KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Na Ontgronding En Opvulling
Artikel 5 Natuur
Artikel 6 Natuur - Na Ontgronding En Opvulling
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 9 Leiding - Leidingstrook
Artikel 10 Leiding - Riool
Artikel 11 Waarde - Archeologie
Artikel 12 Waterstaat - Beschermingszone Waterkering
Artikel 13 Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed
Artikel 14 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed
Artikel 15 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 16 Antidubbeltelregel
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
Artikel 18 Algemene Aanduidingregels
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 21 Algemene Procedureregels
Artikel 22 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht
Artikel 24 Slotregel

Grensmaas winzone Trierveld / Grevenbicht

Bestemmingsplan - Sittard-Geleen

Vastgesteld op 15-03-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanGrensmaas winzone Trierveld en Grevenbicht van de gemeente Sittard-Geleen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1883.bpTriervGrevenbich-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw

een toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een hoofdgebouw die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.7 bestaande situatie:

t.a.v. bouwwerken:
een bouwwerk, dat:
I. op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan bestaat of in uitvoering is;
II. na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend.

t.a.v. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 Boogkas (ook wel wandelkap genoemd):

een constructie van metaal of een ander materiaal met een hoogte van maximaal 2.5 meter, dat met plastic of in gebruik daarmee overeenkomend materiaal is afgedekt ter vervroeging of verlenging van het teeltseizoen van tuinbouw- of fruitteeltproducten. Onder een boogkas wordt tevens een draagluchthal verstaan.

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.17 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van openluchtrecreatie die niet intensief zijn zoals wandelen, fietsen, paardrijden, sportvisserij.

1.18 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat hoofdzakelijk gebruik maakt van open grond. Een agrarisch bedrijf waarvan, ten tijde van de tervisielegging van het plan, de oppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij dan wel ten behoeve van kassen hoger dan 1,50 m. meer dan 1.000 m² van het bebouwingsoppervlak bedraagt, wordt niet als een grondgebonden agrarisch bedrijf beschouwd.

1.21 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.

1.22 maaiveld:

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de bouwwerken.

1.23 natuurwaarden of ecologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren.

1.24 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, sta-caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuiltenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.25 perceelsgrens:

een lijn die een bouwperceel van een ander bouwperceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt.

1.26 peil:

  1. a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang tenzij in deze regels anders bepaald;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld tenzij in deze regels anders bepaald.

1.27 Provinciaal Omgevingsplan Limburg Grensmaas (POL-aanvulling Grensmaas):

de POL-aanvulling Grensmaas zoals vastgesteld op 1 juli 2005.

1.28 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.29 recreatief medegebruik:

die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik in principe ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.

1.30 regenkap:

een constructie van houten, gegalvaniseerde, verzinkte stalen palen of iets dergelijks met daarop een boog met een kap van transparante folie.

1.31 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.32 stedenbouwkundige waarde/kwaliteit

de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur, alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied.

1.33 teeltondersteunende voorzieningen:

voorzieningen/constructies met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden zoals boogkappen of regenkappen. Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot een betere kwaliteit van het product.

1.34 tijdelijke teeltondersteunende voorziening:

teeltondersteunende voorziening die korter dan 6 maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is.

1.35 tijdelijke voorzieningen:

Bouwwerken, werken en werkzaamheden met een tijdelijk karakter die noodzakelijk zijn in het kader van het project Grensmaas ten behoeve van een goede aan- en afvoer, verwerking en opslag van grondstoffen, dekgronden en van materiaal ter afwerking van de ontgraven gebieden, het behoud van het woon- en leefmilieu en het in stand houden van de bereikbaarheid en ten behoeve van directievoering of uitvoering. Onder tijdelijke voorzieningen worden onder andere begrepen: tijdelijke geluidsbeperkende constructies in de vorm van zeecontainers en/of grondwallen, kantoorunits, opslagloodsen, werkplaatsen en parkeerplaatsen, transportfaciliteiten, kabels en leidingen, ongelijkvloerse kruisingen, verwerkingsbekkens, ringdijken, tijdelijke gronddepots, havens, werkwegen, watergangen en alle andere naar aard en omvang met de hiervoor genoemde tijdelijke voorzieningen vergelijkbare voorzieningen ten behoeve van de realisatie van het Grensmaasproject.

1.36 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel.

1.37 verbeelding:

de kaart met bijbehorende verklaring, waarop de (dubbel) bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.

1.38 weg:

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.39 werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

Artikel 2 Wijze Van Meten

A: Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

horizontaal tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

B. De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, luifels, pilasters, plinten, stoeptreden, gevelversiering(en), kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen, (brand)trappen en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen, mits op de plankaart aangeduide bestemmingsgrens resp. de op de verbeelding aangeduide voorgevelrooilijn met niet meer dan 1,50 m. wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch met waarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke, bodemkundige, cultuurhistorische, natuurlijke waarden en/of ter bescherming van de waarden van het aangrenzende natuurgebied en/of ter bescherming van het aangrenzende bosgebied;
  2. b. duurzaam agrarisch grondgebruik;
  3. c. extensief recreatief medegebruik;
  4. d. tijdelijke opslag, verwerking en transport van delfstoffen noodzakelijk in het kader van het Grensmaasproject;
  5. e. tijdelijke voorzieningen in de vorm van werkwegen, ongelijkvloerse kruisingen, bruggen, parkeerplaatsen, kabels en leidingen en geluidwerende constructies in de vorm van containers;
  6. f. tijdelijke voorzieningen in de vorm van gronddepots ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden -tijdelijke gronddepots";
  7. g. tijdelijke voorzieningen in de vorm van een invaart van het Julianakanaal ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden -tijdelijke invaart";
  8. h. recreatief medegebruik in de vorm van een modelvliegclub met inachtneming van het bepaalde in artikel 18.2;
  9. i. permanente voorzieningen ten behoeve van de bereikbaarheid.

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in lid 3.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

3.2 Nadere detaillering van de bestemming

De in lid 1 omschreven doeleinden worden als volgt nagestreefd.

  1. a. Binnen de bestemming “Agrarisch met waarden” is het beleid gericht op het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor een duurzame en concurrerende landbouw alsmede het beschermen en verder ontwikkelen van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
  2. b. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden. Dit houdt in:
    1. 1. behoud en ontwikkeling van de binnen het gebied voorkomende steilranden en landschapselementen. De natuurlijke waarden zijn hier gebonden aan landschapselementen als heggen, houtwallen, dijkjes, beken, boselementen, hoogstamboomgaarden en wegbermen. Met de realisatie van het Grensmaasproject en de daarbij behorende herinrichting van het agrarisch cultuurlandschap wordt gestreefd naar het beeld van één samenhangend rivierenlandschap.
      In dat kader staat centraal:
      • het behoud van duidelijk herkenbare, onvervangbare en (inter)nationaal zeldzame aardkundige waarden voorkomend in het agrarisch cultuurlandschap;
      • het herstel van aardkundige waarden, die horen bij meer natuurlijke beeklopen.

2. Belangrijk uitgangspunt voor de visueel-landschappelijke inrichting is:

      • het versterken van een aantal groene structuurlijnen in noord-zuid richting. Gestreefd wordt in dat verband naar de aanleg van opgaande begroeiing op het talud en aan de voet van het Julianakanaal;
      • het behoud van de terrassen, terrasranden en afbraakwanden als landschappelijke structuurlijnen;
      • behoud en herstel van kleinschaligheid voor wat betreft verkaveling en aanleg van beplanting rond kernen en gehuchten;
      • beplanten van dorpsranden waar nieuwbouw heeft plaatsgevonden.
  1. c. Bij de activiteiten t.b.v. in deze bestemming toegelaten doeleinden zal mede gestreefd worden naar het behoud van cultuurgronden als basis voor de agrarische bedrijfsvoering. Daarbij gelden de volgende voorwaarden: tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn na afwijking toegestaan en dienen na afloop van de termijn van maximaal 6 maanden verwijderd te worden. Het vestigen van nieuwe grondgebonden agrarische bedrijven is onder voorwaarden met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid toegestaan met in achtneming van de .regels zoals opgenomen in het Limburgs Kwaliteitsmenu dan wel het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu. Nieuwvestiging van niet-grondgebonden agrarische bedrijven is niet toegestaan.
  2. d. De oostgrens van het plangebied wordt gevormd door het Julianakanaal. Gestreefd wordt naar een groene oostgrens. Deze grens vormt een van de structuurlijnen in het nieuwe landschap van het Grensmaasgebied. De groene oostgrens is bepaald als een gebied met een variabele breedte en een totaal ruimtebeslag van ± 10 ha., waarbij het talud van het dijklichaam van het Julianakanaal en de voet van de steilrand met de kanaalkwel onderdeel zijn van deze strook.
  3. e. Ten behoeve van de bereikbaarheid en levensvatbaarheid van functies en ten behoeve van het recreatief medegebruik na realisering van de beoogde natuurontwikkeling, is het mogelijk permanente voorzieningen aan te brengen in de vorm van ontsluitingswegen.
  4. f. Het gehele gebied mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik met uitzondering van de modelvliegclub die alleen is toegestaan buiten de op de verbeelding aangegeven milieuzone-geluidsgevoelige functie.
    Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

3.3 Bouwregels

3.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.3 ten behoeve van:

  1. a. een voederberging of voederruif voor wild, met dien verstande dat:
      • dit bouwwerk noodzakelijk is voor de instandhouding van het wild;
      • de inhoud ten hoogste 3 m³ bedraagt;
      • de hoogte ten hoogste 2,00 m. bedraagt.
  2. b. voor het oprichten van andere bouwwerken ten behoeve van extensief recreatief medegebruik met dien verstande dat de hoogte maximaal 2,50 m. en de oppervlakte maximaal 100 m² voor de hele bestemming mag bedragen.

en mits de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de in de leden 3.1 en 3.2omschreven waarden.

3.5 Specifieke gebruiksregels

In aanvulling op hetgeen bepaald in artikel 17 wordt tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval gerekend:

  1. a. als staan- of ligplaats voor onderkomens/kampeermiddelen, behoudens voor zover het betreft groepskamperen met een sociaal-cultureel karakter en voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met in het agrarisch gebied met waarden;
  2. b. voor sport-, wedstrijd- of speelterreinen, parkeerterreinen, zwemgelegenheden, manèges en buitenbakken, lig- en speelweiden anders dan ten behoeve van (extensief) recreatief medegebruik en anders dan als tijdelijke voorziening;
  3. c. voor het beproeven van voertuigen; voor de beoefening van de motorsport; voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen;
  4. d. voor het racen of crossen met motorrijtuigen, mountainbikes of bromfietsen;
  5. e. voor militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
  6. f. voor het winnen van bosstrooisel of mos;
  7. g. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  8. h. als camping;
  9. i. voor bedrijfswegen ten behoeve van het agrarisch bedrijf. Dit verbod geldt niet voor wegen ter ontsluiting van veldkavels;
  10. j. voor het opleiden en trainen van honden en het houden van oefeningen en wedstrijden met honden;
  11. k. voor opslag van gereedschappen, werktuigen en andere materialen, behoudens indien deze noodzakelijk in verband met in het gebied uit te voeren werkzaamheden;
  12. l. het plaatsen of stallen van caravans;
  13. m. voor industriële en ambachtelijke doeleinden met uitzondering van tijdelijke voorzieningen;
  14. n. voor detailhandel en groothandel;
  15. o. voor transport- en/of garagedoeleinden met uitzondering van tijdelijke voorzieningen;
  16. p. voor horecadoeleinden;
  17. q. voor permanente of tijdelijke bewoning;
  18. r. voor opslagdoeleinden, behoudens opslagdoeleinden die verband houden met de agrarische bedrijfsvoering en met uitzondering van opslag ten behoeve van het Grensmaasproject.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5:

  1. a. voor zover het betreft buitenbakken;
  2. b. voor het uitvoeren van militaire oefeningen geen marsoefeningen zijnde;

en mits indien de in lid 3.1 aangegeven waarden geen onevenredige schade ondervinden.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.8 Afwijken tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in de leden 3.1 en 3.3 mits hierbij de volgende regels in acht worden genomen:

  1. a. de gronden waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd dienen in beginsel aan te sluiten op het bestaande agrarische bouwkavel. Indien vanuit landbouwkundige motieven aangetoond kan worden dat aansluiting aan het bestaande bouwkavel niet mogelijk is, dan kunnen ook verder gelegen gronden bij de omgevingsvergunning worden betrokken, waarbij geen zelfstandige bouwkavel mag ontstaan;
  2. b. de omgevingsvergunning wordt pas verleend na toetsing aan het Limburgs Kwaliteitsmenu dan wel
  3. c. het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu;
  4. d. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies;
  5. e. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond.

3.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de bestemming "Agrarisch met waarden", te wijzigen ten behoeve van bos, met dien verstande dat:

  1. a. wijziging noodzakelijk is voor het realiseren van kleinere dorpsbossen en van de groene
    oostgrens;
  2. b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Na Ontgronding En Opvulling

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - na ontgronding en opvulling' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. duurzaam agrarisch grondgebruik;
  2. b. de winning, verwerking en vervoer van oppervlaktedelfstoffen;
  3. c. tijdelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 1.35;
  4. d. het toepassen van dekgrond uit het project Grensmaas en van grond van buiten het gebied in de dekgrondberging;
  5. e. modelvliegclub met inachtneming van het bepaalde in artikel 18.2;
  6. f. extensief recreatief medegebruik.

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in lid 4.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

4.2 Nadere detaillering van de bestemming

De in lid 1 omschreven doeleinden worden als volgt nagestreefd.

  1. a. De bestemming heeft betrekking op de POL-categorie landbouw na ontgronding en opvulling. De ingevolge deze bestemming aangegeven gronden maken deel uit van de al langere tijd aldaar plaatsvindende kleiwinning in het Trierveld. Naast verdere uitbreiding van kleiwinning ten behoeve van de keramische industrie zal ter plaatse ook grindwinning en berging plaatsvinden. Na ontgronding en opvulling krijgt het gebied een agrarische functie. Bij het agrarisch gebruik wordt rekening gehouden met de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van het gebied. Na het beëindigen van de ontgronding, het afronden van de afwerking en nadat de gronden ten behoeve van het agrarisch gebruik in eigendom of pacht zijn verworven, zijn de bepalingen van artikel 3 onverminderd van toepassing.
  2. b. Ten behoeve van de bereikbaarheid en levensvatbaarheid van functies en ten behoeve van het recreatief medegebruik na realisering van de beoogde agrarische gronden is het mogelijk permanente voorzieningen aan te brengen in de vorm van ontsluitingswegen. De bestaande wegen zijn toegestaan binnen de bestemming.

4.3 Bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

In aanvulling op hetgeen bepaald in artikel 17 wordt tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval gerekend:

  1. a. als staan- of ligplaats voor onderkomens/kampeermiddelen, behoudens voor zover het betreft groepskamperen met een sociaal-cultureel karakter en voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met in het agrarisch gebied met waarden;
  2. b. voor sport-, wedstrijd- of speelterreinen, parkeerterreinen, zwemgelegenheden, manèges en buitenbakken, lig- en speelweiden anders dan ten behoeve van (extensief) recreatief medegebruik en anders dan als tijdelijke voorziening;
  3. c. voor het beproeven van voertuigen; voor de beoefening van de motorsport; voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen;
  4. d. voor het racen of crossen met motorrijtuigen, mountainbikes of bromfietsen;
  5. e. voor militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
  6. f. voor het winnen van bosstrooisel of mos;
  7. g. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  8. h. als camping;
  9. i. voor bedrijfswegen ten behoeve van het agrarisch bedrijf. Dit verbod geldt niet voor wegen ter ontsluiting van veldkavels;
  10. j. voor het opleiden en trainen van honden en het houden van oefeningen en wedstrijden met honden;
  11. k. voor opslag van gereedschappen, werktuigen en andere materialen, behoudens indien deze noodzakelijk in verband met in het gebied uit te voeren werkzaamheden;
  12. l. het plaatsen of stallen van caravans;
  13. m. voor industriële en ambachtelijke doeleinden met uitzondering van tijdelijke voorzieningen;
  14. n. voor detailhandel en groothandel;
  15. o. voor transport- en/of garagedoeleinden met uitzondering van tijdelijke voorzieningen;
  16. p. voor horecadoeleinden;
  17. q. voor permanente of tijdelijke bewoning;
  18. r. voor opslagdoeleinden, behoudens opslagdoeleinden die verband houden met de agrarische bedrijfsvoering en met uitzondering van opslag ten behoeve van het Grensmaasproject.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, herstel en ontwikkeling van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  2. b. extensieve dagrecreatie.

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in lid 5.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

5.2 Nadere detaillering van de bestemming

De als zodanig aangegeven gebieden betreffen natuurgebieden of bossen met een accent natuur waarbij sprake is van een belangrijke concentratie aan actuele en/of potentiële natuurwaarden. Voor deze gebieden gelden de volgende beleidslijnen:

  1. a. duurzame instandhouding of herstel van de ter plaatse aanwezige of nagestreefde ecosystemen;
  2. b. het voeren van een op natuurontwikkeling gericht beheer;
  3. c. het herstellen van natte omstandigheden in waterafhankelijke gebieden;
  4. d. het toelaten van extensieve vormen van recreatie passend binnen de natuurdoelstelling. Met het oog op het extensief medegebruik mogen, rekening houdend met de in lid I genoemde doeleinden en de overige bepalingen van dit artikel, kleinschalige picknickplaatsen, rustpunten e.d. worden aangelegd en zitplaatsen, afvalbakken, borden e.d. worden geplaatst;
  5. e. het terugdringen van vermestende en verzurende invloeden;
  6. f. het weren van nieuwe bebouwing en infrastructuur;
  7. g. geen uitbreiding/vestiging van intensieve recreatie;
  8. h. geen vestiging van agrarische bedrijven.

5.3 Bouwregels

Op de tot “Natuur” bestemde gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van afrasteringen die maximaal 2,00 m. hoog mogen zijn.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.3 ten behoeve van een voederberging of voederruif voor wild met in achtneming van de volgende regels:

  1. a. dit bouwwerk is nodig voor de instandhouding van het wild;
  2. b. de inhoud bedraagt ten hoogste 3 m³;
  3. c. de hoogte bedraagt ten hoogste 2,00 m.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.5.1 ten behoeve van het uitvoeren van militaire oefeningen geen marsoefeningen zijnde, indien de in lid 5.1 aangegeven waarden geen onevenredige schade ondervinden.

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Natuur - Na Ontgronding En Opvulling

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - na ontgronding en opvulling' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. natuurontwikkeling;
  2. b. extensief recreatief medegebruik;
  3. c. de winning, verwerking en transport van oppervlaktedelfstoffen;
  4. d. dekgrondberging;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. tijdelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 1.35;
  7. g. permanente voorzieningen ten behoeve van de bereikbaarheid in de vorm van ontsluitingswegen.

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in lid 6.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

6.2 Nadere detaillering van de bestemming

  1. 1. De in lid 1 omschreven doeleinden worden als volgt nagestreefd. De bestemming heeft betrekking op de POL-categorieën natuur na ontgronding en natuur na ontgronding en opvulling en waarbij de winning van delfstoffen met name gericht is op natuurontwikkeling en bescherming tegen wateroverlast. De bescherming tegen wateroverlast wordt bewerkstelligd via ontgrondingswerkzaamheden die zullen leiden tot stroomgeulverbreding en weerdverlaging van de Maas.
  2. 2. Binnen deze bestemming is extensief recreatief medegebruik na realisering van de natuurontwikkeling toegestaan en mogen, rekening houdend met de doeleinden van ontwikkeling van natuur en landschapswaarden, kleinschalige picknickplaatsen, rustpunten e.d. worden aangelegd en zitbanken, afvalbakken, borden e.d. worden geplaatst.
  3. 3. Ten behoeve van de bereikbaarheid en levensvatbaarheid van functies en ten behoeve van het recreatief medegebruik na realisering van de beoogde natuurontwikkeling is het mogelijk permanente voorzieningen aan te brengen in de vorm van ontsluitingswegen. De bestaande wegen zijn toegestaan binnen de bestemming.

6.3 Bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ontsluitingsfunctie;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. doeleinden van openbaar nut;
  4. d. tijdelijke voorzieningen in de vorm van containers, werkwegen, ongelijkvloerse kruisingen en bruggen, een en ander met bijbehorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op de tot "Verkeer" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming. Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde die ten dienste staan aan deze bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende regels:

bouwhoogte tijdelijke voorzieningen als bedoeld in artikel 1.35 maximaal 15,00 m.
bouwhoogte lichtmasten maximaal 6,00 m.
bouwhoogte overige bouwwerken geen gebouw zijnde maximaal 10,00 m.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders zijn ter verkrijging van een goede stedenbouwkundige kwaliteit bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken.

Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' (dubbelbestemming), aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de aanleg, het beheer en het onderhoud van een bovengrondse 150 kV hoogspanningsverbinding;
    met de daarbij behorende:
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van hoogspanningsverbinding worden gebouwd.
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.

Indien door de bouw, de situering, dan wel de hoogte van een bouwwerk schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betrokken leiding wordt, geen vrijstelling verleend.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Leiding - Leidingstrook

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere voorkomende bestemmingen mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een leidingstrook.

9.2 Bouwregels

Op of in de in lid 9.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leidingstrook worden gebouwd.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) indien de belangen van de leidingfunctie dit gedogen, waarbij naast de directe leidingbelangen ook de veiligheid een rol speelt. Met het oog hierop wordt advies ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingstrook.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Leiding - Riool

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Riool" (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn behalve voor de andere voorkomende bestemmingen mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse riooltransportleiding.

10.2 Bouwregels

Op of in de in lid 10.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) indien de belangen van de leidingfunctie dit gedogen, waarbij naast de directe leidingbelangen ook de veiligheid een rol speelt. Met het oog hierop wordt advies ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waarde - Archeologie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden, zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden.

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

11.2 Bouwregels

  1. a. Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
  2. b. Op de in 11.1 genoemde gronden mogen geen bouwwerken ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen worden gebouwd.

11.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 11.2 sub a met in achtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. b. Een omgevingvergunning als bedoeld onder a. wordt verleend, indien:
    1. 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden- of kunnen worden geschaad;
    2. 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
  3. c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, gericht op:
    1. 1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen of;
    3. 3. het laten begeleiden van bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. a. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 12 Waterstaat - Beschermingszone Waterkering

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van primaire waterkeringen overeenkomstig de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas.

12.2 Bouwregels

Op de voor 'Waterstaat - Beschermingszone waterkering' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden opgericht.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan door het bevoegd gezag worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone mits:

  1. a. het belang van de primaire waterkering niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.

Het bevoegd gezag wint, alvorens gebruik te maken van de bevoegdheid in dit artikel advies in bij de waterkeringbeheerder, zijnde het waterschap.

Artikel 13 Waterstaat - Stroomvoerend Rivierbed

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd de afvoer en doorstroming van rivierwater.

13.2 Bouwregels

Op de gronden zoals bedoeld in 13.1 mag niet worden gebouwd.

13.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterbergend en stroomvoerend vermogen van het gebied kan het bevoegd gezag, mits gehoord Rijkswaterstaat, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2 ten behoeve van de onder lid b, c en e genoemde activiteiten en mede conform het bepaalde in de onderliggende bestemming.
  2. b. De riviergebonden activiteiten zijn:
    1. 1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
    2. 2. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
    3. 3. de bouw of wijziging van scheepswerven;
    4. 4. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
    5. 5. de aanleg of wijziging van scheepswerven;
    6. 6. de realisatie van natuur;
    7. 7. de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
    8. 8. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden, of
    9. 9. de winning van oppervlaktedelfstoffen.
  3. c. De niet-riviergebonden activiteiten betreffen:
    1. 1. een groot openbaar belang en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
    2. 2. een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
    3. 3. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of
    4. 4. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
  4. d. De activiteiten genoemd onder lid 13.3 sub b en c moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    2. 2. er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    3. 3. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
    4. 4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam te worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn;
    5. 5. en specifiek voor het bepaalde in lid 13.3 sub c onder punt 4 geldt dat de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn;
  5. e. In afwijking van het bepaalde in lid 13.3 sub a is een aantal activiteiten toegestaan, mits voldaan wordt aan het bepaalde in lid 13.3 sub d onder punt 1 tot en met 3. Deze activiteiten betreffen:
    1. 1. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste tien procent van de bestaande bebouwing;
    2. 2. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of -verruiming;
    3. 3. tijdelijke activiteiten;
    4. 4. overige activiteiten van rivierkundig ondergeschikt belang.

13.4 Specifieke gebruiksregels

In aanvulling tot hetgeen bepaald in artikel 17 wordt tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen in elk geval verstaan het gebruik voor zowel riviergebonden als niet riviergebonden activiteiten.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het waterbergend en stroomvoerend vermogen van het gebied kan het bevoegd gezag, mits gehoord Rijkswaterstaat, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.4 ten behoeve van de onder lid b, c en e genoemde activiteiten en mede conform het bepaalde in de onderliggende bestemming.
  2. b. De riviergebonden activiteiten zijn:
    1. 1. de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
    2. 2. de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
    3. 3. de bouw of wijziging van scheepswerven;
    4. 4. de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;
    5. 5. de aanleg of wijziging van scheepswerven;
    6. 6. de realisatie van natuur;
    7. 7. de uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
    8. 8. de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden, of
    9. 9. de winning van oppervlaktedelfstoffen.
  3. c. De niet-riviergebonden activiteiten betreffen:
    1. 1. een groot openbaar belang en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
    2. 2. een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit kan redelijkerwijs niet uiten het rivierbed worden gerealiseerd;
    3. 3. een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of
    4. 4. een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
  4. d. De activiteiten genoemd onder lid 13.5 sub b en c moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren va het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
    2. 2. er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
    3. 3. er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
    4. 4. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam te worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn;
    5. 5. en specifiek voor het bepaalde in lid 13.5 sub c onder punt 4 geldt dat de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn;
  5. e. In afwijking van het bepaalde in lid 13.5 sub a is een aantal activiteiten toegestaan, mits voldaan wordt aan het bepaalde in lid 13.5 sub d onder punt 1 tot en met 3. Deze activiteiten betreffen:
    1. 1. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste tien procent van de bestaande bebouwing;
    2. 2. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of -verruiming;
    3. 3. tijdelijke activiteiten;
    4. 4. overige activiteiten van rivierkundig ondergeschikt belang.
    5. 5. werken of werkzaamheden noodzakelijk in het kader van het Grensmaasproject.

Artikel 14 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een waterbergende functie.

14.2 Bouwregels

Op de gronden zoals bedoeld in 14.1 mag niet worden gebouwd.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het waterbergend rivierbed kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2 en toegestaan dat op de gronden binnen deze bestemming, mede conform de onderliggende bestemming, wordt gebouwd, mits gehoord Rijkswaterstaat. Hierbij wordt getoetst aan de volgende criteria:

  1. a. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
  2. b. er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  3. c. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; en
  4. d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn.
  5. e. In afwijking van het bepaalde in lid 14.3 sub a is een aantal activiteiten toegestaan, mits voldaan wordt aan het bepaalde onder sub a, b en c. Deze activiteiten betreffen:
    1. 1. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste tien procent van de bestaande bebouwing;
    2. 2. activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of -verruiming;
    3. 3. tijdelijke activiteiten;
    4. 4. overige activiteiten van rivierkundig ondergeschikt belang;
    5. 5. werken of werkzaamheden noodzakelijk in het kader van het Grensmaasproject.

Artikel 15 Waterstaat - Waterkering

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangegeven gronden zijn behalve voor de andere voorkomende bestemmingen mede bestemd voor:

  1. a. directe en indirecte kering van het water;
  2. b. de bescherming, het beheer en het onderhoud van de waterkering waarbij kleischermen en kwelvoorzieningen ten behoeve van de kering van het water deel uitmaken van de waterkering;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  4. d. tijdelijke voorzieningen zoals toegelaten in de onderliggende bestemmingen;
  5. e. permanente voorzieningen ten behoeve van de bereikbaarheid zoals toegelaten in de onderliggende bestemmingen met bijbehorende voorzieningen;
  6. f. de bescherming en ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden.

15.2 Bouwregels

Op of in de in lid 15.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde waterkering worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 3,00 m. met uitzondering van lichtmasten en van tijdelijke voorzieningen waarvoor de maatvoering geldt zoals aangegeven in de onderliggende bestemmingen.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) anders dan voor tijdelijke voorzieningen en lichtmasten, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterkering, gehoord de beheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 16 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene Gebruiksregels

17.1 Verboden ander gebruik

Het is verboden de binnen dit plan begrepen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de bestemming.

17.2 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in 17.1 wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. voor het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond en het realiseren van het Grensmaasproject;
  2. b. voor het al dan niet ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden en het realiseren van het Grensmaasproject;
  3. c. als opslag-, stort-, lozing of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden en het realiseren van het Grensmaasproject;
  4. d. van gronden en opstallen voor seksinrichting of prostitutie.

17.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17gestelde verbod, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 18 Algemene Aanduidingregels

18.1 geluidzone industrie

Ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven "geluidzone industrie" zijn geen geluidsgevoelige functies toegestaan.

18.2 milieuzone-geluidsgevoelige functie

Ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven "milieuzone-geluidsgevoelige functie" is de vestiging van een modelvliegclubterrein niet toegestaan.

18.3 vrijwaringszone vaarwegen

Ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven "vrijwaringszone vaarwegen" mag ongeacht het overige bepaalde in dit plan geen bebouwing worden opgericht. Burgemeester en Wethouders kunnen hiervan afwijking verlenen indien de waterstaatsbelangen niet onevenredig worden geschaad, gehoord de Directeur van Rijkswaterstaat, Dienst Limburg.

18.4 wro-zone-wijzigingsgebied

Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels

19.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels en toestaan dat de op de verbeelding ingetekende begrenzingen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, met maximaal 10 meter aangepast worden;
  4. d. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de verhoging niet meer dan 3.00 m. bedraagt;
  5. e. van de bestemmingsregels voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

19.2 Voorwaarden ten aanzien van de omgevingsvergunning

De in lid 19.1 genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend indien niet reeds op grond van andere regels is afgeweken van het plan en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. a. het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;
  2. b. het woon- en leefklimaat;
  3. c. de waterstaatkundige belangen;
  4. d. de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bedrijven;
  5. e. de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen, om overeenkomstig artikel 3.6 sub a van de Wet ruimtelijke ordening de op de verbeelding ingetekende bestemmingsgrenzen met maximaal 5 meter te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische, landschappelijke of natuurlijke waarden;
  3. c. uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt, dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  4. d. door middel van onderzoek dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem;
  5. e. door middel van een flora- en faunaonderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving;
  6. f. door middel van een onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties dient te worden aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen;
  7. g. de belangen van de betreffende bestemming(en) worden niet onevenredig aangetast.

Artikel 21 Algemene Procedureregels

Indien Burgemeester en Wethouders gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid dienen de regels in artikel 3.9a Wro in acht te worden genomen.

Artikel 22 Overige Regels

22.1 Dubbelbestemming - enkelvoudige bestemmingen

Voor zover voor gronden tevens een dubbelbestemming geldt, dienen, bij toepassing van de gebruiks-, bebouwings-, aanlegvergunning-, ontheffing- en wijzigingsregels van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, primair de regels van de dubbelbestemming(en) in acht te worden genomen.

22.2 Dubbelbestemmingen onderling

Voor zover de in deze regels opgenomen en op de kaart bestemmingen aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

in de eerste plaats de regels van de bestemming: Waarde - Archeologie;

in de tweede plaats de regels van de bestemming: Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed;

in de derde plaats de regels van de bestemming: Waterstaat - Waterbergend rivierbed;

in de vierde plaats de regels van de bestemming: Waterstaat - Waterkering;

in de vijfde plaats de regels van de bestemming: Leiding - Hoogspanningsverbinding;

in de zesde plaats de regels van de bestemming: Leiding - Riool;

in de zevende plaats de regels van de bestemming: Leiding - Leidingstrook.

22.3 Toepassing artikel 3.4 Wro

In het kader van de verwezenlijking van de bestemming die in de naaste toekomst nodig wordt geacht, wordt voor het plangebied toepassing gegeven aan artikel 3.4 Wro.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijking verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

23.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Grensmaas winzone Trierveld en Grevenbicht.