KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 8 Waarde - Archeologie 2
Artikel 9 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Aan Huis Gebonden Bedrijven

Woonwagenlocaties Manekoulsweg Sittard, Sportcentrumlaan Sittard, Bosweg Geleen en Hitsberg Obbicht

Bestemmingsplan - Gemeente Sittard-Geleen

Vastgesteld op 20-04-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Woonwagenlocaties Manekoulsweg Sittard, Sportcentrumlaan Sittard, Bosweg Geleen en Hitsberg Obbicht' met identificatienummer NL.IMRO.1883.BPvierwwlocaties-VA01 van de gemeente Sittard-Geleen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan 'Woonwagenlocaties Manekoulsweg Sittard, Sportcentrumlaan Sittard, Bosweg Geleen en Hitsberg Obbicht', bestaande uit de digitale en analoge verbeelding met projectnummer 211x07942 en identificatienummer NL.IMRO.1883.BPvierwwlocaties-VA01.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis gebonden bedrijf

een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt.

1.7 aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grondverdieping van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, een kapsalon hieronder begrepen.

1.8 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 archeologisch monument

terrein dat van algemeen belang is wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd.

1.10 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden.

1.12 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingspercentage

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, dan wel binnen
een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze regels, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.

1.15 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.16 bedrijfsgebouw

een gebouw, niet zijnde een kas, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.17 bedrijfsvloeroppervlak

de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut in verband met de uitoefening van een bedrijf.

1.18 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet worden geacht.

1.19 beperkt kwetsbaar object

object zoals omschreven in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

1.20 bestaand

situatie ten tijde van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bevoegd gezag

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.24 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.25 bijgebouw (inclusief aan- en uitbouw)

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand hoofdgebouw.

1.26 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.27 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.28 bouwhoogte

de hoogte van een bouwwerk.

1.29 bouwlaag

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.30 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.32 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.33 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.34 bouwwerk, geen gebouw zijnde

een bouwwerk, niet zijnde een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte.

1.35 chalet

een voor bewoning bestemd demontabel bouwwerk, bestaande uit hout of kunststof en zonder vaste verankering in de grond, dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.36 cultuurhistorie

de beschavingsgeschiedenis: de overblijfselen van de geschiedenis van de door de mens gemaakte en beïnvloede leefomgeving. Het betreft het onroerende deel van het cultureel erfgoed, waarin archeologie (bodemarchief), historische geografie (cultuurlandschap), historische stedenbouw, historische groen, architectuur- en bouwhistorie (gebouwen en complexen) worden betrokken.

1.37 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur waaronder monumenten.

1.38 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

1.39 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

1.40 dienstverlenend bedrijf/zakelijke dienstverlening

een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-, reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekerinskantoor of bank.

1.41 diepploegen

het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 30 cm (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik. Ploegen minder dan 30 cm diep wordt beschouwd als normaal onderhoud en beheer.

1.42 erf

een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijke opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten
dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens.

1.43 erfafscheiding

bouwwerk of groenvoorziening bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf, de weg/openbaar groen.

1.44 eengezinswoning

een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.

1.45 erker

een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw.

1.46 garage

een bouwwerk dat primair dient ter stalling van (motor)voertuigen, alsook niet-bedrijfsmatige opslag van andere goederen.

1.47 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.48 gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.49 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, waarbij op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.50 gevellijn

een denkbeeldige lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd.

1.51 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

1.52 huishouden

de bewoning van een woning door:

  • een persoon;
  • meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur.

1.53 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.54 kampeermiddel

  1. a. een tent, tentwagen, een kampeerauto, toercaravan, vouwwagen, camper of huifkar;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtgebruik.

1.55 kantoor

een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden.

1.56 kunstwerken

een civieltechnische constructie of -installatie in de infrastructuur die één of meer functies vervult zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen.

1.57 kwetsbaar object

object zoals omschreven in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

1.58 landschappelijke waarde

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang

1.59 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare dienstverlenende instellingen.

1.60 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.61 meergezinswoning

een gebouw dat dient voor de huisvesting van meerdere huishoudens in afzonderlijke woonruimten.

1.62 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub c van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan.

1.63 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren.

1.64 nutsvoorziening

gebouwen en overkappingen ten behoeve van de waterhuishouding, de energievoorziening, en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven.

1.65 omgevingsvergunning

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.66 omgevingsvergunning voor het afwijken

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.67 omgevingsvergunning voor het bouwen

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.68 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.69 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de
bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen.

1.70 ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen.

1.71 ondergeschikt (functie)

een functie die qua omvang en uitstraling ten dienste staat van een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie.

1.72 ondergeschikte horeca - horeca als nevenactiviteit

Een horecabedrijf dat in overwegende mate is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van kleine etenswaren, voedingsmiddelen en maaltijden die ter plaatse kunnen worden genuttigd. Verder, maar niet uitsluitend, worden ook niet-alcoholische en lichtalcoholische dranken verstrekt die ter plaatse worden genuttigd. De horecafunctie is onlosmakelijk verbonden met de hoofdactiviteit en heeft een ondergeschikte betekenis binnen het bedrijf of voorziening. In ieder geval bedraagt de oppervlakte van deze functie maximaal 20% van de aanwezige bedrijfsvloeroppervlakte.

Onder dit begrip vallen bijvoorbeeld de volgende voorzieningen:

  1. 1. kantine bij een recreatief bedrijf;
  2. 2. kantine bij een sportvoorziening;
  3. 3. boerderijterras;
  4. 4. proeflokaal bij een wijngaard.

1.73 ondergronds

beneden het peil.

1.74 overkapping

een bijbehorend bouwwerk, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

1.75 peil

de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel.

1.76 prostitutiebedrijf

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice.

1.77 seks- en/of pornobedrijf

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel.

1.78 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan, al dan niet in combinatie met elkaar:

  1. a. bordeel;
  2. b. erotische massagesalon;
  3. c. parenclub;
  4. d. (raam)prostitutiebedrijf;
  5. e. seksautomatenhal;
  6. f. seksbioscoop;
  7. g. sekssauna/seksinrichting;
  8. h. sekstheater.

1.79 staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.80 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.81 tuin

de gronden van een bouwperceel behorende bij een woning, die feitelijk zijn ingericht ten dienste van het gebruik van de woning.

1.82 uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.83 verharden van wegen

het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton.

1.84 voorgevel

gevel aan de voorzijde van een gebouw gerelateerd aan de grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.85 voorste bouwgrens

de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens.

1.86 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan.

1.87 wonen

wonen in een woning, zijnde een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

1.88 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.89 woonmilieu

kwaliteit van de woonomgeving, gelet op omgevingsfactoren als geur, stof, geluid en gevaar.

1.90 woonunit

een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk, geschikt en ingericht ten dienste van het woon-, dag of nachtverblijf van één of meer personen.

1.91 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.92 zakelijke dienstverlening

een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-, reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren en op het peil, zulks met inbegrip van erkers.

2.6 de horizontale diepte van een bouwwerk

tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil.

2.7 de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een park, plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten;

alsmede voor:

  1. b. voet- en fietspaden;
  2. c. speelvoorzieningen;
  3. d. straatmeubilair;
  4. e. kunstuitingen;
  5. f. nutsvoorzieningen;
  6. g. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

met bijbehorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouw zijnde;

3.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  2. b. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstuitingen mag ten hoogste 6 m bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;

alsmede voor:

  1. b. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. c. nutsvoorzieningen;
  3. d. parkeervoorzieningen;

met bijbehorende:

  1. e. bijgebouwen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

4.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 4.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met een maximale bouwhoogte van 3,5 meter;
  2. b. overige gebouwen zijn niet toegestaan;
  3. c. overkappingen zijn niet toegestaan;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens 1 m;
    2. 2. van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens 2 m;
    3. 3. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  5. e. De maximale oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 0,5 m².

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder d voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een bouwhoogte van maximaal 2 m.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, voet- en fietspaden;
  2. b. pleinen;
  3. c. parkeerterreinen en andere openbare ruimten;

met zowel een functie voor verblijf als voor verkeer gericht op aangrenzende en nabijgelegen bestemmingen,

alsmede voor:

  1. d. speelvoorzieningen;
  2. e. kunstuitingen;
  3. f. kapellen;
  4. g. nutsvoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  7. j. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. k. gebouwen;
  2. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, duikers en oeverbeschoeiingen.

5.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 5.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 1. van verlichting 6 m;
    2. 2. van speelvoorzieningen 6 m;
    3. 3. van kunstuitingen 12 m;
    4. 4. van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.

Artikel 6 Wonen - Woonwagenstandplaats

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in woonwagens, chalets en/of woonunits;

alsmede voor:

  1. b. erven;
  2. c. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. d. nutsvoorzieningen;
  4. e. parkeervoorzieningen;
  5. f. groenvoorzieningen;
  6. g. overige bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende:

  1. h. hoofdgebouwen;
  2. i. bijgebouwen
  3. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 6.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. woonwagens/chalets/woonunits zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘woonwagenstandplaats’ met dien verstande dat:
    1. 1. per standplaats slechts één woonwagen/chalet/woonunit is toegestaan;
    2. 2. de maximum oppervlakte van een woonwagen/chalet/woonunit 125 m² bedraagt, waarbij voor woonwagens/chalets/woonunits waar de maximum oppervlakte in de bestaande en tevens vergunde situatie op het moment van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan meer bedraagt dan 125 m², de bestaande en tevens vergunde oppervlakte als maximum geldt;
    3. 3. de goothoogte van woonwagens/chalets/woonunits maximaal 3,5 meter bedraagt;
    4. 4. de bouwhoogte van woonwagens/chalets/woonunits maximaal 4,5 meter bedraagt;
    5. 5. per standplaats het maximum bebouwingspercentage ten hoogste 65% mag bedragen, waarbij voor woonwagenstandplaatsen waar het maximum bebouwingspercentage in de bestaande en tevens vergunde situatie op het moment van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan hoger is dan 65%, het bestaande en tevens vergunde bebouwingspercentage als maximum geldt;
    6. 6. op iedere woonwagenstandplaats bijgebouwen ten behoeve van sanitaire doeleinden en bergingsdoeleinden (verzorgngsunits) mogen worden gebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte hiervan per woonwagenstandplaats niet meer mag bedragen dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 meter;
    7. 7. In afwijking van het bepaalde onder 6, is ter plaatse van de aanduiding 'garage' tevens een garage toegestaan van 60 m², waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3,50 meter mag bedragen;
    8. 8. de afstand van de woonwagens/chalets/woonunits tot elkaar minimaal 2,00 meter moet bedragen;
    9. 9. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3,5 meter mag bedragen, behoudens erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2,00 meter mogen bedragen.
  2. b. nutsvoorzieningen binnen en buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor een hoogspanningsleiding.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke noodzakelijk zijn voor de aanleg en het beheer en onderhoud van de leidingen en de hoogspanningsmasten wel zijn toegestaan mits de hoogte niet meer bedraagt dan 25 m.
  2. b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien de onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 voor het bouwen van gebouwen in de andere bestemming, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er mag geen aantasting plaatsvinden van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende leiding.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Waarde - Archeologie 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beschermen van de archeologische waarden.
  2. b. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  3. c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  4. d. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 50 m2.

8.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2, sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt verleend, indien:
    1. 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    2. 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  3. c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen of;
    3. 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. 2. het verlagen van het waterpeil;
    3. 3. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    4. 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  2. b. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing:
    1. 1. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    2. 2. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    3. 3. indien de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 50 m2 of smaller zijn dan 1,5 m;
    4. 4. indien de werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op basis van een reeds eerder verleende vergunning;
    5. 5. indien de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    6. 6. indien de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    7. 7. indien de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
    8. 8. indien objectief wordt aangetoond dat de bodem al zodanig is verstoord door in het verleden uitgevoerde werkzaamheden dat geen sprake meer is van archeologische verwachtingswaarde;
  3. c. Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de onder a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    3. 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    1. 1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    2. 2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
  2. b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 4

9.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden;
  2. b. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
  3. c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
  4. d. een bouwwerk met een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2.

9.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2, sub a met in acht neming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
  2. b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt verleend, indien:
    1. 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    2. 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  3. c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen of;
    3. 3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken,geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen,mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    2. 2. het verlagen van het waterpeil;
    3. 3. het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    4. 4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  2. b. Het verbod, als bedoeld onder a, is niet van toepassing:
    1. 1. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    2. 2. indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    3. 3. indien de werken een oppervlakte hebben tot ten hoogste 500 m2 of smaller zijn dan 1,5 m;
    4. 4. indien de werken of werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op basis van een reeds eerder verleende vergunning;
    5. 5. indien de werken reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    6. 6. indien de werken behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    7. 7. indien de werken ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
    8. 8. indien objectief wordt aangetoond dat de bodem al zodanig is verstoord door in het verleden uitgevoerde werkzaamheden dat geen sprake meer is van archeologische verwachtingswaarde;
  3. c. Voor zover mede op basis van archeologisch onderzoek bepaald is dat de onder a genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    3. 3. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    1. 1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    2. 2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
  2. b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Bestaande maten, afstanden en percentages

11.2 Ondergronds bouwen

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

12.1 Algemene verbodsbepaling

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).

12.2 Strijdig gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in lid 12.1 wordt in elk geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden en bouwwerken als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden en bouwwerken als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  4. d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
  5. e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.

12.3 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 12.1 gestelde verbod, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels

13.1 geluidzone - industrie

13.2 milieuzone - boringsvrije zone roerdalslenk, zone 2

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het bepaalde in het plan voor:

  1. a. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden;
  2. b. het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  3. c. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  4. d. het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen door:
    1. 1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s, afdakken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
      • de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
      • de bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;
      • de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;
      • de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2,5 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming ‘Verkeer’;
    2. 2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

Artikel 15 Overige Regels

15.1 Prioriteit van dubbelbestemmingen

  1. a. Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
  2. b. Waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
    1. 1. in de eerste plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding';
    2. 2. in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2';
    3. 3. in de derde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 4'.

15.2 Algemene regels m.b.t. parkeergelegenheid

Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning dient een zodanige parkeergelegenheid te worden gerealiseerd dat wordt voldaan aan de normen zoals deze zijn neergelegd in de 'Beleidsregels nota parkeernormen 2012', in werking getreden 27 juni 2012. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode wijzigen, moet rekening worden gehouden met deze wijzigingen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

16.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Woonwagenlocaties Manekoulsweg Sittard, Sportcentrumlaan Sittard, Bosweg Geleen en Hitsberg Obbicht'.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Aan Huis Gebonden Bedrijven

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis gebonden bedrijven