Versterken 150kV-net
Bestemmingsplan - Gemeente Sittard-Geleen
Vastgesteld op 09-05-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Versterken 150kV-net' van de gemeente Sittard-Geleen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1883.BP150kVnet-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 ondergrond
de informatie die gebruikt is om de geometrische planobjecten te bepalen als vervat in het bestand NL.IMRO.1883.BP150kVnet-VA01.
1.4 verbeelding
de digitale weergave van het bestemmingsplan 'Versterken 150kV-net Born-Lutterade-Maasbracht', gewaarmerkt als NL.IMRO.1883.BP150kVnet-VA01 en elektronisch beschikbaar gesteld op de daarvoor aangewezen landelijke voorziening.
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.7 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.8 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.9 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.10 bouwen / bebouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.11 bouwen, ondergronds-
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk onder het ter plaatse vastgestelde peil.
1.12 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.13 bouwmassa
een complex van aaneengebouwde bouwwerken.
1.14 bouwperceel
aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;
1.15 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.16 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct steun vindt in of op de grond.
1.18 bouwwerk geen gebouw zijnde (ander bouwwerk)
elk bouwwerk, dat of ontoegankelijk is, of onoverdekt is, of geen wanden heeft.
1.19 bouwwerk, bijbehorend-
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.20 dak
elke bovenbeëindiging van een gebouw.
1.21 dakgoot
ondergeschikt bouwdeel bedoeld voor het opvangen en wegvoeren van regenwater komend vanaf het dakvlak.
1.22 daknok
hoogste punt van een schuin dakvlak.
1.23 dakvlak
een vlak van het dak.
1.24 dakvoet
laagste punt van een schuin dakvlak.
1.25 ecologische hoofdstructuur
samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
1.26 ecologische verbindingszone
in dit plan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.
1.27 ecologische verbindingszone (evz), zoekgebied voor-
gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone is of wordt gerealiseerd.
1.28 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 geluidhinder
gevaar, schade of hinder, als gevolg van geluid.
1.31 geometrische plaatsbepaling
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem.
1.32 gevel of gevelvlak
bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.
1.33 grond(en)
de onder- en bovengrond op verschillende niveaus, alsmede water, de territoriale zee en de exclusieve economische zone daaronder begrepen.
1.34 kwetsbare soorten
flora en/of fauna die zeer gevoelig is voor verstoring door menselijke activiteiten.
1.35 landschapselementen
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha zonder een agrarische productiefunctie.
1.36 maaiveld
het grensvlak tussen de ondergrond en de lucht.
1.37 maatvoeringsgrens
de grens van een maatvoeringsvlak.
1.38 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.
1.39 NAP
Nieuw Amsterdams Peil.
1.40 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.
1.41 natuurontwikkeling
de ontwikkeling van gebieden met een bepaalde natuurwaarde.
1.42 (gewoon) onderhoud, gebruik en beheer
het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt en de detaillering, profilering en vormgeving gelijk blijft.
1.43 omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.44 plangebied
alle gronden gelegen binnen de aanduiding 'plangebied' op de plankaart.
1.45 werk
een constructie geen bouwwerk zijnde, zoals bestrating, drainage, kabels en leidingen en dergelijke.
1.46 werkzaamheid
op zich staande activiteiten al dan niet ter uitvoering van een werk, zoals bestraten, beplanten, dempen van sloten, ploegen, heien en dergelijke.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt loodrecht gemeten tot of vanuit het hart van de lijn, tenzij anders aangegeven.
2.2 Maatvoering
Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
Artikel 3 Schakelbepaling
3.1 Partieel herziene bestemmingsplannen
De volgende plannen worden partieel herzien door toevoeging van de dubbelbestemming 'Leiding Hoogspanningsverbinding - Ondergronds' ten behoeve van de ondergrondse hoogspanningsverbinding, alsmede de dubbelbestemming 'Leiding Hoogspanningsverbinding – Bovengronds' in verband met de (bestaande) bovengrondse hoogspanningsverbinding tussen de hoogspanningsstations Lutterade en Graetheide en tussen de hoogspanningsstations Lutterade en Born en het borgen van de archeologische waarden in het plangebied door middel van een dubbelbestemming 'archeologische waarde', in de regels en op de verbeelding:
- 1. bestemmingsplan Buitengebied Born-Geleen, vastgesteld op 27 juni 2013, NL.IMRO.1883.BPBuitgbBorn-Geleen-VA01
- 2. bestemmingsplan Hof van Limburg, vastgesteld op 1 oktober 2009, NL.IMRO.18830000Hofvanlimburg
- 3. bestemmingsplan Lindenheuvel, vastgesteld op 9 juli 2009, NL.IMRO.18830000Lindenheuvel
- 4. bestemmingsplan Guttecoven en Einighausen, vastgesteld 1 oktober 2009, NL.IMRO.18830000GuttecovEinigh
- 5. bestemmingsplan Buitengebied Sittard, vastgesteld 26 juni 2013, NL.IMRO.1883.BUITENGSITTARD-VA01
- 6. bestemmingsplan Huis- en tuinboulevard, vastgesteld 7 juli 2016, NL.IMRO.1883.huistuinboulevard-VA02
Het bestemmingsplan Buitengebied Born-Geleen (NL.IMRO.1883BPBuitgBorn-Geleen-VA01) wordt ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf - nutsvoorziening' gewijzigd, door een uitbreiding van het bestemmingsvlak van deze bestemming.
De archeologische waarden in het gebied worden als dubbelbestemming opgenomen.
De bovengrondse hoogspanningsverbinding wordt opgenomen in dit bestemmingsplan, voor het gedeelte dat na realisatie en ingebruikname van de ondergrondse 150kV hoogspanningsverbinding buiten gebruik wordt gesteld.
Voor het overige blijven de regels en verbeelding van de hiervoor genoemde bestemmingsplannen ongewijzigd van toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbindingondergronds
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding – Hoogspanning ondergronds' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse hoogspanningsverbindingen met een maximum van 150 kV, zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'leiding – hoogspanning - og'.
- b. toegangswegen en andere voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
- c. groenvoorzieningen en paden.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
- a. In afwijking van het bepaalde in de overige voor de gronden geldende bestemmingsplannen mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
- b. Op of in de gronden, bedoeld in artikel 4.1 mag uitsluitend ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Leiding - Hoogspanningsverbinding Bovengronds
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor een hoogspanningsleiding.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke noodzakelijk zijn voor de aanleg en het beheer en onderhoud van de leidingen en de hoogspanningsmasten wel zijn toegestaan mits de hoogte niet meer bedraagt dan 25 m.
- b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien de onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in voor het bouwen van gebouwen in de andere bestemming, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. er mag geen aantasting plaatsvinden van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende leiding.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Vergunningplichtige werken en/of werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:
- a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
- b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 meter;
- c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
- d. het ophogen en egaliseren, bodemverlagen of afgraven of anderszins wijzigen van maaiveld of weghoogte;
- e. het tijdelijk of permanent opslaan van goederen.
5.5 Uitzondering
Het in 5.4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
- a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen.
- b. beplanting betreft, die voorkomt op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
- c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- d. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
- e. die worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
5.6 Toelaatbaarheid
Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 5.4 zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen het behoud, de veilige ligging en de continuïteit van de hoogspanningsverbinding wordt gewaarborgd. De beheerder van de leiding dient te zijn gehoord.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming Leiding- Hoogspanningsverbindingsverbinding - bovengronds' voor de bovengrondse verbinding te laten vervallen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- de realisatie en ingebruikname van de ondergrondse kabelverbinding dient te hebben plaatsgevonden.
- de bovengrondse hoogspanningsverbinding is buiten werking gesteld.
- het college van burgemeester en wethouders beschikken over een positief advies van de beheerder van de bovengrondse verbinding over het amoveren van de bovengrondse verbinding.
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf – nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor een nutsvoorziening, met de daarbij behorende:
- a. gebouwen en bouwwerken;
- b. kabels en leidingen;
- c. erven en terreinen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen en water;
- f. wegen, paden en verhardingen;
- g. bliksempieken.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Waarde - Archeologie 1 (Beleidscategorie 2)
7.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden die op de plankaart zijn aangewezen als 'Waarde – Archeologie 1 (beleidscategorie 2)' zijn tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden.
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
7.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
- b. Op de in lid 7.1 genoemde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
- 2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 3. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 50 m2, met dien verstande dat, indien graafwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 30 cm, burgemeester en wethouders de volgende voorwaarde kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning:
Het laten begeleiden van de bodem verstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
7.3 Afwijking van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2, sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
- b. Afwijking als bedoeld in lid 7.3, sub a wordt verleend, indien:
- 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
- c. Afwijking als bedoeld in lid 7.3, sub a wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing voorwaarden te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen of;
- 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 1 (beleidscategorie 2)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder maaiveld, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- 2. het verlagen van het waterpeil;
- 3. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- b. Het verbod, als bedoeld in lid 7.4, sub a, is niet van toepassing indien:
- 1. mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- 2. mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
- 3. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 50 m2 of smaller zijn dan 1 m1;
- 4. er reeds een verleende aanlegvergunning, ontgrondingvergunning of omgevingsvergunning is verleend;
- 5. de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
- 6. de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
- 7. de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- c. Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de in lid 7.4, sub a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
- 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 2 (Beleidscategorie 4)
8.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De gronden die op de plankaart zijn aangewezen als 'Waarde – Archeologie 2 (beleidscategorie 4)' zijn tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden.
- b. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
8.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
- b. Op de in lid 8.1 genoemde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
- 2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 3. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2, met dien verstande dat, indien graafwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 30 cm, burgemeester en wethouders de volgende voorwaarde kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning:
- Het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning t e stellen kwalificaties.
8.3 Afwijking van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 8.2, sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
- b. Afwijking als bedoeld in lid 8.3, sub a wordt verleend, indien:
- 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
- c. Afwijking als bedoeld in lid 8.3, sub a wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing voorwaarden te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen of;
- 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2 (beleidscategorie 4)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- 2. het verlagen van het waterpeil;
- 3. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.5 Uitzonderingen verboden werken en werkzaamheden
Het verbod, als hierboven bedoeld is niet van toepassing indien:
- 1. mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- 2. mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
- 3. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogte 500 m² of smaller zijn dan 1 m;
- 4. er reeds een verleende aanlegvergunning, ontgrondingvergunning of omgevingsvergunning is verleend;
- 5. de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
- 6. de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
- 7. de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
- 8. de werken het realiseren van een ondergrondse hoogspanningsverbinding door middel van een gestuurde boring betreffen.
Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de in 8.4 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
- 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:
- 1. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- 2. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- 3. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 9 Waarde - Archeologie 3 (Beleidscategorie 5)
9.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De gronden die op de plankaart zijn aangewezen als 'Waarde – Archeologie 3' zijn tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden.
- b. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
9.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
- b. Op de in lid 1 genoemde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
- 2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 3. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 10.000 m2, met dien verstande dat, indien graafwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 30 cm, burgemeester en wethouders de volgende voorwaarde kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning:
- Het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
9.3 Afwijking van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.2, sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
- b. Afwijking als bedoeld in lid 9.3, sub a wordt verleend, indien:
- 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
- c. Afwijking als bedoeld in lid 9.3, sub a wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing voorwaarden te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen of;
- 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3 (beleidscategorie 5)' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- 2. het verlagen van het waterpeil;
- 3. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- b. Het verbod, als bedoeld in lid 4, sub a, is niet van toepassing indien:
- 1. mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- 2. mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
- 3. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 10.000 m2 of smaller zijn dan 1 m1;
- 4. er reeds een verleende aanlegvergunning, ontgrondingvergunning of omgevingsvergunning is verleend;
- 5. de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
- 6. de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
- 7. de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- c. Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de in lid 9.4, sub a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
- 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Bestemmingsgrenzen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
11.2 Algemene voorwaarden
De onder 11.1genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de aanwezige waarden.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.3 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan
Versterken 150 kV-net'.
Bijlage 1 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 1 Archeologisch bureauonderzoek
Bijlage 2 Quickscan Ecologie
Bijlage 3 Wederzijdse Beïnvloeding Nen3654 Stap 1 T/m 3
Bijlage 3 Wederzijdse beïnvloeding NEN3654 Stap 1 t/m 3
Bijlage 4 Memo Specifieke Magneetveld Zone Na Advies Gezondheidsraad
Bijlage 4 Memo specifieke magneetveld zone na advies gezondheidsraad
Bijlage 5 Vormvrije M.e.r.- Beoordeling
Bijlage 5 Vormvrije m.e.r.- beoordeling
Bijlage 6 Nota Van Zienswijzen En Wijzigingen
Bijlage 6 Nota van zienswijzen en wijzigingen