KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Grondgebonden
Artikel 5 Agrarisch - Intensieve Veehouderij
Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Agrarisch Bedrijf
Artikel 7 Bedrijf
Artikel 8 Bedrijventerrein
Artikel 9 Centrum-1
Artikel 10 Centrum-2
Artikel 11 Centrum-3
Artikel 12 Gemengd
Artikel 13 Groen
Artikel 14 Horeca
Artikel 15 Maatschappelijk
Artikel 16 Sport
Artikel 17 Tuin
Artikel 18 Verkeer
Artikel 19 Wonen
Artikel 20 Wonen - Wonen En Detailhandel
Artikel 21 Wonen - Wonen En Zakelijke Dienstverlening
Artikel 22 Leiding - Gas
Artikel 23 Leiding - Riool
Artikel 24 Waarde - Archeologie (A)
Artikel 25 Waarde - Archeologie (B)
Artikel 26 Waarde - Archeologie (C)
Artikel 27 Waarde - Archeologie 1
Artikel 28 Waarde - Archeologie 2
Artikel 29 Waarde - Archeologie 3
Artikel 30 Waarde - Archeologie 4
Artikel 31 Waarde - Archeologisch Waardevol Gebied
Artikel 32 Waarde - Archeologische Verwachting 1
Artikel 33 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 34 Waarde - Ecologie
Artikel 35 Waterstaat - Meanderzone
3 Algemene Regels
Artikel 36 Anti-dubbeltelregel
Artikel 37 Algemene Bouwregels
Artikel 38 Algemene Gebruiksregels
Artikel 39 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 40 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 41 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 42 Overgangsrecht
Artikel 43 Slotregel

Veegplan

Bestemmingsplan - Gemeente Sittard-Geleen

Vastgesteld op 28-03-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Veegplan met identificatienummer NL.IMRO.1883.bpVeegplan-VA01 van de gemeente Sittard-Geleen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan Veegplan, bestaande uit een digitale en analoge verbeelding met identificatienummer NL.IMRO.1883.bpVeegplan-VA01.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis gebonden bedrijf

een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bouwwerk dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grond van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt.

1.7 aan huis gebonden beroep

een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bouwwerk dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grond van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, een kapsalon hieronder begrepen.

1.8 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het voortbrengen van producten door middel van:
  • het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt;
  • en/of het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren.
nader te onderscheiden in:
  • grondgebonden bedrijf;
  • glastuinbouwbedrijf;
  • niet-grondgebonden bedrijf, niet zijnde intensieve veehouderij;
  • intensieve veehouderij.

1.10 agrarisch bedrijfsgebouw

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.

1.11 agrarische bedrijfswoning

een woning, krachtens het plan toegestaan binnen een agrarisch bouwvlak, en kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is.

1.12 agrarische waarden

de waarden die rechtstreeks verband houden met de mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en/of bedrijfsexploitatie.

1.13 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.14 archeologisch monument

terrein dat van algemeen belang is wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd.

1.15 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.16 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden.

1.17 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de Minister van OCW) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.18 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.19 bebouwingspercentage

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, dan wel binnen een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze regels, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.

1.20 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.21 bedrijfsgebouw

een gebouw, niet zijnde een kas, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.22 bedrijfsvloeroppervlak

een inpandige en overdekte ruimte die wordt benut in verband met de uitoefening van een bedrijf.

1.23 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet worden geacht.

1.24 beeldbepalend pand

gebouw of onderdeel van een gebouw dat kenmerkend is voor het cultuurhistorische beeld en van cultuurhistorische waarde is vanwege de historische verschijningsvorm, de historische ruimtelijke samenhang en/of historische betekenis, zoals die is aangegeven op de verbeelding en wordt beschermd via deze regels.

1.25 beeldkwaliteit

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap.

1.26 begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau, dan wel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 meter boven peil is gelegen.

1.27 beperkt kwetsbaar object

object zoals omschreven in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

1.28 beschermd gezicht

een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 1, sub 1 onder d. van Erfgoedverordening Sittard-Geleen 2012.

1.29 bestaande situatie

  1. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  2. gebruik: het gebruik van gronden en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

1.30 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.31 bevoegd gezag

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.32 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een op hetzelfde bouwperceel staand hoofdgebouw.

1.33 bijgebouw (inclusief aan- en uitbouw)

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand hoofdgebouw.

1.34 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.35 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.36 bouwhoogte

de hoogte van een bouwwerk.

1.37 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.38 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.39 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.40 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.41 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.42 bouwwerk, geen gebouw zijnde

een bouwwerk, niet zijnde een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte.

1.43 bovenwoning

een woning, die zich geheel of nagenoeg geheel bevindt boven de begane grond van een gebouw.

1.44 cultuur en ontspanning

het al dan niet bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning, zoals muziek, feesten, en kermis, tevens daaronder begrepen de volgende functies:
  • ateliers; en/of
  • bioscopen; en/of
  • bowlingbanen; en/of
  • creativiteitscentra; en/of
  • dansscholen; en/of
  • musea; en/of
  • muziekscholen; en/of
  • muziektheaters; en/of
  • theater; en/of
  • wellness.

1.45 cultuurhistorie

de beschavingsgeschiedenis: de overblijfselen van de geschiedenis van de door de mens gemaakte en beïnvloede leefomgeving. Het betreft het onroerende deel van het cultureel erfgoed, waarin archeologie (bodemarchief), historische geografie (cultuurlandschap), historische stedenbouw, historisch groen, architectuur- en bouwhistorie (gebouwen en complexen) worden betrokken.

1.46 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur, waaronder monumenten.

1.47 dagrecreatie

recreatieve activiteit die plaatsvindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.

1.48 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

1.49 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

1.50 dienstverlenend bedrijf/zakelijke dienstverlening

een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies-, reis- en uitzendbureau, een makelaars- en of verzekeringskantoor of bank.

1.51 diepploegen

het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel met een diepte van minimaal 30 cm (gemeten vanaf het peil) ten behoeve van agrarisch gebruik. Ploegen minder dan 30 cm diep wordt beschouwd als normaal onderhoud en beheer.

1.52 erf

een al dan niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens.

1.53 erfafscheiding

bouwwerk, geen gebouw zijnde of groenvoorziening bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf, de weg of openbaar groen.

1.54 erker

een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw.

1.55 erosie

het proces van slijtage van een vast oppervlak waarbij materiaal wordt verplaatst of geheel verdwijnt. Erosie gebeurt vooral door de werking van wind, stromend water en ijs.

1.56 extensief dagrecreatief medegebruik

alle vormen van recreatief medegebruik die wat betreft hun lage intensiteit, beperkte omvang en frequentie inpasbaar zijn en gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen en vissen.

1.57 extensieve recreatie

vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.58 garagebedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.

1.59 gebouw

een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.60 gebouwde elementen

objecten of bouwwerken met cultuurhistorische waarde, zoals muren, kapellen, kruisen, straatmeubilair, kunstwerken e.d., zoals die zijn aangewezen op de verbeelding en worden beschermd via deze regels.

1.61 gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en gebruik geven.

1.62 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, waarbij op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.63 gemeentelijk monument

onroerend monument als bedoeld in het eerste lid onder c. van de Erfgoedverordening Sittard-Geleen 2012.

1.64 gevel

het gedeelte dat vanaf de straat zichtbaar is, van plint tot kap; indien de kap vanaf de straatzijde zichtbaar is en bijdraagt aan het totale historisch waardevolle gevelbeeld, valt deze ook onder het begrip gevel; als er sprake is van een zijgevel en deze aan de straat ligt, valt deze ook onder begrip gevel; met gevel wordt ook aangeduid een gedeelte van de gevel van een bouwvlak dat toegerekend kan worden aan de eigenaar van een pand.

1.65 gevellijn

een denkbeeldige lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd.

1.66 geveltype

de wijze waarop de gevel van een gebouw is opgebouwd, onderverdeeld en geleed en waardoor gevels zich van elkaar onderscheiden in verschillende typen.

1.67 gevelwand

straatwand bestaande uit een aantal gevels van panden.

1.68 grondgebonden bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de bij het bedrijf behorende open grond, waaronder ook begrepen grond met tijdelijke tunnels of andere teeltvoorzieningen, zoals bijvoorbeeld een melkveehouderij.

1.69 hartlijn

het midden van de leiding.

1.70 historisch waardevolle groenstructuur

een bijzondere beschermenswaardige, in de loop der geschiedenis ontstane, (ruimtelijke) opbouw van het groen in een bepaald gebied met een bijzondere samenhang, schoonheid en/of cultuurhistorische waarde.

1.71 historisch waardevolle haag

bijzondere beschermenswaardige haag met een bijzondere samenhang, schoonheid en/of cultuurhistorische waarde.

1.72 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

1.73 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van een zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.74 horeca van categorie 1 (fastservicesector-winkelgebonden)

een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij de openingstijden van de winkelvoorzieningen en waar, naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren, in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Daaronder worden begrepen:
  1. broodjeszaken;
  2. lunchroom;
  3. konditorei;
  4. ijssalon/-winkel;
  5. koffie- en/of theeschenkerij;
  6. eetwinkels;
  7. crêperie.

1.75 horeca van categorie 2 (fastservicesector-avondgebonden)

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van spijzen en/of kleinere maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen of kunnen worden genuttigd. Daaronder worden begrepen:
  1. cafetaria/snackbar/shoarmazaak;
  2. fastfoodrestaurant.

1.76 horeca van categorie 3 (restaurantsector)

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen of kunnen worden genuttigd. Daaronder worden begrepen:
  1. restaurant;
  2. bistro;
  3. cafe-restaurant.

1.77 horeca van categorie 4 (drankensector)

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen:
  1. café;
  2. bar;
  3. grand-café;
  4. eetcafé;
  5. pub.

1.78 horeca van categorie 5 (discotheken en partycentra)

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met live muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen:
  1. discotheek/dancing;
  2. nacht-café;
  3. zalencentrum (met nachtvergunning).

1.79 horeca van categorie 6 (hotelsector)

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen:
  1. hotel;
  2. motel;
  3. pension;
  4. overige logiesverstrekkers.

1.80 huishouden

de bewoning van een woning door:
  • een persoon;
  • meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur.

1.81 intensieve veehouderij

de bedrijfsmatige verhuur van onzelfstandige woonruimten binnen een bestaand (woon)gebouw, niet bestemd voor recreatieve bewoning.

1.82 kamerverhuur

de bedrijfsmatige verhuur van onzelfstandige woonruimten binnen een bestaand (woon)gebouw, niet bestemd voor recreatieve bewoning.

1.83 kampeermiddel

  • een tent, tentwagen, een kampeerauto, toercaravan, vouwwagen, camper of huifkar;
  • enig ander onderkomen of ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1, lid 1a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtgebruik.

1.84 kantoor

een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden.

1.85 kunstwerken

een civieltechnische constructie of installatie in de infrastructuur die één of meer functies vervult zoals onderdoorgangen, duikers en overkluizingen.

1.86 kwetsbaar object

object zoals omschreven in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

1.87 landschappelijke inpassing

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden, om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing.

1.88 landschappelijke waarde

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.89 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen bestemd voor medische en verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare dienstverlenende instellingen.

1.90 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.91 meergezinswoning

een gebouw dat dient voor de huisvesting van meerdere huishoudens in afzonderlijke woonruimten.

1.92 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, sub c. van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan.

1.93 natuurhistorische waarde

een waarde die wordt toegekend aan karakteristieke elementen en patronen in het landschap alsmede sporen die de natuur en de mens in het landschap hebben achtergelaten, met cultuurhistorische waarde, zoals bomen, struiken, hagen, holle wegen, grafheuvels, poelen, grachten en vijvers.

1.94 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren.

1.95 nevenactiviteit

activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit. Deze activiteiten zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie.

1.96 nutsvoorziening

gebouwen en overkappingen ten behoeve van de waterhuishouding, de energievoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven.

1.97 omgevingsvergunning

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.98 omgevingsvergunning voor het afwijken

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1, lid 1 onder c. j.o. artikel 2.12, lid 1, sub a. onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.99 omgevingsvergunning voor het bouwen

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1, lid 1 onder a. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.100 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1, lid 1, onder b. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.101 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven het peil is gelegen.

1.102 ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen.

1.103 ondergeschikt (functie)

een functie die qua omvang en uitstraling ten dienste staat van een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie.

1.104 ondergeschikte horeca - als nevenactiviteit

een horecabedrijf dat in overwegende mate is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van kleine etenswaren, voedingsmiddelen en maaltijden die ter plaatse kunnen worden genuttigd. Verder, maar niet uitsluitend, worden ook niet-alcoholische en licht-alcoholische dranken verstrekt die ter plaatse worden genuttigd. De horecafunctie is onlosmakelijk verbonden met de hoofdactiviteit en heeft een ondergeschikte betekenis binnen het bedrijf of de voorziening. In ieder geval bedraagt de oppervlakte van deze functie maximaal 20% van de aanwezige bedrijfsvloeroppervlakte. Onder dit begrip vallen bijvoorbeeld de volgende voorzieningen:
  1. kantine bij een recreatief bedrijf;
  2. kantine bij een sportvoorziening;
  3. boerderijterras;
  4. proeflokaal bij een wijngaard.

1.105 ondergronds

beneden het peil.

1.106 onzelfstandige woonruimte

woonruimte in een pand met één hoofdingang, één huisnummer en meerdere verhuurbare kamers, waarin bewoners wezenlijke voorzieningen zoals douche/badkamer/toilet en/of (woon)keuken delen.

1.107 ornament

niet-zelfstandig decoratief element, dat is aangebracht op een voorwerp of gebouw om dit te versieren.

1.108 overkapping

een bijbehorend bouwwerk, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

1.109 peil

de gemiddelde hoogte van een aansluitend, afgewerkt terrein ter plaatse van het bouwperceel.

1.110 prostitutiebedrijf

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice.

1.111 Rijksmonument

beschermd monument als bedoeld in artikel 1 onder d. van de Monumentenwet 1988, met uitzondering van een beschermd archeologisch monument als bedoeld in artikel 1, onder c. van die wet en als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wabo.

1.112 ruimtelijk historisch beeld

een bepaald in de loop van de geschiedenis ontstaan beeld van verscheidenheid, samenhang en afwisseling in het ruimtegebruik in een gebied als totaliteit.

1.113 ruimtelijk historische belevingswaarde

de mate waarin de gebruiker het verblijf of het gebruik van een gebied als historisch kwalitatief ervaart.

1.114 ruimtelijke historische structuur

een bepaald in de loop van de geschiedenis ontstaan patroon van verscheidenheid, samenhang en afwisseling in het ruimtegebruik in een gebied als totaliteit.

1.115 seks- en/of pornobedrijf

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel.

1.116 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan, al dan niet in combinatie met elkaar:
  1. bordeel;
  2. erotische massagesalon;
  3. parenclub;
  4. (raam)prostitutiebedrijf;
  5. seksautomatenhal;
  6. seksbioscoop;
  7. sekssauna;
  8. sekstheater.

1.117 staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.118 standplaats

een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.119 supermarkt

detailhandelsvestiging waar voedsel en dagelijkse goederen ten verkoop aan de consument worden aangeboden.

1.120 teeltondersteunende voorzieningen

een voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:
  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging- en verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
In de vorm van:
  • permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen waarvan de overkapping van de teelt meer dan 6 maanden per jaar aanwezig is;
  • tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, waarvan de overkapping maximaal 6 maanden per jaar aanwezig is, al dan niet in een aaneengesloten periode. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, boogkassen, wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten.

1.121 tuin

de gronden van een bouwperceel behorende bij een woning, die feitelijk zijn ingericht ten dienste van het gebruik van de woning.

1.122 uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.123 verblijfsrecreatie

vormen van recreatie die hoofdzakelijk gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.

1.124 verbrede landbouw

het ontplooien van (neven)activiteiten bij een agrarisch bedrijf, zoals kleinschalige recreatieve activiteiten, die ruimtelijk inpasbaar en verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering.

1.125 verharden van wegen

het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton.

1.126 voorgevel

gevel aan de voorzijde van een gebouw gerelateerd aan de grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.127 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.128 voorerfgebied

deel van het erf dat geen deel uitmaakt van het achtererfgebied, gelegen aan de voorkant en naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant dan wel op minder dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.129 voorste bouwgrens

de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens.

1.130 Wgh

Wet geluidhinder.

1.131 wonen

wonen in een woning, zijnde een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

1.132 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.133 woonmilieu

kwaliteit van de woonomgeving, gelet op omgevingsfactoren als geur, stof, geluid en gevaar.

1.134 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.135 zakelijke dienstverlening

een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings/, advies-, reis- en uitzendbureau, een makelaars- en/of verzekeringskantoor of bank.

Artikel 2 Wijze Van Meten


Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens

tussen de zijdelingse grens van een bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en op het peil, zulks met inbegrip van erkers.

2.6 de horizontale diepte van een bouwwerk

tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren dan wel scheidingslijnen en op het peil.

2.7 de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. agrarisch grondgebruik, waaronder begrepen het gebruik als hobbydierenweide;
  2. een volkstuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' (vt);
  3. extensief dagrecreatief medegebruik;
  4. agrarisch natuurbeheer;
met de daarbij behorende:
  1. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Binnen de bestemming Agrarisch mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ter plaatse noodzakelijk zijn uit een oogpunt van een doelmatige agrarisch gebruik, dan wel uit een oogpunt van beheer en onderhoud overeenkomstig de bestemmingsomschrijving, waaronder begrepen beperkte voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik;
  2. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 2,00 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 1,50 meter bedraagt.

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Agrarisch - Grondgebonden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch - Grondgebonden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een agrarische bedrijfsvoering in de vorm van een volwaardig grondgebonden bedrijf;
  2. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw);
  3. een mestplaat, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – mestplaat’ (sa-mp);
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument' (swr-rm), tevens voor de bescherming van het (de) op deze gronden aanwezige Rijksmonument;
  5. verkoop van zelfvoortgebrachte producten of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit;
  6. extensief dagrecreatief medegebruik;
  7. teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak;
  8. waterbassins binnen het bouwvlak, met dien verstande dat waterbassins die op een natuurlijke wijze zijn vormgegeven als onderdeel van de landschappelijke inpassing van het bedrijf ook gerealiseerd kunnen worden binnen het bestemmingsvlak;
met de daarbij behorende:
  1. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  6. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
  7. in het belang van een verantwoorde afvoer van het hemelwater (infiltratie of retentie).

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 voor het bouwen van bouwwerken buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
  1. het bestemmingsvlak niet wordt overschreden;
  2. het bouwvlak met maximaal 5,00 meter wordt overschreden over een lengte van maximaal 10,00 meter;
  3. de noodzaak van de overschrijding in het belang van optimalisatie van de bedrijfsvoering wordt aangetoond;
  4. de overschrijding gepaard moet gaan met een verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe wordt een landschappelijk inpassingsplan overlegd waaruit blijkt dat de overschrijding van het bouwvlak landschappelijk is en/of wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
  5. er voorzieningen dienen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater met het oog op de hemelwaterproblematiek;
  6. de overschrijding niet ten koste gaat van de voor het bedrijf noodzakelijke parkeerruimte.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Agrarisch - Intensieve Veehouderij

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een agrarische bedrijfsuitoefening in de vorm van een volwaardige intensieve veehouderij, al dan niet in combinatie met een grondgebonden bedrijfstak, met uitzondering van een pelsdierenhouderij;
  2. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak;
  3. verkoop van zelfvoortgebrachte producten of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit;
  4. extensief dagrecreatief medegebruik;
  5. water- of mestbassins binnen het bouwvlak, met dien verstande dat waterbassins die op een natuurlijke wijze zijn vormgegeven als onderdeel van de landschappelijke inpassing van het bedrijf ook gerealiseerd kunnen worden binnen het bestemmingsvlak;
met de daarbij behorende;
  1. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  6. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
  7. in het belang van een verantwoorde afvoer van hemelwater (infiltratie of retentie).

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.1 voor het bouwen van bouwwerken buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:
  1. het bestemmingsvlak niet wordt overschreden;
  2. het bouwvlak met maximaal 5 meter wordt overschreden over een lengte van maximaal 10 meter;
  3. de noodzaak van de overschrijding in het belang van optimalisatie van de bedrijfsvoering wordt aangetoond;
  4. de overschrijding gepaard moet gaan met een verbetering van de omgevingskwaliteit. Hiertoe wordt een landschappelijk inpassingsplan overgelegd waaruit blijkt dat de overschrijding van het bouwvlak landschappelijk is en/of wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
  5. er voorzieningen dienen te worden getroffen voor de afkoppeling van hemelwater met het oog op de hemelwaterproblematiek;
  6. de overschrijding niet ten koste gaat van de voor het bedrijf noodzakelijke parkeerruimte.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Agrarisch Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Agrarisch bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  2. een bestaande (inpandige) bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw);
  3. een mestbassin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - mestbassin' (saw-mb);
alsmede voor:
  1. erven;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  1. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  2. de aard, de hoogte en de situering van erfafscheidingen;
  3. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen;
  4. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  5. een en ander op basis van een landschappelijk inpassingsplan en/of stedenbouwkundig ontwerp.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.4 sub a voor de realisatie van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2,00 meter.

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Bedrijf

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' (b≤3.1): bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 2 bij deze regels is opgenomen;
  2. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw);
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hondenpension' (sb-hp): een hondenpension;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-klimhal' (sr-kh): een klimhal;
alsmede voor:
  1. erven;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Bedrijventerrein

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de vestiging van bedrijven gericht op distributie en op- en overslag, daaronder begrepen bedrijven waarbij lichte assemblage kan plaatsvinden en (dienstverlenende) bedrijven ten behoeve van of in een directe relatie met bovengenoemde bedrijven en die voorkomen in milieucategorieën 2 en 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage 3 bij deze regels is opgenomen en bedrijven die geheel of gedeeltelijk gebruikmaken van de door de rail- en/of bargeterminal aangeboden dienstverlening;
  2. bijbehorende wegen, paden, verblijfsgebieden, groenvoorzieningen en parkeeraccommodatie en ontsluitingsmogelijkheden;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 8 lid 2.2 sub b en een bouwhoogte van minimaal 3,00 meter en/of een bouwhoogte van maximaal 20,00 meter toestaan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. de belangen van derden;
    2. de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld;
    3. en mits de bedrijfseconomische en bedrijfstechnische noodzaak kan worden aangetoond.
  2. artikel 8 lid 2.3 en een hogere bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde toestaan tot maximaal 30,00 meter, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    1. de belangen van derden;
    2. de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundige beeld;
    3. en mits de bedrijfseconomische en bedrijfstechnische noodzaak kan worden aangetoond.

8.4 Specifieke gebruiksregels

De onderstaande gebruiksregels zijn van toepassing:
  1. bedrijfswoningen, detailhandel en zelfstandige kantoorvestigingen zijn niet toegestaan;
  2. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  3. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. het is niet toegestaan verharding aan te brengen binnen zone van 5,00 meter gemeten vanuit de grens van de bestemming 'Verkeer', met uitzondering van verharding noodzakelijk voor ontsluitingswegen van het bouwperceel;
  5. er dient per bouwperceel te worden voldaan aan de parkeernorm van 0,4 parkeerplaatsen per 100 m² bvo;
  6. het parkeren dient landschappelijk ingepast te worden;
  7. buitenopslag is niet toegestaan.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 1 sub a:
  1. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in bepaald in artikel 8 lid 1 sub a, voor zover op basis van milieutechnisch onderzoek het betrokken bedrijf naar aard en in invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals genoemd in artikel 8 lid 1 sub a;
  2. om bedrijven toe te laten die niet in de milieucategorieën zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals genoemd in artikel 8 lid 1 sub a.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de als bijlage 3 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen, voor wat betreft:
  1. het onderbrengen van bedrijfsactiviteiten in een andere categorie, indien op grond van technologische ontwikkelingen de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten vermelde categorie niet meer de juiste is;
  2. het toevoegen van bedrijfsactiviteiten, geen seksinrichtingen zijnde, aan een bepaalde categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits deze activiteit naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de in de betreffende categorie opgenomen bedrijfsactiviteiten.

Artikel 9 Centrum-1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum-1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, uitsluitend op de verdiepingen;
  2. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' (d);
  3. een aan detailhandel ondergeschikte kantoor- en opslagruimte, uitsluitend op de verdiepingen, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel – kantoor en opslag tbv detailhandel op de verdieping’ (sdh-kov);
  4. horeca van horecacategorie 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1' (h≤1);
  5. horeca tot en met horecacategorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' (h≤2);
  6. zakelijke dienstverlening;
  7. maatschappelijke voorzieningen;
alsmede voor:
  1. terrassen;
  2. erven;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 2.3 sub a voor de realisatie van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2,00 meter.

Artikel 10 Centrum-2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum-2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
uitsluitend op de begane grond:
  1. dienstverlening;
  2. maatschappelijke voorzieningen;
  3. culturele en ontspannende voorzieningen;
  4. bedrijven in de categorieën A en B als vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, die als bijlage 4 bij de regels is gevoegd;
  5. horeca tot en met horecacategorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' (h≤3);
op de begane grond en verdieping:
  1. wonen;
alsmede voor:
  1. erven;
  2. terrassen;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijgebouwen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 10 lid 2.3 sub b voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2,00 meter, met dien verstande dat de omgevingsvergunning alleen kan worden verleend indien een positief advies van de gemeentelijke Welstandscommissie is ontvangen.

10.4 Specifieke gebruiksregels

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 11 Centrum-3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum-3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
uitsluitend op de begane grond:
  1. detailhandel;
  2. horeca tot en met horecacategorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' (h≤2);
  3. zakelijke dienstverlening;
  4. maatschappelijke voorzieningen;
op de begane grondvloer en op de verdiepingen:
  1. wonen;
alsmede voor:
  1. erven;
  2. terrassen;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 2.3 sub b voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2,00 meter, met dien verstande dat de omgevingsvergunning alleen kan worden verleend indien een positief advies van de gemeentelijke Welstandscommissie is ontvangen.

11.4 Specifieke gebruiksregels

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 12 Gemengd

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. detailhandel;
  2. dienstverlening;
  3. horeca tot en met categorie 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1' (h≤1);
  4. wonen;
alsmede voor:
  1. terrassen;
  2. erven;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijgebouwen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het realiseren van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2,00 meter.

12.4 Specifieke gebruiksregels

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 13 Groen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. ontsluitingswegen;
  3. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

13.2 Bouwregels

Op de tot Groen aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

Artikel 14 Horeca

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. horeca tot en met categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' (h≤3);
  2. horeca tot en met categorie 4, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4' (h≤4);
  3. wonen, uitsluitend op de verdiepingen;
alsmede voor:
  1. terrassen;
  2. erven;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. groenvoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. overige bijbehorende voorzieningen;

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 16 lid 2.3 sub a voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2,00 meter.

14.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van artikel 14 lid 1 sub a voor:
  1. de vestiging van horecabedrijven in een lagere categorie dan aangegeven;
  2. horeca-activiteiten die niet zijn vermeld in artikel 1.73 tot en met artikel 1.78, mits:
    1. de horeca-activiteiten voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die zij veroorzaken, gelijk gesteld kunnen worden aan horeca-activiteiten als genoemd in artikel 1.73 tot en met artikel 1.78;
    2. de horeca-activiteiten niet leiden tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.

Artikel 15 Maatschappelijk

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. instellingen en voorzieningen op medisch, sociaal-cultureel, educatief of religieus gebied dan wel op het gebied van sport en recreatie of openbaar bestuur, waaronder begrepen bejaarden- en verzorgingstehuizen;
alsmede voor:
  1. bestaande woning(en), uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' (w);
  2. erven;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. overige bijbehorende voorzieningen;
alsmede voor:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en werkklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. ter waarborging van de brandveiligheid en de rampenbestrijding.

15.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 15 lid 2.3 sub a voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2,00 meter.

15.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 16 Sport

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. binnen- en buitensportbeoefening;
  2. sportvoorzieningen;
alsmede voor:
  1. ondergeschikte horeca en detailhandel ten dienste van de onder sub a. genoemde doeleinden;
  2. speelvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie;
  8. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2 Bouwregels

Artikel 17 Tuin

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuin;
alsmede voor:
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
met de bijbehorende:
  1. bestaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bestemming Wonen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 17 lid 2.4 sub a voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2,00 meter.

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen en voet- en fietspaden ten behoeve van doorgaand en overig verkeer;
  2. een watergang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'water' (wa);
alsmede voor:
  1. parkeervoorzieningen en openbare ruimten;
  2. groenvoorzieningen;
  3. kunstuitingen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
  1. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.2 Bouwregels

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen bestemde gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. een pedicuresalon aan huis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - pedicure' (sb-p);
  3. het behoud van monumentale waarden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' (sba-rm);
alsmede voor:
  1. erven;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijgebouwen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 19 lid 2.3 sub c voor het bouwen van erfafscheidingen vóór de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2,00 meter.

19.4 Specifieke gebruiksregels

19.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 20 Wonen - Wonen En Detailhandel

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Wonen en detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:
op de begane grond en de verdieping:
  1. wonen;
uitsluitend op de begane grond:
  1. detailhandel;
  2. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' (m);
alsmede voor:
  1. erven en tuinen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijgebouwen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

20.2 Bouwregels

20.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 20 lid 2.3 sub c voor de realisatie van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2,00 meter;
  2. artikel 20 lid 2.3 sub c voor de realisatie van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2,50 meter, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.

20.4 Specifieke gebruiksregels

20.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 21 Wonen - Wonen En Zakelijke Dienstverlening

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Wonen en zakelijke dienstverlening aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. zakelijke dienstverlening, zowel op de begane grond als op de verdiepingen;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' [sba-rm], tevens voor de bescherming van het op deze gronden aanwezige Rijksmonument;
alsmede voor:
  1. erven en tuinen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijgebouwen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor:
  1. het afwijken van het bepaalde in artikel 17 lid 2.4 sub a voor de realisatie van erf- en terreinafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2,50 meter, mits de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
  2. het afwijken van het bepaalde in artikel 17 lid 2.4 sub b voor de realisatie van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorste bouwgrens met een hoogte van maximaal 2,00 meter;

21.4 Specifieke gebruiksregels

21.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 22 Leiding - Gas

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van de hogedruk gastransportleiding (Gasunie).

22.2 Bouwregels

Op of in de als Leiding - Gas bestemde gronden mag niet worden gebouwd.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde artikel 22 lid 2 ten behoeve van het realiseren van bebouwing, als toegestaan ingevolge de ter plaatse op de verbeelding aangewezen andere bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de leiding.
Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend nadat advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de hogedruk gastransportleiding. De beslissing met betrekking tot deze omgevingsvergunning wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Leiding - Riool

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van de rioolwatertransportleiding.

23.2 Bouwregels

Op of in de als Leiding - Riool aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23 lid 2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone van de rioolwatertransportleiding, mits:
  1. het belang van de leiding niet onevenredig wordt aangetast;
  2. door deze werken en werkzaamheden geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende rioolwatertransportleiding;
  3. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming;
  4. bebouwing nodig is voor de instandhouding van de rioolwatertransportleiding;
Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend nadat advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de rioolwatertransportleiding, zijnde het Waterschap Limburg. De beslissing met betrekking tot deze omgevingsvergunning wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Waarde - Archeologie (A)

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie (A) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de archeologische waarden in de bodem.

24.2 Bouwregels

Op of in de als Waarde - Archeologie (A) bestemde gronden mag niet worden gebouwd.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bepaalde onder artikel 24 lid 2 is niet van toepassing voor:
  1. archeologisch vriendelijke gebouwen en andere bouwwerken binnen de bestemming 'Bedrijventerrein', met dien verstande dat:
    1. er een leeflaag aangelegd dient te worden, waarin eventuele verdiepingen van het maaiveld (zoals ten behoeve van de aanleg van docks, kabels en leidingen) of van bebouwing (zoals ten behoeve van funderingen) gerealiseerd kunnen worden, zonder dat deze verdiepingen een onevenredig nadelig effect kunnen hebben op de archeologische waarden of deze waarden (kunnen) aantasten;
    2. indien de leeflaag als bedoeld onder a. onvoldoende diep is voor het realiseren van afdoende fundering, de aanleg van (paal)funderingen beneden de leeflaag is toegestaan, mits hierdoor niet meer dan 1% verstoring van de archeologische waarden mag of kan optreden, hetgeen dient te worden aangetoond middels een specifiek daartoe uitgevoerd onderzoek.
  2. gebouwen en/of andere bouwwerken waarvan middels een geotechnisch en/of een archeologisch onderzoek is aangetoond, dat die door hun constructie en fundering geen onevenredig nadelige invloed hebben op de archeologische waarden in de bodem ter plaatse van de te realiseren gebouwen en/of andere bouwwerken.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Voor het slopen van een bouwwerk is een omgevingsvergunning vereist. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien aangetoond is, dat het slopen van het bouwwerk geen onevenredig nadelige invloed heeft op de archeologische waarden in de bodem ter plaatse.

Artikel 25 Waarde - Archeologie (B)

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie (B) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

25.2 Bouwregels

Op de voor Waarde - Archeologie (B) aangewezen gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 50 m² en de oppervlakte van bestaande gebouwen mag niet worden vergroot met een oppervlakte van meer dan 50 m².

25.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 25 lid 2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische waarden het gebied.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

25.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie (B), indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Artikel 26 Waarde - Archeologie (C)

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie (C) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

26.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 27 Waarde - Archeologie 1

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

27.2 Bouwregels

Op de voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
  1. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1,00 meter boven peil, niet wordt vergroot of veranderd;
  2. de bouw van een (bij)gebouw of een uitbreiding van een bestaand gebouw van ten hoogste 50 m² en graafwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter.

27.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in artikel 27 lid 2 voor het bouwen van gebouwen groter dan 50 m²:
  1. indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden;
  2. voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor de afwijking, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

27.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 te wijzigen door de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een verstoring van de archeologische waarden.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 2

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan de gronden toegekende bestemmingen.

28.2 Bouwregels

  1. Op de voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. Op de voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden mogen geen bouwwerken ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen worden gebouwd, met uitzondering van:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
    2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    3. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m².

28.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 28 lid 2, met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt verleend, indien:
    1. op basis van een archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  3. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
    1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen, of;
    3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door het deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:
  1. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
  2. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 3

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mee bestemd voor doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden.
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan de gronden toegekende bestemmingen.

29.2 Bouwregels

  1. Op de voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. Op de voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden mogen geen bouwwerken ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen worden gebouwd, met uitzondering van:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
    2. een bouwwerk zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    3. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m².

29.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 29 lid 2 sub b, met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt verleend, indien:
    1. op basis van een archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  3. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
    1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen, of;
    3. het laten begeleiden van bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:
  1. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
  2. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde dubbelbestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 30 Waarde - Archeologie 4

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden.
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan de gronden toegekende bestemmingen.

30.2 Bouwregels

  1. Op de voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. Op de voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden mogen geen bouwwerken ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen worden gebouwd, met uitzondering van:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt vergroot;
    2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter en heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    3. een bouwwerk met een oppervlakte van 500 m², met dien verstande dat, indien de graafwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,30 meter, burgemeester en wethouders de volgende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning:
      • het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

30.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 30 lid 2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels;
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt verleend, indien:
    1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
  3. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt voorts verleend, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden gericht op:
    1. het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen, of;
    3. het laten begeleiden van de bodemverstorende activiteit door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

30.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:
  1. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld;
  2. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 toe te kennen aan gronden, grenzend aan deze dubbelbestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoeld dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 31 Waarde - Archeologisch Waardevol Gebied

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologisch waardevol gebied aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestem voor doeleinden ter bescherming van de archeologische waarden.
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan de gronden toegekende bestemmingen.

31.2 Bouwregels

Op gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch waardevol gebied mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
  1. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van andere bestemmingen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1,00 meter boven peil, niet worden vergroot of veranderd;
  2. de bouw van een (bij)gebouw of een uitbreiding van een bestaand gebouw van ten hoogste 2.500 m², mits er geen archeologische vondsten in een straal van 50 meter van het beoogde (bij)gebouw of uitbreiding zijn gedaan.

31.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 31 lid 2 voor het bouwen van gebouwen in overeenstemming met het bepaalde in andere bestemmingen, groter dan 2.500 m², indien:
  1. is gebleken dat het oprichten van het gebouw niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden;
  2. de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  3. van Gedeputeerde Staten van Limburg een verklaring van geen bezwaar is ontvangen.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 32 Waarde - Archeologische Verwachting 1

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologische verwachting 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

32.2 Bouwregels

Op de voor Waarde - Archeologische verwachting 1 aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

32.3 Afwijken van de bouwregels

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 33 Waarde - Cultuurhistorie

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de cultuurhistorische waarden, in het bijzonder voor:
  1. het behoud, het herstel en de versterking van de aanwezige ruimtelijke historische structuur en het ruimtelijk historische beeld en ruimtelijk historische belevingswaarden van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht en de hierin aanwezige bebouwing;
  2. het behoud, het herstel en de versterking van de karakteristieke hoofdvormen, de geveltypen, de geleiding, het materiaal, het kleurgebruik en de ornamenten van gebouwen alsmede het behoud van de historisch waardevolle rooilijn, het herstel en versterken van het ruimtelijk historisch beeld en belevingswaarde van de gevelwand, ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' (swa-bp) en specifieke vorm van waarde - beeldondersteunende gevelwand' (swr-bg);
  3. een Rijksmonument, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' (swr-rm).

33.2 Bouwregels

33.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van bebouwing, alsmede de opbouw en indeling van bestaande gevels ten behoeve van behoud en versterking van de cultuur- en bouwhistorische waardevolle karakteristieke verschijningsvorm van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

33.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 33 lid 2.1 sub a voor nieuwbouw, mits de gevelbreedte, het geveltype, de gevelgeleiding, het materiaal- en kleurgebruik worden afgestemd op de historische maatvoering, historische verhoudingen en het beeld zoals deze van oudsher in het beschermde gezicht voorkomt;
  2. artikel 33 lid 2.1 sub b voor zover er geen sprake is van een historische voorgevelrooilijn en de bebouwing terug wordt geplaatst in de historische voorgevelrooilijn;
  3. artikel 33 lid 2.1 sub c voor zover de huidige goot- en bouwhoogten lager zijn dan de historische goot- en bouwhoogte en de historische maten en verhoudingen worden hersteld;
  4. artikel 33 lid 2.1 sub d voor zover er sprake is van een plat dak of de huidige dakvorm en/of dakrichting afwijkt van de historische dakvorm en de dakrichting in overeenstemming wordt gebracht met de historische dakvorm en dakrichting;
  5. artikel 33 lid 2.1 sub e voor zover er sprake is van een ander gebouwenmateriaal dat zich voegt in de historische context;
  6. artikel 33 lid 2.1 sub f voor zover de gevelbreedte en de parcellering van hoofdgebouwen afwijkt van de historische gevelbreedte en parcellering en de historische gevelbreedte en de historische parcellering worden hersteld;
  7. artikel 33 lid 2.1 sub g mits de wijzigingen betrekking hebben op het opheffen van verstoringen aan deze gevel en de gevel door de wijziging in overeenstemming wordt gebracht met het historische beeld;
  8. artikel 33 lid 2.1 sub i voor het realiseren van nieuwe dakterrassen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. de dakterrassen zijn niet zichtbaar vanaf de openbare weg;
    2. de hoogte van afscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 meter, gemeten ten opzichte van de vloer waarop wordt gebouwd en de afscheidingen worden uitgevoerd in een open transparante constructie;
    3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van cultuurhistorische waarden.

33.5 Specifieke gebruiksregels

33.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

33.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 34 Waarde - Ecologie

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Ecologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van natuur- en landschapswaarden in het gebied.

34.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.

34.3 Specifieke gebruiksregels

34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 35 Waterstaat - Meanderzone

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Meanderzone aangewezen grond zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor primair water dat door natuurlijke verplaatsing zijn bedding kan verleggen.

35.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de genoemde dubbelbestemming worden gebouwd.

35.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 35 lid 2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken binnen de beschermingszone, met dien verstande dat:
  1. het belang van de meanderzone niet onevenredig wordt aangetast;
  2. de bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming;
  3. het bevoegd gezag vooraf advies dient in te winnen bij de waterbeheerder.

35.4 Specifieke gebruiksregels

Op deze gronden is de Keur van het Waterschap Limburg van toepassing.

3 Algemene Regels

Artikel 36 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 37 Algemene Bouwregels

37.1 Bestaande maten, afstanden en percentages

37.2 Bebouwingspercentage

In de gevallen waarin het bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

37.3 Ondergronds bouwen

Artikel 38 Algemene Gebruiksregels

38.1 Strijdig gebruik

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
  1. een gebruik van gronden en bouwwerken als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. een gebruik van gronden en bouwwerken als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  4. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
  5. een gebruik van gronden en bouwwerken voor straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.

38.2 Aantal wooneenheden

Het aantal wooneenheden, zoals aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het plan, mag niet toenemen.

Artikel 39 Algemene Aanduidingsregels

39.1 geluidzone - industrie

39.2 milieuzone - boringsvrije zone Roerdalslenk II

39.3 milieuzone - geurzone

39.4 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

39.5 vrijwaringszone - spoor

  1. Op gronden ter plaatse van de aanduiding vrijwaringszone - spoor mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht;
  2. Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. teneinde de afstand van bebouwing tot het spoor te verkleinen, mits de belangen vanuit railverkeer niet in het geding komen. Hiertoe dient de beheerder van de spoorweg te worden gehoord.

39.6 vrijwaringszone - weg

39.7 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

39.8 overige zone - erosiegebied

39.9 overige zone - recreatief netwerk

Artikel 40 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan van het plan afwijken door een omgevingsvergunning te verlenen voor:
  1. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met een overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden;
  2. het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende redenen zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
  3. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover de afwijking noodzakelijk is vanuit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
  4. het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor:
    1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
      • de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
      • de bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 meter;
      • de breedte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;
      • de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2,5 meter bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming 'Verkeer';
    2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter.
      Het bevoegd gezag kan van het plan afwijken door een omgevingsvergunning te verlenen voor:
      1. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met een overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden;
      2. het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende redenen zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
      3. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover de afwijking noodzakelijk is vanuit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
      4. het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor:
        1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
          • de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
          • de bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 meter;
          • de breedte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;
          • de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2,5 meter bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming 'Verkeer';
        2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter.

Artikel 41 Overige Regels

41.1 Prioriteit van dubbelbestemmingen

  1. waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
  2. waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
    1. in de eerste plaats de regels van de dubbelbestemming Leiding - Gas;
    2. in de tweede plaats de regels van de dubbelbestemming Leiding - Riool;
    3. in de derde plaats de regels van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie (A);
    4. in de vierde plaats de regels van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1;
    5. in de vijfde plaats de regels van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie (B);
    6. in de zesde plaats de regels van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie (C);
    7. in de zevende plaats de regels van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2;
    8. in de achtste plaats de regels van de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 1;
    9. in de negende plaats de regels van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3;
    10. in de tiende plaats de regels van de dubbelbestemming Waarde - Archeologisch waardevol gebied.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 42 Overgangsrecht

42.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde onder sub a. en een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a. met maximaal 10%;
  3. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

42.2 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

42.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor één of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan burgemeester en wethouders ten behoeve van die personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 43 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan Veegplan van de gemeente Sittard-Geleen.