KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden
Artikel 6 Bedrijf
Artikel 7 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg
Artikel 8 Bedrijventerrein
Artikel 9 Bos
Artikel 10 Groen
Artikel 11 Natuur
Artikel 12 Verkeer - Railverkeer
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 14 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 15 Water
Artikel 16 Wonen
Artikel 17 Leiding - Brandstof
Artikel 18 Leiding - Gas
Artikel 19 Leiding - Hoogspanning
Artikel 20 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 21 Leiding - Leidingstrook
Artikel 22 Leiding - Riool
Artikel 23 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 24 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 25 Waarde - Archeologie - 4
Artikel 26 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 27 Anti-dubbeltelregel
Artikel 28 Algemene Bouwregels
Artikel 29 Algemene Gebruiksregels
Artikel 30 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 32 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 33 Overgangsrecht
Artikel 34 Slotregel
Bijlage 1 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Overzicht Beroep Of Bedrijf Aan Huis

Tracébesluit A2

Bestemmingsplan - gemeente Sittard-Geleen

Vastgesteld op 19-09-2024 - vastgesteld

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Tracébesluit A2 met identificatienummer NL.IMRO.1883.BPTracebesluitA2-VA01 van de gemeente Sittard-Geleen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 abiotische waarden

het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen).

1.6 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1,00 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.7 afhankelijke woonruimte

een onderdeel van het hoofdgebouw of aangebouwd of vrijstaand bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het voortbrengen van producten door middel van:

  • het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt;
  • en/of het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren;

nader te onderscheiden in:

  • grondgebonden bedrijf;
  • glastuinbouwbedrijf;
  • niet-grondgebonden bedrijf, niet zijnde intensieve veehouderij;
  • intensieve veehouderij.

1.9 agrarisch bedrijfsgebouw

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.

1.10 agrarisch hulpbedrijf

een niet-industrieel bedrijf dat (nagenoeg) volledig is gericht op het verlenen van diensten of het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven of dat (nagenoeg) volledig is gericht op het verwerken of het opslaan van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven.

1.11 agrarische waarden

de waarden, die rechtstreeks verband houden met de mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en/of bedrijfsexploitatie.

1.12 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie.

1.13 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.14 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden.

1.15 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een certificaat als bedoeld in de Erfgoedwet en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.16 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.17 bed & breakfast

het bedrijfsmatig en op kleine schaal tegen betaling aanbieden van logies/overnachting in een daarvoor geschikte woning gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met ontbijtmogelijkheid. Deze voorziening is nadrukkelijk niet bedoeld voor het laten overnachten van tijdelijke arbeiders of seizoensarbeiders.

1.18 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van aan huis gebonden beroepen.

1.19 bedrijf aan huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse en welke zijn opgenomen in Bijlage 3 'Overzicht beroep of bedrijf aanhuis'.

1.20 bedrijfsgebouw

een gebouw, niet zijnde een kas, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.21 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.22 beeldkwaliteit

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap.

1.23 beperkt kwetsbaar object

  1. a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  2. b. kantoorgebouwen, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aan te merken;
  3. c. hotels en restaurants, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aan te merken;
  4. d. winkels, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aan te merken;
  5. e. sporthallen, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aan te merken;
  6. f. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet als kwetsbaar object zijn aan te merken;
  7. g. objecten die met de onder a tot en met f genoemde objecten gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.24 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimten die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep, een bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag-, wacht- en administratieruimten en dergelijke.

1.25 beroep aan huis

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse en dat is opgenomen in Bijlage 3 'Overzicht beroep of bedrijfaan huis'.

1.26 bestaand

situatie ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.27 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.28 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.29 bevoegd gezag

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.30 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.31 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.32 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.33 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.34 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.35 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.36 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.37 containerveld

Grond die is afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op de afdeklaag los van de ondergrond geteeld in potten.

1.38 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur waaronder monumenten.

1.39 dagrecreatie

recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.

1.40 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

1.41 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.42 diepploegen

het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 30 cm (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik. Ploegen minder dan 30 cm diep wordt beschouwd als normaal onderhoud en beheer.

1.43 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.

1.44 erfafscheiding

afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst.

1.45 evenement

een publieksgerichte activiteit, die een bijdrage levert aan het culturele, sociale en/of sportieve leven.

1.46 extensieve recreatie

vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.47 extensieve recreatieve voorziening

een verblijf of afgebakend terrein geschikt voor recreatieve doeleinden waar weinig mensen tegelijkertijd de mogelijkheid hebben om te recreëren. Het beleven van rust staat voorop en er is een beperkte uitstraling naar de omgeving.

1.48 gebiedseigen beplanting

beplanting met de kwaliteit die van nature voorkomt in een gebied.

1.49 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.50 geluidgevoelig object

  1. a. woningen;
  2. b. terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
  3. c. woonwagenstandplaatsen;
  4. d. onderwijsgebouwen;
  5. e. ziekenhuizen en verpleeghuizen.

1.51 geluidszoneringsplichtige inrichtingen

een inrichting, waarbij op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.52 geurgevoelig object

een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

1.53 gevellijn

een denkbeeldige lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd.

1.54 graft

een steile rand, al dan niet begroeid met bos of struikgewas op hellingen.

1.55 grondgebonden bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de bij het bedrijf behorende open grond, waaronder ook begrepen grond met tijdelijke tunnels of andere teeltvoorzieningen zoals bijvoorbeeld een melkveehouderij, akkerbouwbedrijf of een paardenfokkerij (diergerichte paardenhouderij).

1.56 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.57 hartlijn

het midden van de leiding.

1.58 hoge teeltondersteunende voorzieningen

gebouwen en/of bouwwerken, met een hoogte van meer dan 1,5 meter en een maximale hoogte van 4 meter, waarvan de wanden en het dak of de bedekking voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen.

1.59 hemelwaterproblematiek

de problemen die ontstaan voor het afvoeren en bergen van hemelwater als gevolg van toename van bebouwing en verharding.

1.60 hoofdgebouw

een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel en of meerdere woningen aanwezig zijn, wordt/worden die woning(en) tevens als hoofdgebouw aangemerkt.

1.61 hoogzit

een uitkijkpunt in de natuur voor het waarnemen en afschieten van wild.

1.62 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.63 hydrologisch neutraal

een ontwikkeling waarbij wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er is geen toe- of afname van de waterafvoer op de rand van het perceel waarop de ontwikkeling plaatsvindt;
  2. b. er is geen sprake van veranderingen van oppervlaktewaterstanden op de grens van het perceel waarop de ontwikkeling plaatsvindt en daarbuiten (tenzij verandereingen gewenst zijn;
  3. c. er mag geen overlast optreden door extreme gebeurtenissen;
  4. d. de omvang van grondwateraanvulling blijft gelijk (dit is de som van infiltratie vanaf de oppervlakte, inzijging vanuit oppervlaktewater, kwel en drainage);
  5. e. er mogen geen veranderingen van grondwaterstanden optreden op de grens van het perceel waarop de ontwikkeling plaatsvindt en daarbuiten.

1.64 intensieve veehouderij

Een bedrijf met in hoofdzaak een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op houden van dieren in stallen en/of hokken zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren.

Onder dit begrip vallen veehouderijen waar de volgende dieren worden gehouden, danwel een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen:

  • eenden
  • ganzen
  • geiten
  • kalkoenen
  • kippen
  • konijnen
  • mestkalveren
  • parelhoenders
  • pelsdieren
  • stieren voor de roodvleesproductie
  • varkens
  • vleeskalveren
  • vleeskuikens

Melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd.

1.65 kampeermiddel

  1. a. een tent, tentwagen, een kampeerauto, toercaravan, vouwwagen, camper of huifkar;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtgebruik.

1.66 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.

1.67 kelder

een ruimte in een gebouw die geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen is.

1.68 kleinschalig kamperen

kamperen op een terrein met daarbij horende voorzieningen en blijkens de inrichting bestemd en geschikt om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van maximaal 15 kampeermiddelen ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf.

1.69 kunstwerken

een civieltechnische constructie of -installatie in de infrastructuur die één of meer functies vervult zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen.

1.70 kwetsbaar object

gebouwen waarin zich veel mensen kunnen bevinden of gebouwen waar niet-zelfredzame mensen aanwezig zijn (zieken, bejaarden, kinderen), zoals kinderdagverblijven, basisscholen, ziekenhuizen, hotels met meer dan 10 bedden en gebouwen met meer dan 25 verdiepingen.

1.71 lage teeltondersteunende voorzieningen

bouwwerken of andere werken, met een maximale hoogte van 1,5 meter, overwegend voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend of ander beschermend materiaal die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen.

1.72 landschappelijke inpassing

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap;

afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een agrarisch bedrijf, een niet-agrarisch bedrijf of een woning.

1.73 landschappelijke waarde

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.74 logies

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft.

1.75 manege

een bedrijf (mensgericht) voor het beoefenen van de hippische sport alsmede voor het stallen van paarden en pony's alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten behoeve van deze voorziening.

1.76 mantelzorg

zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving en waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.77 mestzak

een voorziening voor het tijdelijk opslaan van mest.

1.78 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren.

1.79 nevenactiviteit

activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit. Deze activiteiten zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie.

1.80 niet-grondgebonden bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend plaatsvindt in gebouwen of los van het voortbrengend vermogen van de open grond, niet zijnde een intensieve veehouderij.

1.81 noodzaak agrarisch bedrijf

noodzaak vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling.

1.82 nutsvoorziening

gebouwen en overkappingen ten behoeve van de waterhuishouding, de energievoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven.

1.83 omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.84 ondergeschikt

een functie die qua omvang en uitstraling ten dienste staat van een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie.

1.85 overkapping

een bijbehorend bouwwerk, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

1.86 overtollige (bedrijfs)bebouwing

bestaande bebouwing die bij omschakeling naar een andere functie niet nodig is voor het kunnen uitoefenen van die functie, danwel die de maximaal toelaatbare oppervlakte en/of inhoud van de bebouwing volgens de regels in dit plan voor die functie overschrijdt.

1.87 paardenbak

Een omheind stuk land, bedoeld voor het trainen en africhten van paarden waarop met paarden wordt gereden voor bedrijfsmatig of recreatief gebruik.

1.88 paardenfokkerij

het produceren van paarden, zoals hengstenstations, opfokbedrijven en paarden- en ponyfokbedrijven (diergerichte / productiegerichte paardenhouderij).

1.89 paardenhouderij

Een niet-agrarisch bedrijf dat is gericht op het stallen, africhten en trainen van paarden en pony's en/of op het verhandelen van en handelen met paarden en pony's, alsmede gebruik van paarden ten behoeve van recreatie en sport (mensgerichte / gebruiksgerichte paardenhouderij).

1.90 peil

  1. a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.91 perceelgrens

een grenslijn tussen (bouw)percelen onderling.

1.92 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.93 recreatie

vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc..

1.94 recreatief medegebruik

het gebruik waarbij de recreatieve activiteiten ondergeschikt dienen te zijn aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

1.95 recreatief netwerk

ronden die mede tot doel hebben het ontwikkelen en versterken van de betekenis van die gronden voor het extensief recreatief medegebruik in de vorm van routegebonden recreatieve activiteiten en route-ondersteunende voorzieningen.

1.96 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan, al dan niet in combinatie met elkaar:

  1. a. bordeel;
  2. b. erotische massagesalon;
  3. c. parenclub;
  4. d. (raam)prostitutiebedrijf;
  5. e. seksautomatenhal;
  6. f. seksbioscoop;
  7. g. sekssauna/seksinrichting;
  8. h. sekstheater.

1.97 schuilgelegenheid

overdekte ruimte, aan maximaal drie zijden omsloten door wanden, waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter. In de schuilgelegenheid is geen opslag toegestaan.

1.98 standplaats (toeristisch)

een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, d.m.v. nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf. Een bijzet-tentje voor bijvoorbeeld de kinderen wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt.

1.99 teeltondersteunende voorzieningen

een voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);

in de vorm van:

  • permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen, waarvan de overkapping van de teelt meer dan 6 maanden per jaar aanwezig is;
  • tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, waarvan de overkapping maximaal 6 maanden per jaar aanwezig is, al dan niet in een aaneengesloten periode. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, boogkassen, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten.

1.100 tuin

de gronden van een bouwperceel behorende bij een woning, die feitelijk zijn ingericht ten dienste van het gebruik van de woning.

1.101 verblijfsrecreatie

vormen van recreatie die hoofdzakelijk gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf.

1.102 voederberging

overdekte ruimte, aan maximaal drie zijden omsloten door wanden, waarin voer is opgeslagen voor dieren met als doel de instandhouging van het wild.

1.103 voederruif

schuinstaand houten of ijzeren voederrek voor dieren ten behoeve van de instandhouding van het wild.

1.104 volwaardig agrarisch bedrijf

een bedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. Een gebruiksgerichte paardenhouderij (manege) wordt niet als agrarisch bedrijf aangemerkt.

1.105 voorerfgebied

deel van het erf dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied, gelegen aan de voorkant en de naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant danwel op minder dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.106 voorgevel

gevel aan de voorzijde van een gebouw gerelateerd aan de grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.107 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.108 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.109 waterberging

gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen.

1.110 wet/wettelijke regelingen

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.111 wonen

wonen in een woning, zijnde een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.112 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelsgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daaraan gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 horizontale diepte van een bouwwerk

tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil.

2.7 verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.8 ondergeschikte bouwdelen/bouwdelen van ondergeschikt belang

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, liftschachten, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,50 meter bedraagt. Tevens worden hieronder gevelisolerende of andere duurzaamheidsmaatregelen verstaan, mits de overschrijding niet meer dan 0,50 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch grondgebruik, waaronder begrepen het gebruik als hobbydierenweide;
  2. b. extensief dagrecreatief medegebruik;
  3. c. agrarisch natuurbeheer;
  4. d. kunstwerken ten behoeve van verkeersdoeldeinden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - kunstwerk';

met de daarbij behorende:

  1. e. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  2. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ter plaatse noodzakelijk zijn uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering, dan wel uit een oogpunt van beheer en onderhoud overeenkomstig de bestemmingsomschrijving, waaronder begrepen beperkte voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, dan wel bouwwerken geen gebouwen zijnde en kunstwerken ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  2. b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter, met uitzondering van:
      • terreinafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 1,5 meter bedraagt;
      • kunstwerken ten behoeve van verkeersdoeleinden, waarvan de maximale hoogte 12 meter bedraagt.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch grondgebruik;
  2. b. het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden;
  3. c. opbouw van de potentiële landschappelijke en natuurlijke waarden;
  4. d. kunstwerken ten behoeve van verkeersdoeleinden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - kunstwerk';

alsmede voor:

  1. e. voet- en fietspaden;
  2. f. speelvoorzieningen;
  3. g. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

met bijbehorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van kunstwerken als bedoeld onder 4.1 d, waarvan de hoogte maximaal 12 meter mag bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch grondgebruik, waaronder het gebruik als hobbydierenweide;
  2. b. instandhouding, herstel en ontwikkeling van de aanwezige abiotische, natuurlijke, archeologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  3. c. het tegengaan van verlaging van de grondwaterstand;
  4. d. het beschermen van aanwezige waardevolle graslandvegetaties;
  5. e. extensief dagrecreatief medegebruik;
  6. f. agrarisch natuurbeheer;

met de daarbij behorende:

  1. g. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  2. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ter plaatse noodzakelijk zijn uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering, dan wel uit een oogpunt van beheer en onderhoud overeenkomstig de bestemmingsomschrijving, waaronder begrepen beperkte voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik;
  2. b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 1,5 meter bedraagt.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' (vml);

met de daarbij behorende:

  1. b. tuinen, erven en terreinen;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  6. f. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
  7. g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).

6.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een verkooppunt van motorbrandstoffen inclusief lpg;

alsmede voor:

  1. b. groenvoorzieningen en verhardingen;
  2. c. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. d. gebouwen;
  2. e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 7.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
    1. 1. erfafscheidingen 2 m;
    2. 2. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 3 m.

Artikel 8 Bedrijventerrein

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de vestiging van bedrijven gericht op distributie, op- en overslag daaronder begrepen bedrijven waarbij lichte assemblage kan plaatsvinden en (dienstverlenende) bedrijven ten behoeve van of in een directe relatie met bovengenoemde bedrijven en die voorkomen in milieucategorieën 2 en 3 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en die geheel of gedeeltelijk gebruikmaken van de door de rail- en/of bargeterminal aangeboden dienstverlening;
  2. b. bijbehorende wegen, paden, verblijfsgebieden, groenvoorzieningen en parkeeraccommodatie en ontsluitingsmogelijkheden;
  3. c. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

8.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen dienen binnen het bestemmingsvlak te worden gebouwd;
  2. b. ter plaatste van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum dakhelling (graden), maximum bebouwingspercentage (%)', mogen de goot-, bouwhoogte, dakhelling en bebouwingspercentage niet meer bedragen dan aangegeven;
  3. c. bedrijfsgebouwen moeten minimaal 10,00 meter uit de naar de openbare weg gekeerde bestemmingsgrens zijn gelegen;
  4. d. bedrijfsgebouwen moeten minimaal 5,00 meter uit de naar de A2-oprit gekeerde bestemmingsgrens zijn gelegen;
  5. e. bedrijfsgebouwen moeten minimaal 5,00 meter uit de niet naar de openbare weg gekeerde bestemmingsgrens gelegen zijn;
  6. f. de toegestane bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 20,00 meter, met dien verstande dat de toegestane hoogte van erfafscheidingen maximaal 3,00 meter bedraagt.

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

De onderstaande specifieke gebruiksregels zijn van toepassing;

  1. a. bedrijfswoningen, detailhandel en zelfstandig kantoorvestigingen zijn niet toegestaan;
  2. b. Wgh inrichtingen zijn niet toegestaan;
  3. c. BEVI-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. het is niet toegestaan verharding aan te brengen binnen een zone van 5,00 meter gemeten vanuit de grens van de bestemming Verkeer, met uitzondering van verharding noodzakelijk voor ontsluitingswegen van het bouwperceel;
  5. e. er dient per bouwperceel te worden voldaan aan de volgende parkeernorm: 0,4 parkeerplaats per 100 m² bvo;
  6. f. het parkeren dient landschappelijk ingepast te worden;
  7. g. buitenopslag is niet toegestaan.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 8.1, sub a:

  1. a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 8.1, sub a voor zover op basis van milieutechnisch onderzoek het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 8.1, sub a genoemd;
  2. b. om bedrijven toe te laten die niet in de milieucategorieën zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 8.1, sub a genoemd.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 9 Bos

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos en bebossing;
  2. b. groenvoorzieningen;

alsmede voor:

  1. c. voet- en fietspaden;
  2. d. extensief recreatief medegebruik;
  3. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. f. het beheer, ontwikkeling en bescherming van de landschappelijke en natuurlijke waarden;

9.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Groen

Bouwregels

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (weg)bermen, plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten;
  2. b. kunstwerken ten behoeve van verkeersdoeleinden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - kunstwerk';


alsmede voor:

  1. c. voet- en fietspaden;
  2. d. straatmeubilair;
  3. e. kunstuitingen;
  4. f. nutsvoorzieningen;
  5. g. ecoduikers;
  6. h. faunapassages;
  7. i. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;


met bijbehorende:

  1. j. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

10.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 10.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  2. b. de bouwhoogte van kunstuitingen en kunstwerken zoals bedoeld onder 10.1 onder b mag ten hoogste 12 m bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van verlichting ten behoeve van verkeersdoeleinden mag ten hoogste 9 meter bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van voorzieningen voor de verkeersgeleiding mag ten hoogste 15 meter bedragen;
  5. e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 en kan toegestaan dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd, mits:

  1. a. de oppervlakte maximaal 15 m² bedraagt;
  2. b. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  3. c. vooraf een positief advies is gekregen van de wegbeheerder, voor zover ter plaatse de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - weg 1' of 'vrijwaringszone - weg 2' is opgenomen.

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. instandhouding, herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke waarde en/of ecologische waarde;
  2. b. waterlopen en waterpartijen;
  3. c. het tegengaan van veranderingen in de grondwaterstand;
  4. d. het beschermen van aanwezige waardevolle graslandvegetaties;
  5. e. ecoduikers;
  6. f. faunapassages;
  7. g. kunstwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - kunstwerk';
  8. h. extensief dagrecreatief medegebruik;
  9. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.


met daaraan ondergeschikt:

  1. j. paden ten behoeve van extensief dagrecreatief medegebruik en/of onderhoud en beheer;
  2. k. educatief medegebruik;


met de daarbij behorende:

  1. l. voorzieningen van algemeen nut;
  2. m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen ten dienste van dagrecreatief medegebruik
  2. b. nutsvoorzieningen waarvan de maximale hoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.
  3. c. de bouwhoogte van kunstuitingen en kunstwerken zoals bedoeld onder 11.1 g, waarvan de maximale hoogte niet meer dan 12 m bedraagt.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  6. f. in het belang van een goede landschappelijke inpassing;
  7. g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. het gebruik:
    1. 1. voor detailhandel;
    2. 2. voor het houden van evenementen;
    3. 3. voor kamperen;
    4. 4. als staanplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
    5. 5. als sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
    6. 6. voor het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorvoertuigen;
    7. 7. voor het racen of crossen met motorvoertuigen;
    8. 8. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
    9. 9. voor militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
    10. 10. voor het plaatsen van mestzakken of daarmee vergelijkbare voorzieningen;
    11. 11. voor opslag van goederen en materialen, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
    12. 12. voor opslag van brandgevaarlijke en giftige stoffen;
    13. 13. voor het winnen van bosstrooisel en mos;
    14. 14. als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
    15. 15. voor het scheuren van grasland;
    16. 16. als paardenbakken;
    17. 17. voor permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen, inclusief aan het wonen gerelateerde activiteiten en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid;
    18. 18. als seksinrichting.
  2. b. het geheel of gedeeltelijk egaliseren of slechten van graften;
  3. c. het in hun functioneren belemmeren of aantasten van bestaande natuurlijke of kunstmatige waterbuffers, inculsief aan- en afvoervoorzieningen.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Verkeer - Railverkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen met ten hoogste 2 sporen (exclusief eventuele rangeersporen);
  2. b. spoorwegvoorzieningen;
  3. c. wegen en paden;
  4. d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  5. e. straatmeubiliair;
  6. f. voorzieningen van algemeen nut;
  7. g. geluidwerende voorzieningen;
  8. h. waterlopen en waterpartijen, waaronder ook duikers;
  9. i. oeververbindingen (bruggen);
  10. j. kunstwerken.

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting, en faunavoorzieningen;
  5. e. straatmeubilair;
  6. f. voorzieningen van algemeen nut;
  7. g. geluidsvoorzieningen;
  8. h. kunstwerken;
  9. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder ook duikers;

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
  6. f. in het belang van een goede landschappelijke inpassing;
  7. g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 14 Verkeer - Wegverkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en voet- en fietspaden ten behoeve van doorgaand en overig verkeer;
  2. b. geluidswerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidswerende voorziening';
  3. c. kunstwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - kunstwerk';


alsmede voor:

  1. d. parkeervoorzieningen en andere openbare ruimten;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. kunstuitingen;
  4. g. ecoduikers;
  5. h. faunapassages;
  6. i. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder ook duikers;
  7. j. nutsvoorzieningen;
  8. k. overige bijbehorende voorzieningen;


met bijbehorende:

  1. l. gebouwen;
  2. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 14.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd met een oppervlakte van maximum 15 m² en een bouwhoogte van maximum 3 m;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. van verlichting 9 meter;
    2. 2. van voorzieningen voor de verkeersgeleiding 15 meter;
    3. 3. van kunstuitingen/kunstwerken 12 meter;
    4. 4. geluidswerende voorzieningen zoals bedoeld onder 14.1 b, 6 meter.
    5. 5. van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 meter.

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding en ecologische en natuurwaarden;
  3. c. waterlopen en daarbij behorende waterhuishoudkundige- en oevervoorzieningen;
  4. d. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  5. e. kunstwerken ten behoeve van verkeersdoeleinden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - kunstwerk';
  6. f. ecoduikers;
  7. g. faunapassages;

met de daarbij behorende:

  1. h. kunstwerken;
  2. i. beheer- en onderhoudspaden;
  3. j. extensieve dagrecreatie;
  4. k. nutsvoorzieningen.

15.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd behoudens:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de watergang en/of waterkering.
  2. b. kunstwerken ten behoeve van verkeersdoeleinden zoals bedoeld onder 15.1 e, waarvan de hoogte niet meer dan 12 m mag bedragen.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
  6. f. in het belang van een goede landschappelijke inpassing;
  7. g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).

15.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  2. b. detailhandel;
  3. c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  4. d. seksinrichtingen;
  5. e. kamperen;
  6. f. horeca;
  7. g. het bevaren van water;
  8. h. opslag van goederen en materialen, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. beroep of bedrijf aan huis;

met de daarbijbehorende:

  1. c. tuinen, erven en terreinen;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. paardenbakken ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  6. f. in het belang van een goede landschappelijke inpassing;
  7. g. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).

16.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.3 voor het vergroten van de maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m²;
  2. b. de bebouwing dient landschappelijk goed te worden ingepast met gebiedseigen beplanting, een en ander ter beoordeling van het bevoegd gezag.

16.5 Specifieke gebruiksregels

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 17 Leiding - Brandstof

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor een brandstoftransportleiding.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen.
  2. b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien de onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2 voor het bouwen van gebouwen in de andere bestemming, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de onderliggende bestemming laat de bebouwing toe;
  2. b. er mag geen aantasting plaatsvinden van het doelmatig functioneren van de leiding;
  3. c. vooraf dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende leiding.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Leiding - Gas

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. aanleg, instandhouding en bescherming van ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen;

alsmede voor:

  1. b. belemmeringenstrook van 4 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;
  2. c. leidingzone;
  3. d. veiligheidszone;

met daarbijbehorende:

  1. e. gebouwen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige van toepassing zijnde regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 2,5 m.

18.3 Afwijken van de bouwregels

18.4 Specifieke gebruiksregels

Aanleg van wegen en inritten parallel aan de gasleidingen is niet toegestaan.

18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Leiding - Hoogspanning

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse hoogspanningsverbinding met een maximum spanning van 150kV;
  2. b. toegangswegen en andere voorzieningen ten behoeve van de bestemming.

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en hieromtrent schriftelijk advies is verkregen van de leidingbeheerder.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Leiding - Hoogspanningsverbinding

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor een hoogspanningsleiding.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke noodzakelijk zijn voor de aanleg en het beheer en onderhoud van de leidingen en de hoogspanningsmasten wel zijn toegestaan mits de hoogte niet meer bedraagt dan 25 m.
  2. b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien de onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 20.2 voor het bouwen van gebouwen in de andere bestemming, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er mag geen aantasting plaatsvinden van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende leiding.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Leiding - Leidingstrook

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de reservering van gronden voor de ongestoorde doorgang van nieuw aan te leggen buisleidingen en voor de instandhouding van bestaande ondergrondse leidingen.

21.2 Bouwregels

  1. a. Op de voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht en mogen geen bestaande gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden uitgebreid;
  2. b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het bouwen van bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming als omschreven in 21.1.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.2 en de bouw ten behoeve van de onderliggende bestemming toestaan, onder de voorwaarden dat:

  1. a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
  2. b. als gevolg van de werkzaamheden het doel van de bestemming niet onevenredig wordt belemmerd.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de realisering van buisleidingen. Hierbij kan de bestemming ter plaatse van de voor Leiding - Leidingstrook aangewezen gronden, ten behoeve van één of meerdere van de volgende bestemmingen worden gewijzigd:

  1. a. Leiding - Brandstof;
  2. b. Leiding - Gas;
  3. c. Leiding - Olie;
  4. d. Leiding - Overig;

onder de voorwaarde dat de bijbehorende directe beschermingszones niet buiten de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' mogen vallen.

Artikel 22 Leiding - Riool

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riooll' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van de rioolwatertransportleiding.

22.2 Bouwregels

Op of in de als 'Leiding - Riool' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone van de rioolwatertransportleiding, mits:

  1. a. het belang van de leiding niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. door deze werken en werkzaamheden geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende rioolwatertransportleiding;
  3. c. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming;
  4. d. bebouwing nodig is voor de instandhouding van de rioolwatertransportleiding;

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend nadat advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de rioolwatertransportleiding, zijnde het Waterschap Limburg. De beslissing met betrekking tot deze omgevingsvergunning wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Waarde - Archeologie - 2

23.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beschermen van de archeologische waarden.
  2. b. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  3. c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  4. d. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 50 m2.

23.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.2, sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:
    1. 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    2. 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  3. c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen of;
    3. 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. 2. het verlagen van het waterpeil;
    3. 3. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    4. 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  2. b. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing:
    1. 1. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    2. 2. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    3. 3. indien de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 50 m2 of smaller zijn dan 1,5 m;
    4. 4. indien de werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op basis van een reeds eerder verleende vergunning;
    5. 5. indien de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    6. 6. indien de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    7. 7. indien de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
    8. 8. indien objectief wordt aangetoond dat de bodem al zodanig is verstoord door in het verleden uitgevoerde werkzaamheden dat geen sprake meer is van archeologische verwachtingswaarde;
  3. c. Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de onder a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    3. 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.

23.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 24 Waarde - Archeologie - 3

24.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beschermen van de archeologische waarden.
  2. b. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  3. c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  4. d. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 100 m2.

24.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.2, sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:
    1. 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    2. 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  3. c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen of;
    3. 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. 2. het verlagen van het waterpeil;
    3. 3. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    4. 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  2. b. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing:
    1. 1. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    2. 2. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    3. 3. indien de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 100 m2 of smaller zijn dan 1,5 m;
    4. 4. indien de werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op basis van een reeds eerder verleende vergunning;
    5. 5. indien de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    6. 6. indien de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    7. 7. indien de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
    8. 8. indien objectief wordt aangetoond dat de bodem al zodanig is verstoord door in het verleden uitgevoerde werkzaamheden dat geen sprake meer is van archeologische verwachtingswaarde;
  3. c. Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de onder a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    3. 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.

24.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 25 Waarde - Archeologie - 4

25.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beschermen van de archeologische waarden.
  2. b. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

25.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  3. c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  4. d. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2.

25.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.2, sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:
    1. 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    2. 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  3. c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen of;
    3. 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. 2. het verlagen van het waterpeil;
    3. 3. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    4. 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  2. b. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing:
    1. 1. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    2. 2. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    3. 3. indien de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 500 m2 of smaller zijn dan 1,5 m;
    4. 4. indien de werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op basis van een reeds eerder verleende vergunning;
    5. 5. indien de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    6. 6. indien de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    7. 7. indien de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
    8. 8. indien objectief wordt aangetoond dat de bodem al zodanig is verstoord door in het verleden uitgevoerde werkzaamheden dat geen sprake meer is van archeologische verwachtingswaarde;
  3. c. Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de onder a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    3. 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.

25.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 26 Waterstaat - Beschermingszone Watergang

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het onderhoud van de in deze zone gelegen dan wel daaraan grenzende watergang.

Op of in de voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' bestemde gronden geldt de Keur van het Waterschap Limburg.

26.2 Bouwregels

Op of in de voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' bestemde gronden is het verboden te bouwen.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene Bouwregels

28.1 Bestaande afmetingen en afstanden en percentages

Artikel 29 Algemene Gebruiksregels

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en). Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden en bouwwerken als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden en bouwwerken als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  4. d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
  5. e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.

Artikel 30 Algemene Aanduidingsregels

30.1 geluidzone - industrie

30.2 milieuzone - boringsvrije zone roerdalslenk II

30.3 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

30.4 overige zone - antennemasten

30.5 overige zone - beekdal

30.6 overige zone - recreatieve netwerken

30.7 veiligheidszone - leiding ARG etheen 100 BAR

30.8 veiligheidszone - leiding olie PRB 67 BAR

30.9 veiligheidszone - lpg

30.10 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

30.11 vrijwaringszone - spoor

30.12 vrijwaringszone - weg 1

30.13 vrijwaringszone - weg 2

Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het bepaalde in het plan voor:

  1. a. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden;
  2. b. het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  3. c. ten behoeve van kunstwerken voor fauna, tot een maximale hoogte van 10 meter.

Artikel 32 Overige Regels

32.1 Prioriteit van dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

  1. a. Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
  2. b. Waar dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen samenvallen gelden:
    1. 1. in de eerste plaats de regels van de bestemmingen 'Leiding - Gas', 'Leiding -Brandstof', 'Leiding - Hoogspanning', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'; en 'Leiding- Leidingstrook';
    2. 2. in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Riool';
    3. 3. in de derde plaats de regels van de bestemmingen 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Archeologie - 3' en 'Waarde - Archeologie - 4';
    4. 4. in de vierde plaats de regels van de bestemming Waterstaat - Beschermingszonewatergang';
    5. 5. in de vijfde plaats de regels van de gebiedsaanduidingen 'veiligheidszone - leidingARG etheen 100 BAR', 'veiligheidszone - leiding olie PRB 67 BAR', 'veiligheidszone -lpg' en veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen';
    6. 6. in de zesde plaats de regels van de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone - spoor', vrijwaringszone - weg 1' en 'vrijwaringszone - weg 2';
    7. 7. in de zevende plaats de regels van de gebiedsaanduiding 'milieuzone -grondwaterbeschermingsgebied';
    8. 8. in de achtste plaats de regels van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - boringsvrijezone roerdalslenk II';
    9. 9. in de negende plaats de regels van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie';
    10. 10. in de tiende plaats de regels van de gebiedsaanduiding ''overige zone -antennemasten';
    11. 11. in de elfde plaats de regels van de gebiedsaanduiding 'overige zone - recreatievenetwerken'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

33.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

33.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Tracébesluit A2'.

Bijlage 1 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

Bijlage 1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Overzicht Beroep Of Bedrijf Aan Huis

Bijlage 3 Overzicht beroep of bedrijf aan huis