Bronkboomstraat Munstergeleen
Bestemmingsplan - Gemeente Sittard-Geleen
Vastgesteld op 19-04-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het Bronkboomstraat, Munstergeleen van de gemeente Sittard-Geleen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1883.bpbronkboom-VA02 met de bijbehorende regels en bijlage;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan huis gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grond van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, een kapsalon hieronder begrepen;
1.6 aan huis gebonden bedrijf:
een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw dan wel, in geval van een meergezinswoning of bovenwoning, vanuit de begane grond van een gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
1.7 afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.8 ander-werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;
1.9 bebouwingspercentage:
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, dan wel binnen
een bestemmingsvlak of bouwvlak, zoals nader bepaald in deze regels, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel, bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak;
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bijgebouw (inclusief aan- en uitbouw):
een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door zijn constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel staand hoofdgebouw;
1.13 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.14 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwlaag:
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.16 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.18 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.19 calamiteit:
een onvermijdelijk, eenmalig, buiten de schuld van de eigenaar en/of gebruiker van het bouwwerk veroorzaakt onheil; van calamiteit is in ieder geval geen sprake bij tenietgaan (mede) door slecht onderhoud;
1.20 eengezinswoning:
een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;
1.21 erf:
een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijke opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit kadastrale gegevens;
1.22 erker:
een uitbreiding van het hoofdgebouw op de begane grond, geen afzonderlijke ruimte zijnde, waarvan de bestemming overeenkomt met de bestemming van het hoofdgebouw;
1.23 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
1.25 huishouden:
de bewoning van een woning door:
- a. een persoon;
- b. meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;
1.26 interne ontsluitingsweg(en):
(straat)verhardingen ten behoeve van de onsluiting van de in de aangrensende bestemming "Wonen" gelegen percelen;
1.27 nutsvoorzieningen:
kleinschalige nutsvoorzieningen zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen);
1.28 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;
1.29 ondergeschikte bouwdelen/bouwdelen van ondergeschikt belang:
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten de hoofdmassa van het hoofdgebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden en andere ondergeschikte dakopbouwen;
1.30 ondergronds:
beneden het peil;
1.31 ontheffing:
een binnenplanse ontheffing als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van de in werking treding van het bestemmingsplan;
1.32 peil:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;
1.33 prostitutiebedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals
een bordeel of escortservice;
1.34 seks- en of pornobedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;
1.35 staat van bedrijfsactiviteiten:
bedrijfsactiviteiten ontleend aan de VNG uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
1.36 verbeelding:
de tekening met nummer NL.IMRO.1883.ntb van de gemeente Sittard-Geleen;
1.37 voorste bouwgrens:
de naar het verkeers- of verblijfsgebied gekeerde bouwgrens. Voor hoeksituaties geldt dat de voorste bouwgrens gelijk dient te zijn aan de voorste bouwgrens van de naastgelegen bebouwing;
1.38 voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen;
1.39 wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;
1.40 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
1.41 gebruiken:
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
1.42 uitvoeren:
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
de helling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens:
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
van het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddeld niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 de horizontale diepte van een ondergronds bouwwerk:
tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil;
2.8 de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk:
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten;
- b. drie krimlindes ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle bomen';
- c. speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorzieningen';
alsmede voor:
- d. voet- en fietspaden;
- e. interne ontsluitingswegen;
- f. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- g. kunstuitingen;
- h. nutsvoorzieningen;
met bijbehorende:
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- j. de in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in Hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingsbevoegdheden.
3.2 Bouwregels
Op de voor “Groen" aangewezen gronden mogen ten dienste van de in lid 4.1omschreven doeleinden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag ten hoogste 6 m bedragen;
- b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorzieningen';
alsmede voor:
- c. erven;
- d. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- e. speelvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat parkeren binnen het bouwvlak dient plaats te vinden;
met bijbehorende:
- h. hoofdgebouwen;
- i. bijgebouwen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- k. de in dit lid bedoelde gronden zijn tevens bestemd voor de doeleinden en bouwmogelijkheden die in Hoofdstuk 3 voor de betrokken bestemming zijn aangegeven, inclusief de daarin opgenomen ontheffingssbevoegdheden.
4.2 Bouwregels
Op de voor “Wonen" aangewezen gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1 omschreven doeleinden bouwwerken worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
- a. binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd; maximaal 6 woningen zijn toegestaan;
- b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
- c. de goothoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven op de verbeelding;
- d. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan aangegeven op de verbeelding;
- e. de oppervlakte van de bouwlaag boven de beganegrond bouwlaag mag niet meer dan 60 % van de oppervlakte van de begane grondlaag bedragen;
- f. de voorgevel van hoofdgebouwen dient in de voorste bouwgrens te worden gebouwd;
- g. de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen:
- 1. op de begane grond/eerste bouwlaag 15 m;
- 2. op de volgende bouwlagen 12,5 m, met dien verstande dat de volgende bouwlagen bij aaneengebouwde woningen, slechts 8 m diep mag worden gebouwd;
- h. de afstand tot de zijdelingse perceelsgens moet minimaal 3 m bedragen;
- i. de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel moet minimaal 5 m bedragen;
- j. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 50% bedragen van de gronden gelegen buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, tot een oppervlakte van maximaal 70 m2, met dien verstande dat het oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen maximaal 50 m2 mag bedragen;
- k. bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 2 m achter de voorste bouwgrens of de lijn in het verlengde daarvan worden gebouwd;
- l. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
goothoogte | bouwhoogte | |
van hoofdgebouwen | - | zie verbeelding |
van aangebouwde bijgebouwen ter plaatse van de aanduidingen "vrijstaand" en "twee-aaneen" | hoogte eerste bouwlaag hoofdgebouw + 0,25 m | goothoogte + afstand tot perceelsgrens, tot maximum van 5 m |
van vrijstaande bijgebouwen ter plaatse van de aanduidingen "vrijstaand" en "twee-aaneen" | 3 m | goothoogte + afstand tot perceelsgrens, tot maximum van 5 m |
van erfafscheidingen voor de voorste bouwgrens | - | 1 m |
van erfafscheidingen in of achter de voorste bouwgrens | - | 2 m |
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | - | 3 m |
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid , onder c Wabo wordt tevens verstaan het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Waarde-archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
de op de verbeelding met "Waarde-archeologie" aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in 5.1bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
- a. het verrichten van bodemingrepen die dieper reiken dan 0,30 m beneden het peil;
- b. het egaliseren van gronden;
- c. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
- d. het aanleggen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
- e. het aanleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
- f. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en vijvers.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid , onder c Wabo wordt in elk geval verstaan:
- a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidhinder veroorzakende inrichtingen;
- d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
- e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor straatprostitutie, een seks- of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf,met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 veiligheidszone - leiding gas
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd middels omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in het plan voor:
- a. de voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte, breedte en diepte van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in deze regels voorgeschreven afmetingen en afstanden;
- b. bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
- c. bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
- d. het overschrijden van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen door:
- 1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
- de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
- de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m;
- de breedte van erkers, entreeportalen en veranda's niet meer bedraagt dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw;
- de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2,5 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming "Groen";
- 2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
- 1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's, afdaken en andere daarmee gelijk te stellen ondergeschikte delen van gebouwen, mits:
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Verwijzing naar andere regelingen
Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.
10.2 Bestaande afmetingen, afstanden en percentages
10.3 Ondergronds bouwen
Het bepaalde in deze planregels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
11.2 Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.5 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- b. Indien het gebruik, bedoeld 11.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Bronkboomstraat, Munstergeleen.