parkeernormen voort uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Binnen de Wro speelt het bestemmingplan een centrale rol. Hierdoor verdwijnen de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening. Een eis voor voldoende parkeergelegenheid is zo'n stedenbouwkundige bepaling. Nu deze niet meer middels de bouwverordening worden geregeld, moeten de parkeernormen op een andere manier vastgesteld worden. Het vastleggen in beleidsregels, als toetsingskader voor het opstellen van ruimtelike plannen en beoordeling van verzoeken om medewerking aan ruimtelijke ontwikkelingen, is een goed instrument voor dit doel.
Bij nieuwe ontwikkelingen of functieveranderingen moet gekeken worden naar het benodigde aantal parkeerplaatsen voor de nieuwe situatie. Is er sprake van een geheel nieuwe situatie dan moet de berekende parkeervraag in zijn geheel toegevoegd worden. Wanneer er sprake is van een functieverandering dan moet het verschil in parkeervraag tussen oude en nieuwe situatie worden toegevoegd. Vraagt de nieuwe functie om minder parkeerplaatsen dan hoeven de, eventueel, te veel aanwezige parkeerplaatsen niet verwijdert te worden.
4.4.13 Milieubeleid
De gemeente Bronckhorst kende een Milieubeleidsplan 2009-2012. Dit beleidsplan geldt niet meer. Een milieubeleidsplan is niet verplicht en om deze reden is er geen nieuwe meer opgesteld. De gemeente Bronckhorst handelt echter nog wel volgens dit beleid.
Het Milieubeleid van de gemeente Bronckhorst komen allerlei milieu-aspecten aan de orde. Bijvoorbeeld wat de gemeente nu doet en in de toekomst van plan is met belangrijke onderwerpen als afval, klimaat, bodem, geluid, lucht, openbaar groen, externe veiligheid en landschap. Dit milieubeleid geeft de ambities en de richting aan die wordt gevolgd voor wat betreft het te voeren gemeentelijk milieubeleid.
In het milieubeleid worden verbanden gelegd tussen de diverse thematische beleidsplannen. Voor veel onderwerpen is al beleid vastgesteld, zoals afval, klimaat, groen, bodem en geluid. Dit beleid is verwerkt en waar nodig aangescherpt. Er zijn duidelijker doelen opgenomen en maatregelen om die te bereiken. Nieuwe onderwerpen in het milieubeleid zijn een nagenoeg afvalloze maatschappij door nog betere scheidingsmogelijkheden en afval als grondstof voor nieuwe producten en de mogelijkheid van subsidie voor energiebesparende maatregelen bij particuliere woningen.
Duurzaamheid en leefbaarheid zijn actuele thema's en met een aantal maatregelen die in het plan zijn opgenomen zet de gemeente zich hiervoor in. Het verminderen van afval en het bijdragen aan het tegengaan van klimaatsverandering zijn aangegeven als de belangrijkste uitgangspunten. Leefbaarheid richt zich hierbij op de korte termijn, hier en nu, de mensen in hun leefomgeving. Duurzaamheid richt op de langere termijn, de volgende generatie en kijkt over de grenzen heen. Het doel van het milieubeleid is een bijdrage leveren aan het creëren van een gezonde, prettige en duurzame leefomgeving voor nu en in de toekomst.
Ruimtelijke ordening richt zich op de inrichting van de leefomgeving. Als gevolg hiervan heeft ruimtelijke ordening vele raakvlakken met de in dit milieubeleid genoemde thema's (bijvoorbeeld Externe Veiligheid en Geluid). Ten aanzien van ruimtelijke ordening zijn als ambitie en doelstelling opgenomen een duurzame inrichting van de schaarse grond, harmonie tussen de diverse functies en het handhaven daarvan. Om deze doelstellingen te kunnen bereiken zullen de volgende activiteiten worden uitgevoerd:
- In een vroeg stadium van de ruimtelijke planvorming wordt inzicht verkregen in de gevolgen voor milieu, duurzaamheid en natuur.
- Elk ruimtelijk plan/besluit wordt voorzien van een afgewogen keuze ten aanzien van milieuaspecten (geluid, lucht, externe veiligheid, bodem, flora en fauna en waterhuishouding).
- Toepassen van de afstandcriteria voor externe veiligheid, geluid, geur en lucht.
- Onderzoeken in hoeverre de bestemmingsplannen voldoen aan de normen met betrekking tot externe veiligheid (risicovolle planologische situaties worden zoveel mogelijk voorkomen en de gewenste veiligheidsituatie wordt planologisch vastgelegd).
- Onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om duurzaamheid te integreren in bestemmingsplannen.
Met het milieubeleid wordt bij het uitoefenen van gemeentelijke taken, waaronder ruimtelijke ordening, rekening gehouden.
4.4.14 Beleidsvisie Externe Veiligheid Inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van kracht geworden. In het BEVI zijn risiconormen opgenomen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijke vastgelegd. Het besluit verplicht het bevoegd gezag op grond van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Tevens beperkt het besluit het totale aantal personen dat zich in de directe omgeving van een risicovol bedrijf mag bevinden. Gemeenten moeten de normen uit het besluit naleven bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en het verlenen van omgevingsvergunningen. Tevens moet de brandweer om advies worden gevraagd. Afstemming tussen de drie taakvelden ruimtelijke ordening, milieu en rampenbestrijding is zodoende van groot belang.
Het Beleid externe veiligheid inrichtingen heeft betrekking op het beheersen van risico's die ontstaan bij het gebruik en de opslag van gevaarlijke stoffen. Het beleid besteedt aandacht aan de onderwerpen waar de gemeente Bronckhorst bevoegdheden of instrumenten heeft via de Wet op de Ruimtelijke Ordening of de Wet milieubeheer. Het Beleid externe veiligheid inrichtingen heeft geen betrekking op het beheersen van risico's die ontstaan bij het vervoer en transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor of door buisleidingen.
Voor de totale gemeente Bronckhorst heeft de gemeenteraad op 25 september 2008 een Beleidsvisie Externe Veiligheid Inrichtingen vastgesteld. De ambitie van de gemeente is om “de gemeente Bronckhorst in subjectieve en objectieve zin veiliger te maken in samenwerking met alle partners”.In de onderstaande tabel is de beleidslijn van de Gemeente Bronckhorst samengevat
De belangrijke beleidskeuzes zijn als volgt:
Plaatsgebonden risico
In aansluiting op de ambitie is het plaatsgebonden risico het minimale beschermingsniveau die aan personen geboden moet worden. Gezien het wettelijke kader en de kosten die een passende oplossing met zich meebrengt, is het niet realistisch om de risico's voor de reeds aanwezige beperkt kwetsbare objecten, gelegen binnen de gestelde norm, te beperken. Binnen de gemeente Bronckhorst wordt de hoogst mogelijke bescherming van de kwetsbare objecten gegeven zonder de bestaande knelpunten direct te saneren.
Bescherming nog te realiseren beperkt kwetsbare objecten:Beperkt kwetsbare objecten zijn binnen de richtwaarde toegestaan. Er wordt gestreefd (bij beslissingen Wet op de Ruimtelijke Ordening of Wet milieubeheer ) om de risico's zoveel mogelijk te beperken en eventueel te saneren. Nieuwe nog te realiseren beperkt kwetsbare objecten worden binnen de gestelde richtwaarde niet toegestaan.
Groepsrisico
De visie van de gemeente Bronckhorst is om de gemeente in subjectieve en objectieve zin veiliger te maken. Bij deze visie sluit de beleidsmogelijkheid toename van het groepsrisico is niet toegestaan het meest aan. In deze situatie kunnen er geen nieuwe onveilige situaties ontstaan en zullen reeds aanwezige onveilige situaties worden bevroren.
Een zeer groot nadeel is, dat deze visie voor bedrijven waarvoor het beleid van toepassing is een grote beperking oplegt. Reeds bestaande bedrijven kunnen door het hanteren van de deze ambitie niet meer uitbreiden en nieuwe (externe veiligheidrelevante) bedrijven kunnen zich niet binnen de gemeente vestigen. Daarnaast leidt deze ambitie ertoe dat er binnen de invloedssfeer van de inrichting geen planontwikkeling mogelijk is. Het realiseren van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten is niet mogelijk en het veranderen van bestemmingen is alleen nog mogelijk indien dit geen negatieve gevolgen heeft voor de risico's. Daarnaast is het de vraag of de algemene visie van de gemeente Bronckhorst strikt toegepast moet worden voor alle gebieden van de gemeente.
Om de algemene visie van de gemeente Bronckhorst te volgen en tegemoet te komen aan de nadelen, wordt een gebiedsgerichte benadering toegepast die onderscheidt maakt in:
Ruimte voor wonen: woongebieden, landelijk gebied, gemengd wonen en werken
Voor de woongebieden, het landelijk gebied en gemengd wonen en werken biedt de gemeente Bronckhorst de maximale bescherming aan (beperkt) kwetsbare objecten, ook als dit ten koste gaat van de ontplooiingsruimte van bedrijven. Voor deze gebieden is een toename van het groepsrisico niet toegestaan. Bij een beoordeling van een planontwikkeling of een aanvraag voor een Wet milieubeheer vergunning kan blijken dat het aantal personen in een invloedsgebied toeneemt maar dat de kans op een calamiteit of door een vergroting van de zelfredzaamheid de risico's ter plaatse afnemen. Het is in die situaties niet logisch om deze veranderingen niet door te voeren. In die gevallen is een toename van het groepsrisico toegestaan tot de oriëntatiewaarde onder de voorwaarde dat de risico's worden verbeterd ten opzichte van de dan geldende situatie ten gevolge van pro-actieve of preventieve maatregelen.
Ruimte voor bedrijvigheid: bedrijven en industrieterreinen
Voor de gebieden waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld met de bestemming bedrijventerrein c.q. industrieterrein wordt gestreefd naar een optimale combinatie van gewenste ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Daarbij zijn er mogelijkheden om te wonen en te werken waarbij bedrijven de mogelijkheid hebben om zich te vestigen en activiteiten te ontplooien. Voor dit gebied “ruimte voor bedrijvigheid” legt het hanteren van de algemene visie een ongewenst grote beperking op. Om deze reden mag in deze gebieden het groepsrisico toenemen tot aan de oriëntatiewaarde.
Bij een beoordeling van een planontwikkeling of een aanvraag voor een Wet milieubeheer vergunning kan blijken dat het aantal personen in een invloedsgebied toeneemt tot boven de oriëntatiewaarde maar dat de kans op een calamiteit of door het vergroten van de zelfredzaamheid de risico's ter plaatse afnemen. Het is in die situaties niet logisch om deze veranderingen niet door te voeren. In die gevallen is een toename van het groepsrisico toegestaan tot boven de oriëntatiewaarde onder de voorwaarden:
- De risico's moeten ten gevolge van pro-actieve of preventieve maatregelen worden verbeterd ten opzichte van de dan geldende situatie.
- Binnen de invloedssfeer van de inrichting mogen uitsluitend nieuwe beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Nieuwe kwetsbare objecten mogen niet binnen de invloedsfeer van de inrichting worden gerealiseerd.
- De oriëntatiewaarde mag worden overschreden. Het totaal aantal personen dat zich in de invloedssfeer bevindt in kwetsbare objecten mag de oriëntatiewaarde niet overschrijden. Een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het aantal personen in kwetsbare objecten is niet toegestaan.
4.4.15 Geluidsbeleid
De gemeente Bronckhorst heeft in concept een geluidnota opgesteld. In deze nota wordt het grondgebied van Bronckhorst verdeeld in een aantal zogenaamde gebiedstypen. Voor elk gebiedstype wordt een bepaalde geluidskwaliteit nagestreefd door het hanteren van gebiedspecifieke streef-, grens- en plafondwaarden. Op deze wijze kunnen bepaalde activiteiten vanwege hun geluidproductie wel of niet toegelaten worden in een bepaald gebied. Het geluidbeleid is op deze wijze een ordenend instrument.
De gemeente wil dit beleid toepassen op alle inrichtingen die onder de Wet milieubeheer vallen. Voor de inrichtingen onder de werkingsfeer van het zogeheten Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) is de toepassing alleen mogelijk indien de gebiedstypen met hun geluidwaarden zijn vastgelegd in een verordening, overeenkomstig artikel 2.19. van genoemd besluit. Dit artikel is echter nog niet in werking getreden waardoor de gemeente haar beleidsvisie verwoord in de geluidsnota vooralsnog niet in de praktijk kan brengen. Om deze reden is de gemeente nu nog gehouden de bestaande wet- en regelgeving toe te passen.
4.4.16 Duurzaamheidsbeleid
De gemeente streeft naar duurzaamheid en wil inzetten op het gebruik van alternatieve energiebronnen, met name biogas en zonne-energie. Daartoe heeft de gemeenteraad op 27 september 2012 de 'Duurzaamheidsagenda Bronckhorst 2013 - 2016' vastgesteld.
Het duurzaamheidsbeleid van de gemeente is afgestemd op de EU-doelen voor Nederland en voorziet in een reductie van CO2-uitstoot met 20% en het toepassen van 14% duurzame energie in 2020. Daarnaast is het de ambitie van de gemeente om in 2030 energieneutraal te worden.
De gemeente ziet duurzaamheid als een kans voor economische groei. Door het innovatieve karakter liggen er kansen om nieuwe, vaak kennisintensieve werkgelegenheid te scheppen. Het duurzaamheidsbeleid geeft een belangrijke impuls aan de leefbaarheid in de gemeente en aan de lokale en regionale economie.
Lokale initiatieven zijn essentieel voor een duurzaam klimaat. Naast initiatieven om haar eigen bedrijfsvoering energieneutraal te maken, heeft de gemeente het plan om ook met inwoners, dorpsbelangenorganisaties en bedrijven gezamenlijk duurzaamheidsprojecten op te starten en zo bijvoorbeeld de kernen energieneutraal te maken. De gemeente wil deze lokale initiatieven faciliteren.
In de Duurzaamheidsagenda worden tenslotte de speerpunten en belangrijkste acties bij het creëren van een duurzame en groene economie vermeld. Deze speerpunten zijn: klimaat & energie, grondstoffen & produktketens, duurzame gebouwde omgeving, duurzame mobiliteit, duurzame economie en duurzame energieproductie.
4.4.17 Waterbeleid
De gemeente Bronckhorst sluit ten aanzien van waterhuishouding aan op het beleid van het 'Waterbeleid voor de 21e eeuw' (zie ook pargraaf 4.1.5) en beleid van het Waterschap Rijn en IJssel ten aanzien van integraal waterbeheer zoals dat in het Waterbeheerplan 2010-2015 en de Watervisie is vastgelegd.
Het Waterbeheerplan beschrijft het beleid op hoofdlijnen voor de waterkwaliteit, de waterkwantiteit en de waterkeringen in het beheersgebied van het waterschap. Het plan sluit aan op de beleidskaders van de provincie Gelderland en het Rijk, zoals opgenomen in het provinciale waterhuishoudingsplan en de Kaderrichtlijn Water. De hoofdthema's in het waterbeheerplan zijn veiligheid, watersysteembeheer en waterketenbeheer.
In de Watervisie geeft het Waterschap aan hoe ze aankijken tegen de gewenste ruimtelijke inrichting van het werkgebied om de wateropgaven waarvoor ze de komende vijftig jaar staan, duurzaam op te lossen.
Voldoende water (in relatie tot klimaatverandering)
De inrichting van het watersysteem, de oppervlaktewaterpeilen en het onderhoud zijn erop gericht om in normale weersomstandigheden de gebruikers en de ruimtelijke functies van het gebied zo goed mogelijk te bedienen met in achtneming van de natuurlijke kenmerken van het watersysteem en de gewenste waterkwaliteit. Daarnaast werkt het waterschap aan een klimaatbestendiger watersysteem, zodat er ook in lange perioden van droogte en bij extreme neerslag zo min mogelijk overlast en schade ontstaat. Voor heel droge of natte situaties worden maatregelen op maat gemaakt. Daarover zijn landelijke of regionale afspraken gemaakt, zoals over de zoetwatervoorziening in droge tijden.
De gemeente Bronckhorst heeft de Intentieverklaring Zoetwatervoorziening Oost-Nederland (ZON) ondertekend. Daarin is een strategie opgesteld voor de zoetwatervoorziening om de nadelige gevolgen van watertekorten te beperken. In de verklaring is duidelijk geworden wat de regio's zelf gaan doen en welke ondersteuning daarbij van het Rijk wordt gevraagd. De waterschappen gaan op basis van deze verklaring en het opgestelde programma de beoogde aanpak en maatregelen verder uitwerken en uitvoeren.
4.4.18 Prostitutiebeleid
Met ingang van 1 oktober 2000 is tengevolge van wijziging van zedelijkheidswetgeving de opheffing van het algemene bordeelverbod in werking getreden. Met de opheffing van dit verbod is een einde gekomen aan het illegale karakter van deze prostitutiebedrijven. De verwachting bestaat dat van deze wetswijziging een sanerende werking uitgaat en uiteindelijk zal leiden tot een betere regulering van de prostitutiebranche.
Ondanks het feit dat deze bedrijvigheid in Bronckhorst momenteel niet voorkomt, is de opheffing van het bordeelverbod voor de gemeente aanleiding geweest om de eventuele vestiging en exploitatie van de aan de seksindustrie gelieerde bedrijven/activiteiten planologisch nader te reguleren.
In de bestemmingsplannen van Bronckhorst is de vestiging van een sexinrichting in eerste aanleg uitgesloten. Middels een wijzigingsbevoegdheid kan onder voorwaarden het vestigen van maximaal één seksinrichting in een daarvoor aangwezen zone worden toegelaten. Bij het bepalen van die zone is rekening gehouden met de uitstraling die een sexinrichting heeft naar de omgeving.
4.4.19 Handhavingsbeleid
Op grond van de huidige rechtspraak is het college van burgemeester en wethouders niet alleen bevoegd maar zelfs verplicht om tot handhaving over te gaan. Het college heeft een handhavingsbeleid opgesteld waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen het zichzelf stelt bij de handhaving en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren. Het handhavingsbeleid is gebaseerd op een analyse van de problemen die zich naar het oordeel van het college kunnen voordoen op basis van prioritering en de benodigde en beschikbare financiële en personele middelen.
Het beleid richt zich op de zogenaamde preventieve en repressieve vormen van handhaving. Onder deze vormen van handhaving wordt het volgende verstaan.
Preventieve handhaving
Preventief handhaven is gericht op het voorkomen van overtredingen. Onderzoeken hebben aangewezen dat veel overtredingen vaak onbewust plaatsvinden. Goede voorlichting, via brochures, voorlichtingsbijeenkomsten, herhaalde informatie in het gemeentelijke nieuwsbulletin, actieve benadering doelgroepen etc. kunnen er toe leiden dat overtredingen worden voorkomen.
Repressieve handhaving
Deze vorm van handhaving ziet op het beëindigen van de overtreding door het inzetten van sanctiemiddelen. Bestuursdwang en een dwangsom zijn de meest voorkomende instrumenten die de gemeente tot haar beschikking heeft. Voordat deze instrumenten worden ingezet kan in overleg met de overtreder vaak een oplossing bereikt worden. In dat kader wordt er een belangenafweging gemaakt tussen het belang van de overtreder en het algemeen belang.
Gedogen
Het is niet altijd mogelijk, nodig of zelfs wenselijk dat tegen elke vorm van overtreding van een beleidsregel wordt opgetreden. Niet mogelijk, omdat soms teveel overtredingen worden begaan om daartegen op te treden; niet nodig omdat steekproefsgewijs controles en sancties een preventief effect kunnen hebben; niet wenselijk omdat er andere zwaarwegende belangen kunnen zijn die zich tegen handhaving verzetten. Er is/wordt ten aanzien van bestemmingsplannen geen algemeen gemeentelijk gedoogbeleid ontwikkeld.
De handhaving van c.q. het toezicht op de ruimtelijke ordening is aangestuurd vanuit het handhaafprogramma 2008 van de gemeente Bronckhorst. Het toezicht vindt onder meer plaats vanuit de thema’s permanente bewoning, klachten verzoeken om handhaving en eigen constateringen.
Wanneer een overtreding wordt geconstateerd wordt via een vaste werkwijze opgetreden. Deze werkwijze is vastgelegd in de nota “Sanctiestrategie Fysieke Leefomgeving’. Voordat wordt gecorrigeerd wordt eerst de legalisatiemogelijkheid onderzocht.
4.4.20 Beleidsvisie voor het buitengebied
In deze paragraaf wordt de gemeentelijke beleidsvisie voor het buitengebied beschreven en de wijze waarop deze in het bestemmingsplan is vertaald. De beleidskeuzes zijn gebaseerd op de bestaande situatie, de beleidskaders van rijk en provincie en het eigen gemeentelijke beleid.
De basis voor de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan wordt gevormd door de provinciale Omgevingsvisie (2014), provinciale Omgevingsverordening en de structuurvisie Bronckhorst (2012). Het beleid uit deze visies en regelgeving is als uitgangspunt gehanteerd voor dit bestemmingsplan. Daarnaast is vertaling gegeven aan de uitgangspunten zoals opgenomen in de 'Nota van wijzigingen – bestemmingsplan Landelijk gebied Bronckhorst' welke door de gemeenteraad op 11 december 2014 is vastgesteld.
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
In dit hoofdstuk worden de juridische aspecten van het plan toegelicht. Na de algemene aspecten (paragraaf (5.1) wordt er stilgestaan bij de opbouw van de regels (paragraaf 5.2) en de inhoud van de regels, zoals de wijze van bestemmen (paragraaf 5.3).
5.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan is opgesteld overeenkomstig de RO Standaarden zoals opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het plan voldoet aan het Informatiemodel ruimtelijke ordening 2012 (IMRO2012), de Standaard toegankelijkheid ruimtelijke instrumenten 2012 (STRI2012), het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening Planteksten 2012 (IMROPT2012), de Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012), de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012 (PRBP2012) en de Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart (PRABPK2012).
Het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de verbeelding tezamen.
Uitgangspunt voor de regels en de verbeelding is het handboek van de gemeente Bronckhorst, welke gebaseerd is op de SVBP2012 en de PRABPK2012. Daarnaast bevat het plan regels die de Wet ruimtelijke ordening voorschrijft. De basis voor de verbeelding is de Grootschalige basiskaart Nederland (GBKN) en de Kadastrale kaart (LKI).
Door gewijzigde wet- en regelgeving voor vergunningvrij bouwen, zijn er ruimere mogelijkheden ontstaan voor aanpassingen aan gebouwen en het realiseren van andere bouwwerken. Bij niet-monumentale gebouwen zijn deze mogelijkheden ruimer dan bij monumentale gebouwen.
5.2 Opbouw Regels
5.2.1 Algemeen
De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat Inleidende regels waarin de onderdelen Begrippen en Wijze van meten zijn opgenomen. Deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde gegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels.
Hoofdstuk 2 bevat Bestemmingsregels waarin de diverse bestemmingen zijn opgenomen. De artikelen met de bestemmingen hebben een min of meer vaste opbouw.
Hoofdstuk 3 bevat Algemene regels, die van algemeen belang zijn voor het plan.
Hoofdstuk 4 bevat tenslotte Overgangs- en slotregels.
5.2.2 Functies
De indeling in bestemmingen is gebaseerd op de gewenste hoofdfunctie van het gebied. Het grootste deel van het landelijk gebied heeft de agrarische functie en is afhankelijk van de ligging in of nabij waardevolle en kwetsbare (natuur)gebieden bestemd voor 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschap' of Agrarisch met waarden - Landschap en natuur' Agrarische bedrijven met een kwekerij(tak) behoren tot deze bestemmingen. Een groot oppervlak van het buitengebied bestaat uit bos en is als zodanig bestemd ('Bos'). De grote aaneengesloten natuurpercelen zijn voorzien van de bestemming 'Natuur'. Hoewel 'Bos en 'Natuur' in hun bestemming overeenkomsten kennen, onderscheidt de natuurbestemming zich doordat hier extensief agrarische activiteiten zijn toegestaan en ingezet wordt op de bescherming van de landschapswaarden. Specifiek voor het landgoed Wientjesvoort Noord is vanwege de specifieke regeling de bestemming 'Groen - Park' overgenomen uit het plan Wientjesvoort Noord. De bestemming Tuin is ten behoeve van de tuinen rond de bestemmingen 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2' in het nog te realiseren woon- en sportcomplex 'Paardendorp' aan de Velswijkweg 11 te Zelhem opgenomen. De bestemmingen Groen is met name van toepassing op percelen voor groenvoorzieningen waarbij kleine gebouwen van openbaar nut kunnen worden gerealiseerd.
Burgerwoningen in het buitengebied zijn ondergebracht in een viertal woonbestemmingen 'Wonen', 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en 'Wonen - Landhuis'. Bij een landhuis is de bestemming gericht op het beheer en/of herstel van de cultuurhistorische bebouwing, tuinen, gewassen en houtopstanden en haar ontwikkelingsmogelijkheden. De bestemming 'Wonen', 'Wonen - 1' of 'Wonen - 2' wordt gehanteerd teneinde regie te kunnen voeren op het aantal woningen op een perceel en hun uitbreidingsmogelijkheden.
Het buitengebied kent daarnaast een aantal niet-agrarische functies zoals 'Bedrijf', 'Horeca' en 'Maatschappelijk'. Deze hebben elk hun eigen bestemmingsregeling gekregen.
Voor de diverse vormen van recreatieve activiteiten zijn een drietal recreatiebestemmingen opgenomen, te weten 'Recreatie - Dagrecreatie', 'Recreatie - Recreatiewoning' en 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Het onderscheid tussen dag- en verblijfsrecreatie ligt in de mogelijkheid tot overnachten. Ook is er een verschil in situering. Een recreatiewoning onder de bestemming Recreatie-Recreatiewoning staat doorgaans solitair terwijl dergelijke woningen onder de bestemming Recreatie-verblijfsrecreatie zich meer in de vorm van een vakantiepark manifesteren. Daarnaast kent de bestemming Recreatie - verblijfsrecreatie ook andere typen overnachtingsmiddelen: een tent, caravan, trekkershut, groepsaccomodatie en recreatie-appartement.
In het plangebied komen 18 sportlocaties voor waaraan de bestemming 'Sport is gegeven.
Enkele grotere nutsvoorzieningen zoals rioolwaterzuiveringen en pompstations voor drinkwater hebben de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' gekregen.
Naast bovengenoemde (deels) bebouwde functies kent het plangebied onbebouwde ruimten, grotendeels openbaar, die onderscheiden zijn in de bestemmingen 'Verkeer',''Verkeer - Railverkeer' en Water''.
Verder zijn er in het bestemmingsplan enkele dubbelbestemmingen opgenomen 'Waarde - Archeologie', 'Waarde - Archeologische verwachting 1', 'Waarde - Archeologische verwachting 2'' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3'' ter bescherming van de in de bodem aanwezige en verwachte archeologische waarden. 'Leiding - Gas' en 'Leiding - Riool' ter bescherming van een ondergrondse gas- en rioolleidingen, 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' ter bescherming van bovengrondse elektriciteitsleidingen, Leiding - Water ter bescherming van waterkleidingen, 'Waterstaat - Waterkering' ter bescherming van waterkeringen en 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' bestemd voor onder andere de afvoer van hoogwater, vergroten van de afvoercapaciteit en onderhoud van de hoofdwaterkering. De voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de verruiming van de bergingscapaciteit van één of meer watersystemen. De 'Waarde - Beschermingszone natte natuurparel' bestemd voor behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie gericht op het verbeteren van de natuur(waarden).
De dubbelbestemmingen Waarde - Beschermd dorpsgezicht en Waarde - Beschermd stadsgezicht
Tot slot zijn er de volgende gebiedsaanduidingen opgenomen in het plan, die in de regels elk hun vertaling hebben gekregen teneinde het doel van de gebiedsaanduiding te effectueren:
'Vrijwaringszone - molenbiotoop' 'Geluidzone - industrie', 'Geluidzone - motorcross', 'Luchtvaartverkeerzone - laagvlieggebied', 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied', 'Milieuzone - nazorg stortplaats', 'Veiligheidszone - lpg', 'Veiligheidszone - propaan', 'Wetgevingzone - omgevingsvergunning landgoed' en 'Wijzigingsbevoegdheid sexinrichting'. Voor deze gebiedsaanduidingen zijn specifieke regels opgenomen in de Algemene bouwregels onder Zonebepaling bouwen langs A-watergang, wegen en windmolen, industrieterrein, alsmede milieubeschermingsgebieden en de Algemene aanduidingsregels. Daarnaast zijn 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen', 'wetgevingzone - landschappelijke inpassing 1' en 'wetgevingzone - voorwaardelijke verplichting' opgenomen Gebiedsaanduidingen. Voor deze gronden gelden specifieke regels die zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.
5.3 Inhoud Regels
5.3.1 Inleidende regels
In de Inleidende regels zijn de volgende inleidende regels opgenomen.
5.3.2 Bestemmingsregels
In de Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels van de planregels zijn de volgende bestemmingsregels opgenomen. Omdat een aantal planregels op meer dan één bestemming van toepassing is worden deze toegelicht in de paragraaf 5.3.2.21 Terugkerende planregels.
5.3.3 Algemene regels
In Hoofdstuk 3 van de planregels zijn de volgende Algemene regels opgenomen.
5.3.4 Overgangs- en slotregels
In de Overgangs- en slotregels van de planregels zijn de volgende Overgangs- en slotregels opgenomen.
5.4 Uitspraak Raad Van State
Op 17 mei 2017 heeft de Raad van Bronckhorst het bestemmingsplan Landelijk gebied Bronckhorst met identificatienummer NL.IMRO.1876.BP01048-VG01 vastgesteld. Tegen dat plan is beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 27 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:948) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) het plan op 8 onderdelen vernietigd en op 1 onderdeel vernietigd en zelf een voorziening getroffen. Deze uitspraak is als Bijlage 7 bij dit plan opgenomen.
De vernietigde onderdelen betreffen Bielemansdijk 22 Halle, Eldrikseweg 16-18 Laag-Keppel, Eldrikseweg naast 17 Laag Keppel, Gazoorweg 4 Vorden, Heideweversweg 4-4a-4b Hengelo, Joostinkweg 12 Vorden, Pluimersdijk 25, Halle en Scharfdijk 2-2a Hengelo. Voor deze vernietigde onderdelen droeg de ABRvS de gemeenteraad op om binnen 26 weken een nieuw besluit te nemen.
Het onderdeel waarin de ABRvS zelf heeft voorzien betreft Groenendaalseweg 6 Hengelo. Voor deze locatie droeg de ABRvS de gemeente op om de uitspraak binnen 4 weken in het vastgestelde plan te verwerken en beschikbaar te stellen.
Bij uitspraak van 19 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:508) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) het plan op 3 onderdelen vernietigd. Deze uitspraak is als Bijlage 8 bij dit plan opgenomen.
De vernietigde onderdelen zijn:
- het woord "evenredig" in de artikelen 4.4.5 onder f, 4.4.6 onder f, 4.8.1 onder i, 5.4.5 onder f, 5.4.6 onder f en 5.8.1 onder i van de planregels;
- het niet voorzien in de toepassingsvoorwaarde dat geen aantasting plaatsvindt van de kernwaarden van Nationaal Landschap De Graafschap in de bestemmingsregeling voor de bestemming 'Agrarisch', voor zover die bestemming is voorzien ter plaatse van gronden die behoren tot Nationaal Landschap De Graafschap, zoals vastgelegd in artikel 2.7.4.2, derde lid, van de Omgevingsverordening Gelderland, zoals die luidde op 17 mei 2017;
- artikel 1.150 onder e, sub 1, 3 en 4 en onder f van de planregels.
Voor het gestelde onder a en c droeg de ABRvS de gemeente op om de uitspraak binnen 4 weken in het vastgestelde plan te verwerken en beschikbaar te stellen. Voor het gestelde onder b droeg de ABRvS de gemeenteraad op om binnen 16 weken een nieuw besluit nemen.
Op 4 juni 2020 heeft de raad van Bronckhorst een nieuw besluit genomen met betrekking tot onderdeel b van de uitspraak. Daarmee wordt de bescherming van de kernkwaliteiten van Nationaal Landschap De Graafschap binnen Artikel 3 Agrarisch alsnog als volgt opgenomen:
- Artikel 3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving onder m is aangevuld met 'en de bescherming van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap De Graafschap'.
- Artikel 3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving onder d is aangevuld met '2. het behoud van het Nationaal Landschap De Graafschap zoals vastgelegd in bijlage 6 Kernkwaliteiten Nationale Landschappen van de Omgevingsverordening Gelderland.'
Het raadsvoorstel en -besluit zijn toegevoegd aan het vaststellingsbesluit van het plan.
In onderhavig plan met identificatienummer NL.IMRO.1876.BP01048-VG02 zijn beide uitspraken en het raadsbesluit van 4 juni 2020 verwerkt.
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Nota Van Wijzigingen Landelijk Gebied Bronckhorst
Bijlage 2 Advies Externe Veiligheid Inclusief Groepsrisico Berekeningen
Bijlage 3 Advies Brandweer / Veiligheidsregio Noord- En Oost-gelderland
Bijlage 4 Planmer Met Aanvullingen En Toetsingsadvies.pdf
Bijlage 5 Luchtonderzoeken Tbv Plattelandswoningen
Bijlage 6 Responsnota Voorontwerp Bestemmingsplan Buitengebied Hengelo / Vorden
Bijlage 7 Uitspraak Raad Van State 27-3-2019
Bijlage 8 Uitspraak Raad Van State 19-2-2020
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan Landelijk gebied Bronckhorst met identificatienummer NL.IMRO.1876.BP01048-VG01 van de gemeente Bronckhorst.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw
Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een gebouw dat als afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw is aangebouwd, dat architectonisch ondergeschikt is aan, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aaneengebouwde woning
Een blok van twee-aaneengebouwde woningen inclusief de van dit blok deel uitmakende eind- of hoekwoningen.
1.7 aan huis verbonden activiteit
Een aan huis verbonden beroep, een aan huis verbonden bedrijf, internetverkoop en bed & breakfast
1.8 aan huis verbonden beroep
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, daaronder niet begrepen prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning, in bijbehorende bouwwerken en de bij de woning behorende gronden, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.9 aan huis verbonden bedrijf
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning, in bijbehorende bouwwerken en de bij de woning behorende gronden, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Daaronder niet begrepen prostitutie of een seksinrichting.
1.10 aardkundige waarden
De aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het aanwezig zijn van bijzondere aardkundige verschijnselen, zoals steilranden en bodemtypen.
1.11 achtererfgebied
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.12 agrarische activiteit
het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en/of telen van gewassen.
1.13 agrarisch bedrijf
Een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en/of telen van gewassen.
1.14 agrarische gebouwen
Gebouwen ten dienste van een agrarisch bedrijf niet zijnde een bedrijfswoning.
1.15 Algemene wet bestuursrecht
Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.16 ammoniakbuffergebied
Het gebied zoals bedoeld in de Omgevingsverordening Gelderland.
1.17 archeologisch deskundige
De regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
1.18 archeologisch onderzoek
Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet, en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.
1.19 archeologische verwachting
De aan een gebied toegekende hoge, middelmatige of lage verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
1.20 archeologische waarden
De aan gebieden toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
1.21 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.22 bebouwingspercentage
Het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.23 bed & breakfast
Een kleinschalige vorm van logiesaccommodatie, waarbij één of meerdere gastenkamers aanwezig zijn en waarbij de gastenkamers geen eigen kookgelegenheid hebben en waarbij er een gemeenschappelijke ruimte is waar de gasten een door de ondernemer bereide maaltijd (ontbijt) kunnen nuttigen.
1.24 bedrijfsmatige exploitatie recreatiebedrijven
Het via een bedrijf/stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat de recreatiebedrijven daadwerkelijk worden gebruikt voor recreatieve doeleinden en waarbij tevens sprake is van verhuur van de recreatieverblijven ten behoeve van een wisselend gebruik.
1.25 bedrijfswoning
Een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.
1.26 begane grondbouwlaag
De onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
1.27 beschermd dorpsgezicht
Gebied dat ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet, als zodanig door het bevoegd gezag is aangewezen ter bescherming van cultuurhistorische en archeologische waarden.
1.28 beschermd stadsgezicht
Gebied dat ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet, als zodanig door het bevoegd gezag is aangewezen ter bescherming van cultuurhistorische en archeologische waarden.
1.29 bestaand
- Bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.
- Bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
- Bij bouwvlak: de oppervlakte van het bouwvlak op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.30 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.31 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.32 bestrijdingsmiddelen
Middelen die gebruikt worden om parasieten, onkruiden, schimmels en ongedierten in de land- en tuinbouw te bestrijden.
1.33 Bevi-inrichtingen
Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.34 bijgebouw
Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een gebouw, dat ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet aan het hoofdgebouw gebonden, zoals een berging, hobbyruimte, dierenverblijf of garagebox en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.35 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.36 boomkwekerij
Het telen van laan- en sierbomen, vruchtbomen en/of heesters.
1.37 bos
Elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (één of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.
1.38 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.39 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.40 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.41 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.42 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.43 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.44 bouwwijze
De wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te onderscheiden in vrijstaande woningen, twee-aaneengebouwde woningen, aaneengebouwde woningen en gestapelde woningen.
1.45 café
Een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenfunctie het verstrekken van kleinere etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.
1.46 camperovernachtingsplaats
Een parkeerplaats op particulier terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht met voorzieningen, welke een goede en stevige ondergrond biedt voor een kampeerauto (camper) en die gedurende een beperkt aantal nachten wordt gebruikt als verblijfplaats.
1.47 caravan
Een niet-omgevingsvergunningplichtige ruimte, niet zijnde een gebouw (waaronder een stacaravan), in de vorm van een aanhangwagen, gefabriceerd, ingericht en bestemd voor het genieten van recreatief verblijf elders en bedoeld om achter een personenauto voortbewogen te worden;
1.48 carport
Een overdekte stallingsruimte die dient als stallingsplaats voor een motorvoertuig, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak.
1.49 chalet
Een permanent aanwezig gebouw, geen recreatiewoning of stacaravan, in één bouwlaag, grotendeels uitgevoerd in hout, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden;
1.50 conferentieoord
Een onderneming, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot het houden van onder andere (informatie- en andere) bijeenkomsten, vergaderingen, congressen, conferenties en recepties, met ondergeschikt de daarbij behorende voorzieningen.
1.51 cultuur en ontspanning
Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning, zoals concerten, evenementen en tentoonstellingen, met uitzondering van een bordeel, casino, (raam)prostitutie en seksinrichting
1.52 cultuurhistorische waarde
De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.
1.53 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen.
1.54 detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten
Het verkopen van producten, die door het toegelaten bedrijf zijn voortgebracht, geteeld of vervaardigd.
1.55 detailhandel in streekeigen geproduceerde (agrarische) producten
Het verkopen van plaatselijk gekweekte of vervaardigde producten op een agrarisch bedrijf al dan niet in combinatie met een nevenfunctie, aan personen die deze producten kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.56 detailhandel in volumineuze goederen
Detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels.
1.57 dienstverlening
Dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, reparatiebedrijf voor muziekinstrumenten, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven.
1.58 diepploegen
Het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 m, ten behoeve van het agrarisch gebruik.
1.59 ecologische verbindingszones
Stelsel van landschapselementen, dat wordt aangelegd om de verbinding tussen bestaande natuurgebieden te versterken.
1.60 educatieve doeleinden
Het overbrengen of verkrijgen van informatie in al dan niet opvoedkundige of onderwijskundige zin in welke strekt ter verwerving van kennis.
1.61 erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.62 Erfgoedwet
Wet van 9 december 2015, Stb. 2015, 511, houdende bundeling en aanpassing van regels op het terrein van cultureel erfgoed, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.63 evenemententerrein
Een terrein dat gebruikt wordt voor jaarlijks terugkerende één- of meerdaagse festiviteiten met bijbehorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen en tijdelijke bouwwerken.
1.64 extensief agrarisch grondgebruik
Gebruik van grond als schraal grasland of graanakker (m.u.v. mais).
1.65 extensief recreatief medegebruik
Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, boerengolf en fietsen.
1.66 galerie
Een (culturele) voorziening ten behoeve van het tentoonstellen en het verkopen van kunst.
1.67 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.68 Gelders Natuurnetwerk (GNN)
Een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang, zoals bedoeld in de Omgevingsverordening Gelderland.
1.69 geluidzoneringsplichtige inrichtingen
Bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer (Staatsblad 1993, 50).
1.70 gestapelde woning
Een woning deel uitmakend van één gebouw waarin meerdere woningen, boven en/of naast elkaar zijn ondergebracht.
1.71 gevoelige bestemmingen binnen een magneetveldzone
Woningen met bijbehorende erven alsmede scholen, crèches en kinderopvangplaatsen met bijbehorende buitenspeelruimten, conform het voorzorgsbeleid.
1.72 glastuinbouwbedrijf
Een agrarisch bedrijf waarbij het telen van gewassen in kassen plaatsvindt.
1.73 Groene Ontwikkelingszone (GO)
Zone, zoals bedoeld in de Omgevingsverordening Gelderland, die bestaat uit gebieden met andere bestemmingen dan natuur die ruimtelijk verweven zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en daar functioneel mee samenhangen en waarin wordt ingezet op versterking van die samenhang tussen inliggende en aangrenzende natuurgebieden.
1.74 groepsaccommodatie
Een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan of trekkershut zijnde, bestemd om door minimaal 12 personen, die het hoofdverblijf elders hebben, gedurende een gedeelte van het jaar uitsluitend te worden bewoond in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie.
1.75 groepskamperen
Het tijdelijk kamperen, buiten specifiek daarvoor ingerichte en/of geëxploiteerde kampeerterreinen, in groepsverband ten behoeve van eigen doeleinden door groepen of verenigingen met doelstelling van sociale, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard, gedurende een korte, aaneengesloten periode.
1.76 grondgebonden (veehouderij)bedrijf
- Een melkveehouderijbedrijf dat beschikt over voldoende cultuurgrond om de dieren op het eigen bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen voor het benodigde voer te voorzien volgens de voorwaarden die door het Rijk zijn voorgeschreven in de Wet verantwoorde groei melkveehouderij en in de AMvB grondgebonden groei melkveehouderij.
- Een agrarisch bedrijf, niet zijnde een grondgebonden melkveehouderijbedrijf, dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten waarbij de productie voor meer dan 50 procent afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen kan beschikken.
1.77 groothandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
1.78 hervestiging
De vestiging van elders te verplaatsen niet-grondgebonden veehouderijbedrijven en - takken op een bestaand agarische bouwperceel.
1.79 hoofdfunctie
Een functie of functies waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt blijkens de bestemmingsomschrijving.
1.80 hoofdgebouw
Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. In het geval er in bestaande situaties volgens de geldende bestemming sprake is van één of meerdere (bedrijfs)woningen op een bouwperceel, wordt het gebouw waarbinnen deze (bedrijfs)woning(en) is/zijn gesitueerd als hoofdgebouw aangemerkt.
1.81 hotel/motel
Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenfunctie het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse en/of de verhuur van een zaalruimte voor feesten en partijen.
1.82 horecabedrijf
Een bedrijf, gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van nachtverblijf.
1.83 houtproductie
Het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.
1.84 hoveniersbedrijf
Een bedrijf gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggen en onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen.
1.85 huishouden
Eén of meer personen die sociaal en economisch een eenheid vormen.
1.86 internetverkoop
Een specifieke vorm van detailhandel, waarbij:
- de te verkopen goederen uitsluitend via internet worden getoond en aangeboden;
- de transactie via internet tot stand komt;
- opslag van goederen plaatsvindt (op de bedrijfslocatie zelf of elders);
- op de bedrijfslocatie geen sprake is van enige fysieke vorm van uitstalling ter verkoop, een showroom, of van verkoop, betaling en/of het afhalen van goederen én
- de uitlevering van verkochte goederen aan kopers geschiedt per post of bezorgdienst.
1.87 jaarplaats
Dat terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel dat gedurende het hele jaar aanwezig mag zijn, alsmede voor exclusief gebruik door de gebruikers van dat kampeermiddel.
1.88 kantoor
Een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie.
1.89 kampeermiddelen
- Een tent, tentwagen, een kampeerauto of caravan;
- enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde.
1.90 kampeerseizoen
De periode tussen 15 maart en 31 oktober.
1.91 kas
Een agrarisch gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas en ander lichtdoorlatend materiaal.
1.92 kelder
Een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 1 m boven de gemiddelde, bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein.
1.93 kleine windturbines
Op de grond bevestigde windturbines met een ashoogte van maximaal 25 meter.
1.94 kleinschalige horecavoorziening
Een horecavoorziening, die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en versnaperingen.
1.95 kleinschalig kampeerterrein
Een terrein met daarbij behorende voorzieningen, zonder jaarstandplaatsen, ter beschikking gesteld voor het houden van mobiele kampeervoertuigen en/of tenten gedurende het kampeerseizoen.
1.96 landschappelijke inpassing
Een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande danwel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten.
1.97 landschappelijke waarde
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.98 loon(werk)bedrijf
Een bedrijf dat – voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen – diensten verleent aan agrarische bedrijven en aan groene en recreatieve functies, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden als nevenfunctie waarbij beperkte grondopslag op het bedrijfsterrein mogelijk is.
1.99 luifel
Afdak of overkapping met een diepte van tenminste 1 m, aan of bij een gebouw, al of niet ondersteund.
1.100 maatschappelijke voorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs met bijbehorende sport- en gymnastieklokalen, (kinder)dagopvang, opvoeding, cultuur, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid.
1.101 manege
Een gebruiksgerichte, dienstverlenende paarden- en ponyhouderij, waarbij het doel is het geven van gelegenheid om met paarden en/of pony's binnen en/of buiten het betreffende perceel te rijden en het daaruit genereren van inkomsten.
1.102 mestbewerking
Technische handelingen met mest, waaruit mestproducten voortkomen die in de Nederlandse landbouw worden afgezet met een hogere acceptatiegraad dan normale drijfmest (voorbeelden: mestscheiding en mestvergisting).
1.103 mestverwerking
Technische handelingen met mest, waaruit producten voortkomen die buiten de Nederlandse landbouw worden afgezet (bijvoorbeeld mestverbranding, productie van mestkorrels ten behoeve van export of afzet via tuincentra).
1.104 mestopslagplaats
Een bouwwerk waar mestopslag plaatsvindt van één of meerdere agrarische bedrijven.
1.105 mestvergistingsinstallatie
Installatie voor de opwekking van energie door middel van vergisting van mest of andere organische producten.
1.106 mini-windturbines
Windturbines die op gebouwen worden geplaatst met een maximale hoogte van 3 m gemeten vanaf het dakvlak.
1.107 mobiele kampeervoertuigen
Een tentwagen, een kampeerauto of een caravan (geen stacaravan zijnde), die uitsluitend door een huishouden, of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar gebruikt wordt uitsluitend voor recreatieve doeleinden.
1.108 monumenten
Rijks- en gemeentelijke monumenten, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van belang wegens de aanwezigheid daar van voornoemde zaken.
1.109 natte natuur
Bos- en natuurterreinen waar de kwaliteit van deze terreinen vraagt om een goede grondwatersituatie en eventueel een kwelstroom van voldoende mate van kwaliteit.
1.110 Natuurbeschermingswet 1998
Wet van 25 mei 1998, Stb. 1998, 403, houdende nieuwe regelen ter bescherming van natuur en landschap, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.111 natuurkampeerterrein
Een natuurkampeerterrein is een eenvoudig terrein, waar slechts beperkte (sanitaire) voorzieningen voor kampeerders zijn toegelaten. Het is een al dan niet aaneengesloten kampeerterrein dat gelegen is in een bos – of natuurgebied met een minimale grootte van 25 ha. Er zijn ten hoogste 40 plaatsen voor kampeermiddelen en het terrein mag gedurende het gehele jaar geopend zijn. Het kampeermiddel mag ten hoogste 6 weken aaneengesloten op het terrein aanwezig zijn.
1.112 natuurwaarde
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.113 nevenfunctie
Activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de hoofdfunctie.
1.114 niet-grondgebonden veehouderijbedrijf
Een veehouderijbedrijf waarvan de agrarische productie voor het grootste deel afkomstig is uit de niet-grondgebonden veehouderijtak(ken).
1.115 niet-grondgebonden veehouderijtak
Onderdeel van een agrarisch bedrijf dat beschikt over onvoldoende cultuurgrond om de dieren op het eigen bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen voor meer dan 50 procent van het benodigde voer te voorzien.
1.116 niet-zelfstandig kantoor
Een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft.
1.117 nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.118 omgevingsvergunning
Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.119 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
1.120 Omgevingsverordening Gelderland
De omgevingsverordening van de provincie Gelderland, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.121 omschakeling naar een niet-grondgebonden veehouderij
Het geheel of gedeeltelijk omzetten en/of uitbreiden van een grondgebonden agrarisch bedrijf in een niet-grondgebonden veehouderij.
1.122 ondergeschikte bouwdelen
Bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken (< 1 m), balkons (< 5 m2), erkers (<7 m3), dakkapellen (< 7 m3) en liftschachten.
1.123 ondergronds
Onder peil.
1.124 onderkomens
Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
1.125 ondersteunende horeca
Een horecavoorziening binnen een bestemming, waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.
1.126 Ontgrondingenwet
Wet van 27 oktober 1965, Stb. 1965, 509, houdende regelen omtrent de ontgrondingen, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.127 overbouwing
Een aan- of uitgebouwd bouwdeel, dat gelegen is op minimaal 2,5 m boven peil, dat geen grotere hoogte heeft dan het aangrenzende bouwdeel, dat uitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel en dat geen rechtstreekse verbinding heeft met het aansluitend afgewerkte terrein.
1.128 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.129 overkapping
Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bouwwerk, geen gebouw zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand.
1.130 paardenfokkerij
Agrarische activiteiten bestaande uit het fokken van paarden en/of pony's.
1.131 paardenhandel
Activiteiten met als doel het bedrijfsmatig in- en doorverkopen van paarden en pony's op het perceel en het daaruit genereren van inkomsten.
1.132 paardenhouderij
Een dienstverlenende paarden- en/of ponyhouderij waarbij het doel is het bedrijfsmatig stallen, trainen en africhten van paarden en/of pony's op het perceel en het daaruit genereren van inkomsten.
1.133 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.134 peil
- Voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 20 m van die weg is gelegen: maximaal 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen bij gebouwen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;
- voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein.
1.135 pergola
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn.
1.136 permanente bewoning
Gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofdwoonverblijf.
1.137 plattelandswoning
Een bij een agrarisch bedrijf behorende woning of voorheen bij een bedrijf behorende woning die als bedrijfswoning en/of door een derde bewoond mag worden, in de zin van artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.138 plussenbeleid
Beleid dat kwaliteitsvoorwaarden geeft voor het ruimtelijk beleid van gemeenten die een uitbreiding van de niet-grondgebonden veehouderijtak mogelijk willen maken.
1.139 pod
Een gebouw met een eenvoudige constructie, uitsluitend bestemd voor recreatief nachtverblijf met een maximale opprvlakte van 16 m2.
1.140 recreatieappartement
Een recreatiewoning deel uitmakend van één gebouw waarin meerdere recreatiewoningen, boven en/of naast elkaar zijn ondergebracht.
1.141 recreatieve voorziening
Een kleinschalige, niet-bedrijfsmatige voorziening met een dagrecreatief karakter, zoals zwembad of tennisbaan.
1.142 recreatiewoning
Een permanent aanwezig gebouw, geen chalet en stacaravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden, of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden.
1.143 rijstroken
Als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.144 seksinrichting
Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.145 (sleuf)silo
Een bouwwerk – geen mestopslagplaats zijnde – voor het opslaan van agrarische producten ten behoeve van de veehouderij en/of kuilvoer.
1.146 staande mestopslagtank
Een opslag welke een grotere hoogte dan diameter heeft met een maximale diameter van 4 meter.
1.147 stacaravan
Een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede, gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden, of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden.
1.148 teeltondersteunende kassen
Kassen, waarin producten worden geteeld die een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale agrarische bedrijfsactiviteit.
1.149 teeltondersteunende voorzieningen
Ondersteunende voorzieningen ten behoeve van vollegronds teeltondersteunende voorzieningen groente-, fruit-, bloemen-, en boomteelt, te onderscheiden in de volgende categorieën:
- laag/tijdelijk:teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van max. 1,50 m, uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 8 maanden, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolie en lage tunnels; - laag/permanent:
teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van max. 1,50 m en met een permanent karakter, bijvoorbeeld containervelden; - hoog/tijdelijk:
teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van min. 1,50 m en maximaal 2 m. uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 8 maanden, bijvoorbeeld menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten; - hoog/permanent:
teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van min. 1,50 en maximaal 3,50 m met een permanent karakter, bijvoorbeeld stellingenteelt (bakken in stellingen, regenkappen) en teeltondersteunende kassen; - overig:
vraatnetten, boomteelthekken.
1.150 toename van stikstofemissie en stikstofdepositie
a. Er is sprake van een toename van stikstofemissie als bedoeld in artikel 3.5.1 onder a sub 1, artikel 4.5.1. onder a sub 1 en artikel 5.5.1. onder a sub 1 wanneer de emissie N/ha/jaar meer bedraagt dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken.
b. Er is sprake van een toename van stikstofemissie als bedoeld in artikel 3.5.1 onder a sub 2, artikel 4.5.1. onder a sub 2 en artikel 5.5.1. onder a sub 2 wanneer de emissie N/ha/jaar meer bedraagt dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting.
c. Indien een gelijkblijvende of een afname van emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie.
d. Indien een gelijkblijvende of een afname van emissie N/ha/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie.
e. Als uitzondering op lid a, lid b, lid c en lid d van deze bepaling geldt het volgende:
Er is geen sprake van een toename van stikstofemissie wanneer er sprake is van één van de volgende situaties:
1. het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld onder a en c of het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting als bedoeld onder b en d veroorzaakt een stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied die afzonderlijk en, ingeval het project of de handeling betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de betrekking tot dezelfde inrichting in de periode waarvoor het programma aanpak stikstof geldt;
a. niet de van toepassing zijnde waarde(n) als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 en 2 Besluit natuurbescherming overschrijdt; en
b. voorzover er sprake is van een toename van stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied gelegen tussen de 0,05 en 1 mol N/ha/jaar, beschikt wordt over een geregistreerde melding als bedoeld in artikel 2.7 Regeling natuurbescherming dan wel, voorzover de melding is geregistreerd vóór 1 januari 2017 artikel 8 Regeling programmatische aanpak stikstof; **
2. de emissie N/ha/jaar afkomstig van het agrarisch bedrijf bedraagt niet meer dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in lid a of c of het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting als bedoeld in lid b of d conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 en/of artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, dan wel een verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX Natuurbeschermingswet 1998 dan wel onder toepassing van artikel 2.2aa Besluit omgevingsrecht juncto artikel 2.1 lid 1 onder i Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt. De bedoelde Natuurbeschermingswetvergunningen zijn als zodanig opgenomen in Bijlage 7 van de planregels;
3. de emissie N/ha/jaar afkomstig van het agrarisch bedrijf bedraagt niet meer dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in lid a of c of het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting als bedoeld in lid b of d conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 onherroepelijk wordt en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, dan wel een verleende omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX wel onder toepassing van artikel 2.2aa Besluit omgevingsrecht juncto artikel 2.1 lid 1 onder i is verleend en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt. De bedoelde Natuurbeschermingswetvergunningen zijn als zodanig opgenomen in van de planregels; **
4. het weiden van vee en het op of in de bodem brengen van meststoffen. **
f. Onder 'programma aanpak stikstof' als bedoeld in lid e onder 1 van deze bepaling wordt verstaan het programma als bedoeld in artikel 19kg, eerste lid van de van het Besluit natuurbescherming. **
** doorhaling = vernietigd bij uitspraak ABRvS 19-2-2020 (zie plantoelichting paragraaf 5.4)
1.151 trekkershut
Een gebouw met een eenvoudige constructie, uitsluitend bestemd voor recreatief nachtverblijf.
1.152 tuincentrum
Een bedrijf dat is gericht op het telen en voornamelijk verkopen van planten en siergewassen, alsmede het verkopen en leveren van andere goederen en materialen voor het aanleggen, onderhouden en verfraaien van tuinen.
1.153 twee-aaneengebouwde woning
Een blok van maximaal twee-aaneengebouwde woningen, waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar gekoppeld zijn.
1.154 uitbouw
Een bijbehorend bouwwerk, zijnde een als vergroting van het hoofdgebouw gebouwd gebouw, hetwelk door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en daar in architectonisch opzicht ondergeschikt aan is, maar in functioneel opzicht wel deel uitmaakt van dat hoofdgebouw.
1.155 verkoopvloeroppervlak
De oppervlakte van een ruimte, die uitsluitend gebruikt wordt voor het verkopen van producten, niet zijnde de ruimte voor opslag of het vervaardigen/ bewerken van producten.
1.156 volwaardig agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf met zodanig omvang en/of structuur dat redelijkerwijs verwacht mag worden, dan wel aantoonbaar is, dat tenminste één persoon een volledige dagtaak heeft met het beheer van het bedrijf, de verzorging van het vee en de bewerking van het land.
1.157 voorgevel
De naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) van een hoofdgebouw, (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied.
1.158 voorgevelrooilijn
De lijn die gelijk loopt aan voorgevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. (Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee straten moeten beide gevels van het hoofdgebouw, gelegen aan de straatkant, gezien worden als voorgevel).
1.159 voormalig agrarisch bedrijf
Bij een voormalig agrarisch bedrijf is na de terinzagelegging van de ontwerp-bestemmingsplannen Buitengebied Hengelo/Vorden 2005, Buitengebied Zelhem 2011 en Buitengebied Steenderen / Hummelo en Keppel de agrarische bestemming gewijzigd in een woonbestemming.
1.160 voorzorgsbeleid
Het advies van de toenmalige Staatssecretaris van VROM d.d. 3 oktober 2005, kenmerk SAS/2005183118 en aanvullende brief van de toenmalige Minister van VROM d.d. 4 november 2008 (DGM/2008105664)) met betrekking tot gezondheidsaspecten van elektromagnetische velden.
1.161 vrijstaande woning
Een woning die geheel vrij staat ten opzichte van andere bebouwing.
1.162 waterbergingsgebied
Een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan,dat dient ter verruiming van de bergingscapacitieit van een of meer watersystemen.
1.163 Waterwet
Wet van 29 januari 2009, Stb. 2009, 107, houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.164 weg
Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
1.165 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Wet van 6 november 2008, Stb. 496, houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.166 Wet geluidhinder
Wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.167 Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten
Wet van 7 februari 2008, Stb. 2008, 120, houdende regels over de informatie-uitwisseling betreffende ondergrondse netten, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.168 Wet milieubeheer
Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.169 Wet natuurbescherming
Wet van 16 december 2015, Stb. 2016, 34, houdende regels ter bescherming van de natuur, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.170 Wet ruimtelijke ordening
Wet van 20 oktober 2006, Stb. 2006, 566, zoals gewijzigd bij de Wet van 24 mei 2007, Stb. 2007, 271 (grondexploitatie), inclusief de door de Tweede Kamer op 1 januari 2008 aanvaarde wijzigingen in het kader van de Invoeringswet (TK 2007-2008, 30 938, A), zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.171 woning
Een complex van ruimten, inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.172 Woningwet
Wet van 29 augustus 1991, Stb. 1991, 439, tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.173 woongebouw
Een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.
1.174 woonzorgcomplex
Een woongebouw, waarin de hoofdfunctie wonen wordt gecombineerd met zorg- en welzijnsvoorzieningen en waarbij tevens ter ondersteuning van deze functies kleinschalige, ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en/of horeca kan voorkomen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens
De afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens.
2.2 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of daarbij gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 de inhoud van een recreatiewoning
In afwijking van het bepaalde onder 2.4 voor recreatiewoningen: tussen de onderzijde van de laagste (kelder)vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 de bruto vloeroppervlakte (bvo)
De oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen.
2.9 de hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschap
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Landschap En Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.8 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 8 Bos
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Groen - Park
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.2 Bouwregels
Op de als 'Groen - Park' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in 10.1 genoemde doeleinden worden gebouwd. Hierbij gelden de volgende bepalingen:
- de hoogte van andere bouwwerken, uitgezonderd erfafscheidingen, afrasteringen en hekwerken bedraagt maximaal 3 m;
- de hoogte van erfafscheidingen, afrasteringen en hekwerken bedraagt maximaal 1 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 onder b teneinde erfafscheidingen, afrasteringen en/of hekwerken toe te staan met een hoogte van maximaal 2 m, mits de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden of natuurwaarden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het plan wordt in ieder geval begrepen:
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor het opslaan, storten of bergen van materialen anders dan ten behoeve van de bestemming;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Horeca
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.5 Specifieke gebruiksregels
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming met de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 26' wijzigen in de bestemming 'Wonen' om een woonfunctie toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
- er is geen sprake van een toename van het aantal woningen; de bestaande woning mag worden vergroot, maar het aantal woningen mag niet toenemen;
- er is geen sprake van een aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
- er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- de regels van Artikel 22 Wonen zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 13 Natuur
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 15 Recreatie - Recreatiewoning
15.1 Bestemmingsomschrijving
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 16 Recreatie - Verblijfsrecreatie
16.1 Bestemmingsomschrijving
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.5 Specifieke gebruiksregels
16.6 Wijzigingsbevoegdheid
16.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Sport
17.1 Bestemmingsomschrijving
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.5 Specifieke gebruiksregels
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
17.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Tuin
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen met de bijbehorende voorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- een goede woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- de sociale veiligheid;
- een goede milieusituatie;
- de bescherming van de groenstructuur;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 19 Verkeer
19.1 Bestemmingsomschrijving
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
19.4 Afwijken van de bouwregels
19.5 Specifieke gebruiksregels
19.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Verkeer - Railverkeer
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen ten behoeve van railverkeer;
- (on)gelijkvloerse kruisingen, onder meer in de vorm van tunnels, met wegverkeer en overig verkeer;
- groenvoorzieningen;
- beeldende kunstwerken;
- nutsvoorzieningen;
- geluidwerende voorzieningen;
- fietsenstallingen;
- water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
20.2 Bouwregels
Artikel 21 Water
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- waterhuishoudkundige doeleinden;
- instandhouding en ontwikkeling van natuurwaarden;
- groenvoorzieningen;
- het beheer en het onderhoud van watergangen en/of retentievoorzieningen;
- woonschepen met daarbij behorende aanleg- en bereikbaarheidsvoorzieningen, andere bouwwerken en andere werken ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
één en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals bermen en beschoeiing;
21.2 Bouwregels
21.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 22 Wonen
22.1 Bestemmingsomschrijving
22.2 Bouwregels
22.3 Nadere eisen
22.4 Afwijken van de bouwregels
22.5 Specifieke gebruiksregels
22.6 Afwijken van de gebruiksregels
22.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 23 Wonen - 1
23.1 Bestemmingsomschrijving
23.2 Bouwregels
23.3 Nadere eisen
23.4 Afwijken van de bouwregels
23.5 Specifieke gebruiksregels
23.6 Afwijken van de gebruiksregels
23.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 24 Wonen - 2
24.1 Bestemmingsomschrijving
24.2 Bouwregels
24.3 Nadere eisen
24.4 Afwijken van de bouwregels
24.5 Specifieke gebruiksregels
24.6 Afwijken van de gebruiksregels
24.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 25 Wonen - Landhuis
25.1 Bestemmingsomschrijving
25.2 Bouwregels
25.3 Nadere eisen
25.4 Afwijken van de bouwregels
25.5 Specifieke gebruiksregels
25.6 Wijzigingsbevoegdheid
- Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen met inachtneming van de in 25.1.1 onder e, f en g genoemde doeleinden voor de volgende functies en herinrichtingsmogelijkheden overeenkomstig de onderstaande tabel en voorwaarden;
Landhuis | Aan huis verbonden activiteit, oppervlak boven 50 m2 | Recreatiewoning of recreatieappartement | Sociaal-educatieve voorzieningen | Restaurant/Tea room | Groepsaccommodatie | Hotel | Conferentie-oord | ||||||
Kasteel Vorden | X | X | X | X | X | X | X | ||||||
Hackfort | X | X | X | X | X | X | X | ||||||
De Wiersse | X | X | X | X | X | ||||||||
De Wildenborch | X | X | X | X | X | ||||||||
Den Bramel | X | X | X | X | X | ||||||||
't Medler | X | X | X | X | X | ||||||||
Onstein | X | X | X | X | X | ||||||||
Kiefskamp | X | X | X | X | X | ||||||||
Suideras | X | X | X | X | X | ||||||||
Het Enzerinck | X | X | X | X | X | ||||||||
't Zelle | X | X | X | X | X | X | X | ||||||
Het Regelink | X | X | X | X | X | ||||||||
Het Kervel | X | X | X | X | X | ||||||||
Het Meenink | X | X | X | X | X |
- de initiatiefnemer overlegt een door burgemeester en wethouders goed te keuren ontwikkelingsvisie over het gehele landgoed; cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden worden hierin ook betrokken; een ecologisch onderzoek maakt hier deel van uit indien het landgoed in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) is gelegen;
- het gebruik van de oppervlakte van de bestaande gebouwen voor de vermelde hoofd- en nevenfuncties is in onderstaande tabel met een percentage aangegeven, waarbij geldt dat de nevenfuncties, zoals vermeld in de kolommen 1 tot en met 5, uitsluitend in combinatie met wonen is toegelaten;
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | |||||||
Aan huis verbonden activiteit, oppervlak boven 50 m2 | Recreatiewoning of recreatieappartement | Sociaal- educatieve voorzieningen | Restaurant/Tea room | Groepsaccommodatie | Hotel | Conferentie-oord | |||||||
max. % bebouwing voor de toegelaten functie | 40% | 40% | 40% | 40% | 40% | 100% | 100% |
- de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- de nieuwe functies is afgestemd op de capaciteit van het bestaande wegennet;
- eventuele nieuwe parkeerruimte moet op een zorgvuldige manier worden ingepast;
- recreatiewoningen, recreatieappartementen en groepsaccommodaties zijn uitsluitend toegelaten in het kader van een bedrijfsmatige exploitatie voor recreatiedoeleinden.
Artikel 26 Leiding - Gas
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleiding.
26.2 Bouwregels
In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op de in 26.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken worden gebouwd van geringe omvang ten dienste van de betreffende leiding, met een maximale bouwhoogte van 4 m.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits uit overleg met de leidingbeheerder(s) blijkt dat de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 27 Leiding - Hoogspanningsverbinding
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een hoogspanningsverbinding.
27.2 Bouwregels
In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op de in 27.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken worden gebouwd van geringe omvang ten dienste van de betreffende leiding, met een maximale bouwhoogte van 2 m.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat. Voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 28 Leiding - Riool
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een drukrioolleiding.
28.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de hoogspanningsverbinding die voldoen aan de volgende criteria:
- de bouwhoogte van een hoogspanningsmast (waaronder mede begrepen jukken) mag ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen;
- ten behoeve van de andere aan deze gronden toegekende bestemmingen mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 28.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat. Voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 29 Leiding - Water
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterleiding.
29.2 Bouwregels
Op de in 29.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken van geringe omvang ten dienste van de betreffende leiding, met een maximale bouwhoogte van 4 m.
29.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 29.2 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat. Voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de betrokken leidingbeheerder.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 30 Waarde - Archeologie
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden in de bodem.
30.2 Bouwregels
30.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
Artikel 31 Waarde - Archeologische Verwachting 1
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
31.2 Bouwregels
31.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 32 Waarde - Archeologische Verwachting 2
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden de bodem.
32.2 Bouwregels
32.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 33 Waarde - Archeologische Verwachting 3
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
33.2 Bouwregels
33.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 34 Waarde - Beschermd Dorpsgezicht
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, beheer en/of herstel van karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteiten van het beschermd dorpsgezicht.
34.2 Bouwregels
Ten aanzien van bebouwing geldt dat op de gronden bouwwerken mogen worden gebouwd volgens de regels van de onderliggende bestemming die op die gronden rust, mits het beschermd dorpsgezicht daarmee niet wordt aangetast. Het behoud van het historische karakter wordt nagestreefd, daartoe moet er in ieder geval aansluiting worden gezocht bij bestaande bebouwing ten aanzien van de goothoogte, kapvorm en materiaalgebruik.
34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Ten aanzien van het slopen van gebouwen gelden de volgende regels:
- het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag gebouwen of delen daarvan te slopen;
- het gestelde onder a is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:
- voortvloeiende uit het normale onderhoud;
- van ondergeschikte betekenis;
- die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- ter voldoening van een aanschrijving of een besluit van het bevoegd gezag;
- waarvoor ingevolge het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, onder h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht reeds een vergunning is vereist;
- de onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de sloop niet leidt tot aantasting van de waarde van het beschermd dorpsgezicht.
Artikel 35 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, beheer en/of herstel van karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteiten van het beschermd stadsgezicht.
35.2 Bouwregels
Ten aanzien van bebouwing geldt dat op de gronden bouwwerken mogen worden gebouwd volgens de regels van de onderliggende bestemming die op die gronden rust, mits het beschermd stadsgezicht daarmee niet wordt aangetast. Het behoud van het historische karakter wordt nagestreefd, daartoe moet er in ieder geval aansluiting worden gezocht bij bestaande bebouwing.
35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Ten aanzien van het slopen van gebouwen gelden de volgende regels:
- het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag gebouwen of delen daarvan te slopen;
- het gestelde onder a is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:
- voortvloeiende uit het normale onderhoud;
- van ondergeschikte betekenis;
- die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- ter voldoening van een aanschrijving of een besluit van het bevoegd gezag;
- waarvoor ingevolge het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, onder h van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht reeds een vergunning is vereist;
- de onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de sloop niet leidt tot aantasting van de waarde van het beschermd stadsgezicht.
Artikel 36 Waarde - Beschermingszone Natte Natuurparel
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermingszone natte natuurparel' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden).
36.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 37 Waterstaat - Waterberging
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de verruiming van de bergingscapaciteit van één of meer watersystemen.
37.2 Bouwregels
37.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 37.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits het belang van de waterberging hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de betrokken waterbeheerder.
37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 38 Waterstaat - Waterkering
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering en bij die functie behorende voorzieningen.
38.2 Bouwregels
In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op en in de gronden als bedoeld in 38.1, uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van en behorende bij de daar bedoelde doeleinden.
38.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 38.2 ten behoeve van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van de gronden als bedoeld in 38.1, mits de belangen van de waterkering worden niet onevenredig aangetast. Voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de beheerder van de waterkering.
Artikel 39 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs, voor de waterhuishouding, voor verkeer te water en voor aanleg, onderhoud en verbetering van de hoofdwaterkering, alsmede voor de vergroting van de afvoercapaciteit.
39.2 Bouwregels
In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere bestemmingen van deze gronden, mogen op en in de gronden als bedoeld in 39.1, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en werken geen bouwwerken zijnde alsmede normale onderhouds- en beheerswerkzaamheden worden uitgevoerd, ten dienste van en behorende bij de daar bedoelde doeleinden.
39.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 39.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de regels van de ter plaatse geldende bestemmingen. Voordat het bevoegd gezag beslist over de vergunning, wint deze advies in bij de betrokken waterbeheerder. Bovendien is voor alle activiteiten in het rivierbed een vergunning van de waterbeheerder noodzakelijk in het kader van de Waterwet.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 40 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 41 Algemene Bouwregels
41.1 Afwijkende maatvoeringen
Indien er op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bouwwerken met afwijkende maatvoeringingen aanwezig zijn of in uitvoering zijn, mits niet-wederrechtelijk totstandgekomen, danwel gebouwd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijken van het plan, dan zijn ter plaatse deze afwijkende maatvoeringen toegelaten.
41.2 Zonebepaling bouwen langs A-watergang, wegen en windmolen, industrieterrein, alsmede milieubeschermingsgebieden
Artikel 42 Algemene Gebruiksregels
42.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:
- het gebruik van gronden en bouwwerken voor het opslaan, storten of bergen van materialen anders dan ten behoeve van de bestemming;
- het opslaan van materialen en goederen in de open lucht buiten het agrarisch bouwperceel;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- het gebruik van de gronden voor teeltondersteunende voorzieningen voor pot- en containerteelt in grondwaterbeschermingsgebieden en gebieden met dubbelbestemming 'Waarde - Beschermingszone natte natuurparel';
- het gebruik van gronden voor tuinbouw met open grondteelt, fruiteelt en/of boomkwekerijen, waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet in:
- grondwaterbeschermingsgebieden;
- gebieden met dubbelbestemming 'Waarde - Beschermingszone natte natuurparel';
- een zone van 50 m rondom de woonbestemmingen;
- een zone van 50 m rondom bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie';
- een zone van 50 m rondom de kernen die op de verbeelding zijn aangeduid als gronden vallend buiten het plan;
- de wijziging in het gebruik van de gronden ten behoeve van boomkwekerijen in de gebieden met de aanduiding 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen';
- het in gebruik geven, nemen en hebben van een recreatiewoning, groepsaccommodatie, recreatieappartement, chalet, mobiele kampeervoertuigen of bijgebouw ten behoeve van permanente bewoning;
- het gebruik van gronden en bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van gebruikname van gronden en bouwwerken geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
- het verharde van onverharde wegen buiten de bestemming 'Verkeer'.
42.2 Evenemententerrein
Ter plaatse van de in onderstaande tabel opgenomen aanduidingen is, naast de in de betreffende bestemming opgenomen bestemmingsomschrijving, mede het gebruik voor evenementen toegestaan, mits wordt voldaan aan de in onderstaande tabel opgenomen periodes en type evenement. De op de verbeelding aangeduide gronden met een zelfde aanduiding moeten worden beschouwd als één evenemententerrein.
Aanduiding | Soort evenement | Adres | Aantal bezoekers | Aantal dagen evenement respectievelijk opbouw- en afbraak | ||||||||
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 2 | Piratenfestijn | Slangenburgweg tegenover nr. 2 | 1 avond per jaar + 1 week ervoor + 1 week erna | |||||||||
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 3 | Parkeer- en kampeerterrein t.b.v. wedstrijden op het motorcrossterrein | Wolfersveenweg nabij nr. 14 | 3 weekeinden per jaar + 1 week ervoor + 1 week erna | |||||||||
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 5 | Paasvuur Velswijk | Kruisbergseweg nabij nr.12 | Eerste Paasdag + 6 weken ervoor + 4 weken ernaar | |||||||||
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 6 | Muziekoptredens en evenementen die hoofdzakelijk overdag plaatsvinden zoals country fairs, trekkertrek,sheepdog trails met ondergeschikte detailhandel | Wolfsstraat 5 Baak | 12 dagen per jaar een evenement + 1 week ervoor + 1 week erna | |||||||||
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 7 | openlucht toneelfestijn | Spalderkampseweg/ Greffelinkallee 8 Hummelo | 3 tot 4 aaneengesloten dagen per jaar + 1 week ervoor +1 week erna | |||||||||
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 8 | Festival 'Høken in Toldiek' Lentefeest | Hoogstraat 15 en terrein aan de noordzijde van Hoogstraat 15 | 3 aaneengesloten dagen per jaar + 2 dagen ervoor + 2 dagen erna 2 aaneengesloten dagen per jaar + 2 dagen ervoor + 2 dagen erna | |||||||||
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 11 | 1) wandeltocht 2) wegrace 3) veteranenrally 4) Varssels Feest 5) Off Road inclusief parkeren en kamperen t.b.v. deel- nemers van de evene- menten 1, 2, 3 en 5 | Varsselseweg 34, Hengelo en terreinen aan de zuidzijde van Varsselseweg 34 | 1) 500 2) 10.000 3) 200 4) 500 5) 2000 | 1) 1 + 3 2) 2 + 26 3) 3 + 10 4) 1 + 7 5) 1 + 13 | ||||||||
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 12 | 1) koetsenrit 2) historisch festijn 3) concours hippique | kasteelweide: terrein ten noorden en noordwesten van de Horsterkamp 8, 10, 12 en 14 Vorden | 1) 1000 2) 2000 3) 1600 | 1) 1 + 2 2) 2 + 4 3) 2 + 4 | ||||||||
specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 13 | 1) Hackfortfestival 2) vijverconcerten | Baakseweg 8 Vorden | 1) 4000 2) 100 per concert | 1) 2 + 3 2) 2 |
42.3 Voorwaardelijke verplichting parkeernormen
Bij het wisselen of toevoegen van functies van gebouwen en gronden binnen de in de betreffende bestemming toegelaten functies, mag dit gewijzigde gebruik pas plaatsvinden indien ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen is voldaan aan de normering zoals hiervoor is opgenomen in de op het moment van ingebruikname van gronden of bouwwerken geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst'.
Artikel 43 Algemene Aanduidingsregels
43.1 Gebiedsaanduidingen
Ter plaatse van de gebiedsaanduidingen:
- 'overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen'
- 'wetgevingzone - landschappelijke inpassing 1'
- 'wetgevingzone - voorwaardelijke verplichting'
aangeduide gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.
43.2 Luchtvaartverkeerzone - laagvlieggebied
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - laagvlieggebied' geldt een laagvliegroute voor straaljagers en is geen bebouwing hoger dan 40 m boven maaiveld toegestaan.
43.3 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van de drinkwaterkwaliteit.
43.4 Milieuzone - nazorg stortplaats
43.5 Veiligheidszone - lpg
43.6 Veiligheidszone - propaan
43.7 Wetgevingzone - omgevingsvergunning landgoed
Indien ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - omgevingsvergunning landgoed' een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden is vereist, dan geldt aanvullend de voorwaarde dat door de werken en werkzaamheden de samenhang binnen het landgoed en de cultuurhistorische waarden van het landgoed niet onevenredig mogen worden aangetast.
43.8 Overige zone - magneetveldzone
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - magneetveldzone' is het bouwen ten behoeve van een gevoelige bestemming en/of het gebruik van de gronden als gevoelige bestemming, niet toegestaan.
Artikel 44 Algemene Afwijkingsregels
44.1 Omgevingsvergunning camperovernachtingsplaats
Artikel 45 Algemene Wijzigingsregels
45.1 Wijzigingsbevoegdheid vormverandering bestemmingsvlak
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen teneinde de aangeduide bestemmingsvlakken bedoeld in de artikelen 6, 7, 11, 12, 16, 17, 22, 23, 24 en 25 van vorm te veranderen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
- de vormverandering van het bestemmingsvlak mag uitsluitend plaatsvinden binnen een zone van 25 meter rondom het bestemmingsvlak;
- de vormverandering mag niet leiden tot vergroting van het bestemmingsvlak;
- er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing; het bevoegd gezag kan hiertoe de initiatiefnemer verplichten een goed te keuren inrichtingsplan te overleggen;
- er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen functies en deze worden niet onevenredig in hun (ontwikkelings)mogelijkheden geschaad;
- er mogen geen negatieve effecten voor het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO) plaatsvinden;
- behoud en beheer van de landschappelijke en ecologische waarden;
- er mogen vanuit oogpunt van natuurwetgeving geen belemmeringen bestaan;
- er mogen vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen belemmeringen bestaan;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ter plaatse aanwezige landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden.
45.2 Wijzigingsbevoegdheid sexinrichting
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied sexinrichting' de bestemming wijzigen ten behoeve van de vestiging van één sexsinrichting, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
- het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
- er wordt gebruik gemaakt van fysiek bestaande, legale vrijgekomen bebouwing van agrarische en niet-agrarische bedrijven;
- de afstand van de sexinrichting tot milieugevoelige functies bedraagt minimaal 30 meter;
- de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig geschaad;
- de karakteristieke en monumentale gebouwen, zoals opgenomen in Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (MIP) alsmede ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument' en de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument', worden in stand gehouden;
- er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de op het moment van toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid geldende 'Beleidsregels parkeernormen Bronckhorst';
- het parkeren ten behoeve van de nieuwe functie vindt uitsluitend plaats op het erf;
- het parkeerterrein wordt op zorgvuldige wijze landschappelijk ingepast met gebiedseigen bomen en beplanting;
- de inrichting omvat ten hoogste 5 werkruimten en het bedrijfsvloeroppervlak bedraagt maximaal 175 m2;
- de aangebrachte reclame-objecten worden qua kleurstelling, afmetingen en verlichting geïntegreerd in de architectuur van het pand, zoals nader aangegeven in de gemeentelijke welstandsnota, waardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit van de overwegend landelijke omgeving.
Artikel 46 Overige Regels
46.1 Voorrangsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 47 Overgangsrecht
47.1 Overgangsrecht bouwwerken
47.2 Overgangsrecht gebruik
47.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
Artikel 48 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Landelijk gebied Bronckhorst.
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Toegelaten Functies
Bestemmingen | Agrarisch | Agrarisch met waarden - Landschap | Agrarisch met waarden - Landschap en natuur | Gebiedsgebonden | |||
Functies | |||||||
1. Verblijfsrecreatie | Uitsluitend toegestaan met een omgevingsvergunning in afwijking van de gebruiksregels en met een wijziging door burgemeester en wethouders. | ||||||
* kleinschalig kampeerterrein | Ja | ||||||
* recreatieappartementen | Ja | ||||||
* bed & breakfast | Ja | ||||||
* groepsaccomodatie | Ja | ||||||
* recreatiewoningen | Ja | ||||||
2. Dagrecreatie | |||||||
* catering1 | N/H | N/H | N | Ja | |||
* café1 | N/H | N/H | N | ||||
* restaurant1 | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
* eethuis1 | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
* ijssalon1 | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
* terras/theetuin1 | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
* theeschenkerij1 | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
* bezoekerscentrum | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
* paardenpension/stalling | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
* sauna | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
* verhuur van: | |||||||
- paarden | N | N | Ja | ||||
- fietsen | N | N | N | Ja | |||
- kano's | N | N | N | Ja | |||
- trapauto's | N | N | N | Ja | |||
3. Zorg | |||||||
* sociale nevenfunctie op agrarisch bedrijf (resocialisatie, therapie, gehandicapten) | N/H | N/H | N/H | ||||
* individuele (para)medische of therapeutische praktijk | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
* privékliniek | N/H | N/H | N/H | ||||
* kuuroord | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
* dagverblijf | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
* groepspraktijk | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
4. Opslag | |||||||
* caravans / boten | N/H | N/H | N | Ja | |||
* inboedel | N/H | N/H | N | Ja | |||
* overige opslag | N/H | N/H | N | Ja | |||
5. Overige functies | |||||||
Landbouw verwante functies | |||||||
agrarische hulpbedrijven | |||||||
* loonbedrijven | N/H | N/H | - | Ja | |||
* drainagebedrijven | N/H | N/H | - | Ja | |||
* veehandelsbedrijven | N/H | N/H | - | Ja | |||
toeleverende bedrijven | |||||||
* spermabank | N/H | N/H | N | Nee | |||
* foeragehandel | N/H | N/H | N | Nee | |||
* zaai en pootgoed | N/H | N/H | N | Ja | |||
* opslag agrarische producten | N/H | N/H | N | Ja | |||
* hoefsmederij | N/H | N/H | N | Ja | |||
semi-agrarische bedrijven | |||||||
* hoveniersbedrijven | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
* boomverzorgingsbedrijven | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
* natuur- en landschapsbeheer | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
* bosbouwbedrijven | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
* tuincentrum | N/H | N/H | - | Nee | |||
* vis- escargot- wormkwekerij | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
manege | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
huifkarcentrum | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
Aan huis verbonden beroepen | |||||||
dierenarts | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
atelier | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
overige aan huis verbonden-beroepen | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
Medisch (verwante) dienstverlening | |||||||
dierenkliniek | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
Overige dienstverlening | |||||||
cursuscentrum | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
crêche / peuterspeelzaal | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
museum / tentoonstellingsruimte | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
dierenasiel / pension | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
kappersbedrijf | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
computerservicebedrijf | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
adviesbureau | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
geluids- en/of TV-studio | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
post- en koeriersdiensten | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
telecommunicatie | N/H | N/H | - | Nee | |||
antiekhandel | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
kunsthandel | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
Ambachtelijke landbouwproduktverwerkende bedrijven | |||||||
- slagerij | N | N | N | Ja | |||
- vleesverwerking | N | N | N | Ja | |||
- zuivelverwerking | N | N | N | Ja | |||
- plantaardige produktverwerking | N | N | N | Ja | |||
- imkerij | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
- palingrokerij | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
- wijnmakerij | N/H | N/H | - | Ja | |||
- ijsmakerij | N/H | N/H | N/H | Ja | |||
- bierbrouwerij | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
- riet- en vlechtwerk | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
Overige ambachtelijke bedrijven | |||||||
bouwbedrijven | N/H | N/H | N | Nee | |||
- schildersbedrijven | N/H | N/H | N | Nee | |||
- glas in lood zetterijen | N/H | N/H | N | Nee | |||
- installatiebedrijven | N/H | N/H | N | Nee | |||
- electrotechnisch installatiebedrijf | N/H | N/H | N | Nee | |||
- dakdekkersbedrijf | N/H | N/H | N | Nee | |||
- rietdekkersbedrijf | N/H | N/H | N | Ja | |||
houtbewerkingsbedrijven | N/H | N/H | N | Nee | |||
- houtzagerij en -schaverij | N/H | N/H | N | Ja | |||
- speeltoestellenfabricage | N/H | N/H | N | Nee | |||
lasinrichtingen / bankwerkerijen | N/H | N/H | N | Nee | |||
vervaardigen medische instrumenten / precisie-instrumenten en orthopedische artikelen | N/H | N/H | N | Nee | |||
meubelmakerij / restauratie | N/H | N/H | N | Nee | |||
meubelstofferderijen | N/H | N/H | N | Nee | |||
vervaardigen en reparatie sieraden | N/H | N/H | N | Nee | |||
vervaardigen en reparatie muziekinstrumenten | N/H | N/H | N | Nee | |||
spel- en speelgoedfabricage | N/H | N/H | N | Nee | |||
textiel | |||||||
- spinnen en weven van textiel | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
- vervaardigen van textielwaren | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
- kledingvervaardiging | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
reparatiebedrijven gebruiksgoederen | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
pottenbakkerij | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
natuursteenbewerking beeldhouwerij | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
zeefdrukkerij | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
grafische bedrijven | N/H | N/H | N/H | Nee | |||
verkoop eigen agrarische producten | N | N/H | N/H | Ja |
1 = gemaximeerd tot 50 m2.
N= nevenactiviteit
H = hoofdsactiviteit.
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten - Functiemenging
Bijlage 3 Rijksmonumenten
Bijlage 4 Gemeentelijke Monumenten
Bijlage 5 Monumenten Inventarisatie Project (Mip)
Hengelo
Hummelo en Keppel
Binnenweg 9 | Achter-Drempt |
Broekstraat 8/8a | Hummelo |
Broekstraat 10 | Hummelo |
Broekstraat 12 | Hummelo |
Broekstraat 14 | Hummelo |
Broekstraat 15 | Hummelo |
Broekstraat 17 | Hummelo |
Broekstraat 20 | Hummelo |
Broekstraat 27 | Hummelo |
Broekstraat 29 | Hummelo |
Broekstraat 33 | Hummelo |
Broekstraat 35 | Hummelo |
Broekstraat 37 | Hummelo |
Broekstraat 39 | Hummelo |
Broekstraat 47 | Hummelo |
Domineespaadje 1 | Hummelo |
Dubbeltjesweg 9 | Hoog-Keppel |
Dubbeltjesweg 16 | Hoog-Keppel |
Dubbeltjesweg 18 | Hoog-Keppel |
Dubbeltjesweg 20 | Hoog-Keppel |
Dubbeltjesweg 20 | Hoog-Keppel |
Dubbeltjesweg 22 | Hoog-Keppel |
Eldrikseweg 3 | Laag-Keppel |
Eldrikseweg 7 | Laag-Keppel |
Eldrikseweg 10 | Laag-Keppel |
Eldrikseweg 12 | Laag-Keppel |
Eldrikseweg 18 | Laag-Keppel |
Eldrikseweg 19 | Laag-Keppel |
Eldrikseweg 20 | Laag-Keppel |
Eldrikseweg 22 | Laag-Keppel |
Eldrikseweg 27 | Laag-Keppel |
Eldrikseweg 29 | Laag-Keppel |
Eldrikseweg 31 | Laag-Keppel |
Eldrikseweg 33 | Laag-Keppel |
Gientjesweg 5 | Achter-Drempt |
Groeneweg 9 | Hummelo |
Groeneweg 11 | Hummelo |
H. Remmelinkweg 13 | Achter-Drempt |
Hennendalseweg 6 | Hummelo |
Hessenweg 10 | Hummelo |
Hessenweg 13 | Hummelo |
Hessenweg 15 | Hummelo |
Hessenweg 17 | Hummelo |
Hoefkensestraat 18 | Achter-Drempt |
Horstweg 7 | Hummelo |
IJsselweg 5 | Laag-Keppel |
Jonker Emilweg 1 | Hoog-Keppel |
Kampermanstraat 2 | Hummelo |
Kampermanstraat 4 | Hummelo |
Kasteellaan 2 | Hummelo |
Kasteellaan 4 | Hummelo |
Kipstraat 2 | Hummelo |
Kipstraat 4 | Hummelo |
Korte Broekstraat 6 | Hummelo |
Korte Broekstraat 7 | Hummelo |
Korte Broekstraat 8 | Hummelo |
Lendenstraat 1 | Laag-Keppel |
Loenhorsterweg 1 | Hummelo |
Oude Zutphenseweg 9 | Hoog Keppel |
Oude Zutphenseweg 11 | Hoog Keppel |
Oude Zutphenseweg 13 | Hoog Keppel |
Prinsenweg 18 | Hoog Keppel |
Rijksweg 40 b | Drempt |
Rijksweg 44 | Drempt |
Rijksweg 48 | Hoog-Keppel |
Rijksweg 50 | Hoog-Keppel |
Rijksweg 52 | Hoog-Keppel |
Rijksweg 56 | Hoog-Keppel |
Rijksweg 60 | Hoog-Keppel |
Rijksweg 111 | Hummelo |
Rijksweg 113 | Hummelo |
Roomstraat 4 | Achter-Drempt |
Roomstraat 5 | Achter-Drempt |
Roomstraat 19 | Achter-Drempt |
Roomstraat 29 | Achter-Drempt |
Roomstraat 31 | Achter-Drempt |
Rozegaarderweg 1 | Hummelo |
Rozegaarderweg 5 | Hummelo |
Rozegaarderweg 7 | Hummelo |
Sliekstraat 1 | Hummelo |
Sliekstraat 2 | Hummelo |
Sliekstraat 3 | Hummelo |
Sliekstraat 5 | Hummelo |
Slondeweg 1 | Hoog-Keppel |
Spalderkampseweg 1 | Hummelo |
Tellingstraat 1 | Achter-Drempt |
Tellingstraat 3 | Achter-Drempt |
Tolstraat 1 | Achter-Drempt |
Tolstraat 4 | Hummelo |
Tolstraat 6 | Hummelo |
Torenallee 1 | Hummelo |
Torenallee 2 | Hummelo |
Van Heeckerenweg 9 | Hummelo |
Van Heeckerenweg 11 | Hummelo |
Van Heeckerenweg 13 | Hummelo |
Veenweg 4 | Achter-Drempt |
Veenweg 6 | Achter-Drempt |
Veenweg 8 | Achter-Drempt |
Zelhemseweg 2 | Hummelo |
Zelhemseweg 4 | Hummelo |
Zelhemseweg 5 | Hummelo |
Zelhemseweg 6 | Hummelo |
Zelhemseweg 7 | Hummelo |
Zelhemseweg 8 | Hummelo |
Zelhemseweg 9 | Hummelo |
Zelhemseweg 10 | Hummelo |
Zelhemseweg 11 | Hummelo |
Zelhemseweg 12 | Hummelo |
Zelhemseweg 14 | Hummelo |
Zelhemseweg 16 | Hummelo |
Zelhemseweg 19 | Hummelo |
Zelhemseweg 26 | Hummelo |
Zelhemseweg 29a | Hummelo |
Zelhemseweg 29 | Hummelo |
Zelhemseweg 37 | Hummelo |
Zomerweg 11 | Achter-Drempt |
Zomerweg 50 | Achter-Drempt |
Zomerweg 51 | Achter-Drempt |
Zomerweg 62 | Achter-Drempt |
Zomerweg 65 | Achter-Drempt |
Zomerweg 67 | Achter-Drempt |
Zomerweg 73 | Achter-Drempt |
Zomerweg 75 | Achter-Drempt |
Steenderen
Bakermarksedijk 7 | Baak |
Beukenlaan 6 | Baak |
Dollemansstraat 3 | Baak |
Zutphen-Emmerikseweg 114 | Baak |
Zutphen-Emmerikseweg 143 | Baak |
Zutphen-Emmerikseweg 104 | Baak |
Zutphen-Emmerikseweg 106 | Baak |
Rozenstraat 5 en 5a | Baak |
Toverstraat 2 | Baak |
Toverstraat 4 | Baak |
Toverstraat 6a | Baak |
De Veersweg 1 | Baak |
De Veersweg 2 | Baak |
De Veersweg 4 | Baak |
De Veersweg 5 en 5a | Baak |
De Veersweg 6 | Baak |
Vordenseweg 1 | Baak |
Vordenseweg 3 | Baak |
Vordenseweg 4 | Baak |
Walterslagweg 8 | Baak |
Bakerwaardseweg 5 | Bronkhorst |
Bakerwaardseweg 11 | Bronkhorst |
Bakerwaardseweg 15 en 15a | Bronkhorst |
Maneveld 1 | Bronkhorst |
Molenstraat 11 | Bronkhorst |
Spaensweertweg 1 | Bronkhorst |
Veerweg 1 | Bronkhorst |
Veerweg 2 | Bronkhorst |
Veerweg 4 | Bronkhorst |
Capellegoedweg 7 | Olburgen |
Dierenseweg 1 | Olburgen |
Dierenseweg 5 | Olburgen |
Olburgseweg 25 | Olburgen |
Olburgseweg 36 | Olburgen |
Rhabergseweg 12 | Olburgen |
Rhabergseweg 30 | Olburgen |
Dr. A. Ariensstraat 41 | Steenderen |
Dr. A. Ariensstraat 43 | Steenderen |
Dr. A. Ariensstraat 45 | Steenderen |
Dr. A. Ariensstraat 48 | Steenderen |
Dr. A. Ariensstraat 50 | Steenderen |
Dr. A. Ariensstraat 52 | Steenderen |
Dr. A. Ariensstraat 58 en 58a | Steenderen |
Covikseweg 12 | Steenderen |
Covikseweg 14 | Steenderen |
Covikseweg 21 | Steenderen |
Eekstraat 3 | Steenderen |
Eekstraat 7 | Steenderen |
Eekstraat 9 | Steenderen |
Emmerweg 5 | Steenderen |
Emmerweg 7 | Steenderen |
Emmerweg 8 | Steenderen |
Emmerweg 10 | Steenderen |
Kuilenburgerstraat 12 | Steenderen |
Landlustweg 27 | Steenderen |
Molenkolkweg 43 | Steenderen |
Molenkolkweg 45 | Steenderen |
J.F. Oltmansstraat 15 | Steenderen |
J.F. Oltmansstraat 17 | Steenderen |
Paardestraat 3 | Steenderen |
Toldijkseweg 20 | Steenderen |
Toldijkseweg 39 | Steenderen |
Wehmestraat 5 | Steenderen |
Beekstraat 6 | Toldijk |
Beekstraat 7 | Toldijk |
Beekstraat 12 | Toldijk |
Zutphen-Emmerikseweg 4 | Toldijk |
Zutphen-Emmerikseweg 14 | Toldijk |
Zutphen-Emmerikseweg 69 | Toldijk |
Zutphen-Emmerikseweg 71 | Toldijk |
Zutphen-Emmerikseweg 73 | Toldijk |
Hardsteestraat 4 | Toldijk |
Hardsteestraat 16 | Toldijk |
Hardsteestraat 18 | Toldijk |
Hoogstraat 14a | Toldijk |
Hoogstraat 17 | Toldijk |
Hoogstraat 33 | Toldijk |
Hoogstraat 34 | Toldijk |
Hoogstraat 35 | Toldijk |
Hoogstraat 44 | Toldijk |
Hoogstraat 46 | Toldijk |
Hoogstraat 21, 21a | Toldijk |
Lamstraat 1 | Toldijk |
Lamstraat 2 | Toldijk |
Lamstraat 12 | Toldijk |
Lamstraat 13 | Toldijk |
Lamstraat 14 | Toldijk |
Lamstraat 16 | Toldijk |
Lamstraat 17 | Toldijk |
Lamstraat 23 | Toldijk |
Lamstraat 25 | Toldijk |
Muizengatweg 1 | Toldijk |
Muizengatweg 5 | Toldijk |
Reigersvoortseweg 4 | Toldijk |
Reigersvoortseweg 12 | Toldijk |
Reigersvoortseweg 14 | Toldijk |
Schiphorsterstraat 2 | Toldijk |
Voortseweg 1a | Toldijk |
Voortseweg 5 | Toldijk |
Voortseweg 9 | Toldijk |
Vorden
Zelhem
Aaltenseweg 15 | Halle |
Aaltenseweg 17 | Halle |
Bielemansdijk 17 | Halle |
Dwarsdijk 4 | Halle |
Halle-Heideweg 1 | Halle |
Halle-Heideweg 37 | Halle |
Halle-Heideweg 22 | Halle |
Halle-Heideweg 24 | Halle |
Heisterboomsdijk 9 | Halle |
Hobelmansdijk 11 | Halle |
Oude Maatje 4 | Halle |
Marssestraat 8 | Halle |
Meuhoek 1 | Halle |
Meuhoek 4 | Halle |
Meuhoek 8 | Halle |
Meuweg 5 | Halle |
Molenweg 6 | Halle |
Halle-Nijmanweg 1 | Halle |
Pluimersdijk 18 | Halle |
Spiekermanweg 1 | Halle |
Varsseveldseweg 1 | Halle |
Veengoot 1 | Halle |
Vosweg 1 | Halle |
Zanddijk 2 | Halle |
Zieuwentweg 2 | Halle |
Akkermansstraat 1 | Velswijk |
Akkermansstraat 12 | Velswijk |
Banninkstraat 2 | Velswijk |
Banninkstraat 3 | Velswijk |
Banninkstraat 11 | Velswijk |
Banninkstraat 7-7a | Velswijk |
Eckhorsterstraat 14 | Velswijk |
Eckhorsterstraat 16 | Velswijk |
Enkweg 5 | Velswijk |
Hoegenstraat 3 | Velswijk |
Hummeloseweg 76 | Velswijk |
Hummeloseweg 57 | Velswijk |
Hummeloseweg 59 | Velswijk |
Hummeloseweg 63 | Velswijk |
Hummeloseweg 67 | Velswijk |
Hummeloseweg 78 | Velswijk |
Jaaltinkweg 2 | Velswijk |
Jaaltinkweg 4 | Velswijk |
Keijenborgseweg 4 | Velswijk |
Keijenborgseweg 8 | Velswijk |
Keijenborgseweg 12 | Velswijk |
Keijenborgseweg 29 | Velswijk |
Keijenborgseweg 31 | Velswijk |
Oude Kruisbergseweg 10 | Velswijk |
Neuzendijk 5 | Velswijk |
Neuzendijk 6 | Velswijk |
Schooltinkweg 11 | Velswijk |
Velswijkweg 1 | Velswijk |
Velswijkweg 5 | Velswijk |
Velswijkweg 3 | Velswijk |
Velswijkweg 2 | Velswijk |
Velswijkweg 4-4a | Velswijk |
Wisselinkweg 6 | Velswijk |
Wittebrinkweg 3 | Velswijk |
Berkendijk 1 | Zelhem |
Boeninksteeg 5 | Zelhem |
Boeninksteeg 7 | Zelhem |
Boeyinkweg 3 | Zelhem |
Brunsveldweg 2 | Zelhem |
Doetinchemseweg 73 | Zelhem |
Doetinchemseweg 88 | Zelhem |
Eeltinkweg 2 | Zelhem |
Eeltinkweg 8 | Zelhem |
Enkweg 1 | Zelhem |
Enkweg 8 | Zelhem |
Everhardinkweg 1 | Zelhem |
Halseweg 7 | Zelhem |
Halseweg 8 | Zelhem |
Halseweg 35 | Zelhem |
Halseweg 36 | Zelhem |
Heidenhoekweg 11 | Zelhem |
Haitinkweg 4 | Zelhem |
Haitinkweg 6 | Zelhem |
Haitinkweg 5 | Zelhem |
Haitinkweg 13 | Zelhem |
Hobelmansdijk 1 | Zelhem |
Kruisbergseweg 25 | Zelhem |
Lageweg 3 | Zelhem |
Meeneweg 14 | Zelhem |
Meeneweg 16 | Zelhem |
Nieuwsteeg 3 | Zelhem |
Nijmansedijk 8 | Zelhem |
Pluimersdijk 10 | Zelhem |
Pluimersdijk 15 | Zelhem |
Priesterinkdijk 4 | Zelhem |
Roessinkweg 4 | Zelhem |
Roessinkweg 5 | Zelhem |
Roessinkweg 7 | Zelhem |
Oude Ruurloseweg 1 | Zelhem |
Ruurloseweg 23-23a | Zelhem |
Schovenweg 4 | Zelhem |
Smidsstraat 30 | Zelhem |
Stadsedijk 9 | Zelhem |
Stadsedijk 12 | Zelhem |
Terborgseweg 15 | Zelhem |
Varsselsestraat 1 | Zelhem |
Varsselsestraat 2 | Zelhem |
Varsselsestraat 3 | Zelhem |
Vrogteweg 3 | Zelhem |
Vrogteweg 5 | Zelhem |
Wiekenweg 3 | Zelhem |
Wolfersveenweg 1 | Zelhem |
Wolfersveenweg 3 | Zelhem |
Wolfersveenweg 6 | Zelhem |
Wolfersveenweg 2 en 7a | Zelhem |
Bijlage 6 Persoonsgebonden Beschikkingen Recreatiewoningen
Recreatieadres | Datum verlening |
1e Berkendijk 3, 7255 PE HENGELO (Gld) | 18-12-2007 |
1e Berkendijk 5, 7255 PE HENGELO (Gld) | 18-12-2007 |
1e Berkendijk 7, 7255 PE HENGELO (Gld) | 18-12-2007 |
Enzerinckweg 12a, 7251 KA VORDEN | 22-4-1997 |
Halseweg 54 08, 7025 ET HALLE | 18-12-2007 |
Halseweg 54 09, 7025 ET HALLE | 18-12-2007 |
Halseweg 54 11, 7025 ET HALLE | 18-12-2007 |
Halseweg 54 13, 7025 ET HALLE | 18-12-2007 |
Halseweg 54 28, 7025 ET HALLE | 18-12-2007 |
Halseweg 54 29, 7025 ET HALLE | 18-12-2007 |
Halseweg 54 32, 7025 ET HALLE | 18-12-2007 |
Halseweg 54 33, 7025 ET HALLE | 18-12-2007 |
Halseweg 54 38, 7025 ET HALLE | 18-12-2007 |
Halseweg 54 39, 7025 ET HALLE | 18-12-2007 |
Halseweg 54 40, 7025 ET HALLE | 18-12-2007 |
Halseweg 54 47, 7025 ET HALLE | 18-12-2007 |
Halseweg 54 60, 7025 ET HALLE | 18-12-2007 |
Halseweg 54 65, 7025 ET HALLE | 18-12-2007 |
Halseweg 54 77, 7025 ET HALLE | 18-12-2007 |
Hamelandweg 11, 7251 JZ VORDEN | 23-4-2001 |
Hamelandweg 15, 7251 JZ VORDEN | 23-4-2001 |
Kamphuizerweg 3, 7251 KC VORDEN | 18-12-2007 |
Kamphuizerweg 9, 7251 KC VORDEN | 18-12-2007 |
Rijnweg 12, 7255 NW HENGELO (Gld) | 18-12-2007 |
Roessinkweg 22, 7255 PC HENGELO (Gld) | 18-12-2007 |
Roessinkweg 28, 7255 PC HENGELO (Gld) | 18-12-2007 |
Ruurloseweg 30 V 27, 7021 HB ZELHEM | 5-2-2008 |
Ruurloseweg 30 V 74, 7021 HB ZELHEM | 14-8-2008 |
het Schapenmeer 2, 7251 JK VORDEN | 17-5-2010 |