KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Plangebied
1.3 Bestemmingsplan "Buitengebied Steenderen, Hummelo En Keppel
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.5 Conclusie
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Functioneel
4.2 Stedenbouwkundige Eisen
4.3 Ruimtelijke En Landschappelijke Inpassing
4.4 Beeldkwaliteitseisen
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Planconcept
5.2 Stedenbouwkundige Structuur
5.3 Relatie Met Landschap
5.4 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 6 Milieu- En Omgevingsaspecten
6.1 Milieu
6.2 Waterhuishouding
6.3 Archeologie En Cultuurhistorie
6.4 Flora En Fauna
6.5 Leidingen
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg
Bijlage 1 Bodemonderzoek Gemaalwoning
Bijlage 2 Quick Scan Waterschapsterrein Bronkhorst
Bijlage 3 Quick Scan Beeldenroute Bronkhorst
Bijlage 4 Externe Werking Beeldenroute Bronkhorst

Veerweg 1 Bronkhorst

Omgevingsvergunning - gemeente Bronckhorst

Vastgesteld op 18-11-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

De vaststelling van de Ontwikkelingsvisie Bronkhorst vormde het startpunt voor een evenwichtige ontwikkeling van Bronkhorst. Met de onderliggende aanvraag wordt een uitwerking gegeven aan de in deze visie opgenomen doelstelling voor het optimaliseren van de relatie toerisme en leefbaarheid van Bronkhorst. Dit alles binnen de randvoorwaarden welke gesteld zijn tot het behoud en de leefbaarheid van het authentieke stadje.

De gemeente Bronckhorst heeft in principe haar medewerking toegezegd om middels het opstarten van verschillende ruimtelijke procedures haar medewerking te verlenen aan het realiseren van verschillende initiatieven. Waaronder de aanleg van een beeldenroute, het realiseren van een historietoren op de kasteelheuvel, het realiseren van een permanent parkeerterrein en het geven van een nieuwe invulling aan de bestaande gemaalwoning.

Deze toelichting biedt de onderbouwing voor de functie- en de omvangwijziging van de voormalige gemaalwoning.

Door de initiatiefnemer Stichting Galerie Het gemaal is een plan ontwikkeld voor het vestigen van een kunstcentrum c.q. galerie in de voormalige gemaalwoning aan de Veerweg 1 te Bronkhorst. De gemeente Bronckhorst heeft haar principemedewerking toegezegd aan het initiatief voor het wijzigen van de gemaalwoning naar galerie, vvv-steunpunt en ondersteunende horeca. Omdat de gewenste ontwikkeling niet binnen het vigerende bestemmingsplan past, is het verlenen van een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3 noodzakelijk.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt in de gemeente Bronckhorst, aan de westelijke rand van de kern Bronkhorst, nabij de IJssel. Het gemaal met dienstwoning is gelegen nabij de Veerweg en de Bakenwaardseweg ten zuidwesten van de kern van het stadje Bronkhorst. Het gemaal ligt in de Grote Beek, een aftakking van de IJssel. Het te bemalen gebied is 9.860 ha. groot en omvat behalve het stroomgebied van de Grote

Beek ook dat van de Dremptse Wetering en de Oldenhaafse Wetering.

verplicht

Topografische kaart met ligging plangebied

1.3 Bestemmingsplan "Buitengebied Steenderen, Hummelo En Keppel

De gemeente Bronckhorst heeft op 28 juni 2012 een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied van de kernen Steenderen, Hummelo en Keppel vastgesteld. Inmiddels is dit bestemmingsplan in werking getreden.

De locatie van het voorliggende initiatief ligt binnen dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan "Buitengebied Steenderen, Hummelo en Keppel" bevat een conserverende regeling welke wordt aangepast zodra onderhavige afwijkingsprocedure is doorlopen.

Op grond van het geldende bestemmingsplan zijn de aangewezen gronden als "Bedrijf-Nutsvoorziening" bestemd en worden o.a. toegelaten:

-een gemaal, ter plaatse van de aanduiding 'gemaal',

-ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan. De bedrijfswoning mag uitsluitend worden gesitueerd in een hoofdgebouw.

De voor "Bedrijf-Nutsvoorziening" aangewezen gronden zijn daarnaast met een dubbelbestemming 'Waarde-Archeologische verwachting 4 (parel) aangewezen. Deze gronden zijn daarmee mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem.

Daarnaast gelden er voor de onderliggende locatie de gebiedsaanduiding “Beschermd stadsgezicht”,

De gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'beschermd stadsgezicht' zijn mede bestemd voor behoud, beheer en/of herstel van de beeldondersteunende functie van de onbebouwde gronden voor de historische karakteristiek van het stadsgezicht.

verplicht

Fragment verbeelding bestemmingsplan "Buitengebied Steenderen, Hummelo en Keppel"

Om medewerking te verlenen aan het project is een omgevingsvergunning op basis van artikel 2.12, eerste lid onder a, sub 3 van de WABO noodzakelijk om af te kunnen wijken van het geldende bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

De voorliggende ruimtelijke onderbouwing is als volgt opgebouwd:

1. Inleiding: De beschrijving van de ligging van het plangebied en de geldende bestemmingsplanregeling, een motivering van het bestemmingsplan en een beschrijving van de opbouw en het karakter van het nieuwe bestemmingsplan;

2. Bestaande situatie: In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied in de bestaande situatie;

3. Beleidskaders: Een samenvatting van de relevante beleidskaders op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau ten aanzien van voorliggend bestemmingsplan;

4. Randvoorwaarden: In dit hoofdstuk worden de randvoorwaarden voor het project besproken;

5. Planbeschrijving: Het planconcept wordt kort toegelicht en vervolgens volgt een beschrijving van het voorgenomen initiatief in het plangebied;

6. Milieu en omgevingsaspecten: In dit hoofdstuk komen de relevante randvoorwaarden, zoals geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodem, bedrijfshinder en geur, aan de orde. Vervolgens wordt nader ingegaan op de waterhuishouding en het verleden in de zin van archeologie en cultuurhistorie. Tot slot wordt aandacht besteed aan flora en fauna. De voorgenoemde aspecten kunnen namelijk leiden tot randvoorwaarden voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden;

7. Economische uitvoerbaarheid: Een financieel-economische toelichting bij het voorliggende ruimtelijke plan;

8. Overleg: In dit hoofdstuk zijn de resultaten uit overleg opgenomen.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Ruimtelijke Structuur

Het plangebied ligt nabij de historische kern Bronkhorst, dat is aangemerkt als Beschermd Stadsgezicht. Ook ligt het plangebied bij de rivier de IJssel. De in 1953 gebouwde gemaalwoning ligt aan de Veerweg die onderdeel uitmaakt van het langeafstandsfietspad de Hanzeroute. Deze weg loopt van het zuidwesten naar het noordoosten langs de westelijke rand van de kern Bronkhorst. Het gemaal is een elektrisch aangedreven schroefpompgemaal.

verplicht

Luchtfoto Bronkhorst (bron: Google Earth)

2.2 Functionele Structuur

De kern Bronkhorst kent vooral een woonfunctie. Ook zijn er in de stad enkele winkels, twee horecagelegenheden en kleine bedrijven aanwezig. Deze kleine bedrijven zijn met name aan de zuidoostkant en aan de noordwestkant van de kern aan de Onderstraat en de Bovenstraat gesitueerd.

Door het historische karakter van het stadje trekt Bronkhorst jaarlijks tot 80.000 bezoekers. Dit zijn vrijwel allemaal dagjesmensen die naast de historie en de horeca ook komen voor de incidentele exposities en evenementen. De bezoektijd is gemiddeld minder dan 1 uur en de bewegingsradius beperkt zich tot de twee hoofdstraten van het stadje.

Het publiek is overwegend ouder en blijft gemiddeld slechts 1 uur. De meeste bezoekers komen op grond van de reputatie van het ‘mooie’ Bronkhorst en vele zijn herhalingsbezoekers. Bezoekers komen daarnaast voor de monumentale panden, de kapel uit de 14e eeuw en Huize Ophemert. Ook hebben de ligging aan de IJssel, de aanwezige galerieën en ateliers en de drie aanwezige horecavoorzieningen een aantrekkende werking op bezoekers.

De uiterwaarden zijn in gebruik als grasland ten behoeve van agrarische bedrijven. Ook dienen de uiterwaarden als waterberging voor water van de IJssel. De uiterwaarden worden doorsneden door de Veerweg die Bronkhorst met het veer naar Brummen verbindt. De veerverbinding vaart het gehele jaar door en wordt gebruikt door zowel toeristen als de locale bevolking. De veerpont van Bronkhorst naar Brummen vormt nog steeds een belangrijke regionale oost-westverbinding en vormt in toeristisch opzicht de verbinding tussen de Veluwe en de Regio Achterhoek.

De gemaalwoning heeft in de huidige situatie een woonfunctie als bedrijfswoning bij het gemaal. Vanwege milieuwetgeving heeft het waterschap Rijn en IJssel de woonfunctie beëindigd en is er gezocht naar een nieuwe bestemming van het pand. Het pand is aangewezen als gemeentelijk monument en daarmee behoed voor sloop.

verplicht

Foto van de (voormalige) gemaalwoning (bron: gemeente Bronckhorst)

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat het ruimtelijke beleid van het Rijk, waarmee het kabinet op hoofdlijnen sturing wil geven aan de inrichting van de ruimte en sociale, culturele en economische ontwikkelingen ruimtelijk wil accommoderen. Het nationaal ruimtelijk beleid richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. Daarbij kiest het rijk voor versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.

In het beleid en de uitvoering daarvan is het van belang dat een goede koppeling tussen verstedelijking, economie, infrastructuur, groen, recreatie, natuur, waterhuishouding, milieu en veiligheid wordt gelegd. Dit ondersteunt de rijksdoelstelling 'krachtige steden en een vitaal platteland'.

De komende jaren zal het aantal vrijkomende gebouwen in het buitengebied blijven stijgen. Vrijkomende bebouwing kan worden omgezet in een woonbestemming of dienen als vestigingsruimte voor kleinschalige bedrijvigheid. Om het hergebruik van leegstaande gebouwen te stimuleren en de mogelijkheden te benutten die nieuwbouw biedt om de kwaliteit en vitaliteit van de groene ruimte te vergroten, vraagt het rijk aan provincies om een planologisch kader op te stellen voor het thema bebouwing in het buitengebied.

Twee begrippen staan centraal in de Nota Ruimte: basiskwaliteit en nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur (RHS). De RHS bestaat uit de belangrijkste gebieden in Nederland op het terrein van economie, infrastructuur en verstedelijking, water, natuur en landschap.

Het buitengebied van Bronkhorst maakt deel uit van de RHS voor zover het gaat om de gebieden die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Zie verder Structuurvisie Gelderland 2005.

In en rond de EHS geldt een ‘nee, tenzij’ benadering: nieuwe projecten of ingrepen zijn niet toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS aantasten, tenzij er geen redelijke alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. In de EHS is een saldobenadering mogelijk waarbij (kwantitatieve) aantasting van de EHS kan worden toegestaan indien - per saldo - op gebiedsniveau sprake is van een (kwaliteits)verbetering van ecologische waarden.

Voor gebieden die geen deel uitmaken van de RHS is het beleid gericht op het waarborgen en zo mogelijk vergroten van de basiskwaliteit. De verantwoordelijkheid voor deze basiskwaliteit ligt bij de provincies. Het rijk geeft aan het begrip basiskwaliteit op een beperkt aantal punten invulling: bundeling van stedelijke activiteiten, waarborgen milieukwaliteit en investeren in kwaliteit landschap.

De Nota ruimte wordt aangemerkt als structuurvisie in het kader van de Wro.

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt bij inwerkintreding de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

Op basis van het beleid zoals opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bestaan er geen belemmeringen met betrekking tot het voorliggend plan.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.


In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' ontwerp AMvB Ruimte die in 2009 al aan inspraak is onderworpen, en deels uit nieuwe onderwerpen.


Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Het betreft alleen die regels uit het eerdere ontwerp van de AMvB Ruimte (d.d. 2 juni 2009), die als nationaal belang in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) zijn herbevestigd: 2) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, 3) Kustfundament, 4) Grote Rivieren (exclusief Maas), 5) Waddenzee en waddengebied, 6) Defensie en 13) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.


Enkele bepalingen zijn hier echter van uitgezonderd. Deze hebben betrekking op provinciaal medebewind en op ontheffingsmogelijkheden en kunnen pas in werking treden op het moment waarop is voorzien in een wettelijke grondslag voor provinciaal medebewind en voor de mogelijkheid tot afwijking van algemene regels. Dit betekent tevens dat de artikelen ten behoeve van nationaal belang 13) Erfgoederen van inwerkingtreding uitgezonderd zijn.


De overige in de SVIR opgenomen nationale belangen, behalve die voor belang 9) buisleidingen, worden neergelegd in een ontwerpwijziging van het Barro. De wijziging van het Barro treedt op een nader te bepalen tijdstip in werking. Het betreft de nationale belangen: 1) Rijksvaarwegen 4) Grote Rivieren (alleen Maas) 7) Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, 8) Elektriciteitsvoorziening, 10) EHS, 11) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en 12) IJsselmeergebied.

Voor voorliggend project is met name het beleid voor de Grote Rivieren van belang (zie waterparagraaf).

3.1.4 Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid

In de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB) onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft het Rijk de nationale ruimtelijke belangen geïdentificeerd en aangegeven hoe het elk belang wil verwezenlijken. De RNRB wordt toegevoegd aan de Nota Ruimte en krijgt de status van structuurvisie. De aanleiding voor dit document is de inwerkingtreding van de Wro. De Wro verlangt niet alleen dat verantwoordelijkheden en belangen worden benoemd, maar dat daarnaast ook inzichtelijk is hoe deze belangen zullen worden verwezenlijkt. Het rijk heeft de nationale ruimtelijke belangen geïdentificeerd in deze RNRB nationaal ruimtelijk beleid.

Het nationale ruimtelijke beleid zoals verwoord in de Nota Ruimte en de andere Planologische Kernbeslissingen (PKB’s), gaat uit van het principe ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’. De centrale overheid is verantwoordelijk voor de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur en voor de ruimtelijke basiskwaliteit van Nederland, de andere overheden dragen verantwoordelijkheid voor hun eigen ruimtelijke belangen. De nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur omvat de gebieden en netwerken die het kabinet van nationaal belang acht. De door het rijk beoogde basiskwaliteit wordt uitgedrukt in generieke kaders en randvoorwaarden die de ruimte bepalen waarbinnen andere overheden hun eigen ruimtelijke afwegingen maken, ook buiten de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. De Nota Ruimte maakt tevens onderscheid tussen resultaatverantwoordelijkheid en systeemverantwoordelijkheid. De eerste betreft inhoudelijke garanties voor wat tot stand zal komen, de tweede betreft regels voor het te volgen proces.

Relevante belangen voor de planlocatie zijn:

  1. Het op orde brengen en houden van het hoofdwatersysteem ter bescherming van het land tegen overstromingen, veiligstelling van de zoetwatervoorraden, voorkoming van watertekorten en verzilting, verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater, de zorg voor een goede ecologische waterkwaliteit en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit;
  2. De realisatie, bescherming, instandhouding en verdere ontwikkeling van bijzondere waarden van de VHR- en NB-gebieden, EHS en robuuste ecologische verbindingen;
  3. Behoud, beheer en versterking van de landschappelijke, cultuurhistorische en recreatieve kwaliteiten van de nationale landschappen en het daarbinnen tegengaan van grootschalige verstedelijkingslocaties en bedrijventerreinen, nieuwe grootschalige glastuinbouwlocaties en nieuwe grootschalige infrastructuurprojecten;
  4. Bestemming en nadere ontwikkeling leefgebieden van (inter)nationaal beschermde soorten;
  5. Het op het vereiste niveau brengen van de bescherming van het rivierengebied tegen overstromingen conform de wettelijke norm en het leveren van een bijdrage aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied.

De hierboven genoemde belangen zijn vertaald in het gemeentelijke en provinciale beleid.

3.1.5 Waterbeleid van de 21e eeuw

De kern van het Waterbeleid 21e eeuw is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. Het water de ruimte geven betekent dat in het landschap en in de stad ruimte gemaakt wordt om water op te slaan. Daarmee worden problemen in andere, lager gelegen gebieden voorkomen.

Het Waterbeleid 21e eeuw breekt met de traditie van zoveel mogelijk pompen en zo snel mogelijk lozen. De waterbeheerders hebben samen gekozen voor een drietrapsstrategie, die uitgaat van het principe dat een overvloed aan water wordt opgevangen waar deze ontstaat. Dat betekent dat het water niet meer zo snel mogelijk afgevoerd wordt, maar dat het water zolang mogelijk wordt vastgehouden onder andere in de bodem. Is vasthouden niet meer mogelijk, dan bergen de waterbeheerders het in gebieden die daarvoor zijn uitgekozen. Door het water zo lang mogelijk vast te houden wordt tevens verdroging voorkomen. De strategie vasthouden, bergen, afvoeren betekent ook dat het water meer dan nu de kans krijgt om langzaam in de grond te zakken. Zo bestrijden wordt het watertekort bestreden. Pas als het niet anders kan, wordt het water afgevoerd.

Eventuele gevolgen van het Waterbeleid 21e eeuw zijn verwerkt in de waterparagraaf.

3.1.6 Beleidslijn Grote Rivieren

De beleidslijn Ruimte voor de Rivier is in 2005 geëvalueerd, waaruit is gebleken dat deze op bepaalde punten aangepast diende te worden. De nieuwe 'Beleidslijn grote rivieren' is in werking getreden op 14 juli 2006. Het toepassingsgebied van de nieuwe beleidslijn is groter en betreft het gehele rivierbed van de grote rivieren.

Met deze herziening van de beleidslijn zijn er meer mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de randvoorwaarden die een veilige afvoer en berging van het rivierwater waarborgen. De nieuwe beleidslijn geeft invulling aan de in de Nota Ruimte aangegeven wens voor een meer ontwikkelingsgerichte opzet van de beleidslijn.

Binnen het toepassingsgebied van de beleidslijn leidt een differentiatie naar deelgebieden tot een onderscheid in twee regimes. Voor activiteiten die onder het “bergend” regime vallen zullen rivierkundige randvoorwaarden gelden om de effecten op de afvoer of bergingscapaciteit van het rivierbed volledig te compenseren. Het “stroomvoerend” regime biedt slechts de mogelijkheid om toestemming te geven aan riviergebonden activiteiten. De buitendijkse gronden maken in zijn geheel onderdeel uit van het 'stroomvoerend' regime, zie navolgende afbeelding.

verplicht

Fragment kaartenatlas Beleidslijn Grote Rivieren

Het uitgangspunt van de Beleidslijn Grote Rivieren is het waarborgen van een veilige afvoer en berging van rivierwater onder normale en onder maatgevende hoogwaterstanden. Tevens geldt dat het bieden van mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, binnen de randvoorwaarden die de veiligheid stelt, van belang is voor het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed. Voor de Beleidslijn grote rivieren gelden twee concrete doelstellingen:

  • de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed behouden;
  • ontwikkelingen tegengaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken.

Deze doelstellingen zijn bij de herziening van de beleidslijn niet gewijzigd.

3.1.7 Natura 2000

Natura 2000 is het grootste initiatief op het gebied van natuurbescherming in Europa. Het is een samenhangend, Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Het netwerk wordt gerealiseerd door bijdragen van alle lidstaten van de Europese Unie. Behoud en herstel van de biodiversiteit in de Europese Unie is het doel. De Natura 2000-gebieden worden aangewezen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn.

De verplichting voor bescherming van natuurgebieden is opgenomen in de Natuurbeschermingswet, terwijl de Flora- en faunawet zich richt op de bescherming van planten en dieren. Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet in werking getreden. De Natuurbeschermingswet regelt de aanwijzing en de bescherming van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn. De Natuurbeschermingswet bepaalt vervolgens wat er wel en niet mag in deze beschermde natuurgebieden. Activiteiten die negatieve gevolgen voor de natuurwaarden kunnen hebben (zoals uitbreiding van een camping of bouwactiviteiten in of nabij een beschermd gebied), mogen

bijvoorbeeld niet plaatsvinden zonder vergunning. Er wordt alleen een vergunning verleend indien:

  • de kwaliteit van de natuurlijke habitats niet verslechtert en er geen soorten worden verstoord (met dien verstande dat het gaat om soorten en habitats waarvoor het gebied is aangewezen);
  • indien bovenstaande wel het geval is, alleen dan wanneer er geen alternatieve oplossing is, er een groot openbaar belang in het geding is en er compensatie plaats vindt.

Kortom, voor elk plan dat significante gevolgen kan hebben op een gebied dat is aangewezen als Natura 2000, Vogel- of Habitatrichtlijngebied moet een passende beoordeling worden gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen. Toestemming mag verleend worden nadat zekerheid is verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet aantast of als er geen alternatieve mogelijkheden zijn en het plan om dwingende redenen van openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, toch moet worden gerealiseerd. In dat geval moeten alle nodige compenserende maatregelen getroffen worden om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft.

verplicht

Fragment Ontwerpkaart Natura 2000 gebied Uiterwaarden IJssel

Voor verstorende activiteiten (zoals bouwen) moet een uitgebreid flora en faunaonderzoek plaatsvinden, dat wil zeggen een onderzoek waarin wordt nagegaan wat de schade voor natuur is met een motivering voor de te plegen activiteit. De Natura 2000-gebieden worden beschermd door het vergunningstelsel, als opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998. De vergunning wordt verleend indien vaststaat dat activiteiten geen significant nadelige effecten hebben op het Natura 2000-gebied. In de meeste gevallen zijn Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag en in sommige gevallen is dat de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Op 23 november 2012 heeft initiatiefnemer een aanvraag voor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 bij het bevoegd gezag, zijnde de provincie Gelderland, ingediend. Met een brief van 22 januari 2013 heeft de provincie Gelderland laten weten dat zij negatieve effecten als gevolg van dit project op het Natura2000 gebied uigesloten kunnen worden. Een vergunning voor dit project is niet benodigd vanwege het ontbreken van een vergunningenplicht.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie Gelderland 2005

De Structuurvisie 2005 (kansen voor de Regio's, voorheen Streekplan) bevat per thema en gebiedsgericht het provinciale ruimtelijk beleid voor de komende 10 jaren. Sterker dan voorheen zet de provincie in op regionale afstemming in ruimtelijke ontwikkeling. Een aantal regionale vraagstukken is/wordt daarom in regionaal verband nader uitgewerkt.

Gebiedsgericht beleid: zonering landelijk gebied

In de Structuurvisie 2005 is voor het landelijk gebied een zonering opgenomen die bepalend is voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de diverse functies. Centraal in de zonering staat het onderscheid tussen het groen/blauwe raamwerk en het multifunctionele gebied.

Het groen/blauwe raamwerk: dit zijn de gebieden die onderdeel zijn van de ecologische hoofdstructuur, de waardevolle open gebieden én de gebieden waar meer ruimte voor water moet worden gecreëerd. Deze gebieden zijn kwetsbaar voor intensieve vormen van ruimtegebruik. Het beleid is gericht op bescherming. Op de volgende afbeelding hebben deze gebieden een groene en/of blauwe tint.

Het multifunctionele gebied: in deze gebieden bestaat ruimte voor meervoudig ruimtegebruik. Voor deze gebieden bestaat geen specifiek provinciaal beleid en hebben (samenwerkende) gemeenten een zekere beleidsvrijheid ten aanzien van ontwikkelingen. Op de volgende afbeelding hebben deze gebieden een gele tint.

verplicht

Fragment Beleidskaart ruimtelijke structuur Structuurvisie

Ten aanzien van de EHS maakt de provincie een nader onderscheid in:

  • EHS-natuur
  • EHS-verweving;
  • EHS-verbindingszones.

De EHS-natuur bestaat uit de bestaande natuurgebieden en voor een klein deel uit natuurontwikkelingsgebieden die momenteel (nog) in agrarisch gebruik zijn. In deze gebieden is het beleid gericht op de bescherming en ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden. Voor de EHS-verweving geldt als uitgangspunt dat het landbouwkundig gebruik gecombineerd kan worden met natuurbeheer. De ecologische verbindingszones liggen tussen de bestaande natuurgebieden en bestaan uit landbouwgronden met verspreide natuurelementen. De verbindingszones liggen (veelal) langs beken en watergangen en moeten gevrijwaard worden van ruimtelijke ontwikkelingen die de realisering van de ecologische verbinding kunnen frustreren.

verplicht

verplicht

Het initiatief om de gemaalwoning te verbouwen ligt binnen de EHS-verweving.

EHS-verweving

In EHS-verweving is natuur de belangrijkste functie. Grondgebonden land- en tuinbouw vervult een blijvende rol in het duurzaam beheer van cultuurgrond en de daarmee verweven natuurwaarden. Land- en tuinbouw kan zich in de EHS-verweving duurzaam ontwikkelen voor zover de aanwezige natuurwaarden niet worden geschaad. Onder grondgebonden land- en tuinbouw worden ook alle vormen van gemengde agrarische bedrijfsvoering verstaan, waarbij duurzaam agrarisch gebruik van landbouwgrond aan de orde is. Ook andere functies zoals extensieve recreatievormen kunnen verweven zijn met natuurwaarden en bijdragen aan duurzame instandhouding.

In voorliggend project worden binnen de EHS-verweving de uitbreiding van de voormalige gemaalwoning, mogelijk gemaakt.

Voor de beoordeling van de overige onderdelen wordt verwezen naar paragraaf 6.4.

EHS natuur

De EHS-natuur bestaat uit bestaande natuurgebieden, en voor een kleiner deel uit natuurontwikkelingsgebieden die momenteel agrarische cultuurgrond zijn. Het beleid is gericht op het beschermen van de aanwezige natuurwaarden. In de Structuurvisie is opgenomen welke ontwikkelingen een significant effect kunnen hebben op de EHS. Het gaat hierbij onder andere om het nieuwbouwen van woningen en bedrijven, de aanleg van infrastructuur, nieuwe voorzieningen voor grootschalige recreatie en de nieuwvestiging van landbouwbedrijven.

Waardevolle (natte) natuurgebieden dienen op grond van de provinciale Structuurvisie beschermd te worden tegen verdroging. Hiertoe zijn hydrologische beschermingszones aangewezen (lichtgroene gebieden op de onderstaande afbeelding). Zoals blijkt uit deze afbeelding is de planlocatie niet gelegen in een hydrologische beschermingszone.

verplicht

Fragment beschermingskaart Structuurvisie 2005

Op de Beleidskaart zijn binnen het multifunctionele gebied een aantal waardevolle landschappen aangewezen. In deze gebieden dient het beleid gericht te zijn op behoud en versterking van de bestaande landschappelijke kernkwaliteiten. Het plangebied maakt deel uit van het Waardevolle landschap Oeverwal Bronckhorst.

Kernkwaliteiten van dit landschap zijn:
1. Kleinschalige karakterisitiek oeverwallenlandschap met kleine dorpen Olburgen, Rha en het 'stadje' Bronkhorst;
2. Overgangsgebied van open uiterwaarden van de IJssel naar het besloten landschap van de Graafschap;
3. Oude IJselarmen;
4. Vrij uitzicht vanaf de dijk over het binnendijkse landschap en over de rivier.

In een uitwerking van de Structuurvisie zijn de specifieke kernkwaliteiten van het waardevol landschap Oeverwal Bronckhorst nader beschreven en op kaart gezet.

verplicht

Fragment Themakaart 22 Structuurvisie: Waardevolle landschappen (groene gebieden)

verplicht

Fragment kaart Streekplanuitwerking Kernkwaliteiten Waardevolle Landschappen, Waardevol landschap 6 Oeverwal Bronckhorst

In de Structuurvisie is het gehele plangebied aangegeven als open gebied (zie onderstaande afbeelding). Hier dient het beleid gericht te zijn op het behouden van de grootschalige openheid, welke is aangemerkt als belangrijkste kernkwaliteit. Derhalve geldt dat ruimtelijke ingrepen die de openheid aantasten niet zijn toegestaan.

verplicht

Fragment Themakaart 23 Structuurvisie: Open gebieden

Voor het buitengebied zijn tot slot de gebieden van belang die in de Structuurvisie worden aangegeven als zijnde aardkundig waardevol op provinciaal niveau (zie volgende afbeelding). Hierbij gaat het om de gebieden in de uiterwaarden. Het beleid in deze gebieden is gericht op bescherming van deze waarden. Doordat de aardkundige waarden divers van karakter zijn, heeft de provincie geen standaard richtlijnen opgesteld. Wel vraagt de provincie rekening te houden met deze waarde bij de inrichting, het beheer en de bestemming.

verplicht

Fragment Themakaart 12 Structuurvisie: Aardkunde

Thematisch beleid

Naast het gebiedsgerichte beleid zoals hiervoor beschreven, bevat de Structuurvisie ook thematisch beleid. Thematisch beleid is onder meer geformuleerd voor de uitbreidingsmogelijkheden van agrarische (grondgebonden) bedrijven. Ook ten aanzien van de mogelijkheden voor functiewijzigingen in het buitengebied en de vestiging en uitbreiding van recreatieve voorzieningen en de toegestane omvang van (burger)woningen geeft de Structuurvisie (strikte) kaders. Ten aanzien van galerieën is geen specifiek beleid geformuleerd.

3.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kunnen middels een provinciale verordening regels gesteld worden omtrent de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen, voor zover provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland heeft op 25 november 2008 besloten voor een aantal onderwerpen de Ruimtelijke Verordening Gelderland (vastgesteld 15 december 2010) op te stellen. Op 27 juni 2012 is deze Ruimtelijke verordening in een eerste herziening opnieuw vastgesteld. Voor voorliggend project zijn de volgende thema's van toepassing:

Ecologische hoofdstructuur (EHS)

In artikel 18 van de Ruimtelijke Verordening Gelderland staat aangegeven dat bij ruimtelijke ingrepen binnen de EHS geen functies worden toegestaan waardoor de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied, Zoals aangegeven in de streekplanuitwerking 'Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse ecologische hoofdstructuur', significant worden aangetast.

De gemaalwoning op de dijk ligt binnen de EHS-verweving. De gemaalwoning krijgt een nieuwe functie als galerie. De effecten van de functiewijziging en de uitbreiding van de gemaalwoning op de kernkwaliteiten van de EHS-natuur zijn onderzocht en verder uitgewerkt in paragraaf 6.4 van de toelichting. Uit de resultaten van de onderzoeken blijkt (, en ) dat de functiewijziging en de uitbreiding van de gemaalwoning niet leidt tot een aantasting van de natuurwaarden. Het plan zal niet significant (negatief) van invloed zijn op de kernkwaliteiten van de EHS. Daarmee voldoet het plan aan de kaders welke in de Ruimtelijke Verordening Gelderland (2012) genoemd worden.

3.2.3 Belvoir 3

De Provincie Gelderland kiest in Belvoir voor een actief cultuurhistorisch beleid waarin ruimtelijke, economische en cultuurhistorische belangen niet langer met elkaar strijden maar elkaar inspireren en versterken. “Behoud door ontwikkeling” houdt in dat cultuurhistorische waarden een belangrijke en volwaardige plaats krijgen in ontwikkelingsprocessen.

Het beleid kent vijf doelstellingen:

  • maak cultuurhistorische waarden inzichtelijk;
  • integreer cultuurhistorie volwaardig in de planvorming;
  • versterk de cultuurhistorische bijdrage aan de Gelderse economie;
  • houd cultuurhistorische waarden duurzaam in stand;
  • vergroot het cultuurhistorisch besef en draagvlak.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Algemeen

Op het terrein van de ruimtelijke ordening en volkshuisvesting heeft de Regio Achterhoek geen structurele overgedragen taak. Sinds september 2008 worden deze taken door de gezamenlijke gemeenten zelf opgepakt. Bestuurlijk en ambtelijk aanspreekpunt voor dit werkterrein ligt bij de gemeente Bronckhorst. Regionaal is in april 2005 de Regionale StructuurVisie (RSV) vastgesteld. De visie heeft gediend als bouwsteen voor het Streekplan 2005. Daarnaast is, als uitvoering van de RSV, een regionale regeling opgesteld voor het functieveranderingsbeleid in het Buitengebied, 'Functies zoeken plaatsen zoeken functies' en zijn regionaal zoekgebieden aangewezen voor woningbouw en bedrijventerrein.

3.3.2 Functies zoeken plaatsen zoeken functies

De regionale beleidsnotitie “Functies zoeken plaatsen zoeken functies” (2006) is een gezamenlijk initiatief van een aantal gemeenten en is door de provincie geaccordeerd. Het beleid komt in de plaats van het generieke streekplanbeleid. De doelstelling van deze beleidsnotitie is tweeledig. Enerzijds is dit het behouden van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied en waar mogelijk het verder ontwikkelen ervan. Dit betekent dat vooral rust, ruimte en groen behouden en versterkt moeten worden. Anderzijds betreft het hier impulsen geven aan de natuur-, de recreatie- en de woonfunctie van het landelijk gebied.

In de notitie worden de volgende beleidsuitgangspunten geformuleerd:

  • functieverandering is alleen van toepassing op fysiek bestaande, vrijgekomen (en ook vrijkomende) legale gebouwen die gelegen zijn in het buitengebied;
  • het beleid richt zich op maatwerk en er wordt gestreefd naar win-win situaties;
  • functieverandering moet leiden tot een bijdrage aan de ruimtelijk kwaliteit en vitaliteit dan wel andere aan aan het buitengebied gebonden activiteiten;
  • verevening (kwaliteitsbijdrage) kan nadrukkelijk als instrument/voorwaarde worden ingezet om ruimtelijke kwaliteit te bewaken en/of te bereiken;
  • de in de omgeving aanwezige functies mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • de nieuwe functies moeten binnen de aard en schaal van de omgeving passen. Door dit beleid voor functieverandering moet de (landschappelijke) kwaliteit van een gebied minimaal gelijk blijven, maar bij voorkeur verbeterd worden;
  • de nieuwe functie mag geen onaanvaardbare aantasting zijn van karakteristieke of monumentale gebouwen;
  • nieuwe functies mogen geen onaanvaardbare verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;
  • bij verbouw en nieuwbouw moet worden voldaan aan beleid voor beeldkwaliteit en welstand;
  • buitenopslag van goederen en stalling buiten is niet toegestaan;

Uitgangspunt van hergebruik en functieverandering van vrijgekomen gebouwen is dat, naarmate de gevolgen van het hergebruik of de functieverandering voor het omliggende gebied groter zijn, de te volgen procedure zwaarder is en de vereveningsbijdrage hoger kan zijn. Daarnaast wordt rekening gehouden met de aard van de bebouwing, de aard van het nieuwe gebruik en de omvang van het gebruik. Daarbij kan de bijdrage die het initiatief levert aan ruimtelijk kwaliteit, milieukwaliteit of sociale kwaliteit worden betrokken.

In deze regionale beleidsnotitie wordt de gebiedstypering uit het streekplan verder uitgewerkt. De planlocatie ligt in het 'Multifunctioneel gebied' en in de 'EHS-verweving'. 'Multifunctioneel gebied' betreft gebieden met verspreid liggende waarden. Voor functieverandering geldt als gebiedsprioriteit een zorgvuldige inbedding van lokale en regionale kwaliteiten op het vlak van beleving, aardkunde en cultureel erfgoed. In het kader van de functieverandering is de ruimtelijke kwaliteitsbijdrage (verevening) gericht op behoud en verbetering van bestaande kwaliteiten conform de karakteristiek van het landschap op lokaal niveau.

Conclusie

Zoals eerder beschreven ligt het initiatief in de gebiedstyperingen 'multifunctioneel gebied' en 'EHS-verweving'. In dit gebied mag men bestaande bebouwing omzetten in een dagrecreative of toeristische functie. Het maximum oppervlak van deze functie bedraagt 750 m2, waarbij de instandhouding van de karakteristieke en monumentale bebouwing als verevening telt.

Er is deels sprake van functiewijziging, omdat alleen de bedrijfswoning van het gemaal een nieuwe functie krijgt, maar het gemaal zelf in functie blijft. Door de nieuwe functie van galerie blijft de karakteristieke en monumentale bebouwing van de gemaalwoning behouden. Ten behoeve van de galerie wordt er een aanbouw gerealiseerd van circa 100 m2 (inclusief 30 m2 overdekt terras en ondersteunende horeca). De ontwikkeling past in het beleid voor het hergebruik van panden in het buitengebied.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie

Op grond van de nieuwe Wro dient de gemeente een structuurvisie vast te stellen voor haar grondgebied. Daarnaast is een aanvang gemaakt met de actualisering van alle bestemmingsplannen. Omdat de gemeente voorkeursrecht, op grond van de Wet voorkeursrecht gemeenten, heeft gevestigd op diverse locaties is het vertalen van die gebieden in een structuurvisie noodzakelijk. De structuurvisie maakt ruimtelijke beleidskeuzes. Beleidsdoelen uit de structuurvisie worden gerealiseerd in het bestemmingsplan of de beheersverordening. Bronckhorst heeft een Structuurvisie bebouwd gebied en een Structuurvisie buitengebied. In de structuurvisies zijn thema's als wonen, werken, centrumgebied, recreatie, toerisme en economische ontwikkeling, cultuurhistorie, groen en verkeer per kern uitgewerkt. Knelpunten en aandachtspunten zijn in kaart gebracht en vertaald in een beleidsvisie.

In Structuurvisie bebouwd gebied worden de visie en beleidskeuzes voor het bebouwde gebied vastgelegd. Deze structuurvisie is vastgesteld op 26 februari 2009.

In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) voor het buitengebied, dat op 25 juni 2009 is vastgesteld, zijn de visie en beleidskeuzes voor het buitengebied vastgelegd. Het beleid zoals opgenomen in het LOP is verder uitgewerkt in 3.4.6 Landschapsontwikkelingsplan Bronckhorst, Lochem en Zutphen. De ontwerp structuurvisie Bronckhorst is in mei 2012 ter inzage gelegd. Het LOP vormt de basis voor de structuurvisie voor het buitengebied. Zowel de Structuurvisie bebouwd gebied als het LOP zijn geactualiseerd en opgenomen in de ontwerp-structuurvisie.

3.4.2 Beleidsvisie voor het buitengebied

Het buitengebied van Bronckhorst biedt ruimte aan diverse functies waaronder landbouw, natuur, landschap, recreatie wonen en werken. De waarden die aan deze functies worden toegekend en de onderlinge relaties verschillen per gebied. Het is dan ook naadzakelijk belangen af te wegen. Soms gaat de ontwikkeling van de ene functie ten koste van de andere functie, soms kunnen ze elkaar ook versterken.

Vanwege de wisselwerking tussen landbouw, natuur en het landschap en gelet op het grote belang dat (door de gemeente en ook de hogere overheden) wordt gehecht aan de instandhouding van dit cultuurlandschap geldt voor dit bestemmingsplan de volgende algemente en overkoepelende beleidskeuze:

Behoud, herstel en/of ontwikkeling van de verschillende karakteristieke landschapstypen en het waarborgen van de dynamiek hierbinnen.

3.4.3 Economisch beleid

Op 22 juni 2006 heeft de gemeenteraad het beleid voor economische ontwikkeling van Bronckhorst 'Kansen benutten in Bronckhorst' vastgesteld. Dit beleidsdocument geeft richting aan de gewenste economische ontwikkeling van de gemeente Bronckhorst. De centrale doelstelling van het beleid luidt als volgt: 'De gemeente Bronckhorst werkt aan een duurzame evenwichtig en vitale economische ontwikkeling van Bronckhorst, waarbij gebruik gemaakt wordt van aanwezige kwaliteiten. In de zin van rust en ruimte wordt gestreefd naar behoud en versterking van de werkgelegenheid en een regelmatige ontwikkeling van de werkgelegenheid in kansrijke sectoren als recreatie en toerisme, (niet) commerciële dienstverlening.'

Nijverheid is een stabiele economische sector van betekenis. De trend is dat het aantal arbeidsplaatsen licht daalt als gevolg van globalisering. Veel investeringen waardoor arbeidsproductiviteit stijgt. Door specialisatie en aansluiting op kennis- en innovatiecentra kan de sector zich handhaven in nichemarkten.

Bereikbaarheid is een absolute voorwaarde voor de sector. Enerzijds moet de aantakking op het regionale en rijkswegennet verbeterd worden, anderzijds moeten ook de wegen binnen de gemeente een goede doorstroming van het vrachtverkeer mogelijk maken. In samenspraak met omliggende gemeenten zal gezocht worden naar oplossingen voor verbetering van de regionale ontsluiting.

De sector is gebaat bij een vitale samenleving. Met name een verbetering van het woningaanbod voor jongeren zal meer jongeren aan de gemeente binden, waardoor de benodigde verjonging van het werknemersbestand kan optreden.

Het initiatief past goed in de hiervoor genoemde doelstelling van het beleid. Het initiatief sluit aan op de hoofddoelstelling van dit beleid, want er wordt van de aanwezige kwaliteiten (cultuurhistorie en landschap) gebruik gemaakt om een recreatieve en culturele voorziening te ontwikkelen.

3.4.4 Welstandsnota

De herziening van de Woningwet, die 1 januari 2003 in werking is getreden, heeft ondermeer als doel, het inzichtelijk maken van de beoordeling van de aanvragen voor bouwplannen door de welstandscommissie. Die beoordeling zelf is niet veranderd en betreft 'de aanvaardbaarheid van het bouwwerk in zijn omgeving, van het bouwwerk op zichzelf en van de toegepaste details, materialen en kleuren'. Nieuw is de vaststelling van de nota door de gemeenteraad.

De welstandsnota bevat de criteria die gelden bij de beoordeling van bouwplannen door de welstandscommissie. De reden voor dit nieuwe beleidsinstrument is én de gemeenteraad én de burger te betrekken bij het welstandsbeleid, zodat dit beleid voor een ieder inzichtelijk wordt.

De formulering luidt, dat de plannen moeten voldoen 'aan redelijke eisen van welstand'. Thans is het al lang niet meer zo dat overal op dezelfde wijze naar de plannen wordt gekeken; eerst wordt de aanvraag al getoetst aan het bestemmingsplan; in nieuwe plangebieden bepalen daarnaast beeldkwaliteitplannen waaraan de bouwplannen moeten voldoen. In beschermde stads- en dorpsgezichten wordt speciaal gelet op het historische kader. Wat 'redelijk' is voor welstand, hangt dus af van het kader waarbinnen de plannen worden getoetst.

De nota brengt samenhang in die toetsingskaders en de daarbij behorende criteria en presenteert deze overzichtelijk en inzichtelijk. Met vaststelling van de welstandsnota door de gemeenteraad kan de welstandsbeoordeling alleen nog maar gebaseerd worden op de criteria die in de welstandsnota worden genoemd. Één en ander is verder uitgewerkt in 4.4.2 Welstandsnota.

3.4.5 Groenstructuurplan

Het "Groenstructuurplan voor het openbaar groen" heeft tot doel om vanuit een gezamenlijke visie de gewenste groenstructuur en de gewenste kwaliteit van het groen vast te leggen en zowel kwantitatief als kwalitatief in stand te houden. Het in 2008 vastgestelde groenstructuurplan heeft een looptijd van 15 jaar en fungeert als toetsingskader voor het behouden, verwerven en afstoten van het groen. Het plan is ontwikkeld op basis van de ambities van de verschillende sleutelfiguren (onder andere ambtelijk apparaat, burgers, bestuur) in het openbaar groen. Samen hebben zij de inhoud bepaald. Het geeft een kader voor ontwerpen, inrichtingsvoorstellen en beheerplannen, levert randvoorwaarden voor de beleids- en beheerplannen voor alle deelproducten en behartigt het openbaar groen in de dorpen en de kernen in de gemeente, inclusief de sportcomplexen en begraafplaatsen die in de dorpen of kernen liggen, of er aan grenzen. Tevens bevat het een aantal uitgangspunten voor het bereiken van de doelstelling.

verplicht

Fragment kaart 'groenzonering Bronkhorst' uit groenstructuurplan

De planlocatie valt niet binnen het groenstructuurplan. Daardoor levert het groenstructuurplan geen verplichtingen of randvoorwaarden op voor de ontwikkeling.

3.4.6 Landschapsontwikkelingsplan Bronckhorst, Lochem en Zutphen

Op 25 juni 2009 heeft de raad van Bronckhorst het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) voor het buitengebied vastgesteld. Dit beleidsplan is door de gemeenten Bronckhorst, Lochem en Zutphen gezamenlijk opgesteld. Het doel van het LOP is om een stimuleringskader te bieden voor het landelijke gebied en de gewenste initiatieven te ondersteunen, wat moet leiden tot verder behoud en versterking van het landschap. Hierbij wordt rekening gehouden met bestaande plannen. Het LOP krijgt verdere uitwerking in de gemeentelijke structuurvisie voor het buitengebied.

Conform het landschapsbeleid geldt onder meer een zorgvuldige landschappelijke inpassing als voorwaarde voor onder meer uitbreidingen van bebouwing en bij functieverandering. Daarbij dient gelet te worden op de vormgeving van nieuwe bebouwing, de situering van nieuwe gebouwen ten opzichte van de reeds bestaande gebouwen en de wijze waarop de nieuwe gebouwen zich verhouden tot de ruimere omgeving. Dit doel kan bijvoorbeeld mede met de aanleg van beplanting worden gerealiseerd.

verplicht

Kaart LOP "IJsseluiterwaarden"

In het LOP is het buitengebied van de gemeenten Bronckhorst, Lochem en Zutphen verdeeld in verschillende deelgebieden. De planlocatie ligt in het deelgebied 4 "IJsseluiterwaarden". Voor dit deelgebied is de essentie van de landschapsontwikkeling:

  • Handhaven openheid komgronden en natte veldontginningen;
  • Handhaven en versterken contrast rivierkleigebied en dekzandgebied;
  • Behoud relatie oude dorpskernen en buitengebied;
  • Natte landschaps- en natuurontwikkeling in de uiterwaarden rekening houdend met de veehouderij.

Voorliggende ontwikkeling draagt bij aan het behoud van de openheid in het gebied, want er wordt maar beperkt nieuwe bebouwing opgericht. Geen van de overige essentiele onderdelen van de landschapsontwikkeling worden belemmerd door voorliggend plan.

3.4.7 Verkeersbeleid

Op 28 juni 2007 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan (GVVP) vastgesteld. Dit plan geeft zodanig sturing aan de ontwikkeling van de mobiliteit dat de kwaliteit van zowel de bereikbaarheid, de leefbaarheid als de verkeersveiligheid in de gemeente wordt gewaarborgd.

Het GVVP is van cruciaal belang omdat hierin de toekomstige beleidskaders voor de gemeente Bronckhorst zijn vastgelegd. Er is onderscheid gemaakt in de volgende thema's:

  • Verkeersveiligheid: eenduidige inrichting van wegen volgens de duurzaam veilig filosofie.
  • Bereikbaarheid: definiëren van verkeersaantrekkende locaties (woon, werk of bijvoorbeeld recreatieve locaties), benoemen van routes tussen hoofdwegen en deze verkeersaantrekkende locaties, beschrijven van bereikbaarheidsniveaus, prioriteren van locaties.
  • Leefbaarheid: benoemen van kwetsbare gebieden en robuuste wegen, beschrijven van acceptabele grenzen voor intensiteit, milieu en geluid en benoemen van voorwaarden.

De wegen in de kern Bronkhorst zijn door de gemeente aangeduid als recreatieroutes. Het recreatieve verkeersnetwerk kent vooral de basis vanuit de recreatieve trekpleisters. Ook het stadje Bronkhorst hoort bij de voornaamste trekpleisters binnen de gemeente. Aan het wandelnetwerk wordt in het GVVP geen specifieke aandacht besteed.

Ten aanzien van parkeren is in het GVVP opgenomen dat wanneer de parkeerduur een probleem gaat worden en langparkeerders (lees: parkerende recreanten) de parkeerplekken bij de bestemmingen (onder andere bij winkels) gaan bezetten, het raadzaam is parkeerconcentraties voor langparkeerders (lees: de recreanten) aan te wijzen en eventueel aan te leggen. Het totaalplan voorziet in het realiseren van een parkeerterrein aan de rand van de kern Bronkhorst (deze parkeerplaats bij de veerweg) -op dit moment als tijdelijke voorziening-) zal via een afzonderlijke procedure ruimtelijk juridisch worden ingepast . Zodoende wordt er bijgedragen aan de hiervoor geformuleerde doelstelling om, daar waar nodig, nieuwe parkeerplaatsen te realiseren voor recreanten.

verplicht

Fragment beleidskaart GVVP kern Bronkhorst

3.4.8 Recreatienota 2007

De gemeente Bronckhorst heeft een sterke recreatieve structuur en de potentie voor verdergaande verbetering van zowel dag- als verblijfsrecreatie. Het gemeentelijke recreatiebeleid biedt hiervoor veel ruimte, in afstemming met de landschappelijke waarden. Voor de verschillende vormen van recreatie geldt het volgende beleid.


Zonering

In het bestemmingsplan is - conform de gemeentelijke Recreatienota - een recreatieve zonering opgenomen die met name van betekenis is voor het beleid ten aanzien van minicampings (zie hieronder). Er zijn drie zones:

  1. Zone restrictief beleid: stille zones c.q. de bestaande bos- en natuur gebieden waar behoud van rust prioriteit heeft;
  2. Ontwikkelingszone: randen rondom de bestaande bos- en natuurgebieden waar bestaande concentraties van recreatie selectief versterkt kunnen worden;
  3. Overig landelijk gebied: zone met een terughoudend beleid.

verplicht

Fragment beleidskaart zonering recreatienota

verplicht

Fragment beleidskaart recreatienota

Voor de uiterwaarden langs de IJssel en het gebied rondom het stadje Bronkhorst geldt een restrictief beleid. Dit zijn gebieden met een grote landschappelijke openheid. De uiterwaarden hebben primair een functie voor waterberging. Het gebied rondom Bronkhorst is een beschermd stadsgezicht.

In zone 1 wordt een zeer terughoudend beleid gevoerd. Een beperkte uitbreiding van (verblijfs)recreatie is alleen mogelijk als functiewijziging van vrijkomende (bedrijfs)gebouwen. Hier kan bijvoorbeeld een logiesaccommodatie met bed & breakfast of een groepsaccommodatie gerealiseerd worden. De voorkeur gaat uit naar het gebruik van karakteristieke of monumentale gebouwen.

Voorliggend initiatief voorziet in het vestigen van een recreatieve en culturele functie in een voormalige gemaalswoning. Er is sprake van functiewijziging van een karakteristiek en monumentaal gebouw en een uitbreiding met een aanbouw.

3.4.9 Ontwikkelingsvisie Bronkhorst

Het stadje Bronkhorst is een belangrijke toeristische parel binnen de gemeente Bronckhorst en de regio. De gemeente Bronckhorst heeft BUITEN, bureau voor Economie & Omgeving een ontwikkelingsvisie voor het stadje laten opstellen.

Een belangrijke opgave in de Ontwikkelingsvisie is het optimaliseren van de relatie tussen toerisme en leefbaarheid. In de visie is de huidige situatie van het toeristisch product, de bezoekers en de bewoners geanalyseerd. Daarnaast is er een SWOT opgenomen en zijn er drie scenario’s uitgewerkt van mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het stadje. Vervolgens zijn er uitgangspunten geformuleerd voor de toekomstige ontwikkeling van Bronkhorst waarover breed draagvlak is onder ondernemers en bewoners. Als toeristische ontwikkeling binnen de uitgangspunten wordt vormgegeven, kan verdere toeristische ontwikkeling heel goed samengaan met behoud of zelfs versterking van de

leefbaarheid.

Concreet bestaat de visie uit de volgende elementen:

Een optimale relatie tussen toerisme en leefbaarheid

De gemeente wil het stadje Bronkhorst de komende jaren evenwichtig ontwikkelen. Evenwichtig, omdat de economische ontwikkeling hand in hand moet gaan met een verbetering van de leefbaarheid voor de bewoners van Bronkhorst. Verdere ontwikkeling van het toerisme kan volgens de gemeente prima samengaan met een aangenaam woon- en leefklimaat - mits dit gepaard gaat met goed visitor management.

Historisch karakter, kleinschaligheid en authenticiteit

Evenwichtige ontwikkeling betekent ook dat een groei van het aantal toeristen naar Bronkhorst geen doel op zichzelf is. De visie gaat uit van het behoud van de kleinschaligheid en authenticiteit van het stadje. Dat wil echter niet zeggen dat er geen ambities zijn! De ontwikkelingsvisie doet concrete voorstellen voor het versterken van Bronkhorst als toeristische parel, zodat toeristen langer in het stadje kunnen verblijven. Het gaat daarbij om activiteiten, attracties en arrangementen die passen bij het historische karakter en die de authentieke uitstraling versterken.

Bronkhorst: de poort van Bronckhorst

De gemeente wil de toeristische relatie tussen het stadje en de gemeente de komende jaren versterken. Bezoekers worden via gerichte impulsen verleid om andere delen van de gemeente Bronckhorst te bezoeken. Dat kan door het aanbieden van aantrekkelijke arrangementen, het verbeteren van de verbindingen tussen Bronkhorst en Bronckhorst en door een betere informatievoorziening naar de bezoekers toe.

Samenwerking en slagkracht

De ontwikkelingsvisie vormt het startpunt van een intensieve samenwerking tussen gemeente, bewoners, ondernemers en andere organisaties die betrokken zijn bij de toekomst van Bronkhorst.

3.4.10 Masterplan recreatieve route-infrastructuur Bronckhorst

De gemeente Bronckhorst kent een groot aantal toeristisch-recreatieve parels. De gemeente heeft een recreatieve routestructuur die –mede vanwege de aantrekkelijke

omgeving – een bestemming op zich vormt, maar er ook toe dient om de parels met elkaar te verbinden. De gemeente wil de economische betekenis van toerisme en recreatie voor Bronckhorst – en de daarmee gepaard gaande werkgelegenheid graag versterken, onder meer door de verblijfsduur van toeristen en recreanten in de gemeente te verlengen. Daartoe moet het toeristisch-recreatieve aanbod uiteraard aantrekkelijk en onderscheidend zijn. Routes zijn een belangrijk onderdeel van dat aanbod. Het bieden van goede en aantrekkelijk gepresenteerde ‘traditionele’ routes is uiteraard belangrijk. Daarnaast wil de gemeente ook kijken naar mogelijkheden voor routegelieerde productontwikkeling. Om deze redenen heeft de gemeente Bronckhorst BUITEN, Bureau voor Economie en Omgeving een Masterplan recreatieve route-infrastructuur Bronckhorst laten opstellen.

In het masterplan is allereerst een beschrijving en analyse opgenomen van de huidige recreatieve routestructuur. Samenvattend is er gesteld dat er geen knelpunten zijn, maar er zijn wel enkele verbeterpunten:

  • De relatie tussen de routes en de overige toeristisch-recreatieve infrastructuur van de gemeente,
  • De informele organisatie van beheer en onderhoud die nu nog niet tot problemen leidt, maar wel zou moeten worden geformaliseerd voor de toekomst;
  • Het sterker benutten van routes voor de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van de gemeente.

Na analyse van de huidige route-infrastructuur, is het gewenste beeld voor de toekomst geschat. Hieronder zijn de voor dit project relevante onderdelen toegelicht:

Terughoudend met nieuwe routes, fietsknooppuntennetwerk wordt kans

Wandelroutes kunnen beperkt worden ontwikkeld, met name in de westelijke zone van de

gemeente, in de eerste plaats rond Bronkhorst en de uiterwaarden en daarnaast rond

Wichmond-Vierakker, Baak en Steenderen.

Beleving als aandachtspunt, routestructuur benutten voor nieuwe producten

Nieuwe wandel- en (in de toekomst) fietsroutes moeten boeiend zijn voor de gebruikers én van toegevoegde waarde voor de toeristisch-recreatieve (economische) ontwikkeling van de gemeente Bronckhorst. Dit betekent dat de routes bezienswaardigheden en horecavoorzieningen moeten aandoen, en dat er in ieder geval aandacht moet zijn voor belevingsaspecten via een korte toelichting. Het verbinden van een specifiek thema aan de route heeft de voorkeur.

3.5 Conclusie

Rijksbeleid:

Het planvoornemen past in het beleid zoals opgenomen in de Nota Ruimte en de Structuurvisie infrastructuur en ruimte. Daarnaast past het initiatief in hetgeen is opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Ten aanzien van het Waterbeleid 21e eeuw bestaan er geen belemmeringen voor het plan.Voor de onderliggende activiteit is reeds een watervergunning (waterschap) aangevraagd.

Provincie:

Het initiatief past in het beleid zoals opgenomen in de Structuurvisie Gelderland 2005. Er wordt weinig bebouwing toegevoegd (aanbouw gemaalwoning), het betreft voornamelijk een functiewijziging. Er is niet gebleken dat de aanwezige waarden door de ontwikkeling in het geding komen.

De ontwikkelingen passen in het beleid zoals opgenomen in de Verordening Ruimte, want er wordt aangesloten bij de waarden die aanwezig zijn in het gebied. Ook vanuit het Reconstructieplan Achterhoek en Liemers bestaan er geen belemmeringen voor het project, het verwevingsgebied is het ideale gebied voor meer functiemenging. De ontwikkelingen sluiten goed aan bij Belvoir 3, want de cultuurhistorische waarde van de gemaalwoning vormt het uitgangspunt voor het onderliggende plan.

Het initiatief voor het verbouwen van de gemaalwoning tot galerie en vvv en kleinschalige horecavoorziening past binnen het huidige provinciale beleid. Voor de toetsing aan het beleid ten aanzien van de Natura2000 zijn een aantal onderzoeken uitgevoerd. Voor het onderhavige perceel is een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet niet benodigd. Eén en ander wordt bevestigd in een door de provincie Gelderland aan de initiatiefnemer verstuurde brief (22 januari 2013).

Regio:

Het initiatief sluit goed aan op het beleid zoals opgenomen in 'functies zoeken plaatsen zoeken functies'. Er wordt een cultuurhistorisch waardevol pand hergebruikt. Ook wordt er bijgedragen aan de aanwezige waarden en biotopen, want de openheid van het gebied blijft behouden.

Het initiatief past binnen het beleid zoals opgenomen in de 'Stroomgebiedsvisie Achterhoek-Liemers'. Voorliggend project ligt niet in de 'zoekruimte bergingsgebied'. Daarnaast ligt de locatie vlakbij 'prioritaire natte natuur en beschemeringsgebieden'. Het initiatief heeft geen invloed op de grondwaterstand en/of het oppervlaktewaterpeil.

Gemeente:

Het initiatief past goed in het economische beleid van de gemeente Bronckhorst. Het initiatief sluit aan op de hoofddoelstelling van dit beleid, want er wordt van de aanwezige kwaliteiten (landschap, cultuurhistorie) gebruik gemaakt om een recreatieve en culturele voorziening te ontwikkelen.

Het initiatief sluit goed aan op het beleid zoals opgenomen in het LOP. Het verbouwen van de gemaalwoning (alsmede de niet in dit plan maar wel de in het totaalplan opgenomen beeldenroute en de parkeerplaats) is in vooroverleg positief beoordeeld door de gemeentelijke monumentencommissie.

Voorliggend initiatief voorziet in het vestigen van een culturele en recreatieve functie in een voormalige gemaalwoning welke als een karakteristiek en monumentaal pand dient te worden aangemerkt.

Het plan draagt naast de instandhouding van dit cultuurhistorische gebouw bij aan het realiseren van de doelen die zijn opgenomen in de Ontwikkelingsvisie Bronkhorst. Het realiseren van een nieuwe galerie, VVV, alsook het stimuleren van de verkoop van streekproducten, draagt bij aan het versterken van het recreatieve product Bronkhorst zonder daarmee de bestaande waarden van het stadje aan te tasten.

Zoals hiervoor beschreven past het initiatief in het rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden

4.1 Functioneel

Vanaf de start van het project is het primair de intentie geweest een kunstfaciliteit te realiseren die zichzelf kan bedruipen en economisch op eigen benen kan staan. De kunstfaciliteit betreft een

ruimte voor het vervaardigen, exposeren en te koop aanbieden van kunst. Net zoals er verschillende kunstenaars zijn, zijn er ook verschillende soorten kunst. Naast een galerie zal de gemaalwoning een plek zijn waar de mensen naast het bewonderen van de aanwezige kunst, de geschiedenis van de gemeente Bronckhorst leren kennen, waarna ook het drinken van het glaasje of het eten van een maaltijd mogelijk wordt gemaakt. Galerie Het Gemaal wil een kwalitatieve aanvulling zijn op het bestaande aanbod op het gebied van kunst en vormgeving, informatie en plekbeleving. Om de bestaande aanwezige kwaliteiten te waarborgen zullen horeca- en detailhandelfunctionaliteiten op deze locatie slechts functioneel ondergeschikt aan de hoofdfunctie galerie worden toegelaten.

  • Een ruimte (circa 160 m2) voor het vervaardigen, exposeren en het te koop aanbieden van kunst, alsmede voor het gebruik ten behoeve van een gastatelier "Artist in residence (tijdelijke werk- en verblijfsaccomodatie voor kunstenaars en/of ontwerpers".
  • Een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van de verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen en diensten in het kader van een recreatieve informatievoorziening, functioneel ondergeschikt aan de de kunstruimte- en/of kunstcentrumfunctie tot een maximale gebruiksoppervlakte van 10m2.
  • Een horeca-etablissement wordt toegelaten, gerelateerd en ondergeschikt aan de kunstruimte- en/of kunstcentrumfunctie, waarbij deze functioneel het doel heeft tot het verstrekken van maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee, niet-alcoholische en zwak-alcoholische activiteiten tot een maximale gebruiksoppervlakte van 70 m2.

4.2 Stedenbouwkundige Eisen

De aanbouw krijgt met een lagere hoogte (één bouwlaag) een ondergeschikt karakter ten opzichte van de bestaande bebouwing (twee bouwlagen). De aanbouw wordt evenwijdig aan de dijk en de bestaande gemaalwoning gerealiseerd, zodoende blijft de dijk als duidelijke noord-zuidas behouden.

4.3 Ruimtelijke En Landschappelijke Inpassing

De aanbouw van de gemaalwoning wordt evenwijdig aan de dijk en de bestaande woning gerealiseerd. Zodoende past deze in het ruimtelijke beeld. Er mag niet in de dijk worden gebouwd. Dit heeft als gevolg dat er een speciale fundering wordt toegepast. De aanbouw van de gemaalwoning wordt zo uitgevoerd, dat deze bij een eventuele dijkverhoging eenvoudig gedemonteerd kan worden.

4.4 Beeldkwaliteitseisen

4.4.1 Algemeen

De gemaalwoning is een gemeentelijk monument en ligt binnen het rijksbeschermd stadsgezicht van Bronkhorst. De gemeentelijke momumentencommissie heeft in overleg positief geadviseerd over het plan. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft in overleg ook positief gereageerd op de plannen met betrekking tot het beschermd stadsgezicht.

4.4.2 Welstandsnota

In de welstandsnota van de gemeente Bronckhorst is de kern Bronkhorst aangewezen als 'Historische dorpskern en linten' en als 'Landelijk groen'. De planlocatie ligt binnen beide gebiedstypen.

Voor 'Landelijk groen' geldt dat deze gebieden ‘restjes’ landelijk gebied zijn, ontstaan door de formele kerngrenzen, maar behoren bij het aangrenzende landelijke gebied. Qua welstandseisen gelden dezelfde eisen als voor het omliggende landelijke gebied.

Voor 'Historische dorpskern en linten' geldt dat deze gebieden een hoge belevingswaarde hebben, de dragers zijn van de streekkenmerken en vertellen van hun geschiedenis en cultuur. Het zijn ook de gebiedsdelen waardoor de kernen zich van elkaar onderscheiden en als zodanig worden zij ook gewaardeerd. Voor deze gebieden geldt een bijzondere toetsing, vanwege de karakteristiek en de historische waarden. Voor Bronkhorst gelden de volgende gebiedscriteria:

  • Een lint vraagt om het open houden van zijtuinen; geen herhaling van bouwvormen; niet aaneenbouwen.
  • Nieuwbouw in overeenstemming met de landelijke omgeving.
  • Wijzigingen en aan- en bijgebouwen volgens de stijl van het hoofdgebouw.
  • Het versterken van het historisch kader wordt vooral gezocht in het in stand houden c.q. restaureren van karakteristieke panden, alsmede in de inrichting van rabatstroken, erven, straatprofielen en beplantingen.

De voormalige gemaalwoning is aangemerkt als gemeentelijk monument. Voor Rijks- en gemeentelijke momumenten geldt een bijzondere toetsing. Bij beoordeling van wijzigingen en toevoegingen aan of bij deze gebouwen is de karakteristiek en het historisch aspect een belangrijke toets. dit houdt geenszins in, dat nieuwe ingrepen, mits van enige omvang, geen eigen gezicht mogen hebben. Het bestaande gebouw is immers ook nogal eens gegroeid in de tijd. Afwijken van de aspecten die juist de samenhang in deze gebouwen uitmaken zoals maat en schaal, overwegend mét kap, rustig ‘natuurlijk’ historisch verantwoord materiaal en kleurgebruik vormen de leidraad. Stijl en detail zijn aspecten waar juist variatie zit; maar deze dienen dan wel niveau te hebben.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Planconcept

Door particuliere initiatiefnemers, Stichting Galerie het gemaal, is een plan ontwikkeld voor een galerie in de voormalige gemaalwoning, een beeldenroute en een uitzichttoren op de kasteelheuvel van Bronkhorst. De eerste fase behelst de gebruikswijziging en uitbreiding van de gemaalwoning. Een tweede fase van het plan, de realisatie van een beeldenroute en een uitkijktoren op de historische kasteelheuvel van Bronkhorst, zal op een later tijdstip in gang worden gezet. Naast het particuliere initiatief wil de gemeente Bronckhorst aan de Veerweg een parkeerplaats voor bezoekers van Bronkhorst realiseren. Op dit moment is op deze locatie een (kleinere) tijdelijke parkeerplaats aanwezig.

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing dient als onderbouwing voor het gewijzigde gebruik van en de verbouwingen aan de gemaalwoning. De aanleg van het parkeerterrein, de beeldenroute en de realisatie van een uitkijktoren zullen middels een eigen ruimtelijke procedure juridisch planologisch mogelijk worden gemaakt. Deze ontwikkelingen maken zodoende geen onderdeel uit van de onderhavige ruimtelijke onderbouwing.

Het plan van de gemaalwoning toegelicht.

Het plan voorziet in het instandhouden en het vergroten van de cultuurhistorische gemaalwoning. Dit door de functie te wijzigen naar een galerie en ondergeschikt daaraan een vvv- en horecafunctie toe te laten. In de bestaande voormalige gemaalwoning en een deel van de uitbreiding wordt op de begane grond een expositieruimte gerealiseerd met een oppervlakte van circa 124 m2. Op de verdieping zal de bestaande ruimte van circa 40 m2 te behoeve van de galerie (zijnde een artist-in-residence) worden ingevuld. De uitbreiding bestaat uit een geraamte van containers, bekleed met houten delen en heeft een oppervlakte van circa 100 m2 (inclusief een overdekt terras). De uitbreiding wordt op een prefab betonnen voet geplaatst op maaiveldniveau zodat bodemverstoring wordt vermeden. Daarnaast wordt de uitbreiding zo construeerd dat deze bij een eventuele toekomstige dijkverhoging eenvoudig kan worden gedemonteerd. De uitbreiding wordt evenwijdig aan de dijk en de bestaande gemaalwoning gerealiseerd. De ondergeschikte horecafaciliteit krijgt een oppervlakte van circa 70 m2, inclusief een overdekt terras van circa 30 m2. Dit in dezelfde stijl als de aanbouw. De VVV en winkel krijgt een oppervlakte van circa 8 m2.

De constructieve basisprincipes van de uitbouw, die ook met het waterschap zijn besproken, zijn in ieder geval:

  • demontabele, lichte constructie direct bovenop de dijk geplaatst
  • geen fundering in de dijk, hooguit een incidentele verzwaring middels betonplaten indien nodig;
  • geen nieuwe riolering of andere infrastructuur in het dijklichaam; er wordt volledig gebruik gemaakt van de voorzieningen in de bestaande woning voor zover het ondergrondse leidingen betreffen;
  • regenwaterafvoer van de aanbouw vindt plaats direct op maaiveld in grindkoffers langs de gevels;
  • aan de voorzijde van de aanbouw en de bestaande woning komt een smalle, doorlaatbare strook van houten steigerdelen; naast de aanbouw zelf zal er dus geen verharding worden toegevoegd.

verplicht

verplicht

verplicht

verplicht

Afbeeldingen verbouwing gemaalswoning

5.2 Stedenbouwkundige Structuur

De ontsluiting van de gemaalwoning en de beeldenroute wordt gevormd door het fiets- en wandelpad over de dijk vanaf de Veerweg. Deze weg is alleen voor automobilisten van het waterschap en aanwonenden toegankelijk tot de gemaalwoning, waarna deze weg overgaat in een fietspad in zuidelijke richting. De uitbreiding van de gemaalwoning met een aanbouw volgt de as van de dijk. De aanbouw wordt evenwijdig aan de bestaande gemaalwoning en de dijk gerealiseerd. Zodoende wordt aangesloten bij de structuur die van noord naar zuid wordt gevormd door de hoge dijk in het landschap.

5.3 Relatie Met Landschap

Zoals eerder is toegelicht wordt de uitbreiding van de gemaalwoning evenwijdig aan de bestaande bebouwing en de dijk gerealiseerd. Zodoende wordt er aangesloten bij de bestaande stucturen en zal de bebouwing geen storend element in het landschap vormen.

5.4 Verkeer En Parkeren

De gemaalwoning wordt ontsloten via de Veerweg. De Veerweg verbindt de planlocatie met de kern Bronkhorst en met het veer Brummen-Bronkhorst. Ten zuiden van de gemaalwoning gaat de Veerweg over in een fietspad.

Wanneer de gemaalwoning is verbouwd tot galerie, zal deze een verkeersaantrekkende werking hebben die groter is dan die van de voormalige bedrijfswoning. De weg is in de huidige situatie als rustig aan te merken doordat deze alleen voor fietsers, wandelaars en automobilisten van het waterschap en aanwonenden toegankelijk is en bij de gemaalwoning overgaat in een fietspad over de dijk. Er is voldoende ruimte aanwezig om medewerkers te laten.parkeren en om te laden en lossen. Voor bezoekers geldt dat deze gebruik gaan maken van de aanwezige parkeerterreinen in de omgeving.

Er bestaan geen parkeernormen voor kleinschalige recreatieve voorzieningen. Wel is in de CROW publicatie Parkeerkencijfers (publicatie 182) gekeken welke andere voorzieningen het meeste op voorliggende ontwikkeling lijken, zodat is bekeken van welke parkeernormen er moet worden uitgegaan. De expositie-, horeca en VVV-functie van het gebouw komt het meest overeen met commerciele dienstverlening, kantoren met baliefunctie in niet stedelijk gebied. Voor deze voorzieningen geldt een parkeernorm van 3 tot 3,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak. Voor musea geldt een parkeernorm van 1 tot 1,2 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak. In voorliggend geval heeft de expositieruimte met VVV en horecafunctie een oppervlakte van circa 200 vierkante meter. Vanuit de norm voor commerciële dienstverlening volgt dat er circa 7 parkeerplaatsen nodig zijn voor de voorziening. Met het huidige aanbod van parkeerterreinen kan de significante toename van de parkeervraag voldoende geabsorbeerd worden.

Hoofdstuk 6 Milieu- En Omgevingsaspecten

6.1 Milieu

6.1.1 Bodem

Wanneer een perceel van bestemming verandert en deze bestemming gevoeliger is voor bodemverontreiniging dan de voorgaande bestemming, dan dient er een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Het doel van het onderzoek is de bodemkwaliteit op de locatie te bepalen en mogelijke verontreinigingen in grond en grondwater te signaleren. Hiertoe is de kwaliteit van de grond en het grondwater beoordeeld op basis van een steekproef, waarbij een aantal boringen is verricht en een aantal grond- en grondwatermonsters chemisch-analytisch is onderzocht.

Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek (Zie ) kan geconcludeerd worden dat er milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen zijn voor de functieverandering en de uitbouw van de gemaalwoning.

De gemeten licht verhoogde gehalten vormen geen aanleiding voor het uitvoeren van nader onderzoek en

vormen geen belemmering voor het huidige en geplande gebruik van het terrein.

6.1.2 Geluid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient er, op basis van de Wet geluidhinder, onderzocht te worden of er sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met verkeer of bedrijven.

De nieuwe functies in de gemaalwoning betreffen een recreatieve en culturele functie, die niet zijn aan te merken als een geluidsgevoelig object. Daardoor is er geen onderzoek verplicht. Een dergelijk onderzoek is daarom niet uitgevoerd. De nieuwe functie dient wel beoordeeld te worden op de effecten op de omgeving, met behulp van de publicatie "Bedrijven en Milieuzonering" van de VNG. Één en ander is toegelicht in 6.1.5 Bedrijven en milieuzonering.

6.1.3 Luchtkwaliteit

De Wet Luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

  • negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
  • mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.


De wet voorziet ondermeer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.


Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe wet geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3%) ten opzichte van de grenswaarde (een grenswaarde van 3% staat gelijk aan de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg);
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

Uit de rapportage luchtkwaliteit en de berekeningen over 2006 en 2007 van de gemeente Bronckhorst blijkt dat er geen locaties in de gemeente aanwezig zijn waar de normen van luchtkwaliteit overschreden worden.

Gezien de schaal van het project wordt er niet in betekende mate bijgedragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

6.1.4 Externe Veiligheid

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn de normen van externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen vastgelegd. Deze normen zijn uitgedrukt in een groepsrisico (GR) en een plaatsgebonden risico (PR). Afstand dient gecreëerd te worden tussen (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle bedrijven. De woningen worden tot de categorie kwetsbare objecten gerekend.

Om een eerste indicatie te krijgen van aanwezige risicobronnen in of bij het plangebied is de Risicokaart van de provincie Gelderland geraadpleegd. In de nabijheid van het plangebied is geen EV-bedrijf gelegen. Contouren met betrekking tot het groepsrisico en het plaatsgebonden risico spelen geen rol.

verplicht

Fragment risicokaart

Voor de beoordeling van risico's van transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' van 4 augustus 2004 richtinggevend. In deze circulaire wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het beleid zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het plan ligt niet binnen het invloedingsgebied van wegen / vaarwegen / spoorwegen, waarbinnen het aspect externe veiligheid beoordeeld moeten worden (bron: 'Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen' gedateerd 24 maart 2003 van het Ministerie van verkeer en waterstaat).

6.1.5 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient er voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Hiervoor worden de afstanden uit de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als maatgevend beschouwd.

Bovenstaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder.

In de huidige situatie wordt er hinder veroorzaakt door het gemaal. Een woonfunctie op de huidige locatie heeft ruimtelijk niet de voorkeur. Dit is de reden dat de voormalige gemaalwoning een nieuwe functie krijgt, waarbij de bestaande woonfunctie (dienstwoning ten behoeve van het gemaal) wordt verwijderd.

6.1.6 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met de Wet geurhinder en veehouderij geldt één toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderijen in de hele gemeente. Voor niet vergunningplichtige veehouderijen en overige agrarische niet vergunningplichtige bedrijven is het Besluit landbouw milieubeheer het toetsingskader.

De Wet geurhinder en veehouderij bevat normen en afstanden die bedrijven moeten aanhouden ten opzichte van geurgevoelige objecten. Daarnaast geeft de Wet geurhinder en veehouderij gemeenten de beleidsvrijheid om maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting.

Het perceel is niet aan te merken als een geurgevoelig object. Daarnaast veroorzaakt het perceel zelf geen geuroverlast. Daardoor zijn er geen belemmeringen ten aanzien van het aspect geur.

6.2 Waterhuishouding

6.2.1 Beleidskader

De gemeente Bronckhorst sluit ten aanzien van waterhuishouding aan op het beleid van het 'Waterbeleid voor de 21e eeuw' (zie ook paragraaf 3.1.5) en beleid van het Waterschap Rijn en IJssel ten aanzien van integraal waterbeheer zoals dat in het Waterbeheerplan 2010-2015 en de Watervisie is vastgelegd.

Het Waterbeheerplan beschrijft het beleid op hoofdlijnen voor de waterkwaliteit, de waterkwantiteit en de waterkeringen in het beheersgebied van het waterschap. Het plan sluit aan op de beleidskaders van de provincie Gelderland en het Rijk, zoals opgenomen in het provinciale waterhuishoudingsplan en de Kaderrichtlijn Water. De hoofdthema's in het waterbeheerplan zijn veiligheid, watersysteembeheer en waterketenbeheer.

In de Watervisie geeft het Waterschap aan hoe ze aankijken tegen de gewenste ruimtelijke inrichting van het werkgebied om de wateropgaven waarvoor ze de komende vijftig jaar staan, duurzaam op te lossen.

6.2.2 Bestaande situatie

De gemaalwoning beslaat circa 100 vierkante meter, exclusief de bestaande verharding rondom de bedrijfswoning.

6.2.3 Ontwikkelingen

Het waterschap Rijn en IJssel heeft een 'handreiking standaard waterparagraaf bestemmingsplannen' (d.d. januari 2012) opgesteld. Hierin is onderstaande tabel opgenomen, waarmee bepaald kan worden of bepaalde thema's aan de orde zijn.

Watertoetstabel

Thema Toetsvraag Relevant Intensiteit #
Veiligheid
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?
Ja


Nee
2


2
Riolering en Afvalwaterketen 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?
Nee

Nee
Nee
2

1
1
Wateroverlast (oppervlakte-water)
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?
Nee

Nee

Nee

Ja
2

1

1

1
Oppervlaktewaterkwaliteit 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? Nee
1
Grondwater-
overlast
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
5. Beoogt het plan aanleg van drainage?
Nee

Nee
Nee

Nee
1

1
1

1
Grondwater-
kwaliteit
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? Nee 1
Inrichting en beheer 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?
Ja

Nee
1

2
Volksgezondheid
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
Nee

Nee
1

1
Natte natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?
Nee
Nee

Nee

Ja
2
2

1

1
Verdroging 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? Nee 1
Recreatie 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Ja 2
Cultuurhistorie 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Ja 1

Veiligheid

Op de waterkering zal de bestaande gemaalwoning worden uitgebreid met ca. 100 m2 aan bebouwing (waarvan circa 30 m2 aan een overdekt terras). De uitbreiding van de gemaalwoning zal zo worden ingepast dat het functioneren van de waterkering en de rivier niet worden belemmerd. Voor de werkzaamheden in de keurzone van de waterkering en de uiterwaarden wordt een Watervergunning aangevraagd.

Wateroverlast

Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard oppervlak toe met circa 100 m2. Om wateroverlast, kwalitatief en kwantitatief, nu en in de toekomst te voorkomen wordt het regenwater niet afgevoerd naar het rioolstelsel maar volgens de trits vasthouden - bergen - afvoeren behandeld. De regenwaterafvoer van de aanbouw op de waterkering vindt plaats direct op maaiveld in grindkoffers langs de gevels. In overleg met het waterschap zal de aanbouw zo worden uitgevoerd dat deze bij eventuele toekomstige dijkverhoging eenvoudig kan worden gedemonteerd.

Oppervlaktewaterkwaliteit

Het plangebied ligt in of nabij watergangen met de functie HEN of SED. De ontwikkeling heeft echter geen invloed op deze watergang en vormt geen risico voor de achteruitgang van de waterkwaliteit of een belemmering voor het bereiken van waterkwaliteitsdoelstellingen.

Grondwateroverlast

Natte gebieden zoals kwelgebieden en zones binnendijks bij waterkeringen worden niet bebouwd. Bij het bepalen van de natte gebieden is niet alleen rekening gehouden met de huidige situatie, maar is oom gekeken naar ontwikkelingen in de toekomst. In het plangebied worden er buitendijks een beeldenroute en een parkeerterrein gerealiseerd. Beide ontwikkelingen hebben niet tot gevolg dat het bergend vermogen afneemt.

Inrichting en beheer

Nabij het plangebied bevinden zicht de volgende oppervlaktewateren: De IJssel en de Grote Beek. Daarvan is de Grote Beek in beheer bij het waterschap. Tevens bevinden zich er een gemaal met woning en enkele andere waterschapswerken in het plangebied. De bebouwing krijgt een andere functie, aanwezige waterschapswerken blijven behouden. De voorgenomen ontwikkelingen zijn geen belemmering voor het reguliere beheer en onderhoud van het watersysteem van de Grote Beek.

Natte natuur

Het plangebied bevindt zich nabij de SED (Specifieke econologische doelstelling) langs de Grote Beek, welke van het model 'Winde' is. Daarnaast zijn de uiterwaarden onderdeel van Natura2000-gebied (zie hiervoor paragraaf 6.4 Flora en fauna). De beoogde ontwikkelingen vormen geen belemmering voor de SED.

Recreatie en cultuurhistorie

In het plangebied bevinden zich de volgende aan water gerelateerde cultuurhistorische objecten: het gemaal Grote Beek met gemaalwoning dat dateert uit de wederopbouwperiode. Het cultuurhistorische gemaal is aangewezen als gemeentelijk monument nog functioneel. Deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld om de voormalige gemaalwoning een nieuwe invulling te geven en te verbouwen tot expositieruimte, VVV met ondergeschikte horeca.

6.2.4 Overleg

De waterparagraaf is in het kader van het wettelijk vooroverleg aan het waterschap Rijn en IJssel toegestuurd.Het waterschap heeft in dit kader aangegeven geen bezwaren te hebben tegen de voorgenomen functieverandering en uitbreiding. Inmiddels heeft het waterschap zelf een watervergunning met betrekking tot het onderhavige project verleend.

6.3 Archeologie En Cultuurhistorie

De gemeente Brockhorst heeft een gemeentelijke monumentenverordening waarin de aanwijzing en bescherming van gemeentelijke monumenten is geregeld.

Daarnaast heeft de gemeente een erfgoedverordening waarin het archeologiebeleid is vastgelegd. In september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet verplicht de raad om bij vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden en daarvoor regels op te nemen. De Wamz wijst het bestemmingsplan aan als planmodel waarin de archeologische waarden en verwachtingen moeten worden geborgd. Instrument daarvoor is de archeologische waarden- en verwachtingskaart.

verplicht

Fragment kaart archeologische verwachtingswaarde

De gemeente Bronckhorst heeft een archeologische waarden- en verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart. De archeologische waarden- en verwachtingskaart is een kaart waarop bekende archeologische vindplaatsen en terreinen staan die door de provincie en de rijksoverheid zijn aangemerkt als terreinen met een archeologische status. Daarnaast geeft de archeologische waarden- en verwachtingskaart een vlakdekkend en zo gedetailleerd mogelijk overzicht van de archeologische verwachtingen binnen de gemeente. Op de hier van afgeleide beleidsadvieskaart zijn aan de verschillende verwachtingszones uitvoeringsgerichte adviezen voor het gemeentelijk AMZ (Archeologische MonumentenZorg)–beleid gekoppeld. Deze kaarten samen bieden daarmee zowel inzicht in de bestaande archeologische toestand van het landelijke en het bebouwde gebied van de gemeente alsmede een handvat voor een zorgvuldige omgang met archeologische waarden in de ruimtelijke ordening conform de Wamz en de Wro.

6.3.1 Archeologie

Voor de functiewijziging en de uitbreiding van de gemaalwoning geldt dat er geen archeologisch onderzoek hoeft te worden uitgevoerd in verband met het kleine verstoringsoppervlak. Daarnaast vinden de ontwikkelingen plaats op de dijk. Voor de aanleg van de dijk is grond aangevoerd en is de kans op het aantreffen van archeologische resten zeer gering.

6.3.2 Cultuurhistorie

Bronkhorst

Het stadje Bronkhorst is in 1971 aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in artikel 20 van de op dat moment geldende Monumentenwet. Bronkhorst is aangewezen als beschermd stadsgezicht doordat het gelegen is in een vrijwel ongeschonden omgeving en het een stadje is met voor het merendeel in de 18de en 19de eeuw gebouwde boerderijen en kleine woningen die gegroepeerd zijn rondom de middeleeuwse kapel. Dit geheel levert een beeld op dat van algemeen belang is vanwege het karakter en de schoonheid.

Handhaving van het historische beeld van Bronkhorst en het gezicht op het stadje dienen te worden nagestreefd. Om het gezicht op Bronkhorst te beschermen, is het noodzakelijk het gebied rondom het stadje zoveel mogelijk te vrijwaren van bebouwing. Om het agrarische karakter te behouden, zal de blijvende uitoefening van het agrarische bedrijf gestimuleerd worden (bron: inschrijving register van beschermde stads- en dorpsgezichten, 24 juni 1971).

Zoals hiervoor omschreven heeft de gehele kern Bronkhorst cultuurhistorische waarden. Het doel van het plan is om deze waarden te behouden, ook ten aanzien van de onderdelen op de planlocatie. Deze worden hieronder kort toegelicht, in relatie met de cultuurhistorische waarde.

Planlocatie

De gemaalwoning is een gemeentelijk monument en ligt binnen het rijksbeschermd stadsgezicht van Bronkhorst. De gemeentelijke monumentencommissie heeft positief geadviseerd over het schetsplan. Gelet hierop heeft de geïntegreerde commissie welstand en monumenten geadviseerd, dit na afweging van zowel de welstands- alsook de monumentenaspecten, in te stemmen met de realisatie van het project onder voorwaarde dat de werkzaamheden worden uitgevoerd conform de gemeentelijke uitvoeringsvoorschriften.Het betreft hier een ingreep waarover niet meer wordt geadviseerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De rijksdienst heeft wel aangegeven dat de uitbreiding van het gemaal niet van invloed is op de kwaliteiten die aanleiding zijn geweest voor de bescherming van het gezicht.

6.4 Flora En Fauna

Door in de planfase van een project rekening te houden met het eventueel voorkomen van beschermde en/of zeldzame plant- en diersoorten, kunnen mitigerende maatregelen toegepast worden. Te denken valt aan het uitvoeren van werkzaamheden in de perioden die voor diersoorten de minste verstoring geven, het toepassen van verbindingszones, zorgdragen voor voldoende broedgelegenheid in de nieuwe situatie en het compenseren van habitatverlies. Indien dit soort maatregelen worden toegepast, wordt de kans vergroot dat een populatie van een bepaalde soort overlevingskansen of migratiemogelijkheden

heeft. Nazorg voor de natuurlijke rijkdommen van gebieden is dan ook een naleving van de wet- en regelgeving ten aanzien van natuur en milieu. De instrumenten die deze bescherming mogelijk maken zijn vertaald in de Europese Habitatrichtlijn, de Europese Vogelrichtlijn en in de, voor Nederland geldende, Flora- en faunawet. In oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Nederland heeft daarmee de Europese Habitatrichtlijn en de Europese Vogelrichtlijn in nationale wetgeving verankerd.

6.4.1 Quickscan flora en fauna

Quickscan gemaalwoning

Voor het terrein van de gemaalwoning is op 8 maart 2010 door Foreest Groen Consult een quickscan (Zie ) uitgevoerd. Naar aanleiding van de conclusies uit dit onderzoek is op 26 oktober 2011 een aanvullend onderzoek (Zie ) uitgevoerd .

Deze onderzoeken zijn uitgevoerd in het kader van de aanleg en realisatie van de gemaalwoning, parkeerterrein, beeldenroute en kasteelheuvel. Met de resultaten uit het onderzoek kan worden voldaan aan de stelling dat zowel de (ver)bouw- alsook de nieuwe gebruiksactiviteiten met betrekking tot de voormalige gemaalwoning geen negatieve invloed hebben op de aanwezige flora en fauna-waarden in het onderhavige plangebied.

Uit de Quick-scan komt één tabel 2 soort te voorschijn. Het betreft hier het Perzikbladig klokje of prachtklokje (Campanula percifolia). Het perzikbladige klokje kan afkomstig zijn uit een voormalige tuin van de gemaalwoning. Voor deze soort geldt een vrijstelling mits een geldende gedragscode wordt gevolgd. Tevens dient bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening te worden gehouden met de aanwezige vogelsoorten.

6.4.2 Beoordeling externe werking

Omdat de planlocatie in en nabije een Natura-2000 gebied ligt, zijnde het Natura2000gebied 038 uiterwaarden IJssel, is er voor de locaties met betrekking to de gemaalwoning, de beeldenroute en de parkeerplaats een 'Beoordeling externe werking' (Zie ) opgesteld. De verbouw van de gemaalwoning heeft geen directe negatieve gevolgen voor het Natura 2000 gebied. Wel zal het aantal mensen dat het gebied bezoekt enigszins toenemen. Deze toename zal op grond van de bestaande aanwezige infrastructuur (wegen en wandelpanden) niet tot negatieve gevolgen op het Natura-2000 gebied leiden.

Het plan heeft zodoende geen significante (negatieve) invloed op de natuurdoelen c.q. flora en fauna.

6.5 Leidingen

Bij nieuwe ontwikkelingen dient er te worden onderzocht of er leidingen in het plangebied zijn, om te voorkomen dat de leiding bij werkzaamheden wordt beschadigd. Daarnaast kan er een omgevingsvergunning benodigd zijn om bepaalde werkzaamheden uit te voeren.

In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen leidingen gelegen met een planologische beschermingszone die een overlap kennen met het plangebied.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

De kosten voor de ontwikkeling van de gemaalwoning worden gedragen door de initiatiefnemer Stichting Galerie het gemaal. Met de initiatiefnemer wordt een overeenkomst planschadevergoeding afgesloten.

Er is geen noodzaak tot het vaststellen van een exploitatieplan, omdat het kostenverhaal met het afsluiten van de overeenkomst en het vastleggen van de locatie-eisen in deze ruimtelijke onderbouwing en de planschadeovereenkomst is gedekt.

Hoofdstuk 8 Overleg

In het kader van vooroverleg (als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening) is het plan aan zowel het waterschap Rijn en IJssel en de provincie Gelderland toegestuurd. Beide instanties hebben ingestemd met het onderhavige project.

Bijlage 1 Bodemonderzoek Gemaalwoning

bijlage 1 Bodemonderzoek Gemaalwoning

Bijlage 2 Quick Scan Waterschapsterrein Bronkhorst

bijlage 2 Quick scan waterschapsterrein Bronkhorst

Bijlage 3 Quick Scan Beeldenroute Bronkhorst

bijlage 3 Quick scan beeldenroute Bronkhorst

Bijlage 4 Externe Werking Beeldenroute Bronkhorst

bijlage 4 Externe werking beeldenroute Bronkhorst