KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten En Berekenen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Gemengd
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Natuur
Artikel 8 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 9 Tuin
Artikel 10 Verkeer - Wegverkeer 2
Artikel 11 Verkeer - Wegverkeer 3
Artikel 12 Water
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Lintzone
Artikel 15 Ringvaartzone
Artikel 16 Gemengd - Uit Te Werken
Artikel 17 Woongebied - Uit Te Werken 1
Artikel 18 Woongebied - Uit Te Werken Ringvaartdorp
Artikel 19 Lintzone - Uit Te Werken
Artikel 20 Leiding - Gas 1 (Dubbelbestemming)
Artikel 21 Leiding - Gas 2 (Dubbelbestemming)
Artikel 22 Leiding - Afvalwatertransport (Dubbelbestemming)
Artikel 23 Leiding - Rivierwatertransport (Dubbelbestemming)
Artikel 24 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)
Artikel 25 Waterstaat - Waterkering (Dubbelbestemming)
Artikel 26 Waterstaat - Waterloop (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 27 Milieuzone
Artikel 28 Veiligheidszone - Bevi - Risicozone
Artikel 29 Veiligheidszone - Leiding - Gas 1
Artikel 30 Veiligheidszone - Leiding - Gas 2
Artikel 31 Veiligheidszone - Leiding - Gas - Risicozone 1
Artikel 32 Veiligheidszone - Leiding - Gas - Risicozone 2
Artikel 33 Veiligheidszone - Vervoer Gevaarlijke Stoffen - Weg - Risicozone 1
Artikel 34 Veiligheidszone - Vervoer Gevaarlijke Stoffen - Weg - Risicozone 2
Artikel 35 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 36 Algemene Bouwregels
Artikel 37 Bijzondere Beperkende Regels
Artikel 38 Andere Wettelijke Regelingen
Artikel 39 Nadere Eisen
Artikel 40 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 41 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 42 Algemeen Toetsingskader
Artikel 43 Algemene Procedureregels
Artikel 44 Bepaling Inzake De Verwerkelijking Van Het Plan
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 45 Overgangsrecht
Artikel 46 Slotregel
Bijlagen Bij Regels

Zuidplas-West

Bestemmingsplan - Gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle

Vastgesteld op 16-06-2009 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan 'Zuidplas West' van de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle;

1.2 de verbeelding:

de kaart behorend bij het bestemmingsplan 'Zuidplas West' met tekeningnummer O8BROBO056-2 (plandeel Zevenhuizen-Moerkapelle)

1.3 30 km/uur-zone

wegen die op basis van het verkeersbesluit zijn aangewezen voor lokaal gebruik waar het verkeer met maximaal 30 km/uur mag voortbewegen;

1.4 aanbouw/uitbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw (door de vorm) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels, bepalingen worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aaneengesloten woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen;

1.8 aan-huis-verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van een ambachtelijk bedrijf of ambachtelijk bedrijfsactiviteiten, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.9 aan-huis-verbonden beroep:

het in een woning (met inbegrip van aanbouwen en bijgebouwen) beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens begrepen de beroepen van schoonheidsspecialist(e), mani- en/of pedicure en kapper, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;

1.10 aanpijling:

een blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.11 achtergevel:

een van weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel;

1.12 achtergevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.13 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw of een deel van het hoofdgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.14 afvalcontainer:

een container voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer;

1.15 afvalverzamelsysteem:

een bouwwerk of container, al dan niet ondergronds, welke dient voor de inzameling van afval alsmede goederen die na bewerking voor wedergebruik in aanmerking komen;

1.16 agrarisch bedrijfsgebouw:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;

1.17 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat geheel of overwegend gericht is op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het fokken of houden van dieren, met uitzondering van glastuinbouwbedrijven;

1.18 akoestisch beheersplan:

een beleidstechnisch plan wat de geluiduitstraling regelt van de inrichtingen op een bedrijventerrein conform het Beleidskader Zonebeheer Midden-Holland van 29 mei 2000;

1.19 ambachtelijk bedrijf:

  1. a. een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering van winkelambachten, waarvoor een belangrijk deel in handwerkgoederen worden bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamelijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker of verbruiker en hetwelk wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder b;
  2. b. een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden:
  • het productieproces wordt grotendeels 'met de hand' of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd;
  • voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;

1.20 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.21 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden;

1.22 architectonische waarde:

de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik eventueel in samenhang met de omgeving;

1.23 as van de weg:

het midden van de verhardingsstrook, dan wel bij een onverharde weg het midden van de door het verkeer gebruikte strook;

1.24 aquaduct:

brug, waarmee een open waterverbinding door middel van een bakvormige constructie over een weg, spoorlijn en/of terreinsnijding of andere waterloop wordt geleid;

1.25 basisbestemming:

een bestemming die samenvalt met een of meer op dezelfde gronden liggende dubbelbestemming;

1.26 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.27 bebouwingspercentage:

het percentage van de voor de desbetreffende bestemming aangewezen gronden, dat per bouwperceel en/of bouwvlak mag worden bebouwd;

1.28 begane grondbouwlaag:

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.29 beeldkwaliteitplan:

geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de het college van burgemeester en wethouders of de raad vastgesteld plan;

1.30 bed & breakfast:

een overnachtingaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf en het serveren van een ontbijt, niet zijnde de uitoefening van een hotel, pension of ander bedrijf . Hieronder wordt niet verstaan het overnachten, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijk of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.31 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.32 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, met inbegrip van een eventueel in dat gebouw ingebouwde bedrijfswoning;

1.33 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.34 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.35 beperkt kwetsbaar object:

objecten, niet zijnde een kwetsbaar of bijzonder kwetsbaar object bestemd voor regelmatig of vast verblijf van mensen;

1.36 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.37 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1892.00186-On02 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.38 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met éénzelfde bestemming;

1.39 bestaand:

  1. a. voor bouwwerken:
    bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel mag worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet;
  2. b. voor gebruik:
    gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan met de daarbij behorende gebruiksregels;

1.40 Bevi-inrichting:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.41 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.42 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.43 bouwgrens:

een aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

1.44 bouwlaag:

het geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de kelder, onderbouw, zolder en vliering;

1.45 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.46 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.47 bouwvlak:

een door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop (primair) hoofdgebouwen zijn toegelaten;

1.48 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.49 bovenwoning:

een woning die zich (overwegend) op de verdieping(en) bevindt, en waarbij de hierbij behorende woningtoegangen en andere gebouwen op de begane grondbouwlaag zijn toegestaan;

1.50 brug:

een vaste (of beweegbare) verbinding voor het verkeer tussen twee punten die door water gescheiden zijn;

1.51 bruto vloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van horecagelegenheden, kantoren, winkels, bedrijven of instellingen met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.52 buitenopslag/ open opslag:

het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de bedrijfspercelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur, en dergelijke;

1.53 bijzonder kwetsbaar object:

een kwetsbaar object zijnde:

  1. a. een gebouw met bijbehorende grond dat bestemd is voor gebruik door of verblijf van personen met lichamelijke of geestelijke beperkingen of voor het opsluiten van personen voor langere tijd, waardoor deze personen geen of een gering vermogen hebben zich zelfstandig binnen korte tijd in veiligheid te brengen of bescherming te zoeken voor dreigend gevaar door het vrijkomen van een gevaarlijke stof;
  2. b. een kinderdagverblijf;
  3. c. een school voor basisonderwijs;

1.54 café:

een zelfstandig, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomend horecabedrijf, niet zijnde een discotheek/bar-dancing, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische drank voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van maaltijden (daaraan) ondergeschikt is;

1.55 cafetaria/snackbar:

een horecabedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van al dan niet voor gebruik ter plaatse bereide etenswaren, en waarbij het verstrekken van niet-alcoholische en licht-alcoholische dranken (daaraan) ondergeschikt is;

1.56 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.57 dagopvang:

een instelling waar mensen gedurende de dag worden begeleid verzorgd en beziggehouden, zonder de mogelijkheid tot overnachting;

1.58 dagrecreatie voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.59 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.60 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, al dan niet door middel van een baliefunctie, met uitzondering van prostitutie, waarbij een onderscheid gemaakt kan worden in:

  1. a. administratieve dienstverlening:
    het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, zonder een rechtstreeks contact met het publiek c.q. een baliefunctie;
  2. b. publieksgerichte dienstverlening:
    het verlenen van bedrijfsmatige diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van bedrijfsmatige handelingen overwegend gericht aan consumenten met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca en/of seksuele dienstverlening;
  3. c. seksuele dienstverlening:
    een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;

1.61 drijvende woning:

een op het water drijvende constructie met daarin een woning, door middel van een vaste constructie verbonden aan de grond, zodanig dat er sprake is van een bouwvergunning-plichtig bouwwerk;

1.62 duiker:

een gesloten constructie onder een weg, spoorweg kade, dijk enzovoorts ten behoeve van het afvoeren van water;

1.63 ecologische waarde:

waarde betreffende de natuurlijke samenhang tussen organismen en hun milieu;

1.64 ecovoorziening:

een civieltechnische installatie of installatie in/of onder de infrastructuur die een functie ten behoeve van de natuur vervult;

1.65 EPL:

Energie Prestatie op Locatie: maat voor de energieverbruik op wijk/terreinniveau. Wordt toegepast voor wijken van meer dan 200 woningen (of equivalenten). Hoe hoger hoe meer duurzaam. De EPL is maximaal 10 wat wil zeggen dat de wijk volledig in de eigen energiebehoefte kan voorzien;

1.66 EPN:

Energie Prestatie Norm: maat voor de energiezuinigheid van nieuwbouw. Deze is opgenomen in het Bouwbesluit. Het kabinet heeft tot 2011 een aantal aanscherpingen voor verschillende gebouwtypen aangekondigd. Hoe lager hoe meer duurzaam;

1.67 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.68 erfafscheiding:

schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst;

1.69 erker:

een uitbouw aan de voorzijde van een gebouw, niet zijnde een entree en aansluitend op een verblijfsruimte van het betreffende gebouw, waarvan de naar de openbare weg toegekeerde zijde en nog minimaal één andere zijde transparant is;

1.70 evenementen:

publieke gebeurtenissen, met name op het gebied van kunst, sport en cultuur, ontspanning en vermaak;

1.71 extensief agrarisch medegebruik:

een vorm van grondgebonden landbouw, zoals beweiding in lage veebezetting en de verbouw van akkerbouwproducten, in hoofdzaak gericht op de instandhouding en/of vergroting van de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

1.72 extensief recreatief medegebruik:

een extensief recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit dagrecreatieve gebruik is toegestaan, zoals die vormen van dagrecreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, te weten wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, of een daarmee naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik, waarbij recreanten in relatief geringe aantallen mede gebruik maken van al dan niet aangelegde voorzieningen zoals wegen, paden, water en wateroevers;

1.73 extensieve recreatie:

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving;

1.74 externe veiligheid:

een ruimtelijke situatie waar activiteiten plaatsvinden of mogelijk worden gemaakt op daartoe bestemde gronden die voor de gebruikers van de ruimte buiten die gronden een specifiek risico inhoudt. Het specifieke risico betreft een bepaalde overlijdenskans die de gebruikers afzonderlijk lopen door de gevolgen van het vrijkomen van een gevaarlijke stof bij een ongeval met de betreffende activiteit, als mede de kans dat een groep van bepaalde omvang onder de gebruikers in één keer tegelijk dodelijk wordt getroffen door het bedoelde ongeval. Beide kansen hebben betrekking op het direct of op korte termijn overlijden door de effecten die worden veroorzaakt door bij het ongeval vrijkomende gevaarlijke stof. De bedoelde overlijdingskans die de gebruikers afzonderlijk lopen is het Plaatsgebonden risico (PR). De kans dat een groep burgers in één keer wordt getroffen heeft betrekking op het Groepsrisico;

1.75 externe veiligheid relevante inrichting:

een bedrijf, dat in overeenstemming met bijlage 2 t/m 4 van dit bestemmingsplan (de Lijst van bedrijfsactiviteiten) is aangewezen en die één van de volgende installaties onder a tot en met f gebruikt:

  1. a. een ammoniakkoelinstallatie met een inhoud van meer dan 1.500 kilogram ammoniak;
  2. b. een propaantank met een inhoud van meer dan 13 kubieke meter;
  3. c. een opslagplaats die bestemd is voor verpakte gevaarlijke stoffen in de zin van artikel 1 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen met een opslagcapaciteit van meer dan 10 ton;
  4. d. één of meer baden die een cyanidezout in oplossing bevatten met een totale hoeveelheid van meer dan 100 liter;
  5. e. een installatie voor de opslag of gebruik van meer dan 1.000 liter zeer giftige dan wel giftige vloeistof;
  6. f. een opslagvoorziening voor meer dan 100 ton meststoffen groep 2 conform de PGS 7;
  7. g. of is opgenomen in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi);

1.76 externe veiligheid relevante transportactiviteit:

  1. a. transport van gevaarlijke stoffen over de weg of over het spoor waarvoor, op grond van het Besluit transport externe veiligheid, het plaatsgevonden risico dient te worden vastgelegd en/of waarvoor een verantwoording van het groepsrisico nodig kan blijken;
  2. b. transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen waarvoor, op grond van het Besluit buisleidingen, het plaatsgevonden risico dient te worden vastgelegd en/of waarvoor een verantwoording groepsrisico nodig kan blijken;

1.77 fluisterklinker:

bijzondere vorm van wegdekasfaltverharding die de vorm en textuur van klinkers heeft maar goede geluidabsorberende eigenschappen bezit;

1.78 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.79 gebouwen van algemeen nut:

gebouw ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer;

1.80 gebruiken:

het gebruiken, doen en laten gebruiken;

1.81 geluidabsorberend asfalt

bovenste afdeklaag van een verkeersweg die door haar structuur specifieke geluidabsorberende effecten teweeg brengt;

1.82 geluidbelasting vanwege een industrieterrein:

de etmaalwaarde (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) van het equivalente geluidniveau in 50 dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen;

1.83 geluidbelasting vanwege het wegverkeer:

de geluidsbelasting in Lden(zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

1.84 geluidgevoelige functies:

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.85 geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.86 geluidgevoelige objecten:

geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.87 geluidniveau Lden:

gemiddelde equivalente geluidbijdrage over de dag-, avond- en nachtperiode;

1.88 geluidsbeperkende voorzieningen:

een al dan niet gebouwde voorziening kennelijk bedoeld voor het beperken van geluid;

1.89 geluidsreducerende maatregelen:

fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs- of wegverkeerslawaai op geluidgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op zijn gericht zijn, doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of –schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en geluidsbelasting afneemt;

1.90 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (stb. 1993, nr. 50), bij welke ingevolge van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.91 gemaal:

een inrichting, bestaande uit een pompgemaal en een gebouw of opstal, ten behoeve van het bemalen van een polder of open water, waarmee de stand van het oppervlaktewater kan worden geregeld;

1.92 geprojecteerd kwetsbaar project:

een kwetsbaar object dat op grond van het voor het desbetreffende gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is maar dat in de feitelijke situatie nog niet aanwezig is en waarvoor nog geen bouwvergunning is aangevraagd of afgegeven;

1.93 geprojecteerd bijzonder kwetsbaar object:

een bijzonder kwetsbaar object dat op grond van het voor het desbetreffende gebied geldende bestemmingsplan toelaatbaar is maar dat in de feitelijke situatie nog niet aanwezig is en waarvoor nog geen bouwvergunning is aangevraagd of afgegeven;

1.94 geschakelde woning:

woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;

1.95 gesloten oppervlakteverharding:

een gebonden verharding zoals asfalt en gestort beton, niet bestaande uit afzonderlijk opneembare elementen (klinkers, betonplaten, grind);

1.96 gestapelde woningen:

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.97 gevelverlichtingreclame:

verlichting die bedrijven hebben geïnstalleerd om hun gebouwen aan te lichten en/of reclame voor het bedrijf te maken;

1.98 gietwaterbassins:

een waterbak voor de opslag van gietwater ten behoeve van agrarische activiteiten;

1.99 glastuinbouwbedrijf:

een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van tuinbouwgewassen en/of de teelt van siergewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;

1.100 GPR gebouw:

Gemeentelijke Praktijkrichtlijn Gebouw: maatlat waarmee gebouwontwerpen op kwaliteitsthema's energie, materialen, water, gezondheid, woonkwaliteit en afval worden beoordeeld met rapportcijfers (maximaal dus 10);

1.101 groenzone:

een parkachtige omgeving op een bedrijventerrein waar doorheen gewandeld en gerust kan worden;

1.102 grondgebonden woningen:

een woning, niet zijnde een gestapelde woning, die direct grenst aan en toegankelijk is vanaf de weg;

1.103 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden;

1.104 half vrijstaande woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van maximaal twee aaneengebouwde woningen;

1.105 handelsbedrijf:

een bedrijf dat bedrijfsmatig goederen ten verkoop uitstalt, te koop aanbiedt, verkoopt of levert;

1.106 hindergevoelige functie:

geluidgevoelige functies en of objecten van verblijfsrecreatie;

1.107 hindergevoelige gebouwen:

geluidgevoelig gebouw;

1.108 hindergevoelige objecten:

hindergevoelige gebouwen en/of hindergevoelige functies;

1.109 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval is vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder voor of bij vaststelling van het plan;

1.110 hoofdgebouw:

een gebouw dat gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken;

1.111 horeca:

het bedrijfsmatige verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies;

1.112 horecabedrijf:

een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van een zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Daarbinnen worden in dit bestemmingsplan de volgende categorieën onderscheiden:

  1. a. horeca - categorie 1:
    een horecabedrijf, die qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt. Bij de openingstijden wordt aangesloten op de openingstijden van de winkels;
  2. b. horeca - categorie 2:
    een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszakenlunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel koffie en/of tearoom, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant;
  3. c. horeca - categorie 3:
    een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen;
    Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar;
  4. d. horeca - categorie 4:
    een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren:
    Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé (met nachtvergunning);
  5. e. horeca - categorie 5:
    een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf.
    Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers;

1.113 huishouden:

één persoon een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep van personen van beperkte omvang, die bij verblijf in een zelfstandige woning of een recreatiewoning de daar aanwezige essentiële woonvoorzieningen deelt;

1.114 industrieel bedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend machinaal verwerken van grondstoffen en/of vervaardigen van producten (nijverheids- en productietechnische bedrijven);

1.115 intensieve recreatie:

vormen van recreatie die niet worden begrepen onder 'extensieve recreatie';

1.116 jongerenontmoetingsplaats:

een plaats in de vrije (openbare) ruimte, waar tieners en jongeren elkaar kunnen ontmoeten en kunnen recreëren;

1.117 kampeerauto:

een auto, waarin voorzieningen zijn getroffen voor dag- en nachtverblijf;

1.118 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.119 kantine:

een verblijflokaal als ondergeschikt onderdeel van een bedrijf waar dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en verstrekt;

1.120 kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;

1.121 kantoorgebouw:

een gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt en bestemd is voor of overwegend voor kantoren;

1.122 kantoorachtig bedrijf:

een bedrijf met een productieruimte, assemblageruimte, showroom en dergelijke, gecombineerd met een kantoorruimte als niet-zelfstandig onderdeel van het bedrijf en waarbij de kantoorruimte maximaal 30% van de bedrijfsvloeroppervlakte uitmaakt;

1.123 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 meter boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel gelegen is;

1.124 kinderopvang:

het tegen vergoeding aanbieden van verzorging, onderdak en begeleiding aan minderjarigen door anderen dan de eigen ouders, pleeg- of stiefouders, te onderscheiden in:

  1. a. kinderopvang: opvang overdag, zonder de mogelijkheid tot overnachting;
  2. b. 24-uurs kinderopvang: opvang zowel overdag als 's avonds en/of 's nachts;

1.125 kiosk:

een binnen het verblijfsgebied gelegen gebouw van beperkte omvang dat bedoeld is om de verblijfsfunctie te veraangenamen door het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, versnaperingen, niet-alcoholische en licht-alcoholische dranken alsmede rookwaren;

1.126 kleinschalige bedrijfsactiviteiten:

bedrijfsactiviteiten, die door hun beperkte omvang in of bij een woonhuis kunnen worden uitgeoefend met behoud van de woonfunctie, waarbij deze bedrijvigheid voor wat betreft de maximaal te veroorzaken hinder vergelijkbaar is met de in bijlage 2 opgenomen categorieën 1 genoemde bedrijven in de lijst van bedrijfsactiviteiten

1.127 kwetsbaar object:

  1. a. een gebouw waarbinnen zich gemiddeld meer dan 50 personen bevinden gedurende meer dan 8 uur per dag en meer dan 5 dagen van de week, gedurende een groot deel van het jaar; niet zijnde een kantoor of andersoortig gebouw dat hoort bij een externe veiligheid relevante inrichting;
  2. b. één of meerdere woningen in een gebied dat de bestemming wonen heeft;
  3. c. een water waar woonboten zijn toegestaan;
  4. d. een winkelcentrum, waarbij de begrenzing wordt gevormd door de gebouwen waarin de winkels zijn gevestigd, voor zover dat het gedeelte betreft dat toegankelijk is voor het publiek;
  5. e. gebouwen op een terrein dat specifiek bestemd is voor het concentreren van detailhandelsverkopen voor particuliere consumenten;
  6. f. gebouwen met onderwijsdoeleinden, niet zijnde scholen voor basisonderwijs;
  7. g. een terrein of gebouw dat bestemd is voor recreatieve of culturele doeleinden, waar zich gemiddeld grote aantallen mensen bevinden, gedurende meerdere aaneengesloten dagen of gedurende een aanmerkelijk deel van de dag als dit met regelmaat plaatsvindt gedurende een groot deel van het jaar.
  8. h. objecten n.e.g. waarvan in redelijkheid is vast te stellen dat daar met regelmaat grote aantallen mensen verblijven, gedurende een aantal uren per dag tijdens een groot deel van het jaar;

1.128 landschap:

een complex van relatiestelsels, tezamen een herkenbaar deel aardoppervlak vormend, dat gemaakt is en in stand gehouden wordt door de wederzijdse beïnvloeding van levende en niet-levende natuur alsmede de wisselwerking met de mens;

1.129 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat geheel;

1.130 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, speelweiden, observatiepunten, informatieborden en banken;

1.131 kunstwerk;

een civieltechnische constructie of installatie in de infrastructuur die een of meer functies vervult;

1.132 leisure:

voorzieningen en activiteiten, niet zijnde detailhandel en horeca, die ondersteunend zijn aan dan wel een functionele relatie hebben met de binnen een bestemming toegelaten functie(s) gericht op vrijetijdsbesteding met een informatief en recreatief element op het gebied van spel, vermaak, ontspanning, gezondheid, cultuur alsmede kinderopvang;

1.133 Lijst van Bedrijfsactiviteiten:

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals die lijst is opgenomen in bijlage 2 en bijlage 3 behorende bij deze regels;

1.134 luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, aan de openbare zijde, al of niet ondersteund;

1.135 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van:

  • openbaar bestuur en overheidsdiensten;
  • sociaal-cultureel terrein waaronder begrepen verenigingsgebouwen, gemeenschapshuizen en/of clubhuizen;
  • levensbeschouwelijke terrein;
  • onderwijs en educatie;
  • gezondheidszorg, veterinaire diensten en welzijnszorg;
  • sport en sportieve recreatie;

alsook,

  • ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.136 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.137 meervoudig ruimtegebruik:

omvat alle vormen van grondgebruik waarbij meerdere functies tezamen één kavel delen en er sprake is van het intensiveren van functies, combinatie van functies en functies in de hoogte en ondergrond;

1.138 milieubelasting:

de beïnvloeding van de fysieke omgeving door het veroorzaken van lawaai, stank, hinder en/of door de uitworp van schadelijk (afval-)stoffen daarin;

1.139 milieucategorie:

een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlagen bij deze voorschriften opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten;

1.140 milieusituatie:

de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (o.a. bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (o.a. woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;

1.141 nijverheidsbedrijf:

een bedrijf dat geheel of gedeeltelijk is gericht op het bewerken of verwerken van grondstoffen;

1.142 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.143 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:

werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden;

1.144 ondergeschikt bouwdeel:

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak;

1.145 ondergeschikte functie:

een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de bestemmingsomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn;

1.146 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, arken, kampeermiddelen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.147 onderdoorgang:

een verbinding voor het verkeer onder een weg of spoorlijn niet zijnde een viaduct of brug aan weerszijden begrensd door een grondlichaam, bestaande uit een (betonnen) bovenbouw en eventueel een (betonnen) onderbouw;

1.148 openbaar gebied:

de gronden die voor eenieder toegankelijk zijn en die in eigendom, beheer en onderhoud zijn bij een overheidsinstelling;

1.149 openbare ruimte:

rijwegen, voet- en fietspaden, pleinen, groenvoorzieningen en water, met inbegrip van de daarbij behorende voorzieningen van algemeen nut, bermen, taluds, waterlopen en waterbouwkundige kunstwerken, ondergrondse afvalsystemen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen;

1.150 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een voor mensen toegankelijke oppervlakte overdekt, bestaande uit een dakconstructie en voorzien van ten hoogste één wand;

1.151 overkluizing:

een gesloten constructie onder een weg, spoorweg, kade, dijk enzovoort ten behoeve van een andere weg of voor het beschermen van en geleiden van kruisende kabels en leidingen;

1.152 parkeervoorzieningen:

elk al dan niet overdekte c.q. ondergrondse stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer:

  1. a. openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar toegankelijk zijn;
  2. b. particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein, voor eigen werknemers;

1.153 parkeren:

het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

1.154 patiowoning:

bebouwing (woning) in een bouwlaag met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof, gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige gebouwen;

1.155 perceelsgrens:

grens van een bouwperceel;

1.156 perifere detailhandel (algemeen):

detailhandel op terreinen of locaties binnen de bebouwde kom die niet binnen een bestaand winkel(concentratie)gebied of het onmiddellijk daaraan grenzende gebied liggen c.q. gevestigd kunnen worden);

1.157 perifere detailhandel, omvanggericht (grootschalig):

perifere detailhandel met een (boven)lokale functie/bereikbaarheid waarvoor een groter winkelverkoopvloeroppervlak nodig is dan 1.000 m ² (wvo) per vestiging, een supermarkt daaronder niet begrepen;

1.158 perifere detailhandel, branchegericht (volumineus):

perifere detailhandel in goederen, waarvoor vanwege de aard en de omvang van het gevoerde assortiment en de dagelijkse bevoorrading, een groot bedrijfsvloeroppervlak nodig is, zoals auto's boten, caravans, tenten, vakantie, recreatie, sport-, outdoor- en kampeerartikelen, bouwmarkten, tuincentra, woninginrichting, keukens en sanitair;

1.159 permanente bewoning:

bewoning van een verblijf als hoofdverblijf;

1.160 plaatsgebonden risico:

  1. a. op de grens van of op een plaats buiten een inrichting aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval binnen die inrichting, waarbij deze kans is bepaald op grond van regels die daarvoor geleden als vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  2. b. op een locatie buiten een buisleiding, weg of spoorweg aanwezige kans op overlijden van een persoon die gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven als gevolg van een ongeval door getransporteerde gevaarlijke stoffen;

1.161 PM10:

fijn stof met een deeltjesgrootte > 10 µm;

1.162 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.163 prostitutiebedrijf:

een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;

1.164 reclame-object:

bouwwerk of werk opgericht en/of in stand gehouden met het doel te functioneren als of als drager van reclame-uitingen;

1.165 recreatief medegebruik:

vormen van recreatie (zoals wandelen en fietsen) waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, doch in hoofdzaak kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn;

1.166 recreatieve voorzieningen:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van gelegenheid voor vrijetijdsbesteding en ontspanning;

1.167 referentie-maaiveld:

  1. a. bij nieuw te bouwen hoofdgebouwen en daarbij behorende aan- of uitbouwen:
    het straatpeil ter plaatse van de perceelgrens vermeerderd met 3 centimeter per meter afstand tussen de hoofdtoegang van het gebouw en die perceelgrens met een maximum van 30 centimeter;
  2. b. bij bijgebouwen: de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitend afgewerkte terrein;
  3. c. bij bestaande gebouwen: een denkbeeldig vlak op 5 centimeter onder het niveau van de afgewerkte begane grondvloer;

1.168 richtwaarde:

een richtwaarde als bedoeld in artikel 5.1. derde lid van het besluit externe veiligheid inrichtingen ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico;

1.169 risicovolle inrichting:

  1. a. een inrichting bij welke ingevolge het BEVI een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  2. b. een AMVB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer afstanden gelden met het oog op de externe veiligheid;

1.170 risicozone 1:

een gebied rond een risicobron (externe veiligheid relevant) waarin geen bijzonder kwetsbare bestemmingen gerealiseerd mogen worden en waar de omvang van het groepsrisico vanwege een ruimtelijk besluit moet worden bepaald en verantwoord;

1.171 risicozone 2:

een gebied rond een risicobron (externe veiligheid relevant) waar de omvang van het Groepsrisico vanwege een ruimtelijk besluit moet worden bepaald en verantwoord;

1.172 ruimtelijke kwaliteit:

wordt gevormd door de evenwichtige samenhang tussen (openbare)ruimte en gebouwde elementen;

1.173 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.174 sociale veiligheid:

een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbar en sociaal controleerbaar is;

1.175 speeltoestel:

ee n speeltoestel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen;

1.176 stedenbouwkundige kwaliteit:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied;

1.177 straat- en bebouwingsbeeld:

het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten;

1.178 straatmeubilair:

openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloem- en plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegbebakening en –bewijzering en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.179 tent:

een in hoofdzaak uit textiel of uit andere daarmee gelijk te stellen materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en nachtverblijf, dat makkelijk is op te vouwen;

1.180 tuinbouw(bedrijf):

een agrarisch bedrijf, gericht op het telen, kweken en verzorgen van groenten, fruit, tuin- en kasvruchten, sierteeltgewassen of tuinbouwzaden. Het handelen in tuin- en kasvruchten, sierteeltgewassen of tuinbouwzaden voor zover het een ondergeschikt onderdeel vormt van de bedrijfsvoering, is hier mede onder begrepen;

1.181 verblijfsrecreatie:

vormen van recreatie die gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf;

1.182 verdieping(en):

de

1.183 verkeer te water:

vervoer van personen en/of goederen over het water;

1.184 verkeerstechnische uitrusting:

alle bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die een functie hebben ten behoeve van een veilige en efficiënte verkeersafwikkeling, waaronder begrepen verlichtingselementen, verkeersborden, verkeerslichteninstallaties en bewegwijzeringborden en –portalen;

1.185 verkeersveiligheid:

de veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers;

1.186 viaduct:

een (direct bereden) vast verbinding voor het verkeer tussen twee punten die gescheiden zijn door een weg. spoorlijn en/of terreininsnijding;

1.187 volkstuin:

perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld;

1.188 volkstuincomplex:

terrein waarop zich twee of meer samenhangende volkstuinen bevinden;

1.189 voorgevel:

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel (buitenmuur) van een hoofdgebouw;

1.190 voorgevelbouwgrens:

de lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

1.191 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.192 voorgevelrooilijn:

  1. a. bestaand gebied:
    de langs de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging heeft ten opzichte van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen op de naastgelegen bouwpercelen;
  2. b. nieuw gebied:
    de langs de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk een regelmatige of nagenoegd regelmatige ligging heeft en evenwijdig of nagenoeg evenwijdig loopt met de as van de weg;

1.193 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het besluit geluidhinder;

1.194 voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.195 vrijstaande woning:

een woning die hoogstens door middel van de bijgebouwen met een andere woning verbonden is en waarvan geen van beide zijgevels in de zijdelingse perceelgrens staan;

1.196 watergang/waterloop:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.197 weg:

een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.198 werk:

grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of werk, geen bouwwerk zijnde;

1.199 werken:

alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of inrichtingen met toebehoren;

1.200 wet/wettelijke regeling:

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d. dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

1.201 woning/wooneenheid:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling geschikt, bestemd en bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.202 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.203 woonschip:

elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend en hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf;

1.204 woonsituatie:

een situatie waarbij, mede door de situering van om de woonfunctie liggende functies en bebouwing, in ieder geval sprake is van een redelijke daglichttoetreding, een redelijke mate van uitzicht en voldoende privacy, alsmede afwezigheid van hinder;

1.205 woon-werkcombinatie:

het wonen in combinatie met aan de woonfunctie ondergeschikte kantoor- en werkfuncties in de vorm van aan huis verbonden beroepen alsmede kleinschalige bedrijfs- en dienstverleningsactiviteiten;

1.206 zoneplichtige weg:

een weg die een zone heeft conform artikel 74 van de Wet geluidhinder.

Artikel 2 Wijze Van Meten En Berekenen

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten en gerekend:

2.1 bebouwd oppervlakte:

de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen;

2.2 breedte van een bouwperceel:

tussen de zijdelingse perceelgrenzen van het bouwperceel, in de naar de zijde van de weg gekeerde perceelsgrens;

2.3 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse grens van het bouwperceel;

2.4 de afstand tot de weg:

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot het hart van de weg;

2.5 lengte en breedte van een gebouw:

tussen de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het aanliggende afgewerkte bouwterrein;

2.6 de inhoud van een gebouw:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 bebouwde oppervlakte van een bouwperceel:

de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde perceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder de oppervlakten van kelderruimten onder maaiveld mede begrepen met uitzondering van parkeerkelders;

2.8 de goot(- of boeibordhoogte) van een gebouw:

  1. 1. tussen het referentiemaaiveld en de bovenkant van de goot, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel met de gevel, waarin gemeten wordt;
  2. 2. bij meerdere (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boeibordhoogten wordt de goot- en/of boeibordhoogte gemeten bij dat dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw;
  3. 3. bij een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak dat loopt over de volledige breedte, lengte of diept van een gebouw, wordt de goot- en/of boeibordhoogte gemeten op het hoogste snijpunt van het dakvlak met de daaronder gelegen gevel; onder de gevel wordt tevens verstaan het hart van scheidsmuren met een gebouw op een aangrenzend bouwperceel;

2.9 de bouw-/nokhoogte van een gebouw:

het hoogste punt van het gebouw, gemeten van het referentie-maaiveld; hierbij worden niet meegerekend bouwdelen van ondergeschikte betekenis als schoorstenen, antennes, balkonafscheidingen en vergelijkbare afschermingen op niveau, alsmede lichtkoepels en lichtstraten;

2.10 de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

van het hoogste punt van het bouwwerk tot aan het gemiddelde maaiveldpeil van het aansluitende afgewerkte terrein;

2.11 de oppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenzijde van de gevelvlakken en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het aanliggend afgewerkt bouwperceel;

2.12 de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:

de gezamenlijke verticale neerwaartse projectie van alle onderdelen van het bouwwerk op het gemiddelde niveau van het aanliggende afgewerkte bouwterrein;

2.13 de oppervlakte van een overkapping:

de verticale projectie van het dakvlak;

2.14 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.15 peil:

  1. 1. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. 2. voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdingang;
  3. 3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  4. 4. indien op of in het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterniveau gedurende een jaar ten opzichte van NAP; tevens de waterstand die zoveel mogelijk wordt gehandhaafd en die wordt vastgelegd in een peilbesluit;

2.16 referentiemaaiveld:

  1. 1. bij nieuw te bouwen hoofdgebouwen en daarbij behorende aan- of uitbouwen:
    het straatpeil ter plaatse van de perceelgrens vermeerderd met 3 centimeter per meter afstand tussen de hoofdtoegang van het gebouw en die perceelgrens met een maximum van 30 centimeter;
  2. 2. bij bijgebouwen: de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitend afgewerkte terrein;
  3. 3. bij bestaande gebouwen: een denkbeeldig vlak op 5 centimeter onder het niveau van de afgewerkte begane grondvloer;

2.17 de geluidsbelasting:

  1. 1. de geluidsbelasting voor een geluidgevoelig gebouw wordt bepaald op de naar de geluidsbron gekeerde gevel(s) zoals bedoeld in de wet geluidhinder van het geluidgevoelig gebouw;
  2. 2. de geluidsbelasting van een geluidgevoelig terrein wordt bepaald op de naar de geluidsbron gekeerde grens of grenzen van het terrein, voor zover (dat deel van) het terrein ingevolge het bestemmingsplan ook als geluidgevoelig terrein gebruikt mag worden;

2.18 bruto (bedrijfs)vloeroppervlakte (bvo):

de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een (bedrijfs)gebouw(en) met inbegrip van alle daartoe behorende ruimten, gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

2.19 winkelverkoopvloeroppervlakte (wvo):

de totale in een winkel voorkomende vloeroppervlakte van alle bouwlagen van ruimten welke rechtstreeks toebedeeld en ten dienste staan voor de uitstalling en verkoop van detailhandelsartikelen en voor het publiek zichtbaar en toegankelijk zijn, inclusief de vloeroppervlakte van de etalage, vitrine, toonbank- en kassaruimte (plus de loopruimte voor het personeel daarachter), schappen, paskamers, ruimten voor winkelwagentjes en lege dozen evenals de vloeroppervlakte van entresols (met voor klanten voldoende hoogte).

Hieronder wordt niet begrepen de uitsluitend voor het personeel bedoelde (dienst)ruimten en de ruimten die betrekking hebbend op bedrijfskantoor, portiek, ambacht en reparatie activiteiten, verwerken van bestellingen, opslag, verwerking van bestellingen, magazijn, sanitair, keuken en distributieruimten.

2.20 Ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits:

  • de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
  • de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet plaatsvindt boven openbare ruimten.

2.21 Meting op de verbeelding:

Voor zover op de verbeelding niet anders is aangegeven, worden afmetingen en afstanden bepaald door middel van meting op de verbeelding, met dien verstande dat:

  1. a. gemeten dient te worden vanuit het hart van de op de verbeelding getekende lijnen, en;
  2. b. de maat van de openbare ruimte wordt berekend naar de ter plaatse geldende werkelijke situatie, behoudens indien de grenslijn van de bebouwing niet in de bestaande voorgevellijn is geprojecteerd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. uitsluitend een bestaand tuinbouwbedrijf c.q. de daarbij behorende agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de opgenomen functieaanduiding 'tuinbouw';

alsmede ook voor:

  1. b. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  2. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. voorzieningen van algemeen nut;

met de daarbij behorende;

  1. f. weilanden en/of landbouwgronden;
  2. g. erven en terreinen, in- en uitritten;
  3. h. verhardingen;
  4. i. bermen, bermsloten en greppels;
  5. j. (boom)beplanting, oeverbeschoeiingen en overig groen;
  6. k. bouwwerken, werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming;

met uitzondering van:

  1. l. risicovolle inrichtingen, die niet zijn toegestaan;
  2. m. verkooppunten van brandstoffen, die niet zijn toegestaan.

3.2 Bouwregels

3.3 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf (waaronder begrepen een risicovolle inrichting, inclusief propaantanks) of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 3.1 is toegestaan;
  2. b. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 meter erachter;
  3. c. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  4. d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  5. e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  6. f. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  7. g. het gebruik als kampeerterrein;
  8. h. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen, uitgezonderd het verwerken van producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf, het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd voor en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, uitgezonderd de verkoop of het ter verkoop aanbieden van agrarische producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  9. i. woondoeleinden;
  10. j. seksinrichtingen;
  11. k. de opslag en verkoop van vuurwerk;
  12. l. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 3 ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  2. b. een goederenwegvervoerbedrijf dan wel een bedrijf of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in sub a, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - goederenwegvervoerbedrijf ';

alsmede ook voor:

  1. c. een bedrijfswoning ter plaatse van functieaanduiding 'bedrijfswoning';
  2. d. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  3. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. voorzieningen van algemeen nut, met uitzondering van verkooppunten van brandstoffen;

met de daarbij behorende:

  1. h. tuinen, erven en terreinen;
  2. i. parkeervoorzieningen en overige verhardingen
  3. j. bermen, bermsloten en greppels;
  4. k. (boom)beplanting, oeverbeschoeiingen en overig groen;
  5. l. bouwwerken, werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming;

met uitzondering van:

  1. m. risicovolle inrichtingen, die niet zijn toegestaan;
  2. n. verkooppunten voor motorbrandstoffen, die niet zijn toegestaan.

4.2 Dubbelbestemmingen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 24.

4.3 Bouwregels

4.4 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. de uitoefening een bedrijf (waaronder begrepen een risicovolle inrichting, inclusief propaantanks) of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 4.1, sub a en sub b is toegestaan;
  2. b. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  3. c. de uitoefening van enige tak van handel (inclusief detailhandel);
  4. d. wonen, met uitzondering van de bedrijfswoning als bedoeld in 4.1, sub c;
  5. e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  6. f. seksinrichtingen;
  7. g. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 meter erachter;
  8. h. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  9. i. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  10. j. de opslag en verkoop van vuurwerk;
  11. k. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

4.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een gemaal;
  2. b. een horecavoorziening, horecacategorie 1 en/of horecacategorie 2;
  3. c. een dagrecreatieve voorziening;
  4. d. voorzieningen van algemeen nut;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. in- en uitritten;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  9. i. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. j. bermen, bermsloten en greppels;
  2. k. beplanting en overig groen;
  3. l. verhardingen;
  4. m. dammen en/of duikers;
  5. n. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  6. o. bouwwerken, werken en werkzaamheden, kunstwerken, infiltratievoorzieningen, kleinschalige infrastructurele voorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming;

met uitzondering van:

  1. p. risicovolle inrichtingen, die niet zijn toegestaan;
  2. q. verkooppunten voor motorbrandstoffen, die niet zijn toegestaan.

5.2 Dubbelbestemmingen

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding – Gas 2' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding als bedoeld in artikel 21;
  2. b. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding – Afvalwatertransport' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse afvalwatertransportleiding als bedoeld in artikel 22;
  3. c. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' de bescherming en veiligstelling van de waterkering als bedoeld in artikel 25;
  4. d. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterloop' de bescherming en instandhouding van de watergang als bedoeld in artikel 26.

5.3 Bouwregels

5.4 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 meter erachter;
  4. d. woondoeleinden;
  5. e. een risicovolle inrichting, inclusief propaantanks;
  6. f. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  7. g. seksinrichtingen;
  8. h. opslag en verkoop van vuurwerk;
  9. i. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voet-, fiets- en ruiterpaden;
  3. c. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen, waterpartijen en plas- en draszones;
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. ondergrondse afvalinzamelingpunten;
  6. f. objecten van beeldende kunst;
  7. g. speelplaatsen, speelvoorzieningen en speeltoestellen;
  8. h. bruggen en overige kunstwerken;
  9. i. dijken en taluds;
  10. j. hondenuitlaatplaatsen;
  11. k. in- en uitritten;
  12. l. voorzieningen voor waterzuivering en infiltratie;
  13. m. voorzieningen van algemeen nut, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;

alsmede ook voor:

  1. n. de landschappelijke inpassing van infrastructuur;
  2. o. ontsluitingen ten behoeve van calamiteitenverkeer;

met de daarbij behorende:

  1. p. bermen, bermsloten en greppels;
  2. q. (boom)beplanting en overig groen;
  3. r. verhardingen;
  4. s. dammen en/of duikers;
  5. t. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  6. u. bouwwerken, werken en werkzaamheden, kunstwerken, infiltratievoorzieningen, kleinschalige infrastructurele voorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.

6.2 Dubbelbestemmingen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding – Rivierwatertransport' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse watertransportleiding als bedoeld in artikel 23;
  2. b. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologische waarden' de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 24;
  3. c. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterloop' de bescherming en instandhouding van de watergang als bedoeld in artikel 26.

6.3 Bouwregels

6.4 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
  4. d. een jongerenontmoetingsplaats;
  5. e. woondoeleinden;
  6. f. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  7. g. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg en (verdere) ontwikkeling van een ecologische verbindingszone met natuurwaarden alsmede het behoud, de bescherming en het herstel ervan;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. watergangen en waterpartijen met natuurvriendelijke oevers, plas- en draszones en poelen;
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. bruggen en overige kunstwerken;
  6. f. in- en uitritten;
  7. g. voorzieningen voor waterzuivering en infiltratie;
  8. h. voorzieningen van algemeen nut, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;

met de daarbij behorende:

  1. i. bermen, bermsloten en greppels;
  2. j. verhardingen;
  3. k. (boom)beplanting en overig groen;
  4. l. dammen en/of duikers;
  5. m. bouwwerken, werken en werkzaamheden, kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.

7.2 Dubbelbestemmingen

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding – Rivierwatertransport' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse watertransportleiding als bedoeld in artikel 23;
  2. b. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologische waarden' de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 24;
  3. c. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterloop' de bescherming en instandhouding van de watergang als bedoeld in artikel 26.

7.3 Inrichtingsregel

Bij de inrichting van de ecologische zone wordt rekening gehouden met de eisen vanuit het provinciaal beleid ten aanzien van de inrichting van ecologische verbindingszones.

7.4 Bouwregels

7.5 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. het opslaan, opgeslagen houden, en storten of lozen van mest en/of andere landbouwproducten;
  4. d. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  5. e. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

7.6 Aanlegvergunning

Artikel 8 Recreatie - Dagrecreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie – Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een volkstuinencomplex ter plaatse van de functieaanduiding 'volkstuinen';

alsmede ook voor:

  1. b. groenvoorzieningen;
  2. c. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  3. d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. e. paden, in- en uitritten;
  5. f. parkeervoorzieningen;
  6. g. voorzieningen van algemeen nut;

met de daarbij behorende:

  1. h. bermen, bermsloten en greppels;
  2. i. beplanting en overig groen;
  3. j. verhardingen;
  4. k. bouwwerken, (infiltratie)voorzieningen en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming;

met uitzondering van:

  1. l. risicovolle inrichtingen, die niet zijn toegestaan;
  2. m. verkooppunten voor motorbrandstoffen, die niet zijn toegestaan.

8.2 Bouwregels

8.3 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. een andere vorm van dagreactie of bedrijfsvoering als bedoeld in 8.1, sub a;
  2. b. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  4. d. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  5. e. woondoeleinden;
  6. f. een risicovolle inrichting, inclusief propaantanks;
  7. g. seksinrichtingen;
  8. h. opslag en verkoop van vuurwerk;
  9. i. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin, gazon of open terrein;

alsmede ook voor:

  1. b. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  2. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. toegangspaden, in- en uitritten;
  5. f. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. g. (boom)beplanting en overig groen;
  2. h. kunstwerken;
  3. i. verhardingen;
  4. j. bouwwerken, die wat betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming.

9.2 Dubbelbestemmingen

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding – Gas 1' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding als bedoeld in artikel 20;
  2. b. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 24.

9.3 Bouwregels

9.4 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
  4. d. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  5. e. seksinrichtingen;
  6. f. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

Artikel 10 Verkeer - Wegverkeer 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (regionale) gebiedsontsluitingwegen met maximaal 2 x 1 rijstrook, inclusief de daarbij behorende vluchtstroken, in- en uitvoegstroken en rotondes, met tevens een functie van ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden en andere kruisende wegen;
  2. b. voet- en fietspaden, in- en uitritten;
  3. c. bermen en groenvoorzieningen;
  4. d. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  5. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. geluidwerende voorzieningen en geluidreducerende maatregelen;
  7. g. (ondergrondse) afvalverzamelingspunten;
  8. h. voorzieningen van algemeen nut, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  9. i. overige kleinschalige infrastructurele voorzieningen;
  10. j. verbindingen ten behoeve van het wegverkeer (bruggen / viaducten);

alsmede ook voor:

  1. k. een reserveringszone ten behoeve van de aanleg en instandhouding van een (kruisende) hoogwaardig openbaar vervoerlijn met de daarbij behorende infrastructurele voorzieningen al dan niet in combinatie met een fietsvoorziening, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer – hov reserveringszone';

met de daarbij behorende:

  1. l. verhardingen;
  2. m. bermen, bermsloten en greppels;
  3. n. beplanting en overig groen;
  4. o. dammen en/of duikers;
  5. p. straatmeubilair;
  6. q. werken en werkzaamheden, bruggen, tunnels, viaducten, overkluizingen en andere kunstwerken;
  7. r. werken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van geleiding, beveiliging, signalering en regeling van het verkeer;
  8. s. bouwwerken, werken en werkzaamheden, kunstwerken, infiltratievoorzieningen, kleinschalige infrastructurele voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.

10.2 Dubbelbestemmingen

De voor 'Verkeer – Wegverkeer 2' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding – Gas 1' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding als bedoeld in artikel 20;
  2. b. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding – Gas 2' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding als bedoeld in artikel 21;
  3. c. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding – Afvalwatertransport' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse afvalwatertransportleiding als bedoeld in artikel 22;
  4. d. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding – Rivierwatertransport' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse watertransportleiding als bedoeld in artikel 23;
  5. e. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 24.

10.3 Bouwregels

10.4 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
  4. d. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  5. e. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

Artikel 11 Verkeer - Wegverkeer 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met de functie van verblijf/verblijfsgebied en ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. bermen en groenvoorzieningen;
  5. e. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  6. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. (ondergrondse) afvalverzamelingspunten;
  8. h. voorzieningen van algemeen nut, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  9. i. geluidwerende voorzieningen en geluidsreducerende maatregelen;
  10. j. verbindingen ten behoeve van het wegverkeer (bruggen) en overige kunstwerken en kleinschalige infrastructurele voorzieningen;

alsmede ook voor:

  1. k. de aanleg, inrichting en instandhouding van een ecologische verbindingszone met de daarbij behorende voorzieningen ter plaatse van de functieaanduiding 'ecologische verbindingszone';
  2. l. de ontwikkeling van het gebied behorend bij een hoogstedelijk milieu, uitsluitend binnen het vlak met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen – hoogstedelijke zone':
  3. m. een reserveringszone ten behoeve van de aanleg en instandhouding van een (kruisende) hoogwaardig openbaar vervoerlijn met de daarbij behorende infrastructurele voorzieningen al dan niet in combinatie met een fietsvoorziening, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer – hov reserveringszone';
  4. n. een reserveringszone ten behoeve van de aanleg en instandhouding van een (kruisende) (regionale) gebiedsontsluitingsweg met maximaal 2 x 1 rijstrook, ter plaatse van de functieaanduiding 'Specifieke vorm van verkeer – reserveringszone regionale infrastructuur (sv-ris)';

met de daarbij behorende:

  1. o. verhardingen;
  2. p. bermen, bermsloten en greppels;
  3. q. beplanting en overig groen;
  4. r. dammen en/of duikers;
  5. s. straatmeubilair;
  6. t. werken en werkzaamheden, bruggen, tunnels, viaducten, overkluizingen en andere kunstwerken;
  7. u. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  8. v. werken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van geleiding, beveiliging, signalering en regeling van het verkeer;
  9. w. bouwwerken, werken en werkzaamheden, kunstwerken, infiltratievoorzieningen, kleinschalige infrastructurele voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de afvalinzameling en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.

11.2 Dubbelbestemmingen

De voor 'Verkeer – Wegverkeer 3' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding – Afvalwatertransport' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse afvalwatertransportleiding als bedoeld in artikel 22;
  2. b. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 24.

11.3 Bouwregels

11.4 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
  4. d. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  5. e. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
  3. c. bermen en groenvoorzieningen;

alsmede ook voor:

  1. d. verkeer te water;
  2. e. extensief recreatief medegebruik;
  3. f. infiltratievoorzieningen;
  4. g. oevers, oeverbeschoeiingen en taluds;
  5. h. behoud, herstel en ontwikkeling van de waardevolle openheid en structuur van de tochten;
  6. i. de aanleg, inrichting en instandhouding van een ecologische verbindingszone met de daarbij behorende voorzieningen binnen het vlak met de functieaanduiding 'ecologische verbindingszone';
  7. j. een reserveringszone ten behoeve van de aanleg en instandhouding van een hoogwaardig openbaar vervoerlijn met de daarbij behorende infrastructurele voorzieningen al dan niet in combinatie met een fietsvoorziening, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer – hov reserveringszone';

met de daarbij behorende:

  1. k. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  2. l. werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, overige kunstwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming.

12.2 Dubbelbestemmingen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas 1' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding als bedoeld in artikel 20;
  2. b. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Rivierwatertransport' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse watertransportleiding als bedoeld in artikel 23;
  3. c. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 24;
  4. d. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' de bescherming en veiligstelling van de waterkering als bedoeld in artikel 25.

12.3 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5 meter;
  3. c. ten behoeve van de aanleg van vlonders, gelden de volgende bepalingen:
    1. 1. bij watergangen met een breedte tot 10 meter mogen géén steunpunten ten behoeve van de vlonder in de watergang worden aangebracht. Bij watergangen breder dan 10 meter is dit wel mogelijk, mits het gaat om overbreedte die niet noodzakelijk is voor de waterafvoer. Dit ter beoordeling van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;
    2. 2. bij een maximale oversteek van 1 meter dient de onderkant van de constructie minimaal 1 meter boven het zomerpeil aangebracht te worden; indien de vlonder minder ver uitsteekt mag hij evenredig lager worden aangelegd, conform onderstaande figuur:

afbeelding "i_NL.IMRO.1892.BP00186-On02_0001.jpg"

12.4 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. woonschepen en drijvende woningen als ligplaats.

12.5 Aanlegvergunning

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten tot maximaal 70 m²;

alsmede voor:

  1. b. het behoud en inpassing van het gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument';
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  4. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. f. duikers en/of dammen;

met de daarbij behorende:

  1. g. hoofdgebouwen;
  2. h. aan- en uitbouwen;
  3. i. bijgebouwen;
  4. j. tuinen, gazons en erven;
  5. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  6. l. werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij en ten dienste staan aan de bestemming.

13.2 Dubbelbestemmingen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas 1' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding als bedoeld in artikel 20;
  2. b. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Afvalwatertransport' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse afvalwatertransportleiding als bedoeld in artikel 22.
  3. c. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 24.

13.3 Bouwregels

13.4 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  2. b. het gebruik van delen van de woning en bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  3. c. een risicovolle inrichting, inclusief propaantanks;
  4. d. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 meter erachter;
  5. e. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  6. f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  7. g. seksinrichtingen;
  8. h. opslag en verkoop van vuurwerk;
  9. i. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

13.5 Ontheffing aan-huis-verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf of een aan–huis–verbonden bedrijfsmatige activiteit in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:

  1. a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  2. b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    1. 1. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    2. 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    3. 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
    4. 4. het bedrijf/de bedrijfsactiviteit behoort tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3 dan wel het een bedrijf/bedrijfs-activiteit betreft die niet is vermeld in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed vergelijkbaar is met de in bijlage 3 genoemde bedrijven en bedrijfsactiviteiten;
  3. c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  4. d. het parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  5. e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  6. f. en hoogste 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden beroepsmatige bedrijfsactiviteit en/of een aan-huis-verbonden bedrijf of aan-huis-verbonden bedrijfsmatige activiteit in gebruik mag zijn, zulks tot maximaal 70 m².

13.6 Ontheffing – mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 13.4, sub b ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  2. b. het gebruik geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden oplevert, noch leidt tot beperkingen in de bedrijfsvoering van naburige bedrijven;
  3. c. de afhankelijke woonruimte binnen de bebouwingsregeling als bedoeld in 13.3 wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 70 m²;
  4. d. mantelzorg aantoonbaar van tijdelijke aard is en dat de aanpassingen omkeerbaar moeten zijn.

Burgemeester en wethouders winnen voorafgaande aan de ontheffing nadere informatie bij verzoeker in, die zeker moet stellen dat er zorgbehoefte is, inclusief het feit dat deze naar haar aard tijdelijk is.

Burgemeester en wethouders stellen bij de ontheffing nadere eisen die gericht is op eindigheid en intrekking van de ontheffing, zodra de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Artikel 14 Lintzone

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Lintzone' aangewezen gronden zijn bestemd voor :

  1. a. bestaande bedrijfs- en/of woningen:
    1. 1. met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen / (open) erven, brandgangen, in- en uitritten;
    2. 2. in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot maximaal 70 m²;
  1. b. bestaande bedrijven c.q. het uitoefenen van bestaande bedrijfsactiviteiten mits legaal, met dien verstande dat:
    1. 1. uitgezonderd zijn glastuinbouw en agrarische bedrijven;
    2. 2. het bedrijf/de bedrijfsactiviteit behoort tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3, dan wel het een bedrijf/bedrijfs-activiteit betreft die niet is vermeld in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, maar naar aard en invloed vergelijkbaar is met de in bijlage 3 genoemde bedrijven en bedrijfsactiviteiten;
    3. 3. bestaande woon-werk combinaties mits legaal, waarbij het bedrijf/de bedrijfsactiviteit behoort tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
    4. 4. behoud, herstel en ontwikkeling van de waardevolle structuur van de lintzone (lint- en/of laanstructuur);

alsmede ook voor:

  1. c. de ontwikkeling van het gebied behorend bij een hoogstedelijk milieu, uitsluitend binnen het vlak met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen – hoogstedelijke zone':
  2. d. een reserveringszone ten behoeve van de aanleg en instandhouding van een hoogwaardig openbaar vervoerlijn met de daarbij behorende infrastructurele voorzieningen al dan niet in combinatie met een fietsvoorziening, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer – hov reserveringszone';
  3. e. toegangs- en ontsluitingswegen, woonstraten, fiets- en voetpaden, in- en uitritten;
  4. f. (boven – en ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  5. g. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  6. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. i. groenvoorzieningen;
  8. j. voorzieningen van algemeen nut;

met de daarbij behorende;

  1. k. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. l. tuinen, gazons, erven en terreinen;
  3. m. verhardingen;
  4. n. bermen, bermsloten en greppels;
  5. o. beplanting, oeverbeschoeiingen en overige groen;
  6. p. straatmeubilair;
  7. q. bouwwerken, werken en werkzaamheden, bruggen, duikers, overige kunstwerken, (infiltratie)voorzieningen en overige voorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming;

met uitzondering van:

  1. r. risicovolle inrichtingen, die niet zijn toegestaan;
  2. s. verkooppunten voor motorbrandstoffen, die niet zijn toegestaan.

14.2 Dubbelbestemmingen

De voor 'Lintzone' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 24.

14.3 Bouwregels

14.4 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend:

  1. a. de uitoefening van handel (inclusief detailhandel), nijverheid en dienstverlening (zoals kantoren, horeca, administratieve en publieksgerichte dienstverlening), een aan-huis verbonden beroep of aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteit in een woning daaronder niet begrepen als bedoeld in 14.1, sub a, onder 2;
  2. b. bedrijven en bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld 14.1, sub b en sub c;
  3. c. een risicovolle inrichting, inclusief propaantanks;
  4. d. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  5. e. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 meter erachter;
  6. f. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  7. g. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  8. h. seksinrichtingen;
  9. i. opslag en verkoop van vuurwerk.
  10. j. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

14.5 Ontheffing ander gebruik

Artikel 15 Ringvaartzone

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Ringvaartzone' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. extensief agrarisch medegebruik;
  2. b. extensief recreatief medegebruik;
  3. c. (openbare)groenvoorzieningen;
  4. d. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  5. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. voet-, fiets- en ruiterpaden;

alsmede voor:

  1. g. voor zover aanwezig behoud, danwel herstel en/of ontwikkeling van de waardevolle openheid en structuur van de ringvaartzone;
  2. h. de ontwikkeling en inrichting van een landschappelijke zone;
  3. i. een gemaal ter plaatse van de functieaanduiding 'gemaal';
  4. j. een reserveringszone ten behoeve van de aanleg en instandhouding van een hoogwaardig openbaar vervoerlijn met de daarbij behorende infrastructurele voorzieningen al dan niet in combinatie met een fietsvoorziening, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer – hov reserveringszone';
  5. k. een reserveringszone ten behoeve van de aanleg en instandhouding van een weg ter aansluiting op de Eendragtspolder met de daarbij behorende infrastructurele voorzieningen al dan niet in combinatie met een fietsvoorziening, ter plaatse van de functieaanduiding 'infrastructuur';
  6. l. verkeer te water;
  7. m. waterberging;
  8. n. infiltratievoorzieningen;
  9. o. (ondergrondse) afvalinzamelingpunten;
  10. p. (beeldende)kunstobjecten;
  11. q. speelplaatsen, speelvoorzieningen en speeltoestellen;
  12. r. in- en uitritten;
  13. s. bruggen en overige kunstwerken;
  14. t. dijken en taluds;
  15. u. hondenuitlaatplaatsen;
  16. v. voorzieningen voor waterzuivering en infiltratie;
  17. w. voorzieningen van algemeen nut, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  18. x. overige bestaande functies, mits legaal;

met de daarbij behorende:

  1. y. kades van de ringvaart;
  2. z. bermen, bermsloten en greppels;
  3. aa. beplantingstroken, rietzones, oeverbeschoeiingen en overig groen;
  4. ab. verhardingen;
  5. ac. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  6. ad. bouwwerken, werken en werkzaamheden, bruggen, duikers en/of dammen, overige kunstwerken, (infiltratie)voorzieningen en overige voorzieningen, waaronder mede begrepen ecovoorzieningen, die wat betreft aard en afmetingen passen bij de bestemming.

15.2 Dubbelbestemmingen

De voor 'Ringvaartzone' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas 1' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding als bedoeld in artikel 20;
  2. b. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas 2' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding als bedoeld in artikel 21;
  3. c. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Rivierwatertransport' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse watertransportleiding als bedoeld in artikel 23;
  4. d. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 24;
  5. e. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' de bescherming en veiligstelling van de waterkering als bedoeld in artikel 25;
  6. f. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterloop' de bescherming en instandhouding van de watergang als bedoeld in artikel 26.

15.3 Bouwregels

15.4 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen;
  4. d. het plaatsen van onderkomens of geplaatst houden van onderkomens;
  5. e. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

Artikel 16 Gemengd - Uit Te Werken

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd- Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg en instandhouding van infrastructuur met een ontsluitingsfunctie op regionaal en/of lokaal niveau, inclusief de daarbij behorende vluchtstroken, rotondes, in- en uitvoegstroken, parkeerstroken;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. toegangs- en ontsluitingswegen voor de aanliggende gronden;
  4. d. in- en uitritten;
  5. e. bermen en groenvoorzieningen;
  6. f. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  7. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. geluidwerende voorzieningen en geluidsreducerende maatregelen;
  9. i. kunstwerken;
  10. j. leidingenzone;
  11. k. voorzieningen voor waterzuivering en infiltratie;
  12. l. voorzieningen van algemeen nut, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  13. m. overige kleinschalige infrastructurele voorzieningen;

alsmede ook voor:

  1. n. de aanleg, inrichting en instandhouding van een ecologische verbindingszone met de daarbij behorende voorzieningen ter plaatse van de functieaanduiding 'ecologische verbindingszone';
  2. o. het behoud en inpassing van het gemeentelijk monument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument';
  3. p. de aanleg en ontwikkeling van een kwaliteitszone binnen de gebiedsaanduiding 'specifieke vorm van wonen - kwaliteitszone', bestaande uit:
    1. 1. vrijstaande en halfvrijstaande woningen:
      • met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen / (open) erven, in- en uitritten;
      • in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot maximaal 70 m²;
    2. 2. woon-werk combinaties, met dien verstande dat de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
    3. 3. toegangs- en ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten;
    4. 4. (oppervlakte) water, in de vorm van watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;

met de daarbij behorende:

  1. q. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. r. verhardingen;
  3. s. (boom)beplanting en overig groen;
  4. t. bermen, bermsloten en greppels;
  5. u. straatmeubilair;
  6. v. werken en werkzaamheden alsmede bruggen, duikers, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, ten dienste van de bestemming en wat betreft aard en afmetingen passend bij de bestemming;

met uitzondering van:

  1. w. risicovolle inrichtingen, die niet zijn toegestaan;
  2. x. verkooppunten voor motorbrandstoffen, die niet zijn toegestaan.

16.2 Dubbelbestemmingen

De voor 'Gemengd- Uit te werken' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding – Rivierwatertransport' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse watertransportleiding als bedoeld in artikel 23;
  2. b. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 24;
  3. c. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterloop' de bescherming en instandhouding van de watergang als bedoeld in artikel 26.

16.3 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. de uitoefening van handel (inclusief detailhandel), nijverheid en dienstverlening (zoals kantoren, horeca, administratieve en publieksgerichte dienstverlening), een beroepsmatige activiteit in een woning daaronder niet begrepen als bedoeld in 16.1, sub p, onder 1;
  2. b. bedrijven en bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld 16.1, sub p, onder 2;
  3. c. een risicovolle inrichting, inclusief propaantanks;
  4. d. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  5. e. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  6. f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  7. g. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 meter erachter;
  8. h. seksinrichtingen;
  9. i. opslag en verkoop van vuurwerk;
  10. j. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

16.4 Bouwen / aanleg van werken en werkzaamheden

  1. a. Op de gronden mogen bouwwerken uitsluitend worden gebouwd alsmede werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden worden uitgevoerd in overeenstemming met een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat rechtskracht heeft.
  2. b. Zolang het uitwerkingsplan of een gedeelte daarvan nog niet onherroepelijk is, kan worden gebouwd overeenkomstig het ontwerp uitwerkingsplan dat ter visie heeft gelegen en gedurende de termijn van tervisielegging geen zienswijzen tegen het ontwerp uitwerkingsplan zijn ingediend.
  3. c. Zolang en voor zover het uitwerkingsplan of een gedeelte daarvan nog niet onherroepelijk is, mogen werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden welke zijn gericht op realisering van de bestemming uitsluitend worden uitgevoerd onder de voorwaarden, dat:
    1. 1. deze werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in overeenstemming zullen zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kunnen worden ingepast in een daarvoor opgesteld ontwerp uitwerkingsplan, dat ter visie heeft gelegen, en;
    2. 2. en gedurende de termijn van tervisielegging geen zienswijzen tegen het ontwerp uitwerkingsplan zijn ingediend.

16.5 Uitwerkingsregels

Artikel 17 Woongebied - Uit Te Werken 1

Plandeel vernietigd bij uitspraak RvSt d.d. 10 augustus 2011 – 200906804/1/R1) – rechtsgevolgen blijven in stand

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Uit te werken 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande en geschakelde woningen, patiowoningen, gestapelde en aaneengesloten woningen, bovenwoningen alsmede woongebouwen:
  1. 1. met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen / (open) erven, brandgangen, in- en uitritten;
  2. 2. in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot maximaal 70 m²;
  1. b. maatschappelijke voorzieningen;
  2. c. kleinschalige bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in milieucategorie 1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 2;
  3. d. horecabedrijven, zijnde: horeca-categorie 2 en/of horeca-categorie 3;
  4. e. toegangs- en ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten;
  5. f. (boven – en ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  6. g. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  7. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. voorzieningen voor waterzuivering en infiltratie;
  10. k. voorzieningen van algemeen nut;
  11. l. parkeervoorzieningen zowel op maaiveld als ondergronds;
  12. m. leidingenzone(s) met de daarbij behorende vrijwaringszone(s);
  13. n. sport- en spelvoorzieningen, verzamelpunten voor (ondergrondse) afvalinzameling, hondenuitlaatplaatsen;

alsmede ook voor

  1. o. de ontwikkeling van kwaliteitszone binnen de gebiedsaanduiding 'specifieke vorm van wonen - kwaliteitszone (kwz)', bestaande uit:
    1. 1. vrijstaande en halfvrijstaande woningen:
      • met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen / (open) erven, in- en uitritten;
      • in combinatie met de uitoefening van een-aan-huis verbonden beroep of aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot maximaal 70 m²;
    2. 2. woon-werk combinaties, met dien verstande dat de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
    3. 3. toegangs- en ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten;
    4. 4. oppervlakte water, in de vorm van watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;

met de daarbij behorende:

  1. p. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. q. erven en terreinen;
  3. r. verhardingen;
  4. s. bermen, bermsloten en greppels;
  5. t. beplanting, oeverbeschoeiingen en overige groen;
  6. u. speelvoorzieningen en (beeldende) kunstobjecten;
  7. v. (ondergrondse) afvalinzamelingpunten;
  8. w. straatmeubilair;
  9. x. werken en werkzaamheden alsmede bruggen, duikers, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, ten dienste van de bestemming en wat betreft aard en afmetingen passend bij de bestemming;

met uitzondering van:

  1. y. risicovolle inrichtingen, die niet zijn toegestaan;
  2. z. verkooppunten voor motorbrandstoffen, die niet zijn toegestaan.

17.2 Dubbelbestemmingen

De voor 'Woongebied - Uit te werken 1' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding – Rivierwatertransport' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse watertransportleiding als bedoeld in artikel 23;
  2. b. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologische waarden' de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 24;
  3. c. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterloop' de bescherming en instandhouding van de watergang als bedoeld in artikel 26.

17.3 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. bedrijven en bedrijfsactiviteiten anders dan genoemd in 17.1, sub c en 17.1, sub o, onder 2;
  2. b. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  3. c. horecabedrijven, zijnde: horeca-categorie 1, horeca-categorie 4 en horeca-categorie 5;
  4. d. detailhandel;
  5. e. verblijfsrecreatie;
  6. f. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 meter erachter;
  7. g. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  8. h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  9. i. seksinrichtingen;
  10. j. opslag en verkoop van vuurwerk;
  11. k. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

17.4 Bouwen / aanleg van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden

  1. a. Op de gronden mogen bouwwerken uitsluitend worden gebouwd alsmede werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden worden uitgevoerd in overeenstemming met een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat rechtskracht heeft.
  2. b. Zolang het uitwerkingsplan of een gedeelte daarvan nog niet onherroepelijk is, kan worden gebouwd overeenkomstig het ontwerp uitwerkingsplan dat ter visie heeft gelegen en gedurende de termijn van tervisielegging geen zienswijzen tegen het ontwerp uitwerkingsplan zijn ingediend.
  3. c. Zolang en voor zover het uitwerkingsplan of een gedeelte daarvan nog niet onherroepelijk is, mogen werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden welke zijn gericht op realisering van de bestemming uitsluitend worden uitgevoerd onder de voorwaarden, dat:
    1. 1. deze werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in overeenstemming zullen zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kunnen worden ingepast in een daarvoor opgesteld ontwerp uitwerkingsplan, dat ter visie heeft gelegen, en;
    2. 2. en gedurende de termijn van tervisielegging geen zienswijzen tegen het ontwerp uitwerkingsplan zijn ingediend.

17.5 Uitwerkingsregels

17.6 Ontheffing ander gebruik

In het uitwerkingsplan kan bepaald worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om ontheffing te verlenen van het bepaalde in 17.1, sub c alsmede 17.1, sub o, onder 2 voor de vestiging c.q. uitoefening van:

  1. a. bedrijven/bedrijfsactiviteiten die niet zijn vermeld in de Lijst van bedrijfactiviteiten, maar naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in 17.1, sub c en 17.1, sub o, onder 2 genoemde bedrijven en bedrijfsactiviteiten;
  2. b. bedrijven/bedrijfsactiviteiten behorend tot een hogere milieucategorie dan die vermeld in de Lijst van bedrijfsactiviteiten;

een en ander met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • de ontheffing mag uitsluitend worden verleend indien het bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met de in 17.1, sub c, en 17.1, sub o, onder 2 rechtstreeks toegelaten milieucategorieën;
  • bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, gevaar, het al dan niet continue karakter van de activiteit, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water alsmede de verkeersaantrekking;
  • bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting wordt voorafgaande aan het verlenen van vrijstelling advies ingewonnen bij de Milieudienst Midden Holland.

Plandeel vernietigd bij uitspraak RvSt d.d. 10 augustus 2011 – 200906804/1/R1)

Artikel 18 Woongebied - Uit Te Werken Ringvaartdorp

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Uit te werken Ringvaartdorp' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande en geschakelde woningen, patiowoningen, gestapelde en aaneengesloten woningen alsmede woongebouwen:
    1. 1. met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen / (open) erven, in- en uitritten;
    2. 2. in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw;
  2. b. maatschappelijke voorzieningen;
  3. c. bedrijven en bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
  4. d. toegangs- en ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten;
  5. e. (boven – en ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  6. f. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  7. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. groenvoorzieningen;
  9. i. voorzieningen voor waterzuivering en infiltratie;
  10. j. voorzieningen van algemeen nut, met uitzondering van verkooppunten voor brandstoffen;
  11. k. leidingenzone(s) met de daarbij behorende vrijwaringszone(s);

alsmede ook voor:

  1. l. het behoud en inpassing van het rijksmonument ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – rijksmonument';
  2. m. de aanleg en ontwikkeling van een kwaliteitszone binnen het vlak met de gebiedsaanduiding 'specifieke vorm van wonen - kwaliteitszone', bestaande uit:
    1. 1. vrijstaande en halfvrijstaande woningen:
      • met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen / (open) erven, brandgangen, in- en uitritten;
      • in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot maximaal 70 m²;
    2. 2. woon-werk combinaties, met dien verstande dat de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
    3. 3. toegangs- en ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden, in- en uitritten;
    4. 4. oppervlakte water, in de vorm van watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  3. n. sportvoorzieningen in de vorm van binnen en buitensport accommodaties;
  4. o. een reserveringszone voor de aanleg, inrichting en instandhouding van een ecologische verbindingszone met de daarbij behorende voorzieningen ter plaatse van de functieaanduiding 'ecologische verbindingszone';
  5. p. een reserveringszone voor de aanleg, inrichting en instandhouding van een robuuste groenzone met de daarbij behorende voorzieningen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen – reserveringszone';
  6. q. een reserveringszone ten behoeve van de aanleg en instandhouding van een (kruisende) hoogwaardig openbaar vervoerlijn met de daarbij behorende infrastructurele voorzieningen al dan niet in combinatie met een fietsvoorziening, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer – hov reserveringszone';
  7. r. een reserveringszone ten behoeve van de aanleg en instandhouding van een (kruisende) (regionale) gebiedsontsluitingsweg met maximaal 2 x 1 rijstrook, ter plaatse van de functieaanduiding 'Specifieke vorm van verkeer – reserveringszone regionale infrastructuur';

met de daarbij behorende:

  1. s. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. t. erven en (openbare)terreinen;
  3. u. verhardingen;
  4. v. bermen, bermsloten en greppels;
  5. w. beplanting, oeverbeschoeiingen en overige groen;
  6. x. speelvoorzieningen en (beeldende) kunstobjecten;
  7. y. straatmeubilair;
  8. z. werken en werkzaamheden alsmede bruggen, duikers, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, ten dienste van de bestemming en wat betreft aard en afmetingen passend bij de bestemming;

met uitzondering van:

  1. aa. risicovolle inrichtingen, die niet zijn toegestaan;
  2. ab. verkooppunten voor motorbrandstoffen, die niet zijn toegestaan.

18.2 Dubbelbestemmingen

De voor 'Woongebied - Uit te werken Ringvaartdorp' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding – Gas 1' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding als bedoeld in artikel 20;
  2. b. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding – Afvalwatertransport' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse afvalwatertransportleiding als bedoeld in artikel 22;
  3. c. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding – Rivierwatertransport' de bescherming en veiligstelling van de ondergrondse watertransportleiding als bedoeld in artikel 23;
  4. d. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologische waarden' de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 24;

18.3 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. bedrijven, bedrijfsactiviteiten en functies anders dan genoemd in 18.1;
  2. b. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  3. c. risicovolle inrichtingen, die niet zijn toegestaan;
  4. d. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (incl. LPG);
  5. e. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 meter erachter;
  6. f. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  7. g. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  8. h. seksinrichtingen;
  9. i. opslag en verkoop van vuurwerk.

18.4 Bouwen / aanleg van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden

  1. a. Op de gronden mogen bouwwerken uitsluitend worden gebouwd alsmede werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden worden uitgevoerd in overeenstemming met een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat rechtskracht heeft.
  2. b. Zolang het uitwerkingsplan of een gedeelte daarvan nog niet onherroepelijk is, kan worden gebouwd overeenkomstig het ontwerp uitwerkingsplan dat ter visie heeft gelegen en gedurende de termijn van tervisielegging geen zienswijzen tegen het ontwerp uitwerkingsplan zijn ingediend.
  3. c. Zolang en voor zover het uitwerkingsplan of een gedeelte daarvan nog niet onherroepelijk is, mogen werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden welke zijn gericht op realisering van de bestemming uitsluitend worden uitgevoerd onder de voorwaarden, dat:
    1. 1. deze werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in overeenstemming zullen zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kunnen worden ingepast in een daarvoor opgesteld ontwerp uitwerkingsplan, dat ter visie heeft gelegen, en
    2. 2. gedurende de termijn van tervisielegging geen zienswijzen tegen het ontwerp uitwerkingsplan zijn ingediend.

18.5 Uitwerkingsregels

18.6 Ontheffing ander gebruik

In het uitwerkingsplan kan bepaald worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om ontheffing te verlenen van het bepaalde in 18.1, sub c en 18.1, sub m, onder 2 voor de vestiging c.q. uitoefening van:

  1. a. bedrijven/bedrijfsactiviteiten die niet zijn vermeld in de Lijst van bedrijfactiviteiten, maar naar aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in 18.1, sub c en 18.1, sub m, onder 2 genoemde bedrijven en bedrijfsactiviteiten;
  2. b. bedrijven/bedrijfsactiviteiten behorend tot een hogere milieucategorie dan die vermeld in de Lijst van bedrijfsactiviteiten;

een en ander met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • de ontheffing mag uitsluitend worden verleend indien het bedrijf, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met de in 18.1, sub c en 18.1, sub m, onder 2 rechtstreeks toegelaten milieucategorieën;
  • bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluidhinder, geurproductie, stofuitworp, gevaar, het al dan niet continue karakter van de activiteit, visuele hinder, verontreiniging van lucht, bodem en water alsmede de verkeersaantrekking;
  • bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting wordt voorafgaande aan het verlenen van vrijstelling advies ingewonnen bij de Milieudienst Midden Holland.

18.7 Wijzigingsbevoegdheid – Hoogstedelijke zone Ringvaartdorp

In het uitwerkingsplan wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het plan te wijzigen ten behoeve van de ontwikkeling van de stedelijke variant van het Ringvaartdorp binnen de gebiedsaanduiding 'specifieke vorm van wonen – hoogstedelijke zone', ten behoeve van:

  1. 1. woningen, in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande en geschakelde woningen, patiowoningen, gestapelde en aaneengesloten woningen alsmede woongebouwen:
    1. a. met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen / (open) erven, in- en uitritten;
    2. b. in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw;
  2. 2. centrumfuncties, bestaande uit maatschappelijke voorzieningen, detailhandel, horeca, dienstverlening al dan niet met woningbouw;
  3. 3. detailhandelsvoorzieningen;
  4. 4. horeca bedrijven;
  5. 5. leisure voorzieningen;
  6. 6. de aanleg en instandhouding van een hoogwaardig openbaar vervoerlijn met de daarbij behorende infrastructurele voorzieningen al dan niet in combinatie met een fietsvoorziening ter plaatse of binnen een afstand van 50 (ter weerszijden) van het vlak met de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer – hov reserveringszone';

met dien verstande dat:

  1. a. burgemeester en wethouders de wijziging pas toepassen, al dan niet gefaseerd, indien Gedeputeerde Staten heeft aangetoond middels een woningbouwmonitor of anderszins dat de ontwikkeling van het Ringvaartdorp noodzakelijk is vanuit de woningbehoefte in de stadsregio Rotterdam en/of de Zuidvleugel en schriftelijk instemt met de ontwikkeling van de stedelijke variant van het Ringvaartdorp met de daarbij behorende functies als bedoeld in 18.7 onder 2 t/m 6;
  2. b. de woningdichtheid binnen de gebiedsaanduiding 'specifieke vorm van wonen – hoogstedelijke zone' maximaal 50 woningen per hectare bedraagt;

en met inachtneming van de volgende bepalingen, in afwijking van het bepaalde in de voorafgaande bepalingen omtrent inrichting en bebouwing van dit artikel:

  1. c. tenminste 30% van de oeverlengte van de watergangen binnen het vlak met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen – hoogstedelijke zone' voorzien dient te worden van natuurvriendelijke oevers. Hiervan kan worden afgeweken, door middel van een op te nemen ontheffingsregel in het uitwerkingsplan, indien de doelstellingen voor ecologisch gezond water ook op andere wijze kunnen worden geborgd, dit in nader overleg met en ter beoordeling van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;
  2. d. in het wijzigingsplan wordt de omvang van de te realiseren oppervlakten aan voorzieningen als bedoeld in 18.5.6, onder 2 tot en met 5 vastgelegd;
  3. e. in het wijzigingsplan wordt de minimale en/of maximale bouw- en/of goothoogten, het maximale bebouwingspercentages, de minimaal in acht te nemen afstanden tot de perceelsgrenzen en de overige maatvoeringeisen en situeringeisen voor de op te richten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde vastgelegd, met inachtneming van de uitgangspunten als verwoord in de navolgende bepalingen;
  4. f. in het uitwerkingsplan worden bouwvlakken opgenomen waarbinnen de gebouwen, waaronder mede begrepen woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen te worden gebouwd;
  5. g. de hoofdgebouwen moeten worden gebouwd in of achter de vastgelegde voorgevelrooilijn/voorgevelbouwgrens;
  6. h. In elk geval dient het te realiseren gebied duurzaam ontwikkeld te worden met inachtneming van de volgende milieukwaliteiten:
    1. 1. gekeken wordt naar mogelijkheden van meervoudig en intensief ruimtegebruik en flexibiliteit;
    2. 2. er geldt een energieprestatie op locatie (EPL) voor het te ontwikkelen gebied van minimaal 8;
    3. 3. de woningen worden uitgevoerd met een energieprestatiecoefficiënt (EPC) 20% lager dan de norm geldend ingevolge het bouwbesluit;
    4. 4. tenminste 20% van het totale energieverbruik in het gebied dient afkomstig te zijn van duurzame energiebronnen;
    5. 5. een GPR gebouwscore van 7 ten aanzien van duurzaamheid moet worden gerealiseerd;
    6. 6. woningen worden zoveel mogelijk zongericht georiënteerd;
    7. 7. woningen worden uitgevoerd met de vaste- en kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen;
    8. 8. minimaal 50% van de woningen binnen het vlak met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen – hoogstedelijke zone' ondervindt een geluidniveau van 43 dB of lager;
    9. 9. minimaal 85% van de woningen binnen het vlak met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen – hoogstedelijke zone' ondervindt een geluidniveau van 48 dB of lager;
    10. 10. maximaal 15% van de woningen binnen het vlak met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen – hoogstedelijke zone' ondervindt een geluidniveau van meer dan 48 dB of hoger tot maximaal 63 dB;
    11. 11. minimaal 75% van de woningen binnen het vlak met bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – zone E' ondervindt een geluidniveau van 48 dB of lager;
    12. 12. minimaal 40% van de woningen binnen het vlak met bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – zone E' ondervindt een geluidniveau van 43 dB of lager;
    13. 13. maximaal 25% van de woningen binnen het vlak met bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding – zone E' ondervindt een geluidniveau van meer dan 48 dB of hoger tot maximaal 63 dB;
    14. 14. het geluidniveau binnen alle woningen mag niet meer bedragen dan 33 dB.
  7. i. binnen het vlak met de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen – hoogstedelijke zone' bedraagt de bouwhoogte:
    1. 1. voor grondgebonden woningen maximaal 10 meter;
    2. 2. voor gestapelde woningen of woongebouwen en overige gebouwen maximaal 30 meter.
    3. 3. de functies al bedoeld in 18.7 worden in het wijzigingsplan opgenomen met een daarop afgestemde bestemming met gebruiks- en bouwregels, met inachtneming van de bepalingen als bedoeld in dit artikel.

Artikel 19 Lintzone - Uit Te Werken

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Lintzone - uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. lintbebouwing in de vorm van grondgebonden vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen en woongebouwen:
    1. 1. met de daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen / (open) erven, brandgangen, in- en uitritten;
    2. 2. in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw;
  2. b. woon-werk combinaties, met dien verstande dat de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
  3. c. bedrijven en bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
  4. d. behoud, herstel en ontwikkeling van de waardevolle openheid en structuur van de lintzone (laanstructuur);

alsmede ook voor:

  1. e. toegangs- en ontsluitingswegen, woonstraten, fiets- en voetpaden, in- en uitritten;
  2. f. (boven – en ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  3. g. watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen en waterpartijen;
  4. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. voorzieningen van algemeen nut;
  7. k. leidingenstrook (ondergrondse kabels en leidingen) met de daarbij behorende vrijwaringszone('s);
  8. l. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende;

  1. m. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. n. erven en terreinen;
  3. o. verhardingen;
  4. p. bermen, bermsloten en greppels;
  5. q. (boom)beplanting, oeverbeschoeiingen en overige groen;
  6. r. straatmeubilair;
  7. s. werken en werkzaamheden alsmede bruggen, duikers, overige kunstwerken, infiltratievoorzieningen en overige voorzieningen, waaronder begrepen ecovoorzieningen, ten dienste van de bestemming en wat betreft aard en afmetingen passend bij de bestemming;

met uitzondering van:

  1. t. risicovolle inrichtingen, die niet zijn toegestaan;
  2. u. verkooppunten voor motorbrandstoffen, die niet zijn toegestaan.

19.2 Dubbelbestemmingen

De voor 'Lintzone - uit te werken' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologische waarden' de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 24;
  2. b. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterloop' de bescherming en instandhouding van de watergang als bedoeld in artikel 26.

19.3 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend:

  1. a. de uitoefening van handel (inclusief detailhandel), nijverheid en dienstverlening (zoals kantoren, horeca, administratieve en publieksgerichte dienstverlening), een beroepsmatige activiteit in een woning daaronder niet begrepen als bedoeld in 19.1, sub a;
  2. b. bedrijven en bedrijfsactiviteiten anders dan bedoeld 19.1, sub b en sub c;
  3. c. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  4. d. een risicovolle inrichting, inclusief propaantanks;
  5. e. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (incl. LPG);
  6. f. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn en tot 3 meter erachter;
  7. g. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  8. h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  9. i. seksinrichtingen;
  10. j. de opslag en verkoop van vuurwerk;
  11. k. het plaatsen van reclameobjecten (zuilen en/of borden).

19.4 Bouwen / aanleg van werken en werkzaamheden

  1. a. Op de gronden mogen bouwwerken uitsluitend worden gebouwd alsmede werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden worden uitgevoerd in overeenstemming met een door burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat rechtskracht heeft.
  2. b. Zolang het uitwerkingsplan of een gedeelte daarvan nog niet onherroepelijk is, kan worden gebouwd overeenkomstig het ontwerp uitwerkingsplan dat ter visie heeft gelegen en gedurende de termijn van ter visie legging geen zienswijzen tegen het ontwerp uitwerkingsplan zijn ingediend.
  3. c. Zolang en voor zover het uitwerkingsplan of een gedeelte daarvan nog niet onherroepelijk is, mogen werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden welke zijn gericht op realisering van de bestemming uitsluitend worden uitgevoerd onder de voorwaarden, dat:
    1. 1. deze werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in overeenstemming zullen zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kunnen worden ingepast in een daarvoor opgesteld ontwerp uitwerkingsplan, dat ter visie heeft gelegen, en;
    2. 2. gedurende de termijn van ter visie legging geen zienswijzen tegen het ontwerp uitwerkingsplan zijn ingediend.

19.5 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit in meerdere bestemmingen afgestemd op de geprojecteerde en te realiseren functies op de betreffende gronden in het uitwerkingsgebied en wel overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de volgende bepalingen:

Artikel 20 Leiding - Gas 1 (Dubbelbestemming)

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas 1' aangeduide gronden binnen een afstand van 4 meter ter weerszijden van de aanduiding 'Hartlijn leiding – gas W521-01' (vrijwaringszone) zijn – bij wijze van dubbelbestemming – naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de aanleg, het herstel en de instandhouding van een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 12 inch en een druk van ten hoogste 40 bar ter plaatse van de weergegeven 'hartlijn leiding – gas'.

20.2 Regel vanwege samenvallende bestemmingen

Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, zoals aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

20.3 Bouwregels

Op de in 20.1 bestemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen met een maximale hoogte van 3 meter.

20.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 20.3 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

20.5 Aanlegvergunning

20.6 Wijziging - dubbelbestemming 'Leiding - Gas 1'

Artikel 21 Leiding - Gas 2 (Dubbelbestemming)

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas 2' aangeduide gronden binnen een afstand van 4 meter ter weerszijden van de aanduiding 'Hartlijn leiding – gas W521-25' (vrijwaringszone) zijn – bij wijze van dubbelbestemming – naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de aanleg, het herstel en de instandhouding van een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 4 inch en een druk van ten hoogste 40 bar ter plaatse van de weergegeven 'hartlijn leiding - gas'.

21.2 Regel vanwege samenvallende bestemmingen

Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, zoals aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

21.3 Bouwregels

Op de in 21.1 bestemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen met een maximale hoogte van 3 meter.

21.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 21.3 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

21.5 Aanlegvergunning

21.6 Wijziging – dubbelbestemming 'Leiding - Gas 2'

Artikel 22 Leiding - Afvalwatertransport (Dubbelbestemming)

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Afvalwatertransport' aangeduide gronden binnen een afstand van 3 meter ter weerszijden van weergegeven 'hartlijn leiding - afvalwatertransport' zijn – bij wijze van dubbelbestemming - naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de aanleg, het herstel en de instandhouding van een ondergrondse afvalwatertransportleiding ter plaatse van de weergegeven 'hartlijn leiding - afvalwatertransport'.

22.2 Regel vanwege samenvallende bestemmingen

Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, zoals aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

22.3 Bouwregels

Op de tot 'Leiding – Afvalwatertransport' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen met een maximale hoogte van 3 meter.

22.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 22.3 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

22.5 Aanlegvergunning

22.6 Wijziging – dubbelbestemming 'Leiding - Afvalwatertransport'

Artikel 23 Leiding - Rivierwatertransport (Dubbelbestemming)

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Rivierwatertransport' aangeduide gronden binnen een afstand van 3 meter ter weerszijden van de aanduiding 'Hartlijn leiding - rivierwatertransport Bal 2' zijn – bij wijze van dubbelbestemming - naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de aanleg, het herstel en de instandhouding van een ondergrondse rioolwaterpersleiding ten behoeve van het transport van afvalwater ter plaatse van de weergegeven 'Hartlijn leiding - rivierwatertransport Bal 2'.

23.2 Regel vanwege samenvallende bestemmingen

Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, zoals aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

23.3 Bouwregels

Op de tot 'Leiding – Rivierwatertransport' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen met een maximale hoogte van 3 meter.

23.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 23.3 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

23.5 Aanlegvergunning

23.6 Wijziging – dubbelbestemming 'Leiding - Rivierwatertransport'

Artikel 24 Waarde - Archeologie (Dubbelbestemming)

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangeduide gronden zijn – bij wijze van dubbelbestemming - bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

24.2 Regel vanwege samenvallende bestemmingen

Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, zoals aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

24.3 Bouwregels

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  1. a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  2. b. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 centimeter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

24.4 Ontheffing van bouwregels

24.5 Aanlegvergunning

24.6 Wijziging – dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' op één of meerdere locaties te wijzigen, door het verwijderen van deze dubbelbestemming ter plaatse indien:

  1. 1. uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse géén archeologische waarden aanwezig zijn en de gronden daarom géén bescherming behoeven;
  2. 2. de archeologische waarden in voldoende mate zijn opgegraven en/of gedocumenteerd.

Artikel 25 Waterstaat - Waterkering (Dubbelbestemming)

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – bij wijze van dubbelbestemming – bestemd voor:

  1. a. waterkeringen;
  2. b. waterstaatkundige voorzieningen;
  3. c. het onderhoud en instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
  4. d. watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen.

25.2 Regel vanwege samenvallende bestemmingen

Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, zoals aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing/toelaatbaar voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming en het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de waterkering, verenigbaar is met het belang van de waterkering/het waterstaatsbelang.

25.3 Bouwregels

25.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 25.3 en toestaan dat in de andere bestemming wordt gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  2. b. het waterstaatsbelang niet onevenredig wordt geschaad;
  3. c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

25.5 Aanlegvergunning

Artikel 26 Waterstaat - Waterloop (Dubbelbestemming)

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterloop' aangeduide gronden, zijn – bij wijze van dubbelbestemming - naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming, tevens bestemd voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van een watergang met de daarbij behorende oevers.

26.2 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Waar een basisbestemming samenvalt met een dubbelbestemming, zoals hiervoor aangegeven, geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

26.3 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in .26.1 mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. a. bouwwerken waarvoor vergunning is verleend door de beheersinstantie van de watergang;
  2. b. bouwwerken waartegen de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard zich niet verzet;
  3. c. bouwwerken ten behoeve van waterhuishoudkundige doeleinden, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

26.4 Aanlegvergunning

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 27 Milieuzone

27.1 Milieuhinder van bestaande bedrijven

27.2 Wijziging – 'milieuzone'

Artikel 28 Veiligheidszone - Bevi - Risicozone

28.1 Veiligheidszone

De gronden binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi - risicozone' zijn – naast de voor die gronden van toepassing zijnde basisbestemming en andere dubbelbestemmingen – tevens aangewezen om:

  • de vestiging van bijzonder kwetsbare objecten tegen te gaan;
  • (beperkt) kwetsbare objecten aan het plaatsgebonden risico te toetsen;
  • een toename van het groepsrisico beperkt te houden.

28.2 Bouwregels

28.3 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van (beperkt) kwetsbare objecten als bijzonder kwetsbare objecten.

28.4 Wijziging – 'veiligheidszone – bevi – risicozone'

Artikel 29 Veiligheidszone - Leiding - Gas 1

29.1 Veiligheidszone

De gronden binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding - gas 1' zijn – naast voor de voor die gronden van toepassing zijnde basisbestemming en andere dubbelbestemmingen – tevens aangewezen om de vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten tegen te gaan.

29.2 Bouwregels

Nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten zijn niet toegestaan op de gronden aangewezen als 'veiligheidszone – leiding - gas 1'.

29.3 Ontheffing van de bouwregels

29.4 Wijziging – 'veiligheidszone - leiding - gas 1'

Artikel 30 Veiligheidszone - Leiding - Gas 2

30.1 Veiligheidszone

De gronden binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding - gas 2' zijn – naast voor de voor die gronden van toepassing zijnde basisbestemming en andere dubbelbestemmingen – tevens aangewezen om de vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten tegen te gaan.

30.2 Bouwregels

Nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten zijn niet toegestaan op de gronden aangewezen als 'veiligheidszone – leiding - gas 2'.

30.3 Ontheffing van de bouwregels

30.4 Wijziging – 'veiligheidszone - leiding - gas 2'

Artikel 31 Veiligheidszone - Leiding - Gas - Risicozone 1

31.1 Veiligheidszone

De gronden binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding – gas - risicozone 1' zijn – naast voor de voor die gronden van toepassing zijnde basisbestemming en andere dubbelbestemmingen – tevens aangewezen om de vestiging van bijzonder kwetsbare objecten tegen te gaan en om een toename van het groepsrisico beperkt te houden.

31.2 Bouwregels

31.3 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van (beperkt) kwetsbare objecten als bijzonder kwetsbare objecten.

31.4 Wijziging – 'veiligheidszone - leiding - gas - risicozone 1'

Artikel 32 Veiligheidszone - Leiding - Gas - Risicozone 2

32.1 Veiligheidszone

De voor 'veiligheidszone - leiding - gas - risicozone 2' aangeduide gronden zijn – naast voor de voor die gronden van toepassing zijnde basisbestemming en andere dubbelbestemmingen – aangewezen om een toename van het groepsrisico beperkt te houden.

32.2 Bouwregels

Nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten op de gronden aangewezen als 'veiligheidszone - leiding - gas - risicozone 2', mogen slechts worden gerealiseerd na het verantwoorden van het groepsrisico.

32.3 Wijziging – 'veiligheidszone - leiding - gas - risicozone 2'

Artikel 33 Veiligheidszone - Vervoer Gevaarlijke Stoffen - Weg - Risicozone 1

33.1 Veiligheidszone

De voor 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen - weg - risicozone 1' aangeduide gronden zijn – naast voor de voor die gronden van toepassing zijnde basisbestemming en andere dubbelbestemmingen – aangewezen om:

  • de vestiging van bijzonder kwetsbare objecten tegen te gaan;
  • (beperkt) kwetsbare objecten aan het plaatsgebonden risico te toetsen;
  • een toename van het groepsrisico beperkt houden.

33.2 Bouwregels

33.3 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van (beperkt) kwetsbare objecten als bijzonder kwetsbare objecten.

33.4 Wijziging – 'veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen – weg – risicozone 1'

Artikel 34 Veiligheidszone - Vervoer Gevaarlijke Stoffen - Weg - Risicozone 2

34.1 Veiligheidszone

De voor 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen - weg - risicozone 2' aangewezen gronden zijn – naast voor de voor die gronden aangewezen basisbestemming en andere dubbelbestemmingen – aangewezen om een toename van het groepsrisico beperkt te houden.

34.2 Bouwregels

Milieugevoelige nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten, mogen slechts worden gerealiseerd na het verantwoorden van het groepsrisico.

34.3 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van (beperkt) kwetsbare objecten als bijzonder kwetsbare objecten.

34.4 Wijziging – 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen - weg - risicozone 2'

Artikel 35 Anti-dubbeltelbepaling

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 36 Algemene Bouwregels

36.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

36.2 Ondergrondse werken

36.3 Ontheffing ondergrondse bouwwerken

36.4 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

36.5 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de parkeernormen;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  4. d. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  5. e. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken ter waarborging van de lichttoetreding van bestaande gebouwen en bestaande erven;
  7. g. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen.

36.6 Aanleghoogte woonbebouwing

Ter bescherming van nieuwe gebouwen gelden, tenzij in hoofdstuk 2 afwijkende bepalingen zijn opgenomen, de volgende bepalingen:

  1. a. ter voorkoming van wateroverlast dient het vloerpeil van de bebouwing te liggen op een hoogte van 1,20 meter boven zowel het door het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard gehanteerde zomerpeil als toekomstige peil in het/de peilgebied(en) binnen dit plan;
  2. b. in het belang van de waterveiligheid binnen het plangebied mag de aanleghoogte van woonbebouwing niet minder bedragen dan NAP –5,00 meter;
  3. c. in afwijking van het bepaalde in sub b mogen ruimten die volgens de wettelijke regelingen niet aangemerkt kunnen of zullen worden als woonruimten/-vertrekken zich onder het NAP –5,00 meter niveau bevinden;
  4. d. in afwijking van het bepaalde in sub b kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor een afwijkende normering mits de waterveiligheid is gewaarborgd en vooraf het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard schriftelijk heeft ingestemd met een afwijkende normering.

36.7 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en de bepalingen in hoofdstuk 2, uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,50 meter bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

36.8 Monumenten

Artikel 37 Bijzondere Beperkende Regels

37.1 Geluidzone langs verkeerswegen

Artikel 38 Andere Wettelijke Regelingen

38.1 Inwerkingtreding plan

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wetten, besluiten, verordeningen en andere regelingen, dienen deze wetten, besluiten, verordeningen en andere regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, tenzij het betreffende voorschrift expliciet anders bepaalt.

Artikel 39 Nadere Eisen

39.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover in de bestemmingsregels als bedoeld in hoofdstuk 2 basiseisen zijn geformuleerd, nadere eisen stellen aan:

  1. a. de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  2. b. de situering van gebouwen;
  3. c. de situering van bouwwerken, geen gebouwen;
  4. d. de situering van verlichting (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) en het plaatsen van verlichting op of aan bouwwerken ter voorkoming van lichthinder/lichtverstoring;
  5. e. het aantal, de situering en omvang van parkeergelegenheid;
  6. f. de bebouwingsdichtheid;
  7. g. de situering van in- en uitritten.

39.2 Voorwaarden

De nadere eisen als bedoeld in dit artikel mogen slechts worden gesteld indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van een of meerdere van de hieronder opgenomen items:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  3. c. de milieukwaliteit;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  7. g. het woon- en leefklimaat;
  8. h. een ecologisch en landschappelijk verantwoorde inrichting.

39.3 Verwijzing naar algemeen toetsingskader

Voor de aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij toetsing van de gehanteerde begrippen, wordt verwezen naar artikel 42.

Artikel 40 Algemene Ontheffingsregels

40.1 Ontheffing algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van de regels ontheffing kan worden verleend, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van:

  1. a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, mits het afwijkingen van geringe betekenis betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij:
  • geen wijziging wordt aangebracht in de ligging van de as van de weg die op de verbeelding is vermeld;
  • geen belangen van derden worden geschaad;
  • de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • de aanpassing niet leidt tot overschrijding van de voorkeursgrenswaarde dan wel de verleende hogere grenswaarde op enig geluidgevoelig object;
  1. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat de vorm van het bouwvlak voor zover zulks bij de definitieve uitmeting, bij de verkaveling of bij de nadere detaillering noodzakelijk en/of wenselijk is, mits de genoemde afwijkingen niet meer dan 10% bedragen;
  2. c. de maten en eigenschappen van gebouwen ten behoeve van een welstandtechnisch beter verantwoord gebouw of gebouwenensemble, indien zonder de ontheffing niet of moeilijk aan redelijke eisen van welstand zou kunnen worden voldaan;
  3. d. de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in verband met het bouwen op een hoger peil met ten hoogste 1 meter, teneinde:
  1. 1. de hoogte van de begane grondvloer in overeenstemming te brengen met de omringende bebouwing;
  2. 2. voldoende drooglegging te creëren ten opzichte van de grondwaterspiegel;
  1. e. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van het (weg)verkeer en de waterhuishouding of ten dienste van het openbaar nut – met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen -, mits deze bouwwerken geen grotere oppervlakte dan 15 m2 en geen grotere goothoogte dan 3 meter hebben;
  2. f. de bestemmingsbepalingen ten aanzien voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op de openbare weg die niet behoren tot de specifieke uitrusting van een weg, alsmede op openbare groenvoorzieningen tot ten hoogste 10 meter;
  3. g. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van het telecommunicatieverkeer – waaronder begrepen antennes en zend- en ontvangstmasten en/of sirenemasten, al dan niet van openbare orde tot ten hoogste 40 meter;
  4. h. Wat betreft zend- en ontvang- en/of sirenemasten gelden nog de volgende voorwaarden:
  1. 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten alsmede op bedrijventerreinen en sportparken;
  2. 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
  • op gebouwen met een hoogte van tenminste 15 meter; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen geheel dienen te worden ontzien;
  • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten;
  1. i. de bestemmingsbepalingen voor de situering, aanleg of bouw van geluidwerende voorzieningen, tot maximaal de voorgeschreven hoogte zoals deze op basis van regelgeving is bepaald c.q. conform de daarop gebaseerde besluitvorming is vastgelegd;
  2. j. het oprichten van gebouwtjes als jongerenontmoetingsplaats (=jop), mits deze bouwwerken geen grotere oppervlakte dan 40 m² en geen groter bouwhoogte dan 3 meter hebben;
  3. k. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter wering van geluidhinder anders dan aangegeven onder i, luchtverontreiniging, brand- en explosiegevaar, mits de hoogte ten hoogste 6 meter bedraagt;
  4. l. het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur alsmede de waterhuishoudkundige en waterstaatkundige functie, waaronder in elk geval begrepen (riool)gemalen;
  5. m. het realiseren van visstoepen, te water laat plaatsen voor vaartuigen, waterinnamepunten ten behoeve van brandweer en landbouw en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  6. n. het oprichten van gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen, geen gebouw zijnde;
  7. o. het aanbrengen/oprichten van oeververbindingen (bruggen) voor fietsers en voetgangers, met dien verstande dat de hoogte, gemeten vanaf waterpeil ter plaatse, niet meer mag bedragen dan 5 meter;
  8. p. het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes tot een maximale inhoud van 50 m³;
  9. q. overschrijdingen van de krachtens de bepalingen in het plan toegelaten hoogte van bouwwerken, voor de bouw van dakopbouwen voor technische installaties, zoals liftopbouwen, ventilatie-installaties en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen niet vervullen;
  10. r. het plaatsen van vrijstaande reclame-objecten (zuilen en/of borden) met een maximale bouwhoogte van 10 m¹;
  11. s. het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde alsmede het uitvoeren van werkzaamheden alsmede het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de aanleg en instandhouding van boven- als ondergrondse ecovoorzieningen, zoals faunapassages en ecoduikers, binnen de in het plan gelegen bestemmingen, mits de bestemmingsbepalingen hierin niet voorzien, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken maximaal 2 meter bedraagt.

40.2 Voorwaarden

Een ontheffing als bedoeld in 40.1 mag slechts worden verleend als daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. het landschapsbeeld;
  3. c. de woonsituatie;
  4. d. de milieusituatie
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken.

40.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij de ontheffing als bedoeld in 40.1 nadere eisen (voorwaarden) stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen, ten aanzien van:

  1. a. de situering van bouwwerken;
  2. b. de situering van parkeervoorzieningen;
  3. c. de hoogte van bouwwerken;
  4. d. de situering, aard en omvang van werken, geen bouwwerken zijnde.

40.4 Ontheffing – Bed&Breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen om Bed&Breakfast toe te staan in (burger)woningen en (agrarische)bedrijfswoningen binnen de bestemmingen als bedoeld in hoofdstuk 2, indien dit niet op grond van een andere bepaling in dit plan toegestaan is, met dien verstande dat:

  1. a. de woonfunctie als hoofdfunctie gehandhaafd dient te blijven;
  2. b. de woning door de hoofdgebruiker dient te worden bewoond;
  3. c. de Bed&Breakfast voorziening binnen de ter plaatse, op grond van de bouwregelgeving, toegestane bebouwing (hoofdgebouw met de daarbij behorende bijgebouwen, aan- en uitbouwen) gerealiseerd dient te worden;
  4. d. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet mag (kunnen) functioneren als een zelfstandige woning;
  5. e. de ruimten binnen de woning waarin Bed&Breakfast wordt aangeboden dienen te voldoen aan de geldende bouwregelgeving, waaronder begrepen de gemeentelijke Bouwverordening en het Bouwbesluit;
  6. f. het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden, waarbij als parkeernorm geldt 1 parkeerplaats per kamer, tenzij blijkt dat het parkeren binnen het openbaar gebied niet leidt tot een onevenredige hinder voor de woonomgeving;
  7. g. de Bed&Breakfast voorziening geen onevenredige afbreuk mag veroorzaken aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  8. h. permanente bewoning niet is toegestaan;
  9. i. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex behouden dienen te blijven;
  10. j. Bed&Breakfast eigenaren een nachtregister moeten bijhouden, als bedoeld in de APV.

Artikel 41 Algemene Wijzigingsregels

41.1 Wijziging – Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
    De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en/of andere grenslijnen en aanduidingen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of anderszins een meetverschil of indien de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
  3. c. het wijzigen van de in dit plan geformuleerde uitwerkingsbepalingen en/of wijzigingsbepalingen betreffende het te realiseren % aan water in de uit te werken plandelen of te wijzigen plandelen (wijzigingsbevoegdheid), indien dit op basis van de op dat moment geldende klimaatscenario's noodzakelijk wordt geacht voor vaststelling van het uitwerkingsplan of wijzigingsplan;
  4. d. een andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen, dan wel bouwvlakken, bouwzones, bouwgrenzen en/of andere aangeduide zones, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat de verschuivingen in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bebouwingsvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;

met dien verstande dat:

  • de verwerkelijking van de in het plan begrepen gronden dient gewaarborgd te zijn. Dit betekent dat de bestemmingen door de wijziging niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • de wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

41.2 Wijziging – Lijst van bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 2 en bijlage 3 te wijzigen, ten behoeve van het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van bedrijven, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten ten aanzien van de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven.

41.3 Wijziging – Regelgeving

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten behoeve van het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan worden gewijzigd.

41.4 Wijziging – Normstelling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt noodzakelijk is en voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ordening niet schaadt, en voor zover niet reeds voorzien in de regels, door het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 20%, met dien verstande dat:

  • de verwerkelijking van de in het plan begrepen gronden gewaarborgd blijft. Dit betekent dat de bestemmingen door de wijziging niet onevenredig mogen worden aangetast;
  • de wijziging niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

41.5 Wijziging – Nutsvoorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen ten behoeve van het oprichten van transformatorgebouwen, gasdrukmeet- en regelstations, rioolgemalen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen van algemeen nut met een inhoud van ten hoogste 400 m3 en een bouwhoogte van maximaal 4 meter, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en welke op grond van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet kunnen worden gebouwd.

41.6 Wijziging – Fietspaden- en ruiterpaden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen ten behoeve van de aanleg van recreatieve fietsverbindingen en ruiterpaden door wijziging van enige bestemming in een bestemming 'Groen' met nadere aanduiding 'fietspaden' en/of 'ruiterpaden', waarbij na toepassing van de wijzing de bepalingen in artikel 6, zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

41.7 Wijziging – Verkeer

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen voor incidentele verbredingen, kleine verleggingen, bochtafsnijdingen e.d. van wegen en paden, door wijziging van enige bestemming in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3', waarbij na toepassing van de wijzing de bepalingen in artikel 11 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

41.8 Wijziging – Water

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen voor de incidentele aanleg van tochten, verbredingen van watergangen ten behoeve van de waterberging of noodwaterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen e.d., door wijziging van enige bestemming in een bestemming 'Water', waarbij na toepassing van de wijzing de bepalingen in artikel 12 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zijn.

41.9 Wijziging – Leidingenzone

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het plan te wijzigen voor het aanbrengen van de bestemming 'Leidingenzone' met een daarbij behorende vrijwaringszone en een daarop afgestemde set aan bestemmingsregels met betrekking tot de bestemmingomschrijving, de bouwregels, de ontheffingen en het aanlegvergunningstelsel, ten behoeve van de aanleg en instandhouding van leidingen, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (externe) veiligheid, de gevolgen voor het landschap, het reliëf en het agrarisch gebruik van de gronden, en er geen belemmeringen optreden voor overige functies en er geen verstoring optreedt van telecommunicatie en radarontvangst.

41.10 Wijzigingsbevoegdheid – 'wro-zone – wijzigingsgebied 1'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen de gebiedsaanduiding 'Wro-zone – wijzigingsgebied 1' te wijzigen ten behoeve van de bouw van nieuwe lint- of laanbebouwing of vernieuwing van bestaande lint- of laanbebouwing in de lintzone met inbegrip van een herindeling van de percelen, in de vorm van:

  1. 1. vrijstaande en halfvrijstaande woningen en woongebouwen:
  • met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen / (open) erven, in- en uitritten;
  • in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot maximaal 70 m²;
  1. 2. woon-werk combinaties, waarbij de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
  2. 3. de vestiging van maatschappelijke voorzieningen en/of kleinschalige bedrijven met dien verstande dat de bedrijfsactiviteiten behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3;
  3. 4. (ontsluitings)weg(en), fiets- en voetpaden alsmede watergangen met natuurlijke oevers of oeverbeschoeiingen;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. in het wijzigingsplan worden bouwvlakken opgenomen, waarbinnen de hoofdgebouwen (woningen), bedrijfsgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen behorende bij de woning dienen te worden gebouwd;
  2. b. de wijziging mag niet leiden tot een aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. bij de wijziging wordt nadrukkelijk aangesloten bij de bestaande stedenbouwkundige opzet in de aangrenzende gebieden. Uitgangspunt vormt een aansluiting bij de identiteit en opbouw van lint- of laanstructuur en de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving;
  4. d. voor de vaststelling van het wijzigingsplan dient ten behoeve van de bouw van (nieuwe) woningen vast te staan dat er een aanvaardbare milieuhygiënische situatie zal zijn gewaarborgd ten aanzien van de milieugevoelige objecten/functies. Dit betekent onder andere dat, de milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieubelemmeringen zijn bepaald, genoegzaam dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende relevante leefmilieuaspecten. In elk geval dient rekening gehouden te worden met de op de verbeelding opgenomen 'milieuzone';
  5. e. de geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten binnen de lintzone mag niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde volgens de Wet geluidhinder dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde door het bevoegde gezag conform de Beleidsregel Hogere waarden van de regio Midden Holland;
  6. f. de te realiseren lintzone dient duurzaam ontwikkeld te worden met inachtneming van de volgende milieukwaliteiten:
    1. 1. een te realiseren GPR gebouwscore van 7 ten aanzien van duurzaamheid;
    2. 2. het uitvoeren van de woningen met de vaste- en kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen;
    3. 3. het geluidniveau binnen alle woningen mag niet meer bedragen dan 33 dB;
  7. g. de ruimtelijke en architectonische vormgeving en de inrichtingsprincipes van het gebied worden neergelegd in beeldkwaliteitregels. In de beeldkwaliteitregels wordt onderscheid gemaakt in gebieden met een 'zware' en met een 'lichte' regie. Waar bebouwing opvallend in beeld is vanuit de openbare ruimte (langs de hoofdontsluitingsroute), zullen strikte randvoorwaarden aan de architectuur worden gesteld, waaronder begrepen de kleur van de bouwmaterialen, de presentatie en bebouwingsvorm van de ter plaatse op te richten gebouwen;
  8. h. in het uitwerkingsplan wordt de exacte ligging van de lokale (dwars) ontsluitingswegen en langzaamverkeersverbindingen vastgelegd. Nagestreefd wordt om binnen de lintzone om de 200 meter een aansluiting naar de omliggende (nieuwe) woon- en werkgebieden te maken in de vorm van een weg of een fietspad;
    Dit betekent dat de infrastructuur ter plaatse van of in de directe nabijheid van de opgenomen indicatieve infrastructuur wordt aangelegd c.q. overeenkomstig de opgenomen lijnstructuur de wegen worden aangelegd;
  9. i. in het wijzigingsplan wordt de exacte ligging van de waterstructuur vastgelegd, daarbij dient de waterstructuur aan te sluiten op de waterstructuur van de aangrenzende percelen;
  10. j. in het wijzigingsplan wordt tenminste 10% aan water gerealiseerd (procenten steeds berekend ten opzichte van de bruto-oppervlakte van het totale wijzigingsplan met dien verstande dat het water op het bouwperceel aaneengesloten aangelegd dient te worden (d.w.z. niet doodlopend en geen afzonderlijke waterpartijen) en zoveel mogelijk aan de voorzijde (de naar de naar weg georiënteerde zijde) van het perceel gesitueerd te worden;
  11. k. in het wijzigingsplan wordt de normering voor het te hanteren vloerpeil opgenomen. Daarbij geldt dat, ter voorkoming van wateroverlast op basis van het waterbergend vermogen van het peilgebied waarin het wijzigingsgebied is gesitueerd, het te hanteren vloerpeil nader wordt bepaald, met dien verstande dat vooraf het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard schriftelijk heeft ingestemd met de op te nemen normering;
  12. l. de parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd;
  13. m. uitsluitend toegestaan zijn vrijstaande, halfvrijstaande woningen, woongebouwen, alsmede bedrijfsgebouwen ten dienste van de woon-werk combinaties als bedoeld in 41.10, onder 2 en bedrijfsgebouwen als bedoeld in 41.10, onder 3;
  14. n. ten aanzien van de bebouwings- en gebruikregels voor woningen met de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen zoveel mogelijk het bepaalde in artikel 11 voor woningen in acht genomen wordt, met inachtneming van tevens de bepalingen in sub o tot en met sub aa van dit artikel;
  15. o. het bouwperceel mag tot maximaal 30% bebouwd worden;
  16. p. de inhoud van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en exclusief vrijstaande bijgebouwen en overkappingen, bedraagt maximaal 750 m³;
  17. q. het maximale oppervlak aan bedrijfsgebouwen per bouwperceel bedraagt ten hoogte 30%;
  18. r. de bouwhoogte van de woning bedraagt maximaal 10 meter;
  19. s. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 10 meter;
  20. t. de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen per woning of woongebouw bedraagt maximaal 70 m²;
  21. u. de goothoogte van aan- en uitbouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 30 centimeter en de bouwhoogte maximaal 5 meter;
  22. v. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3,50 meter;
  23. w. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 5,50 meter;
  24. x. de gebouwen gebouwd moeten worden in of achter de voorgevelrooilijn, die gesitueerd is op een afstand van 15 meter uit de as van de (aanliggende) weg;
  25. y. de afstand van het hoofdgebouw (woning of woongebouw), uitgezonderd voor halfvrijstaande woningen wat betreft de zijde waar de woningen aan elkaar zijn verbonden, en bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 5 meter;
  26. z. de afstand van nieuw op te richten hoofdbebouwing tot bestaande hoofdbebouwing op de naastliggende kavel bedraagt ten minste 10 meter, uitgezonderd voor halfvrijstaande woningen wat betreft de zijde waar de woningen aan elkaar zijn verbonden;
  27. aa. in het wijzigingsplan bepaald kan worden dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn onder voorwaarden ontheffing te verlenen voor verhoging van de toegestane hoogte met maximaal 3 meter, mits:
    1. 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet wordt aangetast;
    2. 2. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van een doelmatig en/of efficiënt gebruik van de bebouwing op het bouwperceel;
  28. ab. ter uitvoering van de bestemmingsdoeleinden burgemeester en wethouders bevoegd zijn nadere eisen te stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 39 van dit plan;
  29. ac. in het wijzigingsplan wordt de ligging van de (ontsluitings)weg(en) en voet- en fietspad(en) in een bestemming 'Verkeer – Wegverkeer 3-' vastgelegd als bedoeld in artikel 11;
  30. ad. in het wijzigingsplan het water vastgelegd wordt in de bestemming 'Water' als bedoeld in artikel 12.

41.11 Wro-zone – wijzigingsbevoegdheid 2

41.12 Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de bestemming(en) binnen de gebiedsaanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 3' te wijzigen ten behoeve van de aanleg van rotondes, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. de aanleg van de infrastructuur wordt uitgevoerd overeenkomstig een door de wegbeheerder opgesteld wegontwerp;
  2. b. door akoestisch onderzoek aangetoond is dat door aanpassing van de weg er geen sprake is van een reconstructie overeenkomstig de Wet geluidhinder, waardoor de geluidbelasting op woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen ter weerszijden van de weg, zonder extra maatregelen met meer dan 2 dB toeneemt;
  3. c. indien door akoestisch onderzoek aangetoond is dat door aanpassing van de weg er wel sprake is van een reconstructie overeenkomstig de Wet geluidhinder, moet alvorens het wijzigingsplan vastgesteld kan worden voldaan te worden aan het bepaalde in of krachtens de Wet geluidhinder. Dit betekent, dat bij vaststelling van het wijzigingsplan burgemeester en wethouders een hogere waarden besluit moeten hebben genomen;
  4. d. in het wijzigingsplan de infrastructuur met de daarbij behorende voorzieningen wordt vastgelegd in een bestemming 'Verkeer' met de daarbij behorende bouw- en gebruiksregels.

41.13 Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de bestemming(en) binnen de gebiedsaanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 4' te wijzigen ten behoeve:

  1. 1. een regionale ontsluitingsweg (verlegde N219) met maximaal 2x1 rijstrook inclusief een reserveringzone ten behoeve van aanpassing van de weg naar een wegprofiel van 2x2 rijstroken, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer – regionale infrastructuur' met inbegrip van de daarbij behorende rotondes, verkeerstechnische uitrusting, infrastructurele voorzieningen en eventueel geluidwerende voorzieningen en overige voorzieningen met uitzondering van verkooppunten van brandstoffen; (vernietigd bij uitspraak RvSt d.d. 10 augustus 2011 – 200906804/1/R1)
  2. 2. een HOV lijn, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer – hov reserveringszone' met de daarbij behorende voorzieningen;
  3. 3. de aanleg en instandhouding van een robuuste groenzone met een maximale breedte van 30 meter, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen – reserveringszone' met de daarbij behorende voorzieningen;
  4. 4. de aanleg en instandhouding van een ecologische en recreatieve verbindingszone met een maximale breedte van 30 meter, ter plaatse van de functieaanduiding 'ecologische verbindingszone' met de daarbij behorende voorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. a. vooraf overleg heeft plaatsgevonden met de betrokken wegbeheerder(s) omtrent de wijze waarop de weg en hov-lijn vormgegeven zal worden;
  2. b. de aanleg van de infrastructuur wordt vastgelegd conform een door de wegbeheerder opgesteld wegontwerp;
  3. c. het wegdek van de regionale gebiedsontsluitingsweg voor wegverkeer wordt uitgevoerd met een sterk geluidsabsorberend asfalt;
  4. d. door akoestisch onderzoek aangetoond is dat door de aanleg van de weg er geen sprake is van een reconstructie overeenkomstig de Wet geluidhinder, waardoor de geluidbelasting op bestaande woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen ter weerszijden van de weg, zonder extra maatregelen met meer dan 2 dB toeneemt;
  5. e. indien door akoestisch onderzoek aangetoond is dat door aanpassing van de weg er wel sprake is van een reconstructie overeenkomstig de Wet geluidhinder moet alvorens het wijzigingsplan vastgesteld kan worden, voldaan worden aan het bepaalde in of krachtens de Wet geluidhinder. Dit betekent, dat bij vaststelling van het wijzigingsplan burgemeester en wethouders een hogere waarden besluit moeten hebben genomen;
  6. f. de bestemmingen en daarbij behorende regels uit dit plan zoveel mogelijk van toepassing worden verklaard, tenzij vanwege stedenbouwkundige of milieu overwegingen en/of verkeerkundige overwegingen aangepaste regelgeving wenselijk is;
  7. g. bij de inrichting van de ecologische zone rekening gehouden wordt met de eisen vanuit het provinciaal beleid ten aanzien van de inrichting van ecologische verbindingszones.

41.14 Wro-zone – wijzigingsgebied 5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de bestemming(en) binnen de gebiedsaanduiding 'wro-zone – wijzigingsgebied 6' te wijzigen ten behoeve van de verbreding van de bestaande wegstructuur met inbegrip van bermen en vluchtstroken, met dien verstande dat:

  1. a. de aanleg van de infrastructuur wordt uitgevoerd overeenkomstig een door de wegbeheerder opgesteld wegontwerp;
  2. b. door akoestisch onderzoek aangetoond is dat door aanpassing van de weg er geen sprake is van een reconstructie overeenkomstig de Wet geluidhinder, waardoor de geluidbelasting op woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen ter weerszijden van de weg, zonder extra maatregelen met meer dan 2 dB toeneemt;
  3. c. indien door akoestisch onderzoek aangetoond is dat door aanpassing van de weg er wel sprake is van een reconstructie overeenkomstig de Wet geluidhinder, moet alvorens het wijzigingsplan vastgesteld kan worden voldaan te worden aan het bepaalde in of krachtens de Wet geluidhinder. Dit betekent, dat bij vaststelling van het wijzigingsplan burgemeester en wethouders een hogere waarden besluit moeten hebben genomen;
  4. d. in het wijzigingsplan de infrastructuur met de daarbij behorende voorzieningen wordt vastgelegd in een bestemming 'Verkeer' met de daarbij behorende bouw- en gebruiksregels.

Artikel 42 Algemeen Toetsingskader

42.1 Functie

De in dit artikel genoemde criteria gelden in ieder geval als (mede)toetsingskader voor het stellen van nadere eisen, het verlenen van ontheffing en het wijzigen van het plan.

42.2 Gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de objectieve gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken die ingevolge overheidsregels zijn toegelaten en gegeven de in de omgeving of op het perceel bestaande beperkingen redelijkerwijs kunnen worden uitgeoefend.

Onder meer wordt rekening gehouden met eventuele te verwachten gevolgen voor de waterhuishouding van omliggende gronden.

42.3 Stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit

Ten aanzien van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:

  1. a. de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  2. b. de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen;
  3. c. de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving;
  4. d. de situering van de gebouwen op het bouwperceel;
  5. e. het in standhouden c.q. tot stand brengen van een in stedenbouwkundig opzicht samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

42.4 Milieukwaliteit

Ten aanzien van de milieukwaliteit dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:

  1. a. de mate van hinder voor de omliggende functies;
  2. b. het verblijfsklimaat in de omgeving;
  3. c. de verkeersaantrekkende werking;
  4. d. de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen;
  5. e. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
  6. f. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
  7. g. de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit;
  8. h. de gevolgen voor duurzaamheidskwaliteiten.

42.5 Verkeersveiligheid

Ten aanzien van de verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:

  1. a. de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden;
  2. b. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
  3. c. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden;
  4. d. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.

42.6 Sociale veiligheid

Ten aanzien van de sociale veiligheid dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:

  1. a. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
  2. b. de mate waarin het toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.

42.7 Brandveiligheid en rampenbestrijding

Ten aanzien van de brandveiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:

  1. a. de aanwezigheid van vluchtwegen;
  2. b. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
  3. c. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.

42.8 Woon- en leefklimaat

Ten aanzien van het woon- en leefklimaat dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:

  1. a. de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte;
  2. b. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
  3. c. de bezonning;
  4. d. het uitzicht;
  5. e. privacy.

42.9 Landschapsbeeld

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het in stand houden c.q. tot stand brengen van een zo goed mogelijke inpassing van objecten in het bestaande c.q. het nieuw te ontwikkelen landschap, waarbij bij voorkeur wordt aangesloten op de landschappelijke structuren, open ruimten zoveel mogelijk worden vrijgehouden en bebouwing zoveel mogelijk wordt geclusterd.

Artikel 43 Algemene Procedureregels

43.1 Ontheffing

Bij toepassing van een ontheffing, dat onderdeel uitmaakt van het plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

43.2 Wijziging

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, dat onderdeel uitmaakt van het plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

43.3 Uitwerkingsplicht

Bij toepassing van de uitwerkingsplicht, dat onderdeel uitmaakt van het plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

43.4 Aanlegvergunning

Bij het verlenen van een aanlegvergunning, dat onderdeel uitmaakt van het plan, is de procedure als vervat in de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

43.5 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisenregeling, die onderdeel uitmaken van dit plan, is op de voorbereiding van een besluit voor de procedure als bedoel in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 44 Bepaling Inzake De Verwerkelijking Van Het Plan

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4 van de Wet ruimtelijk ordening wordt de verwerkelijking van het plan, voor zover het betreft de als zodanig op de verbeelding aangegeven gronden, in de naaste toekomst noodzakelijk geacht.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 45 Overgangsrecht

45.1 Overgangsrecht ten aanzien van bouwwerken

Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

45.2 Ontheffing vergroting

Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het bepaalde in 45.1, sub a voor het vergroten van de oppervlakte of inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde in 45.1, sub a met maximaal 10%.

45.3 Uitzonderingen op het overgangsrecht ten aanzien van bouwwerken

Het bepaalde in artikel 45.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

45.4 Overgangsrecht ten aanzien van het gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

45.5 Verandering strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in 50.4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

45.6 Onderbreking strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 45.4, na inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

45.7 Uitzonderingen op het overgangsrecht

Het bepaalde in 45.4 is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

45.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 46 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de naam:
Regels deel uitmakend van het bestemmingsplan 'Zuidplas West' van de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van Zevenhuizen-Moerkapelle d.d. 16-06-2009
De griffier, De voorzitter,
………. ………

Bijlagen Bij Regels