Herziening Middengebied - Noord
Bestemmingsplan - gemeente Sittard-Geleen
Vastgesteld op 05-10-2023 - vastgesteld
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
het bestemmingsplan 'Herziening Middengebied-Noord' met identificatienummer NL.IMRO.1883.BPMiddengebiedNrd-VA01 van de gemeente Sittard-Geleen.
1.2 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.3 Aanduidingsgrens
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.4 Aaneengebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van een rij van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning.
1.5 Aan huis gebonden bedrijf
een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt.
1.6 Aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, een kapsalon hieronder begrepen.
1.7 Achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.
1.8 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 Bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.10 Begane grond
een bouwlaag geen verdieping zijnde.
1.11 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.
1.13 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 Blinde gevel
een gevel waarin geen kozijnopeningen zijn aangebracht.
1.15 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.16 Bouwlaag
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder en met een maximale hoogte van 3,25 m, behoudens binnen de bestemming bijzondere doeleinden waarbinnen een maximale hoogte van 3,75 m is toegestaan.
1.17 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 Bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.19 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.
1.20 Bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.21 Bijgebouw
een al dan niet aangebouwd, doch in ieder geval van de woning in visueel opzicht te onderscheiden gebouw, dat in bouwkundig en ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de woning en dat ten dienste staat van het wonen in brede zin, zoals een berging, verblijf van dieren, garage, kas, werk- en hobbyruimte.
1.22 Carport
een bouwwerk, vrijstaand of aangebouwd aan een gebouw, ter vergroting van het woongenot, ondersteund door palen of kolommen, dat maximaal aan twee zijden gesloten is. Indien de carport wordt gebouwd tegen een gebouw op het aangrenzend perceel zijn er maximaal drie gesloten zijden toegestaan.
1.23 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen resp. huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.24 Erf
Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en het bestemmingsplan deze die inrichting niet verbiedt
1.25 Erfgrens
de grens van een erf.
1.26 Erfafscheiding
Afscheiding van het erf.
1.27 Erker
hoekige of ronde uitbouw aan de gevel.
1.28 Eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
1.29 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 Geluidwerende voorzieningen
maatregelen waarmee de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder voor de gevelgeluidbelasting kan worden bereikt.
1.31 Geschakelde woning
een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw verbonden is aan een ander (hoofd)gebouw van een andere woning.
1.32 Gestapelde woning
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.
1.33 Gevellijn
de op de verbeelding aangegeven lijn waar de voorgevel van een hoofdgebouw naar toe is gekeerd.
1.34 Grondgebonden woning
een woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau.
1.35 Hogere grenswaarde
nieuwe, op basis van de Wet geluidhinder, door het bevoegd gezag vastgestelde grenswaarde voor de gevelgeluidbelasting indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden.
1.36 Hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.37 Huishouden
De bewoning van een woning door:
- een persoon;
- meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur.
1.38 Infiltratievoorziening
een voorziening waardoor regenwater kan infiltreren in de bodem.
1.39 Kamerverhuur
de bedrijfsmatige verhuur van onzelfstandige woonruimten binnen een bestaand (woon)gebouw niet bestemd voor recreatieve bewoning.
1.40 Onderbouw
een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 m boven peil is gelegen en dat niet als bouwlaag wordt aangemerkt.
1.41 Ontsluitingswegen
Wegen die het gebied toegankelijk voor verkeer maken.
1.42 Overkapping
bouwwerk of bijgebouw in de vorm van een overdekte ruimte, al dan niet omsloten door maximaal drie wanden.
1.43 Pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.44 Peil
- a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.45 Prostitutiebedrijf
een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice.
1.46 Ruimtelijke kwaliteit
de aspecten die zorgdragen voor de leefbaarheid van de fysieke leefomgeving in de breedste zin van het woord o.a. cultureel erfgoed, architectuur, stedenbouw, landschap, natuur, beleving en identiteit.
1.47 Seks- en/of pornobedrijf
een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen vanf erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel.
1.48 Stedenbouwkundig
van een vakgebied binnen de bouwkunde dat onderzoek doet naar wenselijke en mogelijke ontwikkelingen voor bestaande en nieuw in te richten gebouwde gebieden, inclusief de openbare ruimte.
1.49 Stedenbouwkundige kwaliteit
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's ter plaatse bepaald beeld in samenhang met de ter plaatse aanwezige beelden gevormd door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen.
1.50 Straatmeubilair
de op of bij een weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegafbakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, (ondergrondse) afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.
1.51 Twee-aaneen woning
Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen, waarbij het hoofdgebouw aan een zijde op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd mag worden.
1.52 Verdieping
een etage, niet zijnde de begane grondlaag.
1.53 Verharding
Verharding als gevolg waarvan neerslag niet of zeer beperkt in de bodem kan infiltreren.
1.54 Vloeroppervlakte
de oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau tussen de opgaande scheidingsconstructies die de betreffende ruimte(n) omhullen.
1.55 Voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.56 (Voor)gevelrooilijn
De voorgevelrooilijn is de lijn waarop doorgaans de voorgevel van de woning is geplaatst. Ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' geldt deze lijn als voorgevelrooilijn.
1.57 Voorste bouwperceelsgrens
naar de openbare weg gekeerde bouwperceelsgrens.
1.58 Voorzieningen van openbaar nut
laadpalen, voorzieningen, zoals straatvoorzieningen voor afvalstoffen, transformatorhuisjes, schakelkasten, telefooncellen en wachthuisjes.
1.59 Vrijstaande woning
een woning waarvan het hoofdgebouw vrijstaat van andere hoofdgebouwen.
1.60 Weg
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede openbare parkeerplaatsen.
1.61 Wonen
bewonen van een woning uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.
1.62 Woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
1.63 Woonmilieu
omstandigheden waarin wordt gewoond (ook wel woon- en leefklimaat).
1.64 Zijdelingse perceelsgrens
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
1.65 Zolder
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt (uitmaken) van de daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
1.66 Zorgwoning
Een geclusterde (zelfstandige of onzelfstandige) wooneenheid die minimaal voldoet aan de bouwtechnische eisen van een zorggeschikte woning zoals vermeld in Bijlage 1 Programma van EisenBAT(checklist BAT) onder BAT3 (waaronder rolstoel toe- en doorgankelijk) en die wordt bewoond door één huishouden. Van dit huishouden ontvangt minimaal één persoon zorg vanuit de Zorgverzekeringswet, Wet Langdurige zorg, Wet maatschappelijke ondersteuning, Jeugdwet op het gebied van wonen met zorg. Zorg is 24/7 aanwezig of ten minste gegarandeerd. Gegarandeerd betekent in dit geval beschikbaar en bereikbaar.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 De lengte, breedte en diepte van een gebouw
Horizontaal tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Horizontaal tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. verkeersdoeleinden in de vorm van fiets- en voetpaden en parkeervoorzieningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'pad' het behoud van de landbouwweg;
- d. voorzieningen van openbaar nut waaronder begrepen (ondergrondse afvalcontainers) en informatiezuilen;
- e. infiltratievoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. straatmeubilair;
- h. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
Op en in deze gronden mag geen bebouwing worden opgericht, behoudens die bouwwerken welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen. Voor gebouwen en overkappingen geldt dat de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen en de oppervlakte maximaal 25 m2. Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde mag de hoogte maximaal 8 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen:
- a. ten aanzien van de situering en afmetingen van andere bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeersdoeleinden en parkeervoorzieningen;
- b. groenvoorzieningen;
- c. voorzieningen van openbaar nut, waaronder begrepen (ondergrondse afvalcontainers) en informatiezuilen;
- d. kunstuitingen;
- e. water en voorzieningen te behoeve van de waterhuishouding;
- f. overige bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die wat betreft aard en afmetingen bij de bestemming passen met een maximum oppervlakte van 25 m2 en een maximum bouwhoogte:
- a. van verlichting 9,00 m;
- b. van voorzieningen voor de verkeersgeleiding 10,00 m;
- c. van kunstuitingen 12,00 m;
- d. van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2,00 m.
- e. van voorzieningen van openbaar nut 3,00 m.
Artikel 5 Woongebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, met dien verstande dat indien de aanduidingen 'minimum aantal wooneenheden' en 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen het aantal nieuwe woningen niet minder of meer mag bedragen dan het aangegeven aantal op de verbeelding. Binnen het plangebied mogen in totaal maximaal 235 woningen en maximaal 50 zorgwoningen worden gebouwd;
met daaraan ondergeschikt:
- b. erven;
- c. aan huis gebonden beroepen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. voorzieningen van openbaar nut;
- f. groenvoorzieningen, waaronder langzaam verkeersroutes en speelvoorzieningen;
- g. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ontsluiting' tevens ontsluitingswegen.
- i. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - calamiteitenweg' tevens een ontsluiting ten behoeve van een calamiteitenweg.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en plaats van de bebouwing en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorgwoningen':
- a. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- b. ter waarborging van de veiligheid en rampenbestrijding;
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De gronden die op de verbeelding zijn aangewezen als 'Waarde - Archeologie' zijn tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden.
- b. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
6.2 Bouwregels
- a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
- b. Op de in lid 6.1 genoemde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:
- 1. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2, met dien verstande dat, indien graafwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 30 cm, burgemeester en wethouders de volgende voorwaarde kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning:
- Het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
6.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2, sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
- b. Afwijking als bedoeld in lid 6.3, sub a wordt verleend, indien:
- 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
- c. Afwijking als bedoeld in lid 6.3, sub a wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing voorwaarden te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen of;
- 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- 2. het verlagen van het waterpeil;
- 3. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- b. Het verbod, als bedoeld in lid 6.4, sub a, is niet van toepassing indien:
- 1. mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- 2. mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
- 3. de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogte 500 m2 of smaller zijn dan 1 m1;
- 4. er reeds een verleende aanlegvergunning, ontgrondingvergunning of omgevingsvergunning is verleend;
- 5. de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
- 6. de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
- 7. de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
- c. Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de in lid 6.4, sub a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kunnen aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
- 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Ondergeschikte bouwdelen
De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen en soortgelijke bouwdelen.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie of een prostitutiebedrijf.
9.2 Voorwaardelijke verplichting gevelweringonderzoek
Van de bestemming 'Woongebied' kan uitsluitend gebruik worden gemaakt indien bij de omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van de woningen middels een gevelweringonderzoek is aangetoond dat de binnenwaarde voor de geluidgevoelige ruimten binnen de woningen niet meer dan 33 dB bedraagt.
9.3 Voorwaardelijke verplichting dassen
De werkzaamheden (bouw- en aanleg) binnen het plangebied kunnen uitsluitend plaatsvinden indien er voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in hoofdstuk 5 in het Dassenplan. De in dit hoofdstuk genoemde mitigerende maatregelen moeten worden gerealiseerd en in stand worden gehouden.
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 Vrijwaringszone-spoor
10.2 Veiligheidszone - calamiteitenweg
10.3 Overige zone - ontsluiting
10.4 Overige zone - hoofdgroenstructuur
10.5 Overige zone - leefgebied voor de das
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Algemene afwijkingen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
- b. de regels en toestaan dat bouwperceelsgrenzen worden overschreden, voorzover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt.
11.2 Voorwaarden
Afwijking door middel van een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.1 kan slechts worden verleend, mits:
- a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Andere wettelijke bepalingen
Voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luidden op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp-plan.
12.2 Parkeerregels
12.3 Ondergronds bouwen
Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m. mag bedragen en onder de voorwaarde dat er vanuit de op de betreffende gronden van toepassing zijnde dubbelbestemming(en) geen belemmeringen zijn.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het college van burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Herziening Middengebied Noord'.
Bijlage 1 Programma Van Eisen Bat
Bijlage 1 Programma van Eisen BAT
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Dassenplan
Bijlage 1 Aerius-berekening + Voortoets
Bijlage 1 AERIUS-berekening + voortoets
Bijlage 2 Waterparagraaf
Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 3 Quickscan Flora en Fauna
Bijlage 4 Dassenplan
Bijlage 5 Ecologisch Werkprotocol
Bijlage 5 Ecologisch Werkprotocol
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 6 Akoestisch onderzoek