Buitengebied Born - Geleen
Bestemmingsplan - Gemeente Sittard-Geleen
Vastgesteld op 27-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Buitengebied Born - Geleen' van de gemeente Sittard-Geleen;
1.2 de verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied Born - Geleen' bestaande uit de verbeelding NL.IMRO.1883.BPBuitgbBornGeleen-VA01, deelplan 1 tot en met 5;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 abiotische waarden:
het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen);
1.6 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw;
1.7 afhankelijke woonruimte:
een onderdeel van het hoofdgebouw of aangebouwd of vrijstaand bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;
1.8 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van:
- het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt;
- het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren;
nader te onderscheiden in:
- grondgebonden bedrijf;
- glastuinbouwbedrijf;
- niet-grondgebonden bedrijf, niet zijnde intensieve veehouderij;
- intensieve veehouderij;
1.9 agrarisch bedrijfsgebouw:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
1.10 agrarisch hulpbedrijf:
een niet-industrieel bedrijf dat (nagenoeg) volledig is gericht op het verlenen van diensten of het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven of dat (nagenoeg) volledig is gericht op het verwerken of het opslaan van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven;
1.11 agrarische bedrijfswoning:
een woning, krachtens het plan toegestaan binnen een agrarisch bouwvlak, en kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is;
1.12 agrarische waarden:
de waarden, die rechtstreeks verband houden met de mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en/of bedrijfsexploitatie;
1.13 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.14 archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden);
1.15 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden;
1.16 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);
1.17 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.18 bed en breakfast:
het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoensarbeiders;
1.19 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van aan huis gebonden beroepen;
1.20 bedrijf aan huis:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten cq. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse en welke zijn opgenomen in bijlage 3 'Overzicht beroep of bedrijf aanhuis';
1.21 bedrijfsgebouw:
een gebouw, niet zijnde een kas, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.22 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.23 beeldkwaliteit:
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap;
1.24 beperkt kwetsbaar object:
- a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- b. kantoorgebouwen, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aan te merken;
- c. hotels en restaurants, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aan te merken;
- d. winkels, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aan te merken;
- e. sporthallen, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aan te merken;
- f. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aan te merken;
- g. objecten die met de onder a tot en met f genoemde objecten gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.25 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimten die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep, een bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag-, wacht- en administratieruimten en dergelijke;
1.26 beroep aan huis:
een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse en dat is opgenomen in bijlage 3 'Overzicht beroep of bedrijfaan huis';
1.27 bestaand:
situatie ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.28 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.29 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL IMRO: NL.IMRO.1883.BPBuitgbBornGeleen-VA01;
1.30 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.31 bevoegd gezag:
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.32 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.33 biomassacentrale:
een inrichting waarin brandstoffen met een biologische oorsprong worden gebruikt bij het opwekken van energie. Biomassa bestaat onder meer uit snoeihout, bermgras, mest en tuinafval. Door het te vergisten ontstaat biogas. Dit kan worden omgezet in warmte, elektriciteit of groen gas als transportbrandstof;
1.34 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.35 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.36 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.37 bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.38 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.39 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.40 containerveld:
Grond die is afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op de afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten;
1.41 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur waaronder monumenten;
1.42 dagrecreatie:
recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang;
1.43 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog;
1.44 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.45 ecologische hoofdstructuur (ehs):
Een zone binnen het plangebied die wordt bepaald door de door het Rijk vastgestelde ecologische hoofdstructuur (ehs). De ehs is een netwerk van grote en kleine natuurgebieden waarin de natuur (plant en dier) voorrang heeft en wordt beschermd. Daarmee wordt voorkomen dat natuurgebieden geïsoleerd komen te liggen en dieren en planten uitsterven en dat de natuurgebieden zo hun waarde verliezen. De ehs kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.
De ehs bestaat uit:
- bestaande natuurgebieden, reservaten, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones hiertussen
- landbouwgebieden met mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer (beheersgebieden)
- grote wateren (zoals de kustzone van de Noordzee, het IJsselmeer en de Waddenzee);
1.46 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt;
1.47 erfafscheiding:
afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst;
1.48 erosie:
het proces van slijtage van een vast oppervlak waarbij materiaal wordt verplaatst of geheel verdwijnt; op aarde gebeurt erosie vooral door de werking van wind, stromend water, ijs;
1.49 evenement:
een publieksgerichte activiteit, die een bijdrage levert aan het culturele, sociale en/of sportieve leven;
1.50 extensief dagrecreatief medegebruik:
alle vormen van recreatief medegebruik die wat betreft hun lage intensiteit, beperkte omvang en frequentie inpasbaar zijn en gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen en vissen;
1.51 extensieve recreatie:
vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;
1.52 extensieve recreatieve voorziening:
een verblijf of afgebakend terrein geschikt voor recreatieve doeleinden waar weinig mensen tegelijkertijd de mogelijkheid hebben om te recreëren. Het beleven van rust staat voorop en er is een beperkte uitstraling naar de omgeving;
1.53 gebiedseigen beplanting:
beplanting met de kwaliteit die van nature voorkomt in een gebied;
1.54 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.55 geomorfologische waarde:
de waarde van de samenhang van de verschijningsvorm van het aardoppervlak met de wijze van zijn ontstaan;
1.56 geluidsgevoelig object:
- a. woningen;
- b. terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
- c. woonwagenstandplaatsen;
- d. onderwijsgebouwen;
- e. ziekenhuizen en verpleeghuizen;
1.57 geluidszoneringsplichtige inrichtingen:
een inrichting, waarbij op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.58 geurgevoelig object:
een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
1.59 gevellijn:
een denkbeeldige lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;
1.60 graft:
een steile rand, al dan niet begroeid met bos of struikgewas op hellingen;
1.61 grondgebonden bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de bij het bedrijf behorende open grond, waaronder ook begrepen grond met tijdelijke tunnels of andere teeltvoorzieningen zoals bijvoorbeeld een melkveehouderij, akkerbouwbedrijf of een paardenfokkerij (diergerichte paardenhouderij);
1.62 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.63 hamsterkernleefgebied:
Planologisch begrensd gebied binnen het leefgebied van de hamster, waar een op de eisen van de hamster toegesneden beheer wordt toegepast in de vorm van reservaatbeheer of agrarisch beheer en waar hamsters zijn of worden geherintroduceerd;
1.64 hartlijn:
het midden van de leiding;
1.65 hoge teeltondersteunende voorzieningen:
gebouwen en/of bouwwerken, met een hoogte van meer dan 1,5 meter en een maximale hoogte van 4 meter, waarvan de wanden en het dak of de bedekking voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;
1.66 holle weg:
een weg met aan beide zijden steile, al dan niet begroeide, taluds. Holle wegen zijn een gevolg van erosie toen bewoners bestaande afvoergeulen als verbindingsroute gingen gebruiken, of doordat regenwater via aangelegde weggetjes ging afstromen. Ze zijn vaak ontstaan op veelgebruikte routes tussen een dorp in het beekdal en de akkers en weiden op het hoger gelegen plateau. Kenmerkend voor de steile taluds is een rijke kruiden- en grasvegetatie of een gevarieerde begroeiing met bomen en struiken;
1.67 hoofdgebouw:
een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel en of meerdere woningen aanwezig zijn, wordt/worden die woning(en) tevens als hoofdgebouw aangemerkt;
1.68 hoogzit:
een uitkijkpunt in de natuur voor het waarnemen en afschieten van wild;
1.69 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;
1.70 horeca van categorie 1:
een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar, naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt;
1.71 horeca van categorie 2:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen of kunnen worden genuttigd. Daaronder worden begrepen:
- a. lunchroom;
- b. konditorei;
- c. ijssalon/-winkel;
- d. koffie- en/of theeschenkerij;
- e. restaurant;
1.72 horeca van categorie 3:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede de gelegenheid kan bieden tot dansen. Daaronder worden begrepen:
- a. café;
- b. bar;
- c. grand-café;
- d. eetcafé;
- e. danscafé;
- f. pubs;
1.73 horeca van categorie 4:
een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met live muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen:
- a. discotheek/dancing;
- b. nacht-café;
- c. zalencentrum (met nachtvergunning);
1.74 horeca van categorie 5:
een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen:
- a. hotel;
- b. motel;
- c. pension;
- d. overige logiesverstrekkers;
1.75 huishouden:
een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren;
1.76 hydrologisch neutraal:
een ontwikkeling waarbij wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. er is geen toe- of afname van de waterafvoer op de rand van het perceel waarop de ontwikkeling plaatsvindt;
- b. er is geen sprake van veranderingen van oppervlaktewaterstanden op de grens van het perceel waarop de ontwikkeling plaatsvindt en daarbuiten (tenzij veranderingen gewenst zijn;
- c. er mag geen overlast optreden door extreme gebeurtenissen;
- d. de omvang van grondwateraanvulling blijft gelijk (dit is de som van infiltratie vanaf de oppervlakte, inzijging vanuit oppervlaktewater, kwel en drainage);
- e. er mogen geen veranderingen van grondwaterstanden optreden op de grens van het perceel waarop de ontwikkeling plaatsvindt en daarbuiten;
1.77 intensieve veehouderij:
Een bedrijf met in hoofdzaak een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op houden van dieren in stallen en/of hokken zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. Onder dit begrip vallen veehouderijen waar de volgende dieren worden gehouden, dan wel een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen:
- eenden
- ganzen
- geiten
- kalkoenen
- kippen
- konijnen
- mestkalveren
- parelhoenders
- pelsdieren
- stieren voor de roodvleesproductie
- varkens
- vleeskalveren
- vleeskuikens
Melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd;
1.78 kampeermiddel:
- a. een tent, tentwagen, een kampeerauto, toercaravan, vouwwagen, camper of huifkar;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtgebruik;
1.79 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.80 kelder:
een ruimte in een gebouw die geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen is;
1.81 kleinschalig kamperen:
kamperen op een terrein met daarbij horende voorzieningen en blijkens de inrichting bestemd en geschikt om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van maximaal 15 kampeermiddelen ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf;
1.82 kunstwerken:
een civieltechnische constructie of -installatie in de infrastructuur die één of meer functies vervult zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen;
1.83 kwetsbaar object:
gebouwen waarin zich veel mensen kunnen bevinden of gebouwen waar niet-zelfredzame mensen aanwezig zijn (zieken, bejaarden, kinderen), zoals kinderdagverblijven, basisscholen, ziekenhuizen, hotels met meer dan 10 bedden en gebouwen met meer dan 25 verdiepingen;
1.84 lage teeltondersteunende voorzieningen:
bouwwerken of andere werken, met een maximale hoogte van 1,5 meter, overwegend voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend of ander beschermend materiaal die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;
1.85 landschappelijke inpassing:
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap;
afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een agrarisch bedrijf, een niet-agrarisch bedrijf of een woning;
1.86 landschappelijke waarde:
bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;
1.87 logies:
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;
1.88 maatschappelijk:
het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder:
- a. asielzoekerscentra;
- b. begraafplaatsen;
- c. bibliotheken;
- d. crematoria;
- e. dierenasiel;
- f. dierenpension;
- g. gezondheidszorg;
- h. jeugdopvang;
- i. kazerne;
- j. naschoolse opvang;
- k. onderwijs;
- l. openbare dienstverlening;
- m. praktijkruimten;
- n. religieuze voorzieningen;
- o. uitvaartcentra;
- p. verenigingsleven;
- q. welzijnsinstellingen;
- r. zorgboerderijen;
- s. zorginstellingen;
1.89 manege:
een bedrijf (mensgericht) voor het beoefenen van de hippische sport alsmede voor het stallen van paarden en pony's alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten behoeve van deze voorziening;
1.90 mantelzorg:
zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving en waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
1.91 mestzak:
een voorziening voor het tijdelijk opslaan van mest;
1.92 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren;
1.93 nevenactiviteit:
activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit. Deze activiteiten zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie;
1.94 niet-grondgebonden bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend plaatsvindt in gebouwen of los van het voortbrengend vermogen van de open grond, niet zijnde een intensieve veehouderij;
1.95 noodzaak agrarisch bedrijf:
noodzaak vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
1.96 nutsvoorziening:
gebouwen en overkappingen ten behoeve van de waterhuishouding, de energievoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
1.97 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.98 ondergeschikt:
een functie die qua omvang en uitstraling ten dienste staat van een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie;
1.99 ondergeschikte horeca - horeca als nevenactiviteit:
Een horecabedrijf dat in overwegende mate is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van kleine etenswaren, voedingsmiddelen en maaltijden die ter plaatse kunnen worden genuttigd. Verder, maar niet uitsluitend, worden ook niet-alcoholische en lichtalcoholische dranken verstrekt die ter plaatse worden genuttigd. De horecafunctie is onlosmakelijk verbonden met de hoofdactiviteit en heeft een ondergeschikte betekenis binnen het bedrijf of voorziening. In ieder geval bedraagt de oppervlakte van deze functie maximaal 20% van de aanwezige bedrijfsvloeroppervlakte. Onder dit begrip vallen bijvoorbeeld de volgende voorzieningen:
- 1. kantine bij een recreatief bedrijf;
- 2. kantine bij een sportvoorziening;
- 3. boerderijterras;
- 4. proeflokaal bij een wijngaard;
1.100 ondersteunend glas:
een permanente teeltondersteunende voorziening met een maximale hoogte van 4 meter, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter);
1.101 overkapping:
een bijbehorend bouwwerk, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
1.102 overtollige (bedrijfs)bebouwing:
bestaande bebouwing die bij omschakeling naar een andere functie niet nodig is voor het kunnen uitoefenen van die functie, dan wel die de maximaal toelaatbare oppervlakte en/of inhoud van de bebouwing volgens de regels in dit plan voor die functie overschrijdt;
1.103 paardenbak:
een omheind stuk land, bedoeld voor het trainen en africhten van paarden waarop met paarden wordt gereden voor bedrijfsmatig of recreatief gebruik;
1.104 paardenfokkerij:
het produceren van paarden, zoals hengstenstations, opfokbedrijven en paarden- en ponyfokbedrijven (diergerichte / productiegerichte paardenhouderij);
1.105 paardenhouderij:
Een niet-agrarisch bedrijf dat is gericht op het stallen, africhten en trainen van paarden en pony's en/of op het verhandelen van en handelen met paarden en pony's, alsmede gebruik van paarden ten behoeve van recreatie en sport (mensgerichte / gebruiksgerichte paardenhouderij);
1.106 peil:
- voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.107 pelsdierenhouderij:
een intensieve veehouderij die is gericht op het houden van pelsdieren;
1.108 perceelgrens:
een grenslijn tussen (bouw)percelen onderling;
1.109 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door eenzelfde persoon of een zelfde groep personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken en waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken;
1.110 provinciale ontwikkelingszone groen (pog):
door de provincie Limburg vastgestelde gebieden waarbinnen het beleid is gericht op het versterken en ontwikkelen van natuur- en landschapswaarden, alsmede op instandhouding van een goede toeristisch-recreatieve structuur en een op het landschap georiënteerde landbouw;
1.111 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
1.112 recreatie:
vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc.;
1.113 recreatief medegebruik:
het gebruik waarbij de recreatieve activiteiten ondergeschikt dienen te zijn aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten;
1.114 recreatief netwerk:
gronden die mede tot doel hebben het ontwikkelen en versterken van de betekenis van die gronden voor het extensief recreatief medegebruik in de vorm van routegebonden recreatieve activiteiten en route-ondersteunende voorzieningen;
1.115 recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
1.116 recreatiewoning:
een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie ten dienste van een huishouden dat zijn hoofdverblijf elders heeft;
1.117 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan, al dan niet in combinatie met elkaar:
- a. bordeel;
- b. erotische massagesalon;
- c. parenclub;
- d. (raam)prostitutiebedrijf;
- e. seksautomatenhal;
- f. seksbioscoop;
- g. sekssauna/seksinrichting;
- h. sekstheater;
1.118 schuilgelegenheid:
overdekte ruimte, aan maximaal drie zijden omsloten door wanden, waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter. In de schuilgelegenheid is geen opslag toegestaan;
1.119 standplaats (toeristisch):
een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, d.m.v. nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf. Een bijzet-tentje voor bijvoorbeeld de kinderen wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt;
1.120 standplaats (woonwagen):
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.121 teeltfolies:
uitgespreide folies dienend, als afdek- en/of ondermateriaal, ter bescherming voor vollegrondsteelten alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;
1.122 teeltondersteunende voorzieningen:
een voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
- verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
- bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
in de vorm van:
- permanent teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen, die voor onbepaalde tijd worden gebruikt;
- tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, boogkassen, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten;
1.123 tuin:
de gronden van een bouwperceel behorende bij een woning, die feitelijk zijn ingericht ten dienste van het gebruik van de woning;
1.124 veldschuur:
een vrijstaande schuur, die uitsluitend wordt gebruikt voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden en/of voor de opslag van agrarische producten en/ of voor de opslag van agrarische werktuigen ten dienste van het agrarisch bedrijf;
1.125 verblijfsrecreatie:
vormen van recreatie die hoofdzakelijk gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf;
1.126 verbrede landbouw:
het ontplooien van (neven)activiteiten op een agrarisch bedrijf zoals kleinschalige recreatieve activiteiten, die ruimtelijk inpasbaar en verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering;
1.127 voederberging:
overdekte ruimte, aan maximaal drie zijden omsloten door wanden, waarin voer is opgeslagen voor dieren met als doel de instandhouding van het wild;
1.128 voederruif:
schuinstaand houten of ijzeren voederrek voor dieren ten behoeve van de instandhouding van het wild;
1.129 voorerfgebied:
deel van het erf dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied, gelegen aan de voorkant en de naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant dan wel op minder dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw;
1.130 voorgevel:
gevel aan de voorzijde van een gebouw gerelateerd aan de grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
1.131 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.132 voorzieningen van algemeen nut:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.133 waterberging:
gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen;
1.134 wet/wettelijke regelingen:
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;
1.135 wonen:
wonen in een woning, zijnde een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen;
1.136 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen;
1.137 woonwagen:
een voor bewoning bestemd bouwwerk in de zin van de Woningwet dat is geplaatst op een standplaats.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortste is;
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers, dakkapellen alsmede kelders en/of andere ondergrondse bouwwerken met dien verstande dat bij woonruimten in gebouwen, die niet uitsluitend voor bewoning zijn bestemd, de inhoud van de woning wordt gemeten boven de afgewerkte vloer van de woonlaag c.q. woonlagen;
2.6 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 vloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van een gebouw geeft, in bepaalde mate, de grootte van het gebouw weer. Vloeroppervlakte wordt in vierkante meter (m²) uitgedrukt, gemeten vanuit binnenwerks. Berekeningen: Lengten in één richting tenminste in decimeters bepalen. Product van lengten in twee richtingen, tenminste in centimeters bepalen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch grondgebruik, waaronder begrepen het gebruik als hobbydierenweide;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', een industriële geluidzone. De regels in artikel 33.3 zijn van toepassing;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'POG', de provinciale ontwikkelingszone groen. De regels in artikel 33.4 zijn van toepassing;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'beekdal', een beekdal. De regels in artikel 33.1 dienen in acht te worden genomen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'recreatieve netwerken', een recreatief netwerk. De regels in artikel 33.5 zijn van toepassing;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding', een veiligheidszone leiding. De regels in artikel 33.7 zijn van toepassing;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi', een veiligheidszone bevi. De regels in artikel 33.6 zijn van toepassing;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.10 dienen in acht te worden genomen;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 1', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.11 dienen in acht te worden genomen;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 2', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.12 dienen in acht te worden genomen;
- k. extensief dagrecreatief medegebruik;
- l. agrarisch natuurbeheer,
met de daarbij behorende:
- m. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ter plaatse noodzakelijk zijn uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering, dan wel uit een oogpunt van beheer en onderhoud overeenkomstig de bestemmingsomschrijving, waaronder begrepen beperkte voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik;
- b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 1,5 meter bedraagt.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Agrarisch - Grondgebonden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch - Grondgebonden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een agrarische bedrijfsuitoefening in de vorm van een grondgebonden bedrijf;
- b. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding', een veiligheidszone leiding. De regels in artikel 33.7 zijn van toepassing;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie, een industriële geluidzone. De regels in artikel 33.3 zijn van toepassing;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf', de uitoefening van een agrarisch loonwerkbedrijf als ondergeschikte nevenactiviteit;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslag', uitsluitend mestopslag;
- g. verkoop van zelfvoortgebrachte producten of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit;
- h. extensief dagrecreatief medegebruik;
- i. teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak;
- j. waterbassins binnen het bouwvlak, met dien verstande dat waterbassins die op een natuurlijke wijze zijn vormgegeven als onderdeel van de landschappelijke inpassing van het bedrijf ook gerealiseerd kunnen worden binnen het bestemmingsvlak,
met de daarbij behorende;
- k. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- f. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
- g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische grondgebruik, waaronder het gebruik als hobbydierenweide;
- b. instandhouding, herstel en ontwikkeling van de aanwezige abiotische, natuurlijke, archeologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
- c. het tegengaan van verlaging van de grondwaterstand;
- d. het beschermen van aanwezige waardevolle graslandvegetaties;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie, een industriële geluidzone. De regels in artikel 33.3 zijn van toepassing;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'POG', de provinciale ontwikkelingszone groen. De regels in artikel 33.4 zijn van toepassing;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'EHS', de provinciale ontwikkelingszone groen. De regels in artikel 33.2 zijn van toepassing;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'beekdal', een beekdal. De regels in artikel 33.1 dienen in acht te worden genomen;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'recreatieve netwerken', een recreatief netwerk. De regels in artikel 33.5 zijn van toepassing;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding', een veiligheidszone leiding. De regels in artikel 33.7 zijn van toepassing;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - spoor', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.9 dienen in acht te worden genomen;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 1', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.11 dienen in acht te worden genomen;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 2', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.12 dienen in acht te worden genomen;
- n. extensief dagrecreatief medegebruik;
- o. agrarisch natuurbeheer;
met de daarbij behorende:
- p. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- q. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ter plaatse noodzakelijk zijn uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering, dan wel uit een oogpunt van beheer en onderhoud overeenkomstig de bestemmingsomschrijving, waaronder begrepen beperkte voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik;
- b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 1,5 meter bedraagt.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een hoveniersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hovenier' (sb-hov);
- b. een nutsvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - nutsvoorziening' (nv);
- c. een producent van schelpenzand, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schelpenzand' (sb-psz);
- d. een verhuurder van autohoogwerkers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verhuur autohoogwerkers' (sb-ahw);
- e. een opslagbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag' (op);
- f. een afsluiterschema voor gasleidingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afsluiterschema' (sb-ass);
- g. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' (vml);
- h. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', een industriële geluidzone. De regels in artikel 33.3 zijn van toepassing;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'POG', de provinciale ontwikkelingszone groen. De regels in artikel 33.4 zijn van toepassing;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding', een veiligheidszone leiding. De regels in artikel 33.7 zijn van toepassing;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg', een veiligheidszone ten behoeve van een verkooppunt motorbrandstof met lpg . De regels in artikel 33.8 zijn van toepassing;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 1', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.11 dienen in acht te worden genomen;
- m. verkoop van zelfvoortgebrachte producten als ondergeschikte nevenactiviteit;
met de daarbij behorende:
- n. tuinen, erven en terreinen;
- o. parkeervoorzieningen;
- p. groenvoorzieningen;
- q. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- f. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
- g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Gemengd - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen cultuurhistorische, landschappelijke en/of natuurlijke waarden;
- b. een doelmatig hergebruik van kasteel Wolfrath met vormen van wonen, kantoor, conferentie, expositie en ontvangst;
- c. horeca ondergeschikt aan de hiervoor genoemde mogelijke hoofdgebruiksvorm(en), zoals in de vorm van een kantine, restaurant, terras en daarmee vergelijkbare voorzieningen. De omvang van de horecavoorziening is afgestemd op de behoefte voortkomend uit de gebruikers van de hoofdgebruiksvorm(en). Echter ook medegebruik door passanten is toegestaan. Het is niet toegestaan het horecagedeelte op enig moment af te splitsen en als zelfstandige vorm van horeca onafhankelijk van de hoofdgebruiksvorm(en) voort te zetten. Ook is het niet toegestaan de ondergeschikte horeca nog langer uit te oefenen op het moment dat de hoofdgebruiksvorm(en) zijn komen te vervallen of niet langer van toepassing zijn;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', een industriële geluidzone. De regels in artikel 33.3 zijn van toepassing;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'POG', de provinciale ontwikkelingszone groen. De regels in artikel 33.4 zijn van toepassing,
met daarbij behorende:
- f. groenvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. toegangs- en ontsluitingswegen.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- f. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
- g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).
7.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Gemengd - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor een doelmatig hergebruik van vrijgekomen (agrarische) bedrijfsgebouwen, met de daarbij behorende voorzieningen, ten behoeve van:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met verblijfsrecreatie, wellness, culturele, educatieve en/of sociale doeleinden;
- b. bewerken en/of verkopen van in de directe omgeving geproduceerde agrarische producten;
- c. dagrecreatie in de vorm van het bieden van dagarrangementen en/of excursies;
- d. culturele en artistieke activiteiten, waaronder cursussen en exposities;
- e. beroep, praktijk en kantoor aan huis;
- f. consumentverzorgende en ambachtelijke en daarmee qua aard, omvang en milieueffecten vergelijkbare (bedrijfs)activiteiten;
- g. horeca ondergeschikt aan de hiervoor genoemde mogelijke hoofdgebruiksvorm(en), zoals in de vorm van een kantine, restaurant, terras en daarmee vergelijkbare voorzieningen. De omvang van de horecavoorziening is afgestemd op de behoefte voortkomend uit de gebruikers van de hoofdgebruiksvorm(en). Echter ook medegebruik door passanten is toegestaan. Het is niet toegestaan het horecagedeelte op enig moment af te splitsen en als zelfstandige vorm van horeca onafhankelijk van de hoofdgebruiksvorm(en) voort te zetten. Ook is het niet toegestaan de ondergeschikte horeca nog langer uit te oefenen op het moment dat de hoofdgebruiksvorm(en) zijn komen te vervallen of niet langer van toepassing zijn,
met daarbij behorende:
- h. groenvoorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. toegangs- en ontsluitingswegen.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- f. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
- g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).
8.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca in de aangeduide categorieën;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', een industriële geluidzone. De regels in artikel 33.3 zijn van toepassing;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'EHS', de provinciale ontwikkelingszone groen. De regels in artikel 33.4 zijn van toepassing,
met daaraan ondergeschikt:
- d. terrassen;
- e. tuinen, erven en terreinen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- h. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- f. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
- g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).
9.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van activiteiten, gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en/of openbare dienstverlening, met uitzondering van de volgende maatschappelijke functies:
- 1. drugsopvang;
- 2. justitiële inrichtingen;
- 3. militair oefenterrein;
- 4. militaire zaken;
- b. een dierenbeschermingscentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-dierenbeschermingscentrum' (sm-bdc);
- c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', een industriële geluidzone. De regels in artikel 33.3 zijn van toepassing;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'recreatieve netwerken', een recreatief netwerk. De regels in artikel 33.5 zijn van toepassing;
met de daarbij behorende:
- e. wegen en paden;
- f. groenvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
- f. in het belang van een goede landschappelijke inpassing;
- g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:
- a. als geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- b. voor detailhandel;
- c. als seksinrichtingen;
- d. als staan- of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- e. voor verblijfsrecreatie;
- f. als sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
- g. voor het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorvoertuigen;
- h. voor het racen of crossen met motorvoertuigen;
- i. voor horeca;
- j. voor opslag van goederen en materialen, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- k. voor permanente of tijdelijke bewoning.
Artikel 11 Natuur
11.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. instandhouding, herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke waarde en/of ecologische waarde;
- b. waterlopen en waterpartijen;
- c. het tegengaan van veranderingen in de grondwaterstand;
- d. het beschermen van aanwezige waardevolle graslandvegetaties;
- e. een visvijver, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - visvijver' (sr-vv);
- f. een hondensportterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hondensportterrein' (sr-hst);
- g. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi', een veiligheidszone bevi. De regels in artikel 33.6 zijn van toepassing;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'POG', de provinciale ontwikkelingszone groen. De regels in artikel 33.4 zijn van toepassing;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'EHS', de provinciale ontwikkelingszone groen. De regels in artikel 33.2 zijn van toepassing;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'beekdal', een beekdal. De regels in artikel 33.1 dienen in acht te worden genomen;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', een industriële geluidzone. De regels in artikel 33.3 zijn van toepassing;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'recreatieve netwerken', een recreatief netwerk. De regels in artikel 33.5 zijn van toepassing;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding', een veiligheidszone leiding. De regels in artikel 33.7 zijn van toepassing;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg', een veiligheidszone lpg. De regels in artikel 33.8 zijn van toepassing;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 1', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.11 dienen in acht te worden genomen;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 2', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.12 dienen in acht te worden genomen;
- q. extensief dagrecreatief medegebruik;
- r. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
met daaraan ondergeschikt:
- s. paden ten behoeve van extensief dagrecreatief medegebruik en/of onderhoud en beheer;
- t. educatief medegebruik,
met de daarbij behorende:
- u. voorzieningen van algemeen nut;
- v. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen ten dienste van dagrecreatief medegebruik en nutsvoorzieningen waarvan de maximale hoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- f. in het belang van een goede landschappelijke inpassing;
- g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- a. het gebruik:
- 1. voor detailhandel;
- 2. voor het houden van evenementen;
- 3. voor kamperen;
- 4. als staanplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- 5. als sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
- 6. voor het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorvoertuigen;
- 7. voor het racen of crossen met motorvoertuigen;
- 8. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- 9. voor militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
- 10. voor het plaatsen van mestzakken of daarmee vergelijkbare voorzieningen;
- 11. voor opslag van goederen en materialen, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- 12. voor opslag van brandgevaarlijke en giftige stoffen;
- 13. voor het winnen van bosstrooisel en mos;
- 14. als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
- 15. voor het scheuren van grasland;
- 16. als paardenbakken;
- 17. voor permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen, inclusief aan het wonen gerelateerde activiteiten en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
- 18. als seksinrichting;
- b. het geheel of gedeeltelijk egaliseren of slechten van graften;
- c. het in hun functioneren belemmeren of aantasten van bestaande natuurlijke of kunstmatige waterbuffers, inclusief aan- en afvoervoorzieningen.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Recreatie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een verenigingsgebouw voor een natuureducatieve instantie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven'(vl);
- b. een kampeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' (kt);
- c. een hondensportterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hondensportterrein' (sr-hst);
- d. ondergeschikte horeca;
- e. wonen in een bedrijfswoning;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'beekdal', een beekdal. De regels in artikel 33.1 zijn van toepassing;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', een industriële geluidzone. De regels in artikel 33.3 zijn van toepassing;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'EHS', de provinciale ontwikkelingszone groen. De regels in artikel 33.2 zijn van toepassing;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg', een veiligheidszone lpg. De regels in artikel 33.8 zijn van toepassing;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 1', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.11 dienen in acht te worden genomen;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 2', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.12 dienen in acht te worden genomen,
met de daarbij behorende:
- l. tuinen, erven en terreinen;
- m. parkeervoorzieningen;
- n. groenvoorzieningen;
- o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
- f. in het belang van een goede landschappelijke inpassing;
- g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik:
- a. als geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- b. voor detailhandel;
- c. als seksinrichtingen;
- d. als staan- of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- e. voor verblijfsrecreatie;
- f. voor het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorvoertuigen;
- g. voor het racen of crossen met motorvoertuigen;
- h. voor horeca, behoudens het bepaalde in 12.1, sub e. en sub f. en behoudens het gebruik van ondergeschikte horeca in het kader van extensieve dagrecreatie (terrasfunctie);
- i. voor opslag van goederen en materialen, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- j. voor permanente of tijdelijke bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en van kampeermiddelen;
- k. voor bewoning als afhankelijke woonruimte;
- l. van de bedrijfswoning als burgerwoning.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 13 Verkeer - Railverkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen met ten hoogste 2 sporen (exclusief eventuele rangeersporen);
- a. spoorwegvoorzieningen;
- b. wegen en paden;
- c. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
- d. straatmeubilair;
- e. voorzieningen van algemeen nut;
- f. geluidwerende voorzieningen;
- g. waterlopen en waterpartijen, waaronder ook duikers;
- h. oeververbindingen (bruggen).
13.2 Bouwregels
13.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting, en faunavoorzieningen;
- e. straatmeubilair;
- f. voorzieningen van algemeen nut;
- g. geluidsvoorzieningen;
- h. kunstwerken;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' (nv);
- k. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi', een veiligheidszone bevi. De regels in artikel 33.6 zijn van toepassing;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'beekdal', een beekdal. De regels in artikel 33.1 zijn van toepassing;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', een industriële geluidzone. De regels in artikel 33.3 zijn van toepassing;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'POG', de provinciale ontwikkelingszone groen. De regels in artikel 33.4 zijn van toepassing;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'EHS', de provinciale ontwikkelingszone groen. De regels in artikel 33.2 zijn van toepassing;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'recreatieve netwerken', een recreatief netwerk. De regels in artikel 33.5 zijn van toepassing;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding', een veiligheidszone bevi. De regels in artikel 33.7 zijn van toepassing;
- r. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg', een veiligheidszone lpg. De regels in artikel 33.8 zijn van toepassing;
- s. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - spoor', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.9 dienen in acht te worden genomen;
- t. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 1', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.11 dienen in acht te worden genomen;
- u. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 2', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.12 dienen in acht te worden genomen.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
- f. in het belang van een goede landschappelijke inpassing;
- g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).
14.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 15 Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding en ecologische en natuurwaarden;
- c. waterlopen en daarbij behorende waterhuishoudkundige- en oevervoorzieningen;
- d. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'beekdal', een beekdal. De regels in artikel 33.1 'zijn van toepassing;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie, een industriële geluidzone. De regels in artikel 33.3 zijn van toepassing;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'POG', de provinciale ontwikkelingszone groen. De regels in artikel 33.4 zijn van toepassing;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'EHS', de provinciale ontwikkelingszone groen. De regels in artikel 33.4 zijn van toepassing;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - spoor', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.9 dienen in acht te worden genomen;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - spoor', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.9 dienen in acht te worden genomen;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 1', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.11 dienen in acht te worden genomen;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 2', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.12 dienen in acht te worden genomen,
met de daarbij behorende:
- m. kunstwerken;
- n. beheer- en onderhoudspaden;
- o. extensieve dagrecreatie;
- p. nutsvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
Op de gronden mag niet worden gebouwd behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de watergang en/of waterkering;
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
- f. in het belang van een goede landschappelijke inpassing;
- g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
- b. detailhandel;
- c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
- d. seksinrichtingen;
- e. kamperen;
- f. horeca;
- g. het bevaren van water;
- h. opslag van goederen en materialen, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond .
Artikel 16 Water - Vaarweg
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water - Vaarweg aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. vaarwater;
- b. waterstaatsdoeleinden, waaronder in elk geval beheersing van de waterstand;
- c. waterkering;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'brug', een brug ten behoeve van het wegverkeer.
- e. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding', een veiligheidszone leiding. De regels in artikel 33.7 zijn van toepassing,
met de daarbij behorende:
- f. voorzieningen zoals aanlegsteigers, los- en laadplaatsen, los- en laadinstallaties en eenvoudige waterbouwkundige bouwwerken.
16.2 Bouwregels
Op de gronden mag niet worden gebouwd behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits deze bouwwerken het functioneren van de vaarroute niet belemmeren en de bouwhoogte maximaal 20 meter bedraagt.
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
- f. in het belang van een goede landschappelijke inpassing;
- g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).
16.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van bruikbare en./of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerken, stoffen of producten, waaronder in elk geval moet worden verstaan onderdelen van motorvoertuigen of aanhangwagens, oude metalen, vuilnis en afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het oog op de bestemming gericht gebruik van de grond;
- b. recreatie of woondoeleinden;
16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. beroep of bedrijf aan huis;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', een industriële geluidzone. De regels in artikel 33.3 zijn van toepassing;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding', een veiligheidszone leiding. De regels in artikel 33.7 zijn van toepassing;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - spoor', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.9 dienen in acht te worden genomen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 1', een vrijwaringszone voor de A2. De regels in artikel 33.11 dienen in acht te worden genomen,
met de daarbij behorende:
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. paardenbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren.
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
- f. in het belang van een goede landschappelijke inpassing;
- g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.5 Specifieke gebruiksregels
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 18 Wonen - Woonwagenstandplaats
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Woonwagenstandplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in een woonwagen op maximaal één standplaats;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', een industriële geluidzone. De regels in artikel 33.3 zijn van toepassing,
met de daarbij behorende:
- c. tuinen en erven;
- d. verhardingen en parkeervoorzieningen;
- e. bergingen en sanitaire ruimten.
18.2 Bouwregels
Gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en parkeervoorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
- f. in het belang van een goede landschappelijke inpassing;
- g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).
18.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 19 Leiding - Brandstof
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Brandstof aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor een brandstoftransportleiding.
19.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming Leiding - Brandstof mag niet worden gebouwd, met uitzondering van
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen.
- b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien de onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2 voor het bouwen van gebouwen in de andere bestemming, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. de onderliggende bestemming laat de bebouwing toe;
- b. er mag geen aantasting plaatsvinden van het doelmatig functioneren van de leiding;
- c. vooraf dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende leiding.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Leiding - Gas
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor:
- a. een aardgastransportleiding;
- b. een gasvoedingsleiding.
20.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming Leiding - Gas mag niet worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke noodzakelijk zijn voor de aanleg en het beheer en onderhoud van de leidingen wel zijn toegestaan;
- b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien de onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2 voor het bouwen van gebouwen in de andere bestemming, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. de onderliggende bestemming laat de bebouwing toe;
- b. er mag geen aantasting plaatsvinden van het doelmatig functioneren van de leiding;
- c. vooraf dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende leiding.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor een hoogspanningsleiding.
21.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding mag niet worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke noodzakelijk zijn voor de aanleg en het beheer en onderhoud van de leidingen en de hoogspanningsmasten wel zijn toegestaan mits de hoogte niet meer bedraagt dan 25 m.
- b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien de onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2 voor het bouwen van gebouwen binnen de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding, onder de voorwaarden dat:
- a. de onderliggende bestemming de bebouwing toelaat;
- b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het doelmatig functioneren van de leiding;
- c. vooraf dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende leiding.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Leiding - Leidingstrook
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Leidingstrook aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de reservering van gronden voor de ongestoorde doorgang van nieuw aan te leggen buisleidingen en voor de instandhouding van bestaande ondergrondse leidingen.
22.2 Bouwregels
- a. Op de voor Leiding - Leidingstrook aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht en mogen geen bestaande gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden uitgebreid;
- b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het bouwen van bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming als omschreven in 22.1.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.2 en de bouw ten behoeve van de onderliggende bestemming toestaan, onder de voorwaarden dat:
- a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
- b. als gevolg van de werkzaamheden het doel van de bestemming niet onevenredig wordt belemmerd.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de realisering van buisleidingen. Hierbij kan de bestemming ter plaatse van de voor Leiding - Leidingstrook aangewezen gronden, ten behoeve van één of meerdere van de volgende bestemmingen worden gewijzigd:
- a. Leiding - Brandstof;
- b. Leiding - Gas;
- c. Leiding - Olie;
- d. Leiding - Overig,
onder de voorwaarde dat de bijbehorende directe beschermingszones niet buiten de dubbelbestemming Leiding - Leidingstrook mogen vallen.
Artikel 23 Leiding - Overig
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Overig aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor een etheentransportleiding.
23.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming Leiding - Overig mag niet worden gebouwd, met uitzondering van
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen.
- b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien de onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2 voor het bouwen van gebouwen in de andere bestemming, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. de onderliggende bestemming laat de bebouwing toe;
- b. er mag geen aantasting plaatsvinden van het doelmatig functioneren van de leiding;
- c. vooraf dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende leiding.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Archeologie 1
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beschermen van de archeologische waarden.
24.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
- b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
- c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- d. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 50 m² .
24.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.2, sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt verleend, indien:
- 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
- c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen of;
- 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Waarde - Archeologie 1 te wijzigen door:
- a. de bestemming Waarde - Archeologie 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- 1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- 2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
- b. de bestemming Waarde - Archeologie 1 toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze bestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de bestemming Waarde - Archeologie 1, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 25 Waarde - Archeologie 3
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beschermen van de archeologische waarden.
25.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
- b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
- c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- d. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m².
25.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.2, sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:
- 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
- c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen of;
- 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Waarde - Archeologie 3 te wijzigen door:
- a. de bestemming Waarde - Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
- 1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- 2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
- b. de bestemming Waarde - Archeologie 3 toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze bestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de bestemming Waarde - Archeologie 3, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 26 Waarde - Cultuurhistorie
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten), patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld) en gebieden.
26.2 Bouwregels
26.3 Bestemmingsomschrijving
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 27 Waarde - Ecologie
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Ecologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de natuur- en landschapswaarden in het gebied.
27.2 Bouwregels
Op of in de als Waarde - Ecologie aangegeven gronden mag niet worden gebouwd.
27.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen voor:
- a. het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag (ophogen);
- b. het verwijderen van een of meer bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/ of grond van elders (vergraven);
- c. het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 50 centimeter (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik (diepploegen- en woelen);
- d. het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (egaliseren);
- e. het diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
- f. het verwijderen van gras en het vervolgens aanplanten van gewassen of jonge bomen (ten behoeve van boomkwekerij of sierteelt);
- g. het verwijderen van gras en het omzetten in bouwland tijdens het broedseizoen (15 maart – 15 juli);
- h. het aanbrengen van verhardingen van meer dan 200 m2.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 28 Waterstaat - Beschermingszone Waterstaat
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Beschermingszone waterstaat aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming, beheer en onderhoud van
- a. regenwaterbuffers;
- b. watergangen;
- c. overig oppervlaktewater.
28.2 Bouwregels
Op of in de als Waterstaat - Beschermingszone waterstaat aangegeven gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de doeleinden als aangegeven in 28.1 worden gebouwd.
28.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 28.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de beheerzone van het aangrenzende waterstaatkundig werk;
- b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming;
- c. advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.
28.4 Specifieke gebruiksregels
Op de gronden met de bestemming Waterstaat - Beschermingszone waterstaat is het bepaalde in de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.
Artikel 29 Waterstaat - Regenwaterbuffer
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Regenwaterbuffer aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
29.2 Bouwregels
Op of in de als Waterstaat - Regenwaterbufferaangegeven gronden mag niet worden gebouwd.
29.3 Specifieke gebruiksregels
Op de gronden met de bestemming Waterstaat - Regenwaterbuffer is het bepaalde in de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing.
Artikel 30 Waterstaat - Waterkering
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de waterkering, alsmede het onderhoud en de instandhouding van dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.
30.2 Bouwregels
Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering, met dien verstande dat:
- a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m²;
- b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
30.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning toestemming verlenen af te wijken van het bepaalde in 30.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende onderliggende bestemmingen, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van dijken, kaden en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering en ter zake vooraf advies van de waterbeheerder is ingewonnen.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 31 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 32 Algemene Bouwregels
32.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
32.2 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
- a. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan op grond van hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
- b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
- c. de maximale hoogte van alarmmasten bedraagt 40 meter.
Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels
33.1 beekdal
33.2 EHS
33.3 geluidzone - industrie
33.4 POG
33.5 recreatieve netwerken
33.6 veiligheidszone - bevi
33.7 veiligheidszone - leiding
33.8 veiligheidszone - lpg
33.9 vrijwaringszone - spoor
33.10 vrijwaringszone - vaarweg
33.11 vrijwaringszone - weg 1
33.12 vrijwaringszone - weg 2
Artikel 35 Algemene Wijzigingsregels
35.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
35.2 Wijziging ten behoeve van ontwikkeling van Natuur en Water
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemmingen Natuur of Water, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dan de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden;
- b. de regels van de bestemmingen Natuur en/of Water worden van overeenkomstige toepassing verklaard met dien verstande dat wanneer gewijzigd wordt in de bestemming Water dit uitsluitend ten behoeve van de beekdalontwikkeling mag geschieden.
35.3 Wijziging ten behoeve van vergroten/verkleinen dubbelbestemming Leiding
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het vergroten of verkleinen van de dubbelbestemming leiding, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. de noodzaak van de aanleg/verplaatsing van leidingen is aangetoond;
- b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van de betreffende bestemming;
- c. bij de keuze van een traject rekening wordt gehouden met de (externe) veiligheid van andere
- d. nabijgelegen bestemmingen.
35.4 Wijziging ten behoeve van watergangen en regenwaterbuffers
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemming Water en/of in de dubbelbestemming Waterstaat -Beschermingszone waterstaat ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers, en het renatureren van bestaande watergangen, waaronder hermeandering, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. de noodzaak daartoe in het belang van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
- b. agrarische bedrijfsdoeleinden niet onevenredig worden geschaad;
- c. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- d. ruimtelijke inpassing in het landschap is verzekerd;
- e. het renatureren van bestaande watergangen plaatsvindt binnen een zone van 20 meter aan weerszijden van de bestaande loop van de watergang en binnen de aanduiding 'beekdal'.
Artikel 36 Algemene Procedureregels
36.1 Afwijking van het bestemmingsplan
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
36.2 Toepassen nadere eisen regeling
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
36.4 Toepassen algemene wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
Artikel 37 Overige Regels
37.1 Prioriteit van dubbelbestemmingen
- a. Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
- b. Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
- 1. in de eerste plaats de regels van de bestemming Leiding - Gas;
- 2. in de tweede plaats de regels van de bestemming Leiding - Brandstof;
- 3. in de derde plaats de regels van de bestemming Leiding - Overig;
- 4. in de vierde plaats de regels van de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding;
- 5. in de vijfde plaats de regels van de bestemming Leiding - Leidingstrook;
- 6. in de zesde plaats de regels van de bestemmingen Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 3;
- 7. in de zevende plaats de regels van de bestemming Waterstaat - Regenwaterbuffer;
- 8. in de achtste plaats de regels van de bestemming Waterstaat - Beschermingszonewaterstaat;
- 9. in de negende plaats de regels van de bestemming Waarde - Ecologie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 38 Overgangsrecht
38.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
38.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
38.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 39 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Born - Geleen'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van | ||||
……………………… | ||||
De voorzitter, | De griffier, | |||
………. | ……… |
Bijlage 1 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Werken, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Werken en werkzaamheden
BODEM
- 1. Afgraven (verlagen)
- a. definitie:
- Het verwijderen van de bovenste bodemlaag/bodemlagen.
- b. doel:
- Verschraling: verwijderen van bemeste/verzuurde gronden
- Tegengaan verdroging in verdroginggevoelige gebieden
- Grondstoffenwinning (humus, zand, klei, leem)
- Aanleggen van poelen
- c. effect:
- Verandering bodemprofiel
- Verkleining afstand maaiveld-grondwater (ontwateringsdiepte)
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden (Landschap, Natuur en Cultuurhistorische waarden):
- Vernatting
- Verlies aan waarden in de bodem (archeologische waarden, bodemkundige waarden)
- Verlies ecologische gradiënt bij slootkanten, poelen, laagtes en overig microreliëf
- Verlies microreliëf en aardkundige vormen (bv. oude stroomgeulen, holle wegen, steilranden)
- Verlies vegetatiewaarden
- a. definitie:
- 2. Ophogen
- a. definitie:
- Het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag
- b. doel:
- Mogelijk maken van bouwactiviteiten door aanvoer van grond van elders
- Opheffen van maaivelddaling ten gevolge van inklinking
- Verschraling door aanvoer van grond van elders
- c. effect:
- Verandering bodemprofiel
- Vergroting afstand maaiveld-grondwater (ontwateringsdiepte)
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- Verdroging
- Verschraling
- Verlies microreliëf en aardkundige vormen (bv. oude stroomgeulen, steilranden)
- Verlies vegetatiewaarden
- Verlies aan bodemleven
- a. definitie:
- 3. Vergraven
- a. definitie:
- Het verwijderen van een of meerdere bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaand uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders.
- b. doel:
- Het graven en opvullen van drainagesystemen en andere sleuven en kuilen
- c. effect:
- Verandering bodemprofiel
- Verandering waterhuishouding in de bodem
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- Verschraling
- Verandering hydrologische situatie
- Verlies aan waarden in de bodem (archeologische waarden, bodemkundige waarden)
- Verlies microreliëf en aardkundige vormen (bv. oude stroomgeulen, steilranden)
- Verlies vegetatiewaarden
- Verlies aan bodemleven
- a. definitie:
- 4. Diepploegen en -woelen
- a. definitie:
- Het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel, eventueel tot in de diepere ondergrond. (Eenmalige ingreep met blijvend effect)
- b. doel:
- Verbetering bodemprofiel voor agrarisch gebruik
- Vergroten bewortelingsdiepte
- Vergroten berijdbaarheid
- Verschraling
- Mengen van kleigrond met onderliggend zand
- c. effect:
- Homogenisatie van de bodem
- Vernietiging bodemprofiel
- Verandering waterhuishouding bodem
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- Drastische wijziging bodem en daarmee groeiplaatscondities, leefomgeving bodemdieren etc.
- Verschraling
- Verandering hydrologische situatie; in gebieden met stagnerend grondwater kan doorbreking van een ondoorlatende laag in de bodem leiden tot verdroging omgeving en leeglopen vennen.
- Verlies aan waarden in de bodem (archeologische waarden, bodemkundige waarden)
- Verlies microreliëf
- Verlies vegetatiewaarden
- Verlies aan bodemleven
- a. definitie:
- 5. Egaliseren
- a. definitie:
- Het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (feitelijk een combinatie van ophogen en afgraven)
- b. doel:
- Wateroverlast en droogtegevoeligheid binnen agrarisch perceel tegengaan
- Verbetering van de bewerkbaarheid voor agrarisch gebruik
- Opheffen niveauverschillen die het effect zijn van inklinking
- c. effect:
- Afvlakken van reliëf
- Verandering waterhuishouding bodem
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- Verandering hydrologische situatie
- Verlies aan waarden in de bodem (archeologische waarden, bodemkundige waarden)
- Verlies aan biotopen van microreliëf (bermen, hellinkjes, gradiënten hoog-laag
- a. definitie:
- 6. Indrijven van voorwerpen in de grond
- a. definitie:
- Diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen
- b. doel:
- Dragers voor bouwwerken aanbrengen, damwanden plaatsen
- c. effect:
- Bouwen op slappe bodem is mogelijk, afschermen van delen van de bodem
- Ondergrondse leidingen kunnen beschadigd worden
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- doorbreken ondoorlatende bodemlagen en daarmee verstoring van de (grond)waterhuishouding
- a. definitie:
WATERHUISHOUDING
- 7. Aanleg drainagestelsel
- a. definitie:
- Het aanbrengen van drainagebuizen in de grond, in het algemeen op een diepte van 80-110 cm -mv.
- b. doel:
- (Versterken) ontwatering van een of meerdere percelen
- c. effect:
- Lokale verlaging grondwaterstand -> perceel wordt droger
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- Verlies aan waarden in de bodem (archeologische waarden)
- Verdroging -> verzuring
- Verlies aan natte levensgemeenschappen
- a. definitie:
- 8. Aanbrengen onderbemaling
- a. definitie:
- Bemalen van een of meerdere percelen, waardoor de grondwaterspiegel er lager staat dan in het omringende gebied.
- b. doel:
- Vergroten afstand maaiveld-grondwaterspiegel, droger maken perceel
- c. effect:
- Verlaging grondwaterstand -> perceel wordt droger
- Aantrekken grondwater uit de omgeving -> omgeving wordt droger
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- Verlies aan natte levensgemeenschappen
- Inklinking veenbodem (onomkeerbaar)
- Verdroging -> verzuring
- a. definitie:
- 9. Aanleggen van dammen
- a. definitie:
- Aanbrengen van een permanent, stuwend obstakel over de gehele breedte van een watergang. Hoogte zodanig dat waterloop ten dele of volledig geblokkeerd wordt.
- b. doel:
- Vasthouden water in een gebied (door verkleinen debiet)
- Verminderen stroomsnelheid
- Afsluiten waterloop
- Afwatering gebied in andere richting dwingen
- c. effect:
- Afname dynamiek in de waterloop
- Alleen bij natuurlijke waterloop: afname variatie in oever en waterloop
- Afname stroomsnelheid
- Isolatie waterloop t.o.v. het stelsel van waterlopen
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- Verlies aan levensgemeenschappen van stromend water
- Verlies variatie in biotopen in waterloop en oever -> verlies aan diversiteit
- Verlies natuurlijke karakter van waterloop (landschappelijk aspect)
- Vernatting
- Verminderen verdroging
- a. definitie:
- 10. Aanbrengen van stuwen
- a. definitie:
- Aanbrengen van een stuwend obstakel waarvan de werking tijdelijk geheel of gedeeltelijk opgeheven kan worden.
- b. doel:
- Verminderen stroomsnelheid
- Vasthouden water in een gebied (verkleinen debiet)
- c. effect:
- Vermindering dynamiek in waterloop
- Alleen bij natuurlijke waterloop: afname variatie in oever en waterloop
- Sterk wisselende stroomsnelheid
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- Verlies aan levensgemeenschappen van stromend water
- Wegspoelen levensgemeenschappen bij openen stuw
- Verlies aan variatie in biotopen in waterloop en oever -> verlies aan diversiteit
- Verdwijnen natuurlijke karakter van waterloop (landschappelijk aspect)
- Vernatting
- Verminderen verdroging
- a. definitie:
- 11. Aanleggen, verbreden of verbeteren van sloten en greppels
- a. definitie:
- Aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen van bestaande sloten en greppels.
- b. doel:
- Verbeteren ontwatering agrarische gronden.
- c. effect:
- Verkleining afstand maaiveld-grondwaterspiegel (ontwateringsdiepte)
- Vergroten oppervlakkige afstroming neerslagwater
- Droger worden omgeving
- Verlies aan levensgemeenschappen van slootkanten door steiler worden talud
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- Aantrekken kwelstromen in nieuwe of uitgediepte sloten -> voor natuur waardevol kwelwater wordt afgevoerd en bereikt maaiveld niet
- Verdroging omgeving -> verlies aan natte biotopen, verzuring
- Tijdelijke en blijvende schade aan levensgemeenschappen van sloten en slootkanten
- Toename extremen in waterafvoer -> moeilijker bestaan voor levensgemeenschappen van sloten en slootkanten
- Verlies aan waterplanten (door schonen en door verandering in waterafvoer en beekprofiel)-> verbraseming; slechtere waterkwaliteit
- Verandering percelering (landschappelijk/cultuurhistorisch aspect)
- Verandering karakter sloten en greppels (landschappelijk aspect)
- a. definitie:
- 12. Dempen sloten en greppels
- a. definitie:
- Dichten van sloten of greppels met van elders aangevoerde grond
- b. doel:
- Verkleinen waterafvoer van agrarische gronden
- Wijzigen perceelsindeling
- c. effect:
- Natter worden van omliggende gebied
- Afname totale slootlengte
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- Verlies aan biotopen voor levensgemeenschappen van sloten, slootkanten
- Verdwijnen verbindingszone voor planten en dieren
- Vernatting omgeving
- Verandering kavelpatroon
- a. definitie:
- 13. Dempen van kleine geïsoleerde wateren
- a. definitie:
- Dichten van kleine wateren (poelen, vennen, wielen, afgesneden meanders) met van elders aangevoerde grond
- b. doel:
- Egaliseren agrarisch perceel
- Vergroting oppervlak agrarisch bruikbare grond
- Efficiëntere bewerking agrarische grond mogelijk maken
- c. effect:
- Verlies aan kleine wateren
- Egalisatie landschap
- Toename kwel in directe omgeving
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- Verlies aan biotopen voor levensgemeenschappen van poelen, vennen, oevers
- Verlies aan voortplantingsplaatsen voor amfibieën
- Vernatting directe omgeving
- a. definitie:
- 14. Aanbrengen oeverbeschoeiing:
- a. definitie:
- Het aanbrengen van houten of betonnen versteviging op of voor een oever
- b. doel:
- Tegengaan van wegslaan van de oevers door waterstroming of golfslag
- c. effect:
- Stabilisatie oevers (plaats en vorm)
- Verloren gaan natuurlijke oever
- Onderbreking gradiënt nat-droog
- Oever wordt hoger en steiler (90° t.o.v. wateroppervlak)
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- Oevers worden niet-passeerbare barrières voor veel diersoorten (o.a. das, egel, kikker), en kosten daardoor dierenlevens
- Verdwijnen of aantasting van groeiplaats voor oevervegetaties
- Verdwijnen natuurlijke oevers en variatie daarin (bv. nestgelegenheid voor ijsvogels).
- a. definitie:
BEPLANTINGEN
- 15. Rooien van houtgewas
- a. definitie:
- Het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels, houtwallen)
- b. doel:
- Verwijderen van ziek plantmateriaal
- Onderhoud - uitdunning
- Hinder voor agrarische bedrijfsvoering verminderen
- c. effect:
- Grotere openheid landschap
- Verlies aan beschutting, schaduw
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- Verlies aan biotopen voor levensgemeenschappen van struweel, houtwallen, bos
- Verlies aan oriëntatiepunten en -lijnen voor veel diersoorten (o.a. vlinders, vleermuizen, marterachtigen)
- Verlies aan slaap/schuilplaatsen, nestgelegenheid, dekking tegen weersomstandigheden
- Grotere openheid, betekent soms toename leefgebied weidevogels
- Verlies aan landschapselementen (landschappelijk, cultuurhistorisch aspect)
- a. definitie:
- 16. Aanplanten van houtgewas (uitgezonderd: boomteelt)
- a. definitie:
- Het planten van bomen en/of struiken
- b. doel:
- Vergroten natuurwaarden, landschappelijke kwaliteit
- Houtproductie
- Bescherming tegen wind
- c. effect:
- Verminderen openheid landschap
- Toename houtgewas/landschapselementen
- Meer beschutting, schaduw
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- Toename biotopen voor levensgemeenschappen van struweel, houtwallen, bos e.d.
- Nieuwe oriëntatiepunten en -lijnen voor veel diersoorten
- Beschutting voor planten en dieren
- Minder openheid, kan verlies betekenen voor leefgebied weidevogels
- Ander landschapsbeeld
- a. definitie:
- 17. Omzetten van grasland in bouwland of sierteeltgrond
- a. definitie:
- Verwijderen gras en aanplanten of inzaaien van andere gewassen
- b. doel:
- Gebruik grond voor de teelt van gewassen voor voedselproductie of productie van diervoeders
- c. effect:
- Grasland verdwijnt, perceel krijgt andere functie
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- Verlies aan graslandvegetaties en bijbehorende fauna
- Fourageerplaats voor enkele diersoorten gaat verloren (o.a. das)
- Verkleining areaal weidevogelgebied
- a. definitie:
- 18. Omzetten van grasland in boomkwekerij
- a. definitie:
- Verwijderen gras en aanplanten van gewassen of jonge bomen, die permanent een bepaalde hoogte (soms meer dan 1m) hebben
- b. doel:
- Gebruik grond voor het opkweken van sierteelten of bomen
- c. effect:
- Grasland verdwijnt, perceel krijgt functie van sierteeltrond of boomkwekerij
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- Verloren gaan van graslandvegetaties en bijbehorende fauna
- Fourageerplaats voor enkele diersoorten verdwijnt (o.a. das)
- Verkleining areaal weidevogelgebied
- Verandering landschapsbeeld (openheid gaat verloren)
- a. definitie:
- 19. Omschakeling van bouwland naar boomteelt
- a. definitie:
- Het aanplanten van gewassen of jonge bomen, die permanent een bepaalde hoogte (soms meer dan 1m) hebben
- b. doel:
- Gebruik grond voor het opkweken van sierteelten of bomen
- c. effect:
- Akkerbouwgrond verdwijnt, perceel krijgt functie van sierteeltrond of boomkwekerij
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- Verloren gaan van biotoop voor soorten / Fourageerplaats, die (deels) afhankelijk zijn van akkerbouwgronden
- Verandering landschapsbeeld (openheid gaat verloren)
- a. definitie:
INFRASTRUCTUUR EN ONTSLUITING
- 20. Aanbrengen van verhardingen
- a. definitie:
- Het bestraten of asfalteren van de bodem
- b. doel:
- Tegengaan vervuiling bodem en grondwater (bv. door aanleg mestplaat, ondergrond voor containerteelt)
- Aanleggen ontsluitingspad in weilanden of akkers
- Aanleggen van langzaam verkeer routes of parkeerplaatsen ten behoeve van recreatief medegebruik
- c. effect:
- Afsluiting bodem
- Oppervlakkige afvoer neerslag (met evt. verontreiniging) naar randen verharding
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- Biotoop voor soorten die in de bodem leven gaat verloren
- Verharding is barrière voor kleine diersoorten (o.a. muizen, amfibieën, insecten)
- Vermindering infiltratie kan groeiplaats vegetatie in de directe omgeving beïnvloeden
- Archeologisch interessante bodem wordt ontoegankelijk
- Verstening buitengebied
- a. definitie:
- 21. Aanbrengen van ondergrondse leidingen
- a. definitie:
- Vergraven en eventueel plaatselijk rooien van houtgewas
- b. doel:
- Leggen van diverse leidingen
- c. effect:
- als bij vergraven en rooien houtgewas
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- Als bij vergraven en rooien houtgewas
- a. definitie:
- 22. Wijzigen perceelsindeling
- a. definitie:
- Verwijderen bestaande perceelsgrenzen en/of aanbrengen nieuwe perceelsgrenzen (sloten, afrasteringen, hagen, houtwallen)
- b. doel:
- Efficiënter gebruik van agrarische grond mogelijk maken, veldsituatie aanpassen aan eigendomssituatie
- c. effect:
- Verdwijnen van perceelsgrenzen
- Nieuwe perceelsgrenzen
- d. Mogelijke gevolgen voor LNC-waarden:
- het verkavelingspatroon verandert
- patroon van watergangen verandert
- schaalvergroting/schaalverkleining
- verdwijnen/toevoegen verbindingswegen (perceelsranden) en oriëntatielijnen voor sommige diersoorten
- a. definitie:
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Overzicht Beroep Of Bedrijf Aan Huis
Bijlage 3 Overzicht beroep of bedrijf aan huis
Bijlage 1 Verantwoording
Bijlage 2 Nota Inspraak En Vooroverleg Voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied Born-geleen
Bijlage 2 Nota Inspraak en Vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied Born-Geleen
Bijlage 3 Nota Van Zienswijzen Bestemmingsplan Buitengebied Born-geleen
Bijlage 3 Nota van zienswijzen Bestemmingsplan Buitengebied Born-Geleen