KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Wonen
3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 9 Algemene Procedureregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel

Broekloane Walterswald

Bestemmingsplan - gemeente Dantumadiel

Vastgesteld op 26-01-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Toelichting

1 Inleidende Regels

regels hoofdstuk 1

Artikel 1 Begrippen

artikel 1
In deze regels wordt verstaan onder:
  1. het plan: het bestemmingsplan Broekloane Wâlterswâld van de gemeente Dantumadiel;
  2. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1891.bpWWbroekloane-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen;
  3. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien vanhet gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
  4. aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
  5. aan-huis-verbonden beroep: een dienstverlenend beroep of bedrijf dat in of bij een woning en/of daarbij behorende ondergeschikte bebouwing wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  6. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  7. bestaand: het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning voor het bouwen (ná 1 oktober 2010);
  8. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
  9. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
  10. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
  11. bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
  12. bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
  13. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
  14. bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;
  15. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
  16. bouwwerk:elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
  17. dak: iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
  18. detailhandel:het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  19. dienstverlening: het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
  20. eerste bouwlaag: de bouwlaag op de begane grond;
  21. gebouw: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
  22. hogere grenswaarde: een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
  23. hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel architectonisch dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken, uitgezonderd ondergeschikte bebouwing;
  24. kampeermiddel: een mobiel en/of demontabel kampeermiddel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
  25. kampeerseizoen: het kampeerseizoen begint op 15 maart en loopt door tot en met 31 oktober van elk kalenderjaar;
  26. koffiehuis / coffeeshop: een bedrijf waar bedrijfsmatig (niet-alcoholische) dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, één en ander in combinatie met de verkoop en het gebruik van softdrugs;
  27. kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in achtgenomen moet worden;
  28. ondergeschikte bebouwing:
    hieronder wordt de volgende bebouwing verstaan:
    • ondergeschikte gebouwen of delen van gebouwen;
    • een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overkapping en niet of slechts gedeeltelijk met
    • wanden is omsloten;
  29. ondergeschikte gebouwen of delen van gebouwen:
    hieronder wordt de volgende bebouwing verstaan:
    - een gebouw dat als afzonderlijke ruimte dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is
    gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw
    onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt
    is aan de hoofdvorm;
    - een op zichzelf staand gebouw, dat gelet op de bestemming en door zijn ligging en/of
    architectonische verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen
    hoofdgebouw;
  30. peil :
    1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
    3. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Normaal Amsterdams Peil (of een plaatselijk aan te houden waterpeil);
  31. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
  32. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
  33. visueel open erfafscheiding: een bouwwerk waarvan, loodrecht gemeten, 70% van de constructie licht en lucht doorlaat;
  34. voorgevel: de gevel van een hoofdgebouw, die in architectonisch opzicht als belangrijkste gevel valt aan te merken;
  35. woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

artikel 2
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschiktebouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
dakkapellen en / of dakopbouwen: indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen en/of dakopbouwen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 1/3 van de gevelbreedte (op de achterzijde van het gebouw meer dan 2/3), dan wordt de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn of boeibord van de dakkapel en/of dakopbouw, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van de dakkapel en/of dakopbouw, als goothoogte aangemerkt.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van rooilijn, bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt. Bij het meten van de goothoogte worden ondergeschikte bouwonderdelen alswolfseinden en goten van dakkapellen niet meegerekend.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

3.2 Bouwregels

  1. Met uitzondering van erkers (tot een breedte van ten hoogste 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw en tot een diepte van ten hoogste 1 m, en een bouwhoogte van ten hoogste de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan gebouwd wordt) mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m2;
    2. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
    3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  1. het stallen of laten stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot;
  2. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  3. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor de opslag van schroot-, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:
    1. waterlopen en waterpartijen te dempen;
    2. houtsingels te rooien of te kappen.
  2. De in sub 1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor normaal onderhoud en beheer.
  3. De in sub 1 bedoelde omgevingsvergunning mag slechts worden verleend indien door uitvoering van het werk of de werkzaamheid geen onevenredige afbreuk wordt gedaan of zal worden gedaan aan het landschappelijke karakter van het patroon van boomsingels en waterlopen en waterpartijen en de waterhuishoudkundige betekenis van de waterlopen en waterpartijen.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ ten behoeve van de bouw van ondergeschikte bebouwing conform het bepaalde in artikel 4, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • een goede woonsituatie;
    • de verkeersveiligheid;
    • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. Op de regels van het besluit tot wijziging is de in de Wet ruimtelijke ordening geregelde procedure van toepassing.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijf, zoals genoemd in de bijlage bij de regels;
  2. ondergeschikte bebouwing, met de daarbij behorende:
    1. groenvoorzieningen;
    2. openbare nutsvoorzieningen;
    3. parkeervoorzieningen;
    4. tuinen, erven en terreinen;
    5. waterlopen en waterpartijen;
    6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

4.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    1. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    2. het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal, dan wel het aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden”;
    3. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
    4. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 9 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
    5. de dakhelling van een hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 30°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
  2. Voor het bouwen van ondergeschikte bebouwing bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    1. ondergeschikte bebouwing wordt ten minste 1 m achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd, dan wel op ten minste de bestaande afstand achter (de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, indien deze minder is dan 1 m;
    2. de gezamenlijke oppervlakte van de ondergeschikte bebouwing per hoofdgebouw bedraagt
      1. bij een bouwperceel met een oppervlakte van ten hoogste 1000 m2 niet meer dan 100 m2, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd, dan wel het bestaande percentage indien dit meer is;
      2. bij een bouwperceel met een oppervlakte van meer dan 1000 m2 niet meer dan 10% van de oppervlakte van het bouwperceel, tot een maximum van 200 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
      3. bij percelen ter plaatse van de aanduiding “bedrijf” niet meer dan 125 m2, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd, dan wel het bestaande percentage indien dit meer is;
    3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, dan wel ten hoogste de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover aan dit hoofdgebouw wordt gebouwd, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer dan 3 m bedraagt;
    4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
    5. in aanvulling op het bepaalde onder 4 dient de bouwhoogte ten minste 1 m lager te zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, dan wel het bestaande verschil in bouwhoogte indien dit minder is dan 1 m.
  3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 4 m;
    2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 m.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en de afmetingen en, voor zover buiten een bouwvlak wordt gebouwd, de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • een goede woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- een goede woonsituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in lid 4.2, sub 1, onder a voor het bouwen buiten het bouwvlak;
  2. het bepaalde in lid 4.2, sub 1, onder c voor een goothoogte van hoofdgebouwen van ten hoogste
    5,5 m;
  3. het bepaalde in lid 4.2, sub 1, onder d voor een bouwhoogte van hoofdgebouwen van ten hoogste
    11 m;
  4. het bepaalde in lid 4.2, sub 2, onder c en d, ten behoeve van het bouwen van ondergeschikte
    bebouwing met een bouwhoogte die ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt;
  5. het bepaalde in lid 4.2, sub 3, ten behoeve van het bouwen van een erfafscheiding met een hoogte
    van niet meer dan 3 m op een zijerf, met dien verstande dat deze erfafscheiding parallel aan de
    zijdelingse perceelgrens dient te worden gebouwd.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  1. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte gebouwen voor bewoning;
  2. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande ondergeschikte gebouwenvoor een aan-huis-
    verbonden beroep, detailhandel en bedrijfsfunctie;
  3. het gebruiken of laten gebruiken van bouwwerken voor recreatief nachtverblijf;
  4. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen voor niet-permanente bewoning;
  5. het stallen van vlieg-, vaar- en voertuigen, anders dan ten behoeve van het woongenot;
  6. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een koffiehuis/coffeeshop;
  7. het gebruiken of laten gebruiken van woningen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep
    of bedrijf, zodanig dat de woonfunctie niet in overwegende mate wordt uitgeoefend en er ernstige
    hinder of afbreuk wordt gedaan aan het woonmilieu. Dit is het geval als:
    1. de oppervlakte meer bedraagt dan 50 % van de oppervlakte van het hoofdgebouw, v
      ermeerderd met het oppervlak van aan het hoofdgebouw gebouwde ondergeschikte gebouwen, met een maximum van 45 m2;
    2. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin niet primair is;
    3. de oppervlakte van een reclamebord meer bedraagt dan 0,5 m2;
    4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    5. er sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking;
    6. buitenopslag van goederen plaatsvindt;
  8. detailhandelsactiviteiten bij een aan-huis-verbonden beroep, anders dan direct voortvloeiend uit het
    beroeps- of bedrijfsmatig gebruik.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • een goede woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 en 4.5 voor de vestiging van aan-huisverbonden beroepen die niet zijn genoemd in bijlage 1, mits deze aan-huis-verbonden beroepen naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat kunnen worden gelijk gesteld met de aan-huis-verbonden beroepen die wel zijn genoemd.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:
    1. waterlopen en waterpartijen te dempen;
    2. houtsingels te rooien of te kappen.
  2. De in sub 1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor normaal onderhoud en beheer.
  3. De in sub 1 bedoelde omgevingsvergunning mag slechts worden verleend indien door uitvoering
    van het werk of de werkzaamheid geen onevenredige afbreuk wordt gedaan of zal worden gedaan
    aan het landschappelijke karakter van het patroon van boomsingels en waterlopen en waterpartijen
    en de waterhuishoudkundige betekenis van de waterlopen en waterpartijen.
  4. De in sub 1, onder b, bedoelde omgevingsvergunning mag slechts worden verleend indien door
    uitvoering van het werk of de werkzaamheid geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het
    besloten karakter van het landschap en de daarbij behorende opstrekkende kavelstructuur.

3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

artikel 5
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

artikel 6
Onder met de bestemmingen strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  1. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor het houden van evenementen,
    zodanig dat:
    1. dit voor de duur van meer dan 5 dagen is, met dien verstande dat de periode die benodigd is
      voor het opbouwen en afbreken van de voor de activiteit benodigde voorzieningen hier ook onder
      valt;
    2. dit gebruik niet binnen de Algemene Plaatselijke verordening past;
  2. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  3. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle
    inrichtingen;
  4. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

artikel 7
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • een goede woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting
    van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –
    intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen/rooilijnen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
    zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt
    vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
    zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve
    van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of
    sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  6. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

artikel 8
  1. Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening de bestemming
    ’Wonen’ voor wat betreft het bouwvlak wijzigen ten behoeve van een groter hoofdgebouw al dan
    niet in combinatie met een wijziging van de bestemming ‘Tuin’ in de bestemming ‘Wonen’, met dien
    verstande dat:
    1. de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelgrens ten minste 3 m dient te bedragen;
    2. en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • het straat- en bebouwingsbeeld;
    • de woonsituatie;
    • de verkeersveiligheid;
    • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  2. Op de regels van het besluit tot wijziging is de in de Wet ruimtelijke ordening geregelde procedure
    van toepassing.

Artikel 9 Algemene Procedureregels

artikel 9
Voorzover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot
  • de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte;
  • de dakhelling;
  • de plaatsing op het perceel,
ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het bouwen van gebouwen is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, mits:
  1. de goot- en bouwhoogte van gebouwen met niet meer dan 15% afwijken van de toegestane goot-
    en bouwhoogte;
  2. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in
    uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen,
    en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits
      de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het
      bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor
    het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde in sub 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar
    bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder
    omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
    overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
    bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of
    te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de
    afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer
    dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
    hervatten.
  4. Het bepaalde in sub 1 is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
    geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

artikel 11
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel: “Regels deel uitmakende van het bestemmingsplan “Broekloane Walterswald”.