Aardgastransportleiding Odiliapeel - Schinnen
Bestemmingsplan - Gemeente Sittard-Geleen
Vastgesteld op 13-09-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Aardgastransportleiding Odiliapeel - Schinnen, traject Sittard-Geleen' van de gemeente Sittard-Geleen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1883.bpGasunieleiding-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.6 agrarisch bouwperceel
een bouwperceel waarop geconcentreerde bebouwing ten dienste van éé agrarisch bedrijf is toegestaan;
1.7 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingspercentage
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, dan wel binnen een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze regels, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak;
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.13 boogkas
elke constructie van hout, metaal of ander materiaal welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt ter bescherming, vervroeging of verlenging van tuinbouw- en fruitteeltproducten;
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwlaag
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.21 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
1.22 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
1.23 differentiatievlak
een op een differentiatievlak aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop verbijzonderingen binnen de desbetreffende bestemmingen van toepassing zijn;
1.24 erker
een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomst met de bestemming van het hoofdgebouw;
1.25 erosiebestrijding
het beperken of tegengaan van verplaatsing van bodembestanddelen onder invloed van afstroming van oppervlaktewater;
1.26 extensief recreatief medegebruik
vormen van recreatief medegebruik gericht op landschapsbeleving, die plaatsvinden in gebieden met weinig of geen recreatieve voorzieningen en waarbij per oppervlakte eenheid relatief weinig mensen aanwezig zijn;
1.27 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 graft
taludvormig hoogteverschil van minimaal 0,75 meter in maaiveldhoogte met een hellingpercentage van meer dan 25% tussen de voet en de kruin van het talud met een voetlengte van minimaal 10 meter;
1.29 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;
1.30 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.31 kampeermiddelen
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 47 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.32 kampeerterrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.33 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.34 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.35 niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open grond;
1.36 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.37 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;
1.38 onderkomens
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, als ook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan merken;
1.39 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
1.40 peil
de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;
1.41 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
1.42 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.43 recreatief medegebruik
het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren en voor plaatsgebonden recreatieve activiteiten zoals voor sportvisserij, alsmede voor route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten;
1.44 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.45 stedenbouwkundig beeld
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen;
1.46 verharden van wegen
het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;
1.47 wet/wettelijke regelingen
indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;
1.48 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);
2.2 (bouw)hoogte/nokhoogte van een bouwwerk
vanaf het straatpeil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet meegerekend;
2.3 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het straatpeil tot aan de kruising van de snijlijn van het dakvlak en een evenwijdig daaraan gelegen gevelvlak van een gebouw;
2.4 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 oppervlakte van een bouwwerk
op straatpeil tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);
2.6 inhoud van een bouwwerk
boven straatpeil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 afstand tot de zijdelingse perceelgrens
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overdekte daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. duurzaam agrarisch gebruik;
- b. oppervlaktewaterbeheersing en erosiebestrijding;
met daaraan ondergeschikt:
- c. instandhouding en ontwikkeling van de landschapsstructuur;
- d. instandhouding en ontwikkeling van de landschappelijke openheid;
- e. instandhouding en herstel van de bestaande (veld)wegen en paden en ter ontsluiting van de afzonderlijke percelen;
- f. recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. artikel 3.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen woning zijnde, voor recreatief gebruikt, met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte van recreatieve bouwwerken, geen woningen zijnde, per ha ten hoogste 20 m² mag bedragen;
- 2. de goothoogte ten hoogste 2,4 m mag bedragen;
- 3. bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap van ten minste 30° zullen en ten hoogste 45° mogen worden afgedekt;
- 4. de omgevingsvergunning ten behoeve van kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen) wordt alleen verleend indien de aanleg geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. als standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- b. als sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
- c. voor het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
- d. voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
- e. als standplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- f. voor opslagdoeleinden, zoals het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- g. voor militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
- h. als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
- i. voor het plaatsen van mestzakken of daarmee vergelijkbare voorzieningen;
- j. voor het oprichten van boogkassen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. artikel 3.4 sub i ten behoeve van het plaatsen van mestzakken of daarmee vergelijkbare voorzieningen, met dien verstande dat:
- 1. de noodzaak daartoe voor de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse is aangetoond, waaronder mede wordt begrepen dat aangetoond is dat plaatsing binnen de bestemming "Agrarisch - bouwblok" uit ruimtelijk, bedrijfsmatig en milieuhygienisch oogpunt niet mogelijk is;
- 2. de capaciteit van de mestzak is afgestemd op de omvang en behoefte van één bedrijf;
- 3. natuurlijke- en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- 4. aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad.
- b. artikel 3.4 sub j ten behoeve van het oprichten van boogkassen, met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte ten hoogste 0,5 ha per bedrijf mag bedragen;
- 2. de hoogte ten hoogste 1,5 m mag bedragen;
- 3. de noodzaak daartoe voor de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse is aangetoond;
- 4. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- 5. de boogkassen een niet-permanent karakter hebben;
- 6. de boogkassen gesitueerd worden aansluitend aan het agrarisch bouwblok teneinde de landschappelijke openheid zoveel mogelijk te beschermen.
- c. artikel 3.4. sub g ten behoeve van militaire oefeningen me dien verstande dat:
- 1. sprake is van militair gebruik op extensieve basis en;
- 2. sprake is van militair gebruik op incidentele basis.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheden
- A. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming "Agrarisch - bouwblok", met dien verstande dat:
- 1. het gaat om de verschuiving van een bouwblok van een bestaand agrarisch bedrijf, de vergroting van het bouwblok van een bestaand agrarisch bedrijf en/of de vestiging van een volwaardig agrarisch bedrijf;
- 2. de raadscommissie wordt gehoord;
- 3. de oppervlakte van een bouwblok ten hoogste 1,5 ha mag bedragen;
- 4. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
- 5. het bij nieuwvestiging geen niet-grondgebonden agrarisch bedrijf betreft;
- 6. het nieuwvestiging op de gronden ten westen van Sittard betreft;
- 7. natuurlijke en landschappelijke waarden, in casu de landschappelijke openheid, niet nevenredig wordt aangetast, dan wel een compensatieregeling conform de Natuurcompensatieregeling van de provincie Limburg wordt overeengekomen;
- 8. de ruimtelijke inpassing in het landschap, hetzij door afschermende beplanting, hetzij door clustering van bebouwing, verzekerd is;
- 9. de wijziging geen belemmeringen oplevert voor omliggende bedrijven, noch hinder veroorzaakt voor omliggende functies.
- B. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming "Natuur", uitsluitend ter plaatse van:
- 1. het differentiatievlak "ecologische hoofdstructuur", waarbij ten aanzien van reservaatsgebieden uitvoering wordt gegeven aan het Relatienotabeleid (RBO) en ten aanzien van natuurontwikkelingsgebieden aan het Natuurbeleidsplan;
- 2. het differentiatievlak "erosie" ten behoeve van de aanleg van waterremmende landschapselementen, zoals graften en bosstroken;
- 3. de financiële middelen voor de aanleg van een natuurgebied zeker zijn gesteld;
- 4. aangrenzende waarden en belangen, waaronder het agrarische belang, niet onevenredig worden geschaad.
- C. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers en het restaureren van bestaande watergangen, waaronder meandering, indien:
- 1. de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
- 2. agrarische bedrijfsdoeleinden niet onevenredig worden geschaad;
- 3. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- 4. de ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
- 5. het renatureren plaatsvindt binnen een zone van 20 m aan weerszijden van de bestaande of oorspronkelijke loop van de watergang en binnen het differentiatievlak "beekdal".
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschappelijk En Natuurlijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch met waarden - landschappelijk en natuurlijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. duurzaam agrarisch gebruik;
- b. oppervlaktewaterbeheersing en erosiebestrijding;
- c. instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
- d. bescherming van het aangrenzend natuurgebied, de zogenaamde buffering;
- e. instandhouding en herstel van de bestaande (veld)wegen en paden en ter ontsluiting van de afzonderlijke percelen;
- f. recreatief medegebruik.
4.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. artikel 4.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen woning zijnde, voor recreatief gebruikt, met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte van recreatieve bouwwerken, geen woningen zijnde, per ha ten hoogste 20 m² mag bedragen;
- 2. de goothoogte ten hoogste 2,4 m mag bedragen;
- 3. bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap van ten minste 30° zullen en ten hoogste 45° mogen worden afgedekt;
- 4. de omgevingsvergunning ten behoeve van kleinschalige recreatieve voorzieningen (zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen) wordt alleen verleend indien de aanleg geen onevenredige afbreuk doet aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. als standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- b. als sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
- c. voor het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
- d. voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
- e. als standplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- f. voor opslagdoeleinden, zoals het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- g. voor militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
- h. als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
- i. voor het plaatsen van mestzakken of daarmee vergelijkbare voorzieningen;
- j. voor het oprichten van boogkassen.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. artikel 4.4 sub i ten behoeve van het plaatsen van mestzakken of daarmee vergelijkbare voorzieningen, met dien verstande dat:
- 1. de noodzaak daartoe voor de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse is aangetoond, waaronder mede wordt begrepen dat aangetoond is dat plaatsing binnen de bestemming "Agrarisch - bouwblok" uit ruimtelijk, bedrijfsmatig en milieuhygienisch oogpunt niet mogelijk is;
- 2. de capaciteit van de mestzak is afgestemd op de omvang en behoefte van één bedrijf;
- 3. natuurlijke- en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- 4. aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad;
- 5. de ruimtelijke inpassing van de mestzak in het landschap verzekerd is.
- b. artikel 4.4 sub j ten behoeve van het oprichten van boogkassen, met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte ten hoogste 0,5 ha per bedrijf mag bedragen;
- 2. de hoogte ten hoogste 1,5 m mag bedragen;
- 3. de noodzaak daartoe voor de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse is aangetoond;
- 4. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- 5. de boogkassen een niet-permanent karakter hebben;
- 6. de boogkassen gesitueerd worden aansluitend aan het agrarisch bouwblok teneinde de landschappelijke openheid zoveel mogelijk te beschermen.
- c. artikel 4.4. sub g ten behoeve van militaire oefeningen me dien verstande dat:
- 1. sprake is van militair gebruik op extensieve basis en;
- 2. sprake is van militair gebruik op incidentele basis.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7 Wijzigingsbevoegdheden
- A. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming "Agrarisch - bouwblok", met dien verstande dat:
- 1. het gaat om de verschuiving van een bouwblok van een bestaand agrarisch bedrijf en/of de vergroting van het bouwblok van een bestaand agrarisch bedrijf;
- 2. de provincie Limburg wordt gehoord;
- 3. de oppervlakte van een bouwblok ten hoogste 1,5 ha mag bedragen;
- 4. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
- 5. natuurlijke en landschappelijke waarden, in casu de landschappelijke openheid, niet onevenredig wordt aangetast, dan wel een compensatieregeling conform de Natuurcompensatieregeling van de provincie Limburg wordt overeengekomen;
- 6. de ruimtelijke inpassing in het landschap, hetzij door afschermende beplanting, hetzij door clustering van bebouwing, verzekerd is;
- 7. de wijziging geen belemmeringen oplevert voor omliggende bedrijven, noch hinder veroorzaakt voor omliggende functies.
- B. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming "Natuur", uitsluitend ter plaatse van:
- 1. het differentiatievlak "ecologische hoofdstructuur", waarbij ten aanzien van reservaatsgebieden uitvoering wordt gegeven aan het Relatienotabeleid (RBO) en ten aanzien van natuurontwikkelingsgebieden aan het Natuurbeleidsplan;
- 2. het differentiatievlak "erosie" ten behoeve van de aanleg van waterremmende landschapselementen, zoals graften en bosstroken;
- 3. de financiële middelen voor de aanleg van een natuurgebied zeker zijn gesteld;
- 4. aangrenzende waarden en belangen, waaronder het agrarische belang, niet onevenredig worden geschaad.
- C. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers en het restaureren van bestaande watergangen, waaronder meandering, indiend:
- 1. de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
- 2. agrarische bedrijfsdoeleinden niet onevenredig worden geschaad;
- 3. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- 4. de ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
- 5. het renatureren plaatsvindt binnen een zone van 20 m aan weerszijden van de bestaande of oorspronkelijke loop van de watergang en binnen het differentiatievlak "beekdal".
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor voorzieningen van algemeen nut zoals transformatorgebouwen, bouwwerken ten behoeve van de gasvoorziening en dergelijke.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- a. op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
- b. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 4 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 6 Bos
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. houtteelt;
- b. oppervlaktewaterbeheersing en erosiebestrijding;
- c. instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
- d. recreatief medegebruik.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- a. op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
- b. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 2,4 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. als standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
- b. als sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
- c. voor het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
- d. voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
- e. als standplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- f. voor opslagdoeleinden, zoals het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- g. voor het winnen van bos strooisel en mos;
- h. voor militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
- i. als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
- j. voor het plaatsen van mestzakken of daarmee vergelijkbare voorzieningen;
- k. voor het oprichten van boogkassen.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. artikel 6.4. sub h ten behoeve van militaire oefeningen me dien verstande dat:
- 1. sprake is van militair gebruik op extensieve basis en;
- 2. sprake is van militair gebruik op incidentele basis.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6 Wijzigingsbevoegdheden
- a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van het aanleggen van watergangen, waaronder regenwaterbuffers en het restaureren van bestaande watergangen, waaronder meandering, indien:
- 1. de noodzaak daartoe in het kader van een adequaat waterhuishoudkundig beheer is aangetoond;
- 2. natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- 3. de ruimtelijke inpassing in het landschap verzekerd is;
- 4. het renatureren plaatsvindt binnen een zone van 20 m aan weerszijden van de bestaande of oorspronkelijke loop van de watergang en binnen het differentiatievlak "beekdal".
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen'" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. natuurontwikkelingsgebied in de vorm van een landschapspark;
- b. ecologische verbindingszone;
- c. behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. extensieve recreatieve voorzieningen;
- f. verkeersdoeleinden in de vorm van fiets-, ruiter- en voetpaden;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. geluidwerende voorzieningen.
7.2 Bouwregels
- a. op of in deze gronden mag niet worden gebouwd, behoudens bouwwerken geen gebouwen zijnde die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen tot een maximale hoogte van 8 meter;
- b. de maximale hoogte van erfafscheidingen bedraagt 2 meter;
- c. de maximale hoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt 6 meter ten opzichte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het rijdend en stilstaand wegverkeer en de daarbij behorende voorzieningen, uitgezonderd verkooppunten van motorbrandstoffen;
- b. geluidwerende voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt de andere aan de grond gegeven bestemmingen.
8.2 Bouwregels
Boven, op of onder de tot Verkeer aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. andere bouwwerken, noodzakelijk met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer, ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden of behorende tot de recreatieve voorziening, zoals recreatieve bewegwijzering, informatieborden en kleinschalige uitzicht- en rustpunten, en tot het straatmeubilair;
met dien verstande dat:
- b. de hoogte van andere bouwwerken, met uitzondering van die, welke bedoeld zijn onder sub c en d, ten hoogste 13 meter mag bedragen;
- c. geluidwerende voorzieningen mogen worden opgericht tot een hoogte, welke vereist is op grond van een akoestisch onderzoek op basis van de Wet geluidhinder;
- d. de hoogte van voorzieningen voor verlichting ten hoogste 15 meter mag bedragen.
Artikel 9 Verkeer - Railverkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer – Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. railverkeer en de daarbij behorende voorzieningen;
- b. spoorwegovergangen, -onderdoorgangen en viaducten voor het wegverkeer;
met daaraan ondergeschikt de andere aan de grond gegeven bestemmingen.
9.2 Bouwregels
Op de tot Verkeer-Railverkeer bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. andere bouwwerken, noodzakelijk met het oog op de stroomvoorziening, de regeling van de veiligheid van het spoorwegverkeer, en het (on)gelijkvloers kruisen met het wegverkeer.
met dien verstande dat:
- b. de hoogte van andere bouwwerken, met uitzondering van die, welke bedoeld zijn onder sub c ten hoogste 13 meter mag bedragen;
- c. de hoogte van voorzieningen voor verlichting en antennemasten ten hoogste 15 meter mag bedragen;
- d. de bouwhoogte ten aanzien van spoorwegdoeleinden dient gemeten te worden vanaf bovenkant spoorstaaf en niet vanaf het straatpeil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, zoals omschreven in artikel 2.2.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water;
- b. het ontvangen, tijdelijk bergen en daarna geleidelijk lozen dan wel verzinken van water;
- c. groenvoorzieningen;
- d. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.
10.2 Bouwregels
Boven of op de tot 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. bouwwerken van geringe omvang welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de watergang met dien verstande dat de hoogte ten hoogste 3,20 m mag bedragen, en met inachtneming van de keur van het waterschap.
Artikel 11 Leiding - Brandstof
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding-Brandstof' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een brandstofleiding.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Niet van toepassing voor dit bestemmingsplan.
11.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Leiding -Gas
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding "gasleiding", voor een ondergrondse gasleiding;
alsmede voor:
- b. binnen een afstand van 5 meter ter weerszijde van de hartlijn van de leiding het beheer van de in sub a bedoelde leiding;
- c. de bescherming van het aangrenzende woon- en leefklimaat in verband met de in sub a bedoelde leiding;
- d. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
- e. gebouwen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in 12.1 omschreven doelen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 25 m²
- b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter;
- c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 meter.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
- a. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Leiding - Riool
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolwatertransportleiding.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Waarde - Archeologie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkel bestemmingen.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de gemeentelijke archeoloog.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming "Waarde - Archeologie" geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 15 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waterstaat - Beschermingszone watergang" aangewezen gronden zijn, behalve voor de aan de andere aan de grond gegeven bestemmingen, primair bestemd voor het beheer en onderhoud van de binnen het plangebied gelegen waterloop, alsmede voor de ontwikkeling en bescherming van de ecologische waarden van de waterloop.
15.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen binnen de aangegeven beschermingszone van de watergang worden gebouwd:
- a. bouwwerken van geringe omvang welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de watergang met dien verstande dat de hoogte ten hoogste 3,20 m mag bedragen, en met inachtneming van de keur van het waterschap.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17 Algemene Bouwregels
17.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
- a. het bepaalde omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 meter mag bedragen;
- b. het bepaalde in sub a is niet van toepassing op de gronden binnen de bestemming "Leiding", want op deze gronden is ondergronds bouwen niet toegestaan;
- c. Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub b voor ondergronds bouwen in overeenstemming met sub a;
- d. een omgevingsvergunning als bedoeld in sub c wordt niet verleend nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van de leidingbeheerder.
17.2 Bestaande afmetingen, afstanden en percentages
- a. in de gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, horizontale dan wel verticale diepte en/of afstand tot de aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dat in de bouwregels van hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan;
- b. in de gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels zijn voorgeschreven, geldt de bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
17.3 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 tweede lid van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
- b. de invloed van de omgeving op een bouwwerk;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;
- d. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken;
- g. erf- en terreinafscheidingen.
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
- a. het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en);
- b. onder verboden gebruik als bedoel in sub a wordt in elk geval verstaan:
- 1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- 2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- 3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
- 4. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
- 5. een gebruik van gronden en bouwwerken voor straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf, dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.
- c. Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het in sub a gestelde verbod, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 19 Algemene Aanduidingsregels
19.1 Milieuzone - Roerdalslenk 2
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de voorgeschreven goothoogte, hoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden;
- b. bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
- c. bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
- d. de bestemmingsplanregels ten behoeve van de bebouwing van niet voor bewoning bestemde gronden met gebouwen en andere bouwwerken, ten dienste van het openbare nut met een hoogte van ten hoogste 3,5 meter en een inhoud van ten hoogste 50 m3.
Artikel 21 Algemene Procedureregels
21.1 Afwijking
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
21.2 Wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
21.3 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
22.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
22.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan de gemeenteraad ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Artikel 23 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Aardgastransportleiding Odiliapeel - Schinnen, traject Sittard-Geleen'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van | ||||
……………………… | ||||
De voorzitter, | De griffier, | |||
………. | ……… | |||
Bijlage 1 Mer
Bijlage 2 Addendum Mer
Bijlage 3 Achtergrond Rapport Bodem En Water Mer
Bijlage 3 Achtergrond rapport Bodem en Water MER