KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Groen - Park
Artikel 5 Natuur
Artikel 6 Leiding - Gas
Artikel 7 Waarde - Archeologie 2
Artikel 8 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Planopzet
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Archeologie En Cultuurhistorie
4.2 Natuur
4.3 Water
4.4 Bodem
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Ruimtelijk Plan
5.2 Juridische Regeling
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Quickscan Natuurwetgeving
Bijlage 2 Vooronderzoek Bodem
Bijlage 3 Nota Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Abshoven 2024

Bestemmingsplan - Gemeente Sittard-Geleen

Vastgesteld op 27-06-2024 - geheel in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Abshoven 2024' met identificatienummer NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01 van de gemeente Sittard-Geleen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aan huis gebonden bedrijf

een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.5 aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bouwwerk dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, een kapsalon hieronder begrepen.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.8 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid.

1.9 archeologisch monument

terrein dat van algemeen belang is wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd.

1.10 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden.

1.12 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een certificaat als bedoeld in de Erfgoedwet en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bedrijfsvloeroppervlak

de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut in verband met de uitoefening van een bedrijf.

1.15 bestaand

situatie ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 cultuurhistorie

de beschavingsgeschiedenis: de overblijfselen van de geschiedenis van de door de mens gemaakte en beïnvloedde leefomgeving. Het betreft het onroerende deel van het cultureel erfgoed, waarin archeologie (bodemarchief), historische geografie (cultuurlandschap), historische stedenbouw, historische groen, architectuur- en bouwhistorie (gebouwen en complexen) worden betrokken.

1.24 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.25 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

1.26 diepploegen

het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 30 cm (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik. Ploegen minder dan 30 cm diep wordt beschouwd als normaal onderhoud en beheer.

1.27 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.28 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.30 gevelterras

terras direct aansluitend aan de gevel van een horecabedrijf.

1.31 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.32 horeca van categorie 3:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen of kunnen worden genuttigd. Daaronder worden begrepen:

  • restaurant.
  • bistro
  • café-restaurant

1.33 kantoor

een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden.

1.34 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van (niet levende en levende) natuur.

1.35 meergezinswoning

een gebouw dat dient voor de huisvesting van meerdere huishoudens in afzonderlijke woonruimten.

1.36 omgevingsvergunning

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

1.37 omgevingsvergunning voor het afwijken

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.

1.38 omgevingsvergunning voor het bouwen

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.

1.39 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.

1.40 ondergeschikte bouwdelen/bouwdelen van ondergeschikt belang

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen.

1.41 peil

de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel.

1.42 seksinrichting

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel.

1.43 staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.44 terras

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt.

1.45 uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.46 voorste bouwgrens

de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens.

1.47 wonen

bewonen van een woning uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

1.48 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', uitsluitend voor wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', uitsluitend voor een horecagelegenheid van categorie 3;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', uitsluitend voor een kantoor;

alsmede voor:

  1. d. erven en tuinen;
  2. e. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen.
  3. f. een gevelterras ten behoeve van de horeca genoemd onder b ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  4. g. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  5. h. nutsvoorzieningen;
  6. i. groenvoorzieningen;
  7. j. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. k. hoofdgebouwen;
  2. l. bijgebouwen;
  3. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 7 en 8 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

3.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 3.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  2. b. Woningen mogen uitsluitend gestapeld worden opgericht.
  3. c. De bestaande goot- en bouwhoogte(n) mogen niet worden verhoogd of verlaagd.
  4. d. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. erfafscheiding voor de voorste bouwgrens: max. 1 m;
    2. 2. erafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens: max. 2 m;
    3. 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: max. 3m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 sub d voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een bouwhoogte van maximum van 2 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Groen - Park

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Park' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. instandhouding, herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke, landschapsecologische, landschappelijke, landschapshistorische en cultuurhistorische waarden;

alsmede voor:

  1. b. voet- en fietspaden;
  2. c. speelvoorzieningen;
  3. d. straatmeubilair;
  4. e. kunstuitingen;
  5. f. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. g. overige bijbehorende voorzieningen;


met bijbehorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 6 en 8 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen ten dienste van de parkfunctie, zoals erfafscheidingen, zitbanken, beeldende kunst e.d.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  1. a. het gebruik:
    1. 1. voor detailhandel;
    2. 2. voor het houden van evenementen;
    3. 3. voor kamperen;
    4. 4. als staanplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
    5. 5. als sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
    6. 6. voor het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorvoertuigen;
    7. 7. voor het racen of crossen met motorvoertuigen;
    8. 8. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
    9. 9. voor militaire oefeningen;
    10. 10. voor het plaatsen van mestzakken of daarmee vergelijkbare voorzieningen;
    11. 11. voor opslag van goederen en materialen, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
    12. 12. voor opslag van brandgevaarlijke en giftige stoffen;
    13. 13. voor het winnen van bosstrooisel en mos;
    14. 14. als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
    15. 15. voor het scheuren van grasland;
    16. 16. als paardenbakken;
    17. 17. als seksinrichting.
  2. b. het geheel of gedeeltelijk egaliseren of slechten van graften;
  3. c. het in hun functioneren belemmeren of aantasten van bestaande natuurlijke of kunstmatige waterbuffers, inclusief aan- en afvoervoorzieningen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. instandhouding, herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke waarde en/of ecologische waarde;
  2. b. waterlopen en waterpartijen;
  3. c. het tegengaan van veranderingen in de grondwaterstand;
  4. d. het beschermen van aanwezige waardevolle graslandvegetaties;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'beekdal', een beekdal. De regels in artikel 12.1 dienen in acht te worden genomen;
  6. f. extensief dagrecreatief medegebruik;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. paden ten behoeve van extensief dagrecreatief medegebruik en/of onderhoud en beheer;
  2. i. educatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  1. j. voorzieningen van algemeen nut;
  2. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

De in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in de artikelen 7 en 8 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden en/of vereiste omgevingsvergunning.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen ten dienste van dagrecreatief medegebruik en nutsvoorzieningen waarvan de maximale hoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  6. f. in het belang van een goede landschappelijke inpassing;
  7. g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. het gebruik:
    1. 1. voor detailhandel;
    2. 2. voor het houden van evenementen;
    3. 3. voor kamperen;
    4. 4. als staanplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
    5. 5. als sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
    6. 6. voor het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorvoertuigen;
    7. 7. voor het racen of crossen met motorvoertuigen;
    8. 8. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
    9. 9. voor militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
    10. 10. voor het plaatsen van mestzakken of daarmee vergelijkbare voorzieningen;
    11. 11. voor opslag van goederen en materialen, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
    12. 12. voor opslag van brandgevaarlijke en giftige stoffen;
    13. 13. voor het winnen van bosstrooisel en mos;
    14. 14. als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
    15. 15. voor het scheuren van grasland;
    16. 16. als paardenbakken;
    17. 17. als seksinrichting.
  2. b. het geheel of gedeeltelijk egaliseren of slechten van graften;
  3. c. het in hun functioneren belemmeren of aantasten van bestaande natuurlijke of kunstmatige waterbuffers, inculsief aan- en afvoervoorzieningen.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de instandhouding van een ondergrondse hogedruk gastransportleiding.

alsmede voor:

  1. b. binnen een afstand van 5 m ter weerszijde te weerszijde van de hartlijn van deze hogedruk gastransportleiding voor het beheer van de in sub a bedoelde leiding;
  2. c. de bescherming van het aangrenzende woon- en leefklimaat in verband met de in sub a bedoelde leiding;
  3. d. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

Op of in de voor 'Leiding - Gas' bestemde gronden is het verboden te bouwen.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2, ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende andere bestemmingen, indien:

  1. a. door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de gastransportleiding;
  2. b. de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant;
  3. c. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan van goederen, met uitzondering het tijdelijk opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Waarde - Archeologie 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beschermen van de archeologische waarden.
  2. b. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen..

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  3. c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  4. d. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 50 m2.

7.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2, sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:
    1. 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    2. 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  3. c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen of;
    3. 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. 2. het verlagen van het waterpeil;
    3. 3. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    4. 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  2. b. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing:
    1. 1. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    2. 2. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    3. 3. indien de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 50 m2 of smaller zijn dan 1,5 m;
    4. 4. indien de werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op basis van een reeds eerder verleende vergunning;
    5. 5. indien de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    6. 6. indien de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    7. 7. indien de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
    8. 8. indien objectief wordt aangetoond dat de bodem al zodanig is verstoord door in het verleden uitgevoerde werkzaamheden dat geen sprake meer is van archeologische verwachtingswaarde;
  3. c. Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de onder a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    3. 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beschermen van de archeologische waarden.
  2. b. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  3. c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  4. d. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2.

8.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2, sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:
    1. 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    2. 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  3. c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen of;
    3. 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. 2. het verlagen van het waterpeil;
    3. 3. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    4. 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  2. b. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing:
    1. 1. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    2. 2. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    3. 3. indien de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 500 m2 of smaller zijn dan 1,5 m;
    4. 4. indien de werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op basis van een reeds eerder verleende vergunning;
    5. 5. indien de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    6. 6. indien de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    7. 7. indien de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
    8. 8. indien objectief wordt aangetoond dat de bodem al zodanig is verstoord door in het verleden uitgevoerde werkzaamheden dat geen sprake meer is van archeologische verwachtingswaarde;
    9. 9. indien het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte.
  3. c. Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de onder a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    3. 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Ondergronds bouwen

  1. a. Binnen de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4'' is ondergronds bouwen niet toegestaan.
  2. b. Het bevoegd kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 sub b, voor ondergronds bouwen waarbij het het bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.
  3. c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.1 sub b wordt niet verleend dan nadat het bevoegd gezag daarover een advies heeft ingewonnen van de stadsarcheoloog.

10.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Algemene verbodsbepaling

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).

11.2 Strijdig gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in lid 11.1 wordt in elk geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden en bouwwerken als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden en bouwwerken als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  4. d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel en horeca, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
  5. e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf.

11.3 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 11.1 gestelde verbod, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 overige zone - Beekdal

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het bepaalde in het plan voor:

  1. a. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden;
  2. b. het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  3. c. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  4. d. het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen door:
    1. 1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
      • de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
      • de bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;
      • de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw.

Artikel 14 Overige Regels

14.1 Prioriteit van dubbelbestemmingen

  1. a. Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
  2. b. Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
    1. 1. in de eerste plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2';
    2. 2. in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 4';
    3. 3. in de derde plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Gas'.

14.2 Algemene regels m.b.t. parkeergelegenheid

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ''Abshoven 2024'.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

Werken en werkzaamheden

BODEM

  1. 1. Afgraven (verlagen)
    1. a. definitie:
      • Het verwijderen van de bovenste bodemlaag/bodemlagen.
    2. b. doel:
      • Verschraling: verwijderen van bemeste/verzuurde gronden
      • Tegengaan verdroging in verdroginggevoelige gebieden
      • Grondstoffenwinning (humus, zand, klei, leem)
      • Aanleggen van poelen
    3. c. effect:
      • Verandering bodemprofiel
      • Verkleining afstand maaiveld-grondwater (ontwateringsdiepte)
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden (Landschap, Natuur en Cultuurhistorische waarden):
      • Vernatting
      • Verlies aan waarden in de bodem (archeologische waarden, bodemkundige waarden)
      • Verlies ecologische gradiënt bij slootkanten, poelen, laagtes en overig microreliëf
      • Verlies microreliëf en aardkundige vormen (bv. oude stroomgeulen, holle wegen, steilranden)
      • Verlies vegetatiewaarden
  2. 2. Ophogen
    1. a. definitie:
      • Het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag
    2. b. doel:
      • Mogelijk maken van bouwactiviteiten door aanvoer van grond van elders
      • Opheffen van maaivelddaling ten gevolge van inklinking
      • Verschraling door aanvoer van grond van elders
    3. c. effect:
      • Verandering bodemprofiel
      • Vergroting afstand maaiveld-grondwater (ontwateringsdiepte)
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • Verdroging
      • Verschraling
      • Verlies microreliëf en aardkundige vormen (bv. oude stroomgeulen, steilranden)
      • Verlies vegetatiewaarden
      • Verlies aan bodemleven
  3. 3. Vergraven
    1. a. definitie:
      • Het verwijderen van een of meerdere bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders.
    2. b. doel:
      • Het graven en opvullen van drainagesystemen en andere sleuven en kuilen
    3. c. effect:
      • Verandering bodemprofiel
      • Verandering waterhuishouding in de bodem
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • Verschraling
      • Verandering hydrologische situatie
      • Verlies aan waarden in de bodem (archeologische waarden, bodemkundige waarden)
      • Verlies microreliëf en aardkundige vormen (bv. oude stroomgeulen, steilranden)
      • Verlies vegetatiewaarden
      • Verlies aan bodemleven
  4. 4. Diepploegen en -woelen
    1. a. definitie:
      • Het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel, eventueel tot in de diepere ondergrond. (Eenmalige ingreep met blijvend effect)
    2. b. doel:
      • Verbetering bodemprofiel voor agrarisch gebruik
      • Vergroten bewortelingsdiepte
      • Vergroten berijdbaarheid
      • Verschraling
      • Mengen van kleigrond met onderliggend zand
    3. c. effect:
      • Homogenisatie van de bodem
      • Vernietiging bodemprofiel
      • Verandering waterhuishouding bodem
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • Drastische wijziging bodem en daarmee groeiplaatscondities, leefomgeving bodemdieren etc.
      • Verschraling
      • Verandering hydrologische situatie; in gebieden met stagnerend grondwater kan doorbreking van een ondoorlatende laag in de bodem leiden tot verdroging omgeving en leeglopen vennen
      • Verlies aan waarden in de bodem (archeologische waarden, bodemkundige waarden)
      • Verlies microreliëf
      • Verlies vegetatiewaarden
      • Verlies aan bodemleven
  5. 5. Egaliseren
    1. a. definitie:
      • Het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (feitelijk een combinatie van ophogen en afgraven)
    2. b. doel:
      • Wateroverlast en droogtegevoeligheid binnen agrarisch perceel tegengaan
      • Verbetering van de bewerkbaarheid voor agrarisch gebruik
      • Opheffen niveauverschillen die het effect zijn van inklinking
    3. c. effect:
      • Afvlakken van reliëf
      • Verandering waterhuishouding bodem
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • Verandering hydrologische situatie
      • Verlies aan waarden in de bodem (archeologische waarden, bodemkundige waarden)
      • Verlies aan biotopen van microreliëf (bermen, hellinkjes, gradiënten hoog-laag
  6. 6. Indrijven van voorwerpen in de grond
    1. a. definitie:
      • Diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen
    2. b. doel:
      • Dragers voor bouwwerken aanbrengen, damwanden plaatsen
    3. c. effect:
      • Bouwen op slappe bodem is mogelijk, afschermen van delen van de bodem
      • Ondergrondse leidingen kunnen beschadigd worden
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • doorbreken ondoorlatende bodemlagen en daarmee verstoring van de (grond)waterhuishouding

WATERHUISHOUDING

  1. 7. Aanleg drainagestelsel
    1. a. definitie:
      • Het aanbrengen van drainagebuizen in de grond, in het algemeen op een diepte van 80-110 cm -mv.
    2. b. doel:
      • (Versterken) ontwatering van een of meerdere percelen
    3. c. effect:
      • Lokale verlaging grondwaterstand -> perceel wordt droger
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • Verlies aan waarden in de bodem (archeologische waarden)
      • Verdroging -> verzuring
      • Verlies aan natte levensgemeenschappen
  2. 8. Aanbrengen onderbemaling
    1. a. definitie:
      • Bemalen van een of meerdere percelen, waardoor de grondwaterspiegel er lager staat dan in het omringende gebied.
    2. b. doel:
      • Vergroten afstand maaiveld-grondwaterspiegel, droger maken perceel
    3. c. effect:
      • Verlaging grondwaterstand -> perceel wordt droger
      • Aantrekken grondwater uit de omgeving -> omgeving wordt droger
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • Verlies aan natte levensgemeenschappen
      • Inklinking veenbodem (onomkeerbaar)
      • Verdroging -> verzuring
  3. 9. Aanleggen van dammen
    1. a. definitie:
      • Aanbrengen van een permanent, stuwend obstakel over de gehele breedte van een watergang. Hoogte zodanig dat waterloop ten dele of volledig geblokkeerd wordt.
    2. b. doel:
      • Vasthouden water in een gebied (door verkleinen debiet)
      • Verminderen stroomsnelheid
      • Afsluiten waterloop
      • Afwatering gebied in andere richting dwingen
    3. c. effect:
      • Afname dynamiek in de waterloop
      • Alleen bij natuurlijke waterloop: afname variatie in oever en waterloop
      • Afname stroomsnelheid
      • Isolatie waterloop t.o.v. het stelsel van waterlopen
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • Verlies aan levensgemeenschappen van stromend water
      • Verlies variatie in biotopen in waterloop en oever -> verlies aan diversiteit
      • Verlies natuurlijke karakter van waterloop (landschappelijk aspect)
      • Vernatting
      • Verminderen verdroging
  4. 10. Aanbrengen van stuwen
    1. a. definitie:
      • Aanbrengen van een stuwend obstakel waarvan de werking tijdelijk geheel of gedeeltelijk opgeheven kan worden.
    2. b. doel:
      • Verminderen stroomsnelheid
      • Vasthouden water in een gebied (verkleinen debiet)
    3. c. effect:
      • Vermindering dynamiek in waterloop
      • Alleen bij natuurlijke waterloop: afname variatie in oever en waterloop
      • Sterk wisselende stroomsnelheid
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • Verlies aan levensgemeenschappen van stromend water
      • Wegspoelen levensgemeenschappen bij openen stuw
      • Verlies aan variatie in biotopen in waterloop en oever -> verlies aan diversiteit
      • Verdwijnen natuurlijke karakter van waterloop (landschappelijk aspect)
      • Vernatting
      • Verminderen verdroging
  5. 11. Aanleggen, verbreden of verbeteren van sloten en greppels
    1. a. definitie:
      • Aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten en greppels.
    2. b. doel:
      • Verbeteren ontwatering agrarische gronden.
    3. c. effect:
      • Verkleining afstand maaiveld-grondwaterspiegel (ontwateringsdiepte)
      • Vergroten oppervlakkige afstroming neerslagwater
      • Droger worden omgeving
      • Verlies aan levensgemeenschappen van slootkanten door steiler worden talud
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • Aantrekken kwelstromen in nieuwe of uitgediepte sloten -> voor natuur waardevol kwelwater wordt afgevoerd en bereikt maaiveld niet
      • Verdroging omgeving -> verlies aan natte biotopen, verzuring
      • Tijdelijke en blijvende schade aan levensgemeenschappen van sloten en slootkanten
      • Toename extremen in waterafvoer -> moeilijker bestaan voor levensgemeenschappen van sloten en slootkanten
      • Verlies aan waterplanten (door schonen en door verandering in waterafvoer en beekprofiel)-> verbraseming; slechtere waterkwaliteit
      • Verandering percelering (landschappelijk/cultuurhistorisch aspect)
      • Verandering karakter sloten en greppels (landschappelijk aspect)
  6. 12. Dempen sloten en greppels
    1. a. definitie:
      • Dichten van sloten of greppels met van elders aangevoerde grond
    2. b. doel:
      • Verkleinen waterafvoer van agrarische gronden
      • Wijzigen perceelsindeling
    3. c. effect:
      • Natter worden van omliggende gebied
      • Afname totale slootlengte
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • Verlies aan biotopen voor levensgemeenschappen van sloten, slootkanten
      • Verdwijnen verbindingszone voor planten en dieren
      • Vernatting omgeving
      • Verandering kavelpatroon
  7. 13. Dempen van kleine geïsoleerde wateren
    1. a. definitie:
      • Dichten van kleine wateren (poelen, vennen, wielen, afgesneden meanders) met van elders aangevoerde grond
    2. b. doel:
      • Egaliseren agrarisch perceel
      • Vergroting oppervlak agrarisch bruikbare grond
      • Efficiëntere bewerking agrarische grond mogelijk maken
    3. c. effect:
      • Verlies aan kleine wateren
      • Egalisatie landschap
      • Toename kwel in directe omgeving
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • Verlies aan biotopen voor levensgemeenschappen van poelen, vennen, oevers
      • Verlies aan voortplantingsplaatsen voor amfibieën
      • Vernatting directe omgeving
  8. 14. Aanbrengen oeverbeschoeiing:
    1. a. definitie:
      • Het aanbrengen van houten of betonnen versteviging op of voor een oever
    2. b. doel:
      • Tegengaan van wegslaan van de oevers door waterstroming of golfslag
    3. c. effect:
      • Stabilisatie oevers (plaats en vorm)
      • Verloren gaan natuurlijke oever
      • Onderbreking gradiënt nat-droog
      • Oever wordt hoger en steiler (90° t.o.v. wateroppervlak)
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • Oevers worden niet-passeerbare barrières voor veel diersoorten (o.a. das, egel, kikker), en kosten daardoor dierenlevens
      • Verdwijnen of aantasting van groeiplaats voor oevervegetaties
      • Verdwijnen natuurlijke oevers en variatie daarin (bv. nestgelegenheid voor ijsvogels).

BEPLANTINGEN

  1. 15. Rooien van houtgewas
    1. a. definitie:
      • Het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen)
    2. b. doel:
      • Verwijderen van ziek plantmateriaal
      • Onderhoud - uitdunning
      • Hinder voor agrarische bedrijfsvoering verminderen
    3. c. effect:
      • Grotere openheid landschap
      • Verlies aan beschutting, schaduw
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • Verlies aan biotopen voor levensgemeenschappen van struweel, houtwallen, bos
      • Verlies aan oriëntatiepunten en -lijnen voor veel diersoorten (o.a. vlinders, vleermuizen, marterachtigen)
      • Verlies aan slaap/schuilplaatsen, nestgelegenheid, dekking tegen weersomstandigheden
      • Grotere openheid, betekent soms toename leefgebied weidevogels
      • Verlies aan landschapselementen (landschappelijk, cultuurhistorisch aspect)
  2. 16. Aanplanten van houtgewas (uitgezonderd: boomteelt)
    1. a. definitie:
      • Het planten van bomen en/of struiken
    2. b. doel:
      • Vergroten natuurwaarden, landschappelijke kwaliteit
      • Houtproductie
      • Bescherming tegen wind
    3. c. effect:
      • Verminderen openheid landschap
      • Toename houtgewas/landschapselementen
      • Meer beschutting, schaduw
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • Toename biotopen voor levensgemeenschappen van struweel, houtwallen, bos e.d.
      • Nieuwe oriëntatiepunten en -lijnen voor veel diersoorten
      • Beschutting voor planten en dieren
      • Minder openheid, kan verlies betekenen voor leefgebied weidevogels
      • Ander landschapsbeeld
  3. 17. Omzetten van grasland in bouwland of sierteeltgrond
    1. a. definitie:
      • Verwijderen gras en aanplanten of inzaaien van andere gewassen
    2. b. doel:
      • Gebruik grond voor de teelt van gewassen voor voedselproductie of productie van diervoeders
    3. c. effect:
      • Grasland verdwijnt, perceel krijgt andere functie
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • Verlies aan graslandvegetaties en bijbehorende fauna
      • Fourageerplaats voor enkele diersoorten gaat verloren (o.a. das)
      • Verkleining areaal weidevogelgebied
  4. 18. Omzetten van grasland in boomkwekerij
    1. a. definitie:
      • Verwijderen gras en aanplanten van gewassen of jonge bomen, die permanent een bepaalde hoogte (soms meer dan 1m) hebben
    2. b. doel:
      • Gebruik grond voor het opkweken van sierteelten of bomen
    3. c. effect:
      • Grasland verdwijnt, perceel krijgt functie van sierteeltrond of boomkwekerij
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • Verloren gaan van graslandvegetaties en bijbehorende fauna
      • Fourageerplaats voor enkele diersoorten verdwijnt (o.a. das)
      • Verkleining areaal weidevogelgebied
      • Verandering landschapsbeeld (openheid gaat verloren)
  5. 19. Omschakeling van bouwland naar boomteelt
    1. a. definitie:
      • Het aanplanten van gewassen of jonge bomen, die permanent een bepaalde hoogte (soms meer dan 1m) hebben
    2. b. doel:
      • Gebruik grond voor het opkweken van sierteelten of bomen
    3. c. effect:
      • Akkerbouwgrond verdwijnt, perceel krijgt functie van sierteeltrond of boomkwekerij
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • Verloren gaan van biotoop voor soorten / Fourageerplaats, die (deels) afhankelijk zijn van akkerbouwgronden
      • Verandering landschapsbeeld (openheid gaat verloren)

INFRASTRUCTUUR EN ONTSLUITING

  1. 20. Aanbrengen van verhardingen
    1. a. definitie:
      • Het bestraten of asfalteren van de bodem
    2. b. doel:
      • Tegengaan vervuiling bodem en grondwater (bv. door aanleg mestplaat, ondergrond voor containerteelt)
      • Aanleggen ontsluitingspad in weilanden of akkers
      • Aanleggen van langzaam verkeer routes of parkeerplaatsen ten behoeve van recreatief medegebruik
    3. c. effect:
      • Afsluiting bodem
      • Oppervlakkige afvoer neerslag (met evt. verontreiniging) naar randen verharding
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • Biotoop voor soorten die in de bodem leven gaat verloren
      • Verharding is barrière voor kleine diersoorten (o.a. muizen, amfibieën, insecten)
      • Vermindering infiltratie kan groeiplaats vegetatie in de directe omgeving beïnvloeden
      • Archeologisch interessante bodem wordt ontoegankelijk
      • Verstening buitengebied
  2. 21. Aanbrengen van ondergrondse leidingen
    1. a. definitie:
      • Vergraven en eventueel plaatselijk rooien van houtgewas
    2. b. doel:
      • Leggen van diverse leidingen
    3. c. effect:
      • als bij vergraven en rooien houtgewas
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • Als bij vergraven en rooien houtgewas
  3. 22. Wijzigen perceelsindeling
    1. a. definitie:
      • Verwijderen bestaande perceelsgrenzen en/of aanbrengen nieuwe perceelsgrenzen (sloten, afrasteringen, hagen, houtwallen)
    2. b. doel:
      • Efficiënter gebruik van agrarische grond mogelijk maken, veldsituatie aanpassen aan eigendomssituatie
    3. c. effect:
      • Verdwijnen van perceelsgrenzen
      • Nieuwe perceelsgrenzen
    4. d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
      • het verkavelingspatroon verandert
      • patroon van watergangen verandert
      • schaalvergroting/schaalverkleining
      • verdwijnen/toevoegen verbindingswegen (perceelsranden) en oriëntatielijnen voor sommige diersoorten

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het vigerende bestemmingsplan Abshoven 2001 (vastgesteld op 31 oktober 2002) voorziet onder meer in de bouw van zes grondgebonden woningen aan de Beekdalstraat. Tot op heden zijn deze woningen niet gerealiseerd en acht het College van Burgemeester & Wethouders van de gemeente Sittard- Geleen de realisatie inmiddels niet meer wenselijk gelet op de aanwezige natuurwaarden in het gebied.

Het voorliggend bestemmingsplan betreft een actualisatie van het bestemmingsplan Abshoven (vastgesteld 2001), waarbij de bouwmogelijkheden in het noordoostelijk deel komen te vervallen en het gebied een passende Natuur-bestemming krijgt, die aansluit op de naastgelegen bestemming in het bestemmingsplan Buitengebied Sittard (2013).

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt ten oosten van Geleen, ten zuiden van Sittard en grenst ten noordoosten aan de kern Munstergeleen. Het plangebied grenst aan de noordoostzijde aan een villawijk aan de rand van Munstergeleen. Aan de noordwestzijde is natuur gelegen langs de Geleenbeek en aan de zuidoostzijde ligt de lintbebouwing van Abshoven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0001.png"

Plangebied

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Met de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan komen (delen van) onderstaande bestemmingsplannen te vervallen.

Bestemmingsplan Vastgesteld door gemeenteraad
Abshoven 2001 31 oktober 2002
Facetbestemmingsplan Begripsbepaling 7 juni 2018
Facetbestemmingsplan Parkeren 13 september 2018

1.4 Planopzet

Het bestemmingsplan bestaat formeel uit twee onderdelen:

  • een verbeelding (NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn weergegeven. Deze bestemmingen (met eventuele specifieke aanduidingen) zijn gerelateerd aan de in de planregels opgenomen juridische regeling.
  • de planregels waarin het gebruik van de binnen het plangebied aangegeven gronden en bouwwerken juridisch is geregeld. Deze regels zijn in de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012" (SVBP2012) zoveel mogelijk gestandaardiseerd (o.a. volgorde, indeling, benaming, begripsbepalingen, overgangsbepalingen en de slotbepaling).

Deze twee onderdelen dienen in samenhang te worden bekeken en zijn juridisch bindend.

Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en de verantwoording als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn opgenomen. Ook maken de uitkomsten van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro deel uit van de toelichting

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige en de toekomstige situatie van het plangebied. In hoofdstuk 3 worden, voor zover relevant, in hoofdlijnen de beleidsdocumenten beschreven die door de te onderscheiden overheden zijn gepubliceerd. De vergunbaarheid vanuit verschillende milieu-aspecten komt vervolgens in hoofdstuk 4 aan bod. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 6 worden zowel de economische als maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

De actualisatie van het bestemmingsplan Abshoven 2001 heeft geen fysieke aanpassingen aan het landschap tot gevolg. Het bestemmingsplan heeft dan ook geen gevolgen voor het huidige gebruik en de inrichting van het plangebied.

Het plangebied omvat onder meer het voormalig kloostercomplex Abshoven met kloosterpark. In het plangebied zijn in de voormalige kapel en het naast gelegen pand een restaurant en een consultancybedrijf gevestigd. Aan de zuidwestzijde is de afgelopen jaren woningbouw ontwikkeld.

Het noordoostelijk gelegen bosperceel in het plangebied wordt gedomineerd door de soorten es, linde en veldesdoorn. Daarnaast staat op één locatie een groep (haag)beuken en verspreid in dit gebied groeien enkele iepen en eiken. Het grootste deel van de bomen zijn relatief jong (enkele tientallen jaren), maar enkele bomen zijn meer dan 50 jaar oud. De ondergroei wordt gedomineerd door jonge scheuten van de dominante boomsoorten, braam, gewone vlier, hazelaar, klimop, rode kornoelje en vogelkers. Met name de klimop is dominant in de ondergroei. Daarnaast zijn verschillende vormen van dood hout aanwezig, zoals staand doodhout, dode takken aan levende bomen en liggend doodhout. De grote diversiteit aan loofboomsoorten en doodhout draagt bij aan de biodiversiteit in dit bosperceel. De dichtheid aan vegetatie geeft zoogdieren rust rondom verblijfplaatsen.

De vegetatiestructuur in het bosperceel is monotoon en bijna overal gesloten, waardoor weinig variatie in structuren aanwezig is en zonlicht niet of nauwelijks tot de bodem reikt. Daarnaast zijn sporen van menselijk handelen aanwezig, zoals asfaltwegen, hekwerken en tuinafval wat resulteert in exotische plantensoorten zoals Chinese zuurbes en gewone sneeuwbes. Het ontbreken van gevarieerde vegetatiestructuren en de sporen van menselijk handelen, zijn negatief voor de biodiversiteit in het bosperceel.

Het bosperceel heeft verder een goede verbinding met omliggende natuur, omdat het onderdeel is van een groter boscomplex en gelegen is aan het Geleenbeekdal. Dit kan resulteren in een goede uitwisseling van individuen en soorten.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. De NOVI is de rijksvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving en opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR).
Met de NOVI kan het Rijk inspelen op de grote uitdagingen die er voor Nederland liggen. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op de leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de
klimaatverandering vormen een deel van de opgave. Dit biedt kansen, maar vraagt ook om zorgvuldige
keuzes, want de ruimte, zowel boven- als ondergronds, is een schaars goed.

Met de NOVI brengt het Rijk in beeld waar kansen liggen. Kansen om de kwaliteit van onze
leefomgeving te verbeteren. Kansen om sociale samenhang, gezondheid en economisch herstel te
bevorderen en kansen om schone, veilige en duurzame technieken, die bijdragen aan de beoogde
transitie naar een circulaire samenleving, stevig te verankeren in onze manier van leven en werken.

Die keuzes in de fysieke leefomgeving maakt het Rijk niet alleen. Keuzes worden samen gemaakt met medeoverheden, kennisinstellingen, maatschappelijke partijen en burgers. Dit vraagt een goed
samenspel tussen al deze partijen; een integrale aanpak.

De toenemende druk op de fysieke leefomgeving vraagt om een actieve Rijksoverheid om richting te
geven aan de toekomstige fysieke leefomgeving van Nederland. Regie vanuit het Rijk betekent echter
niet het centraliseren van taken en verantwoordelijkheden; wel het geven van richting op grote opgaven en regie op goed samenspel, zowel publiek als publiek/privaat.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan het inrichten van de fysieke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie richt zich daarbij op vier prioriteiten:

  1. 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  2. 2. De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden.
  3. 3. Onze steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  4. 4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

ad 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, wateroverlast en langere perioden van droogte. Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Voordeel is dat daarmee tegelijk de leefomgevingskwaliteit verbeterd wordt en het kansen biedt voor natuur.

In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windturbines en zonnepanelen. Het Rijk zet zich daarnaast in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.

ad 2. Duurzaam economisch groeipotentieel

Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan Nederland zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Dit vraagt goede verbindingen via weg, spoor, lucht, water en digitale netwerken en een nauwe samenwerking met internationale partners, Het Rijk zet in op een sterk en innovatief vestigingsklimaat met een goede quality of life: een leefomgeving die de inwoners volop voorzieningen biedt op het gebied van wonen, bewegen, recreëren, ontmoeten en ontspannen. Belangrijk is wel dat de Nederlandse economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair. Het Rijk zet daarbij in op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen, zodat Nederland niet langer afhankelijk is van eindige, fossiele bronnen.

ad 3. Sterke en gezonde steden en regio's

Nederland versterkt het Stedelijk Netwerk Nederland en breidt deze uit, waarbij de richting van de verstedelijking wordt gekoppeld aan die van de ontwikkeling van (OV-)infrastructuur. Wonen en werken worden zoveel mogelijk in elkaars nabijheid ontwikkeld in de regio's waar er vraag is. Om het netwerk als geheel te benutten, zijn goede verbindingen tussen de stedelijke regio's nodig. Het Rijk hanteert een integrale verstedelijkingsstrategie voor duurzame stedelijke ontwikkeling, waarbij verstedelijking geconcentreerd plaatsvindt in de regio. Bij de invulling van de integrale verstedelijkingsstrategieën op regionale schaal wordt ingezet op een voorkeursvolgorde voor de ontwikkeling van nieuwe woon- en werklocaties. Deze volgorde wordt ook gehanteerd als groei in niet-stedelijk gebied moet plaatsvinden. Het Rijk richt de leefomgeving zo in dat deze een actieve, gezond leefstijl en maatschappelijke participatie bevorderd en versterkt het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad. Daarbij worden steden en regio's klimaatbestendig ingericht.

ad 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Nederland zet in op het verbeteren van de balans tussen landgebruik en de kwaliteit van landschap, bodem, water en lucht. Dit betekent dat landgebruik in balans wordt gebracht met natuurlijke systemen en dat ontwikkelingen in het landelijk gebied niet ten koste gaan van landschappelijke kwaliteiten. Het landgebruik moet meer afgestemd worden op zoetwaterbeschikbaarheid en -gebruik. Middels een voorkeursvolgorde regionaal waterbeheer wordt ingezet op het voorkomen van wateroverlast en tekorten. Het Rijk maakt een duurzaam en vitaal landbouw- en voedselsysteem mogelijk, gebaseerd op kringlopen en natuurinclusiviteit. De biodiversiteit wordt beschermd en versterkt en het natuurlijk kaptiaal wordt duurzaam benut. Het Rijk zet in op het versterken en beschermen van unieke landschappelijke kwaliteiten. Nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied voegen landschapskwaliteit toe. Hierbij wordt het omgevingsbeleid landschapsinclusief.

Om de beleidskeuzes op een heldere en voorspelbare manier te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het prioriteren van de verschillende belangen en opgaven:

  1. 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies.
  2. 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
  3. 3. Afwentelen wordt voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0002.png"Afweging met NOVI

De uitvoering van de NOVI vraagt om nieuwe manieren van samenwerken met blijvende brede, maatschappelijke betrokkenheid en inzet van overheden. Hierbij hanteert het NOVI vier uitgangspunten:

  • We werken als één overheid, samen met de samenleving.
  • We stellen de opgave(n) centraal.
  • We werken gebiedsgericht.
  • We werken permanent en adaptief aan de opgaven.

Relatie met voorliggend plan

De actualisatie van het voorliggende bestemmingsplan past bij de ambities die het Rijk stelt om in te zetten op het verbeteren van de balans tussen landgebruik en de kwaliteit van landschap, bodem, water en lucht. Verder zet het Rijk in op het versterken en beschermen van unieke landschappelijke kwaliteiten.

De actualisatie van dit bestemmingsplan doet op geen enkele wijze afbreuk aan het ruimtelijk beleid van het Rijk.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De nationale belangen uit de NOVI die juridische borging vragen, worden geborgd in het Besluit
algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 22 augustus 2011). Met het Barro maakt het Rijk voor een aantal specifieke onderwerpen gebruik van deze mogelijkheid om algemene regels te stellen voor
bestemmingsplannen. De algemene regels in het Barro hebben vooral een conserverend/beschermend karakter. Het doel is te borgen dat geformuleerde nationale belangen niet gefrustreerd worden door
ontwikkelingen die met bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt.

Relatie met het plan

Gezien het plan geen inbreuk heeft op de belangen die met het Barro worden behartigd, is er
geen sprake van strijdigheid.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Limburg

De Omgevingsvisie Limburg (POVI Limburg) (vastgesteld 1 oktober 2021) vervangt het in 2014 vastgestelde Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014) en is in een interactief proces met overheden, semioverheden, belangenvertegenwoordigers, andere partnerorganisaties en inwoners opgesteld. Deze visie bouwt deels voort op eerder gemaakte beleidskeuzes, op andere onderdelen zijn nieuwe keuzes gemaakt door de Provincie Limburg.

De POVI Limburg is een integrale langetermijn visie die voor de periode 2021 tot 2030-2050 laat zien
hoe de provincie richting wil geven aan toekomstbestendige ontwikkelingen. Daarvoor onderscheidt de visie drie hoofdopgaven:

  1. 1. Een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige leefomgeving
    1. a. in stedelijk c.q. bebouwd gebied
    2. b. in landelijk gebied
  2. 2. Een toekomstbestendige, innovatieve en duurzame economie; inclusief landbouwtransitie
  3. 3. Klimaatadaptatie en energietransitie

Toekomstige afwegingen dienen gemaakt te worden op basis van de vier Limburgse principes:

  1. 1. Streven naar een inclusieve, gezonde en veilige samenleving.
  2. 2. De kenmerken en identiteit van gebieden staan centraal.
  3. 3. Meer stad, meer land.
  4. 4. Zorgvuldig omgaan met onze ruimte en voorraden; boven- én ondergronds.

Zonering

Het toekomstbeeld voor Limburg kan worden gevangen in een indicatieve zonering. Die zonering bouwt voort op de ‘tijdloze’ karakteristiek van de ondergrond; de geomorfologie en het watersysteem en de typering en ontwikkeling van het ruimte- gebruik in deelgebieden binnen Limburg in de afgelopen decennia. De begrenzingen van de zoneringen en andere werkingsgebieden die voortkomen uit de Limburgse principes en de uitwerkingen in de thema’s in deze Omgevingsvisie, zullen verankerd worden in het kaartmateriaal behorende bij de Omgevingsverordening Limburg.

Regiovisie Zuid- Limburg

De aantrekkelijkheid van Zuid- Limburg wordt in sterke mate bepaald door de aanwezigheid van relatief op korte afstand van elkaar gelegen, dichtbevolkte stedelijke gebieden, gelegen in het unieke Nationaal Landschap Zuid- Limburg. De op relatief korte afstand van elkaar gelegen, dichtbevolkte stedelijke gebieden – met elk hun eigen rijke historie én cultuur en de ligging in het unieke Nationaal Landschap Zuid-Limburg en de Maasvallei, maken Zuid-Limburg tot een aantrekkelijke regio. De landschappelijke kwaliteit levert niet alleen een bijdrage aan het welzijn en de gezondheid van de inwoners, het is ook één van de belangrijkste pijlers van de economie in Zuid-Limburg. Zowel de toeristische als de agrarische sector maken gebruik van het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0003.png"

Ambitie m.b.t. het Limburgs landschap

Relatie met voorliggend plan

Met het wegbestemmen van de bouwmogelijkheid vindt een versterking van het landschap plaats. Dit is in lijn met de Omgevingsvisie Limburg.

3.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014 (geconsolideerde versie 2023)

De Omgevingsverordening Limburg is een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De Omgevingsverordening Limburg is op 1 januari 2011 in werking getreden. In 2014 is de Omgevingsverordening gewijzigd, vanwege de vaststelling van het POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Dat hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van het POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen. Behalve de toevoeging van het hoofdstuk Ruimte zijn in de Omgevingsverordening Limburg 2014 ook de verordeningen Veehouderijen en Natura 2000 (van oktober 2013) en Wonen Zuid-Limburg (van juli 2013) opgenomen. Hiermee zijn alle verordeningen die betrekking hebben op het omgevingsbeleid ondergebracht in één document.

Met de Omgevingsverordening Limburg 2014 wordt beoogd om de doorwerking van het provinciaal beleid naar gemeenten en andere partners te borgen.

In de omgevingsverordening is het volgende aspect voor het plangebied van belang.

Artikel 2.7.2. Bronsgroene landschapszone

De toelichting bij een ruimtelijk plan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in de Bronsgroene landschapszone, bevat een beschrijving van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten, de wijze waarop met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten is omgegaan en hoe de negatieve effecten zijn gecompenseerd. Bij de compensatie van de negatieve effecten op natuurwaarden (kernkwaliteit “Groene karakter”) wordt de beleidsregel als bedoeld in artikel 2.6.7, tweede lid, gevolgd.

De kernkwaliteiten in de Bronsgroene landschapszone zijn het groene karakter, het visueel-ruimtelijk karakter, het cultuurhistorisch erfgoed en het reliëf.

Artikel 2.8 Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg

Een (klein) deel van het plangebied is ook binnen het 'Beschermingsgebied Nationaal landschap Zuid- Limburg' gelegen en binnen 'Beekdal in Beschermingsgebied Nationaal landschap Zuid- Limburg'.

De provincie wil de (huidige) cultuurhistorische kernkwaliteiten van het beschermingsgebied van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg behouden, beheren, ontwikkelen en beleven. Ontwikkelingen binnen de ruimte die het beleid voor de verschillende thema's biedt, zijn mogelijk mits de kernkwaliteiten behouden blijven of versterkt worden ('ja-mits').

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0004.png"

Het is verboden in het Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg:

  • in een beekdal grondwerkzaamheden op of in de bodem uit te voeren die leiden tot aantasting van het reliëf, behalve werkzaamheden voor herstel en onderhoud van het beekdal;
  • in een beekdal ontwateringswerkzaamheden uit te voeren.

Relatie met voorliggend plan

De actualisatie van het bestemmingsplan leidt door het wegbestemmen van de bouwmogelijkheid tot behoud en versterking van het landschap en is daarmee in lijn met de Omgevingsverordening Limburg (2014).

3.2.3 Ontwerp Omgevingsverordening Limburg (2021)

Met de komst van de Omgevingswet is een nieuwe omgevingsverordening nodig die past binnen de kaders en het instrumentarium van de Omgevingswet.

Hoewel het ontwerp van de Omgevingsverordening Limburg (2021) hoofdzakelijk een beleidsneutrale omzetting van de Omgevingsverordening Limburg 2014 is, staan er enkele nieuwe of inhoudelijk aanmerkelijk gewijzigde onderwerpen in. Het gaat hier om instructieregels aan gemeenten op het gebied van wonen, zonne-energie, na-ijlende effecten van de steenkoolwinning en huisvestingsnormen voor internationale werknemers.

Provinciale Staten hebben de nieuwe Omgevingsverordening vastgesteld in de vergadering van 17 december 2021. Omdat deze Omgevingsverordening is gebaseerd op de Omgevingswet kan deze niet eerder in werking treden dan de Omgevingswet zelf. Wanneer de Omgevingswet in werking treedt, zal de Omgevingsverordening Limburg ook van kracht worden en de Omgevingsverordening uit 2014 vervangen.

Hoewel de Omgevingsverordening Limburg (2021) hoofdzakelijk een beleidsneutrale omzetting van de Omgevingsverordening Limburg 2014 is, staan er enkele nieuwe of inhoudelijk aanmerkelijk gewijzigde onderwerpen in. Het gaat hier om instructieregels aan gemeenten op het gebied van wonen, zonne-energie, na-ijlende effecten van de steenkoolwinning en huisvestingsnormen voor internationale werknemers. Het uitstel van de Omgevingswet maakt het wenselijk dat deze onderwerpen ook al geregeld worden in de Omgevingsverordening Limburg 2014. Daartoe heeft het college van Gedeputeerde Staten van Limburg op 29 maart 2022 het ontwerp-besluit genomen waarmee de Omgevingsverordening Limburg 2014 wordt aangevuld met instructieregels voor deze vier onderwerpen.

De Groenblauwe mantel

De Groenblauwe mantel, dat voor een deel ook in het plangebied ligt, bevat agrarische gebieden en natuurgebieden rondom het Natuurnetwerk Limburg en landschappelijk waardevolle beekdalen en steilere hellingen rondom bestaande natuurgebieden (zie onderstaand figuur). .

De provincie wil de (huidige) cultuurhistorische kernkwaliteiten van het beschermingsgebied van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg en de Groenblauwe mantel behouden, beheren, ontwikkelen en beleven. Ontwikkelingen binnen de ruimte die het beleid voor de verschillende thema's biedt, zijn mogelijk mits de kernkwaliteiten behouden blijven of versterkt worden ('ja-mits'). De motiveringsplicht in de Omgevingsverordening wordt gecontinueerd. Daardoor wordt gemeenten gevraagd om in de toelichting op nieuwe omgevingsplannen of omgevingsplanactiviteiten aan te geven hoe zij met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten in de betreffende gebieden omgaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0005.png"

Relatie met voorliggend plan

De actualisatie van het bestemmingsplan leidt door het wegbestemmen van de bouwmogelijkheid tot behoud en versterking van het landschap en is daarmee in lijn met de Ontwerp Omgevingsverordening Limburg (2021).

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Programma nationaal landschap Zuid- Limburg (2018- 2021)

De Provincie Limburg heeft in 2016 afspraken gemaakt met gemeenten in de regio om tot het Programma nationaal landschap Zuid- Limburg te komen. De kwaliteit van het Zuid-Limburgse landschap is belangrijk voor het leef- en vestigingsklimaat. Met dit programma wil de provincie dan ook het unieke landschap, de biodiversiteit en de cultuurhistorie van Zuid-Limburg versterken en verbinden met de maatschappelijke opgaven. Het moet een samenspel worden van stad en landelijke gebieden met een duurzame en perspectiefvolle economische dynamiek.

Gemeenten, Provincie en andere partijen hebben hiervoor een gebiedsgerichte aanpak uitgewerkt in het Programma Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Daarin zijn 13 hefboomprojecten opgenomen op het gebied van landschap, natuur, landbouw, klimaatopgaven, energietransitie, cultuurhistorie, vrijetijdseconomie en communicatie. De 13 hefboomprojecten zijn:

  • Agrarisch natuur- en landschapsbeheer continueren en garanderen door middel van een landschapsfonds;
  • Behoud en ontwikkeling van de unieke Zuid- Limburgse biodiversiteit;
  • Vanuit de wateropgave een klimaatbestendig landschappelijk raamwerk realiseren;
  • Verbreding van de landbouw en innovatie, en ondernemerschap de ruimte geven;
  • Vrijkomende agrarische bebouwing met durf aanpakken: het ontstenen van het landschap;
  • Duurzame hergebruik van monumentaal erfgoed stimuleren en versnellen;
  • Toeristische druk verdelen en streven naar een hoogwaardig aanbod;
  • Landschappelijke- en economische opgaven gecoördineerd aanpakken in de stad-landzones;
  • Ruimte voor zonne- energie in het Nationaal Landschap Zuid- Limburg;
  • Het versterken van ondernemerschap;
  • Actieve communicatie en bewustwording van het verhaal van het Nationaal Landschap;
  • Inzetten op actieve uitnodigingsplanologie en kwaliteitsinstrumenten;
  • Landschap, biodiversiteit en cultuurhistorie kwantificeren en data inzetten als ijkpunt en instrument.

Door vanuit de hefboomprojecten gezamenlijk te werken aan een Landschappelijk Raamwerk, wordt het Nationaal Landschap Zuid-Limburg voor bewoners en bezoekers mooier en minder kwetsbaar, klimaatrobuuster en ecologisch duurzamer gemaakt. Het doel is dan ook om het Landschappelijke Raamwerk in 2025 gerealiseerd hebben.

Relatie met voorliggend plan

De actualisatie van het bestemmingsplan leidt door het wegbestemmen van de bouwmogelijkheid tot behoud en versterking van het landschap en is daarmee in lijn met het Programma nationaal landschap Zuid- Limburg (2018- 2021). Het unieke landschap, de biodiversiteit en de cultuurhistorie blijven worden op deze wijze bevorderd.

3.3.2 Structuurvisie Wonen Zuid- Limburg (SWZL)

De Structuurvisie Wonen Zuid- Limburg (SWVZL) is vastgesteld door de gemeenteraad van Sittard- Geleen op 9 november 2016. De Structuurvisie Wonen Zuid- Limburg is een gezamenlijke, Zuid- Limburgse ruimtelijke visie voor de woningmarkt opgesteld door de 18 gemeenten in Zuid-Limburg. De structuurvisie geeft op hoofdlijnen een toekomstbeeld van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen op het gebied van Wonen in de regio Zuid- Limburg voor de komende 10 jaar. Voor het gemeentebestuur is de visie dan ook een belangrijke leidraad voor het opstellen van toekomstige plannen en het toetsingskader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente.

De beleidsambitie van deze structuurvisie is het streven naar een excellent woon- en vestigingsklimaat in Zuid- Limburg. Een goed woon- en vestigingsklimaat is een belangrijke voorwaarde voor de economische ontwikkeling van Zuid- Limburg en benutting van de geografische positie van Zuid- Limburg in het hart van Europa.

De aantrekkelijkheid van de regio Zuid-Limburg als vestigingsregio voor bedrijven en werknemers, is bijna vergelijkbaar met die van de regio Amsterdam. En dat heeft positieve effecten voor de woningmarkt, omdat mensen willen wonen in de buurt van waar zij werken. Bedrijfsleven, onderwijs- en kennisinstellingen, financiële instellingen, Provincie Limburg en (nagenoeg alle) gemeenten in Zuid-Limburg kiezen daarom voor een proactief economisch beleid. Via de Limburg Economic Development (LED) Brainport 2020-strategie wordt in Zuid-Limburg ingezet op de realisatie van de Toptechnologieregio van Zuidoost-Nederland met een top 3-positie in Europa en een top 10-positie in de wereld.

Een belangrijk beleidsprincipe is dat deze Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg de erkenning bevat dat het ongewenst is om met nieuwe woningen te concurreren met de bestaande woningvoorraad. Juist in een situatie dat groei niet meer leidend is, vormt de bestaande woningvoorraad het belangrijkste ‘woonkapitaal’ van de regio. In de bestaande woningvoorraad zijn voldoende woningen te vinden die te koop of leeg staan binnen de eigen gemeentegrens of in een andere gemeente.

Relatie met voorliggend plan

In het plangebied is uitsluitend sprake van bestaande bebouwing. De actualisatie van het bestemmingsplan is daarmee niet in strijd met de structuurvisie Wonen Zuid-Limburg.

3.3.3 Structuurvisie Ruimtelijke economie Zuid-Lumburg (SVREZL)

De gemeenteraad van Sittard-Geleen heeft op 21 december 2017 de Structuurvisie Ruimtelijke Economie Zuid-Limburg (SVREZL) vastgesteld. Deze structuurvisie is een uitwerking van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg en heeft nauwe samenhang met de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg (SVWZL). In de SVREZL, die ook door de andere 17 gemeenten in Zuid-Limburg is vastgesteld, is bepaald op welke locaties uitbreiding aan de orde kan zijn en op welke locaties niet. Deze afspraken zijn op regionaal niveau gemaakt om de economische kracht van de regio te verstevigen en verdere leegstand tegen te gaan. In de SVREZL is gekozen voor het behoud en versterken van gewenste winkel-, kantoren- en bedrijventerreinlocaties, de zogenaamde hoofdstructuur. Buiten deze hoofdstructuur worden in principe geen m2 's toegevoegd. De structuurvisie biedt echter ook handvatten voor de situatie dat het ruimtelijk belangrijk is een economisch initiatief te faciliteren, ondanks dat er al teveel m2 's zijn. Belangrijk hierbij is dat er op het relevante schaalniveau een goede en transparante afweging gemaakt kan worden.

Er worden in beginsel alleen toevoegingen gefaciliteerd in de daartoe afgebakende concentratie- en balansgebieden. In balansgebieden gaat het om kwalitatieve versterkingen. In concentratiegebieden is in beginsel naast kwalitatieve versterking ook kwantitatieve versterking mogelijk.

Doelstelling is de leefbaarheid in de kernen en Zuid-Limburg als geheel, waar relevant, zo goed mogelijk te behouden of te verbeteren. Dit kan door het faciliteren van kwalitatieve toevoegingen die passen binnen de uitgangspunten van de structuurvisie, of door middel van herbestemmen, bijdragen aan verbetering van het gebruik en de functionaliteit van de bestaande locatie - bebouwde of onbebouwde bestemmingen.

Relatie met het plan

In het plangebied is uitsluitend sprake van bestaande horeca. De actualisatie van het bestemmingsplan is daarmee niet in strijd met de structuurvisie Ruimtelijke economie Zuid-Limburg.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Sittard- Geleen (2016)

De gemeente Sittard- Geleen heeft samen met de raad, ondernemers, inwoners en andere partners de ontwikkelingen van Sittard- Geleen vormgegeven. De koers die daarbij nagestreefd wordt, is omschreven in de 'Omgevingsvisie Sittard Geleen 2016'. De Omgevingsvisie van de gemeente Sittard- Geleen is door de gemeenteraad op 15 december 2016 vastgesteld.

In de Omgevingsvisie wordt aangegeven welke richting wordt nagestreefd voor de fysieke ontwikkeling van Sittard- Geleen. Hierbij wordt helder welke ontwikkelingen de gemeente wil faciliteren en wat daarbij de fysieke afwegingskader is. De Omgevingsvisie biedt daarbij ruimte waar dat mogelijk is, en is sturend wanneer dat nodig is.

In de Omgevingsvisie zijn een aantal ambities geformuleerd voor Sittard- Geleen:

  • Samenwerken aan de economie van morgen. Voor een sterke economische structuur en werkgelegenheid wordt ingezet op de drie speerpunten automotive, logistiek en chemie & materialen. Voor de versterking van de economische structuur bestaat verder voortdurend aandacht voor crossovers naar andere sectoren.
  • Samenwerken aan de veranderende ruimte in de stad. Het gebruik van de ruimte in de stad verandert. Er is een overaanbod aan woningen, winkels, kantoren en maatschappelijke voorzieningen (zoals schoolgebouwen). De Omgevingswet vormt het kader waarmee de gemeente samen met partners een nieuwe invulling aan de ruimte geeft.
  • Samenwerken aan een veilige woon- werk- en leefomgeving. Veiligheid is een basisvoorwaarde voor een aantrekkelijke stad. Het terugdringen en voorkómen van criminaliteit blijft topprioriteit. De gemeente blijft werken aan een stad waar de inwoners, ondernemers en bezoekers zich welkom, thuis en veilig voelen.
  • Samen zoeken naar een nieuw evenwicht tussen informele en formele zorg. In 2016 is voor het sociale domein de basis gelegd voor een wijkgerichte aanpak. En de komende jaren wordt hier volop op ingezet.
  • Samenwerken dichtbij én met de inwoners. De samenleving is actief en kenmerkt zich als een energieke samenleving waarin mondige, autonome inwoners en vernieuwende bedrijven steeds vaker het publieke domein betreden. Deze maatschappelijke ontwikkeling vraagt om een betere aansluiting van de overheid op wat in de maatschappij gebeurt. Wijkgericht werken geeft dan ook antwoord op samenwerken dichtbij en met inwoners.

Relatie met voorliggend plan

Met de actualisatie van het bestemmingsplan waarbij in de noordoostelijke hoek de bestemming 'Woondoeleinden' komt te vervallen en het betreffende gebied de bestemming 'Natuur' krijgt, wordt invulling gegeven aan de veranderende ruimte als gevolg van het overaanbod aan woningen.

De voorgenomen actualisatie van het bestemmingsplan past daarmee binnen het beleid van de Omgevingsvisie Sittard- Geleen (2016).

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Archeologie En Cultuurhistorie

In de beleidsnota Archeologie en Monumenten van 2012 is het archeologiebeleid van de gemeente Sittard- Geleen uiteengezet. De gemeente richt zich in dit beleid voor archeologie en monumenten op drie speerpunten:

  1. 1. Erkenning en bescherming van archeologie en monumenten;
  2. 2. Behoud door ontwikkeling;
  3. 3. Beleving van archeologie en monumenten.

Erkenning en bescherming van archeologie en monumenten

Sittard-Geleen kent een lange historie, en hier zijn veel sporen van behouden. Een recente (wettelijke) ontwikkeling hierbij is de verbreding van de zorg voor archeologie en monumenten, naar de zorg voor integraal ruimtelijk erfgoed. Dit houdt in dat er rekening houden wordt met het totaal van de (ruimtelijke) cultuurhistorische waarden: een combinatie van archeologie, landschap, groen, gebouwde monumenten en historische bebouwingsstructuren. De Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten zijn beschermd op grond van de Monumentenwet, respectievelijk de monumentenverordening. De overige cultuurhistorische waardevolle elementen die van belang zijn voor het karakter van de stad, wordt zoveel mogelijk beschermd in ruimtelijke plannen.

Behoud door ontwikkeling

Sittard-Geleen is continu in ontwikkeling. Van oudsher is het gebied interessant om te leven en te wonen. De stad beweegt steeds mee met de historische en maatschappelijke ontwikkelingen. De identiteit van de stad wordt gevonden door een verbinding van de oude structuren met de nieuwe ontwikkelingen. Dit noemen wordt door gemeente Sittard- Geleen behoud door ontwikkeling genoemd. Bij leegkomende monumenten, wordt steeds gekeken naar hedendaagse gebruiksmogelijkheden en een meerwaarde van het oude DNA voor de nieuwe stad. Bij behoud door ontwikkeling staat het integreren van het oude ten dienste van het nieuwe voorop.

Beleving van archeologie en monumenten

Veel van het erfgoed heeft een intrinsieke belevingswaarde. Het is mooi of interessant om naar te kijken. Het erfgoed geeft atmosfeer en sfeer aan de stad. De stad heeft er een eigen karakter door. Dit is van belang als vestigingsfactor en is dus een economische factor voor de stad. Via publieksvoorlichting en citymarketing wordt Sittard-Geleen met haar eigen sfeer op de kaart gezet.

Archeologie in bestemmingsplannen

Doel van de bescherming van archeologie in bestemmingsplannen, is om vooraan in het proces van ruimtelijke ordening al rekening te houden met de archeologische waarden. Hiermee kunnen ontwikkelingen bij voorkeur plaats vinden op locaties waar geen of geringe archeologische waarden aanwezig zijn, en wordt de verstoring van het bodemarchief geminimaliseerd. Ook behoud door ontwikkeling wordt hiermee mogelijk gemaakt, archeologische waarden kunnen worden ingepast in het plan of mede de uitwerking van een plan richting geven.

Is het toch noodzakelijk ontwikkelingen plaats te laten vinden in gebieden met hogere archeologische waarden, dan kan via voorwaarden geregeld worden dat er archeologisch onderzoek plaats vindt, zodat de locatie wel goed gedocumenteerd wordt.

In de gebieden met een bestemming archeologie in het bestemmingsplan geldt altijd een meldingsplicht voor werkzaamheden die dieper dan 30 cm in de grond plaatsvinden.

Een onderzoeksplicht treedt op vanaf de vastgestelde ondergrens in oppervlak van de verstoring. De ondergrenzen voor onderzoeksplicht bij bestemmingswijziging of omgevingsvergunning zijn kort samengevat:

  • altijd bij beschermde archeologische monumenten
  • > 50 m2 bij terrein van zeer hoge archeologische waarde
  • > 100 m2 bij terrein van hoge archeologische waarde en historische kernen
  • > 500 m2 bij hoge verwachting obv landschappen
  • > 10.000 m2 bij lage verwachting voor droge landschappen
  • > 50.000 m2 bij lage verwachting voor droge en natte landschappen
afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0007.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0008.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0009.png"

Uitsnede archeologische beleidskaart

Uit de archeologische beleidskaart van de gemeente blijkt dat voor het plangebied sprake is van categorie 2 en categorie 4. Tevens is over het plangebied een aanduiding gelegd voor onderzoeksgebied (niet vrijgegeven of onbekend). De hiervoor gehanteerde gegevens zijn gebaseerd op de informatie die gebruikt is voor het opstellen van het facetbestemmingsplan Archeologie.

4.1.1 kapel van Abshoven

In het plangebied bevindt zich ook de kapel van Abshoven die is aangewezen als gemeentelijk monument. Verder ligt hier nog een ruïne die een deel van het voormalige abtshuis omvat. Deze bouwwerken maakten oorspronkelijk deel uit van een kloostercomplex dat door brand verloren is gegaan. De kapel is ontworpen door de architect Johannes Kayser. Deze is in neo-gotische stijl ontworpen.

Ten noordoosten van het voormalige kloostercomplex ligt de voormalige kloostertuin, waarin de restanten van een Engelse tuin aanwezig zijn, die daar in de negentiende eeuw is aangelegd.

Conclusie

De actualisatie van het bestemmingsplan heeft geen fysieke aanpassingen aan het landschap tot gevolg. Beide categorieën zijn als Waarde-Archeologie opgenomen op de verbeelding en in de regels van dit bestemmingsplan.

4.2 Natuur

Gemeente Sittard-Geleen heeft Arcadis gevraagd voor de bestemmingsplanwijziging een quickscan natuurwetgeving op te stellen om eventuele negatieve effecten op beschermde soorten en gebieden en benodigde vervolgstappen in het kader van de Wet natuurbescherming (hierna Wnb) en de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) in beeld te brengen (zie Bijlage 1).

Soortbescherming

Het plangebied vormt potentieel leefgebied voor tal van soorten uit verschillende soortgroepen . Door de ligging en verbinding met omliggende natuurgebieden kunnen tal van soorten zich (op termijn) vestigen in het plangebied. Om vast te stellen welke beschermde soorten en rodelijstsoorten aanwezig zijn, is het noodzakelijk om in alle jaargetijden onderzoek uit te voeren. Onderzoek is niet noodzakelijk in het kader van de vergunbaarheid van het voornemen.

In onderstaande tabel is per soortgroep weergegeven of en zo ja, welke soorten mogelijk voorkomen binnen het plangebied, op basis van zowel het bureauonderzoek als veldbezoek.

Tabel: Voorkomen van beschermde soorten binnen het plangebied per relevante soortgroep.

Soortgroep Conclusie
Vaatplanten Beschermde soorten zijn uitgesloten binnen het plangebied. Voor rodelijstsoorten met standplaats in bossen is het plangebied potentieel geschikt.
Broedvogels zonder jaarrond beschermd nest Het plangebied is geschikt voor bossoorten van broedvogels zonder jaarrond beschermde nesten zoals ekster, groene specht, roodborst en winterkoning
Broedvogels met jaarrond beschermd nest Het plangebied is geschikt voor bossoorten van broedvogels met jaarrond beschermde nesten zoals bosuil, roek en sperwer.
Grondgebonden zoogdieren Het plangebied is geschikt voor verschillende soorten zoogdieren die leven in bosrijke omgeving, zoals diverse muizen, eekhoorn, egel, marterachtigen en ree.
Vleermuizen Het plangebied is geschikt als leefgebied voor boombewonende vleermuissoorten en als essentieel foerageergebied voor gebouwbewonende soorten uit de directe omgeving.
Reptielen Het plangebied is geschikt als leefgebied voor de hazelworm. Sporadisch kan levendbarende hagedis voorkomen in het plangebied.
Amfibieën Het plangebied is geschikt als landbiotoop van verschillende soorten amfibieën.
Vissen Het plangebied is ongeschikt voor vissen door afwezigheid van water.
Insecten/ Geleedpotigen/ Schimmels/ Weekdieren Het plangebied is geschikt voor verschillende soorten die leven in bosrijke omgeving, zoals diverse schimmels en weekdieren, grote vos, iepenpage, vermiljoenkever, vliegend hert.

Gebiedsbescherming

In de provincie Limburg is het Natuurnetwerk anders opgebouwd dan het Natuurnetwerk Nederland. Het Limburgs Natuurnetwerk bestaat uit drie zones: ‘Goudgroene natuurzone’, ‘Zilvergroene zone’ en Bronsgroene landschapszone’.

De ‘Goudgroene natuurzone’ komt overeen met het Natuurnetwerk Nederland en hierin moeten de effecten op wezenlijke kenmerken en waarden getoetst worden. Daarnaast geldt een aanvullend beleid op de ‘Zilvergroene natuurzone’ en Bronsgroene landschapszone’ in de Provincie Limburg. Deze laatste twee zijn geen onderdeel van het NNN, maar hier dient op provinciaal niveau getoetst te worden.

Het plangebied grenst aan de Bronsgroene landschapszone (zie onderstaand figuur). Beoordeling van externe werking is niet aan de orde binnen de provincie Limburg. Desondanks heeft de bestemmingsplanwijziging enkele positieve effecten op het LNN. Door de bestemmingsplanwijziging zijn bouwontwikkelingen niet meer toegestaan. Hierdoor blijven de aanwezige natuurwaarden behouden en kan het LNN op deze locatie robuustere vormen aannemen.

Het planvoornemen heeft geen negatieve effecten (mogelijk enkel positieve) op het LNN. Nadere toetsing is niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0010.png"

Ligging plangebied (rode vorm naar benadering) t.o.v. het LNN; Blauw: Bronsgroene landschapszone,Groen: Goudgroene natuurzone en Licht groen: Zilvergroene natuurzone.

Conclusie

Het plangebied bestaat uit een bosperceel met grote diversiteit aan loofbomen, zowel dood als levend. Daarbij vormt het onderdeel van een groter bosperceel en grenst het aan andere natuurlijke habitats. Hierdoor is de potentiële natuurwaarden in het gebied hoog. Om vast te stellen welke beschermde soorten en rodelijstsoorten in het plangebied aanwezig zijn, is het noodzakelijk om in alle jaargetijden onderzoek uit te voeren. Onderzoek is niet noodzakelijk in het kader van de vergunbaarheid van het voornemen.

In het voornemen ontbreken fysieke werkzaamheden en het plangebied ligt buiten het Limburgs Natuurnetwerk. Hierdoor zijn noodzakelijke vervolgstappen in het kader van Wet natuurbescherming en Wet ruimtelijke ordening niet noodzakelijk. Dit zou anders zijn geweest wanneer de bestaande bouwmogelijkheden gehandhaafd zouden worden; in dat geval zouden vervolgstappen wel aan de orde zijn.

Om de hoogste natuurwaarde te behalen, wordt aangeraden om het bouwen van nieuwe woningen niet meer toe te staan en het beheer aan te passen op de potentiële natuurwaarden, waarbij menselijke verstoringen zoals asfalt, hekwerk en exoten verwijderd worden en het gebruik door wandelaars (inclusief honden) geleid wordt.

4.3 Water

Waterbeheerders worden tijdens het proces van de watertoets betrokken bij de planvorming om zo een duurzame omgang met hemel-, grond- en oppervlaktewater te waarborgen en “water” mee te laten wegen in het planproces. De watertoets is een verplicht onderdeel van een ruimtelijke ordeningsprocedure en opgenomen in het Besluit Ruimtelijke Ordening (Bro) welke gelijktijdig met de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro) is herzien. Onderdeel van de watertoets is het opstellen van een waterparagraaf, waarin wordt aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve impact heeft op de waterhuishoudkundige situatie.

Aanleiding

Het vigerende bestemmingsplan Abshoven 2021 (vastgesteld op 31 oktober 2002) voorziet onder meer in de bouw van zes grondgebonden woningen aan de Beekdalstraat. Tot op heden zijn deze woningen niet gerealiseerd en acht het college van B&W de realisatie inmiddels niet meer wenselijk. Dit betekent dat de bestemming “Woondoeleinden” voor dat plandeel zal komen te vervallen en zal worden vervangen door de bestemming “Natuur”. Deze natuurbestemming sluit aan op de “Natuur”-bestemming in het naastgelegen bestemmingsplan Buitengebied Sittard. Met het Waterschap Limburg is reeds afgestemd dat een beknopte waterparagraaf voldoet, op basis hiervan kan het bevoegd gezag een positief wateradvies afgeven.

Plangebied

Het plangebied Abshoven is gelegen aan de Beekdalstraat te Munstergeleen (Gemeente Sittard-Geleen). Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 9.835 m² en is momenteel braakliggend.

Oppervlaktewater

Onderstaande figuur toont het oppervlaktewater in de omgeving van het plangebied. Ten noordwesten van het plangebied stroomt de Geleenbeek. Er is weinig ruimte beschikbaar tussen deze watergang en het plangebied. Dit zorgt ervoor dat het plangebied gedeeltelijk in het inundatiegebied ligt en grenst aan de kernzone van de Geleenbeek. Dit zorgt voor risico’s bij een bestemming “Woondoeleinden”. Het wijzigen naar de bestemming “Natuur” leidt tot een klimaatbestendigere en robuustere inrichting van het plangebied en draagt daardoor positief bij aan de waterhuishouding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0011.png"

Oppervlaktewater in de nabije omgeving van het plangebied Abshoven (Legger Waterschap Limburg)

Conclusie

De actualisatie van het bestemmingsplan heeft geen fysieke aanpassingen aan het landschap tot gevolg. De huidige bestemming is “Woondoeleinden”, het wijzigen naar “Natuur” zal een positieve bijdrage leveren op het gebied van de waterhuishouding, aangezien het terrein onverhard zal blijven.

4.4 Bodem

In opdracht van gemeente Sittard-Geleen heeft Arcadis Nederland B.V. vooronderzoek conform NEN 5725 verricht binnen het plangebied van Abshoven, Beekdalstraat te Munstergeleen (zie Bijlage 2). Het onderzochte terrein (de onderzoekslocatie) heeft een oppervlakte van circa 1 hectare. De onderzoekslocatie is momenteel braakliggend. Het onderzoek is uitgevoerd om inzicht te krijgen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Het doel van het vooronderzoek is dan ook om te bepalen of de locatie al dan niet verdacht is met betrekking tot het voorkomen van bodemverontreiniging.

Huidige en toekomstige situatie

De huidige situatie van de onderzoekslocatie betreft een bosgebied met enkele verharde wegen. Op historische kaarten is te zien dat vanaf circa 1900 tot 1978 de onderzoekslocatie in gebruik is geweest als boomgaard. Het is bekend dat in de periode 1960 tot 1980 veel gebruik werd gemaakt van bestrijdingsmiddelen in boomgaarden, derhalve is de onderzoekslocatie verdacht op bestrijdingsmiddelen (OCB’s).

Op historische kaarten is tevens te zien dat er bebouwing op het terrein aanwezig was in de periode van 1979 tot 2004, waarbij er vanaf 1979 ook enkele wegen op de kaart worden weergegeven. In een eerder uitgevoerd verkennend bodemonderzoek uit 2001 ter plaatse van de onderzoekslocatie is tevens vermeld dat op de locatie kleine woonblokken hebben gestaan die sinds enige jaren zijn gesloopt. Deze bebouwing bestond uit 6 woonblokken met toegangswegen. Er is geen vermelding van het soort verharding, tegenwoordig is deze voorzien van asfaltverharding. Bij de gemeente Sittard-Geleen zijn geen gegevens bekend omtrent de sloop van deze voormalige bebouwing. Het is daarom niet bekend wanneer deze bebouwing precies is gesloopt en op welke wijze het sloopmateriaal is afgevoerd.

In 1995 was er een brand in het voormalig klooster dat zich in zuidwestelijke richting bevindt van de onderhavige onderzoekslocatie, daarna stond het een periode leeg tot de restauratie van de gebouwen in 2012. Aangezien het voormalig klooster meer dan 100 meter van het onderzoeksgebied verwijderd is wordt er verwacht dat de impact van deze brand op de onderzoekslocatie minimaal is geweest.

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0012.png"

Historische luchtfoto complex Abshoven met voormalige woonblokken

Ten noorden en oosten van de onderzoekslocatie bevindt zich een woonwijk, aan de westkant wordt het gebied begrenst door de Geleenbeek. Ten zuiden ligt bebost gebied en het gerenoveerde klooster Abshoven.

Tijdens een eerder verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd door Antea group in juni 2015 is er een terreininspectie uitgevoerd in het aangrenzende gebied, wat gedeeltelijk overlapt met de huidige onderzoekslocatie. Uit deze terreininspectie is gebleken dat er ter plaatse van het onderzoeksgebied restanten van de voormalige bebouwing en puinhoudende materialen terug te vinden waren.

Verwachting ten aanzien van de bodemkwaliteit

Asbest

Vanwege de voormalige asbestverdachte bebouwing op locatie met beperkte informatie over het slopen hiervan is de onderzoekslocatie asbestverdacht. Tijdens het verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd door Antea group in 2015 zijn sporen van asbesthoudende materialen waargenomen bij veldinspectie, daarnaast ook plaatmateriaal bestaande uit 10-25% chrysotiel. Aanvullend onderzoek naar de aard en omvang van de aangetoonde verontreiniging met asbest wordt derhalve aanbevolen.

PFAS

PFAS (Poly- en PerFluor Alkyl Stoffen) zijn sinds de jaren ’60 veelvuldig in (bedrijfs)activiteiten toegepast. Sinds enkele jaren is steeds meer aandacht voor de aanwezigheid van deze stofgroep waar onder andere PFOS, PFOA en Gen-X deel van uitmaken. Deze stoffen worden beschouwd als “Zeer zorgwekkende stoffen” en beleid hiervoor wordt pas de laatste jaren ontwikkeld.

In 2018 is een onderzoek gedaan naar potentiële risicolocaties (‘Aanwezigheid van PFAS in Nederland, Deelrapport B - Onderzoek van PFAS op potentiële risicolocaties’, Expertisecentrum PFAS, DDT219-1/18-008.228, 1 juni 2018). Deze verdachte locaties zijn opgenomen in een signaleringskaart. Naar aanleiding van deze gegevens zijn geen PFAS verdachte locaties op de onderzoekslocatie of in de directe omgeving hiervan. Daarnaast hebben voor zover bekend geen calamiteiten of brandincidenten op de locatie plaatsgevonden. Op basis hiervan wordt de locatie als onverdacht aangemerkt op het aantreffen van PFAS-verbindingen.

Bodemkwaliteitskaart

De gemeente Sittard-Geleen beschikt over een bodemkwaliteits- en bodemfunctieklassenkaart geldig van 2021 tot 2025. De onderzoekslocatie is gelegen binnen de bodemkwaliteitszone ‘Buitengebied / Kleine Kernen / Wonen na 1987’. Volgens de bodemfunctieklassenkaart is de onderzoekslocatie geclassificeerd in de functie ‘Wonen’ voor zowel de boven- als ondergrond.

Volgens de ontgravingskaart en toepassingskaart valt de onderzoekslocatie voor zowel de boven- als ondergrond binnen de klasse ‘Landbouw/natuur’. Volgens de PFAS waarnemingen kaart en Asbest waarnemingen kaart voldoet zowel de boven- als ondergrond van de onderzoekslocatie aan de klasse ‘Buitengebied / Kleine Kernen / Wonen na 1987.

Bodemopbouw en geohydrologie

De globale bodemopbouw, samengesteld op basis van de bovengenoemde gegevens, is weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel: Schematisering bodemopbouw

afbeelding "i_NL.IMRO.1883.Abshoven2024-VA01_0013.png"

Uit voorgaand onderzoek (Geoconsult Milieutechniek, 2001) is gebleken dat de bovengrond (0-0,5 m-mv) bestaat uit zwak zandig leem en plantenhoudend is. De ondergrond (0,5-2,0 m -mv) bestaat uit zwak zandig leem met een bruine kleur.

Conclusie

De onderzoekslocatie dient te worden onderzocht als heterogeen verdacht op het voorkomen van asbest gezien de voormalige bebouwing van asbestverdachte woonblokken op locatie. Het is onbekend hoe deze woonblokken gesloopt zijn en hoe het terrein geëgaliseerd is. Om deze redenen wordt nader asbestonderzoek aanbevolen.

Uit de gegevens van de eerder verrichte onderzoeken ter plaatse van of in de omgeving van de onderzoekslocatie blijkt dat op de locatie over het algemeen licht verhoogde achtergrondwaarden kunnen worden verwacht voor PAK, cadmium en zink in de bovengrond. In het grondwater kunnen licht verhoogde concentraties barium en naftaleen worden verwacht.

Gezien het voormalige gebruik van de onderzoekslocatie als boomgaard kan de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen (OCB’s) in de bodem niet worden uitgesloten.

De onderzoekslocatie is verder niet verdacht voor de aanwezigheid van PFAS in de bodem.

Gelet op de eerder uitgevoerde bodemonderzoeken en gelet op het feit dat het hier een functiewijziging van wonen naar natuur betreft (lees extensief gebruik en minder gevoelige bestemming) is het niet noodzakelijk om een nader asbestonderzoek en verkennend bodemonderzoek naar bestrijdingsmiddelen uit te voeren. De verwachting dat mogelijk sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en daarmee noodzaak tot bodemsanering is niet aannemelijk. Bij toekomstig grondverzet dient men rekening te houden met de bevindingen uit het uitgevoerde vooronderzoek.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Ruimtelijk Plan

Het bestemmingsplan Abshoven 2024 is vervat in (plan)regels, verbeelding en toelichting.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en / of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij de harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan.

De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld conform de landelijke richtlijn voor bestemmingsplannen (SVBP 2012), alsmede de Wet ruimtelijke ordening (Wro), Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

5.2 Juridische Regeling

In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de juridische regeling van het bestemmingsplan. De juridische regeling bestaat, zoals hiervoor aangegeven, uit de verbeelding en de (plan)regels. Deze onderdelen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en dienen dan ook altijd gezamenlijk geraadpleegd en gelezen te worden.

5.2.1 Verbeelding

Bij de opzet van de verbeelding is de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen2012) als uitgangspunt gehanteerd. In de SVBP2012 zijn onder andere bestemmingscategorieën vastgelegd en zijn uniforme kleuren en aanduidingen beschreven. De aanduidingen dienen voor de leesbaarheid van de verbeelding (kadastrale indeling of bestaande bebouwing) of hebben betrekking op wat er wel of niet is toegestaan. Met een bouwvlak is de mogelijkheid en situering van bebouwing aangeduid.

Naast de hoofdbestemming bevat het plan ook de dubbelbestemmingen.

5.2.2 Planregels

De regels bestaan uit vier hoofdstukken. Dit zijn de 'Inleidende regels', de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' en de 'Algemene regels'. Meer specifiek kan de inhoud van de artikelen als volgt worden weergegeven.

Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van het plan. Artikel 2 betreft de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten.

Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk worden planregels gegeven voor de nieuw beoogde functies binnen het plangebied Unilocatie. De locaties met de bestaande woningbouw, het horecabedrijf en het kantoor hebben de bestemming Gemengd (artikel 3) gekregen, waarbij voor de verschillende functies separate aanduidingen zijn opgenomen waarbinnen deze zijn toegelaten. Het bestaande kloosterpark heeft de bestemming Groen - Park (artikel 4) gekregen. Aan de overige gronden is de besteming Natuur (artikel 5) toegekend. Daarmee wordt aangesloten op de bestemming van de aanliggende gronden in het bestemmingsplan Buitengebied Sittard. De bestaande hogedruk aardgastransportleiding die het plangebied aan de noordoostzijde doorkruist, is positief bestemd en wordt beschermd via een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden.

Verder zijn de mogelijke aanwezige archeologische resten beschermd via de dubbelbestemmingen ''Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4'.

Algemene regels

In dit hoofdstuk bevat de volgende algemene regels:

Anti-dubbeltelregel
Dit artikel voorkomt dubbel gebruik van gronden bij bouwmogelijkheden, in de zin dat dezelfde gronden niet voor verschillende bouwplannen mogen worden meegenomen.

Algemene bouwregels

Hierin zijn regelingen opgenomen voor ondergronds bouwen en ondergeschikte bouwdelen.

Algemene gebruiksregels

Dit artikel bevat onder meer een algemeen verbod voor (detail)handel, prostitutie, seksinrichtingen en geluidgezoneerde inrichtingen.

Algemene aanduidingsregels

Hierin is de regeling voor het aanwezige beekdal opgenomen. Er zijn specifieke bouwregels en een aanlegvergunningstelsel opgenomen om het beekdal te beschermen.

Algemene afwijkingsregels

In deze bepaling is een aantal algemene afwijkingen opgenomen van de regels. Het betreft de mogelijkheid om onder voorwaarden maximaal 10% af te wijken van de voorgeschreven maatvoeringen. Tevens mogen bouwgrenzen beperkt worden overschreden.

Overige regels

In dit artikel is opgenomen hoe de verhouding is tussen bestemmingen en dubbelbestemmingen en dubbelbestemmingen onderling. Tevens is hier de parkeerregeling opgenomen.

Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat:

  • Het overgangsrecht (artikel 15): hierin is bepaald dat legaal gebouwde bouwwerken, die op het moment van de tervisielegging van het plan aanwezig zijn, mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bouwregels zoals deze in dit nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen. Deze bouwwerken mogen eveneens deels worden vernieuwd of veranderd of in geval van tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden herbouwd. Voorwaarde is wel dat de afwijking van de bouwregels naar aard en omvang niet mag worden vergroot. Via een omgevingsvergunning is een eenmalige vergroting van maximaal 10% toegestaan.
    Tevens is een regeling opgenomen die toeziet op het gebruik van gronden en opstallen. Wanneer het bestaande legale gebruik op het moment dat het bestemmingsplan rechtskracht krijgt, afwijkt van de regels, mag dit bestaande gebruik in die omvang worden gehandhaafd. Een intensivering van het gebruik is dus niet toegestaan. Ook naar aard mag het gebruik niet verder gaan afwijken. Wanneer het gebruik gedurende een termijn van meer dan een jaar onderbroken wordt dan mag het niet meer opnieuw worden opgepakt.
  • De slotregel (artikel 16), waarin de titel van het plan staat.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt in artikel 6.12 dat samen met het bestemmingsplan ook een exploitatieplan vastgesteld moet worden, tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Deze verplichting geldt niet als er geen sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

In dit bestemmingsplan is geen sprake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit

ruimtelijke ordening. Een exploitatieplan of anterieure overeekomst zijn derhalve niet vereist.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestuursorgaan dat is belast met de voorbereiding van een bestemmingsplan verplicht om daarbij overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Gelet op het feit dat het om een actualisatie van het bestemmingsplan Abshoven gaat, vindt het vooroverleg gelijktijdig met de terinzagelegging van het bestemmingsplan plaats.

6.2.2 Zienswijzen

Op de voorbereiding om een besluit omtrent de aanpassingen is de in artikel 3.8 Wro geregelde procedure van toepassing, dat wil zeggen dat het ontwerp gedurende zes weken ter inzage dient te liggen, waarbinnen eenieder zijn zienswijze kenbaar kan maken.

Het ontwerp bestemmingsplan Abshoven 2024 heeft vanaf 20 december 2023 gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen, waarbij de gelegenheid is geboden om binnen deze termijn zienswijzen met betrekking tot het ontwerp kenbaar te maken.

In de separate zienswijzennota zijn de ingekomen zienswijzen inhoudelijk weergegeven en is een reactie terzake gegeven. Daarnaast komen ook de ambtshalve wijzigingen aan bod. De Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen is opgenomen in Bijlage 3.

Bijlage 1 Quickscan Natuurwetgeving

Bijlage 1 Quickscan natuurwetgeving

Bijlage 2 Vooronderzoek Bodem

Bijlage 2 Vooronderzoek bodem

Bijlage 3 Nota Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 3 Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen